Nota - Knopen in de wijken | ||
Basisvoorzieningen in het Delftse welzijnswerk
1. Aanleiding Tussen 1994 en 1998 is mede onder druk van bezuinigingen een proces van schaalvergroting in het welzijnswerk voorbereid. Dit resulteerde via 6 deelnotas in de vastgestelde nota Instrumenten II, waarin een indeling in vier clusters werd gehanteerd. In het nieuwe collegeprogramma Grensoverschrijdend 1998 - 2002 is een nieuwe indeling in zes wijken - exclusief de binnenstad - gemaakt en wordt de wijkaanpak als speerpunt geïntroduceerd. Deze koerswijziging heeft directe gevolgen voor het welzijnswerk. 1999 Is benoemd als overgangsjaar; dit jaar wordt benut om de nieuwe lijnen uit te zetten. In deze nota worden de lijnen voor Delft aangegeven. In hoofdstuk 2 wordt de stand van zaken beschreven. In hoofdstuk 3 volgt het voorgestelde beleid. De hoofdstukken 4, 5 en 6 bevatten een nadere uitwerking daarvan vanuit de invalshoeken samenspel, voorzieningen en ondersteuning. Hoofdstuk 7 zet - concluderend - alle hoofdpunten van beleid op een rij. Hoofdstuk 8 bevat elementen voor een plan van aanpak. Hoofdstuk 9 is het voorstel voor besluitvorming.
2. Huidige situatie Het gaat in het welzijnswerk om een groot werkveld, waarin vele vrijwilligers werkzaam zijn in organisatorisch of bestuurlijk verband. Er volgt nu een nadere typering van de speelwijze op dit werkveld, van het voorzieningenaanbod en van de wijze waarop de professionele ondersteuning geregeld is. besturingskenmerken Het welzijnswerk wordt gekenmerkt door een driehoeksverhouding: gemeente - accommodatiebesturen Stichting Welzijn Delft (SWD). Deze bestaat uit een verticale keten waarin de gemeente subsidieert en voorwaarden stelt, de SWD de werkers levert en de besturen de gebruikers van de accommodaties vertegenwoordigen. Deze relatie heeft een aantal nadelen. In de eerste plaats is de mate van sturing afhankelijk van de duidelijkheid van de subsidievoorwaarden en -criteria. Daaraan ontbreekt het. De beleidsperspectieven zijn nog onvoldoende operationeel vertaald, waardoor onduidelijk blijft waarop moet worden afgerekend. De afzonderlijke subsidies zijn historisch bepaald en als zodanig gestold. In de tweede plaats ontbreekt het de gemeente aan een inhoudelijk gesprekspartner op stedelijk niveau, waarmee resultaatafspraken kunnen worden gemaakt en waarmee gezamenlijk de kwaliteit kan worden uitgewerkt. De SWD is de belangrijkste stedelijk functionerende organisatie binnen het welzijnswerk, maar wordt alleen aangesproken als werkgever. Als gevolg hiervan is er geen evenwichtig beleid per wijk of buurt. Op het gebied van jongerenwerk is per 1 juni 1999 de Stichting DJ XL opgericht (in de nota Instrumenten II: "holding"), als overkoepeling van de Stichting Hey en Selam. Een deel van de jongerenwerkers fungeert als preventiewerker op straat onder de hoede van de SJD (JOS 98). voorzieningen en activiteiten Delft heeft in de gehele stad een vijftiental accommodaties met het predicaat buurthuis. Er zijn grote onderlinge verschillen in grootte, professionele ondersteuning, bestuurlijke draagkracht en omvang van gemeentelijk subsidie. De spreiding van de accommodaties is een resultaat van historische ontwikkeling en voldoet niet geheel aan de nieuwe wijkindeling. Diverse buurthuizen kennen, al dan niet onderverhuurd, medegebruik van verenigingen die niet over (voldoende) eigen ruimten beschikken. Naast deze gebiedgerichte voorzieningen zijn er doelgroepgerichte voorzieningen. Voor jongeren zijn er 6 specifieke ruimten. Een combinatie van een wijkfunctie met een stedelijke functie komt hier regelmatig voor. Voor migranten zijn er 5 locaties in Delft beschikbaar; het betreft hier stedelijke functies. Het beheer van de accommodaties is vrij eenduidig geregeld. De meeste accommodaties zijn gemeentelijk eigendom en worden door de gemeente om niet beschikbaar gesteld. Geen van de accommodaties wordt door de gemeente geëxploiteerd. In vrijwel alle gevallen is er een verantwoordelijk bestuur. De verantwoordelijkheid voor het onderhoud ligt contractueel bij de gebruiker. De gemeente heeft hiervoor een jaarlijks subsidiebudget van f 70.000,- beschikbaar. Er is thans in vrijwel alle gevallen sprake van achterstallig onderhoud. De gemeente subsidieert afzonderlijke besturen voor de organisatie van activiteiten en in hun huisvestingslasten. In totaal is hiermee een bedrag van jaarlijks f 340.000 gemoeid voor de buurthuizen, f 335.000 voor jongerenorganisaties, f 225.000 voor migrantenorganisaties. De hoogte van de subsidies per organisatie is historisch gegroeid. Uit analyse blijkt dat het subsidiebudget in de praktijk vrijwel geheel wordt besteed aan huisvestingslasten. Dat betekent dat de besturen voor de activiteiten aanvullende geldstromen hebben aangeboord. Sinds 1997 is f 150.000 beschikbaar voor projecten die bijdragen aan drie welzijnsperspectieven: bestrijding sociaal isolement, bevordering maatschappelijke participatie en bevordering van de leefbaarheid. Tot op heden kunnen uitsluitend buurthuisbesturen van deze subsidiemogelijkheid gebruik maken. Andere projectsubsidies zijn mogelijk binnen het flexibel jongerenbudget: f 100.000. ondersteuning De beroepskrachten in het welzijnswerk zijn over het algemeen in dienst van de Stichting Welzijn Delft (SWD); een deel van de jongerenwerkers is ondergebracht bij JOS98; de jongerencoördinator werkt bij de SWD en voor DJ XL. De totale formatie voor algemeen buurtwerk is 267 uur. Op stedelijk niveau gaat het daarnaast om 100 uur per week voor onder meer de vrijwilligerscentrale en de Woonkoepel. Voor jeugd(tiener)- en jongerenwerk is 371 uur beschikbaar, waarvan 48 uur ambulant; dit is exclusief de uren bij JOS98. Hier is op stedelijk niveau 77 uur beschikbaar voor Jongeren Informatie Punt, meidenwerk en Selam. Voor migrantenwerk is er 67 uur. De buurthuisbesturen maken tot nu toe op basis van hun activiteitenplannen afspraken met de werkgever van de beroepskrachten over de beschikbaarstelling van professionele uren. De SWD wordt tot nu toe op basis van het verdeelvoorstel gesubsidieerd door de gemeente. Er zijn circa 50 werknemers (ID-banen, WIW, banenpool) werkzaam in het buurtwerk, het migrantenwerk en het jongerenwerk; ongeveer 75 % is in dienst van/ gedetacheerd bij de SWD, 25% bij JOS98. Het gaat hier om beheers/toezicht- en assistentfuncties. De verdeling over de wijken en accommodaties is niet gelijk.
3. Voorgesteld beleid Een nadere uitwerking is te vinden in de hoofdstukken 4 t/m 6. samenspel Er worden zes wijken onderscheiden, die
zullen moeten beschikken over goed geoutilleerde accommodatie en een
basisformatie in beheer en agogisch werk. Dit is vastgelegd in het
collegeprogramma. Het idee achter de vorming van clusterbesturen (Instrumenten II), namelijk om de samenhang op wijkniveau te bevorderen, wordt verwezenlijkt door gebruikmaking van de netwerkgedachte. Er worden wijknetwerken gestimuleerd. Vanuit het oogpunt van betrokkenheid en deskundigheid wordt ernaar gestreefd de voor de clusterbesturen geworven mensen te betrekken bij de wijknetwerken. De doelstelling van het welzijnswerk is al eerder geformuleerd. Het gaat er om perspectief te bieden op
De gemeente gaat op zoek naar een stedelijke partner, die effectief kan bijdragen aan de doelbereiking. De bedoelde stedelijk partner zal een nieuwe, brede Delftse organisatie zijn. De gemeente houdt de regiefunctie. De SWD kan opgaan in de nieuwe stedelijke
organisatie, na omvorming van werkgeversorganisatie naar een inhoudelijke
partner. De convenantbesprekingen tussen de gemeente en de SWD, die
gericht waren op het verbreken van de subsidierelatie worden omgebogen in
de voorbereiding van een 3-jarenovereenkomst ingaande 1-1-2000, waarin
afspraken over het opgaan in de nieuwe organisatie worden meegenomen.. Op basis van wijkplannen maakt de gemeente afspraken met de SWD over de beroepsmatige ondersteuning per wijk en in stedelijk verband. Er komt geen systeem van vouchers. Voorzieningen en activiteiten De voornemens voor nieuwbouw, zoals in de nota Instrumenten II geuit, zijn gehandhaafd: Wippolder, Westerkwartier, Poptahof, Tanthof, Sranti. In elke wijk moet zichtbaar ruimte zijn voor jongerenactiviteiten, zo mogelijk in eigen centra. Dit leidt tot nieuwbouw in het Westerkwartier (in het wijkcentrum), de Kuyperwijk (bij het wijkcentrum), de Wippolder (los van het wijkcentrum) en de Poptahof (in het wijkcentrum). De gemeentelijke accommodaties blijven gemeentelijk eigendom; het achterstallig onderhoud wordt weggewerkt en er komt een systeem van planmatig onderhoud. Om de verantwoordelijkheid van de eigenaar en de gebruiker goed te regelen worden de bestaande om-niet contracten veranderd in een gewone huur-verhuurovereenkomst. Subsidiëring van de huisvestingslasten blijft uitgangspunt. Er wordt gewerkt op basis van activiteitenplannen die passen bij het wijkprofiel. De cyclus van wijkbeschrijvingen en wijkplannen in de wijkaanpak wordt als kader gehanteerd voor activiteitenplannen. ondersteuning De gemeente streeft naar een grotere samenhang tussen werksoorten. De SWD zal verder moeten werken aan flexibilisering en multi-inzetbaarheid van agogisch personeel. Hiervoor zal een personeelsplan worden gevraagd. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de formatie die op wijkniveau wordt ingezet en die op stedelijk niveau functioneert. Hiermee zijn er verschillende gradaties in flexibel werken:
Alle beroepsmatige ondersteuning wordt op basis van (wijk)plannen ingezet. Voor de beheersfuncties in de accommodaties dient het accent voor de SWD te liggen op de werkgeversrol (administratie, consulentschap, scholing, aanstelling, functiebeschrijving en her/verplaatsing). De besturen van de accommodaties verzorgen de dagelijkse leiding over de beheersfunctie in de accommodaties. De rol van de professionals van de SWD in de accommodaties dient zich vooral te beperken tot begeleider/opleider van vrijwilligers. Voor bestuurlijke en uitvoerende kadervorming zal ook de vrijwilligerscentrale nadrukkelijker toegerust moeten worden. De besturen op wijkniveau zijn een belangrijke partij voor de accommodatiegebonden activiteiten, waarvoor de gemeente activiteitensubsidies beschikbaar heeft; hen worden gevraagd hun inbreng te hebben in de wijknetwerken.
4. Uitwerking samenspel Wijkgericht werken Het beleidsmatig aangrijpingspunt dat het college voorstaat is de wijk. Er is gekozen voor een wijkaanpak en de gemeente zelf gaat wijkgericht werken. Het collegeprogramma besteedt veel aandacht aan deze werkwijze, die er op neerkomt dat harde en zachte sectoren bij elkaar komen in en voor de wijken. Binnen de wijkaanpak is via een procesbenadering begonnen met wijkbeschrijvingen en wijkplannen. De relatie tussen stedelijk en wijkgericht werken moet zich nog uitkristalliseren, o.a. in de nieuwe cluster wijk/stadszaken. Wijknetwerken Het welzijnswerk (activiteiten en begeleiding) is thans voornamelijk accommodatiegebonden. De gemeente stimuleert dat wijknetwerken ontstaan. Hierin is niet de netwerkbenadering nieuw maar de samenhang van netwerken op wijkniveau. Dit betekent het aan elkaar knopen van binnen afzonderlijke beleidsgebieden reeds bestaande netwerken. Deze netwerken zijn een flexibele verbinding tussen de wijkbewoners zelf en de beleidsmakers/bestuurders. In een netwerkstructuur zijn alle spelers gelijkwaardig en functioneren in meerdere netwerken op diverse niveaus. Cruciaal hierin is dat de gemeente medespeler is en niet de grote bepaler. Ten opzichte van de huidige situatie moet de afhankelijkheid van en gerichtheid op de gemeente verminderen. De praktijk moet uitwijzen hoe de meest effectieve netwerken er uitzien, maar ons eerste aangrijpingspunt zijn de professionals in de verschillende werksoorten: welzijnswerk, onderwijs, corporaties, politie, beleidsfunctionarissen e.d. Van daaruit worden vertegenwoordigingen van zelforganisaties en groeperingen betrokken, zoals bewonerscommissies, buurthuisbesturen, jongerenorganisaties, migrantenorganisaties, vrouwenorganisaties, sportorganisaties, culturele organisaties, bejaardentehuizen, kerken etc. De netwerken leveren hun bijdrage aan de wijkplannen; de gemeenteraad stelt de plannen vast. Het welzijnswerk is partner in dit netwerk. Zowel de inzet van accommodatie als professionele ondersteuning/begeleiding en de activiteiten/projectsubsidie moeten daarom in samenhang gezien worden met vergelijkbare instrumenten binnen andere beleidssectoren op wijkniveau. Dit zal leiden tot een nieuwe balans tussen accommodatiegebonden en wijkgericht werken. De professional zal meer een makelaarsfunctie vervullen tussen vraag en aanbod op wijkniveau; d.w.z. dat de welzijnswerker actief is in het netwerk ten dienste van het geheel, dus bij de uitvoering van het wijkplan. Multidisciplinaire cultuur Op stedelijk niveau dient de netwerkbenadering ook zijn vertaling te krijgen. Het stedelijk netwerk bestaat onder andere uit gemeentelijke beleidsvelden, koepelorganisaties voor welzijn, zorg, wonen, veiligheid en gemeentelijke programmateams. Het beleid wordt in het netwerk ontwikkeld in een permanente dialoog. Het stedelijk netwerk en de wijknetwerken kunnen elkaar overlappen en beïnvloeden. In matrixstructuren vindt afstemming en aansturing van het geheel plaats. In het stedelijk netwerk wordt welzijn nadrukkelijk breed ingevuld. Het gaat uiteindelijk om afstemming van alle leefgebieden en om een breed scala van dienstverlening van welzijnswerk tot (preventieve) hulpverlening. Gestimuleerd wordt dat door de introductie van systemen van kwaliteitszorg, optimale aansluiting van het welzijnswerk bij de vraag van de bevolking wordt gegarandeerd. Naar verwachting heeft de netwerkbenadering al op korte termijn gevolgen voor de stedelijke organisatiestructuur. Langzamerhand ontstaat, zoals in veel andere gemeenten, de behoefte aan een bredere stedelijke organisatie (met zorg en welzijn). Bij de ontwikkeling van het integraal jongerenbeleid wordt het probleembewustzijn op dit punt reeds voelbaar. Vooralsnog is de gemeente een zakelijke (subsidie)relatie aangegaan met een aantal medespelers die met de gemeente - in teamverband - het welzijnswerk moeten invullen: Stichting Ouderenwerk Delft, Stichting Welzijn Delft, Jongerenwerk (JOS98, DJXL, SWD), Stichting Jeugdhulpverlening Delft, Stichting Vluchtelingenwerk Delft. Met deze organisaties worden (meerjaren)subsidie-afspraken gemaakt. Deze afspraken betreffen ondermeer het methodische kwaliteitsniveau, de onderlinge bevoegdheidsverdeling, de programmatische inzet in wijknetwerken. Binnen de bestaande fragmentarische stedelijke structuur worden de Delftse inwoners niet optimaal bediend. De gemeente heeft daarnaast behoefte aan een inhoudelijk gesprekspartner en opdrachtnemer op stedelijk niveau. Nadrukkelijk wordt daarom gestreefd naar een nieuwe, professioneel gestuurde stedelijke organisatie; niet een samenvoeging van de bestaande organisaties maar van de gewenste functies. De functies die daarvoor mogelijk in aanmerking komen zijn buurt- en wijkwerk, jeugd- en jongerenwerk, ouderenwerk, migranten- en vluchtelingenwerk, vrouwenwerk, diverse vormen van hulpverlening (jeugd-, maatschappelijk werk). Het komend half jaar zal hierover overleg worden gevoerd met alle mogelijke partners in een nieuwe koepel, om te komen tot een wederzijds acceptabel plan. Het is duidelijk dat aan een reorganisatie ook extra gemeentelijke financiering gekoppeld is.
5. Uitwerking voorzieningen Met alle hierna te noemen nieuwbouwtrajecten is een netto investeringsbedrag gemoeid van 8.957.150, waarvan 4 miljoen wordt gedekt uit het stadsvernieuwingsfonds, 4,5 miljoen uit het investeringsplan (zomernota 2000 -2003) en - reeds gereserveerd in 1997 - 777.000 uit de voorziening voormalige schoolgebouwen. Daarnaast heeft de gemeenteraad in 1997 1.651.960 beschikbaar gesteld voor aanpassingen in bestaande buurtaccommodaties Elk van de zes wijken zal op middellange termijn de beschikking moeten hebben over een volwaardige wijkaccommodatie. Volwaardigheid heeft betrekking op omvang en functionaliteit en op de beschikbaarheid van professionele ondersteuning. De gemeente heeft een norm van 600 m2 voorgesteld voor de gewenste omvang; die norm wordt toegepast op nieuwbouwprojecten. Uitgangspunt is dat zoveel mogelijk geïntegreerd of gecombineerd wordt gebouwd. Zo wordt gepoogd meer functies bijeen te brengen. Gedacht wordt aan kinderdagverblijven/naschoolse opvang, servicepunten bibliotheek, combinaties met sportzaal etc. Het bijeen brengen van functies strekt zich ook uit over de buitenvoorzieningen, zoals speelterreinen, schoolpleinen. Per nieuwbouwproject wordt bezien welke combinatie haalbaar is. Om tot volwaardige wijkaccommodaties te komen wordt in 4 wijken in 4 jaar tijd nieuwbouw gerealiseerd: Wijk 2 wijkcentrum Wippolder (nieuwbouw 1999),huur van de woningcorporatie; Wijk 3 wijkcentrum Westerkwartier (nieuwbouw 2000); Wijk 4 wijkcentrum Poptahof (nieuwbouw 2001) Wijk 6 wijkcentrum Tanthof (nieuwbouw 2002) Daarnaast wordt de onderhoudssituatie van een deel van de bestaande buurthuizen aangepakt, zodat zij toegerust zijn voor de functie van volwaardige wijkaccommodatie: Wijk 1 wijkcentrum Brasserskade; Wijk 5 wijkcentrum Buitenhof; De inzet is dat de accommodatie Fledderus geheel beschikbaar komt voor het welzijnswerk. Wijk 3 wijkcentrum Kuyperwijk Wijk 4 wijkcentrum Voorhof De overige accommodaties worden indien nodig - opgeknapt ten behoeve van een specifieke wijkfunctie, als buurtgebouw: wijk 1 - Bomenwijk (woningcorporatie) wijk 1 - Bieslander (woningcorporatie) wijk 2 - Onder de Schie wijk 3 - Sint Olof wijk 4 - Minervaplein (woningcorporatie) wijk 7 - De Molshoop Uit dit overzicht blijkt dat er in de wijken 3 (Kuyperwijk, Westerkwartier) en 4 (Voorhof, Poptahof) elk twee volwaardige wijkaccommodaties zullen bestaan. Argument om dat in deze wijken te willen is gelegen in de specifieke bevolkingssamenstelling van deze delen van de stad. Beide wijken bestaan uit verschillende delen met een eigen karakter en geschiedenis, waarbij het ene deel moeilijk een functie kan vervullen voor het andere deel. De accommodaties met een specifieke wijkfunctie worden in stand gehouden om recht te doen aan bewonersbehoeften op buurtniveau. Deze accommodaties krijgen niet de beschikking over professionele accommodatiegebonden ondersteuning. Gestimuleerd wordt dat deze accommodaties deels ingezet worden als huisvesting voor groepen zonder eigen ruimte, gericht op sociaal cultureel werk, sport, ontmoeting, educatie en dergelijke.
Jeugd en jongeren Het tienerwerk (kerngroep 12 tot 16 jaar) vindt over het algemeen plaats in de algemene wijkaccommodatie. In sommige gevallen is daarvoor een aparte ruimte beschikbaar, zoals in wijkcentrum Wippolder. Voor jongeren (kerngroep16 21 jaar) zijn specifieke voorzieningen gewenst in de vorm van jongerencentra. Deze dienen redelijk over de stad gespreid te zijn, maar hebben gezien de mobiliteit van jongeren ook een wijkoverstijgende functie. Een inhoudelijke en mogelijkerwijs fysieke relatie met het wijkcentrum wordt in verband met het tienerwerk nagestreefd. In vijf van de zes wijken zijn er nu aparte jongerenvoorzieningen: Wijk 1 jongerenruimte in wijkcentrum Brasserskade; De Viking; Wijk 2 portocabin Wippolder; Wijk 3 portocabin Kuyperwijk; Wijk 4 - in Voorhof ontbreekt een aparte voorziening; Wijk 5 The culture en Hangout in Buitenhof; Wijk 6 The Border in Tanthof. De komende jaren worden de voorzieningen Westpoint (Kuyperwijk) en Wippolder in permanente accommodaties omgezet ( uiterlijk 2003) en worden nieuwe jongerenvoorzieningen gerealiseerd bij de nieuwbouw in het Westerkwartier (2000) en de Poptahof (2001). Door middel van haalbaarheidsonderzoek wordt nagegaan hoe het jongerenwerk van verschillende accommodaties in de stad gebruik kan maken. Migranten en nieuwkomers De huisvesting van migrantengroepen en verenigingen zal de komende jaren de nodige aandacht vragen. In het kader van het ontwikkelen van integraal beleid voor nieuwkomers zal het bestaande sociaal-cultureel migrantenbeleid nader worden bezien. Uitgangspunt ten aanzien van de huisvesting is dat er in Delft voldoende ruimtelijke gelegenheid is voor de cultuurbeleving van nieuwkomers en migranten. De huidige situatie is als volgt: Wijk 1 - de Italiaanse, Spaanse en Latijns Amerikaanse vereniging (gezamenlijk aan de Bieslandsekade) Wijk 2 - geen specifieke ruimte voor migranten Wijk 3 - geen specifieke ruimte voor migranten Wijk 4 - De Somalische vereniging houdt in het buurthuis Poptahof haar activiteiten. Ook Selam (organisatie voor buitenlandse jongeren) organiseert daar een deel van de activiteiten. Wijk 5 - Shanti (Buitenhofdreef), de Turkse vereniging (ruimte in de Turkse moskee) Wijk 6 - Sranti (Motorenweg) Binnenstad - de Marokkaanse vereniging (Koornmarkt), Daarnaast biedt de accommodatie Koornmarkt 48 onderdak aan georganiseerde groepen Irakezen, Iranezen en Koerden. Via de inzet van de SVD worden hier ook sociaal culturele mogelijkheden geboden aan nieuwkomers die nog niet in landengroepen zijn georganiseerd. Er is een aantal knelpunten dat bijzondere aandacht vraagt. Het meest acuut is nieuwbouw voor Sranti. Al in 1993 stemde de raad in met nieuwbouw. Om bestemmingsplanredenen is de realisering vertraagd. Pas begin 1996 waren op dit punt de formele problemen verdwenen. Thans wordt de tijdelijk stopgezette procedure om de accommodatieproblemen van Sranti op te lossen weer opgepakt en wordt zo snel mogelijk tot realisering van nieuwbouw Sranti overgegaan. Mede als gevolg van de nieuwbouwtrajecten voor de wijkaccommodaties is het noodzakelijk dat de komende jaren tot een herschikking van het ruimtegebruik door migrantengroepen wordt gekomen. Het voornemen is om de voorzieningen met specifieke wijkfunctie hierbij te betrekken. Van belang is om zicht te krijgen op een mogelijke onderverdeling van stedelijk gerichte activiteiten en wijkgebonden activiteiten. In samenhang met deze herschikking zal Sranti ook gevraagd worden inwoning van andere groepen toe te staan. Daarnaast zal Sranti zich kunnen ontwikkelen tot een voorziening waarbij vooral een multicultureel aanbod van jongerenactiviteiten voorop staat. Tegen deze achtergrond kan voor Sranti een accommodatie van vergelijkbare oppervlakte terugkomen. In verband met de beschikbaarheid van Fledderus voor het wijkwerk, zal ook met Shanti binnen de bestaande welzijnsaccommodaties naar een andere oplossing worden gezocht. De integratie van nieuwe bewoners uit andere landen is een proces wat zich zowel op stedelijk als op wijkniveau afspeelt. In stedelijk opzicht spelen de zelforganisaties van migranten een rol in dit integratieproces. Op wijkniveau heeft het welzijnswerk vanuit de netwerkbenadering een belangrijke functie. Wat geldt voor de besturen van de wijkaccommodaties geldt ook voor de besturen van de migrantenvoorzieningen: zij hebben de verantwoordelijkheid voor het beheer van de accommodatie; de inhoudelijke beschikbaarheid is een afgeleide van stedelijke en wijkplannen.
6. Uitwerking ondersteuning In bijlage 2 is de gewenste formatieve verdeling anno 2004 uitgewerkt. De financiering hiervan kan plaatsvinden binnen de bestaande begroting. beheersmatige ondersteuning Voor alle wijkaccommodaties en jongerenaccommodaties wordt uitgegaan van de inzet van een fulltime beheerder, via werkgelegenheidsregelingen (ID-banen, WIW, banenpool). Als basis wordt gedefinieerd: gemiddeld 32 uur per week, met als taak accommodatiebeheer. Deze situatie is met de huidige formatie realiseerbaar, maar is door moeilijk vervulbare vacatures en een ongelijke verdeling niet geheel geëffectueerd. Als volgende stap wordt afhankelijk van het wijkplan gekeken naar de noodzaak van aanvullende uren en aanvullende taken (administratief, assisterend). In overleg met de SWD en Werkplan wordt bezien of hier door herschikking en scholing ook aanbod voor is. Er mag van worden uitgegaan dat er de komende jaren nog geen optimale situatie kan worden bereikt. Uiteindelijk dient de vervulling van alle beheerstaken goed geregeld te zijn via taakomschrijvingen, opleidingsplannen en een balans tussen vrijwilligers en werknemers. Inhoudelijke ondersteuning De gemeente streeft ernaar dat in elke wijk tenminste een basisformatie van 32 uur per week algemene agogische ondersteuning beschikbaar is; in de wijken met twee wijkcentra is er een aanvulling van 24 uur. Er zijn via de Zomernota 2000 2003 middelen beschikbaar gesteld om de formatie op dit peil te brengen, te beginnen in de wijken die in de wijkaanpak voorop lopen en waar te realiseren of gerealiseerde nieuwbouw de mogelijkheid biedt voor een wijkgerichte programmering. Vervolgens zullen in vier jaar tijd de nodige verschuivingen binnen de bestaande formatie moeten worden aangebracht. De vraag wat er moet gebeuren blijft hoe dan ook een (beleids)verantwoordelijkheid van de gemeente als subsidiegever. Uit oogpunt van eenduidigheid wordt in de uitvoering gestreefd naar een steviger aansturing van de werkers vanuit één stedelijk punt. Gezien de bestaande werkgeversverantwoordelijkheid van de SWD is het efficiënt hier een koppeling te maken. De voorwaarden waaronder deze inhoudelijke functie op kwalitatieve wijze gestalte kan krijgen dienen door de SWD in een plan te worden uitgewerkt. Nieuw is dat de inhoudelijke personeelsformatie wijkgebonden is. Een deel van deze formatie blijft gebonden aan de wijkaccommodatie - vooral voor ondersteunende activiteiten gericht op de vrijwilligers en besturen. Een deel van de uren wordt ook wijkgericht ingezet in de wijknetwerken; de werker treedt hier buiten de accommodatie. De verhouding tussen accommodatiegebonden en wijkgerichte inzet is mede afhankelijk van wijkprofiel en wijkplan. Deze werkwijze wijkt af van de huidige praktijk. Het is noodzakelijk dat de professionele medewerkers worden geschoold in deze externe oriëntatie. De SWD dient hiervoor een ontwikkelingstraject uit te zetten. Ondersteuning doelgroepen Voor de begeleiding van jongeren wordt het accent gelegd op de methodiek van het opbouwwerk, naast het meer accommodatiegebonden werk. In de wijk Wippolder wordt met hulp van PJ Partners een model voor jongerenopbouwwerk ontwikkeld. Ook voor het jeugd- en jongerenwerk dient voor elke wijk een basisformatie beschikbaar te zijn : 40 uur waarvan 8 uur tienerwerk. In de wijken met twee accommodaties komt daar 24 uur bij. Er zijn in de zomernota 2000 - 2003 extra middelen beschikbaar gesteld voor de aanstelling van een extra jongerenwerker per 2000. Daarmee is er voldoende financiële ruimte om de basisformatie te realiseren; verschuivingen zijn echter noodzakelijk. Tienerwerk is wijkgebonden, het jongerenwerk is wijkoverstijgend. In alle gevallen is de wijk de vindplaats van jongeren, maar vraagt de mobiliteit van jongeren om een bredere blik van en aanpak door het jongerenwerk. Vooral voor jongerenwerk geldt dat voldoende flexibele capaciteit beschikbaar blijft om te bewegen tussen de wijken. De flexibiliteit binnen het jeugd- en jongerenwerk moet worden versterkt door de samenwerking tussen jongerenwerkers en de "jongerenpreventiewerkers op straat" van JOS98. Het is gewenst dat het werkgeverschap en management van JOSsers en overige jongerenwerkers in één hand komt te liggen. De inhoudelijke verantwoordelijkheid voor de jongerenwerkers ligt thans deels bij de SWD en deels bij JOS 98. De stichting DJ XL heeft vooral een programmatische taak, maar heeft zich gezien de complexe verantwoordelijkheidsstructuur nog niet kunnen ontwikkelen tot een stedelijke jongerenorganisatie. Een stedelijke benadering is wel wenselijk om versnippering tegen te gaan.Het streven voor de korte termijn is thans dat de aansturing plaats vindt door de jongerencoördinator (van de SWD en DJ XL) waarvoor huisvesting is geregeld bij JOS98. Daarmee wordt de noodzakelijke nauwe samenwerking op het gebied van het jongerenwerk vergemakkelijkt. Vooruitlopend op een nieuwe eenduidiger structuur dienen de diverse besturen deze praktische samenhang mogelijk te maken.
7. Opvatting op hoofdpunten Dit hoofdstuk bevat de conclusies uit de nota. externe oriëntatie Het belangrijkste cultuurkenmerk in de gehele gemeente is de externe oriëntatie. Ook het welzijnswerk dient extern georiënteerd te zijn. Dit werk wordt beoordeeld op haar bijdrage aan de doelstellingen: doorbreken van sociaal isolement, bevorderen van maatschappelijke participatie en bevorderen van leefbaarheid. Dit houdt in dat het werk zich niet allemaal binnen accommodaties zoals het buurthuis afspeelt, maar in het netwerk van de wijk. Via de netwerkgedachte moet er meer samenhang komen tussen de afzonderlijke beleidsvelden. Daarbij is de gemeente medespeler en niet de spelbepaler. Deze bijdrage van het welzijnswerk aan maatschappelijke doelstellingen wordt ingepast in de wijkaanpak. Basisvoorziening Het welzijnswerk wordt waar mogelijk georganiseerd binnen de 6 onderscheiden wijken. Elke wijk dient te kunnen beschikken over een basisformatie aan beroepsmatige ondersteuning. Voor het inhoudelijk werk is die basis gesteld op 32 uur per wijk; in de twee wijken met meer dan een wijkcentrum verhoogd met 24 uur). Voor het beheer van accommodaties (ID-banen, WIW) is gemiddeld 32 uur per accommodatie de basisrichtlijn. Het beheer is accommodatiegebonden, het inhoudelijk werk is deels accommodatiegebonden deels wijkgericht. Naast het algemeen inhoudelijk werk, zijn er aanvullende specialisaties voor jeugd- en jongeren. Elke wijk dient te beschikken over tenminste één basisaccommodatie: het wijkcentrum. Gezien de bevolkingssamenstelling gaan Voorhof en Delft West over twee wijkcentra beschikken. Het wijkcentrum voldoet aan een aantal normen voor omvang (600 m2, in voorkomende gevallen uit te breiden met 50 m2 voor wijkbeheer en 120 m2 voor jongeren), functionaliteit (o.a. tienerwerk) en beroepsmatige ondersteuning. Bij vernieuwing geldt het uitgangspunt dat zoveel mogelijk geïntegreerd wordt gebouwd, zodat meerdere functies bij elkaar komen. Dit uitgangspunt wordt toegepast bij de vier lopende c.q. voorgenomen bouwtrajecten. Doelgroepgericht Het welzijnswerk dient zowel ruimtelijk als in het activiteitenaanbod voldoende rekening te houden met de belangen van de zich in de wijk bevindende doelgroepen jeugd, migranten en ouderen. Voor jeugd- en jongeren is er een basisformatie per wijk geformuleerd van 40 uur, waaronder 8 uur tienerwerk. Deze basisformatie is met 24 uur opgehoogd in de wijken waar meer dan een jongerenvoorziening komt. De verdeling van de flexibele uren over de wijken geschiedt op basis van de wijkprofielen en wijkplannen. Tienerwerk (kerngroep 12 tot 16 jaar) dient ruimtelijk/functioneel in de wijkaccommodaties te worden ondergebracht; het jongerenwerk (kerngroep 16 21 jaar) is vooral aangewezen op eigen jongerencentra. Jongerenwerkers werken voor een deel accommodatiegebonden, en voor het overige in het wijknetwerk. Op het gebied van jongerencentra zijn de komende jaren vier bouwtrajecten voorzien: in Kuyperwijk, Wippolder, Westerkwartier, Poptahof. In de laatste twee wijken als onderdeel van het wijkcentrum. Methodiek Het welzijnswerk dient zich meer te bedienen van de werkwijze van het opbouwwerk. Deze methode (activering en educatie) past goed bij de begeleiding van groepen tot zelfstandigheid en kan worden gericht op programmering op wijkniveau. Het gemeentelijk subsidiebeleid zal meer worden afgestemd op gewenste resultaten op wijk- en stedelijk niveau, zonder het accommodatiegebonden werk te verwaarlozen. Besturingskenmerken De verantwoordelijkheid voor aangelegenheden in de wijk dient eenduidig te zijn. De partners in het wijknetwerk (gemeente, professionele organisaties, belangenbehartigers van bewoners), geven via het wijkplan sturing aan het inhoudelijk werk van de beroepskracht(en). Dit laat onverlet de regierol van de gemeente, om vorm te geven aan de politieke eindverantwoordelijkheid. De verantwoordelijheidsverdeling zal als volgt moeten komen te liggen: De gemeente fungeert formeel als opdrachtgever richting stedelijke organisaties (thans SWD en voor jongeren JOS 98, DJ XL; de genoemde organisaties zijn daarmee opdrachtnemer). In het geval van het onderdeel accommodatiegebonden beheer fungeert het bestuur van de accommodatie als inhoudelijk opdrachtgever. Er wordt gestreefd naar een eenduidiger aansturing op stedelijk niveau. Subsidies Er wordt op wijkniveau twee soorten subsidies verstrekt:
Op stedelijk niveau worden prestatiesubsidies verleend aan SWD, JOS98. Het gemeentelijk eigendom van accommodaties blijft gehandhaafd. De gemeente gaat als eigenaar zelf planmatig onderhoud uitvoeren en verstrekt daarvoor geen subsidies meer.
Volgende stap: Plan van aanpak 2000 In dit hoofdstuk worden de elementen aangereikt die in een plan van aanpak terug zullen moeten komen. Dit plan dient in overleg met betrokkenen tot stand te komen. Concretisering visie: We organiseren een werkconferentie met de belangrijkste partners over de netwerkbenadering en de onderliggende (stedelijke) visie en missie. Concretisering methodiekverandering: Er wordt gekozen voor een gefaseerde aanpak in het toepassen van de werkwijze van (wijk)opbouwwerk. In de wijk Voorhof wordt begonnen met een pilot. De rolverdeling met de aangestelde wijkopbouwwerker wordt verduidelijkt. In de wijk Wippolder wordt het jongerenopbouwwerk als pilot ontwikkeld. De gemeente vraagt de betrokken organisaties vervolgens tot implementatieplannen te komen. Concretisering samenspel: met de besturen op wijkniveau worden bijeenkomsten gehouden over de veranderingen in de rolverdeling tussen gemeente, besturen en professioneel welzijnswerk. Concretisering organisatiestructuur: In het stedelijk netwerk wordt een visie ontwikkeld op de noodzaak van één stedelijke organisatie voor welzijns/zorg in Delft. Op het gebied van jongerenwerk wordt de verhouding tussen JOS98, DJ XL en SWD in een acceptabel bestuursmodel gegoten. De SWD wordt vooruitlopend op een nieuwe stedelijke organisatiestructuur een plan gevraagd voor de eigen reorganisatie. Mogelijk geldt dat ook voor andere stedelijk opererende organisaties. Concretisering voorzieningen: Er wordt een nader voorstel uitgewerkt waarin een heldere beheers- en exploitatiestructuur ten aanzien van de accommodaties is beschreven. De voorgenomen nieuwbouwprojecten worden op de rails gezet. Diverse overlegsituatie worden benut om de mogelijke relaties met projecten op andere beleidsterreinen te onderzoeken, bijv. de vensterschool, het kinderopvangbeleid, de servicepunten bibliotheek. Het achterstallig onderhoud wordt ingelopen en het planmatig onderhoud wordt opgepakt. De gewenste huurovereenkomsten worden voorbereid. Concretisering subsidiebeleid: de projectsubsidiëring wordt ingebed in de wijkplannen, de activiteitensubsidies worden op eenvoudiger wijze toegekend, onderhoudssubsidies worden vervangen door gemeentelijk planmatig onderhoud. In het kader van de toepassing van resultaatgerichte subsidiëring wordt met de stedelijk opererende organisaties overlegd en onderhandeld over de te leveren producten en diensten. Concretisering personeel: de huidige situatie wordt in overleg met de SWD volledig transparant gemaakt, om als basis te kunnen dienen voor een flexibel personeelsbeleid en adequaat scholingsplan. Er worden voorstellen uitgewerkt om de in de zomernota 2000 - 2003 toegekende formatie planmatig in te zetten. Communicatie: Deze nota is voorbereid in afstemming met het management van de SWD, JOS98 en DJ XL. Over de posities van deze organisaties moet het overleg nog worden ingezet. Ook is binnen de gemeente afgestemd met het grondbedrijf, projectbureau stadsontwikkeling en de wijkaanpak. Na advies van de raadscommissie worden informatiebijeenkomsten belegd met welzijnsbesturen en werkers in het veld. Bij de verdere concretisering van dit beleid wordt rekening gehouden met de noodzaak van verdere draagvlakontwikkeling. Voortgang/evaluatie: Via de jaarlijkse rapportage in het jaarprogramma maatschappelijke activiteiten, wordt de voortgang van dit beleid gerapporteerd.
Voorste Instemmen met de voorgestelde basisvoorziening:
Deze basisformatie in vier jaar tijd te realiseren, binnen de reeds toegekende budgetten. Uitwerking doen geven aan de externe oriëntatie in het welzijnswerk door gebruikmaking van de netwerkbenadering en toepassing van de werkwijze van opbouwwerk. Meerjaren subsidie-afspraken voorbereiden met de stedelijk opererende organisaties over de te leveren producten en diensten, op basis van wijkplannen. Er wordt gestreefd naar een nieuwe stedelijke organisatie voor het welzijnswerk, waarin diverse functies worden ondergebracht. Het beschikbare budget voor projectsubsidie wijkbreed inzetten voor het realiseren van wijkprogrammas die gericht zijn op bevordering van leefbaarheid en participatie en op bestrijding van sociaal isolement. Na overleg met betrokkenen in het veld uitwerken van een plan van aanpak 2000. |
||
![]() |
![]() |