5.6      Schie-oevers

 

 

Er wordt gewerkt aan planontwikkeling gericht op een duurzame herstructurering van het bedrijventerrein Schie-oevers, een terrein van 127 hectare groot waar 5600 mensen werken bij ongeveer 360 bedrijven. Het grootste deel van de (beide) Schie-oevers is toe aan verbetering: revitalisering dan wel upgrading. Op een aantal plaatsen is zelfs herstructurering nodig (verplaatsing, intensivering, herontwikkeling en functieverandering). Er zijn korte termijn acties in gang gezet en acties die op de wat langere termijn spelen. Op de korte termijn zal sprake zijn van intensief beheer, een betere bewegwijzering en de uitvoering van een groot aantal verkeerstechnische maatregelen.

 

Op de langere termijn wordt gedacht aan een grondige aanpassing van de bereikbaarheidsstructuur van de Schie-oevers, onder andere door het realiseren van een extra verbinding over de Schie in het verlengde van de Schieweg aan de zuidkant van het terrein, zodat ontsluiting over het TU-terrein mogelijk wordt. Ook moet een ingrijpend herstructureringsplan soelaas gaan bieden, waarbij het terrein in relatie gebracht wordt met het TU-terrein. Onderdelen van dit plan moeten zijn:

·      intensivering van het gebruik van een aantal terreinen

·      herontwikkeling en vitalisering van terreinen die ter beschikking komen

 

Deze ontwikkelingen zijn anno 1999 nog in studie. De aanpak van het gebied rond station Zuid wordt ook onderzocht. Deze herontwikkeling moet bijvoorbeeld worden afgestemd op de afzetmogelijkheden van kantoren. Ook zal onderzocht worden of het beheer van de Schie-oevers deels kan worden verzelfstandigd, waardoor het bedrijfsleven een meer rechtstreekse invloed krijgt op het functioneren van het terrein en daardoor ook medeverantwoordelijkheid gaat dragen voor de kwaliteit van het bedrijventerrein.

 


5.7      Financieel overzicht gebiedsgerichte programma’s

 

Het ISV-beleidskader schrijft voor dat de gemeente in een financiële paragraaf inzicht geeft in de diverse met stedelijke vernieuwing verband houdende kosten en opbrengsten, alsmede van de wijze waarop deze over de verschillende bij stedelijke vernieuwing betrokken partijen worden  verdeeld. De toelichting op de wet Stedelijke Vernieuwing spreekt hier van een geschatte omvang van de benodigde investeringen in de eerste vijjaarsperiode en van een ‘doorzicht’ naar het volgende tijdvak. Daarom hebben we de diverse programma’s zoveel als mogelijk was, in financiën vertaald; deels met aannames, deels aan de hand van beschikbare informatie. Op zich is dit een unieke operatie; voor het eerst ontstaat een min of meer volledig beeld van alle op de stad Delft gerichte investeringen voor stedelijke vernieuwing in de komende tien jaar.

 

 

(bedragen x f. 1.000,-)

 

 

 

 

 

De bovenstaande overzichten geven een indicatie van de met de gebiedsgerichte programma’s verband houdende investeringen en van de wijze waarop wij verwachten dat deze kosten over de verschillende partijen kunnen worden verdeeld. De overzichten geven daarmee dus ook een beeld van het zogenaamde ‘multiplier-effect’ dat wij met ons Ontwikkelingsprogramma voor ogen hebben. Anders gezegd: de cijfers geven een beeld van welke investeringen worden ‘uitgelokt’ met bijdragen van de ‘hogere overheid’ (regio, provincie, rijk samen). Over de periode 2000 t/m 2009 gaat het in Delft om een verhouding van ongeveer 1: 4,3 ( investeringen Rijk/provincie/regio ten opzichte van de totale investeringen).

Ook wordt via het financieel overzicht een beeld gegeven van de fasering en van de prioriteitstelling die wij de komende periode voor ogen hebben. In de jaren 2000, 2001 en 2002 gaat het daarbij om de aanpak van de woonwijken, de Binnenstad/ Zuidpoort en de herstructurering van de Schie-oevers. In de jaren daarna (2003 en 2004) krijgen naast de aanpak van de woonwijken, de herstructurering van de Spoorzone en de van de TU-wijk prioriteit. Dit betreft slechts een prioritering tussen de gebiedsgerichte programma’s ‘op hoofdlijnen’ en nog geen prioritering op projectniveau. Omdat wij de besluitvorming over de (financiering en aanpak van) deze (deel)projecten willen voorbehouden aan de Delftse gemeenteraad en dit volgens ons ook niet zou passen in de opzet van het ISV, hebben wij ervoor gekozen om de prioritering per project niet op te nemen. Deze prioritering zal jaarlijks plaatsvinden aan het hand van de op te stellen (verordening en) verdeelbesluiten zodra de toekenning van de ISV-gelden heeft plaatsgevonden en meer bekend is over andere dekkingsbronnen.

Met betrekking tot de meetbaarheid van de gebiedsgerichte programma’s in toetsbare resultaten tenslotte, verwijzen wij naar de in hoofdstuk 4 aangegeven ‘te bereiken effecten’ per themaprogramma. Deze zijn in verband gebracht met de diverse gebiedsgerichte programma’s (zie matrix aan begin van hoofdstuk 4). Om te monitoren in hoeverre de in het DOP geformuleerde te bereiken resultaten daadwerkelijk bereikt worden, zal de gemeente Delft een stelsel van ‘kwaliteitszorg’ inrichten. Doel is hierbij om de bewaking en verbetering van de kwaliteit van de stedelijke vernieuwing. Dit stelsel houdt onder meer in dat de gemeente, afgestemd op de aard en omvang van de uitvoering van de stedelijke vernieuwing, zorgdraagt voor:

·      het op systematische wijze toetsen in hoeverre de wijze van uitvoering van de stedelijke vernieuwing leidt tot de te bereiken resultaten en

·      het op basis van de uitkomsten daarvan zonodig aanpassen van het gemeentelijk stedelijke vernieuwingsbeleid en/of de wijze waarop dit wordt uitgevoerd.

In bijlage 3 wordt nader ingegaan op de financiering van het aangegeven verschil tussen de geraamde investeringen en de opgenomen dekking/ opbrengsten.

HOOFDSTUK 6:                  De Delftse aanpak

________________________________________________________________________

 

6.1      Inleiding

 

In dit hoofdstuk wordt kort geschetst welke procesaanpak in Delft wordt gevolgd. Uit een externe consultatieronde is gebleken dat deze aanpak, die te kenschetsen is als open en interactief (zie ook het Collegeprogramma 1998-2000), goed valt bij de bij de ontwikkeling van de stad Delft betrokken personen en partijen.

 

6.2      De gemeentelijke organisatie

 

De gemeentelijke organisatie van Delft is extern georiënteerd. De wijk- en gebiedsgerichte aanpak is daar het logische gevolg van.  De bril waardoor de burgers (de klanten) kijken is daarbij maatgevend, zowel voor de inrichting als voor de cultuur van de nieuwe organisatie. Een aantal gemeentelijke diensten wordt daarom samengevoegd. Op de ruimtelijk-functionele, sociale en economische beleidsterreinen (de prestatievelden van het ISV) zijn dit de diensten Beheer en Milieu, Welzijn, Onderwijs en Cultuur en Stadsontwikkeling. Delen van deze diensten worden samengevoegd tot èèn cluster ‘Wijk en Stadszaken’. Hiermee brengt de gemeente Delft belangrijke basisbegrippen van het ISV in de praktijk: integratie en ontkokering.

 

6.3      Het wijkgericht werken

 

De Wijkaanpak is een belangrijke peiler van het beleid van het college. De kern van deze aanpak is dat bewoners, instellingen en de gemeente voor de wijken een visie ontwikkelen. Op deze wijze worden bewoners, instellingen en bedrijven intensief betrokken bij de beleidsvorming. De visie wordt neergelegd in wijkplannen, waarin alle thema’s aan de orde kunnen komen. Om deze wijkplannen te kunnen opstellen, is het essentieel dat de ‘harde’ sectoren worden gekoppeld aan de ‘zachte’. De bedoeling hierbij is maatwerk, waarvoor Delft is ingedeeld in zes wijken (de binnenstad niet meegerekend). Onlangs is door de Gemeenteraad een nota ‘wijkgericht werken’ vastgesteld. Regelmatig worden voortgangsrapportages opgesteld. De bedoeling is, dat op deze wijze een samenhangende visie op de omgevingskwaliteit die de gemeente wil bereiken, ontstaat. Uiteraard worden hierbij de uitgangspunten van het Delftse 3D beleid (zie themaprogramma duurzaamheid) meegenomen. Bewoners, bedrijven en instellingen worden tenslotte via het wijkbeheer betrokken bij het beheer van de dagelijkse leefomgeving. Er worden voor de uitvoering van het wijkbeheer zogenaamde ‘wijkbudgetten’ ingesteld.

 

In oktober 1999 hebben alle wijken een wijkbeschrijving gekregen. Hiervoor zijn in de wijken Voorhof en Tanthof de meningen van bewoners en ondernemers over de wijk via wijkpanels gepeild. Het is de bedoeling dat voor 2002 elke wijk beschikt over een wijkplan (wijkbeheerplan of wijkontwikkelingsplan). Hiervoor is een stuurgroep geformeerd en zijn per wijk projectgroepen ingericht. De inhoudelijke doelen verschillen per wijkplan doch dragen alle bij aan een verhoging van de leefbaarheid van de wijken. Voor toetsbare resultaten in deze verwijzen wij naar de in hoofdstuk 4 onder het themaprogramma leefbaarheid aangegeven ‘te bereiken effecten’.

 

Ieder gebiedsgericht programma kent zijn eigen werkwijze, die toegesneden is op de specifieke situatie in het betreffende gebied. Via het binnenstadsmanagement, wijkbeheer en het projectmatig werken wordt actief gewerkt aan de uitvoering van de in het DOP genoemde gebiedsgerichte programma’s. Het valt buiten het kader van het ISV om deze intensieve samenwerking met partijen in het Ontwikkelingsprogramma in detail te beschrijven.

 

6.4      Interactieve beleidsvorming

 

Bij de opstelling van het Ontwikkelingsprogramma is voortgeborduurd op de ruime traditie die de gemeente Delft heeft op het gebied van de interactieve beleidsvorming. In dit verband verwijzen wij naar de werkteams en workshops, die zijn en worden georganiseerd. Ook het huidige ‘driehoeksoverleg’ (woningcorporaties, de koepel van bewoners- en huurdersorganisaties, gemeente), maar ook de Delftse raadscommissie ‘extern’, de wijkplannen en het binnenstadsmanagement zijn goede voorbeelden van deze traditie.

In het driehoeksoverleg is regelmatig over het Ontwikkelingsprogramma en het programma voor de herstructurering in het bijzonder uitgebreid gediscussieerd. In de raadscommissie ‘extern’ is via een discussie tussen raadsleden en externen (woningcorporaties, ontwikkelaars, bewonersorganisaties, de Kamer van Koophandel, de TU Delft) het startschot voor de communicatie met de stad gegeven. Over het werkdocument voor het DOP is correspondentie gevoerd met de buurgemeenten en met het Stadsgewest Haaglanden. Daarnaast heeft met de provincie Zuid Holland ambtelijk vooroverleg plaatsgevonden.

Het Ontwikkelingsprogramma is dus tot stand gekomen na een uitgebreide consultatieronde met externe partijen. Ook de productie van het programma op zichzelf was daarmee een interactief proces. Hiervoor is een communicatieplan opgesteld, dat onder meer voldoet aan de voorschriften in het kader van de Algemene Wet Bestuursrecht en de Inspraakverordening.

 

6.5      Hoe verder?

 

Het Ontwikkelingsprogramma zoals dat door de gemeenteraad vastgesteld is en - naar wij hopen - eveneens door een groot aantal externe partijen wordt medeondertekend, is een voorlopig eindproduct en zeker geen blauwdruk. Programma’s worden verder ontwikkeld en naar concretere projecten doorvertaald. En wel op zodanige wijze dat de aangegeven meetbare effecten ook daadwerkelijk worden bereikt. ‘Het resultaat telt’ is daarbij ons motto. Garanties kunnen wij niet geven; inzet wel. Met een flexibele inzet van financiële middelen en maatwerk per gebied en situatie moet de komende jaren het beoogde maatschappelijk rendement ingeboekt kunnen worden.

De verdere uitwerking van de aangeduide programma’s zal de komende vijf jaar in een intensieve vorm van samenwerking met externe partijen plaatsvinden. Het voorliggende Ontwikkelingsprogramma voor de stad Delft vormt daarvoor de basis, maar biedt voldoende flexibiliteit om in te kunnen spelen op de snel veranderende maatschappij.

De ISV-gelden, aangevuld met mogelijk nog andere subsidies, worden te zijner tijd jaarlijks via een door de Gemeenteraad vast te stellen verdeelbesluit ingezet. Ook zal een verordening voor de verdeling van ISV-gelden worden opgesteld en vastgesteld. Een discussie over de verdeling is pas mogelijk zodra er meer zicht is op hoeveel geld Delft kan verwachten in het kader van het ISV.


HOOFDSTUK 7:         Gevoerd overleg over het DOP

_________________________________________________________________________________

 

 

7.1      Interviewronde

 

Nog voordat er sprake was van een tekst voor het Ontwikkelingsprogramma, zijn interviews gehouden met corporaties, projectontwikkelaars, bewonerskoepel, Kamer van Koophandel en TU-Delft. Op deze wijze ontstond een gemeenschappelijk beeld, van waaruit het werkdocument voor het DOP is geschreven.

 

7.2      Ambtelijk programmateam

 

Nadat het gemeentebestuur de beslissing had genomen om een lokaal Ontwikkelingsprogramma op te stellen, zijn vanuit alle betrokken diensten en afdelingen contactpersonen aangewezen. Op deze wijze is een ‘ambtelijk programmateam’ gevormd, dat enkele malen over het werkdocument heeft gesproken. Het overleg was met name gericht op de onderlinge verbanden tussen thema’s en gebieden (integraliteit).

 

7.3      Overleg met externe partijen; commissie extern

 

In september 1999 heeft de gemeente, met het werkdocument als inzet, alle externe partijen in de stad uitgenodigd in een zgn. ‘raadscommissie extern’. Voor hetgeen aan de orde kwam, wordt verwezen naar het verslag. Afgesproken is dat meer aandacht zou worden gegeven aan het themaprogramma leefbaarheid en aan de nadere formulering van de te bereiken effecten.

 

7.4      Overleg met corporaties

 

Regelmatig wordt in het ‘driehoeksoverleg’ overlegd tussen de corporaties, woonkoepel en de gemeente Delft (bestuurlijk èn ambtelijk) over volkshuisvestingsaangelegenheden, zoals bijvoorbeeld de prestatie-afspraken. De weerslagen van de interviews (met name het overzicht van alle plannen) en het werkdocument voor het Delfts OntwikkelingsProgramma is op dit overleg enkele malen aan de orde gesteld. Ook hebben de corporaties deelgenomen aan de commissie extern. Uiteindelijk was er overeenstemming over het werkdocument.

 

7.5      Reacties van buurgemeenten

 

Het werkdocument is in oktober jl. aan de gemeenten Schipluiden, Rijswijk en Pijnacker toegezonden, vergezeld van een verzoek tot nader overleg. Van Schipluiden kwam een instemmende reactie met een verwijzing naar de reeds bestaande samenwerking o.a. met betrekking tot (de voorwaarden voor) een gezamenlijke ontwikkeling van de Harnaschpolder. Dit heeft geleid tot een kleine tekstaanpassing van het themaprogramma ‘economie’ (deelprogramma ‘bedrijfsterreinen en kantoren’). Van Rijswijk kwam een instemmende reactie, vergezeld van een verzoek om nader te overleggen over (de uitvoeringsaspecten van) de Spoorzone-plannen. De gemeente Pijnacker  tenslotte, geeft in haar reactie aan geen opmerkingen te hebben over de in de nota beschreven themaprogramma’s en gebiedsgerichte programma’s. Wel geeft deze gemeente aan dat volgens haar een uitbreiding van het grondgebied van Delft niet noodzakelijk is. De Delftse ruimtenood ziet zij niet als bedreiging, maar als kans. Pijnacker is voorstander van het voortzetten van de regionale samenwerking, waarbij gemeenten onderling afgestemde accenten leggen.

 

7.6      Regionale afstemming

 

Het deelprogramma ‘bedrijfsterreinen en kantoren’ (thema-programma economie) is afgestemd binnen het stadsgewest Haaglanden. De plannen zijn en worden besproken in het algemeen en dagelijks bestuur. Er zijn met name afspraken gemaakt over de fasering (zodat niet alles tegelijkertijd op de markt komt) en de kwaliteit (zodat er een gedifferentieerd aanbod komt dat afgestemd is op verschillende marktsegmenten).

Het programma ‘mobiliteit’ uit het Ontwikkelingsprogramma spoort voorts volledig met het Regionaal Verkeer- en Vervoersplan van het stadsgewest Haaglanden, waarin de regionale plannen voor de fiets en het openbaar vervoer zijn opgenomen. Als uitwerking hiervan heeft de gemeente Delft in september jl. -tezamen met het werkdocument DOP- het Investeringsplan Verkeer en Vervoer (IPVV 1999-2005) ingediend bij het stadsgewest Haaglanden. De verwachting is dat het Delftse aandeel van het IPVV begin 2000 wordt gehonoreerd.

De beleidsvisie ‘Wonen in Delft’ tenslotte, vormde de basis voor het themaprogramma ‘wonen’. Over deze beleidsvisie en over de prestatie-afspraken met de corporaties is ambtelijk overleg geweest met het stadsgewest Haaglanden. Er zijn daarbij geen strijdigheden met het regiobeleid geconstateerd. De beleidsvisie en de prestatieafspraken passen dus binnen de voorwaarden van het regionaal volkshuisvestingsbeleid.

 

7.7      Overleg met provincie

 

De gemeente Delft heeft deelgenomen aan het ambtelijk overleg over de opstelling van het provinciaal beleidskader rond het ISV. Daarnaast was de provincie bij de behandeling van het werkdocument van het DOP in de commissie extern goed vertegenwoordigd. Ook heeft diverse malen ambtelijk contact plaatsgevonden over de inhoud van het Ontwikkelingsprogramma. Dit heeft geleid tot diverse bijstellingen en toevoegingen van de tekst. In dit kader heeft ook overleg plaatsgevonden over de inhoud van het deelprogramma bodemsanering (thema-programma duurzaamheid).

 


7.8      Ter visie legging

 

Het werkdocument heeft gedurende de maand oktober 1999 ter visie gelegen. Er zijn vier schriftelijke reacties ingediend. De reacties zijn alle positief van toon en onderschrijven in feite het gemeentelijk beleid. Desondanks zijn in het werkdocument een aantal verbeteringen/wijzigingen doorgevoerd, te weten:

·      In de tekst van het themaprogramma wonen is meer expliciet opgenomen dat met ‘hoger geschoolden’ ook (pas) afgestudeerden van bijvoorbeeld de Technische Universiteit bedoeld worden.

·      De tekst van het werkdocument is aangescherpt op de volgende punten: samenhang tussen de themaprogramma’s ‘economie’ en ‘mobiliteit’; gebiedsgerichte projectmatige aanpak verbetering panden; meer ruimte voor de (oudere) jeugd.

·      De tekst van het themaprogramma ‘economie’ is enigszins ingekort en verduidelijkt.

·      Aan het gebiedsgerichte programma ‘woonwijken’ is een extra passage toegevoegd over het project ‘Provinciale Weg’.

·      De reacties en de concept beantwoording zijn meegenomen in de besluitvorming door de Gemeenteraad. Alle opstellers van de schriftelijke reacties hebben een persoonlijke reactie van het gemeentebestuur ontvangen.


BIJLAGEN

__________________________________________________________

 

Bijlage 1. Toelichting bij het themaprogramma Duurzaamheid

 

 

·      Toelichting deelprogramma ‘water en ecologie’:

 

Hiernaast zijn er in het kader van het Duurzaamheidsplan 3D de onderstaande in uitvoering te nemen projecten geformuleerd:

 

Þ           Water in Ecodus: EcodusVer en Verder

Þ           Afkoppelen van regenwater in de Wippolder

Þ           Herstructurering watersysteem Voorhof, Buitenhof en Tanthof

Þ           Ecologische Hoofdstructuur in Delft

Þ           Onderzoek naar de effecten van het verminderen van de grondwateronttrekkingen in Delft

Þ           Recreatiewater in en om Delft

Þ           Proefproject Waterstad 2000

 

 

·      Toelichting deelprogramma ‘ruimte, bouwen, energie en afval’:

 

Tevens zijn er in het kader van het Duurzaamheidsplan 3D de onderstaande in uitvoering te nemen projecten geformuleerd:

Þ           Duurzaam bouwen

Þ           Kansenkaart van Delft

Þ           Het duurzame wijkplan

Þ           Duurzame herstructurering Poptahof

Þ           Duurzame herstructurering Schie-oevers

Þ           Duurzame ontwikkeling TU-Zuid gebied

Þ           Duurzame ontwikkeling Zuidpoortgebied

Þ           Klein Kyoto in Delft

Þ           Eenheid Première Delft/ Zoetermeer: energiebesparing voor kleine bedrijven en huishoudens

Þ           Haalbaarheidsonderzoek Auto(matisch)weg

 

 

·      Toelichting deelprogramma ‘bodemsanering en bodemonderzoek’:

 

In deze toelichting volgt een uitwerking van het bodemprogramma. Zoveel mogelijk wordt in het programma aangesloten bij gebiedsgerichte programma’s. Van deze gebieden wordt in het kort de beoogde stedelijke ontwikkeling, de algemene bodemkwaliteit en de globale kosten van eventuele sanering en/of afvoer van (licht) verontreinigde grond weergegeven. De kosten t.g.v de algemene bodemkwaliteit worden uit de exploitatie betaald. Binnen deze gebieden kunnen zich tevens  ernstige en (eventueel) urgente puntverontreinigingen bevinden. Deze kosten wil de gemeente Delft niet uit de exploitatie betalen. Voor een bijdrage in de kosten van deze puntverontreinigingen wil de gemeente Delft (gedeeltelijk) de Wbb-budgetten overgedragen krijgen.

In het bodemprogramma zijn vier locaties opgenomen waarbij de bodemverontreiniging stagnerend werkt op de ontwikkelingsmogelijkheden die de gemeente Delft voor deze locaties voorziet. Het betreft vier bij de gemeente bekend zijnde locaties met puntverontreinigingen. Alle locaties hebben een link met DOP. Drie van de vier locaties betreffen tevens ernstige en urgente verontreingingen waarbij de kosten niet op veroorzaker of eigenaar verhaald kunnen worden. Ook voor een bijdrage in de kosten van onderzoek en/of saneringen van deze puntverontreinigingen wil de gemeente Delft (gedeeltelijk) de Wbb-budgetten overgedragen krijgen.

Niet alle mogelijke puntverontreinigingen zijn bij de gemeente bekend. Het landsdekkend beeld hoeft pas in 2005 gereed te zijn. In het bodemprogramma wordt een eerste aanzet gegeven om te voldoen aan deze NMP doelstelling (landsdekkend beeld in 2005). Met behulp van bestaande digitale informatiebronnen worden verdachte locaties geselecteerd. Na archief onderzoek wordt een definitieve onderzoekslijst vastgesteld. Tevens staan in het programma een aantal ISV-bodemsaneringslocaties weergegeven waarvoor aanvullend onderzoek noodzakelijk is. De gemeente vraagt voor deze locaties een onderzoeksbijdrage.

Naast de uitvoering van bovengenoemde bodemsaneringen en het opstellen van een onderzoeksprogramma behelst het deelprogramma bodemsanering en bodemonderzoek tevens het opstellen van een raamsaneringsplan voor de diffuus ernstig verontreinigde G4-zones binnen Delft, conform de bodemkwaliteitskaart.

De kostenramingen voor de bodemsaneringen en bodemonderzoeken waarvoor de gemeente Delft verzoekt het Wbb-budget over te dragen in het ISV zijn apart aangegeven.

De te bereiken effecten zijn conform de systematiek van het DOP weergegeven aan het einde van het  themaprogramma duurzaamheid.

 

Van de vijf gebiedsgericht programma’s wordt hieronder in het kort de verwachte ontwikkeling (beoogde effecten van de sanering voor de ISV doelstelling), de algemene bodemkwaliteit in het betreffende gebied  (nulsituatie bodemkwaliteit) en daarmee samenhangend de verwachte kosten beschreven (exclusief BTW). Gezien de bodemproblematiek zijn deze gebieden soms onderverdeeld in deelgebieden (Spoorzone Kern en Uitstraling).

 

Bodemprogramma Woonwijken

Beoogde stedelijke ontwikkeling: Hier wordt in het bijzonder  de zogenaamde West-as ofwel Voorhof- en Buitenhof-noord, bedoeld. In dit gebied komt een herstructureringsopgave aan de orde.

Nulsituatie bodemkwaliteit: Het betreft zeer diverse en versnipperde locaties. Een algemene bodemkwaliteit kan dan ook niet weergegeven worden. Wel kan gezegd worden dat de wijken Voorhof en Buitenhof op de bodemkwaliteitskaart van Delft grotendeels in de G1 zone (schone zone) vallen. De gemeten concentraties zware metalen en PAK liggen beneden de streefwaarde.  De wijken Voordijkshoorn, Vrijenban/ Bomenwijk en Wippolder/ Kloosterkade liggen in G2 zones waarbij rekening moet worden gehouden met kosten ten gevolge van hergebruik van grond. In de plangebieden Die Delfgaauwse Weije, Scheepmakerij (Noord) en het Koningsveld wordt rekening gehouden met grond in de G4 zone, waarvoor hergebruik in de meeste gevallen niet kan plaatsvinden omdat de grond tot boven de interventiewaarde verontreinigd kan zijn.

Kosten: Het betreft zeer versnipperde locaties waarvan de bouwplannen nog niet overal even concreet zijn. Op grond van algemene inschattingen is rekening gehouden met f. 665.000,- aan kosten in de eerste ISV-periode.

 

Bodemprogramma Spoorzone (Kerngebied)

Beoogde stedelijke ontwikkeling: In dit gebiedsgericht programma is de aanleg van een spoortunnel voorzien met 13m-mv als dieptste aanlegdiepte.

Nulsituatie bodemkwaliteit: Gezien de ligging van de spoorzone in de binnenstad van Delft kan er van worden uitgegaan dat de eerste 2 à 3 meter van de te ontgraven grond ernstig verontreinigd is met zware metalen. Dit als gevolg van de ter plaatse aanwezige historische diffuus verontreinigde ophooglagen. De dieper gelegen te ontgraven grond is naar verwachting licht verontreinigd (tot maximaal 5 m-mv) danwel schoon.

Kosten: > 10 miljoen gulden. Indien de spoortunnel aangelegd wordt, dan moet gerealiseerd worden dat niet alleen aan de afzet van de sterk verontreinigde grond, maar ook aan de afzet van de licht verontreinigde danwel schone grond een duur prijskaartje hangt (zie ook Zuidpoort).

 

Bodemprogramma Spoorzone (Uitstralingsgebieden)

Beoogde stedelijke ontwikkeling: In dit onderdeel van het gebiedsgericht programma Spoorzone gaat het om de toevoeging van extra woonfuncties en extra commerciële functies zodat nieuwe woon-werkgelegenheid wordt gecreëerd rond het spoorwegtracé.

Nulsituatie bodemkwaliteit: In het hele gebied is sprake van een lichte tot matig verontreiniging met zware metalen en PAK en lokaal ernstige verontreinigingen met zware metalen tot ca. anderhalve meter.

Kosten: >1 miljoen gulden. Gelet op de grootte en ligging van het totale uitstralingsgebied Spoorzone wordt verwacht dat de totale saneringskosten in dit gebied de 1 miljoen gulden (exclusief BTW) zullen overschrijden.

 

Bodemprogramma Binnenstad/ Zuidpoort

Beoogde stedelijke ontwikkeling: Dit gebiedgericht programma kent twee ontwikkelingslocaties: Zuidpoort en Doelengebied.  De locatie Zuidpoort voorziet in de aanleg van winkels en woningen. In het gebied is tevens een ondergrondse parkeergarage met ca. 840 bezoekersplaatsen voorzien.

In het Doelengebied worden woningen en een parkeergarage voor bewoners gebouwd. Het Doelengebied is reeds in ontwikkeling, fase 1 (de aanleg van een park) is afgerond. Fase 2 en 3 zullen in ontwikkeling worden gebracht. Na de sloop van een aantal gebouwen te weten, de Engbertschool en het voormalige WL laboratorium worden hier appartementen met een ondergrondse parkeergarage gebouwd. In de voormalige TU-bibliotheek worden appartementen gebouwd. Op de binnenplaats van de TU bibliotheek wordt een ondergrondse parkeergarage gerealiseerd.

Nulsituatie bodemkwaliteit: Over de algemene bodemkwaliteit in de binnenstad meldt de bodemkwaliteitskaart van Delft dat de binnenstad (en daarmee dus ook Zuidpoort en het Doelengebied) valt onder de zogenaamde G4 zone (sterk verontreinigde zone). De eerste 2 á 3 meter van de bodem is sterk verontreinigd met zware metalen en matig verontreinigd met PAK. De dieper gelegen te ontgraven grond is naar verwachting licht verontreinigd (tot maximaal 5 m-mv) danwel schoon. Het betreft diffuse verontreinigingen ten gevolge van historische ophooglagen.

Kosten Zuidpoort: >10 miljoen gulden. Voor Zuidpoort geldt dat de kosten van de SEB-sanering (herinrichting velden 1,2, 5, 7, 9 en 10, omleggen K&L, aanleg bus/trambaan etc.) worden geraamd op 11,5 miljoen gulden (exclusief BTW). Hierbij komt 8 miljoen gulden voor rekening van de aanwezige te ontgraven en af te zetten verontreinigde historische ophooglagen. De overige 3,5 miljoen gulden komt voor rekening van het ontgraven en de afzet van de schone grond die a.g.v. de voorgenomen herinrichting. (aanleg ondergrondse parkeergarage, 2-laags) vrijkomt.

Kosten Doelengebied: > 1.5 miljoen gulden. De kosten voor de sanering van de te ontwikkelen deelgebieden in het Doelengebied hangen samen met de verwijdering van meerdere ernstige verontreinigingen met minerale olie en enkele ernstige verontreinigingen met zware metalen en PAK’s ten gevolge van twee spots met koolas. De kosten hiervan worden geraamd op circa 0,5 miljoen gulden. Daarnaast worden de saneringskosten voor het geschikt maken van de locatie voor de toekomstige bestemming “wonen met tuin” geraamd op circa 4 ton. 

De aanleg van twee parkeergarages op het terrein (ten behoeve van de te realiseren woonbebouwing) wordt gerealiseerd door projectontwikkelaars. De hiervoor te maken kosten zijn momenteel niet inzichtelijk. Op grond van de historische bodeminformatie en de voorgenomen activiteiten wordt geschat dat hiermee circa 1 miljoen gulden gemoeid is.

 

Bodemprogramma TU-Terrein

Beoogde stedelijke ontwikkeling: Het gebied wordt onderverdeeld in 3 locaties. Het noordelijk TU-gebied wordt herontwikkeld tot een hoogwaardige woon-werklocatie die de koppeling vormt tussen de binnenstad en het TU-gebied. Realisatie van grondgebonden woningen, de vestiging van specifieke functies zoals hotels en congrescentrum in parkachtige setting, alsmede de evt. bouw van ondergrondse parkeergarages worden voorzien. In het TU-midden gebied wordt een modernisering van het universiteitsterrein voorzien.  In het gebied TU-zuid wordt een hoogwaardige bedrijvenlocatie gerealiseerd die aansluit op het Delft Kennisstad profiel. De genoemde plannen worden met name door marktpartijen gerealiseerd.

Nulsituatie bodemkwaliteit: Voor alle drie de gebieden geldt dat er sprake is van een 1 tot 1.5 meter dikke ophooglaag, die plaatselijk puin kan bevatten.

TU-Zuid  valt op de bodemkwaliteitskaart op basis van historische gegevens  binnen de G1 zone. De eerste circa anderhalve meter betreft het de “schone zone” met concentraties zware metalen en PAK die liggen beneden de streefwaarde. Beneden de anderhalve meter is de bodem matig verontreinigd met zware metalen en licht verontreinigd met PAK. Uitzondering hierop vormt de bodemproblematiek ter plaatse van de Thijsseweg. Dit is een braakliggend terrein dat van 1985 tot 1999 door een crossclub is gehuurd van de TU, die voor de herontwikkeling het terrein weer in oude staat wil terugontvangen. In de door de crossclub aangebrachte puinlaag (verharding) en in het grondwater is een sterke verontreiniging met PAK’s aangetoond met een volume van circa 5.000 m3 in de puinlaag en 3.000 m3 in het grondwater. De sterke verontreiniging wordt ook aangetroffen in dieper gelegen verhardingslagen, zodat wordt aangenomen dat de verontreiniging ten dele voor 1987 is ontstaan. Bij de Thijsseweg is dus sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging, waarvan de urgentie nader moet worden bepaald. Door de gemeente Delft wordt daarom bij de provincie Zuid Holland een ‘beschikking ernst en urgentie’ aangevraagd. De herontwikkeling van het terrein stagneert vooralsnog door de hoge saneringskosten van circa 3,5 miljoen gulden, waarvoor de crossclub heeft aangegeven geen geld te hebben. Voor het overige worden in het TU-Zuid gebied geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging verwacht.

TU-Midden en TU-Noord vallen op de bodemkwaliteitskaart in de zone TU en worden ingedeeld in de G2 zone. Het betreft het in de jaren ’60 ontwikkelde gebied ten noorden van de Kruithuisweg. In de bovengrond komen licht verhoogde achtergrond-concentraties van zware metalen en PAK voor. In het dieptetraject van 0-0.5 m-mv zijn de concentraties van koper, zink en PAK hoger dan de streefwaarde. De ondergrond is tot beneden de anderhalve meter licht tot matig verontreinigd met zware metalen en licht verontreinigd met PAK. TU-noord is het oudste universiteitsgebied en gelet op het historische terreingebruik worden hier over het algemeen verontreinigingen van matige tot boven de interventiewaarden aan metalen en PAK verwacht van 0,0 tot 1,5 meter onder het maaiveld. Daaronder wordt de bodem verondersteld schoon tot licht verontreinigd te zijn.

Kosten: Voor TU-Zuid wordt aangenomen dat de bodem (de puntlocatie Thijsseweg daargelaten) niet verontreinigd is. Derhalve zijn geen kosten voor bodemsanering opgenomen. Voor de puntlocatie Thijsseweg bedragen de saneringskosten 2-3.5 miljoen gulden. Voor TU-midden worden t.b.v. herstructurering een aantal bodemverplaatsingen verwacht. Waarschijnlijk gaat men werken met een gesloten grondbalans. Indien grond afgevoerd moet worden zijn hier wel kosten aan verbonden.

De kosten voor de herontwikkeling van het gebied TU-noord (>f. 500.000,-, excl. ondergronds parkeren) worden hoofdzakelijk veroorzaakt door herinrichtingswerkzaamheden met als doel het verbeteren van de bereikbaarheid en van het parkeren. Tevens wordt voorzien in de realisatie van 50 tot 60 grondgebonden woningen.

 

Bodemprogramma Schie-oevers

Beoogde stedelijke ontwikkeling: Er wordt gewerkt aan planontwikkeling gericht op een duurzame herstructurering van het bedrijventerrein. Op korte termijn betreft het vooral verkeerstechnische maatregelen. Op de middel lange termijn (2002 tot 2004) wordt gedacht aan een grondige aanpassing van de indelingsstructuur (bereikbaarheid en ruimte benutting). De ontwikkelingen zijn nog in studie. In de tweede helft van 2000 worden de eerste resultaten verwacht.

Nulsituatie bodemkwaliteit: De kwaliteit van de bodem van de Schie-oevers valt onder twee zones uit de bodemkwali- teitskaart. De westelijke oever van de Schie valt (gedeeltelijk) onder Bedrijven Midden. Dit betreft een G2 zone (licht verontreinigde zone). De gemeten concentraties van een of meerdere zware metalen en PAK liggen tot 0.5 m-mv tussen de streefwaarde en de tussengrenswaarde. De rest van de ophooglaag (0.5 tot 1.5m-mv) heeft over het algemeen een slechtere kwaliteit.

De oostelijke oever van de Schie valt onder het gebied “Rotterdamse weg”. Dit gebied valt binnen de G3 zone. Ten gevolge van bedrijfsactiviteiten zijn zowel de bovengrond als de rest van de ophooglaag verontreinigd met zware metalen en PAK. De gemeten concentraties van lood, zink en kwik liggen hoger dan de tussenwaarde. De gemeten concentratie PAK ligt beneden de tussenwaarde.

Op grond van de ontwikkeling van het Schie-oeversterrein in het verleden dient er tevens rekening mee te worden gehouden dat het noordelijke en oostelijke deel van het Schie-oeversterrein meer locale en bedrijfsgerelateerde verontreinigingen bevat dan het zuidelijke deel, dat later is ontwikkeld.

Kosten: > ƒ 600.000. De in 2000 en 2001 te nemen activiteiten betreffen hoofdzakelijk verkeerstechnische maatregelen. Het betreft werkzaamheden die zich richten op de eerste halve meter onder maaiveld. Verwacht wordt dat de kosten voor bodemsanering zich derhalve zullen beperken tot civieltechnische werkzaamheden waarbij eventueel vrijkomende grond hergebruikt of afgevoerd dient te gaan worden en daarmee relatief gering zullen zijn.

Aan de Rotterdamseweg worden wel ingrijpende werkzaamheden uitgevoerd waarbij tevens nieuwe rioleringen worden gelegd. De bodemkwaliteit ter plaatse is nog niet bekend. Op grond van ervaringen uit het verleden wordt verwacht dat zich hier verschillende verontreinigingskernen zullen bevinden. Voorlopig worden de additionele kosten ten gevolge van saneringswerkzaamheden geschat op circa ƒ 600.000.

De periode tot 2002 zal worden gebruikt om het plan concreter vorm te geven. Hieruit kunnen dan ook beter de eventuele kosten voor bodemsanering ten gevolge van herinrichting worden afgeleid. Het herijkingsmoment (1 juli 2002) zal gebruikt worden om dit met de Provincie Zuid-Holland af te stemmen.

 

Ingroei WBB-gelden in ISV

De ISV-wetgeving voorziet in een ‘ingroeimodel’ voor de bodemsaneringsgelden. Dit betekent dat nader overleg tussen gemeente en provincie moet plaatsvinden over welke bodemsaneringen in het eerste tijdvak kunnen opgenomen. Uit vooroverleg met de Provincie Zuid-Holland is naar voren gekomen dat bodemverontreinigingslocaties op de ISV-bodemsaneringslijst kunnen worden opgenomen indien:

Þ  Sprake is van een ernstig en urgent geval van bodemverontreiniging waarbij sprake is van een onschuldige eigenaar en de saneringskosten niet op de veroorzaker kunnen worden verhaald (indien bekend);

en/of indien:

Þ  Sprake is van een geval van bodemverontreiniging waarbij de (geschatte)  saneringskosten zo hoog zijn dat de herontwikkeling van deze locatie stagneert als gevolg van een negatieve (totaal)exploitatie.

Met inachtneming van bovengenoemde voorwaarden verzoekt de gemeente Delft voor de volgende vier bodemverontreinigingsgevallen overdracht van Wbb-budget in het ISV:

 

 

 

Oostsingel 151-152 (Wbb-code:ZH/095/0149) (DOP-locatie 1-9)

Op de locatie is een geval van ernstige bodemverontreiniging met VOX in het grondwater aangetroffen. Nader onderzoek naar deze verontreiniging vindt op dit moment in opdracht van de Provincie Zuid-Holland plaats. De verontreiniging houdt vermoedelijk verband met de bedrijfsactiviteiten in de periode 1950-eind ’70 toen op de locatie een chemische wasserij was gevestigd. De huidige eigenaar is onschuldig. Gezien de aard van de verontreiniging is deze vermoedelijk urgent (afhankelijk van resultaten nader onderzoek). De verontreiniging werkt stagnerend op de herontwikkeling van het betreffende terrein en het aangrenzende bouwproject (Oostsingel 146-148), alwaar de bouw stil ligt totdat terrein Oostsingel 151-152 kan worden verkocht ten behoeve van herontwikkeling. De verkoop is afhankelijk van de geschatte kosten van de uit te voeren bodemsanering.

ISV-aanpak en -planning: De verwachting is dat, op basis van de resultaten van het bodemonderzoek dat nu in opdracht van de Provincie Zuid-Holland wordt uitgevoerd, blijkt dat aanvullend bodemonderzoek nodig is om het geval van bodemverontreiniging volledig in kaart te brengen. Zodra de omvang volledig in kaart is gebracht,  kan het traject van saneringsonderzoek/saneringsplan, uitvoering sanering in gang worden gebracht. Aangezien de omvang van de verontreiniging nog niet volledig in kaart is gebracht, kunnen de  bodemsaneringskosten nog niet worden gecalculeerd. Derhalve wordt de locatie (ook) opgenomen op de lijst van ISV-bodemonderzoekslocaties (zie hoofdstuk 4). De gemeente verzoekt om op dit moment het Wbb-budget overgedragen te krijgen in het ISV voor de onderzoekskosten die nodig zijn voor het volledig in beeld te brengen van de bodemverontreinigingssituatie en (mogelijke) saneringsaanpak(ken). Tijdens het herijkingsmoment (1 juli 2002) zal een inschatting gemaakt worden van de saneringskosten waarna de gemeente zal verzoeken voor de sanering het Wbb-budget over te dragen in het ISV. Dit zal vermoedelijk een zodanig percentage van de totale saneringskosten betreffen, dat een positieve exploitatie van het her te ontwikkelen terrein haalbaar is. De overige kosten dienen door de ontwikkelaar te worden opgebracht. De verwachting is dat medio 2002/2003 met de sanering wordt aangevangen.

 

Delfgauwseweg 64-80 (Wbb-code: ZH/095/0041) (DOP- locatie 2-13/14of 15)

Grotendeels braakliggend terrein (enkele huizen nog aanwezig). De bodem is tot circa 1,5 m-mv sterk verontreinigd met zware metalen (hoofdzakelijk lood). De verontreiniging is veroorzaakt door activiteiten van een loodwitmolen die in de 19e eeuw op de locatie was gevestigd. Op basis van een uitgevoerde SUS-risico-evaluatie blijkt dat er op basis van humane risico’s sprake is van een urgent geval. Een verzoek tot beschikking ernst & urgentie moet nog bij de Provincie Zuid-Holland worden aangevraagd. De herontwikkeling van het braakliggende terrein (incl. enkele verzakte (kraak)panden) stagneert onder andere als gevolg van de hoge kostenpost bodemsanering (kosten functionele saneringsvariant: circa 1 miljoen gulden).

ISV-aanpak en -planning: Indien tijdens herijkingsmoment (1 juli 2002) blijkt dat de hoge kosten van bodemsanering nog de enige stagnatie vormt voor de herontwikkeling van het terrein, zal de gemeente op dat moment verzoeken het Wbb-budget over te dragen in het ISV voor deze sanering (inclusief opstellen saneringsplan). Dit zal vermoedelijk een zodanig percentage van de totale saneringskosten betreffen, dat een positieve exploitatie van het her te ontwikkelen terrein haalbaar is. De overige kosten dienen door de ontwikkelaar te worden opgebracht. De verwachting is dat medio 2002/2003 met de sanering wordt aangevangen.

 

Scheepmakerij 5-12 (Wbb-code: ZH/095/0024/820) (DOP-locatie 2-11)

Voormalig bedrijfsterrein (verffabriek Vliegenthart). De grond en het grondwater is sterk verontreinigd met minerale olie, BTEX en zware metalen. De verontreiniging is ernstig en urgent (cat. III, voor 2015 saneren). De omvang is horizontaal (perceelsgrensoverschrijdend) en verticaal nog niet voldoende in kaart gebracht. Er is sprake van een schuldige eigenaar (projectontwikkelaar Maasstede). De herontwikkeling van het terrein stagneert echter i.v.m. de te hoge bodemsaneringskosten. (Terrein herontwikkelen kost meer dan het oplevert). Ook verkoop van het terrein aan andere projectontwikkelaars loopt vast op de te verwachten hoge bodemsaneringskosten

ISV-aanpak en -planning: Uit de beschikking ernst & urgentie zoals genomen door de Provincie Zuid-Holland, blijkt dat aanvullend bodemonderzoek nodig is om het geval van bodemverontreiniging volledig in kaart te brengen. Zodra de omvang volledig in kaart is gebracht,  kan het traject van saneringsonderzoek/saneringsplan, uitvoering sanering in gang worden gebracht. Aangezien de omvang van de verontreiniging nog niet volledig in kaart is gebracht, kunnen de  bodemsaneringskosten nog niet worden gecalculeerd. Derhalve wordt de locatie (ook) opgenomen op de lijst van ISV-bodemonderzoekslocaties (zie hoofdstuk 4). De gemeente vraagt op dit moment ISV-budget aan voor de onderzoekskosten die nodig zijn voor het volledig in beeld te brengen van de bodemverontreinigingssituatie en (mogelijke) saneringsaanpak(ken). Tijdens het herijkingsmoment (1 juli 2002) zal een inschatting gemaakt worden van de saneringskosten waarna de gemeente zal verzoeken het Wbb-budget voor deze sanering over te dragen in het ISV. Dit zal vermoedelijk een zodanig percentage van de totale saneringskosten betreffen, dat een positieve exploitatie van het her te ontwikkelen terrein haalbaar is. De overige kosten dienen door de ontwikkelaar te worden opgebracht. De verwachting is dat medio 2002/2003 met de sanering wordt aangevangen.

 

Uitweg (Wbb-code ZH/095/0153/840) (grenzend aan DOP-locatie 2-12)

Ernstig en urgent geval van bodemverontreiniging in de openbare weg (onschuldige eigenaar: gemeente Delft). Het betreft een deelsanering van een verontreiniging met minerale olie/PCB’s in grond en grondwater. De oorsprong van deze verontreiniging is onbekend. Een ander deel van deze bodemverontreiniging is reeds gesaneerd in het kader van het aan de Uitweg grenzende woningbouwproject Koningsvelt (DOP-locatie 2-12). Naar het resterende deel van de verontreiniging onder de huizen gelegen grenzend aan de andere kant van de Uitweg (Scheepmakerij 37 t/m 43) vindt momenteel onderzoek plaats door de gemeente Delft. Uit de concept-resultaten blijkt dat ook hier sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging. Het nader onderzoek van de bodemverontreiniging nabij deze huizen wordt nu (februari 2000) overgenomen door de Provincie Zuid-Holland. Om de huisaansluitingen voor het woningbouwproject Koningsvelt te realiseren moet de gemeente werkzaamheden in de openbare weg (Uitweg) verrichten. Hierbij komt sterk verontreinigde grond vrij. De saneringskosten worden geraamd op 65.000 gulden. Deze kosten moet de gemeente maken als gevolg van het bouwproject Koningsvelt, anders waren ter plaatse geen werkzaamheden voorzien voor de komende jaren.

ISV-aanpak en -planning: Deelsanering wordt uitgevoerd in april/mei 2000, conform het door de Provincie Zuid-Holland goedgekeurde saneringsplan. Strakke planning noodzakelijk aangezien oplevering huisaansluitingen geen vertraging mag/kan oplopen. De gemeente verzoekt voor dit project ter dekking van de helft van de te maken saneringskosten het Wbb budget over te dragen in het ISV.

 

Bodemonderzoekslocaties

In overleg met de Provincie is afgesproken dat naast het opvoeren van ISV bodemsaneringslocaties ook bodemonderzoekslocaties opgevoerd worden in het deelprogramma bodem. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt in twee soorten onderzoekslocaties: zogenaamde ISV-bodemsaneringen waar aanvullend onderzoek nog noodzakelijk is en onderzoeken in het kader van de doelstelling uit het NMP (landsdekkend beeld 2005). In het programma zijn dan ook enkele locaties opgenomen waar nog aanvullend bodemonderzoek noodzakelijk is, alvorens deze terreinen door de gemeente in ontwikkeling kunnen worden gebracht. Deze terreinen zullen na het herijkingsmoment (1 juli 2002) maar voor 2005 worden aangepakt. Voor het herijkingsmoment (1 juli 2002) wil de gemeente het nader/saneringsonderzoek en het saneringsplan laten opstellen. De locaties die de gemeente wil opnemen als bodemonderzoekslocaties in het kader van ISV zijn:

n    Oostsingel 151-152;

n    Scheepmakerij 5-12.

 

NMP-doelstelling (landsdekkend beeld 2005)

Eén van de doelstellingen uit het NMP is dat (in samenwerking met de provincie) in het jaar 2005 een landsdekkend beeld dient te zijn verkregen van alle binnen de Gemeente aanwezige ernstige en urgente bodemverontreinigingen. Als onderzoeksniveau dienen de locaties tot nader onderzoek te zijn onderzocht. 

De ernstige en urgente verontreinigingen hangen grotendeels samen met bedrijfsactiviteiten in het verleden. Door de provincie Zuid-Holland is een informatie cd (Bliz-CD) ontwikkeld waarin alle voormalige potentiële verdachte bedrijfsactiviteiten (op basis van SBI-codes van de Kamer van Koophandel) per locatie zijn vermeld. Door het zoeken naar verdachte bedrijfsactiviteiten zoals chemische wasserijen en drukkerijen komt een lijst naar voor met adressen waar in het verleden dit soort bedrijven waren gevestigd. Deze locaties komen in aanmerking voor uitgebreid historisch- danwel bodemonderzoek.

Tot het herijkingsmoment (1 juli 2002) zal een screening van de potentieel verdachte locaties worden uitgevoerd (Bliz-CD en aanvullend historisch onderzoek). Tevens zullen reeds bekende onderzoekslocaties worden beoordeeld. De uit deze screening voortkomende locaties zullen vervolgens aan het bodemonderzoeksprogramma worden toegevoegd. Daarnaast zijn verscheidende locaties bekend waar reeds bodemonderzoek is uitgevoerd maar welke niet toereikend is om ernst en urgentie te kunnen vaststellen. Deze locaties dienen  aanvullend te worden onderzocht om de gehele verontreinigingssituatie in beeld te krijgen. Deze locaties vallen ook binnen de bovengenoemde NMP-doelstelling en zullen derhalve aan het bodemonderzoeksprogramma worden toegevoegd.

 

Onderzoeksgelden

De werkzaamheden waarvoor onderzoeksgelden worden aangevraagd worden hieronder weergegeven voor de tijdsvakken heden-2002 en 2002-2005.

heden-2002:

-           onderzoeken ISV bodemsaneringslocaties

-           voorbereiden en opstellen onderzoekslijst verdachte locaties

2002-2005:

-           uitvoeren bodemonderzoeken verdachte locaties

Opgemerkt wordt dat voor de periode 2002-2005 een bijdrage aan onderzoeksgelden van de Provincie pas kan worden vastgesteld na het herijkingsmoment (1 juli 2002).

 

Raamsaneringsplan

De gemeente Delft heeft een bodemkwaliteitskaart. Deze kaart geeft inzicht in de gemiddelde kwaliteit van de eerste halve meter van de bodem binnen de gemeente Delft, voor wat betreft de immobiele verontreinigingen zware metalen en PAK (som 10 VROM). In totaal worden vier kwaliteitszones onderscheiden (G1 (schoon) tot en met G4 (sterk verontreinigd)). Binnen Delft zijn drie gebieden aanwezig die binnen een G4-zone vallen, te weten: de binnenstad, de Delfgauwseweg en de Oostsingel. In deze gebieden is de bovengrond diffuus sterk verontreinigd met zware metalen (en licht tot matig verontreinigd met PAK) als gevolg van historische activiteiten zoals het aanbrengen van ophooglagen. Zodra (her)inrichtings- en/of onderhoudsactiviteiten (aanleg/onderhoud wegen en/of riolering) in deze sterk verontreinigde gebieden voorzien zijn, moet voorafgaande aan de uitvoering hiervan een saneringsplan worden opgesteld. De hiervoor te doorlopen procedure neemt minimaal 6 weken en maximaal 13 weken in beslag na opstellen saneringsplan. In een aantal gevallen werkt dit frustrerend/remmend op stedelijke vernieuwingsprojecten en in het slechtste geval komen deze projecten als gevolg van de benodigde te doorlopen procedure niet meer tot uitvoering.

Om deze stagnatie te voorkomen wordt, in nauw overleg met de Provincie Zuid-Holland, een raamsaneringsplan voor de drie betreffende gebieden (Binnenstad, Delfgauwseweg, Oostsingel) opgesteld. In dit plan wordt in een breed kader geschetst hoe met de betreffende immobiele (zware metalen) verontreinigingen moet worden omgegaan (te treffen maatregelen, te doorlopen procedures, noodzakelijke meldingen etc.). Voor dit plan wordt een beschikking aangevraagd bij de Provincie Zuid-Holland. Indien deze beschikking verkregen is wordt, voor elk voorzien (her)inrichtings-/onderhoudsproject binnen een G4-zone, een gedetailleerd uitvoeringsplan uitgewerkt conform de richtlijnen van het raamsaneringsplan. Dit plan wordt vervolgens ter kennisname ingediend bij de Provincie Zuid-Holland. Voor dit gedetailleerde uitvoeringsplan hoeft echter geen beschikkingsprocedure meer te worden doorlopen, waardoor ongewenste vertraging of definitieve afblazing van projecten kan worden voorkomen. Ook kan stilleggen van het project worden voorkomen indien de verontreinigingen pas tijdens de uitvoeringsfase van het project worden ontdekt. In eerste instantie is het raamsaneringsplan bedoeld voor de door de gemeente uit te voeren werken. Het raamsaneringsplan kan ook als hulpmiddel dienen voor derden waardoor het bijdraagt aan gewenste ontwikkelingen in de stad.

 

Hieronder volgt een overzicht van de geraamde kosten en dekkingen, zoals deze voor het onderdeel bodem in de financiële paragraaf van het DOP zijn opgenomen: