1. Aanleiding
Bij de behandeling van de Zomernota
2000-2003 zijn er door diverse fracties kritische opmerkingen gemaakt en
vragen gesteld over de wijkaanpak. Hetgeen naar voren is gebracht laat
zich samenvatten in twee themas:
de rol van de raad bij het ontwikkelen van
wijkplannen en het besteden van wijkbudgetten.
de democratische legitimatie van de gekozen
overlegvormen en participatiemethodes in de wijken.
Om deze themas uit te diepen wenst de
raad beter geïnformeerd te worden over het lopende proces van de
wijkaanpak. Daarnaast wil de raad over beide themas praten in relatie
tot het lopende proces. In zijn beantwoording van de algemene
beschouwingen heeft de portefeuillehouder toegezegd dat hij de raad vaker
zal consulteren en dat er na het reces een rapportage verschijnt over de
voortgang van de wijkaanpak.
2. Inhoud van deze nota
Deze rapportage beperkt zich in hoofdzaak
tot het proces van tot standkoming van wijkbeschrijvingen en wijkplannen
(uitvoering van de nota de wijken centraal 1), daarbij zal veel
aandacht besteed worden aan de communicatie/participatie. Nauw hieraan
verwant is het vraagstuk van de democratische legitimatie. Ook daaraan is
een korte beschouwing gewijd.
In het kader van NEON zal gerapporteerd
worden over het inrichten van de voorgestelde matrix organisatie ten
behoeve van het wijkgericht werken. Ook het in de inleiding genoemde
principiële thema over de rol van de raad zal hier kort aangestipt
worden, maar niet verder uitgediept. Dit onderwerp past in het traject van
bestuurlijke vernieuwing.
Drie trajecten
In het wijkgericht werken in Delft zijn
momenteel drie min of meer parallel lopende trajecten te onderscheiden:
- het inrichten en toerusten van de
gemeentelijke organisatie ten behoeve van de wijkaanpak, als onderdeel
van NEON.
- de uitvoering van de nota de wijken
centraal 1: de produktie van wijkbeschrijvingen en wijkplannen.
- het gewone werk door de sectie
Wijkbeheer.
Er is bewust voor gekozen de processen van
organisatieaanpassing, beleidsontwikkeling en beleidsuitvoering naast
elkaar te laten lopen. Wil wijkgericht werken succesvol zijn, dan zal het
voor burger op straat zichtbaar en voelbaar moeten zijn. In de in 1998
gevoerde stadsgesprekken onder het motto Delft in dialoog zijn er
wat dit betreft de nodige verwachtingen gewekt. Met een meer traditionele
werkwijze, waarbij eerst wijkbeleid wordt ontwikkeld, vervolgens de
organisatie wordt aangepast en daarna het beleid wordt uitgevoerd zouden
deze verwachtingen niet waargemaakt kunnen worden. De mondige burger die
vandaag een probleem signaleert, verwacht dat de overheid morgen actie
onderneemt.
Een consequentie van de gekozen aanpak is,
dat het proces van wijkgericht werken zodanig complex is, dat het zich
niet op een paar A4-tjes laat verklaren.
Deze rapportage beperkt zich in hoofdzaak
tot het proces van tot standkoming van wijkbeschrijvingen en wijkplannen.
Over het inrichten van de voorgestelde
matrix organisatie ten behoeve van het wijkgericht werken zal hier niet
gerapporteerd worden, maar in het kader van NEON.
Ook het in de inleiding genoemde
principiële thema over de rol van de raad zal hier niet uitgediept
worden, maar ingepast in het traject van bestuurlijke vernieuwing. Aan het
vraagstuk van de democratische legitimatie wordt in dit stuk wel aandacht
besteed.
3. De start: notitie wijken centraal 1
In juni 1998 heeft zijn door het college
vier stadsgesprekken gevoerd onder het motto: Delft in dialoog. Het
centrale thema van deze gesprekken was de nieuwe wijkaanpak, zoals die in
hert collegeprogramma staat beschreven.is voorzien. Vervolgens is er
ambtelijk gewerkt aan de een startnotitie de wijken centraal 1. ,
wDaarin is een een kader geschapen wordt om aan de slag te gaan. Deze
notitie getiteld de wijken centraal 1 is breed besproken met de
sociale herberg, de corporaties, bewonersvertegenwoordigers, ambtenaren,
buurthuisbesturen, clusterbesturen i.o. en tenslotte in de raadscommissie
Leefbaarheid van 9 december 1998.
De raadscommissie gaf een positief advies
opover de notitie de wijken centraal 1genoemde startnotitie.
Er wordt een keus gemaakt Delft op te delen
in zes woonwijken en de binnenstad. Als opgave voor 1999 wordt
geformuleerd:
- het opstellen van zes
wijkbeschrijvingen;
- het maken van een wijkontwikkelingsplan
voor Voorhof;
- het maken van en een wijkbeheerplan voor
Tanthof;.
- het maken van wijkactieplannen voor de
Voor de vier overige vier wijken. worden wijkactieplannen gemaakt.
Er wordt een stuurgroep ingesteld,
bestaande uit vertegenwoordigers van alle diensten en onder
voorzitterschap van de portefeuillehouder.
Ambitieuze opgave
Afgezet tegen de beschikbare tijd en
capaciteit is er sprake van een ambitieuze opgave. De organisatie van het
proces berust in hoofdzaak op de schouders van de huidige sectie
wijkbeheer, bestaande uit 4 part-time wijkcoördinatoren en een
sectiechef.
De conclusie was dan ook al snel dat er
externe capaciteit ingehuurd zou moeten worden voor inhoudelijke en
methodische ondersteuning. Dit is gebeurd bij Werkgroep 2duizend, een
bureau dat veel ervaring heeft in onder meer het maken van wijkplannen.
Overigens moet bedacht worden dat het
voorbereiden van de wijkbeschrijvingen en wijkplannen slechts één van de
taken is van de sectie wijkbeheer. Het gewone werk blijft. Dat
bestaat uit lopende projecten en dagelijkse contacten met bewoners,
instellingen en ambtelijke diensten om wensen en klachten te behandelen.
De wijkaanpak is in zoverre reeds succesvol
dat steeds meer bewoners(organisaties) de gemeente weten te vinden. Er is
kortom een groeiende vraag naar wijkgerichte produkten, hetgeen zich
manifesteert in honderden telefoontjes en brieven per week.
Uiteraard staat de sectie wijkbeheer niet
alleen voor deze opgave: diverse onderdelen uit de gemeentelijke
organisatie leveren hieraan hun bijdrage. Hierbij geldt wel dat de
capaciteitsvraag voor de wijkaanpak moet concurreren met andere grote
beleidstrajecten, zoals bijvoorbeeld binnenstadsmanagement, Delfts
ontwikkelingsprogramma en het 3D-programma.
Ook moet bedacht worden dat het wijkgericht
werken, onderdeel vormt van het transformatieproces NEON. Zowel qua
structuur als cultuur is het wijkgericht werken voorlopig nog niet
verankerd in de gemeentelijke organisatie.
4. Drie
trajecten van Uit het voorgaande moge duidelijk zijn dat de bestuurlijke
ambities voor wat betreft de wijkaanpak op gespannen voet staan met de
ambtelijke mogelijkheden. Dit is op zich niet erg mits uitgegaan wordt van
realistische planningen en verwachte resultaten. Heel concreet betekent
dit dat de communicatie met de wijk over de wijkbeschrijvingen en de
wijkplannen heel geconcentreerd plaatsvindt volgens een vast regime, zoals
dat in een volgende paragraaf uiteen wordt gezet. Zo mag er ook niet
verwacht worden dat de eerste twee wijkplannen volledig en perfect zullen
zijn.
In de startnotitie voor het
wijkontwikkelingsplan Voorhof is dit aldus verwoord: "We streven niet
naar een compleet plan dat over alles gaat, maar maken een plan dat de
belangrijkste problemen aanpakt".
Een wijkontwikkelingsplan is in die zin ook
dynamisch, dat het na verloop van tijd aangevuld of geactualiseerd kan
worden.
wijkgericht werken
In het wijkgericht werken zijn momenteel
drie trajecten te onderscheiden, die min of meer parallel lopen.
De drie trajecten zijn:
- het inrichten en toerusten van de
gemeentelijke organisatie ten behoeve van de wijkaanpak, als onderdeel
van NEON.
- de uitvoering van de nota de wijken
centraal 1: de productie van wijkbeschrijvingen en wijkplannen.
- het gewone werk van de sectie
Wijkbeheer.
Er is bewust voor gekozen de processen van
organisatieaanpassing, beleidsontwikkeling en beleidsuitvoering naast
elkaar te laten lopen.
Wil wijkgericht werken succesvol zijn, dan
zal het voor de burger zichtbaar en voelbaar moeten zijn. In de in 1998
gevoerde stadsgesprekken onder het motto Delft in dialoog zijn er
wat dit betreft de nodige verwachtingen gewekt. De mondige burger die
vandaag een probleem signaleert, verwacht dat de overheid morgen actie
onderneemt.
Met een meer traditionele werkwijze,
waarbij eerst wijkbeleid wordt ontwikkeld, vervolgens de organisatie wordt
aangepast en daarna het beleid wordt uitgevoerd zouden deze verwachtingen
niet waargemaakt kunnen worden.
5. De projectorganisatie
Het in korte tijd ontwikkelen van de
gewenste produkten zes wijkbeschrijvingen, wijkontwikkelingsplan,
wijkbeheerplan en vier wijkactieplannen vraagt een strakke
organisatie; in dit geval een eenvoudige projectorganisatie.
Coördinatiegroep
Er is een coördinatiegroep wijkaanpak
ingesteld, waar alle lijnen samenkomen. Deze groep bewaakt de diverse
planningen, zorgt voor afstemming, coördineert de in- en externe
communicatie, regelt capaciteit en middelen, lost knelpunten op en
informeert het bestuur.
De coördinatiegroep bestaat uit:
- J.J. van Zwet, sectiechef wijkbeheer
- L. Vercruijsse, projectsecretaris
wijkbeheer
- M. Otten, communicatie
adviseurmedewerker
- G. Huizing, hoofd PSO (voorzitter)
- H. Hoogvorst, adviseur van werkgroep 2duizend.
Projectgroepen
Voor de produkctie van de wijkplannen zijn
er twee projectgroepen in het leven geroepen één voor Voorhof en één
voor Tanthof.
In de projectgroepen zijn de volgende
instellingen vertegenwoordigd:
- vier 4 corporaties
- Politie Haaglanden
- Stichting Welzijn Delft (SWD)
- ambtelijke diensten/afdelingen
Het voorzitterschap van de projectgroepen
ligt bij de externe adviseur H. Hoogvorst van wWerkgroep 2duizend, een
bureau dat veel ervaring heeft in onder meer het maken van wijkplannen. De
projectgroepen hebben als randvoorwaarde meegekregen dat ze moeten
opereren binnen de door de raad vastgestelde beleidskaders.
Themagroepen
De hierboven genoemde projectgroepen worden
inhoudelijk gevoed door themagroepen. Er zijn themagroepen op het gebied
van wonen, sociaal beheer en fysiek beheer.
Deze themagroepen bestaan uit
projectgroepleden, aangevuld met vakspecialisten en bewoners. Het gaat om
bewoners die op de panel- en wijkbijeenkomsten (zie hieronder bij 8)voor
) hebben aangegeven een bijdrage te willen leveren aan de tot
standkoming van de wijkplannen.
StuurgroepDe projectgroepen hebben als randvoorwaarde meegekregen dat ze
moeten opereren binnen de door de raad vastgestelde beleidskaders.
De projectorganisatie wordt op hoofdlijnen
gestuurd door een stuurgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van de
ambtelijke diensten en staat onder voorzitterschap van de
portefeuillehouder. J. Roncken van werkgroep 2duizend adviseert de
stuurgroep.
In deze fase van opbouw is er gekozen voor
een ambtelijke stuurgroep. Nu de zaak zo langzamerhand op de rails staat
is er behoefte de samenstelling van de stuurgroep te wijzigen door er
externe partners aan deel te laten nemen zoals: corporaties, politie, SWD,
Woonkoepel, jongerenwerk.
6. Wijkbeschrijvingen en -plannen: een
procesbeschrijving Procesbeschrij
In de startnotitie de wijken centraal 1
is een resultaatverplichting opgenomen. Op 31-12-1999 moeten de volgende
producten beschikbaar zijn:
zes6 wijkbeschrijvingen, vier4
wijkactieplannen en twee2 wijkplannen. Met dit als gegeven is het een
kwestie van terugrekenen om vast te stellen, welke activiteiten op welk
moment ondernomen moeten worden.
Dit resulteert in een zogenaamde deadlineplanning.
Deze planning is geknipt in vier fasen.
Elke fase wordt afgerond met het verschijnen van een aantal concrete
producten. De resultaten van een vorige fase zijn input voor de opgave in
de volgende fase. Elke fase overgang zal gebruikt worden als
evaluatiemoment. Zowel bij betrokkenen als bij het bestuur zal dan
getoetst worden of de geleverde produkten voldoen aan de verwachtingen.
Dit geeft ruimte voor politieke discussie en sturing.
De 1e fase: 0liep van
1-01-1999 tot 01-04-1999.
Er is begonnen met het opzetten van de
werkorganisatie, die de volgende producten heeft gemaakt: een draaiboek,
een communicatieplan, diverse planningen en een handleiding voor de
organisatie van wijkbijeenkomsten en wijkpanels. Deze producten zijn
geaccordeerd door de stuurgroep. Op 6 mei is in de commissie leefbaarheid
een stand van zaken presentatie gegeven.
De 2e fase: liep van 01-04-1999
tot 01-09-1999.
In deze fase zijn de zes6 concept
wijkbeschrijvingen geproduceerd.
De vraag is wat hiermee gaat gebeuren.
Voorgesteld wordt de wijkbeschrijvingen voor Hof van Delft, Vrijenban,
Buitenhof en Wippolder in deze fase voor kennisgeving aan te nemen. Wel
zullen de wijkcoördinatoren deze beschrijvingen in de reguliere
wijkoverleggen bespreken. Uit deze overleggen kunnen concrete
wensen/actiepunten naar voren komen die worden opgenomen in de
wijkactieplannen. De wijkbeschrijvingen voor Voorhof en Tanthof zullen
worden voorgelegd aan de wijkpanels en de wijkbijeenkomsten, op data die
opgenomen zijn in bijlage 1.
In die bijeenkomsten zullen twee vragen
centraal staan:
- Kan men zich vinden in het beeld dat van
de wijk wordt opgeroepen?
- Vormen deze wijkbeschrijvingen een goede
basis voor het maken van de wijkplannen?
Het is duidelijk zijn dat er bij het
opstellen van de objectieve wijkbeschrijvingen een keus is gemaakt uit een
enorme hoeveelheid voor handen zijnde statistische gegevens. De opstellers
(werkgroep 2 duizend) hebben hiervoor twee richtlijnen meegekregen:
- de te behandelen themas moeten
aansluiten bij de logica van de bewoners.
- de wijkbeschrijvingen moeten hanteerbaar
en leesbaar zijn (maximaal 10 à 15 paginas).
Ook aan het college en de raadscommissie
wordt in deze fase de vraag gesteld of de voorliggende concept
beschrijvingen een goede basis vormen voor het opstellen van wijkplannen.
De 3e fase: 0 loopt van
1-09-1999 tot 01-11-1999.
Direct na het zomerreces zijn de
projectgroepen voor Voorhof en Tanthof geformeerd, die belast zijn met het
opstellen van de wijkplannen. Ten behoeve van de projectgroepen zijn er
twee startnotities geschreven en is er een planning opgesteld. De opdracht
in deze fase luidt: de wijkbeschrijving te vertalen in een werkdocument
dat bestaat uit een globale wijkvisie en een uitgebreide inhoudsopgave van
het wijkplan. Het gaat om een belangrijk document omdat daarin de toon
wordt gezet hoe een Delfts wijkplan eruit gaat zien. De essentie van het
wijkplan is dat ze antwoord geeft op gesignaleerde problemen en geuite
maatschappelijke behoeftes. Betrokkenen moeten zich erin kunnen herkennen.
Idealiter is het wijkplan een produkt van de mensen die het aangaat. Delft
heeft hier nog nauwelijks ervaring mee. Deze relatieve achterstand heeft
echter als voordeel dat lering getrokken kan worden uit ervaringen elders
in den lande.
De 4e fase:, die loopt van 01-11-1999
tot 31-12-1999
In deze fase worden de concept wijkplannen
gemaakt. Ook na deze fase wordt een moment ingebouwd voor bestuurlijke
toetsing en eventuele bijsturing.
De 5e fase: na 01-01-2000
-
.
In deze fase zal de publieke consultatie en
vervolgens de besluitvorming plaatsvinden. De tijdsduur van deze fase laat
zich nu nog niet plannen. Die is afhankelijk van vormen die gekozen worden
voor het publieke debat en de mogelijkheden die aan individuele burgers
wordt geboden om in te spreken.
In een bijlage zijn de activiteiten,
overleggen e.d. voor de periode 1-9-1999 tot 1-1-2000 in een planning
gezet.Tot slot is het van belang hier te melden dat voor de voortgang van
het proces het niet goed zou zijn, als de project- en themagroepen pas aan
de slag zouden gaan als de wijkbeschrijvingen in hun definitieve vorm zijn
gedrukt. De planning staat dat ook niet toe. Vandaar dat de
startbijeenkomsten van de project- en themagroepen reeds hebben
plaatsgevonden. In een bijlage zijn de activiteiten, overleggen e.d. voor
de periode 1-9-1999 tot 1-1-2000 in een planning gezet.
Het vervolgtraject
Er zijn nu 6 concept wijkbeschrijvingen
beschikbaar. De vraag is wat hiermee gaat gebeuren. Voorgesteld wordt de
wijkbeschrijvingen voor Hof van Delft, Vrijenban, Buitenhof en Wippolder
in deze fase voor kennisgeving aan te nemen.
Wel zullen de wijkcoördinatoren deze
beschrijvingen in de reguliere wijkoverleggen bespreken. Uit deze
overleggen kunnen concrete actiepunten naar voren komen die dat jaar in de
wijk opgepakt moeten worden. De wijkbeschrijvingen voor Voorhof en Tanthof
zullen worden voorgelegd aan de wijkpanels en de wijkbijeenkomsten, op
data die opgenomen in bijlage 1.
In die bijeenkomsten zullen twee vragen
centraal staan:
- Kan men zich vinden in het beeld dat van
de wijk wordt opgeroepen?
- Vormen deze wijkbeschrijvingen een goede
basis voor het maken van de wijkplannen?
Ook het college en de raadscommissie moeten
over deze vragen een uitspraak doen en de wijkbeschrijvingen vaststellen
als basis voor de wijkplannen. De discussie over de concept
wijkbeschrijvingen kan ertoe leiden, dat gevonden wordt dat bepaalde
aspecten ontbreken of onderbelicht zijn. In dat geval moet er in de
planning ruimte gecreëerd worden voor een aanvulling. Uitgangspunt blijft
wel dat de wijkbeschrijvingen handzaam en leesbaar moeten blijven.
7. Participatie
en communicatie: interactieve beleidsvoorbereidingVoor de voortgang van
het proces zou het niet goed zijn, als de project- en themagroepen pas aan
de slag zouden gaan als de wijkbeschrijvingen in hun definitieve vorm zijn
gedrukt. De planning staat dat ook niet toe. Vandaar dat de
startbijeenkomsten van de project- en themagroepen reeds hebben
plaatsgevonden. De opdracht aan de projectgroepen is uiterlijk 1-11-1999
als tussenproduct een globale wijkvisie op tafel te leggen, die
aandachtsthemas opleveren voor de op te stellen wijkplannen.
De inbreng van bewoners en andere
belanghebbenden krijgt in de periode tot 1-11-1999 op verschillende
manieren vorm.
In de tweede ronde wijkpanels en
wijkbijeenkomsten zal niet alleen gesproken worden over de
wijkbeschrijvingen op zich, maar ook over de vertaling ervan in een
wijkplan. Daarnaast hebben een aantal bewoners en vertegenwoordigers van
instellingen zitting in de thema- en projectgroepen.
In de vergadering van de commissie
Leefbaarheid van 2 november 1999 wordt de balans opgemaakt en bezien of de
projectgroepen op de goede weg zijn. Vooralsnog wordt ervan uitgegaan, dat
de projectgroepen in de periode van
1-11-1999 tot 1-1-2000 de concept
wijkplannen produceren.
Op grond van de tussenbalans is het echter
ook mogelijk dat de werkwijze en/of de planning worden aangepast.
Participatie en communicatie
In het wijkgericht werken is gekozen voor
een vorm van interactieve beleidsvoorbereiding. De essentie hiervan is in
de notitie "de wijken centraal 1" uitgesproken:
"Interactieve beleidsvoorbereiding
veronderstelt dat plannen in samenspraak en onderhandeling met
maatschappelijke partners tot stand komen. Het doel hiervan is meer
draagvlak voor het overheidshandelen in de samenleving te verwerven. In
wezen is dit de kern van het wijkgericht werken en het vormgeven van de
externe oriëntatie"."
Er is een groot arsenaal aan instrumenten
en middelen beschikbaar om de gewenste communicatie met bewoners en andere
betrokkenen vorm te geven. Het spreekt voor zich dat hierin keuzes gemaakt
moeten worden. Om gemaakte keuzes te motiveren volgt hieronder een
beschouwing over wat algemene noties en randvoorwaarden, die bepalend zijn
danwel richtinggevend voor het participatieproces.
Eenvoudige en doeltreffende methoden
Hiervoor is aangegeven dat het opstellen
van wijkbeschrijvingen en wijkplannen in een korte tijdspanne en met
beperkte ambtelijke capaciteit moet gebeuren. Ter vergelijking: het is in
andere steden niet ongebruikelijk, dat er twee jaar wordt uitgetrokken
voor het maken van een wijkplan.
De genoemde randvoorwaarde betekent dat er
voor de communicatie met wijken is gekozen voor de inzet van eenvoudige en
doeltreffende methoden die relatief weinig tijd kosten. Overigens ware dit
niet als een bezwaar te zien. Als nu de balans wordt opgemaakt dan mag
geconcludeerd worden dat er draagvlak is in de wijken voor de manier
waarop het proces is georganiseerd. Bewoners willen vooral resultaten zien
die niet te lang op zich laten wachten. Kortom er is bij bewoners vooral
behoefte aan tempo, actie en invloed, en niet aan veel vergaderen.
Schaalafhankelijk
Bij een gebiedsgerichte benadering zijn de
te hanteren participatiemethodes sterk schaalafhankelijk. Hiermee wordt
bedoeld, dat het voor de vorm van het overleg nogal wat uitmaakt of het
gaat over de herinrichting van een straat of het opstellen van een
wijkplan voor heel Voorhof. In het eerste geval zal er gesproken worden
met de direct belanghebbenden, zoals de omwonenden.
Stadsvernieuwingsplannen en
herstructureringsplannen hebben veelal betrekking op buurten.
Gesprekspartners zijn dan de op buurt- of complexniveau georganiseerde
bewoners en instellingen (bewonerscommissie, huurdersraden, vereniging van
eigenaren, winkeliersvereniging etc.)
In de wijkaanpak zijn er zes6 wijken
gedefinieerd. Dit levert een schaalniveau op, waarop er in Delft nog
weinig is gewerkt. Er is begin dit jaar al snel geconstateerd, dat er geen
overlegvormen of vertegenwoordigende organisaties bestaan op het
schaalniveau van de gekozen wijken.
Maatwerk
Ook zijn Behalve de hier genoemde schaalafhankelijk
zijn de in te zetten communicatiemiddelen ook afhankelijk van de fase
waarin een planontwikkelingsproces verkeert. Zo kan er bijvoorbeeld
gestart worden met een brainstorm of een workshop, terwijl een concept
plan in een hoorzitting voor de hele wijk gepresenteerd kan worden.
Een algemene conclusie naar aanleiding van
deze korte beschouwing is, dat toe te passen participatievormen en in te
zetten communicatiemiddelen altijd maatwerk vragen, dat wil zeggen
afhankelijk zijn van de thematiek, de omvang van het plangebied en de fase
waarin zich het planproces bevindt. Bedacht moet worden dat er momenteel
tientallen wijkgerichte activiteiten en projecten lopen, waarvoor
communicatietrajecten als maatwerk worden uitgevoerd.
Het gaat dan om herinrichting van diverse
straten, pleinen en speelterreinen, maar ook om de
herstructureringsprojecten Wippolder, Die Delfgaauwse Weye, en de Poptahof.
Deze projecten zullen hier gemakshalve worden geduid als het gewone
werk, waar in dit kader niet verder op in wordt gegaan. Een belangrijke
opgave is straks wel de genoemde projecten en de inhoud van de wijkplannen
op elkaar af te stemmen.
8. Participatie
en communicatie: enkele middelenWaar de gemeente vanuit de traditie van de
stadsvernieuwing veel ervaring heeft met participatie op straat- en
buurtniveau, ontbreekt deze ervaring nagenoeg op het niveau van de gekozen
wijken. Deze participatievorm moet dus ontwikkeld worden, rekening houdend
met de hier gestelde randvoorwaarden.
1. Speciale bijlage Stadskrant
Het startschot voor communIcatie(participatie)
is gegeven met de uitgave van een speciale editie van de Stadskrant op 29
april 1999. Hierin worden de inwoners van Delft geïnformeerd over de
wijkaanpak en meer specifiek over de rol die aan bewoners en instellingen
is toegedacht bij het maken van de wijkbeschrijvingen en de wijkplannen.
In de krant worden bewoners uitgenodigd middels een reactiebon een oordeel
te geven over hun wijk. Er zijn twee vragen geformuleerd: "Ik ben
trots op mijn wijk, omdat ...." en "Ik ben minder tevreden over
....". Deze bonnenactie heeft 60 reacties oopgeleverd met bruikbare
informatie ten behoeve van de wijkbeschrijvingen.
2. WijkpanelWijjkpanel
Daarnaast was er behoefte aan een
betrouwbare methode om een representatief beeld te krijgen van opvattingen
die leven in de wijk. Ervaring in andere steden heeft geleerd dat het
wijkpanel hiervoor een geschikt instrument is. Bovendien heeft Delft reeds
goede ervaringen met het stadspanel, waaruit ook wijkgeoriënteerde
informatie is te halen.
Een wijkpanel is een zodanige steekproef
uit het bevolkingsregister dat ze een redelijke afspiegeling vormt van de
wijkbevolking.
Het gaat daarbij om de niet georganiseerde
bewoners en ondernemers. Om een voldoende representatief, maar ook
betrouwbaar beeld te krijgen is er gewerkt met zes6 panels, ieder
bestaande uit ± 15 personen. Tanthof is in tweeën geknipt (oost en west)
en Voorhof in vieren (noord, oost, zuid en west).
Qua methodiek is er een belangrijk verschil
tussen het stadspanel en de wijkpanels. Bij het stadspanel worden meningen
geïnventariseerd middels mondelinge en schriftelijke enquêtes. Bij een
wijkpanel gebeurt datzelfde in de vorm van een workshop. In de workshop
zijn de sterke en zwakke punten van het wijkdeel besproken.
De opkomst voor de in juni gehouden
panelbijeenkomsten lag op 60%. Als blijk van waardering zijn er aan de
deelnemers cadeaubonnen uitgereikt. De gedachte achter de wijkpanels is,
dat bewoners bij uitstek ervaringsdeskundige zijn als het gaat om de
kwaliteit van de leefomgeving.
Dit neemt niet weg dat ook professionals en
vertegenwoordigers van belangengroepen over veel informatie beschikken.
3. Wijkbijeenkomsten
Op Om dit boven water te krijgen zijn er
respectievelijk op 7 en 9 juni 1999 zijn wijkbijeenkomsten georganiseerd
in Tanthof en Voorhof.
Dit waren breed samengestelde bijeenkomsten
waarvoor vertegenwoordigers zijn uitgenodigd van: bewonerscommissies,
huurdersverenigingen, de corporaties, woonkoepel, ouderenzorg, scholen,
buurt-en wijkwerk, winkeliersverenigingen, migrantenorganisaties,
vereniging van eigenaren, jongerenorganisaties en het ambtelijk apparaat.
Door werkgroep 2duizend zijn de
verzamelde meningen verwerkt in het subjectieve deel van de
wijkbeschrijvingen Voorhof en Tanthof. De overige vier wijkbeschrijvingen
kennen nog niet zon subjectieve deel, omdat het opstellen daarvan nu
nog niet opportuun wordt geacht. Dit zal pas in een volgende fase gebeuren
waarbij de statistische gegevens in de wijkbeschrijvingen als uitgangspunt
worden gebruikt voor overleg met organisaties en bewoners in de wijk. Te
zijner tijd moet het maken van een subjectieve wijkbeschrijving als
startpunt dienen voor het opstellen van het wijkplan.
9. De rol van het wijkopbouwwerk
De organisatiegraad van bewoners is in
Delft laag. Dit rechtvaardigt op dit moment de keus dat de regie voor het
organiseren van de bewonersinbreng goeddeels bij de gemeente ligt. Het is
echter wenselijk dat in de toekomst groepen bewoners zelf initiatief nemen
om het wijkbeleid te beïnvloeden.
Hier ligt een taak voor het opbouwwerk.
Eerst sinds 1-9-1999 is hiervoor bij de SWD capaciteit beschikbaar.
In een volgende rapportage zal worden
aangegeven op welke wijze het opbouwwerk zal bijdragen aan het organiseren
en ondersteunen van bewoners bij de wijkaanpak.
10. Het vraagstuk van de democratische
legitimatie
Als het gaat over vormen van
bewonersparticipatie is een klassiek thema de democratische legitimatie
ervan. Dit laat zich vertalen in de vraag of de individuele bewoner
voldoende geïnformeerd wordt en voldoende mogelijkheden heeft om zijn of
haar mening naar voren te brengen? Dit vereist in de eerste plaats, dat
het planproces transparant is. Middels berichten in de Stadskrant en op
Internet zullen inwoners van Delft op de hoogte worden gehouden van de
voortgang van het proces en de resultaten.
Zo is het bijvoorbeeld van belang dat
wijkbeschrijvingen beschikbaar zijn voor eenieder die daarom vraagt. Op de
wijkplannen zal door elke individuele bewoner gereageerd moeten kunnen
worden, die daar behoefte aan heeft.
Het is de bedoeling dat hiervoor na
1-1-2000 een traject wordt uitgezet. Dit kan op verschillende manieren
worden ingevuld.
Twee traditionele methoden zijn:
ter visie legging van het concept wijkplan,
met de mogelijkheid tot schriftelijk reageren;
de hoorzitting, waarvoor alle wijkbewoners
worden uitgenodigd.
Er zijn echter ook heel andere vormen
denkbaar, zoals een wijkmarkt of een wijkconferentie. Tot slot moet
opgemerkt worden, dat het spreekrecht in de commissie van kracht blijft.
Iemand die vindt, dat ondanks de geboden inspraakmogelijkheden, zijn of
haar stem onvoldoende is gehoord, kan zich tot de raadscommissie richten.
Het voorstel is dat de commissie
Leefbaarheid in november richtinggevende uitspraken doet over de wijze
waarop individuele bewoners in de gelegenheid worden gesteld te reageren
op de concept wijkplannen.
11. Wijkgericht werken als leerproces
"Zowel voor het inhoud geven aan het
wijkbeleid alsook voor de inrichting van de organisatorische eenheid
wijkzaken is gekozen voor een ontwikkelingsproces. Dit betekent: niet
werken met blauwdrukken voor de toekomst. Een procesmatige aanpak
veronderstelt dat de plannen kunnen worden bijgesteld op grond van
gewijzigde inzichten of maatschappelijke ontwikkelingen. De gemeente past
het principe van de lerende organisatie toe"."
Dit citaat uit de notitie de wijken
centraal wordt nog eens onder de aandacht gebracht. De nu gekozen
werkwijze met bijbehorende communicatiemiddelen geldt nadrukkelijk voor
deze beginfase. Zij zal geëvalueerd moeten worden en zonodig bijgesteld
voor het maken van de wijkplannen voor de overige vier 4 wijken. Er kan
geconstateerd worden dat de gehanteerde participatie- en
communicatiemethoden wat klassiek van aard zijn. In deze nota is uiteen
gezet waarom hiervoor is gekozen. Kort samengevat komt het er op neer, dat
in deze fase prioriteit is gegeven aan het behalen van concrete resultaten
met gebruikmaking van bekende middelen en dus niet aan vernieuwing van het
instrumentarium. Dit betekent echter niet dat op deze voet moet worden
door gegaan. De uitdaging die er ligt is voor het maken van de volgende
vier wijkplannen nieuwe participatie- en communicatievormen te
ontwikkelen. Hierbij kan gedacht worden aan een meer doelgroepgewijze
benadering, en de daarbij behorende middelen. Dit betekent dat de gemeente
meer op zoek gaat en aanschuift bij wijknetwerken in plaats van het zelf
regisseren van wijkbijeenkomsten e.d.
12. De rol en positie van de raad bij het
wijkgericht werken
In het traject van bestuurlijke vernieuwing
komt het bovengenoemde onderwerp ten principale aan de orde. Daarnaast is
het college voornemens de raad vaker te informeren over de voortgang van
de wijkaanpak. Dit zal schriftelijk gebeuren danwel via een Internetsite.
Het gaat echter niet alleen om informeren. In deze rapportage is het
proces van de totstandkoming van wijkbeschrijvingen en wijkplannen in een
aantal fases geknipt. Het is de bedoeling dat bij de overgang naar een
volgende fase er ruimte wordt gecreëerd voor politiek discussie en dus
voor (bij)sturing.
Paraaf hoofd: |