4.5      Themaprogramma mobiliteit

 

 

De kern van het gemeentelijk beleid ten aanzien van verkeer en vervoer is gericht op het vergroten van de leefbaarheid, het verbeteren van de verkeersveiligheid en het waarborgen van de bereikbaarheid. De belangrijkste doelstelling daarbij is een beperking van de groei van het autoverkeer. Daarnaast wordt beoogd de hinder van het autoverkeer te beperken (zie deelprogramma d van het themaprogramma duurzaamheid, paragraaf 4.4).

Om deze doelen te bereiken wordt enerzijds gewerkt aan maatregelen die het gebruik van alternatieven voor de auto bevorderen (fiets, openbaar vervoer). Anderzijds wordt dit bereikt door maatregelen die het gebruik van de auto reguleren naar tijd en plaats (concentreren op hoofdroutes, 30 km gebieden, aanscherpen parkeerbeleid.

 

 

Deelprogramma a:

Openbaar vervoer

 

Als doelstellingen voor dit deelprogramma is onlangs geformuleerd dat het regionaal openbaar vervoer wordt gestimuleerd. Dit kan door de realisatie van Agglonet (lijnen 19 en 37) worden bereikt. Ook het stadbusnet zal worden geoptimaliseerd door een betere afstemming van de diensten op de behoefte. Tenslotte wordt voor het openbaar vervoer een verbetering van de doorstroming en van de dienstuitvoering voorgestaan.

 

 

Deelprogramma b:

Langzaam verkeer (incl. fietsenstallingen)

 

Ter bevordering van het langzaam verkeer is onlangs een fietsactieplan opgesteld, met daarin verbeteringen van diverse langzaam verkeersroutes en stallingsvoorzieningen voor fietsen. Daarnaast zullen enkele regionale fietsroutes worden verbeterd. Ook voetgangers behoren tot het langzaam verkeer. Zij zullen vooral ‘profiteren’ van de regulerende maatregelen die gericht zijn op andere verkeerssoorten zoals de autoluwe binnenstad en het instellen van 30 km gebieden.

 

 

Deelprogramma c:

Autoverkeer (incl. parkeren)

 

De bedoeling van dit deelprogramma is het autoverkeer op hoofdroutes te concentreren. Ook zullen 30 km gebieden worden gerealiseerd. Een betere ontsluiting van het Delftechpark wordt bereikt door de reconstructie van de Schoemakerstraat en de bereikbaarheid van het Schie-Oevers gebied wordt verbeterd door een nieuwe brug over de Schie. Voorts wordt een autoluwe binnenstad nagestreefd en wordt het parkeerbeleid aangescherpt met een groter gereguleerd gebied, en worden openbare parkeervoorzieningen geconcentreerd aan rand van de binnenstad, zoveel mogelijk in gebouwde voorzieningen (parkeergarages). Hier ligt een relatie met het thema-programma economie (deelprogramma ‘toerisme’): de gemeente tracht het keuzegedrag met betrekking tot het vervoermiddel te beïnvloeden door meer mogelijkheden voor de fiets en het openbaar vervoer te creëren en tegelijkertijd het aandeel van de auto in de modal split te verkleinen.

 

 

Financieel overzicht van het themaprogramma mobiliteit:

(bedragen x f. 1.000,-)

 

 

 

Effecten van het themaprogramma mobiliteit:

 

·          Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets in combinatie met een zo laag mogelijk gebruik van de auto. Het aandeel van de auto in de modal split in Delft moet worden verkleind. Als te bereiken effect per 1-1-2005 geldt in dit verband dat als er sprake is van een landelijke stijging, deze in Delft beperkt blijft tot maximaal 0,75 maal de landelijke stijging en dat bij een landelijke daling van de automobiliteit de daling in Delft hiervan minimaal 1,25 maal de landelijke daling is.

Nulmeting: 1997 landelijk: 36% autobestuurders en 13% autopassagiers in totaal verplaatsingen (stijgende tendens). 1997 Delft: 30% autobestuurders en 17% autopassagiers in totaal verplaatsingen (bron: Concernafdeling Communicatie en Onderzoek)

 

·          Een concentratie van het autoverkeer op de hoofdroutes. Per 1-1-2005 is tenminste 50% van het lokale wegennet als verblijfsgebied aangewezen en ingericht als 30-km gebied of woonerven en is voor een viertal wegvakken de doorgaande functie beperkt.

Nulmeting: huidig % verblijfsgebied ligt op ca. 25% en de betreffende herinrichtingen hebben nog niet plaatsgevonden (bron: dienst Stadsontwikkeling)

 

·          Een gewaarborgde bereikbaarheid van economische activiteiten voor alle  verkeersdeelnemers. Per 1-1-2005 moeten hiervoor minimaal de volgende zaken zijn gerealiseerd: minimaal twee extra geconcentreerde parkeervoorzieningen aan de randen van de binnenstad in combinatie met een grotendeels autoluwe binnenstad; voldoende en adequate stallingsvoorzieningen voor fietsers bij belangrijke bestemmingen als binnenstad en station; hoogwaardig openbaar vervoer naar de TU en een geslaagde herinrichting van de Schoemakerstraat bij het Delftechpark.

      Nulmeting: deze zaken zijn nog niet gerealiseerd.

 

·          Een afname van het aantal verkeersslachtoffers. Per 1-1-2005 wordt gestreefd naar een niveau van minder dan 200 verkeersslachtoffers per jaar.

Nulmeting: Voortschrijdend jaargemiddelde over de periode 1990-1996: 272 (bron: dienst Stadsontwikkeling).

 

 


 

4.6      Themaprogramma leefbaarheid[1]

 

 

Zoals in de inleiding (paragraaf 4.1) is aangegeven, zijn wij op de sociaal-maatschappelijke beleidsterreinen onlangs begonnen met het ontwikkelen van samenhangend lokaal sociaal beleid. Ook het integratiebeleid staat nog ‘in de steigers’. In het Delfts Ontwikkelings Programma 2005-2009 zal hiervan de programmatische doorvertaling worden opgenomen.

Hieronder volgt een opsomming van die deelprogramma’s die zich anno (medio) 1999 aandienen.

 

 

Deelprogramma a:

Buurtaccommodaties en vensterschool

 

In het collegeprogramma hebben wij ons voorgenomen het buurt- en wijkwerk op dezelfde schaal te organiseren als de wijkaanpak (zie hoofdstuk 6). De 6 a 7 instellingen voor buurt- en wijkwerk die zo ontstaan, hebben elk een eigen passende accommodatie en beschikken over een personeelsformatie waarin in ieder geval ruimte is voor beheer, sociaal cultureel werk en jongerenwerk. Hiermee wordt tevens een fysieke randvoorwaarde ingevuld voor het versterken van betrokkenheid van inwoners van Delft bij het dagelijkse beheer van de woonomgeving.

 

Het voorgestelde gemeentelijk nieuwbouwprogramma bestaat uit buurtaccommodaties voor het Westerkwartier (incl. ruimte voor ouderen), Poptahonk en Tanthof. Ook de realisatie van nieuwe jongerenaccomodaties in de Wippolder en de Kuyperwijk maken hier deel van uit. Daarnaast zijn afspraken gemaakt over voorzieningen voor migranten, waar onder Sranti. In totaliteit is met dit deelprogramma een bruto investering gemoeid van bijna 11 miljoen gulden.

 

In de buurtaccommodaties worden zoveel mogelijk andere functies toegevoegd: ruimtes voor wijkbeheeractiviteiten, jongerenruimtes en kinderopvang. Ook wordt zoveel mogelijk met andere investeerders samengewerkt. Zo is het buurthuis Wippolder door woningcorporatie Vestia ontwikkeld. Dat zal ook gelden voor buurthuis de Bieslander en voor het te realiseren buurthuis op het Minervaplein. Deze buurthuizen zullen gebouwd worden door respectievelijk woningcorporatie Volkshuisvesting en Hippolytus, omdat deze geïntegreerd worden in een woningbouwplan.

 

De gemeente zou graag zien dat scholen en instellingen voor kinderopvang meer gaan samenwerken. Naast het reguliere aanbod van scholen en kinderopvang komt dan een programma voor de kinderen in de wijk waarin bijvoorbeeld de volgende zaken opgenomen kunnen zijn:

1.   activiteiten op sportief en cultureel gebied en bijvoorbeeld natuureducatie;

2.   voorschoolse taal- en speelactiviteiten, oudercursussen en huiswerkbegeleiding;

3.   opvoedadvieswerk, maatschappelijk en medisch-preventief werk.

Deze ‘brede school’ of vensterschool geheten, krijgt een belangrijke functie in de wijk. Daarom is het zinvol de vensterschool op te nemen in het wijknetwerk en intensief te laten samenwerken met het welzijnswerk en bijvoorbeeld de jeugdhulpverlening.

Verder wordt er ook naar gestreefd zoveel mogelijk voorzieningen op een plaats te combineren. Dat is niet alleen effectief vanuit het oogpunt van benutting en beheer, maar zo ontstaan ook nieuwe ontmoetingsplekken voor de wijk.

 

Een belangrijk aspect binnen het wijkgericht werken is de informatievoorziening. In dit kader zullen onder meer de (digitale) servicepunten van de openbare bibliotheek op diverse locaties in de wijken worden gerealiseerd.

 

 

Deelprogramma b:

Sociale activering en arbeidsmarkttoeleiding

 

In Delft wordt via twee sporen gewerkt: sociale activering en arbeidsmarkttoeleiding

Op beide onderdelen worden op dit moment programma’s ontwikkeld.

 

Sociale activering heeft in Delft al geruime tijd vorm gekregen in het experiment sociale activering en ook op het gebied van arbeidstoeleiding heeft Delft in samenwerking met het Arbeidsbureau goede resultaten geboekt. Deze inspanningen hebben, geholpen door de goede economische ontwikkeling en positieve situatie op de arbeidsmarkt, inmiddels geleid tot een sterke verlaging van de geregistreerde werkloosheid in Delft. Ook het aantal uitkeringsgerechtigden is in de achterliggende jaren gedaald.

 

Steeds sterker wordt echter duidelijk dat voor een bepaalde groep uitkeringsgerechtigden de stap naar de arbeidsmarkt of deelname aan sociale activering te groot blijkt. Een groot aantal personen zal langdurig aangewezen zijn op een uitkering om in het levensonderhoud te voorzien. Een laag inkomen heeft gevolgen voor de leefsituatie van huishoudens en vormt een hinderpaal voor de deelname aan het maatschappelijk verkeer. Zeker wanneer een huishouding langdurig op een laag inkomen is aangewezen zijn de eindjes moeilijk aaneen te knopen. Een gevolg hiervan kan zijn dat men afziet van het lidmaatschap van een vereniging of in het algemeen een afbouw van sociale contacten. Noodgedwongen kan men minder meedraaien in de samenleving, waardoor de stap naar sociale activering te groot wordt. Deze mensen kunnen via deze weg in een sociaal isolement terecht komen.

 

De gemeente Delft is daarom per 14-12-99 gestart met de ontwikkeling van beleid ter bestrijding van sociaal isolement. Er zijn in Delft verschillende maatschappelijke organisaties die een bijdrage leveren aan de aanpak van sociaal isolement. Te denken valt aan Ouderenwerk, Maatschappelijk werk, buurt- en wijkwerk,  etc. In Delft ontbreekt echter nog een basisstructuur die de verschillende projecten en organisaties verbindt. Ook is er geen duidelijk adres waar instellingen en individuele inwoners van Delft kunnen melden dat zij signaleren dat iemand in een isolement is of dreigt te raken.

 

Om een basisstructuur voor de bestrijding van sociaal isolement in Delft te realiseren moet op wijkniveau een netwerk opgezet worden. In dit netwerk kunnen vertegenwoordigers van Maatzorg, Stichting Ouderenwerk en buurt- en wijkwerk fungeren als aanspreek- en doorverwijspunt voor instellingen en inwoners die sociaal isolement signaleren. Op stedelijk niveau stemmen deze maatschappelijke organisaties en de gemeente beleid af en zorgen zij voor gegevensverzameling. De rol van de gemeente hierbij is faciliterend.

 

Het netwerk neemt de volgende taken op zich:

1.   Optreden als meld- en registratiepunt voor sociaal isolement in de wijk.

2.   Contact met aangemelde personen over een eventueel (hulp)aanbod. Eventueel kan hierbij tevens een vrijwilliger uit de wijk ingezet worden.

3.   Naar activiteiten en instellingen toeleiden van de doelgroep op wijkniveau.

4.   Rond de driehoek organiseren van een netwerk van maatschappelijke instellingen op wijk- en stedelijk niveau die bij de problematiek betrokken zijn en een bepaald aanbod kunnen bieden.

5.   Coördineren van huisbezoekprogramma’s in de wijk en de stad en eventueel voorstellen doen voor aanvullende programma’s

6.   Aanzet geven tot het organiseren van gerichte activiteitenprogramma’s in de wijk en de stad door de instellingen.

7.   Opzetten en in samenwerking met de andere wijken opleiden van een wijkvrijwilligerspool.

8.   Informatie aanleveren voor een centrale database van sociaal isolement (niet op naam, maar voor statistische doeleinden).

 

In 2000 wil de gemeente Delft  met deze aanpak in een drietal pilotwijken van start gaan. Mede op grond van de resultaten in de drie pilotwijken wordt de aanpak daarna verbreed naar alle zeven wijken in Delft.

 

De gemeente heeft een groot aantal instrumenten en mogelijkheden beschikbaar om mensen naar arbeid toe te leiden. Te denken valt aan diverse vormen van gesubsidieerde arbeid en inkoopgelden voor bemiddeling en begeleiding. Hiervan wordt ook nu reeds goed en ruimhartig gebruik van gemaakt. In toenemende mate zal de aandacht van gemeentelijke inspanningen echter gericht worden op die groepen waarvoor de afstand tot de arbeidsmarkt niet of slechts moeizaam overbrugd kan worden. Ook op dit punt zijn in het kader van sociale activering al diverse initiatieven ondernomen.

 

Momenteel wordt gewerkt aan een programma dat het huidige scala van instrumenten en benaderingen sterker met elkaar verbindt. Hierbij wordt ook sterk de nadruk gelegd op de aansluiting met aanpalende beleidsvelden. Ook wordt er gewerkt aan het nader uitwerken van een programma dat zich richt op werk, activering en scholing. Een van de mogelijkheden voor de gemeente in dit verband is het in samenwerking met corporaties en zittende bedrijven bevorderen dat werklozen uit de wijk komen te werken bij commerciële en niet-commerciële bedrijven en instellingen in de wijk (zie deelprogramma wijkeconomie van het themaprogramma Economie, paragraaf 4.2).

 

 

Deelprogramma c:

Minderheden, ouderen, jeugd en opvoeding

 

Het aantal dak- en thuislozen dat in 1998 een beroep heeft gedaan op de voorzieningen voor maatschappelijke opvang is gestegen ten opzichte van 1997. Dit kan geconcludeerd worden naar aanleiding van de cijfers over het aantal opgenomen cliënten en het aantal cliënten dat niet geplaatst kon worden vanwege plaatsgebrek die de instellingen voor maatschappelijke opvang ieder kwartaal aan de gemeente rapporteren.

Door de instellingen voor maatschappelijke opvang wordt geconstateerd dat de problematiek van de groep cliënten in toenemende mate meervoudig van aard is. Om personen met een dergelijke meervoudige problematiek beter en meer integraal zorg aan te bieden is in 1998 het zg. BAW-overleg gestart. Dit overleg is een overleg ‘Bijzondere Aandacht Woningzoekenden’, dat gevoerd wordt tussen woningcorporaties, instellingen voor maatschappelijke opvang, politie, justitie, stichting Maatzorg, GGD, Riagg, psychiatrisch ziekenhuis Joris en de gemeente Delft waarin probleemhuishoudens worden besproken en bekeken wordt welke zorg nodig is om de problemen ‘op maat’ op te lossen. Naar aanleiding hiervan neemt de gemeente Delft zich voor om het BAW-overleg ook in de komende jaren voort te zetten en de ontwikkelingen in het kader van het overleg nauwlettend te volgen. Dit kan namelijk een preventieve werking op de dak- en thuislozen problematiek hebben waardoor de druk op de instellingen voor maatschappelijke opvang af kan nemen.

Dit deelprogramma gaat daarnaast over minderheden. Sinds circa 1997 stromen in de gemeente Delft relatief veel nieuwkomers in ten opzichte van de taakstelling die de gemeente jaarlijks krijgt opgelegd van het rijk. De gevolgen van deze hoge instroom zijn op vele terreinen zichtbaar en leiden tot problemen ten aanzien van de integratie van de nieuwkomers: wachtlijsten in het onderwijs, grote gezinnen in kleine woningen, overbelasting van het Bureau Nieuwkomers en de Stichting Vluchtelingenwerk Delft, hogere kosten voor bijzondere bijstand voor de DMZ. Vanwege de samenhang van de problemen op de diverse onderdelen van de integratie (scholing, werk, wonen, zorg en participatie) is door de gemeente Delft een projectgroep ingesteld, waarin alle disciplines vertegenwoordigd zijn, die op interactieve wijze een integraal vreemdelingenbeleid zal ontwikkelen.

Door de projectgroep worden de knelpunten op de verschillende terreinen nader onderzocht en worden voorstellen gedaan omtrent de aanpak van knelpunten bij de integratie. Hiervoor is een gezamenlijk budget beschikbaar gesteld en worden de financieringsstromen zoveel mogelijk op elkaar afgestemd (bijvoorbeeld rijksmiddelen voor nieuwkomers en houders van een VVTV). Door de projectgroep wordt ernaar gestreefd om zo snel mogelijk een integrale beleidsvisie voor allochtonen (integratiebeleid) gereed te hebben, waarbij alle financieringsstromen op elkaar zijn afgestemd en een gezamenlijke registratie wordt gevoerd.

 

Een laatste onderdeel van dit deelprogramma gaat over jongeren. Er wordt er van uitgegaan dat voorzieningen en regelingen moeten aansluiten op de wensen en behoeften van jongeren. Jongeren moeten betrokken worden bij de beleidsvorming op een voor hen begrijpe­lijke en aanvaardbare wijze. Delft wil daarom samen met jongeren en organisaties bouwen aan de toekomst voor jongeren. Ten einde een integrale aanpak te bevorderen heeft de gemeente Delft in maart 1998 een programmateam ingesteld waarin vertegenwoordigers zitten uit alle betrokken beleidssectoren. Het programmateam streeft ernaar om in (de eerste helft van) 2000 een actieplan klaar te hebben.

Een van de projecten die in ieder geval in uitvoering gaan, betreft de uitvoering van het zgn. ‘speelruimteplan’, dat onlangs door de Raad is vastgesteld. Het betreft de uitwerking van de doelstelling dat er voldoende voorzieningen voor sport en spel voor diverse groepen kinderen in de Delftse wijken aanwezig zijn. De uitwerking van dit beleid vindt plaats in het kader van het wijkgericht werken. Hierbij wordt een betere spreiding beoogd van speelplekken voor kinderen van 0-9 jaar en zal een uitbreiding van voorzieningen voor de jeugd van 10-19 jaar plaatsvinden.

 

 

Deelprogramma d:

Veiligheid

 

In de onlangs door het gemeentebestuur vastgestelde nota ‘Een veilige stad voor iedereen’ wordt op de veiligheidssituatie in Delft geanalyseerd. Deze nota is tot stand gekomen middels een aantal werkbijeenkomsten met het ‘veiligheidsveld’. Er wordt als doelstelling voor het Delftse integrale veiligheidsbeleid het volgende geformuleerd:

 

·      terugdringing van onveiligheidsgevoelens bij burgers

·      afname van criminaliteit en overlast door samenwerking binnen de gemeentelijke organisatie, met partners uit het veiligheidsveld en met de burgers door middel van het vergroten van hun zelfredzaamheid

 

Als uitwerking van dit beleid is gekozen voor alle vijf elementen uit de veiligheidsketen (pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg) en waar mogelijk gebiedsgericht of doelgroepgericht.  Daarnaast wordt een stuurgroep  Integraal Veiligheidsbeleid ingesteld, waarin naast burgemeester, enkele wethouders en een ambtelijk coördinator, tevens de politie en de Officier van Justitie zitting hebben.

 

De nota is eind 1999 in de raadscommissie Leefbaarheid behandeld en vastgesteld. Het is de bedoeling om in de komende periode op basis van de stedelijke kaders uit de nota, tezamen met partners in de stad de IVB-nota verder uit te werken en nadere (resultaats)afspraken te maken op wijk- en buurtniveau of per doelgroep.

 

 

 

 

 

Financieel overzicht themaprogramma leefbaarheid:

(bedragen x f. 1.000,-)

 

 

 

Effecten van het themaprogramma leefbaarheid:

 

·        Zo groot mogelijke algemene tevredenheid van bewoners over hun wijk. Het verschil in tevredenheid in de wijken Voorhof en Wippolder tezamen, afgezet tegen de gemiddelde tevredenheid in de rest van Delft moet per 1-1-2005 zijn gehalveerd.

Nulmeting: momenteel is dit verschil 12% (bron: Concernafdeling Communicatie en Onderzoek).

 

·        Een zo hoog mogelijke zelfredzaamheid van burgers in Delft. Ten aanzien van dak- en thuislozen in Delft is het te bereiken effect dat per 1-1-2005 tenminste:

*        90% in beeld is via meldpunt, BAW-overleg of instellingen,

*        tenminste 80% hiervan is opgevangen in instellingen of ambulant

*        minimaal 75% hiervan woont daarna zelfstandig of vindt een andere woonvorm.

Nulmeting: circa 80 (voormalige) dak- en thuislozen en circa 10 huidige dak- en thuislozen zijn anno 1999 in beeld via de opvanginstellingen; momenteel vindt ca. 60% van het totaal aantal opgevangen dak- en thuislozen een of andere woonvorm (bron: DMZ).

 

·        Een zo hoog mogelijke zelfredzaamheid van burgers in Delft. Ten aanzien van minderheden zijn de te bereiken effecten per 1-1-2005:

*        minimaal 90% van de nieuwkomers in Delft met een niet voorwaardelijke verblijfsvergunning voelt zich thuis in Delft

*        ten minste 95% van de in Delft wonende houders van een VVTV wordt maatschappelijk begeleid en volgt een scholingstraject,

*        minimaal 95% van de alleenstaande minderjarige asielzoekers die worden opgevangen in Delft volgt onderwijs.

Nulmeting: de criteria voor de meting van thuis voelen van nieuwkomers zijn anno 1999 nog in ontwikkeling, zij komen in 2000 beschikbaar; 90% van de houders van een VVTV volgt onderwijs en wordt begeleid; 75% van de alleenstaande minderjarige asielzoekers volgt onderwijs binnen of buiten Delft (bron: DMZ).

 

·          Een netwerk ter bestrijding van sociaal isolement in de wijk. Per 1-1-2005 moet er in elk van de 7 wijken in Delft een netwerk ingericht zijn met vertegenwoordigers van betrokken maatschappelijke organisaties. Dit netwerk signaleert sociaal isolement en zorgt voor een passend aanbod waaronder huisbezoeken.

       Nulmeting: Er zijn nog geen netwerken op wijkniveau ingericht in Delft, het beleid is per 14-12-99 in ontwikkeling.

 

·        Zoveel mogelijk goed gebruikte accommodaties. Er dienen per 1-1-2005 in Delft minimaal vier buurtaccommodaties te zijn gebouwd en minimaal twee jongerenvoorzieningen te zijn omgezet in permanente accommodaties.

Nulmeting: Deze te bouwen accommodaties zijn anno 1999 nog niet gerealiseerd.

 

·          Een vensterschoolprogramma voor kinderen in de wijk. Per 1-1-2005 moet er in elk van de 7 wijken in Delft een vensterschoolprogramma gerealiseerd zijn. Het programma moet kind- en oudergericht zijn, ingebed zijn in de wijk en zo mogelijk (daar is een langere termijn voor nodig dan 5 jaar) moeten de verschillende onderdelen (scholen, kinderopvang en de andere faciliteiten) fysiek samengebracht worden in één gebouw.

       Nulmeting: Er is nog geen vensterschool in Delft, het beleid is per 11-11-99 in ontwikkeling.

 

·        Voldoende sport- en spelmogelijkheden in de wijken van Delft. Per 1-1-2005 dienen gemiddeld minimaal 1,5 speelplekken per 100  0- tot 9- jarigen aanwezig te zijn en minimaal 78 voorzieningen voor jongeren tussen de 10 en 19 jaar. Over de invulling van het speelruimtebeleid en de inrichting van de speelplekken zal op wijkniveau in elk geval overleg worden gevoerd met belanghebbenden. Als kwalitatieve ‘ondergrens’ geldt hierbij de huidige Europese veiligheidsnormering.

Nulmeting: anno 1999 telt Delft in totaal gemiddeld 2 speelplekken per 100 kinderen tussen 0 en 9 jaar en 72 plekken voor jongeren tussen 10 en 19 jaar. Voor alle wijken zijn in het kader van het wijkgericht werken ‘wijkbeschrijvingen’ gereed. Voorts zijn nagenoeg alle gemeentelijke speelplekken aangepast aan de Europese veiligheidsnormering (bron: dienst Stadsontwikkeling).

 

·        Een zo laag mogelijke criminaliteit. Het te bereiken effect is minimaal dezelfde plek in de ranglijst van gemeenten boven de 50.000 inwoners. Op 1-1-2005 moet Delft dus staan op nr. 40 of lager voor misdrijven en op nr. 33 of lager voor geweldsdelicten.

     Nulmeting: de verhouding t.o.v. andere gemeenten is in Delft vrij gunstig, de rangorde in 1996 waarbij 1 hoogste is en 56 laagste: 80,9 misdrijven per 1000 inwoners: plaats 40; 4,9 geweldsdelicten per 1000 inwoners: plaats 33 (bron: Concernafdeling Communicatie en Onderzoek).

 

·        Een gedifferentieerd en op de behoefte afgestemd aanbod van kinderopvangvoorzieningen. Per 1-1-2005 moet het percentage kinderen dat gebruik kan maken van kinderopvang liggen rond de 40% voor de hele dagopvang en rond 15% voor de buitenschoolse opvang. Ook moeten er per 1-1-2005 in Delft in elk geval 400 kindsplaatsen buitenschoolse opvang extra zijn gerealiseerd.

     Nulmeting: Het percentage kinderen dat gebruik kan maken van kinderopvang ligt landelijk anno 1999 op 23% (hele dagopvang) en 9% (buitenschoolse opvang). In Delft is dat 36% resp. 13% (bron: dienst Welzijn, Onderwijs en Cultuur). Het totaal aantal kindsplaatsen buitenschoolse opvang per 1 april 1999 ligt in Delft op 288 (bron: dienst Welzijn, Onderwijs en Cultuur).

 


 

HOOFDSTUK 5 :  De gebiedsgerichte programma’s.

_________________________________________________________________________________

 

5.1      Inleiding

 

In het vorige hoofdstuk is beschreven hoe de Delftse programma’s er per thema, per prestatieveld, de komende vijf jaar uitzien. Deze min of meer sectorale programma’s slaan echter gebiedsgericht neer. Op gebiedsniveau vindt de integratie van maatregelen plaats, waardoor ‘werk-met-werk’ gemaakt wordt en multiplier-effecten op kunnen treden. Ook is het gebiedsniveau bij uitstek het niveau waarop de samenwerking met partijen concreet vorm krijgt. Natuurlijk willen we met dit Ontwikkelingsprogramma meerjarig afspraken met externe partijen maken, maar dat laat onverlet dat de echte ‘zaken’ gedaan worden op het niveau van wijken, buurten, bedrijfsterreinen, de binnenstad, het TU-terrein, de Zuidpoort en allerlei projecten en deelprojecten die in die gebieden ontwikkeld en uitgevoerd worden. Het is aan degenen die zich committeren aan het Ontwikkelingsprogramma om te schakelen tussen de diverse schaalniveau’s (is wat goed is binnen een project ook nog goed voor de ontwikkeling van het gebied en de ontwikkeling van de stad in totaliteit?), tussen de diverse partijen (is wat goed is voor de ene partij ook in het voordeel van de andere?) en tussen de diverse sectoren (kan ik bijvoorbeeld de economische voordelen ten gunste laten komen van de sociale vooruitgang?). In Delft zijn de volgende (ontwikkelings)gebieden van belang:

·      de Woonwijken, in het bijzonder de zogenaamde ‘West-as’, ofwel Voorhof- en Buitenhof-noord, waar een herstructureringsopgave aan de orde komt;

·      de Spoorzone;

·      de Binnenstad en het Zuidpoortgebied;

·      het TU-terrein;

·      de Schie-oevers.

 

Hierna worden de hiervoor genoemde gebieden kort beschreven, met uitzondering van de woonwijken. Daarvoor wordt verwezen naar het themaprogramma wonen en het deelprogramma herstructurering. Bij de binnen een gebied actieve partijen ligt de opdracht die diverse onderdelen met het grootst mogelijke economische en maatschappelijke rendement ‘horizontaal’ aan elkaar te knopen.

 


5.2      Woonwijken

 

 

Het betreft hier de aanpak van het corporatiebezit, zoals deze zich (zie paragraaf 4.3) in samenwerking met de corporaties begint af te tekenen:

·      kleinere versnipperde herstructureringslocaties met een eigen dynamiek in het oostelijk deel van de stad (Wippolder, Delfgaauwse Weije en -op termijn- in Tanthof en de Kuiperwijk). De woningcorporatie is initiatiefnemer;

·      de Poptahof – inclusief omliggende gebieden - als herstructureringsgebied; de gemeente heeft hier in eerste instantie de regie;

·      rond het Minervaplein: experimentele aanpak;

·      in Buitenhof-Noord: diverse plekken herstructurering; studiegebied gemeenschappelijk aanpak.

 

In aanvulling op deze projecten, is het programma Woonwijken ook gericht op het in overleg met marktpartijen en/of corporaties realiseren van toekomstige inbreidingslokaties voor woningen (zoals de ziekenhuislokatie). Zo zal de gemeente bijvoorbeeld meewerken aan een te houden verkeerstechnisch onderzoek om de mogelijkheden te onderzoeken voor de realisatie van het onlangs door een particulier bouwbedrijf aangedragen project ‘Provinciale Weg’, dat in november 1999 een nominatie heeft gekregen in het kader van het fonds Stimulering Intensief Ruimtegebruik (StIR). Hierbij zal ook de relatie met bestaande wijkplannen worden bezien. 

 


5.3      Spoorzone

 

 

Sinds geruime tijd bestaat de wens van de gemeente Delft om het bestaande spoorwegviaduct ondergronds te maken en de wens van de Nederlandse Spoorwegen om het twee-sporig tracé om te bouwen tot een vier-sporig tracé. Er is een brede steun aanwezig op lokaal niveau, maar ook van het stadsgewest Haaglanden, de provincie Zuid Holland en de Tweede Kamer. Als gevolg van de in oktober 1998 door de Tweede Kamer aangenomen motie van Heemst werd de Delftse spoortunnel aangewezen als demonstratieproject voor publiek-private samenwerking (PPS). De nadien aangenomen motie van Heemst-Giskes zorgde ervoor dat de gelden benodigd voor rijksweg 4 deels benut gaan worden voor de aanleg van de spoortunnel in Delft. Het proces om te komen tot een stedebouwkundig plan en, in het verlengde daarvan, een bestemmingsplan voor het betreffende gebied is inmiddels in gang gezet. Ook is er onlangs door middel van een intentie-overeenkomst via ontwikkelaar Ballast Nedam opdracht gegeven voor een onderzoek voor de bouw van kantoren/woningen/bijzondere bebouwing op een stuk van de (spoor)tunnel. Deze bouw anticipeert op de bouw van de spoortunnel in Delft en gaat uit van het (tijdelijk) gebruik van een tunneldeel als transferium. Realisatie gaat zeer waarschijnlijk plaatsvinden via een publiek-private samenwerking tussen gemeente, rijk en private partners. Een belangrijke activiteit is de permanente communicatie met bewoners en belanghebbenden. Voor dit project gelden tegelijkertijd meerdere, elkaar beïnvloedende doelstellingen:

·      Vervanging van het tweesporig viaduct door een viersporige tunnel. Hierdoor wordt de capaciteit van het bestaande spoortraject vergroot, wordt de ‘flessenhals’ in de Randstad weggenomen en wordt de bereikbaarheid met het openbaar vervoer in het zuidelijk deel van de Randstad verbeterd.

·      Minder (geluid)hinder door het realiseren van een ondergronds tracé.

·      Betere ruimtelijke en functionele relaties tussen de binnenstad en de woonwijken in het Westen van Delft, een verbetering van de leefbaarheid en kwaliteit openbare ruimte in het gebied en een extra mogelijkheid tot het creëren van identiteit voor de stad Delft.

·      Toevoeging van extra woonfuncties (1600 woningen, juist in duurdere segmenten) en extra commerciële functies, waar onder een hotel en 60.000 m2 kantoren en overige functies, zodat nieuwe woon- en werkgelegenheid wordt gecreëerd.

·      De realisering van een light rail-verbinding tussen Rotterdam en Den Haag over bestaand spoor.

Concreet gaat het om drie deelprogramma’s: Delft Centraal + Houttuinen (twee ontwikkelingslocaties[2] buiten het bestaande tracé, in de vorm van een driehoek in de nabije omgeving van het station ), het bestaande spoor en het emplacement zelf (ondergrondse parkeergarage Phoenixstraat, busstation, herinrichting openbare ruimte en herontwikkeling met woningen, kantoren, park en overige functies) en de overige gebieden met meer accent op woningbouw en overige functies. Deze gebieden (v.d. Madeterrein, Industriestraat en Abtwoudseweg) kunnen gezien worden als ‘uitstralingsgebieden’ van de ontwikkelingen op en rond het spoorwegtracee.

Gemeente en Ballast Nedam hebben voor de ontwikkeling van het gebied ‘Delft Centraal’ een intentie-overeenkomst getekend. Onderdeel van deze intentie-overeenkomst is een studie naar de haalbaarheid van de plannen voor het gebied Delft Centraal.

De financiering van de spoortunnel gaat uit van een start vòòr 2010. De Delftse planning van realisatie van de spoortunnel gaat zelfs uit van oplevering in 2008. De stedebouwkundige opzet voor het totale gebied (plan Busquets) maakt een aan de omstandigheden aangepaste, flexibele fasering van de uitvoering mogelijk. Het stedebouwkundig plan is overigens gefinancierd via het STIR-programma van het Ministerie VROM (fl. 250.000,- ).

Het ministerie van V&W raamde de kosten van de spoortunnel op 830 miljoen gulden. De gemeente Delft denkt inmiddels dat er circa 900 miljoen gulden nodig is om dit project te realiseren. Naar aanleiding van de genoemde Kamermotie heeft het kabinet onlangs besloten alvast een bedrag van 360 miljoen voor de periode 2005-2010 te reserveren voor de Delftse tunnel. Om het project binnen de door Delft gewenste termijnen te realiseren, zal een nader te bepalen vorm van voorfinanciering plaats moeten vinden, bijvoorbeeld via publiek-private samenwerkingsvormen. Een belangrijke randvoorwaarde hierbij blijft echter dat het ministerie van V&W instemt met de bouw van de tunnel en met deze financieringswijze.

Wij vinden dat de aanpak van het Spoorzonegebied zich leent voor een Rijksbijdrage uit de innovatiepot ISV.


5.4      Binnenstad (inclusief Zuidpoortgebied)

 

 

De binnenstad van Delft heeft ter handhaving en duurzame versterking van haar positie een krachtige kwaliteitsimpuls nodig. Hiertoe is het binnenstadsmanagement in het leven geroepen: een geïntegreerde en actiegerichte benadering van alle relevante beleidsterreinen (van economie tot restauratie en van verkeer en vervoer tot horeca). In dit verband zijn diverse projecten in gang gezet. Daarnaast zal de komende tijd een aantal stedelijke vernieuwingsprojecten (Zuidpoort, Doelengebied) vorm krijgen.

Het doel is het economisch functioneren van de binnenstad te versterken en tegelijkertijd het woon- en verblijfsklimaat te verbeteren en meer in evenwicht met elkaar te brengen. Hiertoe wordt de historische kwaliteit en het kleinschalig karakter versterkt, de functiediversiteit bevorderd, het economisch functioneren en het woon- en leefklimaat verbeterd, de binnenstad autoluw gemaakt en het onderhoudsniveau geïntensiveerd. De beleidsvoorbereiding en -realisatie vindt op integrale wijze plaats. Hierdoor wordt de samenhang in aanpak bevorderd.

De projecten in de binnenstad kunnen gegroepeerd worden in de volgende deelprogramma’s: stimulering en verbetering van winkels en toerisme (diverse onderzoeken, afstemming van evenementen en toeristische promotie), kwaliteitsverbetering openbare ruimte en gevels, bereikbaarheid (onder andere via parkeervoorzieningen aan de randen van de binnenstad en fietsvoorzieningen) en beheer en handhaving.

Ook wordt op dit moment gewerkt aan twee ontwikkelingslocaties. De belangrijkste is het Zuidpoortgebied. In dit gebied wordt het volgende programma gerealiseerd: toevoeging van ca. 11.000 m2 verkoopvloeroppervlakte aan het winkelvloeroppervlakte (met name bedoeld om de koopkrachtbinding voor de Delftse winkels op peil te houden), enkele horecagelegenheden, amusementsvoorzieningen, in totaal ca. 250 appartementen (in het duurdere segment), een ondergrondse parkeergarage met ca. 840 bezoekersplaatsen, een bioscoop, uitbreiding van het theater en een discotheek. In dit programma is ook de verplaatsing van de openbare bibliotheek en van het kunstcentrum opgenomen. Tenslotte zal in het Zuidpoortgebied in de toekomst een halte van het Hoogwaardig Openbaar Vervoersnet (Agglonet) worden gerealiseerd.  Het Zuidpoortgebied zal uiteindelijk fungeren als overgang van de binnenstad naar de aangrenzende TU-wijk, het kennisgebied van Delft.

Om het programma voor het Zuidpoortgebied te realiseren is in augustus 1995 hebben projectontwikkelaar MAB en de gemeente een intentie-overeenkomst getekend met als doel het ambitieniveau en de realisatie-mogelijkheden te onderzoeken middels een zogeheten Schetsplan. Dit Schetsplan is inmiddels aangepast aan een aantal nieuwe ontwikkelingen, parallel aan de eerste schetsen van de architecten. Hierdoor kon nog in 1999, na de besluitvorming over het “Schetsplan-plus ‘99”, met een definitief ontwerp voor dit gebied worden gestart. Zeer veel aandacht wordt daarbij besteed aan de architectonische en stedebouwkundige kwaliteit van de plannen. Ook wordt in dit gebied een experiment ‘stad en milieu’ uitgevoerd. De plannen voor het Zuidpoortgebied zijn aangemeld voor de betreffende regeling.

In het Doelengebied, het andere ontwikkelingsgebied, worden woningen en een parkeergarage voor bewoners gebouwd. De voormalige TU-bibliotheek zal van functie veranderen. Het Doelengebied zal rond 2001 en het Zuidpoortgebied zal rond 2003 opgeleverd worden.

De ontwikkeling van de binnenstad vindt interactief plaats. Zo hebben eind 1998 op de binnenstadsconferentie 200 mensen hun meningen en ideeën over de binnenstad kenbaar gemaakt. Dit heeft geresulteerd in 44 aanbevelingen die grotendeels door de raad zijn overgenomen. Hieruit voortvloeiend zijn in het Plan van Aanpak binnenstadsmanagement 24 projecten gedefinieerd die de resterende collegeperiode vorm gegeven worden. Onderscheid wordt gemaakt tussen thematische en geografische projecten. Het interactieve karakter van de laatstgenoemde projecten komt in workshops tot uitdrukking. Monitoring van de thematische projecten vindt plaats door beleidsvoorstellen onderwerp te maken van maatschappelijke discussie. Hiertoe worden ze gepubliceerd in de Stadskrant. Ook is een binnenstadsforum ingesteld. In dit platform wordt getoetst of de voorstellen maatschappelijk draagvlak hebben. Tevens is de Stichting Centrum Management Delft opgericht. Hierin participeren gemeente, ondernemers en horeca op bestuurlijk niveau om gezamenlijk het economisch functioneren van de binnenstad te verbeteren. Er wordt een strak tijdpad ten aanzien van de gedefinieerde projecten gevolgd. De autoluwe herinrichting van de noordelijke binnenstad heeft prioriteit (gekoppeld aan de oplevering van de Phoenixgarage). In juni 1999 hebben de eerste gebiedsgerichte workshops plaatsgevonden. In dit kader wordt onder andere de bestaande ‘klussenregeling’ opgeheven en vervangen door een stimuleringsregeling ten behoeve van de projectmatige verbetering van panden, waarbij de gemeente slechts een beperkt deel van de ingreep subsidieert (‘zichtgevels’, daken en goten). Begin 2000 vindt voor de eerste straten herinrichting en gevelverbetering plaats.

Voor het binnenstadsmanagement worden per project de kosten geraamd en de dekking geregeld. Dekking vindt meestal plaats via de gemeentebegroting, bestaande onderhoudsbudgetten en subsidies van derden. Het Zuidpoortgebied behelst een totale investering van 250 miljoen gulden, waarvan de gemeente 50 miljoen gulden voor haar rekening neemt (de kosten voor de parkeergarage, de infrastructuur en de openbare ruimte).

 

5.5      TU-gebied

 

 

Het TU-gebied beslaat een groot gedeelte van het zuidoostelijke kwadrant van Delft. De wijk bestaat in hoofdlijnen uit 3 deelgebieden: het oudere, noordelijk TU-gebied, de kern van het universiteitsterrein TU-midden en TU-zuid. De gemeente Delft wil de Delft Kennisstad strategie verder uitbouwen en toepassen. Het creëren van werkgelegenheid is èèn van de belangrijkste doelstellingen. De voorgenomen concentratie van onderwijsactiviteiten in het gebied TU-midden door de TU Delft (Huisvestingsstrategie TU Delft 1996-2005) sluit hier naadloos op aan. Het gebied TU-zuid komt hierdoor beschikbaar als hoogwaardige bedrijvenlocatie en in het noordelijk TU-gebied komt ruimte vrij voor herontwikkeling.

 

(Her)ontwikkeling van het TU-terrein heeft tot doel de kwaliteiten van het totale gebied nu en in de toekomst te vergroten en de relaties met andere stadsdelen te verbeteren. Deze doelen worden -in relatie tot de hieronder genoemde deelprogramma’s- ook door  een aantal infrastructurele maatregelen bereikt. Een belangrijk onderdeel van de plannen voor het TU-gebied zijn dan ook de plannen voor een Hoogwaardig Openbaar Vervoersnet (de toekomstige lijnen 19 en 37) en de verbetering van de bereikbaarheid met de fiets en de auto (nieuwe ontsluiting Kruithuisweg en Schiebrug).

Ook de Delft Kennisstad strategie is onlosmakelijk met het TU gebied verbonden. De aanwezigheid van een Technische Universiteit en de verankering daarvan in de stad, verbetert het vestigingsklimaat voor kennisbedrijven en versterkt daarmee de positie van Delft in de regio. De volgende deelprogramma’s kunnen onderscheiden worden:

Noordelijk TU-gebied: herontwikkeling tot woon-werklocatie die een koppeling vormt tussen binnenstad en TU. Gezien de kwaliteiten van het gebied (monumentale bebouwing in een parkachtige setting, centrale ligging in de stad) kan hier een kwalitatief hoogwaardig woon/werkmilieu ontstaan. De locatie biedt mogelijkheden voor de vestiging van specifieke functies (hotel, congrescentrum) die zowel voor de stad als voor de TU iets kunnen betekenen. Het Scheikunde-gebouw zal plaatsmaken voor 50 tot 60 grondgebonden woningen in hoge dichtheid. Onderdeel van dit deelprogramma is ook de verbetering van de bereikbaarheid en van de parkeersituatie.

TU-midden: herstructurering van bebouwing en open ruimte en clustering van faculteiten zal leiden tot een modern universiteitsterrein, flexibel genoeg om in te spelen op toekomstige ontwikkelingen en met een hoogwaardige uitstraling (openbare ruimte, architectuur, moderne onderzoeksfaciliteiten voor TU en bedrijfsleven). Het gaat om een investering door de TU van 800 miljoen gulden in de komende 10 jaar. Ook worden in dit gebied extra woningen voor studenten gerealiseerd.

 

TU-zuid: ontwikkeling tot een hoogwaardige bedrijvenlocatie met ruimte voor bedrijven die de economische structuur van de stad versterken en die aansluiten op het Delft Kennisstad profiel. Het gaat om een combinatie van onderzoek, laboratoria en produktie, met de daarbij behorende kantoorfuncties. Er zijn goede mogelijkheden voor uitwisseling van kennis en kunde tussen bedrijven en TU. Bedrijven in TU-zuid bieden TU-studenten voorts de mogelijkheid naast hun studie werkervaring op te doen, bijvoorbeeld in de vorm van stages. Er is ruimte voor ateliers als laboratoriumfunctie tussen wetenschap en kunst. Daarnaast kunnen de hier gevestigde bedrijven gebruik maken van op het TU-terrein aanwezige faciliteiten. Er bestaat veel aandacht voor de inrichting van het gebied en vormgeving van de bebouwing. Water- en groenelementen worden benut als structurerende principes.

 

De eind 1998 ondertekende intentie-overeenkomst tussen gemeente en TU vormt het startpunt van een intensief samenwerkingstraject ten behoeve van de ontwikkeling van het TU-gebied, met name het zuidelijk TU-gebied. Momenteel wordt een samenwerkingsovereenkomst voorbereid waarin afspraken tussen de partijen worden vastgelegd. Voor het zuidelijk TU-gebied zal waarschijnlijk gekozen worden voor een PPS-constructie. Herontwikkeling van het noordelijk TU-gebied zal binnenkort starten rond 2000. Voor TU-zuid zal in de samenwerkingsovereenkomst de fasering worden geregeld. Ontwikkeling van het noordelijk TU-gebied zal met name plaatsvinden door marktpartijen. Herstructurering van TU-midden is een investering van de TU. De woningbouwcorporatie DuWo zal investeren in de genoemde woningen voor studenten.

 

 



[1] Het gaat bij de beschrijving van dit onderwerp om het thema leefbaarheid en niet (een op een) om het werkterrein van de raadscommissie Leefbaarheid. Het gaat bijvoorbeeld ook om (de ontwikkeling van) lokaal sociaal beleid.

[2] Op deze locaties worden gerealiseerd: een ondergronds station, kantoren, woningen, overige functies en een ondergrondse parkeergarage (waarvan een gedeelte tijdelijk dienst zal doen).