12 januari 2001

Nota - Risico’s en Remedies: Sportbedrijf Delft
 


naar agenda

 

Algemene toelichting.

Deze nota bevat de uitkomsten van het onderzoekstraject Risico’s en remedies van de dienst WOC voor het onderdeel Sportbedrijf. Uit dat medio 1998 gepresenteerde onderzoek blijkt dat er drie knelpunten zijn die opgelost moeten worden om van een gezond sportbedrijf te kunnen spreken:

I. Het Sportbedrijf heeft net als andere bedrijfsmatige onderdelen geen financiële middelen ter beschikking om de ziektevervanging van personeelsleden te kunnen regelen.

II. De exploitatierekening van de sporthallen vertoont een structureel gat aan de inkomstenkant.

III. De begroting van zwembad Kerkpolder is via de zomernota op een haalbaar niveau vastgesteld, er dienen echter nog maatregelen voor exploitatieverbetering te worden getroffen en het gebouw is nog niet geheel op orde.

Deze drie punten worden achtereenvolgens behandeld, uitmondend in een voorstel. Diverse onderliggende rapporten zijn ter inzage gelegd.

I. Financiële middelen voor ziektevervanging.

Becijferd is dat ƒ 100.000 nodig is om ziektevervanging op een zodanige wijze te kunnen regelen dat de dienstverlening kwalitatief op gelijk peil blijft.

In het kader van de budgettering en normering personeelslasten is besloten dat er voor alle bedrijven een oplossing moet komen en dat dit wordt meegenomen in de nieuwe personeels-systematiek na de reorganisatie. 

II. Deelrapport sporthallen.

1. Exploitatie

De afgelopen 15 jaar zijn er verschillende onderzoeken verricht naar de mogelijkheden om een van de twee gemeentelijke sporthallen over te dragen aan de gebruikers.

Randvoorwaarde was dat het sportgebruik gehandhaafd werd en geen verdere commercialisering zou worden toegestaan.

Deze onderzoeken hebben in geen enkel geval tot een aanbeveling tot overdracht geleid, omdat

  • er geen of minimale financiële voordelen behaald konden worden
  • de bestuurlijke draagkracht en continuïteit van de gebruikers risico’s gaf.

Uiteindelijk is besloten tot oprichting van het gemeentelijk Sportbedrijf, waarvan de twee sporthallen onderdeel uitmaken. De gemeentelijke sportvoorzieningen worden daarmee niet meer als losse onderdelen beschouwd.

Duidelijk is dat de exploitatie van de sporthallen continu de aandacht vraagt.

Uit de onderzoeken van de afgelopen jaren is gebleken dat de sporthallen in Delft goed geëxploiteerd worden. De bezettingsgraad is goed en overdag zelfs zeer goed. Het dekkingspercentage ligt boven het gemiddelde van vergelijkbare steden. Dat komt ook doordat de gebruikers al een groot deel van het beheer in eigen hand hebben: waar mogelijk worden de hallen verhuurd als ‘sleutelhal’.

Het feit dat steeds kritisch is gekeken naar de exploitatie heeft ertoe bijgedragen dat deze de toets der kritiek goed kan doorstaan.

Toch keren vragen over de exploitatie van de sporthallen elk jaar terug. Dat heeft zijn oorzaak in het feit dat de jaarlijkse begroting niet is afgestemd op de praktijksituatie. Met name de geraamde inkomsten worden al sinds jaren niet gehaald. Door ad hoc te besparen op het uitgavenniveau is dit steeds deels gecompenseerd.

De begroting heeft zijn eigen systematiek van jaarlijkse indexering van de inkomsten, maar reclame-inkomsten zijn teruggelopen en verenigingen huren door de hoge tarieven steeds kritischer in. Een hal die tussen 22.00 en 23.00 uur leeg is, is niet verhuurbaar.

Op jaarbasis is het ‘gat’ tussen begroting en rekening

  • ƒ 70.000 voor sporthal Brasserskade
  • ƒ 55.000 voor sporthal De Buitenhof

Dit verschil is redelijk stabiel: tot op heden hebben maatregelen om verdere inkomstendaling tegen te gaan effect (bijvoorbeeld meer uren schoolgebruik, meerjarige contracten).

Met het oog op een gezonde bedrijfsvoering wordt erop aangedrongen de genoemde tekorten te compenseren. Het betreft hier structurele bedragen. Echter in verband met onduidelijkheid over De Buitenhof – zie volgende paragraaf – wordt compensatie van de ƒ 55.000 gevraagd voor het jaar 2000; op het moment dat er meer duidelijkheid te geven is kan een beslissing over de definitieve bijdrage worden genomen.

2. Onderhoud.

De beide sporthallen zijn aan renovatie toe. De sporthal Buitenhof dateert uit 1969, de Brasserskadehal uit 1975. Er is becijferd dat er achterstallig onderhoud is ontstaan (Buitenhof ƒ 5 miljoen, Brasserskade ƒ 2,6 miljoen: deze bedragen zijn inclusief het aanbrengen van de wettelijk voorgeschreven brandwerende voorzieningen: voor de Buitenhof ƒ 150.000,= en Brasserskade ƒ 40.000,=).

Deze cijfers vragen om een fundamentele bezinning op de toekomst van de accommodaties.

Extern onderzoek geeft de twee uiterste mogelijkheden aan:

  • de sporthallen duurzaam instandhouden. Dit scenario betekent investeren in beide sporthallen: de genoemde bedragen van respectievelijk 5 en 2,6 miljoen.
  • de sporthallen minimaal instandhouden, wat minder investeren betekent en op termijn als consequentie heeft dat (ernstig) kwaliteitsverlies optreedt en wellicht tot sloop van de accommodatie(s) leidt.

Voor een minimale instandhouding van de Buitenhof voor de komende tien jaar is, om de bedrijfszekerheid te kunnen blijven garanderen, een investering van ruim ƒ 2 miljoen noodzakelijk. De gebruiksmogelijkheden lopen dan, zeker kwalitatief gezien, onvermijdelijk terug. Deze sporthal is daarna letterlijk en figuurlijk ‘rijp voor de sloop’. Bij minimale instandhouding voor maximaal vijf jaar, noodzakelijk om in de tussenliggende periode de gebruikers in de gelegenheid te stellen vervangende accommodatie te vinden, bedragen de kosten voor conserverend onderhoud maximaal ƒ 1 miljoen. Nadere prioriteitstelling moet de minimale kosten uitwijzen.

Bij minimale instandhouding bedragen de kosten voor de Brasserskadehal

ƒ 1,2 miljoen. Daarmee loopt echter de kwaliteit (en daarmee de gebruiksmogelijkheid) van deze hal terug. Op termijn zal zich dan opnieuw de vraag voordoen of deze hal al dan niet afgestoten, gesloopt of vervangen moet worden.

De volgende oplossingsrichting wordt aanbevolen:

De kosten voor nieuwbouw van een (vervangende) overdekte accommodatie voor sporthal De Buitenhof vallen mogelijk lager uit dan de kosten van achterstallig onderhoud. Zeker gezien de leeftijd van deze hal (30 jaar) is het daarom zinvol om de Buitenhof te vervangen door nieuwbouw. Daarbij spelen de locatie, de bereikbaarheid, de vraag naar en het aanbod van overdekte sportaccommodaties en integratiemogelijkheden van sport en onderwijs een rol. Afstoten kan echter niet direct plaatsvinden, vervangende accommodatie is niet onmiddellijk beschikbaar. Een beslissing over de toekomst van deze hal moet echter wel op korte termijn genomen worden, mede ook om aansluiting te houden met nieuwbouwplannen in het onderwijs. Een besluit om De Buitenhof slopen betekent dat de hal tijdelijk in bedrijf moeten blijven en er gedurende die tijd conserverend onderhoud gepleegd moet worden. 

Voor sporthal Brasserskade zijn de kosten van achterstallig onderhoud belangrijk lager dan bij de Buitenhof, terwijl de exploitatiemogelijkheden (met name overdag) door ontwikkelingen in de naaste omgeving (bedrijventerrein Ypenburgse Poort, woonwijk Ypenburg) kansen biedt. Voor deze hal is daarom het zinvol te kiezen voor duurzame instandhouding over een periode van tien jaar met een heroverwegingsmoment na vijf jaar.

De consequentie van deze lijn is dat de komende jaren minimaal enkele miljoenen nodig zijn voor de instandhouding van de sporthallen en enkele miljoenen voor vernieuwing van accommodaties. Dit vraagt om projectmatige voorbereiding.

III. Deelrapport zwembad Kerkpolder

1. Historie

Zwembad Kerkpolder is in 1992 overgenomen van de Gemeenschappelijke Regeling tussen Delft en Schipluiden, met een forse begrotingsoverschrijding van ruim 1 miljoen. In de jaren daarna (1993-1994) is onderzoek gedaan naar en onderhandeld met de NV Sportfondsenbad-Delft over overdracht. Hieruit bleek dat de eerste tien jaar de totale kosten gemoeid met overdracht hoger uitkwamen dan in de bestaande situatie, vooral veroorzaakt door het verschil tussen de ambtenaren-cao en de cao-zwembaden. Er is voor gekozen het zwembad als onderdeel van de gemeente te houden.

In 1994 is een noodzakelijke investering in het buitenbad van ruim één miljoen achterwege gebleven, door tot sluiting van dat buitenbad over te gaan. Inmiddels is op die plek een volkstuinencomplex gerealiseerd.

Vanuit een inhoudelijk perspectief is het zwembad nog een keer tegen het licht gehouden: in het onderzoek naar de hoeveelheid zwemwater in Delft (1995). Er blijkt voldoende verzorgingsgebied en markt te bestaan voor de drie zwembaden in Delft. Mede hierop gebaseerd is het eigendom van het zwem- en squashcentrum aan de NV Sportfondsenbad-Delft overgedragen en is aan zwembad Kerkpolder door een verbouwing (1996) een sterker familie- en verenigingsprofiel gegeven. Het Sportfondsenbad Weteringlaan was enkele jaren daarvoor al gemoderniseerd.

2. Exploitatie

In 1993, het eerste jaar na overname van de Gemeenschappelijke regeling, was het resultaat op de exploitatiebegroting ƒ 1.008.000,= (zonder kapitaallasten), terwijl de exploitatiebegroting op ongeveer ƒ 650.000 moest uitkomen. Sindsdien is hard gewerkt aan terugdringing van het tekort. Het rekeningresultaat van 1998 is ƒ 675.000.

Alle begrotingsoverschrijdingen zijn gedekt uit de dienstbedrijfsreserve WOC.

In 1997 ontstond een nieuw probleem doordat de exploitatiebegroting werd verlaagd naar ƒ 322.000. Reden was het besluit dat de helft van de verbouwing van 4 miljoen uit de exploitatiebegroting van het bad moest worden gefinancierd. In de praktijk bleek dat een te grote en te snelle stap.

Vandaar ‘risico’s en remedies’, om het echte haalbare optimum te berekenen. De conclusie uit dit traject is dat Kerkpolder als onderdeel van het Sportbedrijf Delft, met de nodige maatregelen (tarieven, energie, marketing, personeel) in het jaar 2001 kan uitkomen op een nadelig exploitatieresultaat van ƒ 475.000. (bijlage 1: rapport Drijver en Partners). Via de Zomernota 2000 - 2003 zijn de extra benodigde middelen voor de overgangsperiode 1999 en 2000 beschikbaar gesteld, respectievelijk ƒ 75.000 en ƒ 50.000. 

3. Verbouwingen

In 1984 is onder het regime van de Gemeenschappelijke Regeling een verbouwing doorgevoerd, waarbij aanvullende voorzieningen als fitnessruimte, sauna en horeca zijn gerealiseerd.

De verbouwing van 1984 is in de jaren negentig, zowel door de kwaliteit als marktontwikkeling, een exploitatielast geworden. Mede door de noodzaak de exploitatielasten te beheersen en te verlagen is in 1994 een nieuwe verbouwing voorbereid die in 1996 is uitgevoerd. Deze had een tweeledig doel: modernisering van het zwembad en wegwerken van dat deel van het achterstallig onderhoud dat daaraan raakt.

Door een aantal keuzes is bij de verbouwing van 1996 niet in een keer alles opgelost:

  • Het budget van 4 miljoen was een absoluut plafond. Bovendien is dit in 1994 ‘bedacht’ en beschikbaar gesteld zonder indexering, terwijl de uitvoering twee jaar later plaatsvond.
  • De helft van het budget moest beschikbaar blijven voor de modernisering, omdat daardoor juist een positief effect op de exploitatie veroorzaakt kon worden.
  • Het budget voor achterstallig onderhoud had betrekking op dat deel waarop ingegrepen moest worden; het casco, de luchtbehandeling en de technische voorzieningen (beweegbare bodems) bleven buiten beschouwing. Er waren toen geen signalen dat de klimaatbeheersing niet aan de normen van de arbo-wetgeving zou voldoen.
  • Het budget is gedurende het bouwproces onder druk komen te staan van nieuwe veiligheidseisen (de brandweer eiste compartimentering).

4. Afronding verbouwingscyclus

In 1999 (fase I) is financiële dekking (onderhoudsvoorziening + Kadernota 1999) beschikbaar om de renovatie van de zwemzaal af te maken: in de zomerperiode werden de beweegbare bodems van de twee baden vervangen, werd de verlichting vernieuwd en de luchtroosters ‘voorgetrokken’.

Resteert voor de jaren 2000 (fase II) en 2001 (fase III) een investeringspakket dat bestaat uit vervanging van de luchtbehandelingsinstallatie, aanpassing van de regelinstallaties en aanpak van dak, dakranden en gevels. Hiermee is een bedrag gemoeid van ƒ 1.410.000 (2000) + ƒ 1.435.850 (2001). De BTW van ƒ 424.000 wordt teruggevorderd. De energiemaatregelen leiden tot een besparing in de exploitatie:ƒ 75.000 structureel.

Alle renovatiemaatregelen die getroffen worden en zijn, zijn goed voor een periode van 15 jaar.Met dit extra beschikbaar gestelde krediet komt het zwembad Kerkpolder ten aanzien van het onderhoud op de nullijn.

Het management van het Sportbedrijf heeft BOOG gevraagd te komen tot een meerjaren onderhoudsplanning. Met een extra storting in de onderhoudsvoorziening van f 70.000 kan ervan uitgegaan worden dat de komende 10 jaar alle onderhoudswerkzaamheden aan gebouw en installaties binnen de onderhoudsvoorziening uitgevoerd kunnen worden.

Hierna zal opnieuw naar de stand van het fonds en de benodigde stortingen gekeken moeten worden.Dekking hiervan kan gevonden worden door het aanwenden van de vrijval van kapitaallasten van het zwembad. 

5. Aanvullende voorzieningen

Met deze maatregelen is niet geregeld dat het zwembad Kerkpolder nooit meer op de politieke agenda komt. Los van het onderhoud heeft een zwembad te maken met een modegevoelige markt. In de zwembadwereld is een gedeeltelijke modernisering in verband met trends op een gemiddelde termijn van 5 - 10 jaar niet ongebruikelijk. Wij zullen er dus aan moeten wennen dat er eens in de 5 – 10 jaar in een zwembad wordt geïnvesteerd.

Het is aan de politiek in hoeverre deze moderniseringen met de financiële consequenties al dan niet uitgevoerd worden.

Marktontwikkelingsvoorziening.

Marktconform werken houdt onder andere in dat snel en adequaat ingespeeld moet kunnen worden op trends en ontwikkelingen.

Hierin past het voornemen een voorziening in te stellen waaruit de eerste ontwikkelingskosten betaald kunnen worden.

Bij de zomernota 2001-2004 zullen de financiële kaders van deze voorziening en de rolverdeling tussen management en politiek nader uitgewerkt worden in een voorstel.

6. Kapitaallasten

De integrale toepassing van de lineaire afschrijvingsmethodiek wordt ook doorgevoerd bij het zwembad Kerkpolder.

Concreet betekent dit dat per 1 januari 2000 wordt overgestapt op een lineaire afschrijvingssystematiek. Dit geeft een duidelijker exploitatiebeeld van het zwembad.

De financiële consequenties hiervan zullen bij de zomernota 2001-2004 nader uitgewerkt worden.


7. Ondersteuning zwemverenigingen.

Met de zwemverenigingen is langere tijd gediscussieerd over het door die verenigingen opgestelde rapport ‘Lastenverlichting Zwemverenigingen’ (bijlage 2). In afwachting van een politieke discussie over harmonisatie van tarieven in de sportsector heeft dat niet tot concrete resultaten geleid. Door de ingezette beleidslijn om het beheer van de sportvelden aan de veldsportverenigingen over te dragen, waarbij hogere huurinkomsten mede gebruikt worden om de bezuinigingstaakstelling op de sportsector (ad ƒ 450.000,=) in te vullen, zal deze discussie naar verwachting niet meer plaatsvinden. Daarom wordt voor de zwem-verenigingen een andere oplossingsrichting voorgesteld.

Scheiding

De zwemverenigingen zijn in 2000 meer gaan betalen voor de huur van het zwemwater in het Kerkpolderbad (de tarieven zijn verhoogd met het gemeentelijk accrès). Vanuit exploitatie-oogpunt van het zwembad bezien is dat ook logisch. De tarieven van zwembad Kerkpolder liggen zelfs nu nog lager dan van het Sportfondsenbad. Het rapport van Drijver en Partners geeft aan dat zwembad Kerkpolder haar exploitatie moet optimaliseren. Dat zal ook wijziging van de tarievenstructuur betekenen. Het is gezien de conflicterende belangen zuiver om de exploitatie van het bad en de positie van de zwemverenigingen uit elkaar te trekken.

Beleidsafweging

De positie van de zwemverenigingen leidt tot afwegingen binnen de beleidssector Sport. In 1999 is de Sportvisie 2000 opgesteld. Deze beleidsvisie wordt nu in voorstellen vertaald in het vervolgproject Sportvisie 2000 + 6. Dat vervolgproject is verdeeld in vier aandachtsgebieden,

waarvan er een past op de situatie van de Delftse zwemverenigingen: ‘Versterken van de sportinfrastructuur’ (met sportinfrastructuur worden aanbieders van sport bedoeld, waar de sportverenigingen het overgrote deel van uit maken). Zowel de gemeente Delft als het ministerie van VWS (subsidie) hebben daar financiële middelen voor beschikbaar gesteld. Dat biedt de mogelijkheid om voor de zwemverenigingen de personeels-component uit de tariefstijging 1998 van het zwembad te halen alsmede het financiële nadeel van de afschaffing van de bestaande kortingsregeling op zwemwater per 01-01-2001, deze vanuit het project Sportvisie 2000 + 6 voor de verenigingen te compenseren. Mogelijk dat een differentiatie in de tarievenstructuur financiële consequenties zal hebben voor de zwemverenigingen. Met uitzondering van redelijk kostendekkende danwel winstgevende activiteiten zullen niet voor subsidie in aanmerking komen. Inhoudelijk wordt een dergelijke oplossing gesteund door het feit dat zwembad Kerkpolder zich nadrukkelijk als ‘verenigings’bad profileert.

Voorstel

Voorstel: vanuit de financiële middelen binnen het aandachtsgebied ‘Versterken van de sportinfrastructuur’ van het project Sportvisie 2000 + 6 een subsidieregeling met budget ontwerpen ter ondersteuning van de zwemverenigingen.

IV. Voorstellen.

Ten aanzien van zwembad Kerkpolder:

Beschikbaar stellen van een krediet van ƒ 2.422.000 voor de jaren 2000 en 2001. De dekking van de kapitaallasten voor 2000 te regelen via de algemene middelen en de financiële consequenties voor 2001 en volgende jaren te verwerken in de Zomernota 2001 – 2004. Hiertoe bijgevoegd raadsvoorstel doen.

Een begrotingswijziging van ƒ 75.000 (o.a.voordeel energiebesparing) vanaf 2001 doorvoeren; te regelen bij algemene begrotingswijziging.

Nader bezien of overgegaan moet worden tot de instelling van een marktontwikkelingsvoorziening en de financiele kaders hiervan nader uitwerken.

Akkoord gaan met het ontwerpen van een subsidieregeling (al of niet in relatie tot Delft Actief Pas) voor de ondersteuning van de zwemsportverenigingen etc.

De jaarlijkse storting in de onderhoudsvoorziening met f 70.000,-- te verhogen.

Met ingang van 1 januari 2000 de afschrijvingssystematiek overeenkomstig de algemene lijn wijzigen van annuitair naar lineair.

Ten aanzien van de sporthallen:

Het jaarlijks tekort in de exploitatierekening van sporthal Brasserskade ad ƒ 70.000 compenseren vanaf 1999.

Het tekort van sporthal De Buitenhof ad ƒ 55.000 compenseren voor 1999 en 2000. Besluiten tot definitieve vaststelling van de extra bijdrage op het moment dat er meer duidelijkheid te geven is.

Een ambtelijke projectgroep formeren met als opdracht:

  • exploitatiemodellen uit te werken voor een nieuwe Buitenhof of alternatieven daarvoor
  • locatie(s) te bezien
  • het optimale moment te bepalen voor vervanging
  • het optimale gebruik te bepalen

Hierbij te betrekken

  • de huidige locatie sporthal Buitenhof
  • de sporthal Brasserskade
  • de integratiemogelijkheden met (bewegings)onderwijs en andere wijkvoorzieningen.

ƒ 50.000 voorbereidingsbudget voor het onderzoek door de projectgroep incidenteel beschikbaar stellen.

Dekking van de genoemde bedragen via de reserve bedrijfsvoeringsrisico’s.

terug naar boven