Raadsvoorstel stuk 9 (00/000058) | ||
Stuk 9 I Delft, 8 februari 2000. nr. 00/000058 Onderwerp: wijziging Verordening kinderopvang 1992
Aan de gemeenteraad. Geachte dames, heren, De verordening kinderopvang zal op afzienbare termijn worden geactualiseerd in verband met diverse (landelijke) ontwikkelingen op het gebied van de kinderopvang. Vooruitlopend daarop zijn er twee aspecten die nu om een aanpassing vragen. Inleiding Sinds 1 januari 1993 is de Verordening kinderopvang 1992 van kracht. In deze verordening zijn de kwaliteitseisen vastgelegd waaraan de bedrijfsmatige kinderopvang moet voldoen om voor een vergunning in aanmerking te komen. Deze eisen betreffen onder meer de veiligheid en de hygiëne van de opvangruimte, het opleidingsniveau van de leidsters en het maximum aantal kinderen per groep. Opsporingsambtenaren en toezichthouders Het overheidsoptreden op het gebied van de kinderopvang is met name gericht op stimulering van de groei van het aantal kindplaatsen. Voor wat betreft de naleving van de kwaliteitseisen is vooral uitgegaan van zelfregulering door de instellingen. Wel heeft de gemeente de mogelijkheid om bij een vermoeden van overtreding van de voorschriften onderzoek te laten verrichten door een opsporingsambtenaar (politie of met deze taak belaste bijzondere opsporingsambtenaren) en - indien nodig - maatregelen te nemen (van het toepassen van bestuursdwang tot het intrekken van de vergunning). Nu de kinderopvang in omvang toeneemt, neemt ook het risico op wildgroei toe. In de praktijk is daardoor de behoefte ontstaan om - naast repressief toezicht - ook preventief toezicht te kunnen houden om misstanden te voorkomen. Het onderhavige voorstel maakt het mogelijk om op grond van de verordening toezichthouders te kunnen aanwijzen ten behoeve van het houden van preventief toezicht op de naleving van de verordening. Handhavingsbeleid Bij de herziening van de verordening zal ook aandacht worden besteed aan een effectief handhavingsbeleid Groepsgrootte kindercentra In de verordening staan in artikel 19 de criteria ten aanzien van de groepsgrootte. Voorgesteld wordt om dit artikel aan te passen aan de huidige praktijk. Het gewijzigde artikel geeft de groepsgrootte aan en de aantallen functionarissen in relatie tot de aantallen kinderen. De leden over de artikelen 21, 22, 22a en 23 komen hiermee te vervallen. Wij stellen u voor, onder voorbehoud van gunstig advies van de commissie leefbaarheid, akkoord te gaan met de bijgaande concept-verordening tot wijziging van de Verordening kinderopvang 1992. Na goedkeuring door uw raad
van deze wijzigingen, zullen wij het Uitvoeringsbesluit Kindercentra
aanpassen. Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Delft, H.M.C.M. van Oorschot ,burgemeester.
N. Roos ,secretaris. Stuk 9 II nr. 00/000058 De raad van de gemeente Delft; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 februari 2000; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
b e s l u i t :
Artikel 1. De Verordening Kinderopvang 1992 wordt als volgt gewijzigd : a. "artikel 27" wordt vernummerd tot "artikel 27 a". b. toegevoegd wordt een artikel 27 b, luidende als volgt : "Artikel 27 b Toezichthouders Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van burgemeester en wethouders aangewezen personen." c. "artikel 19" komt te luiden als volgt: Het aantal kinderen in één groep bedraagt maximaal: A: a. Kinderdagverblijven:
b. Ten minste één functionaris wordt ingezet voor de opvang en verzorging van gelijktijdig ten hoogste:
bij een gemengde groep van kinderen wordt het aantal functionarissen bepaald aan de hand van het gemiddelde, waarbij naar boven wordt afgerond. In afwijking van het onder A.b. 1 t/m 6 gestelde kan gedurende een beperkte tijd, doch niet meer dan één uur, alsmede in bijzondere incidentele omstandigheden, één functionaris minder ingezet worden, met dien verstande dat ten minste één functionaris wordt ingezet. Indien slechts één functionaris ingezet wordt ingevolge het onder A.b. 1 t/m 6 of A.c. bepaalde wordt naast deze functionaris ten minste één andere functionaris - zulks per ten hoogste 3 groepen met één functionaris - ingezet ter ondersteuning van die functionaris. B: Peuterspeelzalen:
C: Peuterplus:
Artikel 21, lid 3 komt te vervallen. Artikel 22, lid 1 komt te vervallen. Artikel 22a, lid 2 komt te vervallen. Artikel 23, lid 1 komt te vervallen.
De in artikel 1 bedoelde wijzigingen treden in werking op de dag na de bekendmaking van deze verordening.
,burgemeester.
Stuk 9 III nr. 00/000058 Toelichting op de Verordening tot wijziging van de Verordening Kinderopvang 1992 Algemeen Het Rijk stelt aan gemeenten de voorwaarde dat zij minimum kwaliteitsregels voor de kinderopvang vastleggen in een verordening. Het Rijk heeft hiervoor het Tijdelijk Besluit Kwaliteitsregels Kinderopvang opgesteld. Gemeenten moeten minimaal deze kwaliteitseisen vastleggen; meer mag ook. De gemeente Delft heeft deze kwaliteitsregels toegepast en in de verordening kinderopvang vastgelegd. Op de artikelen die betrekking hebben op de groepsgrootte en de aantallen functionarissen in relatie tot de aantallen kinderen stelt de gemeente Delft hogere eisen, dan dat het Tijdelijk Besluit Kwaliteitsregels Kinderopvang voorschrijft omdat deze betere kwaliteit garanderen. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de werkgevers en werknemers binnen de kinderopvang om in hun collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) voor de kinderopvang al dan niet afspraken te maken over arbeidsvoorwaarden die tevens betrekking hebben op de kwaliteit van de kinderopvang, zoals over het maximale aantal kinderen dat een groep kan omvatten. Daarbij zal tenminste voldaan moeten worden aan de eisen van het Tijdelijk Besluit Kwaliteitsregels Kinderopvang. De Gemeente ziet toe op de naleving van de kwaliteitseisen op grond van de Verordening. Opsporingsambtenaren Op grond van artikel 27 zijn opsporingsambtenaren belast met de zorg voor de naleving van de verordening. De opsporingsambtenaren komen in beeld als er al een vermoeden is van overtreding van de verordening of vergunningvoorschriften. Het betreft repressief toezicht. Als opsporingsambtenaar kunnen optreden de politie of speciaal daarvoor door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren, die een opleiding bijzonder opsporingsambtenaar moeten hebben gevolgd. Toezichthouders De verordening biedt op dit moment geen mogelijkheid om de voorzieningen voor kinderopvang periodiek te bezoeken voor preventief toezicht, d.w.z. zonder dat er een vermoeden is van overtreding van de verordening of de vergunningvoorschriften. Het is om verschillende reden wenselijk om naast opsporingsambtenaren ook toezichthouders te kunnen inschakelen. Een toezichthouder heeft minder vergaande bevoegdheden dan een opsporingsambtenaar. De Algemene wet bestuursrecht (artikelen 5:11 t/m 5:20) regelt de bevoegdheden van de toezichthouder. Toezichthouders kunnen onwenselijke situaties voorkomen door periodiek de kinderdagverblijven te bezoeken, zonder dat sprake is van een "zware" controle. De toezichthouder heeft veeleer de rol van contactpersoon tussen de gemeente en de kinderdagverblijven. De gemeente houdt op deze manier overzicht over de kinderdagverblijven en de kinderdagverblijven kunnen op hun beurt van de toezichthouder informatie krijgen over de geldende regels. Als duidelijk is dat een kinderdagverblijf niet aan de regels voldoet, dan kan op basis van het verslag van bevindingen van de toezichthouder - indien nodig - worden opgetreden. De wettelijke basis om een toezichthouder te kunnen aanwijzen moet vastgelegd zijn in de verordening. Het onderhavige voorstel strekt daartoe. Het is mogelijk om op basis van de voorgestelde bepaling voor verschillende aspecten ook verschillende toezichthouders aan te wijzen, bijvoorbeeld medewerkers van de GGD waar het gaat om regels ten aanzien van veiligheid en hygiëne. Groepsgrootte en aantallen functionarissen in relatie tot de aantallen kinderen In artikel 19 A.a. 1 t/m 3 wordt een eis gesteld ten aanzien van de maximale groepsgrootte, die varieert met de leeftijd van de kinderen. De gekozen formulering geeft houders van kindercentra ruimte ten aanzien van de samenstelling van groepen. Deze aantallen zijn maxima, uiteraard kunnen kleinere groepen worden geformeerd. Met de bepaling in artikel 19 A.a. 1 t/m 3 wordt gesteld dat altijd ten hoogte 12 kinderen in de leeftijd van 0 tot 1 jaar bij elkaar in één groep kunnen. Voor (gemengde) groepen bestaande uit 0 tot 13-jarigen geldt een maximum van in totaal 16 kinderen, waaronder ten hoogste 8 babys. Een groep van alleen basisschoolkinderen kan maximaal 20 kinderen omvatten. In artikel 19 A.b. 1 t/m 6 worden - variërend met de leeftijd van de kinderen - eisen gesteld ten aanzien van het maximaal aantal kinderen per functionaris. In de praktijk kan, wanneer over aantallen kinderen gesproken wordt, onderscheid gemaakt worden naar drie niveaus: de capaciteit van de voorziening, de bezetting op papier en tot slot het aantal aanwezige kinderen, waaraan op enig moment feitelijk opvang en verzorging wordt geboden. Dit besluit spreekt wanneer het om het aantal kinderen in relatie tot het aantal functionarissen gaat over het aantal feitelijk aanwezige kinderen. Hierdoor is een flexibele bedrijfsvoering mogelijk. Voor gemengd samengestelde groepen van 0 tot 13-jarigen wordt het aantal kinderen per functionaris bepaald aan de hand van het gemiddelde van de voor de aanwezige leeftijdscategorieën geldende maximale aantal kinderen. Voorbeeld: een verticale groep bestaat uit 12 kinderen met 3 kinderen van 0-1 jaar, 3 van 1-2 jaar, 3 van 2-3 jaar en 3 van 3-4 jaar. Tegelijkertijd mogen er 4 van 0-1 jaar, 5 van 1-2 jaar, 6 van 2-3 jaar en 8 van 3-4 jaar worden opgevangen. Gemiddeld is dit 4+5+6+8=23:4=5.75 ofwel 6 kinderen per leidster. Voor twee leidsters 12 kinderen. Voorbeeld: een babygroep bestaat uit kinderen van 0-1 en van 1-2 jaar. Tegelijkertijd mogen er 4 van 0-1 jaar en 5 van 1-2 jaar worden opgevangen. Gemiddeld is dit 4+5=9:2=4.5 kinderen ofwel 5 per leidster. Dit is voor twee leidsters dus 10 kinderen. In artikel 19 A.c. wordt gesteld dat voor een beperkte tijd na opening en voor sluiting van het kindercentrum en in bijzondere omstandigheden, er één functionaris minder ingezet kan worden dan artikel 19 A.b., in relatie tot het aantal feitelijk aanwezige kinderen bepaalt. Artikel 19 A.d. bepaalt nader dat wanneer ingevolge A.b. of c. slechts één functionaris ingezet wordt, er naast deze functionaris ten minste een functionaris ingezet wordt ter ondersteuning van die functionaris. Deze eis heeft te maken met de veiligheid van de kinderen. Momenten waarop aldus gehandeld kan worden zijn die wanneer er over het algemeen minderen kinderen aanwezig zijn. |
||
![]() |
![]() |