1. Inleiding

 

Tijdens de Algemene Beschouwingen in september jl. heeft de gemeenteraad van Delft in een motie de wens uitgesproken om een commissie Extern te organiseren met betrekking tot de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO).

 

Deze wet, waarvan de invoering per 1 januari 2006 is voorzien, komt in de plaats van de Wet Voorzieningen Gehandicapten, delen van de AWBZ en de Welzijnswet. De gemeente wordt verantwoordelijk voor de uitvoering van deze wet en moet in dit kader een 4-jarige nota opstellen. De voorgenomen wet heeft niet het karakter van een voorzieningenwet met individueel geformuleerde aanspraken; er wordt een aantal prestatievelden benoemd waarop de gemeente beleid moet voeren.

 

De WMO kan niet los gezien worden van de ontwikkelingen in de AWBZ. De AWBZ komt in de nieuwe plannen pas in beeld als ‘zware zorg’ vereist is, bijvoorbeeld voor ernstig chronisch zieken, dementerende ouderen, zwaar gehandicapten en chronische psychiatrische patiënten. De gemeente krijgt de verantwoordelijkheid voor de lichtere vormen van hulp en ondersteuning: huishoudelijke zorg en ondersteunende en activerende begeleiding. De indicatiestelling voor de resterende AWBZ-functies wordt verscherpt, met name voor verblijf. De indicatiestelling voor de AWBZ wordt mede om die reden gecentraliseerd.

 

Er is op dit moment nog onvoldoende zicht op de omvang van de toekomstige gemeentelijke kosten en toereikendheid van de compensatie daarvan door het Rijk. Hoewel de staatssecretaris bij diverse gelegenheden heeft tegengesproken dat het om een bezuiniging gaat, vormt de noodzaak om de stijgende uitgaven voor de AWBZ een halt toe te roepen een belangrijke achtergrond voor de invoering van de WMO.

 

 

 

De komst van de WMO zal ingrijpende gevolgen hebben voor burgers. Op dit moment hebben mensen een verzekerd recht op thuiszorg en heeft de gemeente een zorgplicht voor de Wet Voorzieningen Gehandicapten. De ‘vorm’ waarin het bieden van zekerheid aan burgers zal worden gegoten, zal een van de meest fundamentele vraagstukken zijn waar de gemeente  voor gesteld wordt. Organisatorisch en financieel verandert er nogal wat, terwijl de kwaliteit en continuďteit van de zorg en dienstverlening aan de burger gewaarborgd moeten zijn. Het veld van de WMO is zeer divers en complex. Een veelheid van partijen is bij de uitvoering betrokken: sociaal én fysiek; professioneel én vrijwillig; gesubsidieerd én financieel onafhankelijk. Dat vraagt om een samenhangend beleid én om een samenhangende uitvoering. Dat zal veel van het coördinerend vermogen van de gemeente vergen.

 

2. Doel commissie Extern

 

De boven beschreven wijzigingen leiden tot een aantal vragen. 
Doel van de avond is om middels een inventarisatie van vragen / thema’s die leven bij gemeenteraad en burgers/instellingen en organisaties op het gebied van de WMO inbreng te verkrijgen voor een door het college op te werken startnotitie.

 

3. Opzet avond

 

Door middel van een zestal workshops* wordt geďnventariseerd welke vragen leven bij de deelnemers aan de commissie Extern. 

 

De thema’s van de workshop zijn:

·         Zorg voor eigen zorg / huishoudelijke hulp.

·         Positie vrijwilligers / mantelzorgers.

·         Langer zelfstandig wonen (subthema: informatie & ondersteuning – basisinfrastructuur).

·         Activering & welzijnswerk.

·         Gemeentelijke regie (subthema: samenwerking met andere gemeenten).

·         WMO vanuit het klantperspectief.

 

De werkwijze bij de workshops is als volgt: de deelnemers zijn van tevoren gevraagd per workshop een stelling in te leveren.

De discussie gaat in de eerste ronde aan de hand van een door de organisatie uitgekozen stelling. Uit de eerste ronde volgen vragen en thema's, deze worden in de tweede ronde behandeld. Het resultaat komt op flappen, welke kort worden becommentarieerd door twee personen, welke de avond rond hebben gelopen.



* De workshops zijn verspreid over 6 ruimtes binnen het stadhuis.