________________________________________________________________________
Er
is in het Delfts OntwikkelingsProgramma een groot aantal relaties tussen
zogenaamde ‘gebiedsgerichte programma’s’ en ‘themaprogramma’s’. Het zijn de
onderlinge verbanden die de beoogde integraliteit van het
Ontwikkelingsprogramma waarborgen. Hieronder zijn deze in beeld gebracht:
In
dit hoofdstuk worden de Delftse themaprogramma’s gepresenteerd. Daarbij is
uitgegaan van de drie meest belangrijke prestatievelden, zoals ze door het Rijk
in het kader van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing zijn neergezet:
fysieke condities economische versterking (themaprogramma economie), aanbod van
gevarieerde woonmilieus (themaprogramma wonen) en duurzaamheid (themaprogramma
duurzaamheid). Hiermee is ook invulling gegeven aan de door de provincie Zuid
Holland als belangrijk aangegeven
prestatievelden: horizontale integratie, fysieke condities economische
versterking, aanbod van gevarieerde woonmilieus en duurzaamheid.
Op
de sociaal-maatschappelijke beleidsterreinen zijn wij onlangs begonnen met het
ontwikkelen van samenhangend lokaal sociaal beleid. Ook het integratiebeleid
staat in de steigers. In het Delfts OntwikkelingsProgramma 2005-2009 zal
hiervan de programmatische doorvertaling worden opgenomen.
Hierna
worden de vijf programma’s op hoofdlijnen beschreven. De themaprogramma’s zijn
opgeknipt in deelprogramma’s. Financiële gegevens zijn toegevoegd in een
‘financiële bijlage’ die voldoet aan de ISV-wetgeving. Tevens worden per
programma de in onze ogen haalbare, gewenste effecten genoemd. Deze effecten
zijn zoveel mogelijk ‘haalbaar’ en ‘meetbaar’ geformuleerd, waarbij het
beschikbaarheidscriterium maatgevend was.
Het
Delfts OntwikkelingsProgramma is een programma in ontwikkeling. Afhankelijk van
de activiteiten en initiatieven van bewoners, bedrijven en investeerders en de
wijze waarop wij daar als lokale overheid op reageren, zullen de Delftse
programma’s periodiek bijgesteld worden. En natuurlijk kunnen afhankelijk van
de ontwikkelingen onze eigen ambities bijgesteld worden, naar boven of naar
beneden. Het DOP is vanzelfsprekend wel het kompas waarop we onze koers de
komende periode bepalen. De meetbare effecten zijn daarbij ons houvast.
De
gemeente tracht in samenwerking met het bedrijfsleven te komen tot een optimale
ontwikkeling van Delft in economisch opzicht.
Deelprogramma a:
Bedrijfsterreinen,
kantoren incl. ontsluiting (infrastructuur)
De
jaarlijkse vraag naar bedrijfsterreinen
tot 2010 wordt gemiddeld op 3,6 hectaren geschat (met een bandbreedte tussen
1,3 en 5,3 en gerekend met een op te bouwen voorraad van vier maal de
jaarlijkse gemiddelde vraag). Op 1 november 1998 was er 11,1 hectare
beschikbaar aan uitgeefbaar terrein voor bedrijvenlocaties. Samen met de
locatie TU Zuid is er voldoende om tot ongeveer 2007 te voorzien in de behoefte
aan bedrijventerreinen. De locatie Harnaschpolder zou tegen die tijd in
ontwikkeling genomen moeten kunnen worden. Gezien de ligging kan hier sprake
zijn van hoogwaardige, kennis- en arbeidsintensieve bedrijven. Tussen de
gemeenten Delft en Schipluiden is over dit gebied (en over de Voordijkshoornse
polder en het VDD-terrein) reeds enige tijd overleg gaande. Dit overleg is met
name gericht op het verkennen van de mogelijkheden voor het ontwikkelen van
deze gebieden in de toekomst, waarbij rekening wordt gehouden met de stedelijke
belangen.
De
te verwachten vraag naar kantoren
ligt tussen de 10.000 en 15.000 m2 gemiddeld per jaar. Deze vraag spoort met de
historische trend van 10.000 m2 gemiddeld per jaar. Op 1 november 1998 was er
21.370 m2 beschikbaar aan kantorenlocaties. In 1999 zal in totaal ca. 30.000 m2
worden opgeleverd. Er bestaan intenties om in de komende tijd ca. 80.000 m2 bij
het centraal station - Delft Centraal - en ca. 40.000 m2 bij Station Zuid te
realiseren. Het strategisch faseren (segmenteren) van het op de markt brengen
van dergelijke grote projecten is noodzakelijk. )[1]
Voor
de infrastructurele maatregelen ter ontsluiting van de bedrijventerreinen en
kantoren wordt verwezen naar het programma mobiliteit. Belangrijk is wel om te
vermelden dat de locaties volgens het ‘Delfts profiel’ worden ontwikkeld:
kennisintensief, hoogwaardig en met veel arbeidsplaatsen per hectare. Goed
openbaar vervoer is dan ook een belangrijke randvoorwaarde voor een succesvolle
ontwikkeling.
Deelprogramma b:
Herstructurering
bestaande bedrijfsterreinen
Delft
kent verhoudingsgewijs veel verouderde bedrijfsterreinen, die niet meer voldoen
aan de heden ten dage gestelde eisen met name op het punt van uitrusting en
bereikbaarheid. Op dit moment wordt dan ook voornamelijk gewerkt aan plannen
voor een duurzame herstructurering van het bedrijventerrein Schie-oevers, zie
het zo genoemde gebiedsgerichte programma (hoofdstuk 5).
Deelprogramma c:
Wijkeconomie
In
de Delftse wijken (buiten het stadscentrum) is over het algemeen weinig sprake
van functiemenging (wonen/bedrijvigheid). Voor een deel is dit ook gewenst
vanwege de overlast die bedrijven kunnen veroorzaken. Daar staat tegenover dat
de werkgelegenheid bevorderd zou moeten worden. Bovendien zal de leefbaarheid
in de wijken worden bevorderd als samen met de woningbouwcorporaties/ eigenaren
en de zittende ondernemers verbeterprogramma’s worden opgezet voor commerciële
èn niet-commerciële voorzieningen.
In
het kader van herstructurering (deelprogramma wonen, zie a) worden dan ook
plannen in de richting van wat verstaan kan worden onder stimulering van de
‘wijkeconomie’ (winkels, bedrijven en werkgelegenheid bijvoorbeeld voor
allochtonen) integraal opgenomen, afhankelijk van de gezamenlijk te bepalen
visie en mogelijkheden. Met name bij de herstructurering van de Poptahof is dit
het geval.
Verder
kan vermeld worden dat in alle bestemmingsplannen in Delft vanaf 1997-1998
ruimte is gecreëerd voor kleinschalige (niet overlast gevende) huisgebonden
bedrijvigheid. Dit beleid is reeds toegepast in de bestemmingsplannen Hooikade/
Zuideinde, Heilige Land, Wippolder. Ook in toekomstige bestemmingsplannen zoals
het nu in ontwikkeling zijnde bestemmingsplan Noord-West zal dit beleid worden
voortgezet. Bij de uitwerking van de in de Ontwikkelingsvisie Delft 2025
aangegeven ‘ruggegraten’ wordt tevens gedacht aan het scheppen van ruimte en
mogelijkheden voor (kleine) bedrijven en kantoren.
Deelprogramma d:
Innoverend
midden en kleinbedrijf
Dit
deelprogramma houdt verband met de voor de identiteit van Delft zeer
belangrijke stadsstrategie ‘Delft Kennisstad’. In het kader hiervan zijn in
hoofdzaak een viertal thema’s onderscheiden. Deze thema’s houden verband met
een zeer breed scala van projecten en initiatieven van Delftse burgers,
bedrijven en overige organisaties:
·
water en bodem (bv.
Waterstad 2000 en Delfts cluster)
·
informatie- en
communicatietechnologie
·
milieutechnologie (
o.a. afvalmanagement)
·
ontwerpen en
architectuur
De gemeente stimuleert particuliere initiatieven om
bedrijvencentra voor jonge (innovatieve) bedrijven te realiseren die
kleinschalige huisvesting bieden met kortlopende huurcontracten tegen redelijke
prijzen. Wanneer sprake is van een onrendabele top kan de gemeente deze door
het verstrekken van een eenmalige stimuleringsbijdrage subsidiëren.
Voor jonge ondernemers worden in dit verband op korte
termijn twee nieuwe bedrijfsverzamelgebouwen gerealiseerd: het
Bedrijfstechnologisch Centrum (BTC) Delft (ca. 3000 m2) in 1999 en het
bedrijvencentrum Radex (ook ca. 3000 m2) in het jaar 2000. Ook eventuele nieuwe
initiatieven kunnen onder de genoemde voorwaarden in aanmerking komen voor een
gemeentelijke bijdrage.
Voor het Midden- en Kleinbedrijf (met name de
detailhandel en horeca) lopen er voorts programma’s in het kader van het
Binnenstadsmanagement. Tenslotte spendeert de gemeente veel tijd en geld in het
bevorderen en ondersteunen van ondernemersnetwerken (Technet, Delft Design
etc.)
Deelprogramma
e:
Toerisme
De meerjarenplannen op dit gebied worden beschreven
in het Delfts Actieplan Toerisme (DAT) en in het Meerjaren Marketingplan
Toerisme (MMT) 2000-2004. Belangrijke exponenten van het nationaal cultureel
erfgoed zijn in Delft te vinden (Delfts Blauw aardewerk, grachten, belangrijke
delen van de Nederlandse cultuur- en wetenschapsgeschiedenis, monumenten). Er
worden de volgende doelstellingen op het gebied van toerisme aangegeven:
·
de naambekendheid van
Delft als cultuurtoeristische stad moet toenemen
·
Delft moet een
vooraanstaande positie in gaan nemen op de regionale shortlist op het gebied
van kooptoerisme: inwoners van het zuidelijk deel van de Randstad moeten het
leuk gaan vinden om een paar keer per jaar ‘gezellig’ te gaan winkelen in de
Delftse binnenstad
·
Delft dient te worden
voorzien van een vernieuwd toeristisch imago, met aanzienlijk meer dynamiek en
wervingskracht
Met name de volgende ontwikkelingen zullen het
toeristisch produkt Delft versterken:
·
de uitbreiding en
kwalitatieve verbetering van de hotelbedden capaciteit,
·
de realisatie van
parkeergarages aan de randen van het centrum in samenhang met het verdwijnen
van parkeerplaatsen in het historisch centrum
·
opwaardering van de
openbare ruimte in de binnenstad
·
opwaardering van het
winkelaanbod
·
de ontwikkeling van het
Aardewerkcentrum
·
internationale
acquisitie.
De gemeente tracht het keuzegedrag met betrekking tot het vervoermiddel waarmee regionale
toeristen naar Delft komen te beïnvloeden door meer mogelijkheden voor de fiets
en het openbaar vervoer te creëren en tegelijkertijd het aandeel van de auto in
de modal split te verkleinen (zie ook thema-programma mobiliteit, deelprogramma
‘autoverkeer’).
In het MMT worden voorstellen gedaan voor de
subsidiëring van de VVV, het Geheim van Holland, produktontwikkeling via het
Delfts Actieplan Toerisme en de subsidiëring van typisch Delftse evenementen
met een bovenlokale betekenis.
Financieel
overzicht van het themaprogramma economie
(bedragen x f. 1.000,-)
Effecten
van het themaprogramma economie:
·
Een gunstige ontwikkeling van het aantal
arbeidsplaatsen in Delft in relatie tot de landelijke cijfers. Bij een stijging van het landelijk aantal
arbeidsplaatsen, is het uitgangspunt dat per 1-1-2005 in Delft 1,1 maal de
landelijke stijging wordt gerealiseerd. Tevens stijgt het aantal
arbeidsplaatsen in de toeristische sector per 1-1-2005 met minimaal 10% (excl.
seizoensarbeid). Bij een landelijke daling is de daling in Delft maximaal 2/3
van de landelijke daling.
Nulmeting: werkgelegenheid anno 1997: Delft: 45.280,
Nederland: 7.037.000 (bron: Centraal Bureau Statistiek). Huidige
werkgelegenheid (12 uur of meer per week) in de toeristische sector
(1-10-1998): 1.164 (bron: Concernafdeling Communicatie en Onderzoek)
·
Evenwicht in de woon-werkbalans. Per 1-1-2005 moet de woon-werkbalans schommelen rond
de verhouding 1:1
Nulmeting: verhouding beroepsbevolking : arbeidsplaatsen is
anno 1997: 43.500 : 45.280, oftewel 1,00 : 1,04 (bron: Centraal Bureau
Statistiek)
·
Zo weinig mogelijk uitkeringsgerechtigden en
werklozen. Per 1-1-2005 kent de
gemeente Delft minimaal 90% uitkeringsgerechtigden en werklozen in fase 4. De
gemeente start in 2000 een vernieuwende ‘sluitende activeringsaanpak’, die tot
doel heeft ingeschrevenen en uitkeringsgerechtigden te activeren naar werk, sociale
activering of een zorgtraject.
Nulmeting: huidig aantal fase 4 cliënten ingeschreven bij het
arbeidsbureau (totaal 1.230) plus DMZ-uitkeringsgerechtigden niet ingeschreven
bij het arbeidsbureau (totaal 958), in procenten van het bestand
DMZ-uitkeringsgerechtigden per 1-7-1999 (totaal 3.099) is 70,6%.
·
Het toerisme in Delft moet zoveel mogelijk worden
bevorderd. De streefsituatie per
1-1-2005 is: 15% stijging van het aantal bezoeken van musea en
bezienswaardigheden en 10% stijging van het aantal overnachtingen in hotels en
camping.
Nulmeting: situatie 1998: aantal bezoeken aan musea/bezienswaardigheden
ligt momenteel op 711.100 per jaar; het aantal toeristische overnachtingen op
96.687 (bron: Concernafdeling Communicatie en Onderzoek).
Gezamenlijk met lokale partijen (corporaties,
ontwikkelaars, bouwers, woonconsumentenorganisaties) zijn lijnen uitgezet om te
komen tot een optimale toekomstige ontwikkeling van Delft voor haar bewoners.
Deelprogramma
a:
De Delftse herstructureringsopgave
De problematiek van de naoorlogse wijken is bepaald
niet nieuw. Deze wijken hebben veelal als kenmerk “veel van hetzelfde” dat wil
zeggen veel gelijkvormige goedkope woningen, gebouwd volgens een vast stramien.
Een eenzijdige woningvoorraad leidt in een wat meer ontspannen woningmarkt tot
een eenzijdige bevolkingssamenstelling. Kansarme groepen zullen er
oververtegenwoordigd zijn. De problematiek uit zich vaak in een verschraling
van het woon- en leefklimaat: achterstallig onderhoud, vormen van overlast,
vandalisme, veel voorkomende criminaliteit. Met de bouw van de grote
Vinexwijken rond Delft zal de dynamiek op de woningmarkt – ook in Delft -
toenemen. Veel mensen die het zich kunnen
permitteren, zullen de stad verlaten om naar een nieuwe VINEX-wijk te
verhuizen. Op kleine schaal is dit proces reeds opgetreden. De minst geliefde
delen van de bestaande woningvoorraad in Delft dreigen daarmee in een negatieve
spiraal terecht te komen. Het antwoord hierop is de herstructurering, met als
oogmerk binnen Delft een kwalitatief
beter en meer gedifferentieerd aanbod te creëren en op die manier de
huidige bewoners van de Delftse wijken meer ‘aan de stad te binden’.
Voor de Wippolder en de Delfgaauwse Weije zijn de
plannen voor herstructurering reeds in uitvoering. Voor de Poptahof / Voorhof
is de planontwikkeling gestart. Uitgangspunt hierbij is een
herstructureringsbeleid te ontwikkelen in overleg met de bewoners en de
betrokken maatschappelijke partners: de Woonkoepel, de corporaties en overige
organisaties en instellingen.
Delft kent (nog) geen verpauperde wijken. Een
belangrijk uitgangspunt voor de Delftse herstructurering van woonwijken blijft
dan ook dat deze altijd kleinschalig van karakter zal zijn. De volgende rode
draad voor de herstructurering in Delft begint zich in samenspraak met de
woningcorporaties af te tekenen:
·
In het oosten van de
stad is sprake van een aantal kleinere versnipperde herstructureringslocaties
met een eigen dynamiek; deels reeds in uitvoering (Wippolder, Delfgaauwse
Weije). Waar dat elders in kleine hoeveelheden noodzakelijk is, zal sprake
kunnen zijn van sloop en vervangende nieuwbouw met de woningcorporatie als
initiatiefnemer. Ook de Tanthof en de Kuiperwijk zijn zelfstandige en
kleinschalige opgaven, die door de woningcorporaties zelf kunnen worden
opgepakt;
·
De Poptahof – inclusief
omliggende gebieden - is een herstructureringsgebied; de gemeente heeft hier -
vanwege de integraliteit van de opgave - in eerste instantie de regie;
·
Rond het Minervaplein
ontstaat een experimentele aanpak, waarbij de corporatie Hippolytus het voortouw
neemt om het gehele gebied te herontwikkelen. Mogelijk leent deze aanpak zich
vanwege haar vernieuwde karakter voor een bijdrage uit het innovatiebudget ISV;
·
In Buitenhof-Noord is
op diverse plekken sprake van herstructurering, met name vanuit de optiek van
de corporaties; het is zinvol hier een gemeenschappelijke aanpak te bepalen en
te onderzoeken in hoeverre deze wijk ‘naar voren’ gehaald kan worden.
De zes corporaties in Delft leggen voor de komende
jaren een hoog ambitieniveau voor de aanpak van hun woningbestand aan de dag.
Een globale inventarisatie van de bestaande voornemens en plannen van de
corporaties en de gemeente (zie bijlage) leidt voor heel Delft in totaal voor
de komende tien jaar tot de volgende conclusies:
·
sloop: ca. 500 a 600
woningen;
·
nieuwbouw: ca. 1100
woningen (incl. functieveranderingslokaties);
·
andersoortige
toevoegingen zoals: zorg(centrum), winkels/ bedrijven, buurthuis/
buurtfuncties, kinderopvang, sportaccommodaties, ateliers voor kunstenaars en
de digitale Bibliotheek aan huis door middel van informatieservicepunten;
·
opknapbeurt (ingrepen
lopen uiteen van bv. alleen beheersmaatregelen met een beperkte investering per
woning, verbetering entree, opplussen tot complete renovaties): ca. 4000
woningen;
·
verkoop van ruim 700
woningen.
Deelprogramma
b:
Differentiatie woonmilieu’s (toevoegen stedelijke
woonmilieu’s)
De woonmilieus in een aantal wijken (en in het
bijzonder in Voorhof en Buitenhof) zijn zeer eenzijdig: veel gestapelde
woningbouw in de sociale huursector. In deze wijken moet een grotere
differentiatie tot stand worden gebracht door het aanbod in de huursector in
prijs en kwaliteit te vergroten en het aanbod in de koopsector te vergroten.
Dat gebeurt via het realiseren van ‘stadswoningen’ en eengezinswoningen in verschillende
prijsklassen. Ook gestapelde woningbouw in de duurdere koop wordt niet
uitgesloten.
|
Voorhof |
Buitenhof |
Delft |
Aantal woningen |
6.349 |
6.858 |
46.802 |
|
|
|
|
Eengezinswoningen |
12% |
21% |
33% |
Flatwoningen met en
zonder lift |
78% |
56% |
34% |
Overige woningen |
10% |
23% |
33% |
|
|
|
|
Sociale huur |
75% |
77% |
57% |
Particuliere huur |
5% |
8% |
13% |
Koop |
20% |
15% |
30% |
Uit: Jaarboek bestuursinformatie 1999 (blz. 205),
uitgebracht d.d. 29 oktober 1999
Tegelijkertijd met de opgave in de bestaande
woningvoorraad is differentiatie ook aan de orde op verschillende
functieveranderingslokaties. Voor 2003 zullen op twee locaties in de binnenstad
430 woningen worden gerealiseerd in de middeldure en dure koopsector. In het
Doelengebied 180 woningen in een mix van eengezinswoningen en appartementen, in
Zuidpoort 250 appartementen. Na 2005 zullen ca. 1500 woningen worden
gerealiseerd in het Spoorzonegebied, naar alle waarschijnlijkheid voor een
groot deel appartementen in koopsector. Hiermee wordt de ‘woningdichtheid’ in
de gebieden rond het centrum en rond de diverse vervoersknooppunten aanzienlijk
verhoogd, waarmee wordt bijgedragen aan een zorgvuldig gebruik van de schaarse
ruimte.
Om de ‘onvrijwillige segregatie’ tegen te gaan, kiest
Delft er dus voor om het aanbod van woningen in bepaalde wijken beter te
differentiëren. Er wordt hierbij dus niet gekozen voor een benadering waarbij
wijken ‘op slot gaan’ voor bepaalde groepen. Dit zou immers strijdig zijn met
het reeds enige jaren geleden overal in Nederland -en daarbuiten- ingevoerde
Delftse model van woonruimteverdeling.
Naast de noodzaak tot differentiatie van woonmilieu’s
heeft dit programma nog een andere drijfveer. Het aantrekken van
kennisintensieve bedrijven moet gepaard gaan met het bieden van aantrekkelijke
woonruimte voor medewerkers van die bedrijven. De te verwachten eisen van hoger
geschoolde werknemers van die bedrijven vallen samen met het woonbeleid van
Delft. Deze is dat de concurrentiepositie van de Delftse woningmarkt binnen de
regio Haaglanden moet worden versterkt door het realiseren van een groter en
meer gedifferentieerd woningaanbod aan de bovenkant van de woningmarkt
(middelduur en duur) gericht op huishoudens die een keuze maken voor goed en
stedelijk wonen. Daarnaast zullen vanwege de behoefte aan woningen voor grotere
gezinnen, meer grotere woningen worden gerealiseerd. Met dit aanbod moeten
koopkrachtige Delftse huishoudens worden vastgehouden en huishoudens van elders
worden aangetrokken. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor (pas) afgestudeerden van
de in Delft gevestigde onderwijsinstellingen zoals de Technische Universiteit.
Om de woonmilieus in Delft verder te differentiëren,
wordt er in Delft naar gestreefd om zo veel mogelijk ‘stadswoningen’ toe te
voegen en de mogelijkheden voor eigen woningbezit en het particulier
opdrachtgeverschap zoveel mogelijk te vergroten. Als voorbeeld geldt hierbij
het project Schutterstraat (Binnenstad), dat enige jaren geleden is
gerealiseerd. Gezien de beperkte beschikbaarheid van bouwkavels en de locale
eigendomsverhoudingen zullen de mogelijkheden voor particulier
opdrachtgeverschap in Delft echter beperkt blijven en gaat het veelal om
opdrachtgeverschap door corporaties en projectontwikkelaars/ beleggers, veelal
gefaciliteerd door de gemeente.
Een belangrijke uitgangspunt bij dit programma is
tenslotte de vergroting van de omgevingskwaliteit. Dit betekent dat bij de
verdere uitwerking speciale aandacht wordt besteed aan een mix van ruimtelijke
en milieucomponenten zoals de kwaliteit van de openbare ruimte, ondergrondse
parkeervoorzieningen, stedebouwkundige, architectonische en cultuurhistorische
kenmerken, groen, waterpartijen en speelvoorzieningen, stank- en geluidshinder,
luchtverontreiniging en veiligheid.
De uitwerking van dit deelprogramma vindt
gebiedsgericht plaats. Met name in de binnenstad en de (uitstralingsgebieden
van de) Spoorzone zal dit plaatsvinden.
Deelprogramma
c:
Huisvesting speciale groepen (ouderen, gehandicapten,
dak- en thuislozen, studenten/ jongeren)
De gemeente en de Delftse corporaties hebben
prestatie-afspraken gemaakt. De Delftse inspanningen zijn o.a. gericht op het
voor ouderen geschikt maken van woningen in de bestaande voorraad (opplussen).
De totale Delftse opgave bedraagt circa 4.000 woningen. Er moeten voorts in
Delft 150 woon/zorg eenheden worden gerealiseerd. In de wijken Voorhof en
Buitenhof zijn 5 verzorgingshuizen gesitueerd die qua verzorgingsplaatsen 2/3
van de totale verzorgingscapaciteit dekken. Bovendien zijn deze wijken thans
redelijk voorzien in zogenaamde aanleunwoningen. De capaciteit van
aanleunwoningen en geschikte zelfstandige woonruimten voor ouderen kan nog
worden uitgebreid, maar moet vooral in de andere wijken van Delft dan Voorhof
en Buitenhof worden gevonden.
Verder moeten er voldoende goedkope kamers
(woonruimten) blijven voor jongeren/ studenten en moeten er meer woningen voor
starters beschikbaar komen. Om de wachttijden voor jongeren (starters) terug te
brengen, worden de toewijzingsregels voor woningen nader bezien.
Gemeenten hebben per 1 maart 1999 de
verantwoordelijkheid gekregen voor het woonwagenbeleid. De gemeente Delft
erkent die verantwoordelijkheid en ziet dit als een vorm van sociale
huisvesting. Het eigendom wordt overgedragen aan de corporaties en het thans
aanwezige aantal van 17 standplaatsen wordt niet uitgebreid.
Voor de nieuwbouwprogramma’s gelden tenslotte de
eisen van het ‘aanpasbaar bouwen’, waardoor eventuele voorzieningen voor
gehandicapten alsnog eenvoudig kunnen worden aangebracht. Eventuele
persoonsgebonden voorzieningen worden apart gefinancierd (via de zogenaamde
WVG-regeling).
Deelprogramma
d:
Monumenten
Vanwege
de integrale benadering gaat het in dit programma zowel over Rijksmonumenten
als gemeentelijke monumenten. De restauratie van Rijksmonumenten wordt geregeld
in het Besluit Rijkssubsidiering Restauratie Monumenten (BRRM’97). De subsidies
uit deze regeling worden rechtstreeks door het rijk verstrekt via de
Rijksdienst voor de Monumentenzorg. De financiering van de verbetering van
gemeentelijke monumenten verloopt via de MeerjarenRaming StadsVernieuwing
(MRSV) en zal in de toekomst via het ISV gaan lopen.
In de
nota ‘Monumenten bij de tijd’ en in ‘Monumentenzorg in Delft 1994-2004’ is het
beleid verwoord dat de gemeente Delft op dit punt voert. Het beleid is erop
gericht om zoveel mogelijk waardevolle panden voor het nageslacht te behouden,
de toeristische waarde van de stad Delft in stand te houden en de
belevingskwaliteit van de binnenstad op peil te houden en waar mogelijk te
verbeteren. Hiervoor worden door de gemeente de volgende initiatieven
ontplooid:
· Er worden voorwaarden gecreërd die het behoud van
waardevolle structuren en objecten waarborgen en een zorgvuldig beheer van het
cultuurhistorisch erfgoed stimuleren;
· Het wegwerken van achterstanden in de restauratie van
monumenten wordt gesubsidieerd;
· Een tijdig en periodiek onderhoud van monumenten
wordt gestimuleerd, zodat deze in een goede staat blijven en er op termijn
minder kostbare restauraties noodzakelijk zijn.
Voor
de periode van 2000-2010 worden de totale restauratiekosten voor de Delftse
Rijksmonumenten geraamd op ca. f. 40
mln. Bij deze schatting is een aantal grootschalige kerkrestauraties opgenomen,
bijvoorbeeld de restauratie van de Oude kerk en de Maria van Jessekerk. Tot en
met 2002 is er vanuit de BRRM-regeling jaarlijks ruim f. 1 miljoen beschikbaar
voor deze monumenten. In 2003 en de daarop volgende jaren daalt het budget
echter sterk, naar ca. f. 400.000 per jaar. De subsidiëring van restauraties
van Rijksmonumenten zal in de komende jaren een probleem zijn omdat de nu lopende restauraties nog een groot
aantal jaren blijven drukken op de BRRM-budgetten. Pas na 2005 ontstaat er weer
enige ruimte voor subsidiëring van nieuwe restauraties. Door inzet van geld uit
het Revolving Fund kan de terugval in de BRRM-budgetten enigszins worden
gecompenseerd.
Voor
de komende tien jaar wordt het aantal te verbeteren gemeentelijke monumenten
ingeschat op 250 tot 300 panden. Uitgaande van een gemiddelde investering van
ongeveer fl. 100.000,- per pand, is de totale investering voor de periode tot
en met 2010 dus circa 25 tot 30 miljoen gulden. Hiermee is een subsidiebudget
gemoeid van ca. 1 mln. gulden per jaar. Mogelijk kan ook een Revolving Fund
voor gemeentelijke monumenten worden ingesteld.
Financieel
overzicht van het themaprogramma wonen
(bedragen x f. 1.000,-)
Te bereiken
effecten van het themaprogramma wonen:
·
Een grotere differentiatie in prijs en kwaliteit in
huur- en koopsector. Het totaal
aandeel van woningen in de koopsector en het aandeel dure huurwoningen tezamen,
zal daarom per 1-1-2005 moeten zijn gestegen tot 40%. Hoofdzakelijk zullen in
deze periode zgn. ‘stadswoningen’ worden gerealiseerd.
Nulmeting: huidig aandeel van de koopsector en dure
huurwoningen ligt op 35% (bron: dienst Stadsontwikkeling).
·
Meer woningen voor senioren. Voor 1-1-2005 moeten 150 extra woningen met
zorgaanbod en collectieve voorzieningen voor senioren zijn gerealiseerd,
waarvan 2/3 deel goedkope huurwoningen en 1/3 dure huurwoningen.
Nulmeting: deze woningen zijn nog niet gerealiseerd
·
Meer ‘opgepluste’ woningen. Voor 1-1-2005 moeten minimaal 2000 opgepluste woningen (ca. 400 woningen per jaar) zijn
gerealiseerd op basis van de onderzoeken seniorenscore.
Nulmeting: anno 1999 zijn deze woningen nog niet opgeplust
·
Stijging van het aantal grondgebonden woningen voor
gezinnen met kinderen. Voor 1-1-2005
zijn minimaal 200 grondgebonden woningen aan de voorraad toegevoegd.
Nulmeting: deze uitbreiding is nog niet gerealiseerd.
·
Verbetering monumenten. Per 1-1-2005 dienen minimaal 100 gemeentelijke
monumenten en 20 Rijksmonumenten te zijn verbeterd.
Nulmeting: deze restauraties hebben nog niet plaatsgevonden
Op
dit moment wordt via het zogenaamde 3D-programma nieuw beleid op het terrein
van duurzame stedelijke ontwikkeling ontwikkeld. De volgende maatschappelijke
doelen staan daarbij centraal:
1. het zodanig omgaan met de ecosystemen en hulpbronnen
dat deze veerkrachtig en regeneratief worden/blijven;
2. het nastreven van een economische ontwikkeling die
bijdraagt aan een balans tussen welzijn en welvaart;
3. het voldoen aan sociale behoeften, gericht op cohesie
en betrokkenheid.
Ecosystemen
en economische en sociale structuren hebben een schaal die Delft overstijgen.
Een visie op een duurzame ontwikkeling beperkt zich dan ook niet tot Delft,
maar gaat ook in op de relatie van Delft met haar omgeving.
Delft
tracht de gestelde doelen te bereiken door een optimale benutting van de
capaciteit van de gebouwde omgeving (b.v. via de mogelijkheden die de
informatie- en communicatietechnologie (ICT) biedt), een lager energie- en
grondstoffengebruik en zoveel mogelijk hergebruik van grondstoffen. Binnen het
3D Duurzaamheidsplan Delft 2000-2003 worden de volgende 4 thema’s
onderscheiden:
·
Water & ecologie
·
Ruimte, bouwen en
energie
·
Afval
·
Mobiliteit
De eerste drie thema’s vallen in het ISV-programma
‘duurzaamheid’ de laatste is elders ondergebracht (in het ISV-programma
‘mobiliteit’). De ambitie bij het streven naar een duurzame ontwikkeling van de
Delft is gericht op innovatie van techniek en (maatschappelijke) organisatie.
De uitwerking hiervan komt terug in specifieke
thematische en gebiedsgerichte projecten, terwijl de hieraan ten grondslag
liggende beleidsvisie in het totale stedelijke beleid vertaald wordt. Er
bestaan dus zeer veel dwarsverbanden met andere themagerichte programma’s en
het duurzaamheidsbeleid komt dus tot uiting in alle gebiedsgerichte
programma’s.
Deelprogramma
a:
Water en ecologie
Aan de Vierde Nota Waterhuishouding kan de navolgende
visie ontleend worden: “Het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land
en het instandhouden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen,
waarmee een duurzaam gebruik gegarandeerd blijft”. Voor het stedelijk
waterbeheer in Delft leidt dit tot een uitwerking van onder andere de volgende
aandachtsvelden: gezonde watersystemen, veerkrachtige watersystemen, technische
waterketen, inrichting / onderhoud / beheer, ruimtelijke kwaliteit. Inmiddels
is er een basisdocument voor het waterplan Delft opgesteld waarin een actieplan
is geformuleerd op thema’s en gebieden. Op dit moment wordt er een
Waterprogramma opgesteld (afgerond in het najaar van 1999) op het niveau van concrete projecten en maatregelen.
Een zevental projecten worden in het kader van het 3D-programma uitgevoerd (zie
bijlage). De projecten ‘Ecologische Hoofdstructuur in Delft’ en ‘Recreatiewater
in en om Delft’ zijn met name bedoeld om te komen tot beter (lees: duurzamer)
in de stad geïntegreerde groenvoorzieningen.
Deelprogramma
b:
Ruimte, bouwen, energie en afval
De visie op dit terrein laat zich samenvatten met de
termen: intensiveren (optimale benutting van de gebouwde omgeving),
dematerialiseren (minder grondstoffen- en energieverbruik), regenereren
(hergebruik grondstoffen), evolueren (geleidelijke aanpassing aan veranderende
behoeften), diversificeren (streven naar gedifferentieerde woon-, werk- en
verblijfsruimten) en vermaatschappelijken (streven naar maximaal draagvlak).
Diverse projecten op dit terrein zijn in uitvoering(zie bijlage). Dit gebeurt
vooral in het kader van het Duurzaamheidsplan 3D, waarin het Delftse
duurzaamheidsbeleid wordt verwoord. Het flexibel en aanpasbaar bouwen alsmede
het realiseren van voldoende groengebieden bijvoorbeeld, maken integraal onderdeel
uit van dit beleid. Ook het verdichten van woon/werkgebieden, bijvoorbeeld rond
knooppunten van openbaar vervoer, draagt bij aan een optimaal, intensief en
multifunctioneel gebruik van de ruimte hetgeen onderdeel uitmaakt van de
gehanteerde duurzaamheidsprincipes. Het 3D-programma wordt verder uitgewerkt in
de diverse gebiedsgerichte programma’s. Het is bijvoorbeeld de bedoeling om 100
afvalcontainers per jaar ondergronds te realiseren. In totaal gaat het om 800
containers.
Deelprogramma
c:
Bodemsanering en bodemonderzoek
Het deelprogramma
bodemsanering en bodemonderzoek beschrijft hoe de Gemeente Delft in de komende
5 jaar (2000-2005) omgaat met de bodemverontreiningingsproblematiek. Het
programma komt tegemoet aan een aantal landelijke doelstellingen. Op de eerste
plaats uiteraard aan de ISV-doelstelling; het opheffen van stagnatie van
bouwprojecten. Vervolgens komt het programma ook tegemoet aan twee NMP
doelstellingen. De eerste doelstelling betreft het landsdekkend in beeld
brengen van ernstige gevallen van bodemverontreiniging in 2005. De gemeente
Delft zal daarvoor in samenwerking met de Provincie Zuid-Holland de
bodemproblematiek binnen de gemeentegrenzen in kaart brengen. De tweede doelstelling betreft het beheersen
(saneren) van de ernstige en urgente gevallen van bodemverontreinging in het
jaar 2022 (NMP, beheersbaar 2022). Om deze laatste doelstelling als ook de ISV
doelstelling te bereiken neemt de gemeente Delft iedere 5 jaar een aantal bodemsaneringsoperaties
voor haar rekening en legt hierover verantwoording af aan de Provincie. In de
programmering is een balans gezocht tussen enerzijds de stedelijke
vernieuwingsopgave en anderzijds het huidig werkprogramma bodemsanering.
Voor de sanering van een
gedeelte van de bodemsaneringslocaties acht de gemeente Delft het gewenst het
budget in het kader van de Wet Bodembescherming (Wbb) overgedragen te krijgen
van de Provincie. Hiervoor is het noodzakelijk dat de gemeente een globale
schatting van de kosten per project weergeeft. In principe is het risico van
budgetoverschrijdingen voor rekening van de gemeente Delft. Het feit dat er
zich onvoorziene verontreinigingen kunnen voordoen maakt het noodzakelijk dit
risico te beperken. Onvoorziene verontreinigingen kunnen zich namelijk altijd,
ongeacht de inspanningen van bijvoorbeeld historisch onderzoek, voordoen. Deze
onvoorziene verontreinigingen zouden door hoge extra kosten alsnog de gewenste
stedelijke ontwikkeling elders in de stad kunnen remmen. Gemeente, Provincie en
Rijk hebben een gezamenlijk belang deze onvoorziene stagnatie op te heffen. Bij
onvoorziene budgetoverschrijding zal de Provincie in samenwerking met de
gemeente Delft proberen extra financiering via het Rijk te verkrijgen. Per 1
juli 2002 vindt er een herijking plaats. Op dat moment zal op basis van de dan beschikbare gegevens
opnieuw de hoogte van de overdracht
van de gelden in het kader van de Wet bodembescherming (Wbb) worden overwogen.
Het deelprogramma bodemsanering
en bodemonderzoek wordt verder uitgewerkt in de “Toelichting op het
deelprogramma bodemsanering en bodemonderzoek” (zie bijlage 1).
Deelprogramma
d:
Geluidhinder
Het Ministerie van VROM stelt subsidie beschikbaar
voor de uitvoering van geluidssanering vanwege weg- en railverkeerslawaai.
Pijnacker heeft Delft verzocht om samenwerking op dit punt en Delft hiertoe
gemandateerd, aangezien Pijnacker zelfstandig niet in aanmerking komt voor
subsidie t.a.v. geluidssanering. Met ingang van 1998 is rijkssubsidie toegekend
ten behoeve van het samenwerkingsverband. De gemeente Delft is budgethouder.
Zowel Delft als Pijnacker hebben ingevolge de
saneringsregeling een zogenaamde A-lijst en raillijst opgesteld. De A-lijst
bevat woningen met een geluidsbelasting van 65 dB(A) en hoger als gevolg van
het wegverkeer. De raillijst bevat woningen met een geluidsbelasting van 66
dB(A) en hoger als gevolg van het railverkeer. Woningen op de A-lijst dienen
uiterlijk in het jaar 2003 te zijn gesaneerd en woningen op de raillijst
uiterlijk in het jaar 2010. Hangende de discussie over de ondertunneling van
het spoortraject, worden aan de woningen van de raillijst geen voorzieningen
getroffen.
De maatregelen op het gebied van de beperking van de
geluidhinder zijn mede bepalend voor de maatregelen op het gebied van
verkeerscirculatie en de inrichting van de infrastructuur (zie paragraaf 4.5,
themaprogramma mobiliteit, deelprogramma c). In het verkeers- en vervoersplan
van de gemeente Delft wordt uitgegaan van concentratie van het autoverkeer op
de gemeentelijke hoofdwegen en realisatie van 30km/uur-gebieden voor een groot
aantal wegen. Hierdoor zullen de verkeersintensiteiten op de hoofdwegen
(hoogstwaarschijnlijk) niet afnemen. Welk gevolg de invoering van
30km/uur-wegen op de verkeersintensiteiten op deze wegen zal hebben, moet nog
worden onderzocht.
Op de A-lijst
(geluidssaneringswoningen met een geluidsbelasting van 65 dB(A) of hoger
vanwege het wegverkeerslawaai) van de gemeente Delft staan momenteel 91
woningen. Deze woningen moeten worden voorzien van geluidwerende
gevelvoorzieningen zodat aan de geluidsnormen binnen de woningen kan worden
voldaan. Deze woningen bevinden zich langs 11 straten en ondervinden een hoge
geluidsbelasting vanwege 7 van de gemeentelijke hoofdwegen en de rijksweg A13
(deze wegen zijn in de bijlage aangegeven). Omdat naar verwachting de
verkeersintensiteiten niet zullen afnemen op de laatst genoemde wegen zal de
geluidsbelasting ook niet afnemen bij de A-lijstwoningen.
Financieel
overzicht van het themaprogramma duurzaamheid
(bedragen x f. 1.000,-)
Te bereiken
effecten van het themaprogramma duurzaamheid:
·
Zo min mogelijk stagnatie door bodemsanering
In overleg met de
provincie Zuid-Holland vindt effectmeting van het compartiment bodem plaats op
grond van de afgifte van een beschikking op een saneringsplan of goedkeuring
van een saneringsevaluatie. Voor Delft komt dit in de eerste planperiode
(2000-2005) neer op:
Þ drie of vier saneringen van ernstige en urgente
puntverontreinigingen binnen deze
gebieden waarvan de bodemproblematiek stagnerend werkt op de (stedelijke)
ontwikkelingsplannen (ISV-doelstelling en NMP-doelstelling, beheersbaar 2022).
Voor twee van deze saneringslocaties wordt in de periode tot 2002 aanvullend
bodemonderzoek uitgevoerd.
Op basis van de NMP doelstellingen en
specifiek voor de gemeente Delft is verder opgenomen dat:
Þ Voor het jaar 2002 een onderzoeksprogramma opgesteld
wordt. Met behulp van dit onderzoeksprogramma worden uiteindelijk alle ernstige
en urgente verontreingingslocaties binnen Delft voor 2005 in beeld gebracht
(NMP-doelstelling, landsdekkend beeld 2005).
Þ Voor 2002 wordt een raamsaneringsplan voor de G4
zones in Delft opgesteld. Als dit plan is goedgekeurd kunnen saneringen binnen
de diffuse, ernstig verontreinigde gebieden volgens dit plan worden
gerealiseerd. Ook kunnen met behulp van dit plan individuele uitvoeringsplannen
worden gerealiseerd.
Nulmeting: De genoemde drie of vier ernstige en urgente puntverontreinigingen zijn nog niet gesaneerd. Verder is er nu een eerste aanzet gemaakt om tot een onderzoeksprogramma te komen maar het programma is niet nog niet gereed en er is nog geen raamsaneringsplan opgesteld.
·
Minder geluidsbelasting van woningen. Het aantal woningen met een geluidsbelasting van
meer dan 60 dB(A) voor wegverkeerslawaai moet worden teruggebracht. De
bedoeling is dat er in 2003, 86 geluidssaneringswoningen zijn aangepakt. Per
1-1-2005 moeten minimaal 90 woningen zijn ‘geluidsgesaneerd’.
Nulmeting: deze geluidssaneringen hebben nog niet
plaatsgevonden. Het totaal aantal woningen met een geluidsbelasting als gevolg
van wegverkeerslawaai van 60 db(A) of hoger is anno 1999: 2.141 (bron: dienst
Beheer en Milieu).
·
Een optimaal afvalbeleid. Te bereiken effect is dat van het ingezameld
GFT-afval 90% zuiver is per 1-1-2005. Om dit te bereiken, zal o.a. voorlichting
worden gegeven. Ook zijn er minimaal 5 retourettes in Delft en is er sprake van
een stabilisatie van de hoeveelheid te verbranden afval op het niveau van1998.
Ook zijn er in Delft per 1-1-2005 t.o.v. 1998 minimaal 500 extra ondergrondse
afvalcontainers gerealiseerd.
Nulmeting: huidig % zuiver GFT-afval is anno 1999 ca. 90%. Omdat
steeds meer ondergrondse afvalinzameling plaatsvindt, is een inspanning vereist
om dit hoge niveau te handhaven. Huidig aantal retourettes: 1 stuks.
Hoeveelheid te verbranden afval 1998 was 26.000 ton. Het aantal ondergrondse
containers per 31 december 1998 bedroeg 32 stuks (bron: dienst Beheer en
Milieu).
·
Voldoende besparing van energie. Per 1-1-2005 moet een energiebesparing bereikt
worden van minimaal 30% in tenminste 2000 bestaande woningen. Ook moeten lokale
energieopwekkingsprojecten uitgevoerd zijn, leidend tot een opwekking van in
totaal minimaal ca. 3% van het elektriciteitsverbruik.
Nulmeting: het electriciteitsverbuik lag in 1998 op: 6.543.149
GJ per jaar (bron: dienst Beheer en Milieu). Monitoring vindt plaats in het
kader van de begin 2000 te operationaliseren duurzaamheidsmonitor
·
Geoptimaliseerde rioolsystemen en in combinatie daarmee
een betere kwaliteit van het oppervlaktewater en oevers. Per 1-1-2005 is tenminste 55% van het daarvoor
geschikt verhard oppervlak afgekoppeld van het rioolstelsel, het aantal
riooloverstorten teruggebracht tot ca. 75% van 1999 en zijn enkele deelsystemen
geherstructureerd. Ook is per 1-1-2005 sprake van een verbetering kwaliteit van
het oppervlaktewater volgens het STOWA-beoordelingssysteem tot gemiddeld circa
3 (van maximaal haalbaar 5) en is tenminste 15% van daarvoor geschikte oevers
natuurvriendelijk ingericht.
Nulmeting:
per 1999 is het percentage afgekoppeld oppervlak ca. 50%;
oppervlaktewaterkwaliteit is gemiddeld circa 2; aantal natuurvriendelijk
ingerichte oevers is 0% (bron: dienst Beheer en Milieu). Overige nulmeting en
de monitoring vindt plaats in het kader van de begin 2000 te operationaliseren
duurzaamheidsmonitor.
[1] Er loopt in dit verband een onderzoek naar de economische spin-off van de Spoorzone (voor Delft en de regio) door NIB-Consults in opdracht van de gemeente Delft en de provincie Zuid Holland. Daarnaast is Delft bezig met een inventariserende nota ‘kantoren in Delft’.