30 March 2000

Nota Kinderopvang het beleidskader
 


naar agenda


Inhoudsopgave

Voorstel
Aanleiding
Visie op hoofdlijnen

Bijlagen:

a. Begripsbepaling
b. Capaciteit en bereik: landelijk en lokaal
c. Stimuleringsmaatregelen vanaf 1990 tot en met 2002


Voorstel

Bijgaand treft u op hoofdlijnen de kaders van het (toekomstig) kinderopvangbeleid. Voorgesteld wordt om met deze hoofdlijnen akkoord te gaan. Op basis van deze hoofdlijnen volgt dan aanpassing van bestaand beleid en formulering van nieuw beleid. De hoofdlijnen vormen tevens het uitgangspunt om verdere uitbreiding op korte termijn op verantwoorde wijze te realiseren.

Als achtergrondinformatie staan in de bijlagen van deze nota, hoofdstukken met begripsbepalingen (a), een overzicht van de capaciteit en het bereik (zowel landelijk als lokaal) (b) en een samenvatting van de rijksstimuleringsmaatregelen vanaf 1990 tot en met 2002 en de manier waarop Delft daarop beleid heeft gemaakt ©.

 

Aanleiding

In de loop van een tiental jaren is er specifiek Delfts kinderopvangbeleid ontwikkeld. Dit beleid had met name betrekking op structurering, professionalisering, uitbreiding, rolverdeling. Nu deze aspecten goed zijn verankerd, is een bezinning op vragen als: "wat wil de gemeente Delft met kinderopvang bereiken en hoe kan dat", aan de orde.

Sinds het begin van de jaren negentig hebben zich maatschappelijke (gewijzigde behoefte, spreiding risico’s, concurrentie) en politieke (extra financieringsmogelijkheden uitbreidingen) ontwikkelingen voorgedaan, die ook om een antwoord vragen.

Het klimaat voor het ontwikkelen van kinderopvang is gunstig. Er is nog steeds meer vraag dan aanbod, zowel landelijk als lokaal is er politieke prioriteit voor deze sector en niet het minst belangrijk: er is geld beschikbaar.

 

Visie op hoofdlijnen

Kader

De capaciteit is in Delft in tien jaar tijd als gevolg van rijksstimuleringsmaatregelen en gebaseerd op lokaal beleid enorm gestegen. Er is een diversiteit aan vormen van kinderopvang in Delft: hele dagopvang, verlengde dagopvang, halve dagopvang, buitenschoolse opvang voor 4-8 en voor 8-12 jarigen, peuterspeelzalen 3- en 5-urig en gastouderopvang.

De verwachting is dat de groei nog verder zal toenemen. Er is vraag naar opvang, er komt aanbod van voorzieningen en er is geld om kinderopvang uit te breiden en te exploiteren. De vraag komt voort uit het aantal ouders/verzorgers dat zorg- en maatschappelijke taken met elkaar combineert en daardoor opvang voor hun kinderen nodig hebben. De huidige vraag is al vele malen groter dan het aanbod; dit blijkt o.a. uit de wachtlijsten. Het aanbod in de gemeente Delft is al groot; er zijn verschillende serieuze kandidaten die het aanbod op eigen risico verder willen uitbreiden. De financiën die nodig zijn voor verdere uitbreiding komt deels van de overheid en deels van het bedrijfsleven. Beide geledingen hebben in het verleden hun aandeel in de (substantiële) uitbreiding van kinderopvang op zich genomen; zij zullen dit ook in de toekomst doen.

Visie: Kinderopvang - voor een goede toekomst

Doel

Het primaire doel van kinderopvang is: het bieden van de mogelijkheid aan ouders om de zorg voor kinderen (van nul tot twaalf jaar) te combineren met werk, studie of andere maatschappelijke activiteiten. Opvang is de kernfunctie, dat wil zeggen: het bieden van goede verzorging, opvoeding en spel- en ontwikkelingsmogelijkheden voor kinderen en het bieden van ontmoetingsmogelijkheden voor kinderen en ouders. Kinderopvang kan ouders ook steunen bij alledaagse opvoedingsvragen of signalering van opmerkelijke gedragingen. Binnen dit kader biedt kinderopvang, kinderen de mogelijkheid om in een veilige, uitdagende omgeving onder deskundige begeleiding te spelen met leeftijdgenootjes.

Daarmee vervult de kinderopvang drie functies: samenlevingsgericht, oudergericht en kindgericht.

Verantwoordelijkheden

Er is een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de inhoud, het gebruik en de financiering van kinderopvang door: de ouders, het bedrijfsleven, overheid en de kinderopvanginstellingen. Elke partij heeft daarin een eigen rol en een of meerdere rollen ten opzichte van elkaar.

De eerste verantwoordelijkheid voor de opvoedingstaak van kinderen ligt bij de ouders.

Meer en meer kopen bedrijven voor hun werknemers kindplaatsen bij kindercentra. Op die manier kunnen werknemers (langer) hun werk beter met zorgtaken combineren.

De Gemeente vervult een regierol. Dat wil zeggen niet zelf uitvoeren, maar zorgen dat de randvoorwaarden (organisatorisch en/of financieel) er zijn dat anderen dat kunnen doen. Vanuit deze rol stelt de Gemeente op basis van maatschappelijke en politieke ontwikkelingen het algemeen beleid vast: functies, spreidingsbeleid en criteria ten aanzien subsidieplaatsen. Daarnaast heeft de Gemeente een wetgevende en controlerende taak.

De kinderopvangorganisaties zijn verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering en inhoud. Het staat ieder kindercentrum vrij om binnen de marges van de Verordening Kinderopvang, volgens eigen pedagogische inzichten, opvang te bieden. Door de diversiteit van aanbieders ontstaat een scala van opvangvoorzieningen. Ouders kunnen op die manier een gerichte keus maken; voor opvang die het meest aanspreekt, past bij de thuissituatie of daar een aanvulling op is.

Uitbreidingen

De komende jaren wil de Gemeente met name de uitbreiding van buitenschoolse opvang financieel stimuleren, omdat de capaciteit van deze vorm van opvang is achtergebleven bij die van hele dagopvang. Professionele kinderopvangorganisaties die hele dagopvang willen opzetten en exploiteren kunnen rekenen op randvoorwaardelijke en flankerende steun, zoals coördinatie bij het aanvragen van vergunningen en het doorlopen van procedures en garantstelling in samenwerking met het Waarborgfonds Kinderopvang. Zij krijgen geen investerings- of startsubsidies, omdat uit de Delftse praktijk is gebleken dat deze vorm van opvang kan worden opgezet en geëxploiteerd zonder financiële overheidssteun.

Subsidiebeleid

Tot nu toe koopt de Gemeente gesubsidieerde kindplaatsen exclusief bij Octopus. Om het aanbod voor ouders te vergroten, risico’s te verkleinen en een gezonde concurrentie te stimuleren, zullen de komende jaren ook gesubsidieerde kindplaatsen bij andere professionele kinderopvangorganisaties worden gekocht.

Gesubsidieerde kindplaatsen

De Gemeente wil het aantal gesubsidieerde kindplaatsen de komende jaren verder uitbreiden: zowel voor de hele dagopvang als voor de buitenschoolse opvang. De subsidieplaatsen zijn bestemd voor Delftenaren die geen bedrijfsplaats via hun werkgever kunnen krijgen. Daarnaast zijn de gesubsidieerde kindplaatsen ook bedoeld voor speciale doelgroepen van het arbeidsmarkt- of sociale activeringsbeleid die zich richten op scholing, toeleiding tot werk en vrijwilligerswerk (nota buitenschoolse opvang: integraal en wijkgericht).

De Gemeente zal deze plaatsen kopen, op basis van vastgestelde prijzen, bij verschillende professionele kinderopvangorganisaties verspreid over de stad. Criteria voor de aanbesteding van gesubsidieerde kindplaatsen zijn in ontwikkeling.

Wijkgericht

Kinderopvang hoort dicht bij huis en school. Zowel voor ouders als voor kinderen bieden voorzieningen in de buurt mogelijkheden voor verankering en sociale cohesie. Bovendien leveren kindercentra in de buurt minder verkeersmobiliteit op; dit is prettiger voor de kinderen (minder lang in een busje of taxi) en beter voor het milieu.

Bij de keuze van locaties/accommodaties wordt rekening gehouden met fysieke mogelijkheden om met andere maatschappelijke/culturele/recreatieve/sportieve/educatie organisaties samen te werken op wijkniveau. De accommodaties zelf moeten toegerust zijn voor de functies van kinderopvang; dit wordt gecontroleerd door de Gemeente op basis van de Verordening Kinderopvang.

Er is een spreidingsbeleid op wijkniveau vastgesteld, waarbij er een relatie is gelegd tussen het aantal kinderen per wijk en het aantal kinderopvangvoorzieningen (nota buitenschoolse opvang: integraal en wijkgericht).

Multicultureel

Kinderopvang dient zowel in organisatorische als in inhoudelijke zin een afspiegeling van de Delftse samenleving te zijn. Kinderen en ouders met diverse culturele en sociale achtergronden moeten zich kunnen identificeren en herkennen in de inrichting, het speelmateriaal, de leidsters en de groepsrituelen. Multiculturalisering is dus een criterium bij de beoordeling of er (door de gemeente gesubsidieerde) kindplaatsen gekocht worden bij een kinderopvangorganisatie. Daarbij wordt tevens een relatie gelegd met het wijkprofiel: het uiteindelijk doel is dat de wijk goed bediend wordt.

 

Nieuwe ontwikkelingen

Kinderdienstencentra:

De Gemeente gaat inspelen op een nieuwe ontwikkeling waarbij er vanuit kindercentra ondersteunende diensten aan ouders zullen worden aangeboden (zoals was- en strijkservice, tuinonderhoud, boodschappen- en klussendiensten) om de zorg- en werktaken beter met elkaar te kunnen combineren of te vergemakkelijken.

Vensterschool

De behoefte aan buitenschoolse activiteiten blijft groeien. Deze behoefte komt zowel van ouders (die zorg- en werktaken combineren of als opvoedignsondersteuning) als van kinderen (onveilige of onaantrekkelijke woonomgeving; samen willen spelen). De Gemeente gaat in samenwerking met onderwijsinstellingen het Vensterschoolconcept uitwerken.

Beleidsontwikkeling (externe) partners

Het beleid zal in samenspraak met externe partners, na vaststelling van de hoofdlijnen, worden vormgegeven. Zowel vertegenwoordigers van scholen, maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven, ouders, kinderopvangorganisaties en gemeentelijke afdelingen zullen bij de uitwerking van verschillende deelaspecten, hun inbreng krijgen.

 

Onderzoek naar behoefte en tevredenheid

De Gemeente wil aan de hand van concreet onderzoek aan (potentiële) ouder/verzorgers/kinderen vragen naar de tevredenheid van en wensen ten aanzien van gebruik van de verschillende vormen van kinderopvang. Dit kan ertoe leiden dat er in het kopen van gesubsidieerde kindplaatsen een verschuiving gaat plaatsvinden of zich een nieuwe vraag ontwikkelt. De Gemeente zal wanneer er vraag is naar nieuwe vormen van kinderopvang, waarop de markt (nog) niet inspeelt, vanuit de regierol, aanbieders stimuleren en zelf het voorbeeld geven door gesubsidieerde kindplaatsen te kopen.

Een herbezinning op de 3-urige speelzalen zal zeker plaatsvinden omdat duidelijk is dat de behoefte aan deze vorm van opvang terugloopt.

Samenvattend voorstel

  • Het primaire doel van kinderopvang is opvang. Er is een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de inhoud, het gebruik en de financiering van kinderopvang door: de ouders, het bedrijfsleven, overheid en de kinderopvanginstellingen.
  • De komende jaren zal de uitbreiding van buitenschoolse opvang financieel gestimuleerd worden. Het aantal gesubsidieerde kindplaatsen wordt uitgebreid.
  • De Gemeente zal ook bij andere professionele kinderopvangorganisaties dan Octopus gesubsidieerde kindplaatsen gaan inkopen. Kinderopvangorganisaties die zowel in organisatorisch als in inhoudelijk opzicht een afspiegeling van de Delftse (wijk)samenleving zijn, krijgen de voorkeur.
  • Kinderopvang hoort dicht bij huis en school, aansluitend op de profielen van de wijken.
  • De Gemeente zal in samenwerking met externe partners inspelen op nieuwe ontwikkelingen, zoals kinderdienstencentrum en vensterschoolconcept. Met externe partners zal ook het beleid verder vorm gegeven worden.
  • De Gemeente zal een onderzoek doen naar de behoefte en naar de tevredenheid.

BIJLAGE A

BEGRIPSBEPALING

Definities

  • Kinderopvang: het op één of meer dagen per week, in georganiseerd verband en tegen geldelijke vergoeding bieden van onderdak, verzorging, begeleiding en opvoeding gedurende meer dan twee uur per dag aan kinderen afkomstig uit meerdere huishoudens in de leeftijd van 6 weken tot het moment waarop zij het basisonderwijs verlaten.
  • Gastouderopvang: het door een gastouder op één of meer dagen per week, binnen de eigen huishouding of binnen de houding van de ouder(s)/verzorger(s) bieden van kinderopvang aan gelijktijdig maximaal vier kinderen afkomstig uit meerdere huishoudens in de leeftijd van 6 weken tot het moment waarop zij het basisonderwijs verlaten.
  • Kinderdagverblijf: een ruimtelijke voorziening voor kinderopvang uitsluitend voor kinderen vanaf 0 jaar tot het moment waarop zij het basisonderwijs kunnen volgen.
  • Peuterspeelzaal: een ruimtelijke voorziening voor kinderopvang uitsluitend voor kinderen vanaf twee jaar tot het moment waarop zij het basisonderwijs kunnen volgen.
  • Een peuterspeelzaal biedt aan kinderen van twee tot vier jaar een veilige maar tegelijk uitdagende omgeving om zich te ontwikkelen. De leidsters begeleiden en activeren de kinderen in het ontmoeten van en het spelen met leeftijdgenootjes. De openingstijden variëren per speelzaal. Sommige speelzalen bieden 3-uurs opvang, andere bieden 5-uurs opvang. In de regel in de ochtenden.
  • Buitenschools kinderdagverblijf: een ruimtelijke voorziening voor kinderopvang uitsluitend voor kinderen die basisonderwijs volgen, geopend op tijden waarop de kinderen niet naar school gaan.

 

Doel kinderopvang

Het primaire doel van kinderopvang is het bieden van de mogelijkheid aan ouders om de zorg voor kinderen (van nul tot twaalf jaar) te combineren met werk en andere maatschappelijke activiteiten. Opvang is de kernfunctie, dat wil zeggen: het bieden van goede verzorging, opvoeding en spel- en ontwikkelingsmogelijkheden voor kinderen en het bieden van ontmoetingsmogelijkheden voor kinderen en ouders.

Er is een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de inhoud, het gebruik en de financiering van kinderopvang door: de ouders, het bedrijfsleven, overheid en de kinderopvanginstellingen (zie rolverdeling).

 

Functies kinderopvang

De Gemeente erkent drie functieniveau’s. De daaronder genoemde aspecten vormen een essentieel onderdeel van het te bereiken doel.

  • Samenlevingsgerichte functies
  • Oudergerichte functies
  • Kindgerichte functies

Ad. Samenlevingsgerichte functies

1. Bevorderen van maatschappelijke participatie

Het leveren van een bijdrage aan de bevordering van maatschappelijke particpipatie (van vrouwen). Kinderopvang maakt het mogelijk dat ouders de zorg voor kinderen kunnen combineren met maatschappelijke activiteiten, waaronder werk.

2. Versterken van de economie

Het ervoor zorgen dat ouders met kinderen (langer) maatschappelijk actief kunnen blijven. Hiermee vervult kinderopvang zowel een belangrijke maatschappelijke als economische functie. Uitbreiding in de kinderopvang heeft bovendien direct effect op de werkgelegenheid, doordat er arbeidsplaatsen bijkomen.

3. Versterken van sociale verbanden

Het verbeteren van de leefomgeving van kinderen en ouders/verzorgers door het versterken van sociale verbanden. Kinderopvangvoorzieningen bieden, als ze goed ingebed zijn in de buurt, een centraal punt waar ouders en verschillende culturen elkaar kunnen ontmoeten en waar kinderen de ruimte krijgen te spelen en een gezonde sociale ontwikkeling kunnen doormaken.

Ad. Oudergerichte functies

1. Opvang

Het voor een bepaalde tijd bieden van onderdak aan kinderen in de leeftijd van nul tot dertien jaar, en het tijdelijk overnemen van de opvoedingsverantwoordelijkheid.

2. Informatie-uitwisseling ouders en leiding

Het onderhouden van contacten met de ouders. Het gaat hierbij veelal om wetenswaardigheden en kind-specifieke voorlichting, maar ook om het informeren over problemen die de leiding bij de kinderen heeft herkend.

3. Ontmoeting

Het bieden van mogelijkheden voor ontmoeting van ouders onderling. Deze contacten kunnen variëren van "sociale" contacten tot uitwisseling van ervaringen.

4. Ouderparticipatie

Het bieden van mogelijkheden tot participatie, variërend van het klussen in het kindercentrum tot het invloed hebben op het pedagogisch- en instellingsbeleid.

5. Algemene voorlichting

Het bieden van algemene voorlichting aan ouders over de organisatie, bedrijfsvoering en dagelijkse aanpak van de voorziening.

Ad. Kindgerichte functies

1. Verzorging

Het bieden van emotionele en materiële verzorging; zorg dragen voor de hygiëne (gezondheid).

2. Geborgenheid

Het bieden van een veilige en geborgen sfeer.

3. Stimulering van spelen

Het stimuleren van spelen door het bieden van:

a. een speciaal op de leeftijd afgestemde stimulerende speelomgeving;

b. voldoende veelzijdig, op de ontwikkelingsfase afgestemd spel- enontwikkelingsmateriaal;

c. spelondersteuning (zowel individueel als in groepsverband).

Op deze manier worden veelzijdige speelervaring mogelijk gemaakt.

4. Ontmoeting

Het bieden van de mogelijkheid tot samenspel en contact tussen kinderen onderling en tussen kinderen en leiding.

5. Pedagogische continuïteit

Het bieden van een vertrouwde opvangsituatie voor het kind, die aansluit bij de thuissituatie. Bij de afstemming met de opvoeding thuis is een goed contact tussen groepsleiding en ouders een voorwaarde.

6. Stimuleren van ontwikkeling

Het scheppen van ontwikkelingsmogelijkheden op het gebied van:

  • motorische ontwikkeling
  • emotionele ontwikkeling
  • sociale ontwikkeling
  • cognitieve ontwikkeling
  • creatieve ontwikkeling
  • taalontwikkeling
  • ontwikkeling van identiteit en zelfredzaamheid

7. Herkennen van ontwikkelingsproblemen

Het herkennen van stagnatie of achterstand in de ontwikkeling van het kind.

Rolverdeling Gemeente-bedrijfsleven-ouders-kinderopvangorganisaties

De Gemeente is niet als enige verantwoordelijk voor de kinderopvang; ook het bedrijfsleven,de ouders en de kinderopvangorganisaties spelen hierin een belangrijke rol.

Een heldere rolverdeling is essentieel om de verwachtingen te managen.

Ouders

De ouders zijn en blijven eerstverantwoordelijk voor het welzijn van hun kind. Een verantwoordelijkheid die de Gemeente niet kan en wil overnemen. De ouders zijn medefinancier doordat zij een ouderbijdrage betalen voor de opvang van hun kind.

De relatie van de gemeente met de ouders wordt bepaald door drie doelstellingen:

  • de Gemeente wil een aanbod creëren dat afgestemd is op de behoeften;
  • de Gemeente wil een basiskwaliteit garanderen;
  • de Gemeente wil waarborgen dat ouders invloed kunnen uitoefenen op het beleid van de uitvoerende instellingen;

Bedrijfsleven

De bedrijven zijn een belangrijke partner omdat zij meer dan de helft van het aantal kindplaatsen in de kindercentra afnemen en financieren. De behoefte van de bedrijven is dus in grote mate bepalend voor zowel de kwalitatieve als de kwantitatieve vraag en daarmee voor de vormgeving van het aanbod.

Kinderopvangorganisaties

De inhoudelijke verantwoordelijkheid (o.a. soort pedagogisch beleid, personeelsbeleid, bedrijfsvoering) is een primaire taak van de voorzieningen. De gemeentelijke rol kan zich daardoor beperken tot het sturen op hoofdlijnen. Dit gebeurt middels de kwaliteitseisen zoals verwoordt in de Verordening Kinderopvang.

Gemeente

Ten aanzien van de kinderopvang zijn er drie beleidsniveau’s te onderscheiden waarvoor, vanuit de regierol, de Gemeente verantwoordelijkheid draagt.

1. Inhoudelijk niveau

2. Voorzieningenniveau

3. Integraal niveau

Ad. 1.

De Gemeente heeft een wetgevende en controlerende taak: het vaststellen van de gemeentelijke kwaliteitseisen en het erop toezien dat deze worden nageleefd.

De Gemeente stelt voor de gesubsidieerde kindplaatsen de hoogte van de ouderbijdragen vast.

De Gemeente stelt de criteria vast welke doelgroepen er in aanmerking komen voor een gesubsidieerde kindplaats.

Ad. 2.

De Gemeente stelt op basis van maatschappelijke en politieke ontwikkeling het algemeen beleid vast (functies, spreidingsbeleid).

De Gemeente koopt subsidieplaatsen voor speciale doelgroepen.

Ad. 3

Het beleid op integraal niveau betreft de afstemming van de kinderopvang met andere sectoren, zoals onderwijs, welzijn, sport, cultuur. De uitvoerdende instellingen zullen zelf de samenwerking met organisaties op aanpalende terreinen moeten aangaan. De Gemeente neemt hierbij een regisserende en stimulerende rol.

Op al deze drie niveau’s is de gemeentelijke relatie met de uitvoerende instellingen zichtbaar. (Nieuw) beleid wordt vastgesteld nadat de direct betrokkenen (kinderopvanginstellingen, ouders en kinderen en bedrijven) hierover geraadpleegd zijn. De regisserende rol ten opzichte van de uitvoerende instellingen geeft de Gemeente vorm door het afsluiten van budgetovereenkomsten, waarin volume- en prestatie-afspraken vast worden gelegd. Ook draagt de Gemeente zorg voor aanbestedingsprocedures rond uitbreidingsmogelijkheden.

 

BIJLAGE B

CAPACITEIT KINDEROPVANG

Landelijk

Het aantal kindplaatsen is gegroeid van ruim 22.000 in 1989 (voor de eerste stimuleringsmaatregel) naar 89.000 plaatsen in 1997. Dit betekent een groei van 304 % van deze sector. De omzet in de kinderopvang bedroeg eind 1997 ruim 1 miljard, waarvan er 32% voor rekening van de overheid kwam. Ouders inclusief werknemers betaalden 46%, terwijl de bedrijven en instellingen 22% voor hun rekening namen.

De bezettingsgraad van de voorzieningen verdeeld over de leeftijdscategorieën van 0 tot 12 jaar bedraagt in 1997 88 % (Bron: Info Kinderopvang 1999)

Landelijk gezien ligt het bereik op (volgens SGBO 1997)

1 kindplaats hele dagopvang op 12 kinderen

1 kindplaats buitenschoolse opvang 4-8 jaar op 50 kinderen

1 kindplaats buitenschoolse opvang 8-12 jaar op 200 kinderen

Lokaal

Het aantal kindplaatsen is gegroeid van een kleine 200 ( hele dagopvang 138, halve dagopvang 18, peuterplus 18 en buitenschoolse opvang 45; halve dagopvang, peuterplus/b.s.o. telt voor 0.66 kindplaats) in 1989 naar 1.050 in 1999. Dit betekent een groei van 425 % van deze sector in de Gemeente Delft.

Bedrijven en particulieren kopen ruim 80% van het totaal van hele dagopvang. Er zijn ongeveer 30 kinderopvangorganisaties in Delft die een of meer vormen van kinderopvang exploiteren.

Het bereik in de Gemeente Delft ligt op:

1 kindplaats hele dagopvang op 5,5 kinderen;

1 kindplaats buitenschoolse opvang op 15 kinderen;

1 kindplaats peuteropvang op 3.89 kinderen.

Capaciteit in Delft onderverdeeld naar wijk, soort en vorm financiering (per 1 april 1999)

 

 

WIJK 1

Vrijenban

Delftse Hout

WIJK 2

Wippolder Ruiven

Schieweg

WIJK 3

Hof van Delft

Voordijks-hoorn

WIJK 4

Voorhof

WIJK 5

Buitenhof

WIJK 6

Tanthof oost en west

Abtswoude

WIJK 7

Binnenstad

TOTAAL

 

1

2

3

1

2

3

1

2

3

1

2

3

1

2

3

1

2

3

1

2

3

1

2

3

Peuterspeel-

zalen

36

16

35

70

14

53

36

52

54

14

230

86

64

Peuterplus

36

36

18

36

18

142

Halve

dagopvang

35

13

35

13

Hele

dagopvang

110

24

62

88

35

26

45

28

133

76

55

26

32

24

472

292

Buiten

Schoolse

Opvang

20

36

80

18

80

54

198

90

1=gesubsidieerd

2=(gedeeltelijk) gesubsidieerd/bedrijfsgefinancierd-particulier

3=particulier-bedrijfsgefinancierd

(De capaciteit van kinderopvang wordt uitgedrukt in het aantal kindplaatsen en niet in het aantal kinderen dat opgevangen wordt.Omdat kinderen over het algemeen de voorzieningen een aantal dagen/dagdelen bezoekt, maken meerdere kinderen gebruik van één kindplaats).

 

 

BIJLAGE C

STIMULERINGSMAATREGELEN VANAF 1990 TOT EN MET 2002

1990

1991 - 1993

De eerste Stimuleringsmaatregel Kinderopvang ging over de periode 1990 tot en met 1993. Doelstelling van het Rijk was om 49.000 kindplaatsen uit te breiden. Een van de inhoudelijke doelstellingen was dat de kinderopvang de mogelijkheid vergroot voor ouders om baan en kind te combineren en op die manier de arbeidsdeelname van vrouwen kan vergroten. De uitbreidingen verliepen via de regie van de gemeenten. Zij ontvingen daarvoor een bijdrage van ƒ 5.300 per nieuwe kindplaats. De gemeenten hadden grote vrijheid om de uit te breiden capaciteit qua soort aan te passen aan de vraag. Voorwaarde was dat 70 % van de nieuwe capaciteit beschikbaar zou komen voor het bedrijfsleven. De bedrijven ontvingen bij uitbreiding een premie van de gemeenten.

De Gemeente Delft heeft in het kader van deze regeling in eerste instantie in 1990 uitbreidingscapaciteit en -financiering voor 218 kindplaatsen gekregen. Dit is in 1991 uitgebreid naar 412.6. Het verzoek van de gemeente om meer te mogen uitbreiden is gehonoreerd; extra uitbreiding van 58 kindplaatsen is door het Rijk toegekend. Het totaal aantal uit te breiden plaatsen voor deze periode kwam daarmee op 470.6.

 

1994-1995

Deze stimuleringsmaatregel kende een tweeledig doel: enerzijds het in stand houden van de gerealiseerde capaciteit, anderzijds het bewerkstelligen van verdere groei via de bedrijfsopvang.

1996

Vanaf 1996, zijn de middelen naar de gemeenten gedecentraliseerd en gestort in het Gemeentefonds; dit is voor alle Gemeenten wel met een zgn. decentralisatiekorting van 17% gepaard gegaan.

1997-2000

De Tijdelijke Stimuleringsmaatregel Buitenschoolse opvang beoogde de achterstand in capaciteit van de buitenschoolse opvang op te heffen, het aanbod te vernieuwen door middel van samenwerking met andere sectoren en het aanbod met name aantrekkelijk te maken voor de kinderen in de leeftijd van 8-12 jaar. Landelijk zouden er 26.000 kindplaatsen buitenschoolse opvang bijkomen. De bijdragen die Gemeenten ontvangen voor een uitgebreide plaats bedroeg voor de periode 1997-2000 ƒ 9.300.

De Gemeente Delft heeft in aanvang een uitbreidingscapaciteit en -financiering toegezegd gekregen van 108.7 kindplaatsen; dit is op verzoek van de Gemeente uitgebreid naar 147.7.

Op basis van een openbare aanbesteding zijn er verzoeken gekomen van acht verschillende (Delftse) kinderopvangorganisaties om 441 kindplaatsen uit te breiden. In de eerste beoordelingsronde zijn 185 kindplaatsen toegekend. Tussentijds zijn nog eens 112 kindplaatsen toegekend; de overige 256 kindplaatsen wachten op goedkeuring op het moment dat het Rijk helderheid geeft over het extra volume voor uitbreiding als gevolg van het Regeerakkoord.

Hiermee zijn twee belangrijke lokale doelstellingen bereikt: het uitbreiden volgens vastgestelde criteria en het spreiden van exploitatierisico over meerdere kinderopvangorganisaties.

1997 tot en met 2002

Er is een nieuwe Stimuleringsmaatregel aangekondigd die de periode 1997 tot en met 2002 beslaat; de Tijdelijke Stimulering Buitenschoolse Opvang gaat hierin op; de termijn voor de uitbreidingen wordt dus verlengd. In totaliteit is het streven om een uitbreiding van 71.000 kindplaatsen te realiseren; dit kunnen zowel hele dagopvang- als buitenschoolse opvangplaatsen zijn; zowel gesubsidieerd als bedrijfsgefinancierd. Een structurele bijdrage per uitgebreide kindplaats zal rond de ƒ 3.500 liggen. Naast de bijdragen aan de gemeenten zijn er fiscale maatregelen voor ouders en bedrijven. In een vooraankondiging heeft de Gemeente Delft een uitbreiding van rond de 400 kindplaatsen toegezegd gekregen.

terug naar boven