Nota Kinderopvang het beleidskader | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Inhoudsopgave Voorstel Bijlagen: a. Begripsbepalingb. Capaciteit en bereik: landelijk en lokaal c. Stimuleringsmaatregelen vanaf 1990 tot en met 2002
Bijgaand treft u op hoofdlijnen de kaders van het (toekomstig) kinderopvangbeleid. Voorgesteld wordt om met deze hoofdlijnen akkoord te gaan. Op basis van deze hoofdlijnen volgt dan aanpassing van bestaand beleid en formulering van nieuw beleid. De hoofdlijnen vormen tevens het uitgangspunt om verdere uitbreiding op korte termijn op verantwoorde wijze te realiseren. Als achtergrondinformatie staan in de bijlagen van deze nota, hoofdstukken met begripsbepalingen (a), een overzicht van de capaciteit en het bereik (zowel landelijk als lokaal) (b) en een samenvatting van de rijksstimuleringsmaatregelen vanaf 1990 tot en met 2002 en de manier waarop Delft daarop beleid heeft gemaakt ©.
Aanleiding In de loop van een tiental jaren is er specifiek Delfts kinderopvangbeleid ontwikkeld. Dit beleid had met name betrekking op structurering, professionalisering, uitbreiding, rolverdeling. Nu deze aspecten goed zijn verankerd, is een bezinning op vragen als: "wat wil de gemeente Delft met kinderopvang bereiken en hoe kan dat", aan de orde. Sinds het begin van de jaren negentig hebben zich maatschappelijke (gewijzigde behoefte, spreiding risicos, concurrentie) en politieke (extra financieringsmogelijkheden uitbreidingen) ontwikkelingen voorgedaan, die ook om een antwoord vragen. Het klimaat voor het ontwikkelen van kinderopvang is gunstig. Er is nog steeds meer vraag dan aanbod, zowel landelijk als lokaal is er politieke prioriteit voor deze sector en niet het minst belangrijk: er is geld beschikbaar.
Visie op hoofdlijnen Kader De capaciteit is in Delft in tien jaar tijd als gevolg van rijksstimuleringsmaatregelen en gebaseerd op lokaal beleid enorm gestegen. Er is een diversiteit aan vormen van kinderopvang in Delft: hele dagopvang, verlengde dagopvang, halve dagopvang, buitenschoolse opvang voor 4-8 en voor 8-12 jarigen, peuterspeelzalen 3- en 5-urig en gastouderopvang. De verwachting is dat de groei nog verder zal toenemen. Er is vraag naar opvang, er komt aanbod van voorzieningen en er is geld om kinderopvang uit te breiden en te exploiteren. De vraag komt voort uit het aantal ouders/verzorgers dat zorg- en maatschappelijke taken met elkaar combineert en daardoor opvang voor hun kinderen nodig hebben. De huidige vraag is al vele malen groter dan het aanbod; dit blijkt o.a. uit de wachtlijsten. Het aanbod in de gemeente Delft is al groot; er zijn verschillende serieuze kandidaten die het aanbod op eigen risico verder willen uitbreiden. De financiën die nodig zijn voor verdere uitbreiding komt deels van de overheid en deels van het bedrijfsleven. Beide geledingen hebben in het verleden hun aandeel in de (substantiële) uitbreiding van kinderopvang op zich genomen; zij zullen dit ook in de toekomst doen. Visie: Kinderopvang - voor een goede toekomst Doel Het primaire doel van kinderopvang is: het bieden van de mogelijkheid aan ouders om de zorg voor kinderen (van nul tot twaalf jaar) te combineren met werk, studie of andere maatschappelijke activiteiten. Opvang is de kernfunctie, dat wil zeggen: het bieden van goede verzorging, opvoeding en spel- en ontwikkelingsmogelijkheden voor kinderen en het bieden van ontmoetingsmogelijkheden voor kinderen en ouders. Kinderopvang kan ouders ook steunen bij alledaagse opvoedingsvragen of signalering van opmerkelijke gedragingen. Binnen dit kader biedt kinderopvang, kinderen de mogelijkheid om in een veilige, uitdagende omgeving onder deskundige begeleiding te spelen met leeftijdgenootjes. Daarmee vervult de kinderopvang drie functies: samenlevingsgericht, oudergericht en kindgericht. Verantwoordelijkheden Er is een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de inhoud, het gebruik en de financiering van kinderopvang door: de ouders, het bedrijfsleven, overheid en de kinderopvanginstellingen. Elke partij heeft daarin een eigen rol en een of meerdere rollen ten opzichte van elkaar. De eerste verantwoordelijkheid voor de opvoedingstaak van kinderen ligt bij de ouders. Meer en meer kopen bedrijven voor hun werknemers kindplaatsen bij kindercentra. Op die manier kunnen werknemers (langer) hun werk beter met zorgtaken combineren. De Gemeente vervult een regierol. Dat wil zeggen niet zelf uitvoeren, maar zorgen dat de randvoorwaarden (organisatorisch en/of financieel) er zijn dat anderen dat kunnen doen. Vanuit deze rol stelt de Gemeente op basis van maatschappelijke en politieke ontwikkelingen het algemeen beleid vast: functies, spreidingsbeleid en criteria ten aanzien subsidieplaatsen. Daarnaast heeft de Gemeente een wetgevende en controlerende taak. De kinderopvangorganisaties zijn verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering en inhoud. Het staat ieder kindercentrum vrij om binnen de marges van de Verordening Kinderopvang, volgens eigen pedagogische inzichten, opvang te bieden. Door de diversiteit van aanbieders ontstaat een scala van opvangvoorzieningen. Ouders kunnen op die manier een gerichte keus maken; voor opvang die het meest aanspreekt, past bij de thuissituatie of daar een aanvulling op is. Uitbreidingen De komende jaren wil de Gemeente met name de uitbreiding van buitenschoolse opvang financieel stimuleren, omdat de capaciteit van deze vorm van opvang is achtergebleven bij die van hele dagopvang. Professionele kinderopvangorganisaties die hele dagopvang willen opzetten en exploiteren kunnen rekenen op randvoorwaardelijke en flankerende steun, zoals coördinatie bij het aanvragen van vergunningen en het doorlopen van procedures en garantstelling in samenwerking met het Waarborgfonds Kinderopvang. Zij krijgen geen investerings- of startsubsidies, omdat uit de Delftse praktijk is gebleken dat deze vorm van opvang kan worden opgezet en geëxploiteerd zonder financiële overheidssteun. Subsidiebeleid Tot nu toe koopt de Gemeente gesubsidieerde kindplaatsen exclusief bij Octopus. Om het aanbod voor ouders te vergroten, risicos te verkleinen en een gezonde concurrentie te stimuleren, zullen de komende jaren ook gesubsidieerde kindplaatsen bij andere professionele kinderopvangorganisaties worden gekocht. Gesubsidieerde kindplaatsen De Gemeente wil het aantal gesubsidieerde kindplaatsen de komende jaren verder uitbreiden: zowel voor de hele dagopvang als voor de buitenschoolse opvang. De subsidieplaatsen zijn bestemd voor Delftenaren die geen bedrijfsplaats via hun werkgever kunnen krijgen. Daarnaast zijn de gesubsidieerde kindplaatsen ook bedoeld voor speciale doelgroepen van het arbeidsmarkt- of sociale activeringsbeleid die zich richten op scholing, toeleiding tot werk en vrijwilligerswerk (nota buitenschoolse opvang: integraal en wijkgericht). De Gemeente zal deze plaatsen kopen, op basis van vastgestelde prijzen, bij verschillende professionele kinderopvangorganisaties verspreid over de stad. Criteria voor de aanbesteding van gesubsidieerde kindplaatsen zijn in ontwikkeling. Wijkgericht Kinderopvang hoort dicht bij huis en school. Zowel voor ouders als voor kinderen bieden voorzieningen in de buurt mogelijkheden voor verankering en sociale cohesie. Bovendien leveren kindercentra in de buurt minder verkeersmobiliteit op; dit is prettiger voor de kinderen (minder lang in een busje of taxi) en beter voor het milieu. Bij de keuze van locaties/accommodaties wordt rekening gehouden met fysieke mogelijkheden om met andere maatschappelijke/culturele/recreatieve/sportieve/educatie organisaties samen te werken op wijkniveau. De accommodaties zelf moeten toegerust zijn voor de functies van kinderopvang; dit wordt gecontroleerd door de Gemeente op basis van de Verordening Kinderopvang. Er is een spreidingsbeleid op wijkniveau vastgesteld, waarbij er een relatie is gelegd tussen het aantal kinderen per wijk en het aantal kinderopvangvoorzieningen (nota buitenschoolse opvang: integraal en wijkgericht). Multicultureel Kinderopvang dient zowel in organisatorische als in inhoudelijke zin een afspiegeling van de Delftse samenleving te zijn. Kinderen en ouders met diverse culturele en sociale achtergronden moeten zich kunnen identificeren en herkennen in de inrichting, het speelmateriaal, de leidsters en de groepsrituelen. Multiculturalisering is dus een criterium bij de beoordeling of er (door de gemeente gesubsidieerde) kindplaatsen gekocht worden bij een kinderopvangorganisatie. Daarbij wordt tevens een relatie gelegd met het wijkprofiel: het uiteindelijk doel is dat de wijk goed bediend wordt.
Nieuwe ontwikkelingen Kinderdienstencentra:
Vensterschool
Beleidsontwikkeling (externe) partners Het beleid zal in samenspraak met externe partners, na vaststelling van de hoofdlijnen, worden vormgegeven. Zowel vertegenwoordigers van scholen, maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven, ouders, kinderopvangorganisaties en gemeentelijke afdelingen zullen bij de uitwerking van verschillende deelaspecten, hun inbreng krijgen.
Onderzoek naar behoefte en tevredenheid De Gemeente wil aan de hand van concreet onderzoek aan (potentiële) ouder/verzorgers/kinderen vragen naar de tevredenheid van en wensen ten aanzien van gebruik van de verschillende vormen van kinderopvang. Dit kan ertoe leiden dat er in het kopen van gesubsidieerde kindplaatsen een verschuiving gaat plaatsvinden of zich een nieuwe vraag ontwikkelt. De Gemeente zal wanneer er vraag is naar nieuwe vormen van kinderopvang, waarop de markt (nog) niet inspeelt, vanuit de regierol, aanbieders stimuleren en zelf het voorbeeld geven door gesubsidieerde kindplaatsen te kopen. Een herbezinning op de 3-urige speelzalen zal zeker plaatsvinden omdat duidelijk is dat de behoefte aan deze vorm van opvang terugloopt. Samenvattend voorstel
BEGRIPSBEPALING Definities
Doel kinderopvang Het primaire doel van kinderopvang is het bieden van de mogelijkheid aan ouders om de zorg voor kinderen (van nul tot twaalf jaar) te combineren met werk en andere maatschappelijke activiteiten. Opvang is de kernfunctie, dat wil zeggen: het bieden van goede verzorging, opvoeding en spel- en ontwikkelingsmogelijkheden voor kinderen en het bieden van ontmoetingsmogelijkheden voor kinderen en ouders. Er is een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de inhoud, het gebruik en de financiering van kinderopvang door: de ouders, het bedrijfsleven, overheid en de kinderopvanginstellingen (zie rolverdeling).
Functies kinderopvang De Gemeente erkent drie functieniveaus. De daaronder genoemde aspecten vormen een essentieel onderdeel van het te bereiken doel.
Ad. Samenlevingsgerichte functies 1. Bevorderen van maatschappelijke participatie
2. Versterken van de economie
3. Versterken van sociale verbanden
Ad. Oudergerichte functies 1. Opvang
2. Informatie-uitwisseling ouders en leiding
3. Ontmoeting
4. Ouderparticipatie
5. Algemene voorlichting
Ad. Kindgerichte functies 1. Verzorging
2. Geborgenheid
3. Stimulering van spelen Het stimuleren van spelen door het bieden van:
4. Ontmoeting
5. Pedagogische continuïteit
6. Stimuleren van ontwikkeling Het scheppen van ontwikkelingsmogelijkheden op het gebied van:
7. Herkennen van ontwikkelingsproblemen
Rolverdeling Gemeente-bedrijfsleven-ouders-kinderopvangorganisaties De Gemeente is niet als enige verantwoordelijk voor de kinderopvang; ook het bedrijfsleven,de ouders en de kinderopvangorganisaties spelen hierin een belangrijke rol. Een heldere rolverdeling is essentieel om de verwachtingen te managen. Ouders
De relatie van de gemeente met de ouders wordt bepaald door drie doelstellingen:
Kinderopvangorganisaties
Gemeente
1. Inhoudelijk niveau 2. Voorzieningenniveau
Ad. 2.
Ad. 3
Op al deze drie niveaus is de gemeentelijke relatie met de uitvoerende instellingen zichtbaar. (Nieuw) beleid wordt vastgesteld nadat de direct betrokkenen (kinderopvanginstellingen, ouders en kinderen en bedrijven) hierover geraadpleegd zijn. De regisserende rol ten opzichte van de uitvoerende instellingen geeft de Gemeente vorm door het afsluiten van budgetovereenkomsten, waarin volume- en prestatie-afspraken vast worden gelegd. Ook draagt de Gemeente zorg voor aanbestedingsprocedures rond uitbreidingsmogelijkheden.
BIJLAGE B CAPACITEIT KINDEROPVANG Landelijk Het aantal kindplaatsen is gegroeid van ruim 22.000 in 1989 (voor de eerste stimuleringsmaatregel) naar 89.000 plaatsen in 1997. Dit betekent een groei van 304 % van deze sector. De omzet in de kinderopvang bedroeg eind 1997 ruim 1 miljard, waarvan er 32% voor rekening van de overheid kwam. Ouders inclusief werknemers betaalden 46%, terwijl de bedrijven en instellingen 22% voor hun rekening namen. De bezettingsgraad van de voorzieningen verdeeld over de leeftijdscategorieën van 0 tot 12 jaar bedraagt in 1997 88 % (Bron: Info Kinderopvang 1999)
Lokaal Het aantal kindplaatsen is gegroeid van een kleine 200 ( hele dagopvang 138, halve dagopvang 18, peuterplus 18 en buitenschoolse opvang 45; halve dagopvang, peuterplus/b.s.o. telt voor 0.66 kindplaats) in 1989 naar 1.050 in 1999. Dit betekent een groei van 425 % van deze sector in de Gemeente Delft. Bedrijven en particulieren kopen ruim 80% van het totaal van hele dagopvang. Er zijn ongeveer 30 kinderopvangorganisaties in Delft die een of meer vormen van kinderopvang exploiteren. Het bereik in de Gemeente Delft ligt op:
1 kindplaats peuteropvang op 3.89 kinderen. Capaciteit in Delft onderverdeeld naar wijk, soort en vorm financiering (per 1 april 1999)
1=gesubsidieerd 2=(gedeeltelijk) gesubsidieerd/bedrijfsgefinancierd-particulier 3=particulier-bedrijfsgefinancierd (De capaciteit van kinderopvang wordt uitgedrukt in het aantal kindplaatsen en niet in het aantal kinderen dat opgevangen wordt.Omdat kinderen over het algemeen de voorzieningen een aantal dagen/dagdelen bezoekt, maken meerdere kinderen gebruik van één kindplaats).
BIJLAGE C STIMULERINGSMAATREGELEN VANAF 1990 TOT EN MET 2002 1990 1991 - 1993 De eerste Stimuleringsmaatregel Kinderopvang ging over de periode 1990 tot en met 1993. Doelstelling van het Rijk was om 49.000 kindplaatsen uit te breiden. Een van de inhoudelijke doelstellingen was dat de kinderopvang de mogelijkheid vergroot voor ouders om baan en kind te combineren en op die manier de arbeidsdeelname van vrouwen kan vergroten. De uitbreidingen verliepen via de regie van de gemeenten. Zij ontvingen daarvoor een bijdrage van 5.300 per nieuwe kindplaats. De gemeenten hadden grote vrijheid om de uit te breiden capaciteit qua soort aan te passen aan de vraag. Voorwaarde was dat 70 % van de nieuwe capaciteit beschikbaar zou komen voor het bedrijfsleven. De bedrijven ontvingen bij uitbreiding een premie van de gemeenten. De Gemeente Delft heeft in het kader van deze regeling in eerste instantie in 1990 uitbreidingscapaciteit en -financiering voor 218 kindplaatsen gekregen. Dit is in 1991 uitgebreid naar 412.6. Het verzoek van de gemeente om meer te mogen uitbreiden is gehonoreerd; extra uitbreiding van 58 kindplaatsen is door het Rijk toegekend. Het totaal aantal uit te breiden plaatsen voor deze periode kwam daarmee op 470.6.
1994-1995 Deze stimuleringsmaatregel kende een tweeledig doel: enerzijds het in stand houden van de gerealiseerde capaciteit, anderzijds het bewerkstelligen van verdere groei via de bedrijfsopvang. 1996 Vanaf 1996, zijn de middelen naar de gemeenten gedecentraliseerd en gestort in het Gemeentefonds; dit is voor alle Gemeenten wel met een zgn. decentralisatiekorting van 17% gepaard gegaan. 1997-2000 De Tijdelijke Stimuleringsmaatregel Buitenschoolse opvang beoogde de achterstand in capaciteit van de buitenschoolse opvang op te heffen, het aanbod te vernieuwen door middel van samenwerking met andere sectoren en het aanbod met name aantrekkelijk te maken voor de kinderen in de leeftijd van 8-12 jaar. Landelijk zouden er 26.000 kindplaatsen buitenschoolse opvang bijkomen. De bijdragen die Gemeenten ontvangen voor een uitgebreide plaats bedroeg voor de periode 1997-2000 9.300. De Gemeente Delft heeft in aanvang een uitbreidingscapaciteit en -financiering toegezegd gekregen van 108.7 kindplaatsen; dit is op verzoek van de Gemeente uitgebreid naar 147.7. Op basis van een openbare aanbesteding zijn er verzoeken gekomen van acht verschillende (Delftse) kinderopvangorganisaties om 441 kindplaatsen uit te breiden. In de eerste beoordelingsronde zijn 185 kindplaatsen toegekend. Tussentijds zijn nog eens 112 kindplaatsen toegekend; de overige 256 kindplaatsen wachten op goedkeuring op het moment dat het Rijk helderheid geeft over het extra volume voor uitbreiding als gevolg van het Regeerakkoord. Hiermee zijn twee belangrijke lokale doelstellingen bereikt: het uitbreiden volgens vastgestelde criteria en het spreiden van exploitatierisico over meerdere kinderopvangorganisaties. 1997 tot en met 2002 Er is een nieuwe Stimuleringsmaatregel aangekondigd die de periode 1997 tot en met 2002 beslaat; de Tijdelijke Stimulering Buitenschoolse Opvang gaat hierin op; de termijn voor de uitbreidingen wordt dus verlengd. In totaliteit is het streven om een uitbreiding van 71.000 kindplaatsen te realiseren; dit kunnen zowel hele dagopvang- als buitenschoolse opvangplaatsen zijn; zowel gesubsidieerd als bedrijfsgefinancierd. Een structurele bijdrage per uitgebreide kindplaats zal rond de 3.500 liggen. Naast de bijdragen aan de gemeenten zijn er fiscale maatregelen voor ouders en bedrijven. In een vooraankondiging heeft de Gemeente Delft een uitbreiding van rond de 400 kindplaatsen toegezegd gekregen. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
![]() |
![]() |