Invoering Besluit risico’s zware ongevallen ’99 in
Delft
basisdocument voor het project “Brzo 99”
Naam: Juliëtte Vandeweijer
Versie 1.2 d.d. 8 mei 2000
1. Achtergrond
Op 19 juli 1999 is het Besluit risico’s zware ongevallen
(Brzo 99) in werking getreden. Dit besluit is onderdeel van de Nederlandse
implementatie van de Seveso II richtlijn. De Seveso II richtlijn is erop
gericht om de risico’s van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen beter te
beheersen.
Met het in werking treden van het Brzo 99, zijn er nieuwe regels van kracht
geworden ten aanzien van het preventiebeleid, de beheersing van de risico’s van
zware ongevallen en de informatieverstrekking daarover door bedrijven en de
behandeling en beoordeling daarvan door het bevoegd gezag.
De gemeente, de regionale en lokale brandweer en de arbeidsinspectie moeten in
samenwerking inzicht verwerven in de mogelijke risico’s, toezicht uitoefenen op
bedrijven en de nodige activiteiten ontplooien om de gevolgen van een eventueel
ongeval te beperken.
Dit basisdocument moet meer inzicht verschaffen in de benodigde mankracht,
financiën, taken en verantwoordelijkheden alsmede in de werkwijze waarop aan de
uitvoering van het Brzo in de gemeente Delft vorm zal worden gegeven.
2. Projectbeschrijving
2.1 Doelstelling
Het project beoogt door middel van de uitvoering van het Brzo 99, mens
en milieu te beschermen tegen ernstige ongevallen met gevaarlijke stoffen.
2.2 Resultaat
Door de desbetreffende bedrijven wordt voldaan aan de eisen van het
Brzo 99 binnen de in dit besluit gestelde termijnen.
Binnen
Delft zijn twee bedrijven, waarvan de gemeente op grond van de Wet
milieubeheer het bevoegd gezag is, die onder de regelgeving van het Brzo
99 vallen.
Aseptafabriek
b.v., Cyclotronweg 1
Op- en overslagbedrijf van der Helm b.v., Schieweg 15
Op
17 december 1999 zijn beide bedrijven schriftelijk op de hoogte gesteld van het
in werking treden van het Brzo 99.
Tevens
valt DSM Gist, gelegen aan de Wateringweg 1 in Delft, ook onder de regelgeving
van het Brzo ’99. Op grond van de Wet milieubeheer is de provincie
Zuid-Holland hiervan het bevoegd gezag.
Naast
bovenstaande bedrijven zijn er meerdere risicovolle bedrijven in Delft aanwezig
en vindt er risicovol transport door Delft plaats, b.v. LPG tankstations,
vervoer van LPG. Deze bedrijven en activiteiten vallen echter niet onder de
regelgeving van het Brzo 99.
Op
grond van de stoffenlijst van Aseptafabriek en de gegevens uit de
milieuvergunning van Op- en overslagbedrijf van der Helm blijkt dat beide
bedrijven de volgende gegevens voor de aangegeven datum in bezit moeten hebben
dan wel moeten overleggen aan het bevoegd gezag:
* Actuele stoffenlijst hebben 19
oktober 1999
* Kennisgeving indienen 21
juli 2000
* Preventiebeleid hebben 21
juli 2000
* Veiligheidsrapport indienen 3
februari 2001
* Intern noodplan hebben 21
juli 2001
Aseptafabriek is voornemens de hoeveelheid Parathion (giftig) zodanig terug te
brengen dat de verplichting voor een Veiligheidsrapport voor hen vervalt.
2.3 Uitgangspunten
Bij de invoering van het Brzo 99 in Delft dienen de volgende uitgangspunten te worden aangehouden.
à Er wordt in eerste instantie getoetst aan de bestaande wet- en regelgeving. Bij verdere uitwerking van de wet- en regelgeving wordt aansluiting gezocht bij het Rapport Informatie-eisen Brzo ’99 (RIB) (=CPR 20), de Handreiking uitvoering Brzo 1999 voor Overheden (Hubo) en de Circulaire EB 2000/65487 van 28 april 2000 inzake implementatie Seveso II richtlijn van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
à De verantwoordelijkheid om te voldoen aan de regelgeving ligt te allen tijde bij het desbetreffende bedrijf. De overheid zal, indien hierop prijs wordt gesteld, een ondersteunende rol vervullen.
à Er wordt zoveel mogelijk gestreefd naar een gezamenlijke uitvoering tussen de verschillende overheden alsmede naar een gezamenlijk oordeel. Iedere betrokken overheidsinstantie houdt echter zijn eigen verantwoordelijkheid.
à De betrokken instanties kunnen zelfstandig optreden ten aanzien van een bedrijf. Bij gezamenlijke optredens verloopt de communicatie met het desbetreffende bedrijf via het wettelijk aangewezen coördinatiepunt, de gemeente.
à Lopende trajecten bij Brzo plichtige bedrijven, worden onafhankelijk van dit project voortgezet.
2.4 Proceskenmerken
Het project Brzo 99 is een project dat de gemeente samen met betrokken
overheden (regionale en lokale brandweer, de arbeidsinspectie en het
hoogheemraadschap) en de desbetreffende bedrijven, ieder vanuit zijn eigen
verantwoordelijkheid uitvoert.
Hierbij hebben alle betrokken overheidsinstanties de taak om elkaar op de
hoogte te houden van algemene ontwikkelingen en van relevante informatie over
het desbetreffende bedrijf.
Elke uitvoerder kijkt vanuit zijn eigen discipline, kennis en ervaring naar het
bedrijf. Hierbij moet ervoor worden gewaakt dat de gezamenlijkheid wordt
bewaard en dat bij beoordeling en inspectie op inhoudelijke raakvlakken c.q.
overeenkomsten wordt gelet. Bij de beoordeling van onderdelen, dient het geheel
niet uit het oog te worden verloren.
Om de invoering van het Brzo 99 te vergemakkelijken en soepel te laten
verlopen, worden (indien het desbetreffende bedrijf hierop prijs stelt) de
formele procedures voor een PBZO-document, het veiligheidsbeheerssyteem en het
veiligheidsrapport vooraf gegaan door een informeel traject. Praktisch gezien
houdt dit in dat aan de desbetreffende bedrijven wordt verzocht de genoemde
documenten eerst in concept aan te leveren alvorens een definitieve versie
wordt ingediend. Dit concept wordt door de betrokken overheidsinstanties beoordeeld
en met het bedrijf besproken.
Samenwerking is een belangrijke factor in de realisatie van de
projectdoelstelling. Het project is succesvol als het leidt tot concrete
resultaten die op integrale wijze zijn behaald. Dit vereist wel een uiterste
zorg voor goede coördinatie en afstemming en een open communicatie.
2.5 Afbakening
2.5.1 Doelgroep
Het project heeft betrekking op bedrijven die onder de regelgeving van het Brzo
99 vallen én waarvan op grond van de Wet milieubeheer, de gemeente het bevoegde
gezag is.
2.5.2 Tijd
Het project wordt beëindigd indien uit de inspectie, naar aanleiding van de
eisen uit het Brzo 99, voortvloeit dat de desbetreffende bedrijven voldoen
aan het Brzo 99. Tevens dient een meerjarenplanning te zijn opgesteld voor
regelmatig terugkerende inspecties van het veiligheidsrapport.
2.5.3 Mankracht
De benodigde mankracht per betrokken overheidsinstantie is sterk
afhankelijk van de complexiteit en medewerking van de desbetreffende bedrijven.
In eerste instantie kan worden uitgegaan van 4 uren per week. Er zal niet
wekelijks een claim op de benodigde mankracht worden gelegd maar, afhankelijk
van de ingediende documenten, geclusterd in bepaalde perioden.
3 Projectorganisatie
3.1 Werkgroep
Er is een werkgroep geformeerd waarin de volgende personen zitting hebben:
· Martin Madern (Hulpverleningsregio Haaglanden, (regionale brandweer));
· Hans Zuidijk (gemeente Delft, brandweer);
· Hans van Weeren (Arbeidsinspectie regio Midden);
· Barend Joon, Juliette Vandeweijer (gemeente Delft, vakteam Milieuzorg);
Indien vereist, kan het Hoogheemraadschap van Delfland incidenteel in de
werkgroep vertegenwoordigd zijn.
Aangezien het project slechts de invoering van het Brzo 99 bij twee bedrijven
behelst, is er geen stuurgroep ingesteld.
De verantwoordelijkheid voor het sturen van het proces berust bij de
projectleiding. Deze verantwoordelijkheid behelst het opstellen en bewaken van
de planning, de organisatie van de in- en externe communicatie.
Projectleider is Juliëtte Vandeweijer van het vakteam Milieuzorg van de
gemeente Delft.
Binnen de werkgroep is samenwerking van groot belang. Succesvolle samenwerking
is vrijwillig doch niet vrijblijvend.
In de werkgroep zijn zowel de regionale als de lokale brandweer
vertegenwoordigd. In het kader van het Brzo 99 is de regionale brandweer als
toezichthouder aangewezen. Vanuit andere taken onderhoudt de (lokale) brandweer
Delft reeds contact met de gemeente en de diverse bedrijven.
In het kader van dit project zal de regionale brandweer de beleidscoördinatie
uitvoeren terwijl de (lokale) brandweer Delft als contactpersoon voor de
gemeente en de bedrijven zal fungeren.
Bij de beoordeling van de verschillende documenten wordt de brandweer
ondersteund door de regionale Brandweer Amsterdam.
Burgemeester en wethouders van de gemeente vervullen bij de uitvoering van het
Brzo ’99, bij bedrijven waarvan zij het bevoegd gezag is op grond van de Wet
milieubeheer, een dubbelrol. De ene rol is gericht op de uitvoering van taken
in het kader van de openbare veiligheid en de andere rol is gericht op de
uitvoering van de milieutaken.
Tevens zijn burgemeester en wethouders wettelijk adviseur op het gebied van
openbare veiligheid en milieu bij bedrijven in hun gemeente waarvan de
provincie bevoegd gezag is op grond van de Wet milieubeheer.
Beide rollen worden in eerste instantie gecoördineerd en/of uitgevoerd door het
vakteam Milieuzorg van de gemeente. In tweede instantie zal worden bekeken in
hoeverre burgemeester en wethouders inzake de openbare veiligheid ondersteund
kan worden door de regionale brandweer Amsterdam.
Het vakteam Milieuzorg is in de werkgroep met twee personen vertegenwoordigd
ten behoeve van de flexibiliteit en de vervangbaarheid aangaande dit project.
In eerste instantie is Juliëtte Vandeweijer het aanspreekpunt binnen het
vakteam.
Ter ondersteuning bij de beoordeling van de verschillende documenten wordt
momenteel bekeken of de Milieudienst Rijnmond (DCMR) hiervoor inzetbaar is.
Tevens wordt mogelijke samenwerking binnen het stadsgewest Haaglanden
geïnventariseerd.
3.2 Taken
Alle betrokken overheidsinstanties dienen hun taken uit te
voeren op grond van het Brzo 99 en de van toepassing zijnde wetgeving op hun
vakgebied in relatie met de Wet milieubeheer, de Arbeidsomstandighedenwet, de
Brandweerwet en de Wet rampen en zware ongevallen.
Daarnaast wordt meerwaarde behaald uit de samenwerking en de aanvulling van een
ieder op elkaars taakveld en vakgebied.
Het vakteam Milieuzorg van de gemeente coördineert de activiteiten van de
verschillende betrokken instanties. Dit houdt in dat deze instanties hun
inbreng hebben, de stukken krijgen en dat de ingekomen reacties bij elkaar
worden gebracht. Verder draagt het vakteam Milieuzorg zorg voor verzending van
de verschillende ingekomen stukken en de verdere procedurele afhandeling
hiervan.
Het vakteam Milieuzorg van de gemeente heeft het voortouw bij het beoordelen
van de kennisgeving, de domino-effecten, het PBZO-document, het
veiligheidsbeheerssysteem en het veiligheidsrapport.
De brandweer, Arbeidsinspectie en eventueel het Hoogheemraadschap beoordelen
deze documenten op de voor hen belangrijke onderdelen. Bij deze beoordeling
richt het vakteam Milieuzorg zich op de milieu-aspecten en de veiligheid en
hinder voor de omgeving, de Arbeidsinspectie op de arbeidsomstandigheden en de
veiligheid en hinder in het bedrijf, de brandweer voornamelijk op de
noodorganisatie en de noodvoorzieningen en het Hoogheemraadschap op de
Wvo-aspecten.
Daarnaast zal de brandweer, vanuit de taak om een rampenbestrijdingsplan op te
stellen, het voortouw hebben bij het beoordelen van het intern noodplan en de
(actuele) stoffenlijst.
Gezamenlijk wordt een programma vastgesteld voor de uiteindelijke inspectie.
De specifieke taken en aanpak per stap zal aan het begin van iedere “fase” in
het project verder worden uitgewerkt door een lid van de werkgroep.
4 Projectfasering
4.1 Voorbereiding
Periode: 1 maart - 30 mei 2000
Activiteiten:
à Basisdocument opstellen en laten goedkeuren door deelnemende partners.
à Taken, verantwoordelijkheden partners vastleggen.
à Bedrijven
en partners uitnodigen voor startbijeenkomst.
In de startbijeenkomst worden aan de bedrijven de verplichtingen uit het Brzo
99 voorgelegd en de hieraan verbonden termijnen. Tevens wordt de beoogde
werkwijze van de betrokken overheidsinstanties toegelicht.
à Bedrijven aanwijzen op grond van het Brzo 99.
à Bedrijven schriftelijk op de hoogte stellen van de verplichtingen voortvloeiend uit het Brzo 99 en de werkwijze waarop de betrokken overheidsinstanties hierin participeren.
Resultaten:
à Er ligt een, door alle deelnemende partners, goedgekeurd basisdocument.
à De bestuurders van de deelnemende partners krijgen het basisdocument ter kennisname toegezonden.
à Startbijeenkomst heeft plaatsgevonden.
à Voor beide bedrijven zijn de verplichtingen (voortvloeiend uit het Brzo 99) duidelijk alsmede de werkwijze van de gemeente.
4.2. Realisatie
4.2.1 Periode: 1 juni - 31 augustus
2000
Activiteiten:
à Domino-effecten
beoordelen
Aan de hand van de bekende gegevens de domino-effecten bij beide bedrijven
beoordelen.
à Ingediende
kennisgeving beoordelen.
Bij de beoordeling van de kennisgeving heeft het vakteam Milieuzorg van de
gemeente het voortouw. De brandweer, arbeidsinspectie en eventueel het
Hoogheemraadschap beoordelen de kennisgeving op de voor die overheden
belangrijke onderdelen.
à Inhoud
PBZO-document bepalen
Binnen de werkgroep bepalen welke aspecten in het PBZO-document behandeld
dienen te worden. Kortsluiten met het bedrijf.
à Aanwezigheid PBZO-document controleren.
à PBZO-document
en het veiligheidsbeheerssyteem beoordelen.
Om de werkdruk bij het indienen van het veiligheidsrapport te verminderen,
wordt het PBZO-document nu reeds op volledigheid,
juistheid en aanvaardbaarheid beoordeeld.
Tevens wordt met de desbetreffende bedrijven afgesproken dat het PBZO-document
in concept aan het bevoegd gezag wordt overgelegd.
Er wordt een gezamenlijk inspectiebezoek uitgevoerd om het
veiligheidsbeheerssyteem te beoordelen.
à Inspectieprogramma
vaststellen
De minimale inspectieverplichting voor de inrichtingen met een
veiligheidsrapport bedraagt éénmaal per jaar, tenzij er een inspectieprogramma
is opgesteld op grond van een systematische evaluatie van gevallen en zware
ongevallen.
Uiterlijk 19 juli 2000 dient het bevoegd gezag Wet milieubeheer een eerste
inspectieprogramma vast te stellen.
Resultaten:
à Domino-effecten bij beide bedrijven zijn bekend.
à Van beide bedrijven is een goedgekeurde kennisgeving bij het bevoegd gezag aanwezig.
à Bij beide bedrijven is een PBZO-document en een goed werkend veiligheidsbeheerssysteem aanwezig.
à Er is bepaald of een inspectieprogramma dient te worden vastgesteld. Indien nodig is het inspectieprogramma vastgesteld.
4.2.2 Periode: 1 september 2000
- 1 augustus 2001
Activiteiten:
à Inhoud
Veiligheidsrapport bepalen
Binnen de werkgroep bepalen welke aspecten in het veiligheidsrapport behandeld
dienen te worden. Kortsluiten met het bedrijf.
à (Onderdelen
van het) Veiligheidsrapport beoordelen
Met het desbetreffende bedrijf wordt afgesproken dat het veiligheidsrapport in
onderdelen in conceptvorm wordt overlegd aan het bevoegd gezag.
à Inspectieplan opstellen
à Burgers
informeren
De burgers moeten worden ingelicht over mogelijke incidenten met gevaarlijke
stoffen. Een bijgewerkte lijst met stoffen (bij het bedrijf) moet voor het
publiek toegankelijk zijn.
Het veiligheidsrapport moet ter inzage worden gelegd.
à Meerjarenplanning opstellen
Resultaten:
à Van beide bedrijven is een goedgekeurd veiligheidsrapport aanwezig.
à Beide bedrijven hebben passende maatregelen getroffen om zware ongevallen te voorkomen of hebben voldoende voorzieningen om de gevolgen van zware ongevallen te beperken.
à Burgers zijn op de juiste wijze ingelicht.
à Er is een meerjarenplanning opgesteld.