HOOFDSTUK 4:                           De themaprogramma’s 2000-2005

________________________________________________________________________

 

 

Er is in het Delfts OntwikkelingsProgramma een groot aantal relaties tussen zogenaamde ‘gebiedsgerichte programma’s’ en ‘themaprogramma’s’. Het zijn de onderlinge verbanden die de beoogde integraliteit van het Ontwikkelingsprogramma waarborgen. Hieronder zijn deze in beeld gebracht:

 

 

4.1      Inleiding

 

In dit hoofdstuk worden de Delftse themaprogramma’s gepresenteerd. Daarbij is uitgegaan van de drie meest belangrijke prestatievelden, zoals ze door het Rijk in het kader van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing zijn neergezet: fysieke condities economische versterking (themaprogramma economie), aanbod van gevarieerde woonmilieus (themaprogramma wonen) en duurzaamheid (themaprogramma duurzaamheid). Hiermee is ook invulling gegeven aan de door de provincie Zuid Holland als belangrijk aangegeven  prestatievelden: horizontale integratie, fysieke condities economische versterking, aanbod van gevarieerde woonmilieus en duurzaamheid.

 

Op de sociaal-maatschappelijke beleidsterreinen zijn wij onlangs begonnen met het ontwikkelen van samenhangend lokaal sociaal beleid. Ook het integratiebeleid staat in de steigers. In het Delfts OntwikkelingsProgramma 2005-2009 zal hiervan de programmatische doorvertaling worden opgenomen.

 

Hierna worden de vijf programma’s op hoofdlijnen beschreven. De themaprogramma’s zijn opgeknipt in deelprogramma’s. Financiële gegevens zijn toegevoegd in een ‘financiële bijlage’ die voldoet aan de ISV-wetgeving. Tevens worden per programma de in onze ogen haalbare, gewenste effecten genoemd. Deze effecten zijn zoveel mogelijk ‘haalbaar’ en ‘meetbaar’ geformuleerd, waarbij het beschikbaarheidscriterium maatgevend was.

 

Het Delfts OntwikkelingsProgramma is een programma in ontwikkeling. Afhankelijk van de activiteiten en initiatieven van bewoners, bedrijven en investeerders en de wijze waarop wij daar als lokale overheid op reageren, zullen de Delftse programma’s periodiek bijgesteld worden. En natuurlijk kunnen afhankelijk van de ontwikkelingen onze eigen ambities bijgesteld worden, naar boven of naar beneden. Het DOP is vanzelfsprekend wel het kompas waarop we onze koers de komende periode bepalen. De meetbare effecten zijn daarbij ons houvast.

 


 

4.2      Themaprogramma economie

 

 

De gemeente tracht in samenwerking met het bedrijfsleven te komen tot een optimale ontwikkeling van Delft in economisch opzicht.

 

 

Deelprogramma a:

Bedrijfsterreinen, kantoren incl. ontsluiting (infrastructuur)

 

De jaarlijkse vraag naar bedrijfsterreinen tot 2010 wordt gemiddeld op 3,6 hectaren geschat (met een bandbreedte tussen 1,3 en 5,3 en gerekend met een op te bouwen voorraad van vier maal de jaarlijkse gemiddelde vraag). Op 1 november 1998 was er 11,1 hectare beschikbaar aan uitgeefbaar terrein voor bedrijvenlocaties. Samen met de locatie TU Zuid is er voldoende om tot ongeveer 2007 te voorzien in de behoefte aan bedrijventerreinen. De locatie Harnaschpolder zou tegen die tijd in ontwikkeling genomen moeten kunnen worden. Gezien de ligging kan hier sprake zijn van hoogwaardige, kennis- en arbeidsintensieve bedrijven. Tussen de gemeenten Delft en Schipluiden is over dit gebied (en over de Voordijkshoornse polder en het VDD-terrein) reeds enige tijd overleg gaande. Dit overleg is met name gericht op het verkennen van de mogelijkheden voor het ontwikkelen van deze gebieden in de toekomst, waarbij rekening wordt gehouden met de stedelijke belangen.

 

De te verwachten vraag naar kantoren ligt tussen de 10.000 en 15.000 m2 gemiddeld per jaar. Deze vraag spoort met de historische trend van 10.000 m2 gemiddeld per jaar. Op 1 november 1998 was er 21.370 m2 beschikbaar aan kantorenlocaties. In 1999 zal in totaal ca. 30.000 m2 worden opgeleverd. Er bestaan intenties om in de komende tijd ca. 80.000 m2 bij het centraal station - Delft Centraal - en ca. 40.000 m2 bij Station Zuid te realiseren. Het strategisch faseren (segmenteren) van het op de markt brengen van dergelijke grote projecten is noodzakelijk. )[1]

 

Voor de infrastructurele maatregelen ter ontsluiting van de bedrijventerreinen en kantoren wordt verwezen naar het programma mobiliteit. Belangrijk is wel om te vermelden dat de locaties volgens het ‘Delfts profiel’ worden ontwikkeld: kennisintensief, hoogwaardig en met veel arbeidsplaatsen per hectare. Goed openbaar vervoer is dan ook een belangrijke randvoorwaarde voor een succesvolle ontwikkeling.

 

 

Deelprogramma b:

Herstructurering bestaande bedrijfsterreinen

 

Delft kent verhoudingsgewijs veel verouderde bedrijfsterreinen, die niet meer voldoen aan de heden ten dage gestelde eisen met name op het punt van uitrusting en bereikbaarheid. Op dit moment wordt dan ook voornamelijk gewerkt aan plannen voor een duurzame herstructurering van het bedrijventerrein Schie-oevers, zie het zo genoemde gebiedsgerichte programma (hoofdstuk 5).

 

 

Deelprogramma c:

Wijkeconomie

 

In de Delftse wijken (buiten het stadscentrum) is over het algemeen weinig sprake van functiemenging (wonen/bedrijvigheid). Voor een deel is dit ook gewenst vanwege de overlast die bedrijven kunnen veroorzaken. Daar staat tegenover dat de werkgelegenheid bevorderd zou moeten worden. Bovendien zal de leefbaarheid in de wijken worden bevorderd als samen met de woningbouwcorporaties/ eigenaren en de zittende ondernemers verbeterprogramma’s worden opgezet voor commerciële èn niet-commerciële voorzieningen.

 

In het kader van herstructurering (deelprogramma wonen, zie a) worden dan ook plannen in de richting van wat verstaan kan worden onder stimulering van de ‘wijkeconomie’ (winkels, bedrijven en werkgelegenheid bijvoorbeeld voor allochtonen) integraal opgenomen, afhankelijk van de gezamenlijk te bepalen visie en mogelijkheden. Met name bij de herstructurering van de Poptahof is dit het geval.

 

Verder kan vermeld worden dat in alle bestemmingsplannen in Delft vanaf 1997-1998 ruimte is gecreëerd voor kleinschalige (niet overlast gevende) huisgebonden bedrijvigheid. Dit beleid is reeds toegepast in de bestemmingsplannen Hooikade/ Zuideinde, Heilige Land, Wippolder. Ook in toekomstige bestemmingsplannen zoals het nu in ontwikkeling zijnde bestemmingsplan Noord-West zal dit beleid worden voortgezet. Bij de uitwerking van de in de Ontwikkelingsvisie Delft 2025 aangegeven ‘ruggegraten’ wordt tevens gedacht aan het scheppen van ruimte en mogelijkheden voor (kleine) bedrijven en kantoren.

 

 

Deelprogramma d:

Innoverend midden en kleinbedrijf

 

Dit deelprogramma houdt verband met de voor de identiteit van Delft zeer belangrijke stadsstrategie ‘Delft Kennisstad’. In het kader hiervan zijn in hoofdzaak een viertal thema’s onderscheiden. Deze thema’s houden verband met een zeer breed scala van projecten en initiatieven van Delftse burgers, bedrijven en overige organisaties:

 

·      water en bodem (bv. Waterstad 2000 en Delfts cluster)

·      informatie- en communicatietechnologie

·      milieutechnologie ( o.a. afvalmanagement)

·      ontwerpen en architectuur

 

De gemeente stimuleert particuliere initiatieven om bedrijvencentra voor jonge (innovatieve) bedrijven te realiseren die kleinschalige huisvesting bieden met kortlopende huurcontracten tegen redelijke prijzen. Wanneer sprake is van een onrendabele top kan de gemeente deze door het verstrekken van een eenmalige stimuleringsbijdrage subsidiëren.

Voor jonge ondernemers worden in dit verband op korte termijn twee nieuwe bedrijfsverzamelgebouwen gerealiseerd: het Bedrijfstechnologisch Centrum (BTC) Delft (ca. 3000 m2) in 1999 en het bedrijvencentrum Radex (ook ca. 3000 m2) in het jaar 2000. Ook eventuele nieuwe initiatieven kunnen onder de genoemde voorwaarden in aanmerking komen voor een gemeentelijke bijdrage.

 

Voor het Midden- en Kleinbedrijf (met name de detailhandel en horeca) lopen er voorts programma’s in het kader van het Binnenstadsmanagement. Tenslotte spendeert de gemeente veel tijd en geld in het bevorderen en ondersteunen van ondernemersnetwerken (Technet, Delft Design etc.)

 

 

Deelprogramma e:

Toerisme

 

De meerjarenplannen op dit gebied worden beschreven in het Delfts Actieplan Toerisme (DAT) en in het Meerjaren Marketingplan Toerisme (MMT) 2000-2004. Belangrijke exponenten van het nationaal cultureel erfgoed zijn in Delft te vinden (Delfts Blauw aardewerk, grachten, belangrijke delen van de Nederlandse cultuur- en wetenschapsgeschiedenis, monumenten). Er worden de volgende doelstellingen op het gebied van toerisme aangegeven:

 

·      de naambekendheid van Delft als cultuurtoeristische stad moet toenemen

·      Delft moet een vooraanstaande positie in gaan nemen op de regionale shortlist op het gebied van kooptoerisme: inwoners van het zuidelijk deel van de Randstad moeten het leuk gaan vinden om een paar keer per jaar ‘gezellig’ te gaan winkelen in de Delftse binnenstad

·      Delft dient te worden voorzien van een vernieuwd toeristisch imago, met aanzienlijk meer dynamiek en wervingskracht

 

Met name de volgende ontwikkelingen zullen het toeristisch produkt Delft versterken:

·      de uitbreiding en kwalitatieve verbetering van de hotelbedden capaciteit,

·      de realisatie van parkeergarages aan de randen van het centrum in samenhang met het verdwijnen van parkeerplaatsen in het historisch centrum

·      opwaardering van de openbare ruimte in de binnenstad

·      opwaardering van het winkelaanbod

·      de ontwikkeling van het Aardewerkcentrum

·      internationale acquisitie.

 

De gemeente tracht het keuzegedrag met betrekking tot het vervoermiddel waarmee regionale toeristen naar Delft komen te beïnvloeden door meer mogelijkheden voor de fiets en het openbaar vervoer te creëren en tegelijkertijd het aandeel van de auto in de modal split te verkleinen (zie ook thema-programma mobiliteit, deelprogramma ‘autoverkeer’).

 

In het MMT worden voorstellen gedaan voor de subsidiëring van de VVV, het Geheim van Holland, produktontwikkeling via het Delfts Actieplan Toerisme en de subsidiëring van typisch Delftse evenementen met een bovenlokale betekenis.

 

 

Financieel overzicht van het themaprogramma economie

(bedragen x f. 1.000,-)

 

 

 

Effecten van het themaprogramma economie:

 

·          Een gunstige ontwikkeling van het aantal arbeidsplaatsen in Delft in relatie tot de landelijke cijfers. Bij een stijging van het landelijk aantal arbeidsplaatsen, is het uitgangspunt dat per 1-1-2005 in Delft 1,1 maal de landelijke stijging wordt gerealiseerd. Tevens stijgt het aantal arbeidsplaatsen in de toeristische sector per 1-1-2005 met minimaal 10% (excl. seizoensarbeid). Bij een landelijke daling is de daling in Delft maximaal 2/3 van de landelijke daling.

Nulmeting: werkgelegenheid anno 1997: Delft: 45.280, Nederland: 7.037.000 (bron: Centraal Bureau Statistiek). Huidige werkgelegenheid (12 uur of meer per week) in de toeristische sector (1-10-1998): 1.164 (bron: Concernafdeling Communicatie en Onderzoek)

 

·          Evenwicht in de woon-werkbalans. Per 1-1-2005 moet de woon-werkbalans schommelen rond de verhouding 1:1

Nulmeting: verhouding beroepsbevolking : arbeidsplaatsen is anno 1997: 43.500 : 45.280, oftewel 1,00 : 1,04 (bron: Centraal Bureau Statistiek)

 

·          Zo weinig mogelijk uitkeringsgerechtigden en werklozen. Per 1-1-2005 kent de gemeente Delft minimaal 90% uitkeringsgerechtigden en werklozen in fase 4. De gemeente start in 2000 een vernieuwende ‘sluitende activeringsaanpak’, die tot doel heeft ingeschrevenen en uitkeringsgerechtigden te activeren naar werk, sociale activering of een zorgtraject.

Nulmeting: huidig aantal fase 4 cliënten ingeschreven bij het arbeidsbureau (totaal 1.230) plus DMZ-uitkeringsgerechtigden niet ingeschreven bij het arbeidsbureau (totaal 958), in procenten van het bestand DMZ-uitkeringsgerechtigden per 1-7-1999 (totaal 3.099) is 70,6%.

 

·          Het toerisme in Delft moet zoveel mogelijk worden bevorderd. De streefsituatie per 1-1-2005 is: 15% stijging van het aantal bezoeken van musea en bezienswaardigheden en 10% stijging van het aantal overnachtingen in hotels en camping.

Nulmeting: situatie 1998: aantal bezoeken aan musea/bezienswaardigheden ligt momenteel op 711.100 per jaar; het aantal toeristische overnachtingen op 96.687 (bron: Concernafdeling Communicatie en Onderzoek).

 


 

4.3      Themaprogramma wonen

 

 

Gezamenlijk met lokale partijen (corporaties, ontwikkelaars, bouwers, woonconsumentenorganisaties) zijn lijnen uitgezet om te komen tot een optimale toekomstige ontwikkeling van Delft voor haar bewoners.

 

 

Deelprogramma a:

De Delftse herstructureringsopgave

 

De problematiek van de naoorlogse wijken is bepaald niet nieuw. Deze wijken hebben veelal als kenmerk “veel van hetzelfde” dat wil zeggen veel gelijkvormige goedkope woningen, gebouwd volgens een vast stramien. Een eenzijdige woningvoorraad leidt in een wat meer ontspannen woningmarkt tot een eenzijdige bevolkingssamenstelling. Kansarme groepen zullen er oververtegenwoordigd zijn. De problematiek uit zich vaak in een verschraling van het woon- en leefklimaat: achterstallig onderhoud, vormen van overlast, vandalisme, veel voorkomende criminaliteit. Met de bouw van de grote Vinexwijken rond Delft zal de dynamiek op de woningmarkt – ook in Delft - toenemen. Veel mensen die het zich kunnen  permitteren, zullen de stad verlaten om naar een nieuwe VINEX-wijk te verhuizen. Op kleine schaal is dit proces reeds opgetreden. De minst geliefde delen van de bestaande woningvoorraad in Delft dreigen daarmee in een negatieve spiraal terecht te komen. Het antwoord hierop is de herstructurering, met als oogmerk binnen Delft een kwalitatief  beter en meer gedifferentieerd aanbod te creëren en op die manier de huidige bewoners van de Delftse wijken meer ‘aan de stad te binden’.

 

Voor de Wippolder en de Delfgaauwse Weije zijn de plannen voor herstructurering reeds in uitvoering. Voor de Poptahof / Voorhof is de planontwikkeling gestart. Uitgangspunt hierbij is een herstructureringsbeleid te ontwikkelen in overleg met de bewoners en de betrokken maatschappelijke partners: de Woonkoepel, de corporaties en overige organisaties en instellingen.

 

Delft kent (nog) geen verpauperde wijken. Een belangrijk uitgangspunt voor de Delftse herstructurering van woonwijken blijft dan ook dat deze altijd kleinschalig van karakter zal zijn. De volgende rode draad voor de herstructurering in Delft begint zich in samenspraak met de woningcorporaties af te tekenen:

·      In het oosten van de stad is sprake van een aantal kleinere versnipperde herstructureringslocaties met een eigen dynamiek; deels reeds in uitvoering (Wippolder, Delfgaauwse Weije). Waar dat elders in kleine hoeveelheden noodzakelijk is, zal sprake kunnen zijn van sloop en vervangende nieuwbouw met de woningcorporatie als initiatiefnemer. Ook de Tanthof en de Kuiperwijk zijn zelfstandige en kleinschalige opgaven, die door de woningcorporaties zelf kunnen worden opgepakt;

·      De Poptahof – inclusief omliggende gebieden - is een herstructureringsgebied; de gemeente heeft hier - vanwege de integraliteit van de opgave - in eerste instantie de regie;

·      Rond het Minervaplein ontstaat een experimentele aanpak, waarbij de corporatie Hippolytus het voortouw neemt om het gehele gebied te herontwikkelen. Mogelijk leent deze aanpak zich vanwege haar vernieuwde karakter voor een bijdrage uit het innovatiebudget ISV;

·      In Buitenhof-Noord is op diverse plekken sprake van herstructurering, met name vanuit de optiek van de corporaties; het is zinvol hier een gemeenschappelijke aanpak te bepalen en te onderzoeken in hoeverre deze wijk ‘naar voren’ gehaald kan worden.

 

De zes corporaties in Delft leggen voor de komende jaren een hoog ambitieniveau voor de aanpak van hun woningbestand aan de dag. Een globale inventarisatie van de bestaande voornemens en plannen van de corporaties en de gemeente (zie bijlage) leidt voor heel Delft in totaal voor de komende tien jaar tot de volgende conclusies:

 

·      sloop: ca. 500 a 600 woningen;

·      nieuwbouw: ca. 1100 woningen (incl. functieveranderingslokaties);

·      andersoortige toevoegingen zoals: zorg(centrum), winkels/ bedrijven, buurthuis/ buurtfuncties, kinderopvang, sportaccommodaties, ateliers voor kunstenaars en de digitale Bibliotheek aan huis door middel van informatieservicepunten;

·      opknapbeurt (ingrepen lopen uiteen van bv. alleen beheersmaatregelen met een beperkte investering per woning, verbetering entree, opplussen tot complete renovaties): ca. 4000 woningen;

·      verkoop van ruim 700 woningen.

 

 

Deelprogramma b:

Differentiatie woonmilieu’s (toevoegen stedelijke woonmilieu’s)

 

De woonmilieus in een aantal wijken (en in het bijzonder in Voorhof en Buitenhof) zijn zeer eenzijdig: veel gestapelde woningbouw in de sociale huursector. In deze wijken moet een grotere differentiatie tot stand worden gebracht door het aanbod in de huursector in prijs en kwaliteit te vergroten en het aanbod in de koopsector te vergroten. Dat gebeurt via het realiseren van ‘stadswoningen’ en eengezinswoningen in verschillende prijsklassen. Ook gestapelde woningbouw in de duurdere koop wordt niet uitgesloten.

 

 

 

Voorhof

Buitenhof

Delft

Aantal woningen

6.349

6.858

46.802

 

 

 

 

Eengezinswoningen

12%

21%

33%

Flatwoningen met en zonder lift

78%

56%

34%

Overige woningen

10%

23%

33%

 

 

 

 

Sociale huur

75%

77%

57%

Particuliere huur

5%

8%

13%

Koop

20%

15%

30%

 

Uit: Jaarboek bestuursinformatie 1999 (blz. 205), uitgebracht d.d. 29 oktober 1999

 

Tegelijkertijd met de opgave in de bestaande woningvoorraad is differentiatie ook aan de orde op verschillende functieveranderingslokaties. Voor 2003 zullen op twee locaties in de binnenstad 430 woningen worden gerealiseerd in de middeldure en dure koopsector. In het Doelengebied 180 woningen in een mix van eengezinswoningen en appartementen, in Zuidpoort 250 appartementen. Na 2005 zullen ca. 1500 woningen worden gerealiseerd in het Spoorzonegebied, naar alle waarschijnlijkheid voor een groot deel appartementen in koopsector. Hiermee wordt de ‘woningdichtheid’ in de gebieden rond het centrum en rond de diverse vervoersknooppunten aanzienlijk verhoogd, waarmee wordt bijgedragen aan een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte.

 

Om de ‘onvrijwillige segregatie’ tegen te gaan, kiest Delft er dus voor om het aanbod van woningen in bepaalde wijken beter te differentiëren. Er wordt hierbij dus niet gekozen voor een benadering waarbij wijken ‘op slot gaan’ voor bepaalde groepen. Dit zou immers strijdig zijn met het reeds enige jaren geleden overal in Nederland -en daarbuiten- ingevoerde Delftse model van woonruimteverdeling.

 

Naast de noodzaak tot differentiatie van woonmilieu’s heeft dit programma nog een andere drijfveer. Het aantrekken van kennisintensieve bedrijven moet gepaard gaan met het bieden van aantrekkelijke woonruimte voor medewerkers van die bedrijven. De te verwachten eisen van hoger geschoolde werknemers van die bedrijven vallen samen met het woonbeleid van Delft. Deze is dat de concurrentiepositie van de Delftse woningmarkt binnen de regio Haaglanden moet worden versterkt door het realiseren van een groter en meer gedifferentieerd woningaanbod aan de bovenkant van de woningmarkt (middelduur en duur) gericht op huishoudens die een keuze maken voor goed en stedelijk wonen. Daarnaast zullen vanwege de behoefte aan woningen voor grotere gezinnen, meer grotere woningen worden gerealiseerd. Met dit aanbod moeten koopkrachtige Delftse huishoudens worden vastgehouden en huishoudens van elders worden aangetrokken. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor (pas) afgestudeerden van de in Delft gevestigde onderwijsinstellingen zoals de Technische Universiteit.

 

Om de woonmilieus in Delft verder te differentiëren, wordt er in Delft naar gestreefd om zo veel mogelijk ‘stadswoningen’ toe te voegen en de mogelijkheden voor eigen woningbezit en het particulier opdrachtgeverschap zoveel mogelijk te vergroten. Als voorbeeld geldt hierbij het project Schutterstraat (Binnenstad), dat enige jaren geleden is gerealiseerd. Gezien de beperkte beschikbaarheid van bouwkavels en de locale eigendomsverhoudingen zullen de mogelijkheden voor particulier opdrachtgeverschap in Delft echter beperkt blijven en gaat het veelal om opdrachtgeverschap door corporaties en projectontwikkelaars/ beleggers, veelal gefaciliteerd door de gemeente.

 

Een belangrijke uitgangspunt bij dit programma is tenslotte de vergroting van de omgevingskwaliteit. Dit betekent dat bij de verdere uitwerking speciale aandacht wordt besteed aan een mix van ruimtelijke en milieucomponenten zoals de kwaliteit van de openbare ruimte, ondergrondse parkeervoorzieningen, stedebouwkundige, architectonische en cultuurhistorische kenmerken, groen, waterpartijen en speelvoorzieningen, stank- en geluidshinder, luchtverontreiniging en veiligheid.

 

De uitwerking van dit deelprogramma vindt gebiedsgericht plaats. Met name in de binnenstad en de (uitstralingsgebieden van de) Spoorzone zal dit plaatsvinden.

 

 

Deelprogramma c:

Huisvesting speciale groepen (ouderen, gehandicapten, dak- en thuislozen, studenten/ jongeren)

 

De gemeente en de Delftse corporaties hebben prestatie-afspraken gemaakt. De Delftse inspanningen zijn o.a. gericht op het voor ouderen geschikt maken van woningen in de bestaande voorraad (opplussen). De totale Delftse opgave bedraagt circa 4.000 woningen. Er moeten voorts in Delft 150 woon/zorg eenheden worden gerealiseerd. In de wijken Voorhof en Buitenhof zijn 5 verzorgingshuizen gesitueerd die qua verzorgingsplaatsen 2/3 van de totale verzorgingscapaciteit dekken. Bovendien zijn deze wijken thans redelijk voorzien in zogenaamde aanleunwoningen. De capaciteit van aanleunwoningen en geschikte zelfstandige woonruimten voor ouderen kan nog worden uitgebreid, maar moet vooral in de andere wijken van Delft dan Voorhof en Buitenhof worden gevonden.

Verder moeten er voldoende goedkope kamers (woonruimten) blijven voor jongeren/ studenten en moeten er meer woningen voor starters beschikbaar komen. Om de wachttijden voor jongeren (starters) terug te brengen, worden de toewijzingsregels voor woningen nader bezien.

Gemeenten hebben per 1 maart 1999 de verantwoordelijkheid gekregen voor het woonwagenbeleid. De gemeente Delft erkent die verantwoordelijkheid en ziet dit als een vorm van sociale huisvesting. Het eigendom wordt overgedragen aan de corporaties en het thans aanwezige aantal van 17 standplaatsen wordt niet uitgebreid.

Voor de nieuwbouwprogramma’s gelden tenslotte de eisen van het ‘aanpasbaar bouwen’, waardoor eventuele voorzieningen voor gehandicapten alsnog eenvoudig kunnen worden aangebracht. Eventuele persoonsgebonden voorzieningen worden apart gefinancierd (via de zogenaamde WVG-regeling).

 

 

Deelprogramma d:

Monumenten

 

Vanwege de integrale benadering gaat het in dit programma zowel over Rijksmonumenten als gemeentelijke monumenten. De restauratie van Rijksmonumenten wordt geregeld in het Besluit Rijkssubsidiering Restauratie Monumenten (BRRM’97). De subsidies uit deze regeling worden rechtstreeks door het rijk verstrekt via de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. De financiering van de verbetering van gemeentelijke monumenten verloopt via de MeerjarenRaming StadsVernieuwing (MRSV) en zal in de toekomst via het ISV gaan lopen.

 

In de nota ‘Monumenten bij de tijd’ en in ‘Monumentenzorg in Delft 1994-2004’ is het beleid verwoord dat de gemeente Delft op dit punt voert. Het beleid is erop gericht om zoveel mogelijk waardevolle panden voor het nageslacht te behouden, de toeristische waarde van de stad Delft in stand te houden en de belevingskwaliteit van de binnenstad op peil te houden en waar mogelijk te verbeteren. Hiervoor worden door de gemeente de volgende initiatieven ontplooid:

·      Er worden voorwaarden gecreërd die het behoud van waardevolle structuren en objecten waarborgen en een zorgvuldig beheer van het cultuurhistorisch erfgoed stimuleren;

·      Het wegwerken van achterstanden in de restauratie van monumenten wordt gesubsidieerd;

·      Een tijdig en periodiek onderhoud van monumenten wordt gestimuleerd, zodat deze in een goede staat blijven en er op termijn minder kostbare restauraties noodzakelijk zijn.

 

Voor de periode van 2000-2010 worden de totale restauratiekosten voor de Delftse Rijksmonumenten  geraamd op ca. f. 40 mln. Bij deze schatting is een aantal grootschalige kerkrestauraties opgenomen, bijvoorbeeld de restauratie van de Oude kerk en de Maria van Jessekerk. Tot en met 2002 is er vanuit de BRRM-regeling jaarlijks ruim f. 1 miljoen beschikbaar voor deze monumenten. In 2003 en de daarop volgende jaren daalt het budget echter sterk, naar ca. f. 400.000 per jaar. De subsidiëring van restauraties van Rijksmonumenten zal in de komende jaren een  probleem zijn omdat de nu lopende restauraties nog een groot aantal jaren blijven drukken op de BRRM-budgetten. Pas na 2005 ontstaat er weer enige ruimte voor subsidiëring van nieuwe restauraties. Door inzet van geld uit het Revolving Fund kan de terugval in de BRRM-budgetten enigszins worden gecompenseerd.

 

Voor de komende tien jaar wordt het aantal te verbeteren gemeentelijke monumenten ingeschat op 250 tot 300 panden. Uitgaande van een gemiddelde investering van ongeveer fl. 100.000,- per pand, is de totale investering voor de periode tot en met 2010 dus circa 25 tot 30 miljoen gulden. Hiermee is een subsidiebudget gemoeid van ca. 1 mln. gulden per jaar. Mogelijk kan ook een Revolving Fund voor gemeentelijke monumenten worden ingesteld.


Financieel overzicht van het themaprogramma wonen

(bedragen x f. 1.000,-)

 

 

Te bereiken effecten van het themaprogramma wonen:

 

·      Een grotere differentiatie in prijs en kwaliteit in huur- en koopsector. Het totaal aandeel van woningen in de koopsector en het aandeel dure huurwoningen tezamen, zal daarom per 1-1-2005 moeten zijn gestegen tot 40%. Hoofdzakelijk zullen in deze periode zgn. ‘stadswoningen’ worden gerealiseerd.

Nulmeting: huidig aandeel van de koopsector en dure huurwoningen ligt op 35% (bron: dienst Stadsontwikkeling).

 

·      Meer woningen voor senioren. Voor 1-1-2005 moeten 150 extra woningen met zorgaanbod en collectieve voorzieningen voor senioren zijn gerealiseerd, waarvan 2/3 deel goedkope huurwoningen en 1/3 dure huurwoningen.

Nulmeting: deze woningen zijn nog niet gerealiseerd

 

·      Meer ‘opgepluste’ woningen. Voor 1-1-2005 moeten minimaal 2000 opgepluste woningen (ca. 400 woningen per jaar) zijn gerealiseerd op basis van de onderzoeken seniorenscore.

Nulmeting: anno 1999 zijn deze woningen nog niet opgeplust

 

·      Stijging van het aantal grondgebonden woningen voor gezinnen met kinderen. Voor 1-1-2005 zijn minimaal 200 grondgebonden woningen aan de voorraad toegevoegd.

Nulmeting: deze uitbreiding is nog niet gerealiseerd.

 

·      Verbetering monumenten. Per 1-1-2005 dienen minimaal 100 gemeentelijke monumenten en 20 Rijksmonumenten te zijn verbeterd.

Nulmeting: deze restauraties hebben nog niet plaatsgevonden

 

4.4      Themaprogramma duurzaamheid

 

 

Op dit moment wordt via het zogenaamde 3D-programma nieuw beleid op het terrein van duurzame stedelijke ontwikkeling ontwikkeld. De volgende maatschappelijke doelen staan daarbij centraal:

 

1.   het zodanig omgaan met de ecosystemen en hulpbronnen dat deze veerkrachtig en regeneratief worden/blijven;

2.   het nastreven van een economische ontwikkeling die bijdraagt aan een balans tussen welzijn en welvaart;

3.   het voldoen aan sociale behoeften, gericht op cohesie en betrokkenheid.

 

Ecosystemen en economische en sociale structuren hebben een schaal die Delft overstijgen. Een visie op een duurzame ontwikkeling beperkt zich dan ook niet tot Delft, maar gaat ook in op de relatie van Delft met haar omgeving.

 

Delft tracht de gestelde doelen te bereiken door een optimale benutting van de capaciteit van de gebouwde omgeving (b.v. via de mogelijkheden die de informatie- en communicatietechnologie (ICT) biedt), een lager energie- en grondstoffengebruik en zoveel mogelijk hergebruik van grondstoffen. Binnen het 3D Duurzaamheidsplan Delft 2000-2003 worden de volgende 4 thema’s onderscheiden:

 

·      Water & ecologie

·      Ruimte, bouwen en energie

·      Afval

·      Mobiliteit

 

De eerste drie thema’s vallen in het ISV-programma ‘duurzaamheid’ de laatste is elders ondergebracht (in het ISV-programma ‘mobiliteit’). De ambitie bij het streven naar een duurzame ontwikkeling van de Delft is gericht op innovatie van techniek en (maatschappelijke) organisatie.

 

De uitwerking hiervan komt terug in specifieke thematische en gebiedsgerichte projecten, terwijl de hieraan ten grondslag liggende beleidsvisie in het totale stedelijke beleid vertaald wordt. Er bestaan dus zeer veel dwarsverbanden met andere themagerichte programma’s en het duurzaamheidsbeleid komt dus tot uiting in alle gebiedsgerichte programma’s.

 

 

Deelprogramma a:

Water en ecologie

 

Aan de Vierde Nota Waterhuishouding kan de navolgende visie ontleend worden: “Het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het instandhouden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik gegarandeerd blijft”. Voor het stedelijk waterbeheer in Delft leidt dit tot een uitwerking van onder andere de volgende aandachtsvelden: gezonde watersystemen, veerkrachtige watersystemen, technische waterketen, inrichting / onderhoud / beheer, ruimtelijke kwaliteit. Inmiddels is er een basisdocument voor het waterplan Delft opgesteld waarin een actieplan is geformuleerd op thema’s en gebieden. Op dit moment wordt er een Waterprogramma opgesteld (afgerond in het najaar van 1999) op het niveau van concrete projecten en maatregelen. Een zevental projecten worden in het kader van het 3D-programma uitgevoerd (zie bijlage). De projecten ‘Ecologische Hoofdstructuur in Delft’ en ‘Recreatiewater in en om Delft’ zijn met name bedoeld om te komen tot beter (lees: duurzamer) in de stad geïntegreerde groenvoorzieningen.

 

 

Deelprogramma b:

Ruimte, bouwen, energie en afval

 

De visie op dit terrein laat zich samenvatten met de termen: intensiveren (optimale benutting van de gebouwde omgeving), dematerialiseren (minder grondstoffen- en energieverbruik), regenereren (hergebruik grondstoffen), evolueren (geleidelijke aanpassing aan veranderende behoeften), diversificeren (streven naar gedifferentieerde woon-, werk- en verblijfsruimten) en vermaatschappelijken (streven naar maximaal draagvlak). Diverse projecten op dit terrein zijn in uitvoering(zie bijlage). Dit gebeurt vooral in het kader van het Duurzaamheidsplan 3D, waarin het Delftse duurzaamheidsbeleid wordt verwoord. Het flexibel en aanpasbaar bouwen alsmede het realiseren van voldoende groengebieden bijvoorbeeld, maken integraal onderdeel uit van dit beleid. Ook het verdichten van woon/werkgebieden, bijvoorbeeld rond knooppunten van openbaar vervoer, draagt bij aan een optimaal, intensief en multifunctioneel gebruik van de ruimte hetgeen onderdeel uitmaakt van de gehanteerde duurzaamheidsprincipes. Het 3D-programma wordt verder uitgewerkt in de diverse gebiedsgerichte programma’s. Het is bijvoorbeeld de bedoeling om 100 afvalcontainers per jaar ondergronds te realiseren. In totaal gaat het om 800 containers.

 


Deelprogramma c:

Bodemsanering en bodemonderzoek

 

Het deelprogramma bodemsanering en bodemonderzoek beschrijft hoe de Gemeente Delft in de komende 5 jaar (2000-2005) omgaat met de bodemverontreiningingsproblematiek. Het programma komt tegemoet aan een aantal landelijke doelstellingen. Op de eerste plaats uiteraard aan de ISV-doelstelling; het opheffen van stagnatie van bouwprojecten. Vervolgens komt het programma ook tegemoet aan twee NMP doelstellingen. De eerste doelstelling betreft het landsdekkend in beeld brengen van ernstige gevallen van bodemverontreiniging in 2005. De gemeente Delft zal daarvoor in samenwerking met de Provincie Zuid-Holland de bodemproblematiek binnen de gemeentegrenzen in kaart brengen.  De tweede doelstelling betreft het beheersen (saneren) van de ernstige en urgente gevallen van bodemverontreinging in het jaar 2022 (NMP, beheersbaar 2022). Om deze laatste doelstelling als ook de ISV doelstelling te bereiken neemt de gemeente Delft iedere 5 jaar een aantal bodemsaneringsoperaties voor haar rekening en legt hierover verantwoording af aan de Provincie. In de programmering is een balans gezocht tussen enerzijds de stedelijke vernieuwingsopgave en anderzijds het huidig werkprogramma bodemsanering.

 

Voor de sanering van een gedeelte van de bodemsaneringslocaties acht de gemeente Delft het gewenst het budget in het kader van de Wet Bodembescherming (Wbb) overgedragen te krijgen van de Provincie. Hiervoor is het noodzakelijk dat de gemeente een globale schatting van de kosten per project weergeeft. In principe is het risico van budgetoverschrijdingen voor rekening van de gemeente Delft. Het feit dat er zich onvoorziene verontreinigingen kunnen voordoen maakt het noodzakelijk dit risico te beperken. Onvoorziene verontreinigingen kunnen zich namelijk altijd, ongeacht de inspanningen van bijvoorbeeld historisch onderzoek, voordoen. Deze onvoorziene verontreinigingen zouden door hoge extra kosten alsnog de gewenste stedelijke ontwikkeling elders in de stad kunnen remmen. Gemeente, Provincie en Rijk hebben een gezamenlijk belang deze onvoorziene stagnatie op te heffen. Bij onvoorziene budgetoverschrijding zal de Provincie in samenwerking met de gemeente Delft proberen extra financiering via het Rijk te verkrijgen. Per 1 juli 2002 vindt er een herijking plaats. Op dat moment  zal op basis van de dan beschikbare gegevens opnieuw  de  hoogte  van de overdracht van de gelden in het kader van de Wet bodembescherming (Wbb) worden overwogen.

 

Het deelprogramma bodemsanering en bodemonderzoek wordt verder uitgewerkt in de “Toelichting op het deelprogramma bodemsanering en bodemonderzoek” (zie bijlage 1).

 

 

Deelprogramma d:

Geluidhinder

 

Het Ministerie van VROM stelt subsidie beschikbaar voor de uitvoering van geluidssanering vanwege weg- en railverkeerslawaai. Pijnacker heeft Delft verzocht om samenwerking op dit punt en Delft hiertoe gemandateerd, aangezien Pijnacker zelfstandig niet in aanmerking komt voor subsidie t.a.v. geluidssanering. Met ingang van 1998 is rijkssubsidie toegekend ten behoeve van het samenwerkingsverband. De gemeente Delft is budgethouder.

 

Zowel Delft als Pijnacker hebben ingevolge de saneringsregeling een zogenaamde A-lijst en raillijst opgesteld. De A-lijst bevat woningen met een geluidsbelasting van 65 dB(A) en hoger als gevolg van het wegverkeer. De raillijst bevat woningen met een geluidsbelasting van 66 dB(A) en hoger als gevolg van het railverkeer. Woningen op de A-lijst dienen uiterlijk in het jaar 2003 te zijn gesaneerd en woningen op de raillijst uiterlijk in het jaar 2010. Hangende de discussie over de ondertunneling van het spoortraject, worden aan de woningen van de raillijst geen voorzieningen getroffen.

 

De maatregelen op het gebied van de beperking van de geluidhinder zijn mede bepalend voor de maatregelen op het gebied van verkeerscirculatie en de inrichting van de infrastructuur (zie paragraaf 4.5, themaprogramma mobiliteit, deelprogramma c). In het verkeers- en vervoersplan van de gemeente Delft wordt uitgegaan van concentratie van het autoverkeer op de gemeentelijke hoofdwegen en realisatie van 30km/uur-gebieden voor een groot aantal wegen. Hierdoor zullen de verkeersintensiteiten op de hoofdwegen (hoogstwaarschijnlijk) niet afnemen. Welk gevolg de invoering van 30km/uur-wegen op de verkeersintensiteiten op deze wegen zal hebben, moet nog worden onderzocht.

 

Op de A-lijst (geluidssaneringswoningen met een geluidsbelasting van 65 dB(A) of hoger vanwege het wegverkeerslawaai) van de gemeente Delft staan momenteel 91 woningen. Deze woningen moeten worden voorzien van geluidwerende gevelvoorzieningen zodat aan de geluidsnormen binnen de woningen kan worden voldaan. Deze woningen bevinden zich langs 11 straten en ondervinden een hoge geluidsbelasting vanwege 7 van de gemeentelijke hoofdwegen en de rijksweg A13 (deze wegen zijn in de bijlage aangegeven). Omdat naar verwachting de verkeersintensiteiten niet zullen afnemen op de laatst genoemde wegen zal de geluidsbelasting ook niet afnemen bij de A-lijstwoningen.

 

 

Financieel overzicht van het themaprogramma duurzaamheid

(bedragen x f. 1.000,-)

 

 

 

 

Te bereiken effecten van het themaprogramma duurzaamheid:

 

 

·           Zo min mogelijk stagnatie door bodemsanering

In overleg met de provincie Zuid-Holland vindt effectmeting van het compartiment bodem plaats op grond van de afgifte van een beschikking op een saneringsplan of goedkeuring van een saneringsevaluatie. Voor Delft komt dit in de eerste planperiode (2000-2005) neer op:

Þ      drie of vier saneringen van ernstige en urgente puntverontreinigingen  binnen deze gebieden waarvan de bodemproblematiek stagnerend werkt op de (stedelijke) ontwikkelingsplannen (ISV-doelstelling en NMP-doelstelling, beheersbaar 2022). Voor twee van deze saneringslocaties wordt in de periode tot 2002 aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd.

      Op basis van de NMP doelstellingen en specifiek voor de gemeente Delft is verder opgenomen dat:

Þ      Voor het jaar 2002 een onderzoeksprogramma opgesteld wordt. Met behulp van dit onderzoeksprogramma worden uiteindelijk alle ernstige en urgente verontreingingslocaties binnen Delft voor 2005 in beeld gebracht (NMP-doelstelling, landsdekkend beeld 2005).

Þ      Voor 2002 wordt een raamsaneringsplan voor de G4 zones in Delft opgesteld. Als dit plan is goedgekeurd kunnen saneringen binnen de diffuse, ernstig verontreinigde gebieden volgens dit plan worden gerealiseerd. Ook kunnen met behulp van dit plan individuele uitvoeringsplannen worden gerealiseerd.

       Nulmeting: De genoemde drie of vier ernstige en urgente puntverontreinigingen zijn nog niet gesaneerd. Verder is er nu een eerste aanzet gemaakt om tot een onderzoeksprogramma te komen maar het programma is niet nog niet gereed en er is nog geen raamsaneringsplan opgesteld.

 

·          Minder geluidsbelasting van woningen. Het aantal woningen met een geluidsbelasting van meer dan 60 dB(A) voor wegverkeerslawaai moet worden teruggebracht. De bedoeling is dat er in 2003, 86 geluidssaneringswoningen zijn aangepakt. Per 1-1-2005 moeten minimaal 90 woningen zijn ‘geluidsgesaneerd’.

Nulmeting: deze geluidssaneringen hebben nog niet plaatsgevonden. Het totaal aantal woningen met een geluidsbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai van 60 db(A) of hoger is anno 1999: 2.141 (bron: dienst Beheer en Milieu).

 

·          Een optimaal afvalbeleid. Te bereiken effect is dat van het ingezameld GFT-afval 90% zuiver is per 1-1-2005. Om dit te bereiken, zal o.a. voorlichting worden gegeven. Ook zijn er minimaal 5 retourettes in Delft en is er sprake van een stabilisatie van de hoeveelheid te verbranden afval op het niveau van1998. Ook zijn er in Delft per 1-1-2005 t.o.v. 1998 minimaal 500 extra ondergrondse afvalcontainers gerealiseerd.

      Nulmeting: huidig % zuiver GFT-afval is anno 1999 ca. 90%. Omdat steeds meer ondergrondse afvalinzameling plaatsvindt, is een inspanning vereist om dit hoge niveau te handhaven. Huidig aantal retourettes: 1 stuks. Hoeveelheid te verbranden afval 1998 was 26.000 ton. Het aantal ondergrondse containers per 31 december 1998 bedroeg 32 stuks (bron: dienst Beheer en Milieu).

 

·          Voldoende besparing van energie. Per 1-1-2005 moet een energiebesparing bereikt worden van minimaal 30% in tenminste 2000 bestaande woningen. Ook moeten lokale energieopwekkingsprojecten uitgevoerd zijn, leidend tot een opwekking van in totaal minimaal ca. 3% van het elektriciteitsverbruik.

Nulmeting: het electriciteitsverbuik lag in 1998 op: 6.543.149 GJ per jaar (bron: dienst Beheer en Milieu). Monitoring vindt plaats in het kader van de begin 2000 te operationaliseren duurzaamheidsmonitor

 

·          Geoptimaliseerde rioolsystemen en in combinatie daarmee een betere kwaliteit van het oppervlaktewater en oevers. Per 1-1-2005 is tenminste 55% van het daarvoor geschikt verhard oppervlak afgekoppeld van het rioolstelsel, het aantal riooloverstorten teruggebracht tot ca. 75% van 1999 en zijn enkele deelsystemen geherstructureerd. Ook is per 1-1-2005 sprake van een verbetering kwaliteit van het oppervlaktewater volgens het STOWA-beoordelingssysteem tot gemiddeld circa 3 (van maximaal haalbaar 5) en is tenminste 15% van daarvoor geschikte oevers natuurvriendelijk ingericht.

Nulmeting: per 1999 is het percentage afgekoppeld oppervlak ca. 50%; oppervlaktewaterkwaliteit is gemiddeld circa 2; aantal natuurvriendelijk ingerichte oevers is 0% (bron: dienst Beheer en Milieu). Overige nulmeting en de monitoring vindt plaats in het kader van de begin 2000 te operationaliseren duurzaamheidsmonitor.

 

 


 



[1] Er loopt in dit verband een onderzoek naar de economische  spin-off van de Spoorzone (voor Delft en de regio) door NIB-Consults in opdracht van de gemeente Delft en de provincie Zuid Holland. Daarnaast is Delft bezig met een inventariserende nota ‘kantoren in Delft’.