30 March 2000

Nota - De wijken centraal 2: een tussenstand
 


naar agenda

 

1. Aanleiding

Bij de behandeling van de Zomernota 2000-2003 zijn er door diverse fracties kritische opmerkingen gemaakt en vragen gesteld over de wijkaanpak. Hetgeen naar voren is gebracht laat zich samenvatten in twee thema’s:

de rol van de raad bij het ontwikkelen van wijkplannen en het besteden van wijkbudgetten.

de democratische legitimatie van de gekozen overlegvormen en participatiemethodes in de wijken.

Om deze thema’s uit te diepen wenst de raad beter geïnformeerd te worden over het lopende proces van de wijkaanpak. Daarnaast wil de raad over beide thema’s praten in relatie tot het lopende proces. In zijn beantwoording van de algemene beschouwingen heeft de portefeuillehouder toegezegd dat hij de raad vaker zal consulteren en dat er na het reces een rapportage verschijnt over de voortgang van de wijkaanpak.

 

2. Inhoud van deze nota

Deze rapportage beperkt zich in hoofdzaak tot het proces van tot standkoming van wijkbeschrijvingen en wijkplannen (uitvoering van de nota ‘de wijken centraal 1’), daarbij zal veel aandacht besteed worden aan de communicatie/participatie. Nauw hieraan verwant is het vraagstuk van de democratische legitimatie. Ook daaraan is een korte beschouwing gewijd.

 

In het kader van NEON zal gerapporteerd worden over het inrichten van de voorgestelde matrix organisatie ten behoeve van het wijkgericht werken. Ook het in de inleiding genoemde principiële thema over de rol van de raad zal hier kort aangestipt worden, maar niet verder uitgediept. Dit onderwerp past in het traject van bestuurlijke vernieuwing.

 

Drie trajecten

In het wijkgericht werken in Delft zijn momenteel drie min of meer parallel lopende trajecten te onderscheiden:

  • het inrichten en toerusten van de gemeentelijke organisatie ten behoeve van de wijkaanpak, als onderdeel van NEON.
  • de uitvoering van de nota ‘de wijken centraal 1’: de produktie van wijkbeschrijvingen en wijkplannen.
  • het ‘gewone’ werk door de sectie Wijkbeheer.

Er is bewust voor gekozen de processen van organisatieaanpassing, beleidsontwikkeling en beleidsuitvoering naast elkaar te laten lopen. Wil wijkgericht werken succesvol zijn, dan zal het voor burger op straat zichtbaar en voelbaar moeten zijn. In de in 1998 gevoerde stadsgesprekken onder het motto ‘Delft in dialoog’ zijn er wat dit betreft de nodige verwachtingen gewekt. Met een meer traditionele werkwijze, waarbij eerst wijkbeleid wordt ontwikkeld, vervolgens de organisatie wordt aangepast en daarna het beleid wordt uitgevoerd zouden deze verwachtingen niet waargemaakt kunnen worden. De mondige burger die vandaag een probleem signaleert, verwacht dat de overheid morgen actie onderneemt.

Een consequentie van de gekozen aanpak is, dat het proces van wijkgericht werken zodanig complex is, dat het zich niet op een paar A4-tjes laat verklaren.

Deze rapportage beperkt zich in hoofdzaak tot het proces van tot standkoming van wijkbeschrijvingen en wijkplannen.

Over het inrichten van de voorgestelde matrix organisatie ten behoeve van het wijkgericht werken zal hier niet gerapporteerd worden, maar in het kader van NEON.

Ook het in de inleiding genoemde principiële thema over de rol van de raad zal hier niet uitgediept worden, maar ingepast in het traject van bestuurlijke vernieuwing. Aan het vraagstuk van de democratische legitimatie wordt in dit stuk wel aandacht besteed.

3. De start: notitie ‘ wijken centraal 1’

In juni 1998 heeft zijn door het college vier stadsgesprekken gevoerd onder het motto: ‘Delft in dialoog’. Het centrale thema van deze gesprekken was de nieuwe wijkaanpak, zoals die in hert collegeprogramma staat beschreven.is voorzien. Vervolgens is er ambtelijk gewerkt aan de een startnotitie ‘de wijken centraal 1’. , wDaarin is een een kader geschapen wordt om aan de slag te gaan. Deze notitie getiteld ‘de wijken centraal 1’ is breed besproken met de sociale herberg, de corporaties, bewonersvertegenwoordigers, ambtenaren, buurthuisbesturen, clusterbesturen i.o. en tenslotte in de raadscommissie Leefbaarheid van 9 december 1998.

De raadscommissie gaf een positief advies opover de notitie ‘de wijken centraal 1’genoemde startnotitie.

Er wordt een keus gemaakt Delft op te delen in zes woonwijken en de binnenstad. Als opgave voor 1999 wordt geformuleerd:

  • het opstellen van zes wijkbeschrijvingen;
  • het maken van een wijkontwikkelingsplan voor Voorhof;
  • het maken van en een wijkbeheerplan voor Tanthof;.
  • het maken van wijkactieplannen voor de Voor de vier overige vier wijken. worden wijkactieplannen gemaakt.

Er wordt een stuurgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van alle diensten en onder voorzitterschap van de portefeuillehouder.

Ambitieuze opgave

Afgezet tegen de beschikbare tijd en capaciteit is er sprake van een ambitieuze opgave. De organisatie van het proces berust in hoofdzaak op de schouders van de huidige sectie wijkbeheer, bestaande uit 4 part-time wijkcoördinatoren en een sectiechef.

De conclusie was dan ook al snel dat er externe capaciteit ingehuurd zou moeten worden voor inhoudelijke en methodische ondersteuning. Dit is gebeurd bij Werkgroep ‘2duizend, een bureau dat veel ervaring heeft in onder meer het maken van wijkplannen.

Overigens moet bedacht worden dat het voorbereiden van de wijkbeschrijvingen en wijkplannen slechts één van de taken is van de sectie wijkbeheer. Het ‘gewone’ werk blijft. Dat bestaat uit lopende projecten en dagelijkse contacten met bewoners, instellingen en ambtelijke diensten om wensen en klachten te behandelen.

De wijkaanpak is in zoverre reeds succesvol dat steeds meer bewoners(organisaties) de gemeente weten te vinden. Er is kortom een groeiende vraag naar ‘wijkgerichte produkten’, hetgeen zich manifesteert in honderden telefoontjes en brieven per week.

Uiteraard staat de sectie wijkbeheer niet alleen voor deze opgave: diverse onderdelen uit de gemeentelijke organisatie leveren hieraan hun bijdrage. Hierbij geldt wel dat de capaciteitsvraag voor de wijkaanpak moet concurreren met andere grote beleidstrajecten, zoals bijvoorbeeld binnenstadsmanagement, Delfts ontwikkelingsprogramma en het 3D-programma.

Ook moet bedacht worden dat het wijkgericht werken, onderdeel vormt van het transformatieproces NEON. Zowel qua structuur als cultuur is het wijkgericht werken voorlopig nog niet verankerd in de gemeentelijke organisatie.

4. Drie trajecten van Uit het voorgaande moge duidelijk zijn dat de bestuurlijke ambities voor wat betreft de wijkaanpak op gespannen voet staan met de ambtelijke mogelijkheden. Dit is op zich niet erg mits uitgegaan wordt van realistische planningen en verwachte resultaten. Heel concreet betekent dit dat de communicatie met de wijk over de wijkbeschrijvingen en de wijkplannen heel geconcentreerd plaatsvindt volgens een vast regime, zoals dat in een volgende paragraaf uiteen wordt gezet. Zo mag er ook niet verwacht worden dat de eerste twee wijkplannen volledig en perfect zullen zijn.

In de startnotitie voor het wijkontwikkelingsplan Voorhof is dit aldus verwoord: "We streven niet naar een compleet plan dat over alles gaat, maar maken een plan dat de belangrijkste problemen aanpakt".

Een wijkontwikkelingsplan is in die zin ook dynamisch, dat het na verloop van tijd aangevuld of geactualiseerd kan worden.

wijkgericht werken

In het wijkgericht werken zijn momenteel drie trajecten te onderscheiden, die min of meer parallel lopen.

De drie trajecten zijn:

  • het inrichten en toerusten van de gemeentelijke organisatie ten behoeve van de wijkaanpak, als onderdeel van NEON.
  • de uitvoering van de nota ‘de wijken centraal 1’: de productie van wijkbeschrijvingen en wijkplannen.
  • het ‘gewone’ werk van de sectie Wijkbeheer.

Er is bewust voor gekozen de processen van organisatieaanpassing, beleidsontwikkeling en beleidsuitvoering naast elkaar te laten lopen.

Wil wijkgericht werken succesvol zijn, dan zal het voor de burger zichtbaar en voelbaar moeten zijn. In de in 1998 gevoerde stadsgesprekken onder het motto ‘Delft in dialoog’ zijn er wat dit betreft de nodige verwachtingen gewekt. De mondige burger die vandaag een probleem signaleert, verwacht dat de overheid morgen actie onderneemt.

Met een meer traditionele werkwijze, waarbij eerst wijkbeleid wordt ontwikkeld, vervolgens de organisatie wordt aangepast en daarna het beleid wordt uitgevoerd zouden deze verwachtingen niet waargemaakt kunnen worden.

 

5. De projectorganisatie

Het in korte tijd ontwikkelen van de gewenste produkten — zes wijkbeschrijvingen, wijkontwikkelingsplan, wijkbeheerplan en vier wijkactieplannen — vraagt een strakke organisatie; in dit geval een eenvoudige projectorganisatie.

Coördinatiegroep

Er is een coördinatiegroep wijkaanpak ingesteld, waar alle lijnen samenkomen. Deze groep bewaakt de diverse planningen, zorgt voor afstemming, coördineert de in- en externe communicatie, regelt capaciteit en middelen, lost knelpunten op en informeert het bestuur.

De coördinatiegroep bestaat uit:

  • J.J. van Zwet, sectiechef wijkbeheer
  • L. Vercruijsse, projectsecretaris wijkbeheer
  • M. Otten, communicatie adviseurmedewerker
  • G. Huizing, hoofd PSO (voorzitter)
  • H. Hoogvorst, adviseur van werkgroep ‘2duizend.

Projectgroepen

Voor de produkctie van de wijkplannen zijn er twee projectgroepen in het leven geroepen één voor Voorhof en één voor Tanthof.

In de projectgroepen zijn de volgende instellingen vertegenwoordigd:

  • vier 4 corporaties
  • Politie Haaglanden
  • Stichting Welzijn Delft (SWD)
  • ambtelijke diensten/afdelingen

Het voorzitterschap van de projectgroepen ligt bij de externe adviseur H. Hoogvorst van wWerkgroep ‘2duizend, een bureau dat veel ervaring heeft in onder meer het maken van wijkplannen. De projectgroepen hebben als randvoorwaarde meegekregen dat ze moeten opereren binnen de door de raad vastgestelde beleidskaders.

Themagroepen

De hierboven genoemde projectgroepen worden inhoudelijk gevoed door themagroepen. Er zijn themagroepen op het gebied van wonen, sociaal beheer en fysiek beheer.

Deze themagroepen bestaan uit projectgroepleden, aangevuld met vakspecialisten en bewoners. Het gaat om bewoners die op de panel- en wijkbijeenkomsten (zie hieronder bij 8)voor …) hebben aangegeven een bijdrage te willen leveren aan de tot standkoming van de wijkplannen.


StuurgroepDe projectgroepen hebben als randvoorwaarde meegekregen dat ze moeten opereren binnen de door de raad vastgestelde beleidskaders.

De projectorganisatie wordt op hoofdlijnen gestuurd door een stuurgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van de ambtelijke diensten en staat onder voorzitterschap van de portefeuillehouder. J. Roncken van werkgroep ‘2duizend adviseert de stuurgroep.

In deze fase van opbouw is er gekozen voor een ambtelijke stuurgroep. Nu de zaak zo langzamerhand op de rails staat is er behoefte de samenstelling van de stuurgroep te wijzigen door er externe partners aan deel te laten nemen zoals: corporaties, politie, SWD, Woonkoepel, jongerenwerk.

6. Wijkbeschrijvingen en -plannen: een procesbeschrijving Procesbeschrij

In de startnotitie ‘de wijken centraal 1’ is een resultaatverplichting opgenomen. Op 31-12-1999 moeten de volgende producten beschikbaar zijn:

zes6 wijkbeschrijvingen, vier4 wijkactieplannen en twee2 wijkplannen. Met dit als gegeven is het een kwestie van terugrekenen om vast te stellen, welke activiteiten op welk moment ondernomen moeten worden.

Dit resulteert in een zogenaamde ‘deadlineplanning’.

Deze planning is geknipt in vier fasen. Elke fase wordt afgerond met het verschijnen van een aantal concrete producten. De resultaten van een vorige fase zijn input voor de opgave in de volgende fase. Elke fase overgang zal gebruikt worden als evaluatiemoment. Zowel bij betrokkenen als bij het bestuur zal dan getoetst worden of de geleverde produkten voldoen aan de verwachtingen. Dit geeft ruimte voor politieke discussie en sturing.

De 1e fase: 0liep van 1-01-1999 tot 01-04-1999.

Er is begonnen met het opzetten van de werkorganisatie, die de volgende producten heeft gemaakt: een draaiboek, een communicatieplan, diverse planningen en een handleiding voor de organisatie van wijkbijeenkomsten en wijkpanels. Deze producten zijn geaccordeerd door de stuurgroep. Op 6 mei is in de commissie leefbaarheid een stand van zaken presentatie gegeven.

De 2e fase: liep van 01-04-1999 tot 01-09-1999.

In deze fase zijn de zes6 concept wijkbeschrijvingen geproduceerd.

De vraag is wat hiermee gaat gebeuren. Voorgesteld wordt de wijkbeschrijvingen voor Hof van Delft, Vrijenban, Buitenhof en Wippolder in deze fase voor kennisgeving aan te nemen. Wel zullen de wijkcoördinatoren deze beschrijvingen in de reguliere wijkoverleggen bespreken. Uit deze overleggen kunnen concrete wensen/actiepunten naar voren komen die worden opgenomen in de wijkactieplannen. De wijkbeschrijvingen voor Voorhof en Tanthof zullen worden voorgelegd aan de wijkpanels en de wijkbijeenkomsten, op data die opgenomen zijn in bijlage 1.

In die bijeenkomsten zullen twee vragen centraal staan:

  • Kan men zich vinden in het beeld dat van de wijk wordt opgeroepen?
  • Vormen deze wijkbeschrijvingen een goede basis voor het maken van de wijkplannen?

Het is duidelijk zijn dat er bij het opstellen van de objectieve wijkbeschrijvingen een keus is gemaakt uit een enorme hoeveelheid voor handen zijnde statistische gegevens. De opstellers (werkgroep ‘2 duizend) hebben hiervoor twee richtlijnen meegekregen:

  • de te behandelen thema’s moeten aansluiten bij de logica van de bewoners.
  • de wijkbeschrijvingen moeten hanteerbaar en leesbaar zijn (maximaal 10 à 15 pagina’s).

Ook aan het college en de raadscommissie wordt in deze fase de vraag gesteld of de voorliggende concept beschrijvingen een goede basis vormen voor het opstellen van wijkplannen.

De 3e fase: 0 loopt van 1-09-1999 tot 01-11-1999.

Direct na het zomerreces zijn de projectgroepen voor Voorhof en Tanthof geformeerd, die belast zijn met het opstellen van de wijkplannen. Ten behoeve van de projectgroepen zijn er twee startnotities geschreven en is er een planning opgesteld. De opdracht in deze fase luidt: de wijkbeschrijving te vertalen in een werkdocument dat bestaat uit een globale wijkvisie en een uitgebreide inhoudsopgave van het wijkplan. Het gaat om een belangrijk document omdat daarin de toon wordt gezet hoe een Delfts wijkplan eruit gaat zien. De essentie van het wijkplan is dat ze antwoord geeft op gesignaleerde problemen en geuite maatschappelijke behoeftes. Betrokkenen moeten zich erin kunnen herkennen. Idealiter is het wijkplan een produkt van de mensen die het aangaat. Delft heeft hier nog nauwelijks ervaring mee. Deze relatieve achterstand heeft echter als voordeel dat lering getrokken kan worden uit ervaringen elders in den lande.

De 4e fase:, die loopt van 01-11-1999 tot 31-12-1999

In deze fase worden de concept wijkplannen gemaakt. Ook na deze fase wordt een moment ingebouwd voor bestuurlijke toetsing en eventuele bijsturing.

De 5e fase: na 01-01-2000 - ….

In deze fase zal de publieke consultatie en vervolgens de besluitvorming plaatsvinden. De tijdsduur van deze fase laat zich nu nog niet plannen. Die is afhankelijk van vormen die gekozen worden voor het publieke debat en de mogelijkheden die aan individuele burgers wordt geboden om in te spreken.

In een bijlage zijn de activiteiten, overleggen e.d. voor de periode 1-9-1999 tot 1-1-2000 in een planning gezet.Tot slot is het van belang hier te melden dat voor de voortgang van het proces het niet goed zou zijn, als de project- en themagroepen pas aan de slag zouden gaan als de wijkbeschrijvingen in hun definitieve vorm zijn gedrukt. De planning staat dat ook niet toe. Vandaar dat de startbijeenkomsten van de project- en themagroepen reeds hebben plaatsgevonden. In een bijlage zijn de activiteiten, overleggen e.d. voor de periode 1-9-1999 tot 1-1-2000 in een planning gezet.

Het vervolgtraject

Er zijn nu 6 concept wijkbeschrijvingen beschikbaar. De vraag is wat hiermee gaat gebeuren. Voorgesteld wordt de wijkbeschrijvingen voor Hof van Delft, Vrijenban, Buitenhof en Wippolder in deze fase voor kennisgeving aan te nemen.

Wel zullen de wijkcoördinatoren deze beschrijvingen in de reguliere wijkoverleggen bespreken. Uit deze overleggen kunnen concrete actiepunten naar voren komen die dat jaar in de wijk opgepakt moeten worden. De wijkbeschrijvingen voor Voorhof en Tanthof zullen worden voorgelegd aan de wijkpanels en de wijkbijeenkomsten, op data die opgenomen in bijlage 1.

In die bijeenkomsten zullen twee vragen centraal staan:

  • Kan men zich vinden in het beeld dat van de wijk wordt opgeroepen?
  • Vormen deze wijkbeschrijvingen een goede basis voor het maken van de wijkplannen?

Ook het college en de raadscommissie moeten over deze vragen een uitspraak doen en de wijkbeschrijvingen vaststellen als basis voor de wijkplannen. De discussie over de concept wijkbeschrijvingen kan ertoe leiden, dat gevonden wordt dat bepaalde aspecten ontbreken of onderbelicht zijn. In dat geval moet er in de planning ruimte gecreëerd worden voor een aanvulling. Uitgangspunt blijft wel dat de wijkbeschrijvingen handzaam en leesbaar moeten blijven.

7. Participatie en communicatie: interactieve beleidsvoorbereidingVoor de voortgang van het proces zou het niet goed zijn, als de project- en themagroepen pas aan de slag zouden gaan als de wijkbeschrijvingen in hun definitieve vorm zijn gedrukt. De planning staat dat ook niet toe. Vandaar dat de startbijeenkomsten van de project- en themagroepen reeds hebben plaatsgevonden. De opdracht aan de projectgroepen is uiterlijk 1-11-1999 als ‘tussenproduct’ een globale wijkvisie op tafel te leggen, die aandachtsthema’s opleveren voor de op te stellen wijkplannen.

 

De inbreng van bewoners en andere belanghebbenden krijgt in de periode tot 1-11-1999 op verschillende manieren vorm.

In de tweede ronde wijkpanels en wijkbijeenkomsten zal niet alleen gesproken worden over de wijkbeschrijvingen op zich, maar ook over de vertaling ervan in een wijkplan. Daarnaast hebben een aantal bewoners en vertegenwoordigers van instellingen zitting in de thema- en projectgroepen.

In de vergadering van de commissie Leefbaarheid van 2 november 1999 wordt de balans opgemaakt en bezien of de projectgroepen op de goede weg zijn. Vooralsnog wordt ervan uitgegaan, dat de projectgroepen in de periode van

1-11-1999 tot 1-1-2000 de concept wijkplannen produceren.

Op grond van de tussenbalans is het echter ook mogelijk dat de werkwijze en/of de planning worden aangepast.

Participatie en communicatie

In het wijkgericht werken is gekozen voor een vorm van interactieve beleidsvoorbereiding. De essentie hiervan is in de notitie "de wijken centraal 1" uitgesproken:

"Interactieve beleidsvoorbereiding veronderstelt dat plannen in samenspraak en onderhandeling met maatschappelijke partners tot stand komen. Het doel hiervan is meer draagvlak voor het overheidshandelen in de samenleving te verwerven. In wezen is dit de kern van het wijkgericht werken en het vormgeven van de externe oriëntatie"."

Er is een groot arsenaal aan instrumenten en middelen beschikbaar om de gewenste communicatie met bewoners en andere betrokkenen vorm te geven. Het spreekt voor zich dat hierin keuzes gemaakt moeten worden. Om gemaakte keuzes te motiveren volgt hieronder een beschouwing over wat algemene noties en randvoorwaarden, die bepalend zijn danwel richtinggevend voor het participatieproces.

Eenvoudige en doeltreffende methoden

Hiervoor is aangegeven dat het opstellen van wijkbeschrijvingen en wijkplannen in een korte tijdspanne en met beperkte ambtelijke capaciteit moet gebeuren. Ter vergelijking: het is in andere steden niet ongebruikelijk, dat er twee jaar wordt uitgetrokken voor het maken van een wijkplan.

De genoemde randvoorwaarde betekent dat er voor de communicatie met wijken is gekozen voor de inzet van eenvoudige en doeltreffende methoden die relatief weinig tijd kosten. Overigens ware dit niet als een bezwaar te zien. Als nu de balans wordt opgemaakt dan mag geconcludeerd worden dat er draagvlak is in de wijken voor de manier waarop het proces is georganiseerd. Bewoners willen vooral resultaten zien die niet te lang op zich laten wachten. Kortom er is bij bewoners vooral behoefte aan tempo, actie en invloed, en niet aan veel vergaderen.

‘Schaalafhankelijk’

Bij een gebiedsgerichte benadering zijn de te hanteren participatiemethodes sterk schaalafhankelijk. Hiermee wordt bedoeld, dat het voor de vorm van het overleg nogal wat uitmaakt of het gaat over de herinrichting van een straat of het opstellen van een wijkplan voor heel Voorhof. In het eerste geval zal er gesproken worden met de direct belanghebbenden, zoals de omwonenden.

Stadsvernieuwingsplannen en herstructureringsplannen hebben veelal betrekking op buurten. Gesprekspartners zijn dan de op buurt- of complexniveau georganiseerde bewoners en instellingen (bewonerscommissie, huurdersraden, vereniging van eigenaren, winkeliersvereniging etc.)

In de wijkaanpak zijn er zes6 wijken gedefinieerd. Dit levert een schaalniveau op, waarop er in Delft nog weinig is gewerkt. Er is begin dit jaar al snel geconstateerd, dat er geen overlegvormen of vertegenwoordigende organisaties bestaan op het schaalniveau van de gekozen wijken.

Maatwerk

Ook zijn Behalve de hier genoemde ‘schaalafhankelijk’ zijn de in te zetten communicatiemiddelen ook afhankelijk van de fase waarin een planontwikkelingsproces verkeert. Zo kan er bijvoorbeeld gestart worden met een brainstorm of een workshop, terwijl een concept plan in een hoorzitting voor de hele wijk gepresenteerd kan worden.

 

Een algemene conclusie naar aanleiding van deze korte beschouwing is, dat toe te passen participatievormen en in te zetten communicatiemiddelen altijd maatwerk vragen, dat wil zeggen afhankelijk zijn van de thematiek, de omvang van het plangebied en de fase waarin zich het planproces bevindt. Bedacht moet worden dat er momenteel tientallen wijkgerichte activiteiten en projecten lopen, waarvoor communicatietrajecten als maatwerk worden uitgevoerd.

Het gaat dan om herinrichting van diverse straten, pleinen en speelterreinen, maar ook om de herstructureringsprojecten Wippolder, Die Delfgaauwse Weye, en de Poptahof. Deze projecten zullen hier gemakshalve worden geduid als het ‘gewone werk’, waar in dit kader niet verder op in wordt gegaan. Een belangrijke opgave is straks wel de genoemde projecten en de inhoud van de wijkplannen op elkaar af te stemmen.

8. Participatie en communicatie: enkele middelenWaar de gemeente vanuit de traditie van de stadsvernieuwing veel ervaring heeft met participatie op straat- en buurtniveau, ontbreekt deze ervaring nagenoeg op het niveau van de gekozen wijken. Deze participatievorm moet dus ontwikkeld worden, rekening houdend met de hier gestelde randvoorwaarden.

 

1. Speciale bijlage Stadskrant

Het startschot voor communIcatie(participatie) is gegeven met de uitgave van een speciale editie van de Stadskrant op 29 april 1999. Hierin worden de inwoners van Delft geïnformeerd over de wijkaanpak en meer specifiek over de rol die aan bewoners en instellingen is toegedacht bij het maken van de wijkbeschrijvingen en de wijkplannen. In de krant worden bewoners uitgenodigd middels een reactiebon een oordeel te geven over hun wijk. Er zijn twee vragen geformuleerd: "Ik ben trots op mijn wijk, omdat ...." en "Ik ben minder tevreden over ....". Deze bonnenactie heeft 60 reacties oopgeleverd met bruikbare informatie ten behoeve van de wijkbeschrijvingen.

2. WijkpanelWijjkpanel

Daarnaast was er behoefte aan een betrouwbare methode om een representatief beeld te krijgen van opvattingen die leven in de wijk. Ervaring in andere steden heeft geleerd dat het wijkpanel hiervoor een geschikt instrument is. Bovendien heeft Delft reeds goede ervaringen met het stadspanel, waaruit ook wijkgeoriënteerde informatie is te halen.

Een wijkpanel is een zodanige steekproef uit het bevolkingsregister dat ze een redelijke afspiegeling vormt van de wijkbevolking.

Het gaat daarbij om de niet georganiseerde bewoners en ondernemers. Om een voldoende representatief, maar ook betrouwbaar beeld te krijgen is er gewerkt met zes6 panels, ieder bestaande uit ± 15 personen. Tanthof is in tweeën geknipt (oost en west) en Voorhof in vieren (noord, oost, zuid en west).

Qua methodiek is er een belangrijk verschil tussen het stadspanel en de wijkpanels. Bij het stadspanel worden meningen geïnventariseerd middels mondelinge en schriftelijke enquêtes. Bij een wijkpanel gebeurt datzelfde in de vorm van een workshop. In de workshop zijn de sterke en zwakke punten van het wijkdeel besproken.

De opkomst voor de in juni gehouden panelbijeenkomsten lag op 60%. Als blijk van waardering zijn er aan de deelnemers cadeaubonnen uitgereikt. De gedachte achter de wijkpanels is, dat bewoners bij uitstek ervaringsdeskundige zijn als het gaat om de kwaliteit van de leefomgeving.

Dit neemt niet weg dat ook professionals en vertegenwoordigers van belangengroepen over veel informatie beschikken.

3. Wijkbijeenkomsten

Op Om dit boven water te krijgen zijn er respectievelijk op 7 en 9 juni 1999 zijn wijkbijeenkomsten georganiseerd in Tanthof en Voorhof.

Dit waren breed samengestelde bijeenkomsten waarvoor vertegenwoordigers zijn uitgenodigd van: bewonerscommissies, huurdersverenigingen, de corporaties, woonkoepel, ouderenzorg, scholen, buurt-en wijkwerk, winkeliersverenigingen, migrantenorganisaties, vereniging van eigenaren, jongerenorganisaties en het ambtelijk apparaat.

 

Door werkgroep ‘2duizend zijn de verzamelde meningen verwerkt in het subjectieve deel van de wijkbeschrijvingen Voorhof en Tanthof. De overige vier wijkbeschrijvingen kennen nog niet zo’n subjectieve deel, omdat het opstellen daarvan nu nog niet opportuun wordt geacht. Dit zal pas in een volgende fase gebeuren waarbij de statistische gegevens in de wijkbeschrijvingen als uitgangspunt worden gebruikt voor overleg met organisaties en bewoners in de wijk. Te zijner tijd moet het maken van een subjectieve wijkbeschrijving als startpunt dienen voor het opstellen van het wijkplan.

9. De rol van het wijkopbouwwerk

De organisatiegraad van bewoners is in Delft laag. Dit rechtvaardigt op dit moment de keus dat de regie voor het organiseren van de bewonersinbreng goeddeels bij de gemeente ligt. Het is echter wenselijk dat in de toekomst groepen bewoners zelf initiatief nemen om het wijkbeleid te beïnvloeden.

Hier ligt een taak voor het opbouwwerk. Eerst sinds 1-9-1999 is hiervoor bij de SWD capaciteit beschikbaar.

In een volgende rapportage zal worden aangegeven op welke wijze het opbouwwerk zal bijdragen aan het organiseren en ondersteunen van bewoners bij de wijkaanpak.

10. Het vraagstuk van de democratische legitimatie

Als het gaat over vormen van bewonersparticipatie is een klassiek thema de democratische legitimatie ervan. Dit laat zich vertalen in de vraag of de individuele bewoner voldoende geïnformeerd wordt en voldoende mogelijkheden heeft om zijn of haar mening naar voren te brengen? Dit vereist in de eerste plaats, dat het planproces transparant is. Middels berichten in de Stadskrant en op Internet zullen inwoners van Delft op de hoogte worden gehouden van de voortgang van het proces en de resultaten.

Zo is het bijvoorbeeld van belang dat wijkbeschrijvingen beschikbaar zijn voor eenieder die daarom vraagt. Op de wijkplannen zal door elke individuele bewoner gereageerd moeten kunnen worden, die daar behoefte aan heeft.

Het is de bedoeling dat hiervoor na 1-1-2000 een traject wordt uitgezet. Dit kan op verschillende manieren worden ingevuld.

Twee traditionele methoden zijn:

ter visie legging van het concept wijkplan, met de mogelijkheid tot schriftelijk reageren;

de hoorzitting, waarvoor alle wijkbewoners worden uitgenodigd.

Er zijn echter ook heel andere vormen denkbaar, zoals een wijkmarkt of een wijkconferentie. Tot slot moet opgemerkt worden, dat het spreekrecht in de commissie van kracht blijft. Iemand die vindt, dat ondanks de geboden inspraakmogelijkheden, zijn of haar stem onvoldoende is gehoord, kan zich tot de raadscommissie richten.

Het voorstel is dat de commissie Leefbaarheid in november richtinggevende uitspraken doet over de wijze waarop individuele bewoners in de gelegenheid worden gesteld te reageren op de concept wijkplannen.

11. Wijkgericht werken als leerproces

"Zowel voor het inhoud geven aan het wijkbeleid alsook voor de inrichting van de organisatorische eenheid wijkzaken is gekozen voor een ontwikkelingsproces. Dit betekent: niet werken met blauwdrukken voor de toekomst. Een procesmatige aanpak veronderstelt dat de plannen kunnen worden bijgesteld op grond van gewijzigde inzichten of maatschappelijke ontwikkelingen. De gemeente past het principe van de lerende organisatie toe"."

Dit citaat uit de notitie ‘de wijken centraal’ wordt nog eens onder de aandacht gebracht. De nu gekozen werkwijze met bijbehorende communicatiemiddelen geldt nadrukkelijk voor deze beginfase. Zij zal geëvalueerd moeten worden en zonodig bijgesteld voor het maken van de wijkplannen voor de overige vier 4 wijken. Er kan geconstateerd worden dat de gehanteerde participatie- en communicatiemethoden wat klassiek van aard zijn. In deze nota is uiteen gezet waarom hiervoor is gekozen. Kort samengevat komt het er op neer, dat in deze fase prioriteit is gegeven aan het behalen van concrete resultaten met gebruikmaking van bekende middelen en dus niet aan vernieuwing van het instrumentarium. Dit betekent echter niet dat op deze voet moet worden door gegaan. De uitdaging die er ligt is voor het maken van de volgende vier wijkplannen nieuwe participatie- en communicatievormen te ontwikkelen. Hierbij kan gedacht worden aan een meer doelgroepgewijze benadering, en de daarbij behorende middelen. Dit betekent dat de gemeente meer op zoek gaat en aanschuift bij wijknetwerken in plaats van het zelf regisseren van wijkbijeenkomsten e.d.

 

12. De rol en positie van de raad bij het wijkgericht werken

In het traject van bestuurlijke vernieuwing komt het bovengenoemde onderwerp ten principale aan de orde. Daarnaast is het college voornemens de raad vaker te informeren over de voortgang van de wijkaanpak. Dit zal schriftelijk gebeuren danwel via een Internetsite. Het gaat echter niet alleen om informeren. In deze rapportage is het proces van de totstandkoming van wijkbeschrijvingen en wijkplannen in een aantal fases geknipt. Het is de bedoeling dat bij de overgang naar een volgende fase er ruimte wordt gecreëerd voor politiek discussie en dus voor (bij)sturing.

 

Paraaf hoofd:

terug naar boven