Hoofdstuk 1 De Horecanota

 

            1.         Inleiding

1.1.       Horecabeleid                                     

            1.2.      Aanpak en opzet van de Horecanota

            1.3.      Definitie Horeca

            1.4.      Horeca in Delft          

 

 

Hoofdstuk 2 Horeca in Delft                   

 

2.1.       Betekenis voor de stad          

2.2.1.   Branche-ontwikkeling

            2.2.2.   Marktprofiel Delft

            2.2.3.   Binnenstadsmanagement

            2.2.4.   Horeca en Toerisme

 

 

Hoofdstuk 3 Beleidskader en regelgeving

 

3.1.      Leefmilieuverordening Horeca Binnenstad                      

3.1.1.   Afstemming met overige bestemmingsplannen

3.1.2.   Woningwet en (ver)bouwen

3.1.3.   De Gebruiksvergunning (brandbeveiligingsvoorschriften)  op

grond van de Bouwverordening

            3.2.      Exloitatieverordening 1998

            3.2.1.   Algemeen

            3.2.2.   Wanneer is een Exploitatievergunning nodig ?

            3.2.3.   Sluitingstijden

            3.2.4.   Terrassenbeleid

3.2.5.     Terrasbotenbeleid     

3.3.      Wet Milieubeheer

            3.3.1.   Het Besluit horeca-, sport- en recreatieinrichtingen

            3.3.2.   Verruimde reikwijdte

            3.3.3.   Convenant afval

            3.3.4.   Indirecte hinder

            3.3.5.   Levende muziek in horecabedrijven en op terrassen

3.4.      Drank- en Horecawet en Drank- en Horecaverordening

3.4.1.     Drank- en Horecawet            

3.4.2.   Paracommercialisme

            3.4.3.   Drank- en Horecaverordening

            3.5.      Wet op de Kansspelen

            3.5.1.   Speelautomatenbeleid

 

 

Hoofdstuk 4 Handhaving

 

            4.1       Algemeen

            4.2       Strafrechtelijke handhaving

            4.3       Bestuurlijke handhaving

            4.4       Handhaving van de Exploitatieverordening

            4.5       Handhaving terrassenbeleid

            4.6       Handhaving van de Milieuwetgeving

            4.7       Handhaving van de Woningwet en de Wet op de Ruimtelijke Ordening

            4.8       Handhaving van de Drank-en Horecawetgeving

 

 

Hoofdstuk 5 Organisatie en uitvoering             

 

5.1. Inleiding                                        

5.2. Organisatie van de vergunningverlening

5.3.  Beleidsontwikkeling 

5.4.  Informatiepunt voor horecabedrijven                  

 

 

Hoofdstuk 6 Vestigingsbeleid horeca in Delft

 

6.1. Categorie-indeling

6.2. Uitgaansgebieden

6.3. Winkelgebieden

6.4. Woongebieden en overige gebieden

6.5. Hotels

6.6. Societeiten, buurthuizen e.d.

6.7. Grote winkels, musea, bioscopen e.d.

6.8. Wijken buiten de binnenstad                                    

 

 

Hoofdstuk 7 Verkooppunten softdrugs

 

            7.1.      Beleid verkooppunten softdrugs

            7.2.      Landelijke richtlijnen inzake coffeeshops

            7.3.      Inhoud coffeeshopbeleid

 

 

Hoofdstuk 8    Veilig uit en thuis

 

8.1.1.  Inventarisatie/Inleiding

8.1.2.  Veiligheidsbeleid overheid

8.1.3.  Veiligheidsbeleid horeca bedrijven

            8.1.4.  Maatregelen (ontzegging) toegang; bevoegdheden

8.1.5.  Omgang openbare ruimte

            8.1.6.  Toezicht

            8.1.7.  Piekmomenten

            8.1.8.  Overlegstructuur

 

8.2.    Naar een nieuw beleid: vierluik

 

            8.2.1.    Inleiding

            8.2.2.    Gemeente    

            8.2.3.    Regiefunctie

            8.2.4.    Communicatie

            8.2.5.    Imago

            8.2.6.    Evenementenbeleid

            8.2.7.    Openingstijden

            8.2.8.    Infrastructuur

            8.2.9.    Parkeren

            8.2.10.  Routing

            8.2.11.  Bestuurlijke handhaving

            8.2.12.  Toezicht

            8.2.13.  Camerabeleid

            8.2.14.  Meetbaar maken van effecten

            8.2.15.  Toezicht door jongeren

 

            8.3. Politie

8.3.1.   Zichtbaar aanwezig

            8.3.2.   Ondersteuning

            8.3.3.   Vast aanspreekpunt

            8.3.4.   06-nummer

            8.3.5.   Individuele ondersteuning bij bedrijfsvoering

8.3.6.   Collectieve informatie/voorlichting

            8.3.7.   Handhaving openbare orde en weten regelgeving

8.3.8.   adopt

8.3.9.   Horecaportiers

            8.3.10.  communicatie imago

           

8.4.     Ondernemers            

            8.4.1.  Huisregels (codes)                

            8.4.2.  Imago                                                 

            8.4.3.  Evenementenbeleid

            8.4.4.  Omgeving

            8.4.5.  Toezicht

            8.4.6.  Aangifte/melding                                

8.4.7.  Techniek

 

            8.5.      O.M.

8.5.1.  Informatie

            8.5.2.  Lik op stuk beleid

            8.5.3.  Uitgaansverbod (zwarte lijst)

            8.5.4.  Tolerantiegrens

            8.5.5.  Bestuurlijke onthouding

            8.5.6.  Toezicht

 

Hoofdstuk 9 Toekomstige ontwikkelingen

 

9.1.     Vrijstelling geluidsnormen levende muziek (12-dagenregeling)

9.2.     Kansspelautomaten

9.3.     Handhavingsschema

9.4      Toevoeging bedrijven in de binnenstad;Beleidsnotitie Horeca Binnenstad

9.5 Nieuw bestemminsplan voor de binnenstad

9.6 Opheffen bordeelverbod

Hoofdstuk 1 De Horecanota

 

 

1. Introductie

Voor u ligt de Delftse Horecanota. Ze is het resultaat van vruchtbare samenwerking  van de afdeling Delft-Oostland van Koninklijk Horeca Nederland (KHN), de politie en diverse gemeentelijke afdelingen. Deze nota vervangt de eerste Delftse Horecanota uit 1994, die een aanzet was om te komen tot een integraal horecabeleid. In deze Horecanota is het in Delft gevoerde horecabeleid samengevat.

 

Tijdens het overleg over deze  Horecanota benadrukten alle partners nogmaals het belang van een integraal horecabeleid. Voor het bewaren van een goed horecaklimaat in de stad is een goede verstandhouding en open uitwisseling van informatie tussen gemeente, politie, horeca en omwonenden van grote betekenis.

Een en ander draagt tevens bij aan een breed maatschappelijk draagvlak voor het horecabeleid. Samenwerking tussen alle partners op voet van gelijkwaardigheid is hiervoor een absolute voorwaarde.

 

Met enige tevredenheid kan worden vastgesteld dat Delft daarin  succesvol is. Dat blijkt wel uit het feit dat andere gemeenten Delft vaak consulteren over gevoerde horecabeleid. Willen we deze samenwerking tussen de verschillende partners handhaven, dan zullen allen zich hiervoor moeten inspannen. Deze inspanningsverplichting is tot nu toe een zeer duurzame investering gebleken die veel vruchten afwerpt. Iedereen kan vanuit zijn discipline zowel positieve als negatieve zaken signaleren in de horeca. Daardoor kan, als dat nodig is,  in een vroeg stadium worden bijgestuurd. Zo ontstaat een nog beter Delfts horecaklimaat.

 

1.1. Horecabeleid

De horeca is een belangrijke bindende factor in het sociaal-economisch leven in de (binnen)stad. Ze biedt aan veel mensen werk en vervult een rol van betekenis in de winkel- en ontmoetingsfunctie van de (binnen)stad. Deze positieve bijdrage is niet vanzelfsprekend. Ze kan omslaan in het tegendeel als de horeca te veel overlast en hinder veroorzaakt. Een actief gemeentelijk horecabeleid moet deze negatieve omslag helpen voorkomen. Hiervoor is nodig de diverse horecaregelingen op elkaar af te stemmen. Dat geldt ook voor nieuwe regelgeving, zoals de Exploitatieverordening Horeca. Telkens weer blijkt  het voor een gemeente niet eenvoudig te zijn de horeca-activiteiten zodanig te reguleren dat ze zowel voor horeca-ondernemers als voor burgers acceptabel zijn. De regelgeving voor de horeca is omvangrijk en complex.

 

Een andere aanleiding voor deze Horecanotitie is de vervanging van de Overlastverordening Horeca door de Exploitatieverordening Horeca. Deze is inmiddels in werking getreden. Door een samenhangend beleid te voeren, kan de gemeente duidelijkheid verschaffen aan horeca-ondernemers en burgers.

 

1.2. Aanpak en opzet van de Horecanota

Bij de samenstelling van deze nota is het adviesmodel van de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten (VNG) aangehouden. Centraal staat de gedachte van een

geïntegreerd horecabeleid. Gemeenten mogen niet blijven steken in louter overlastbestrijding. De Horecanota is opgesteld door de politie, Koninklijk Horeca Nederland (KHN) en de gemeente Delft.

Andere bouwstenen voor dit beleidsstuk zijn beleidsnota”s van andere gemeenten, literatuur van KHN en de startnotitie horecabeleid. Uitgangspunt was dat de wijze van totstandkoming net zo belangrijk is als de inhoud. Bij een complex beleidsterrein als de horeca is het van belang dat er bij het gemeentelijk apparaat, de horecabranche en de burgers voldoende draagvlak is voor het ontwikkelde beleid.

 

De opzet van de nota is als volgt:

Hoofdstuk 2 geeft de economische betekenis en het  ontwikkelingsperspectief van de horeca in Delft aan. Ook komt  hierbij aan de orde welke bijdrage de horeca levert aan de   kwaliteit van de binnenstad en de leefbaarheid van de stad.

Hoofdstuk 3 beschrijft het wettelijk instrumentarium en de gemeentelijke regelgeving.

Hoofdstuk 4 gaat in op de handhavingsmogelijkheden.

Hoofdstuk 5 gaat in op de gemeentelijke organisatie met betrekking tot de horeca-sector.

Hoofdstuk 6 werkt het gemeentelijke horeca-vestigingsbeleid uit.

Hoofdstuk 7 geeft het coffeeshopbeleid weer.

Hoofdstuk 8 gaat over het veiligheidsklimaat in de Delftse horeca

Hoofdstuk 9 is gewijd aan toekomstige ontwikkelingen.

 

Bewust is gekozen voor een losbladige uitgave van de Horecanota, zodat nieuwe ontwikkelingen op een flexibele manier kunnen worden ingepast.

 

1.3. Definitie Horeca

Onder horeca wordt in deze notitie verstaan: hotels, restaurants, cafés, cafetaria’s, snackbars, discotheken en aanverwante inrichtingen waar -al dan niet tegen vergoeding- dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie worden bereid en/of verstrekt, alsmede een bij dit bedrijf behorend terras en de andere aanhorigheden. Deze definitie sluit aan bij de omschrijving van het begrip “horeca” in de Exploitatieverordening Horeca, en is ruimer dan de definitie van het Bedrijfschap Horeca omdat ook buurthuizen, bioscopen en theaters tot de horeca worden gerekend.

 

1.4. Horeca in Delft

De omvang van de Delftse horeca wijkt niet sterk af van andere gemeenten. Wat opvalt is het verhoudingsgewijs geringe aantal cafés in Delft en het relatief grote aantal restaurants en logies verstrekkende bedrijven.


Hoofdstuk 2 Horeca in Delft

 

2.1. Betekenis voor de stad

De horecasector is een belangrijk onderdeel van het geheel aan voorzieningen. Ze is er in de eerste plaats voor de inwoners, maar ook voor bezoekers zoals toeristen, zakenmensen en winkelend publiek dat van buiten de stad komt. De horeca maakt onderdeel uit van de centrumfunctie. Zonder horeca zou het verblijfsklimaat sterk aan kwaliteit inboeten. Een goed ontwikkelde horecasector staat garant voor levendigheid en verblijfskwaliteit. Zeker nu de vrije tijd, de belangstelling voor het bezoek aan binnensteden en cultuurtoerisme toenemen, vervult de horeca een belangrijke rol in de binnenstad. Van een goed functionerende horeca profiteren inwoners, toeristen, zakenmensen en het winkelend publiek

 

2.2.1 Branche-ontwikkeling

Maatschappelijke ontwikkelingen als toename van vrije tijd en toename van horecaconsumptie leiden tot gunstige vooruitzichten voor de horecasector in de komende jaren. Dat geldt vooral in de steden. Er is sprake van diversificatie in het horeca-aanbod. Nieuwe bedrijfsformules, die zich specifiek richten op bepaalde bevolkingsgroepen of marktsegmenten, doen hun intrede. Horeca-ondernemers moeten meer en meer innoveren. Branchevervaging kan hiervan een gevolg zijn.

De vooruitzichten voor de horecasector in Delft zijn betrekkelijk gunstig. Gezien de aantrekkelijkheid van de binnenstad, de groei van het toerisme en de lokale en regionale bevolkingstoename kan  er ruimte ontstaan voor verdere uitbouw van het horeca-aanbod.

 

2.2.2. Marktprofiel Delft

Het aantal inwoners van Delft groeit licht, ook in de komende jaren. Op middellange termijn zal met name de groei van het aantal inwoners in de regio fors zijn (bouwlokaties Pijnacker, Ypenburg en dergelijke). Delft is een toeristenstad met een aantrekkelijk centrum. Wel ondervindt Delft door haar ligging tussen de grote steden Den Haag en Rotterdam concurrentie van deze twee uitgaanscentra.

 

Het marktprofiel van Delft ziet er zo uit:

·       De bevolking heeft een relatief hoog opleidingsniveau, een gemiddeld tot laag inkomen en er zijn relatief veel studenten.

·       Het aantal inwoners is gestabiliseerd.

·       Delft is een toeristenstad met een aantrekkelijk centrum. Anderzijds ligt het tussen twee belangrijke uitgaanscentra:  Den Haag en Rotterdam.

·       Delft heeft een beperkte regiofunctie m.b.t. de horecavoorzieningen.

 

2.2.3. Binnenstadsmanagement

De laatste jaren wordt er hard aan gewerkt om de binnenstad meer allure te geven. Met het binnenstadsmanagement streeft het huidige college naar een samenhangende en integrale aanpak van met name de historische kern van de binnenstad. Hierbij wordt voortgeborduurd op de succesvolle kwaliteitsverbetering van de binnenstad.

 

De aanpassingen van de openbare ruimte zorgen voor een verdere verbetering van het verblijfsklimaat. De Beestenmarkt is inmiddels heringericht en aanzienlijk opgeknapt, evenals de Burgwal/Brabantse Turfmarkt en Kromstraat. Ook is de parkeergelegenheid op de Markt voor touringcars inmiddels opgeheven en is er een keerlus gecreëerd voor touringcars in de buurt van het VVV-kantoor aan de Markt.

De komende jaren komen Markt, Wijnhaven en Camaretten/Hippolytusbuurt aan de beurt. De hoofdthema’s van het project Kwaliteitsverbetering Binnenstad zijn:

·       delen van de binnenstad autoluw maken;

·       herinrichten van straten en pleinen;

·       straatmeubilair en kleuren in de binnenstad meer op elkaar afstemmen;

·       monumentenbeleid.

 

Belangrijk is dat de horeca aansluit op de kenmerkende functies van de binnenstad en deze versterkt. Doelstelling is dan ook het creëren van een horeca-aanbod dat uitnodigt de binnenstad zowel overdag als ‘s avonds te bezoeken. Overdag moet het horeca-aanbod in de binnenstad het verblijfsklimaat aantrekkelijker maken, vooral in de winkelgebieden.

 

2.2.4. Horeca en toerisme

Het Delfts Aktieplan Toerisme (DAT) voorziet vanaf 1990 in een nauwe samenwerking tussen gemeente, VVV-Delft, Kamer van Koophandel, Koninklijk Horeca Nederland, de Ondernemers Federatie Delft en Recron. Op een praktische manier werkt de gemeente samen met het bedrijfsleven om het horeca- en toeristisch product te verbeteren. Een toerismefonds is in het leven geroepen om toeristische projecten te financieren. Het toerismefonds wordt gevoed met de opbrengsten van de toeristenbelasting (f 4,- / EUR 1,80  per hotelovernachting, prijspeil 2001). Voorts wordt een belangrijk deel van het Meerjaren Marketingplan Toersime gefinancierd via de opbrengsten van de logiesbelasting.


Hoofdstuk 3 Beleidskader en regelgeving

 

3.1.Leefmilieuverordening binnenstad

De regeling van plaats aard en grootte van een horecabedrijf is allereerst een onderwerp voor de ruimtelijke ordening. Via bestemmingsplannen wordt de horecafunctie zo doelmatig mogelijk afgestemd op de behoefte en wordt zorgvuldig afgewogen op welke plaats een horecabedrijf zich kan vestigen, welke categorie toelaatbaar is en hoe groot de oppervlakte van een bedrijf mag zijn.

 

Voor de binnenstad was tot 22 september 1999 van kracht het bestemmingsplan “Technische Herziening Komplan 1976”. Een beroepsprocedure voor de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft er echter toe geleid dat vanwege een vormfout de goedkeuring is onthouden aan de THK. Om dit gat te dichten is een Leefmilieuverordening (LMV) vastgesteld. De LMV Horeca Binnenstad dient om het woon-, werk-, winkel- en  leefklimaat van de bewoners en de andere gebruikers te beschermen. In verband daarmee dient de LMV om te voorkomen dat zich op plaatsen die daarvoor niet in aanmerking komen nieuwe horecabedrijven vestigen.

 

De LMV bestaat uit een kaart waarop de binnenstad wordt begrensd en uit voorschriften. In de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing wordt de procedure aangeven die de LMV moet doorlopen. Een LMV kan voor een periode van ten hoogste vijf jaar worden vastgesteld. Zoals reeds is aangegeven zal de LMV worden ingetrokken als het nieuwe bestemmingsplan voor de binnenstad van kracht geworden is. Naar verwachting behoeft de volle looptijd van de LMV dan ook niet te worden benut.

 

De LMV is “beleidsarm”: d.w.z.: het bestaande beleid zoals neergelegd in de Horecanota uit 1994 en het bestemmingsplan Technische Herziening komplan 1976 wordt vooralsnog voortgezet. De LMV bevat overigens wel een regeling inzake de vestiging van horecabedrijven in winkelgebieden. Tot nu toe gold daar vrije vestiging. Verder is in de LMV een ontheffing opgenomen om één of meer horecabedrijven toe te laten indien dit onder nadere voorwaarden past in een (voor)ontwerp bestemmingsplan.

 

3.1.1. Afstemming met overige bestemmingsplannen

De gemeente behandelt een aanvraag voor een Exploitatievergunning per geval. Leidraad is het bestemmingsplan, dat aangeeft of vestiging al dan niet mogelijk is.

Bij een aanvraag voor een nieuwe vestiging gaat de gemeente eerst na of het geldende bestemmingsplan dit toelaat. Is dat niet zo, dan wordt de vestigingsaanvraag zonder andere regelingen te raadplegen afgewezen. Het bestemmingsplan voorziet in de juiste functie op de juiste plaats. Voor de binnenstad wordt tevens aan de Leefmilieuverordening Horeca Binnenstad getoetst.

 

In veel gevallen zal een voorgenomen vestiging pas kunnen plaatsvinden na verbouwing van een bestaand pand. Al in die fase beoordeelt de gemeente aan de hand van het bestemmingsplan of zij aan de horecavestiging zal meewerken. Wijst ze de bouwaanvraag af, dan blijft de Exploitatieverordening buiten beeld. Indien eerst de Exploitatievergunning is aangevraagd en afgewezen, dan zal de bouwaanvraag buiten beeld blijven. Voor nagenoeg het gehele gemeentelijk grondgebied zijn bestemmingsplannen van kracht zodat sprake is van een stelsel zonder leemten.

 

3.1.2. Woningwet  en (ver)bouwen

Meestal is voor het (ver)bouwen van een horecabedrijf een bouwvergunning vereist. De aanvraag voor een bouwvergunning wordt steevast getoetst aan de Woningwet, de Bouwverordening en het Bouwbesluit. De in te dienen stukken dienen aan bepaalde vereisten te voldoen die op deze plaats niet verder toegelicht behoeven te worden. Als het gaat om eenvoudige interne aanpassingen, is vaak geen bouwvergunning nodig. Ondernemers die (ver)bouwplannen hebben, wordt dringend geadviseerd zich vooraf op de hoogte te stellen van de bestaande of in voorbereiding zijnde regelgeving.

 

3.1.3. De gebruiksvergunning (brandbeveiligingsvoorschriften) op grond van de Bouwverordening

In de bouwverordening is de zogenaamde “gebruiksvergunning” geregeld. Deze vergunning moet worden aangevraagd bij de brandweer. De brandweer gaat na of het horecabedrijf voldoet aan brandbeveiligingseisen zoals voldoende blusapparatuur en  nooduitgangen. Het is verboden een horecabedrijf in gebruik te nemen als geen gebruiksvergunning is afgegeven.

Naast het afgeven van een gebruiksvergunning kan aan het de houder van het horecabedrijf nog een brandveiligheidscertificaat worden afgegeven. Dit certificaat heeft een uitstraling naar buiten en maakt in een oogopslag duidelijk  aan de klant dat het hier om een horecabedrijf gaat dat voldoet aan de brandbeveiligingsnormen.

 

3.2. Exploitatieverordening Horeca 1998

 

3.2.1. Algemeen

De Exploitatieverordening Horeca is op 1 juni 1998 in werking getreden en vervangt de Overlastverordening Horeca. De verordening  beoogt “bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat”. Het is de bedoeling vooraf te beoordelen of de exploitatie van een horecabedrijf verantwoord is. Brengt het bedrijf zoveel overlast voor de omgeving met zich mee dat het woon- en leefklimaat en de openbare orde op onaanvaardbare wijze worden aangetast, dan kan de gemeente de vergunning weigeren.

 

Ook kan de gemeente voorschriften en beperkingen aan de exploitatie van een horecabedrijf verbinden om overlast voor de omgeving te voorkomen. De burgemeester is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Exploitatieverordening Horeca.

De gemeente mag een exploitatievergunning alleen weigeren als er sprake is van strijdigheid met de Exploitatieverordening. Die noemt een aantal weigeringsgronden, waaronder strijdigheid met het bestemmingsplan of de Wet Milieubeheer, ontoelaatbare aantasting van de woon- en leefsituatie en de openbare orde. Daarnaast zijn er ook mogelijkheden om een verleende Exploitatievergunning in te trekken, bijvoorbeeld als de exploitatie van het horecabedrijf een bedreiging vormt voor een ordelijk verloop van de openbare orde.

 

De Exploitatieverordening kan daarom dan ook niet dienen om:

·       het ruimtelijk beleid gestalte te geven;

·       de hinder in de zin van de Wet Milieubeheer van horecabedrijven te beteugelen;

·       drankmisbruik tegen te gaan;

·       concurrentieverhoudingen in goede banen te leiden dan wel om een vestigingsbeleid te voeren.

·       kwaliteit of diversiteit van de horeca te waarborgen of te bevorderen.

 

Ook zijn in de Exploitatieverordening Horeca de sluitingstijden van en de vergunningplicht voor terrassen geregeld.

 

3.2.2. Wanneer is een Exploitatievergunning nodig?

Een horeca-ondernemer moet in drie gevallen vergunning aanvragen voor het exploiteren van zijn bedrijf, namelijk als hij:

·       van plan is een nieuw horecabedrijf te beginnen;

·       een horecabedrijf overneemt;

·       een ingrijpende wijziging of uitbreiding wil aanbrengen in de exploitatie van zijn bedrijf.

 

De vergunning is gebonden aan de persoon van de exploitant, niet aan de horeca-inrichting. Bij elke wisseling van exploitant beoordeelt de gemeente of ook aan de opvolger een Exploitatievergunning kan worden verleend.

De vergunningplicht is nu uitgebreid tot de gehele stad. De Exploitatievergunning wordt aangevraagd bij de burgemeester op een speciaal formulier. Daarop moeten de essentiële gegevens worden vermeld, zoals het karakter van de zaak en de beoogde sluitingstijden. Zo kan de te verwachten overlast worden beoordeeld.

De gemeente publiceert de aanvraag vervolgens in de Stadskrant en legt het stuk vier weken lang ter inzage. In de periode van inzage kunnen belanghebbenden hun mening kenbaar maken over de komst van het horecabedrijf of bijvoorbeeld hun bedenkingen tegen de sluitingstijd.

De burgemeester betrekt de ingediende bezwaren bij zijn afweging of hij de vergunningaanvraag kan inwilligen. Belanghebbenden kunnen tegen het besluit een bezwaarschrift indienen. Bij spoedeisende belangen kunnen zij ook een verzoek tot schorsing van de verleende vergunning aanvragen bij de president van de rechtbank.

Het is mogelijk dat aan de Exploitatievergunning voorschriften en/of beperkingen worden verbonden. Zij wordt dan wel verleend, maar bijvoorbeeld met een beperking van het sluitingstijdstip.

Heeft de burgemeester aan een bedrijf vergunning verleend, dan kan hij alsnog nadere eisen stellen. Hij zal dat bijvoorbeeld doen bij vrees voor ontoelaatbare aantasting van het woon- en leefklimaat en de openbare orde.

 

3.2.3. Sluitingstijden

In de Exploitatieverordening Horeca zijn de sluitingstijden vastgesteld op 01.00 uur doordeweeks en 02.00 uur in de nachten van vrijdag op zaterdag en zaterdag op zondag. Een horeca-ondernemer kan in aanmerking komen voor een aanzienlijke verruiming van zijn exploitatietijden. Hij moet dat dan wel aangeven op het aanvraagformulier voor zijn exploitatievergunning.

De Exploitatieverordening biedt namelijk de mogelijkheid om op maximaal 4 dagen in de week naar keuze geen sluitingstijdstip te hanteren. Het horecabedrijf mag dan op die dagen de gehele nacht open zijn. Dit verruimde sluitingstijdenbeleid is op 1 juni 1998 in werking getreden.

 

Daarnaast kunnen horeca-ondernemers voor 12 keer per jaar incidenteel ontheffing aanvragen (het gebruiken van een “bon”). Zij maken dan gebruik van een vrij sluitingstijdstip op een dag naar eigen keuze. Het systeem met de bonnen werkt zo dat horeca-ondernemer de ingevulde bon moet plaatsen op een van buitenaf goed zichtbare plaats bij de ingang van zijn bedrijf. Dit is van belang voor zowel de handhaving (politie) als voor omwonenden. Zij kunnen zo op een eenvoudige manier van de vergunning kennis nemen.

 

De beschreven regeling van sluitingstijden voor de horeca geldt voor alle horecabedrijven in Delft, met uitzondering van de besloten studentensociëteiten en het wegrestaurant  langs de A-13.

 

3.2.4. Terrassenbeleid

Voor een terras op de openbare weg is een vergunning vereist op grond van de Exploitatieverordening Horeca. Na overleg met de Kamer van Koophandel, de Ondernemers Federatie Delft (OFD) en Koninklijk Horeca Nederland heeft de gemeenteraad in januari 1993 een terrassenbeleid vastgesteld.

 

Er zijn twee soorten terrassen: de Franse terrassen (gevelterrassen) en de “grote” terrassen.

I Frans terras/gevelterras. Maximaal 1 meter breed gemeten vanuit de gevel over de volle lengte van de gevel. Vrije doorgang voor voetgangers moet 1,5 meter zijn en 2 meter in drukke voetgangersgebieden. Deze terrassen mogen het gehele jaar door uitstaan.

II Terras op dan wel bij heringerichte autoluwe gebieden, pleinen en dergelijke. De grootte is afhankelijk van de situatie. Het terras moet geplaatst worden binnen de doorgetrokken denkbeeldige lijnen van de zijgevels. Op bepaalde locaties kan bij herinrichting van het terrassenbeleid  worden afgeweken.

 

Op bepaalde locaties is de relatie tussen de horecagelegenheid en het terras van minder belang. Voorbeelden hiervan zijn te vinden op de Beestenmarkt, Brabantse Turfmarkt/Burgwal en de Markt. Afspraken zijn gemaakt over hoe de terrassen uitgezet mogen worden. De “grote” terrassen mogen uitstaan in de periode van 1 maart tot 1 november.

 

De belangrijkste overige punten uit het terrassenbeleid zijn:          

·       Parkeren mag niet wijken voor terrassen.

·       Langs de grachten mogen geen terrassen worden uitgezet (met uitzondering van enkele terrassen waarvan de houders succesvol een beroep hebben gedaan op verkregen oude rechten).

·       Opslag van terrasmateriaal op de openbare weg is niet toegestaan, met uitzondering van het tijdstip tussen zonsondergang en 10.00 uur.

·       Terrassen mogen tot 01.00 uur open zijn; voor gelegenheden van bijzondere aard zoals het Jazz-festival kan de burgemeester een later tijdstip vaststellen.

·       Terrasafscheidingen mogen niet hoger zijn dan 1,80 meter; het dichte gedeelte van de terrasafscheiding mag niet hoger zijn dan 1,10 meter boven de straat.

·       Reclame-uitingen op parasols en terrasschermen mogen niet groter zijn dan 20 procent van het vlak waarop ze zijn aangebracht;

·       Parasols mogen in principe geen grotere diameter hebben dan 2 meter; wie grotere wil, moet vrijstelling aanvragen. Die geeft de gemeente alleen als de parasols vanuit een oogpunt van welstand aanvaardbaar zijn, het karakter van de openbare ruimte dit toelaat en er één soort parasol geplaatst wordt; allemaal grote of allemaal kleine dus.

·       Het plaatsen van menuborden op terrassen, dus niet naast of in de buurt, is toegestaan als ze niet te groot zijn (maximaal 1,80 meter hoog bij 0,5 meter breed of 1,20 meter hoog bij 0,80 meter breed). Er mogen hooguit twee borden op het terras geplaatst worden. Als de borden op het terras geplaatst worden, hoeft geen precariobelasting te worden betaald. Als een bord wordt geplaatst buiten het terras, is hiervoor een aparte vergunning vereist en moet voor het bord wel precariobelasting worden betaald

·       Voor een terras op openbare gemeentegrond dient precariobelasting te worden betaald; als het terras is gelegen op particuliere grond is geen belasting verschuldigd.

 

 

3.2.5. Terrasbotenbeleid

De terrasboten vallen onder de Verordening openbaar gemeentewater Delft 1996. In deze verordening zijn voor de binnenstad een aantal bepalingen opgenomen om het aantal te beperken en de mogelijke ligplaatsen te reguleren. Seizoenontheffingen voor terrasboten verstrekt de gemeente voor de voorjaar- en zomerperiode (tussen 1 april en 1 oktober). Ze geeft per seizoen niet meer dan 8 ontheffingen en alleen nog maar voor bepaalde grachtenvakken. Ook per grachtenvak gelden maxima.

 

Locaties waar seizoenontheffingen worden afgegeven zijn:

 

·       Binnenwatersloot: 1

·       Oude Delft tussen Nickersteeg en Peperstraat: 1

·       Oude Delft tussen Peperstraat en Nieuwstraat: 2

·       Koornmarkt tussen Huyterstraat en Oude Langendijk: 1

·       Wijnhaven tussen Peperstraat en Boterbrug: 1

·       Vrouw Juttenland: 1

·       Vrouwenrecht: 1.

 

De aanvrager met de oudste rechten gaat voor. Het betreft hier dan ook verworven rechten. Die vervallen wanneer aan de aanvrager het jaar of jaren voorafgaande aan de aanvraag geen ontheffing is verleend. In het geval een ontheffing wordt verleend aan een rechtspersoon, komen de oudste rechten ook te vervallen wanneer de rechtspersoon in andere handen overgaat.

De seizoenontheffingen kunnen alleen worden aangevraagd in de periode van 1 november tot 1 december voorafgaand aan het gewenste seizoen.

 

In verband met de inbreuk die een terrasboot kan maken op het stedelijk schoon, wordt de aanvraag voorgelegd aan de Commissie Welstand en Monumenten. De ingewilligde aanvragen worden gepubliceerd in de Stadskrant en gedurende twee weken ter inzage gelegd bij het gemeentelijk informatiecentrum.

Korte ontheffingen voor maximaal 14 dagen kunnen per aanvrager maximaal tweemaal per jaar worden verleend.

 

 

3.3. Wet milieubeheer

 

3.3.1. Het Besluit horeca-, sport- en recreatieinrichtingen

Op 1 oktober 1998 is het  Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen in werking getreden. Dit besluit is een uitvloeisel van de Wet milieubeheer. Daarin is gestreefd naar een heldere afbakening tussen de milieuregelgeving en andere regelgeving zoals op het gebied van openbare orde en bouw. Met dit besluit is de vergunningsplicht die de Wet milieubeheer kent, voor bijna alle horeca opgeheven en omgezet in een meldingsplicht.

 

Het besluit gaat uit van een stukje eigen verantwoordelijkheid van het bedrijf of instelling. Iedere horeca-ondernemer moet nagaan wat de nadelige milieugevolgen kunnen zijn van zijn inrichting. Ook dient hij na te gaan op welke wijze nadelige gevolgen kunnen worden voorkomen of, indien dat niet kan, hoe ze zoveel mogelijk worden beperkt.

 

 

3.3.2. Verruimde reikwijdte

Het nieuwe besluit van 1 oktober 1998 gaat verder dan het oude. Ook afvalpreventie, energie- en waterbesparing en verkeer van personen en goederen van en naar het horecabedrijf maken nu onderdeel uit van de regeling.

 

 

3.3.3. Convenant afval

Op het gebied van afvalpreventie is een convenant gesloten tussen Koninklijk Horeca Nederland (KHN) en de gemeente Delft. Het regelt de gescheiden inzameling van afvalstoffen door de gemeente. Dit convenant beoogt het afval uit de horeca op een doelmatige en milieuhygi¹nisch verantwoorde manier in te zamelen.

Afgesproken is dat de horeca de afvalstoffen gescheiden aanbiedt (groente-, fruit- en tuinafval; glas; swill; klein gevaarlijk afval; brandbaar restafval). De containers en andere inzamelingsmiddelen worden door de gemeente tegen betaling geleverd.

Voor de leden van de KHN geeft dit een financieel voordeel, terwijl de gemeente gescheiden inzameling bij de horeca op deze manier stimuleert. Bovendien zijn in het convenant afspraken gemaakt over het moment van aanbieden, waardoor er minder zwerfvuil en zwaar verkeer is.

 

3.3.4. Indirecte hinder

Het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen wil de indirecte hinder van een horecabedrijf beperken. De exploitant van een inrichting kan verantwoordelijk worden gehouden voor de hinder en overlast door bezoekers. Het voorkomen of beperken van de hinder kan op verschillende manieren. Een mogelijkheid is het geleidelijk aankondigen van het sluitingstijdstip en het houden van toezicht in de directe omgeving van de inrichting. Daarnaast kan de exploitant maatregelen nemen die zijn gericht op het matigen van het drankgebruik.

 

3.3.5.  (Levende) muziek in horecabedrijven en op terrassen

In het Besluit horeca- sport- en recreatieinrichtingen zijn voorwaarden gesteld aan (levende) muziek in een horecabedrijf, inclusief een eventueel terras. In een aantal horecabedrijven is slechts een beperkt muziekgeluidsniveau mogelijk, terwijl levende muziek in de meeste horecabedrijven uitgesloten is. In sommige gevallen is een akoestisch onderzoek vereist, waaruit blijkt welk muziekgeluidsniveau in het bedrijf toelaatbaar is. Tevens kan de gemeente nadere eisen stellen, zoals de aanwezigheid van een geluidsbegrenzer. (Levende) muziek op een terras is in de praktijk zo goed als onmogelijk, omdat dit vrijwel altijd zal leiden tot een overschrijding van de geluidsnormen.

 

Wel maakt een zogeheten 12-dagenregeling het mogelijk voor een beperkt aantal dagen een uitzondering te maken op de geluidsvoorschriften, bijvoorbeeld tijdens het Jazz-festival. Meer hierover in hoofdstuk 8 “Toekomstige ontwikkelingen”.

 

Muziek op de openbare weg buiten het terras valt niet onder het besluit maar onder de APV. De burgemeester kan hiervoor toestemming verlenen.

 

3.4. Drank- en Horecawet en Drank- en Horecaverordening

 

3.4.1. Drank- en Horecawet

Voor het verstrekken van alcoholhoudende drank is een vergunning van burgemeester en wethouders vereist. Daarnaast moet ook een Vestigingsvergunning zijn afgegeven door de Kamer van Koophandel.

De Drank- en Horecawet stelt uit sociaal-hygiënisch oogpunt eisen aan het verstrekken van alcoholhoudende drank. Zowel de ondernemers (bij een rechtspersoon de bestuurders van de rechtspersoon) als de bedrijfsleiders en beheerders dienen te beschikken over een verklaring inzake Sociale Hygiëne. Ook moeten zij voldoen aan zogenaamde zedelijkheidseisen. Zo mogen ze in de 5 voorafgaande jaren niet veroordeeld zijn tot een gevangenisstraf van meer dan 1 jaar.

De wet heeft op dit punt een uitputtende regeling getroffen. Voor gemeenten bestaat dan ook geen ruimte voor aanvullende regels. Wanneer er sprake is van laakbare feiten, zal de gemeente de verleende drank- en horecavergunning intrekken en de inrichting sluiten. De Drank- en Horecawet stelt verder eisen aan de ruimte waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend. Zo moet de zaak  een oppervlak hebben van tenminste 35 m2, moeten er gescheiden toiletten -voorzien van een voorportaal- aanwezig zijn voor dames en heren en moet de hoogte van de zaak minimaal 2.60 meter zijn.

 

3.4.2. Paracommercialisme

Onder paracommercialisme valt iedere vorm van oneerlijke concurrentie door instellingen die buiten hun doelstelling om horecadiensten verlenen aan het publiek. Het gaat dan om het verstrekken van logies, maaltijden, spijzen en/of dranken voor gebruik ter plaatse.

In overleg met de plaatselijke afdeling van KHN is de gemeente er de afgelopen jaren in geslaagd het verschijnsel “paracommercialisme” redelijk binnen de perken te houden.

 

Om het verschijnsel paracommercialisme te bestrijden, is door de horeca een landelijk opererende Stichting in het leven geroepen. Deze Stichting Bureau Eerlijke Mededinging (BEM) is gevestigd in Woerden.

 

Enige jaren geleden is de Drank- en Horecawet dusdanig gewijzigd dat beperkingen kunnen worden opgelegd aan stichtingen en verenigingen die zich bezig houden met activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard. Deze beperkingen houden globaal in, dat er geen alcoholhoudende drank mag worden geschonken tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen. Tevens kunnen de tijden worden beperkt waarop alcoholhoudende drank in het algemeen mag worden verstrekt in dergelijke inrichtingen. Burgemeester en wethouders hebben op 4 november 1997 besloten dat de paracommerciële regelgeving ook in Delft actief zal worden toegepast.

 

3.4.3. Drank- en Horecaverordening De regeling voor het verstrekken van alcoholvrije drank is opgenomen in de gemeentelijke Drank- en Horecaverordening 1996. De exploitant van een alcoholvrij horecabedrijf moet wel aan de zedelijkheidseisen voldoen, maar de Drank- en Horecaverordening stelt geen eisen aan de oppervlakte van het bedrijf. Ook hoeft er geen gescheiden toiletgroep aanwezig te zijn voor dames en heren.

 

3.5. Wet op de Kansspelen

 

3.5.1 Speelautomatenbeleid

Op grond van de Wet op de Kansspelen kunnen in horeca-inrichtingen zogeheten “behendigheidsautomaten” zoals flipperkasten en video-games en “kansspel-automaten” worden toegestaan.

 

In buurthuizen, sportcomplexen en dergelijke zijn kansspelautomaten niet toegestaan vanwege de jeugdige leeftijd van de gemiddelde bezoeker. Ook worden kansspelautomaten geweerd uit “laagdrempelige” horeca-inrichtingen. Daarbij moet gedacht worden aan horecabedrijven waar vooral etenswaren worden gekocht en genuttigd of waar recreatie en sport wordt uitgeoefend, behalve restaurants.

 

In navolging van een groot aantal andere gemeenten in Nederland heeft de burgemeester in 1994 besloten om ook in Delft twee categorieën horeca-inrichtingen te creëren, de hoog- en de laagdrempelige. Geen van de laagdrempelige inrichtingen in Delft heeft vanaf 1 januari 1995 nog vergunning  voor een kansspelautomaat gekregen.
Hoofdstuk 4 Handhaving

 

4.1 Algemeen

De handhaving van alle wetgeving en van het Delftse beleid kan worden onderverdeeld in strafrechtelijke- en administratiefrechtelijke handhaving. In de volgende paragrafen worden de verschillen uiteengezet.

 

4.2. Strafrechtelijke handhaving

Strafrechtelijke handhaving geschiedt door algemene en bijzondere opsporingsambtenaren. Strafrechtelijk optreden houdt in dat proces-verbaal wordt opgemaakt. De politie mag in een aantal gevallen zelf een zogeheten “transactie” aanbieden, waardoor vervolging wordt voorkomen. Anders handelt Justitie het proces-verbaal af.

De officier van Justitie heeft de mogelijkheid om voor de bestrijding van overlast in de horeca-sector een zogeheten “lik-op-stuk beleid” te voeren. Dat gebeurt niet zo maar. Bij herhaalde overtreding van de geluidsvoorschriften in een horecabedrijf kan bijvoorbeeld eerst een  “voorlopige maatregel” op grond van de Wet Economische Delicten worden getroffen.

 

4.3. Administratiefrechtelijke handhaving Administratiefrechtelijke handhaving is in handen van de burgemeester of van het College van burgemeester en wethouders. Voorbeelden van bestuurlijke maatregelen zijn:

            -           intrekking van een vergunning

            -           tijdelijke sluiting van een horeca-inrichting

            -           opleggen van een vervroegd sluitingstijdstip

            -           opleggen van een dwangsom. Voor de administratiefrechtelijke handhaving is een goede verslaglegging door de politie aan het bevoegde bestuursorgaan vaak van groot belang.

 

Bestuurlijke maatregelen kunnen binnen enkele dagen na de overtreding worden opgelegd. In zeer spoedeisende gevallen kan dat direct, eventueel door de politie ter plaatse. Er moet dan sprake zijn van een gegronde vrees voor ernstige verstoring van de openbare orde. Een exploitant kan tegen deze sancties een bezwaarschrift indienen of schorsing van de maatregel vragen bij een rechterlijke instantie.

 

Hoe ernstiger de overtreding, des te zwaarder de bestuurlijke maatregel. De algemene beginselen van behoorlijk bestuur vereisen dat er “maatwerk” wordt geleverd en niet “confectie”. In sommige gevallen is een schriftelijke waarschuwing voldoende, terwijl in andere gevallen directe sluiting -zelfs zonder schriftelijke waarschuwing- moet volgen.

Tegen administratiefrechtelijke sancties kan een bezwaarschrift worden ingediend bij het bestuursorgaan dat de maatregel oplegde. Een bezwaarschrift schort de maatregel niet op. Dat kan alleen door een verzoek om schorsing/voorlopige voorziening in te dienen bij de President van de rechtbank in Den Haag. Die zal dan nagaan of het verzoek ingewilligd kan worden.

 

4.4. Handhaving van de Exploitatieverordening

De Exploitatieverordening Horeca maakt het mogelijk bij ernstige verstoring van de openbare orde adequaat op te treden. De bevoegdheid om maatregelen te treffen, berust bij de burgemeester. Hij kan in het belang van de openbare orde en zedelijkheid voor een of meerdere horecabedrijven een vroeger sluitingsuur bepalen. De maximale periode is 12 weken. De burgemeester kan ook overgaan tot algehele sluiting. Dat hangt natuurlijk sterk af van de ernst van de verstoring en de mate waarin de horeca-ondernemer of zijn personeel zelf blaam treft.

 

4.5. Handhaving terrassenbeleid

De gemeente zal optreden tegen horeca-ondernemers die een terras plaatsen zonder vergunning of die zich niet aan de vergunning houden. De gemeentelijk controleur van de gemeente zal in eerste instantie de ondernemer duidelijk maken dat hij in overtreding is. Trekt hij zich hiervan niets aan of is hij al vaker gewezen op overtredingen, dan hanteert de gemeente de dwangsommethode. De ondernemer krijgt een officiële waarschuwing: een “gele kaart”. Als dat niet helpt, volgt de laatste waarschuwing -de “rode kaart”- en ontvangt de overtreder een dwangsombeschikking van burgemeester en wethouders. Deze beschikking geldt meestal voor een jaar. Als tijdens deze periode een overtreding wordt geconstateerd, krijgt de overtreder een “rode kaart” en moet hij een dwangsom betalen.

 

4.6. Handhaving van de Milieuwetgeving

Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid om nadere milieu-eisen op te leggen voor de afzuiging van bakdampen, indirecte hinder door bezoekers, gedragsregels voor de exploitant, geluidhinder en brandpreventie. Als ondanks naleving van de algemene voorschriften toch geurhinder blijft bestaan, kan het gemeentebestuur nadere eisen stellen. Daarvan kan sprake zijn bij concentratie van gelijksoortige bedrijven, zoals restaurants. Tegen het betreffende besluit kunnen de horeca-ondernemer en andere belanghebbenden bezwaar maken.

 

Als de vergunning niet meer toereikend is voor de feitelijke situatie, kan de gemeente nieuwe voorschriften toevoegen  danwel de vergunning wijzigen. Stel dat er bijvoorbeeld sprake is van toenemende hinder van vertrekkende bezoekers, dan kan de gemeente eisen dat er strenger wordt toegezien in de directe omgeving van het horecabedrijf.

Bij horecabedrijven die vergunningplichtig zijn, bestaat bovendien de mogelijkheid om de vergunning geheel of gedeeltelijk in te trekken wanneer in strijd met de voorschriften wordt gehandeld. Gevolg is dat de activiteiten waarvoor de vergunning gold verboden zijn.

De meeste horeca-onderneming vallen overigens onder het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer. In beide gevallen geldt dat de gemeente met  “bestuursdwang” en/of met een “dwangsom” handhaaft.

 

De gemeente kan ook al in actie komen voordat een overtreding heeft plaatsgevonden. Voor zulke situaties is de “preventieve dwangsom” bedoeld. Als er duidelijke risico’s bestaan voor het plegen van een overtreding, mag de dwangsom worden opgelegd

Ambtenaren van de gemeente zijn door het college van burgemeester en wethouders aangewezen als toezichthouder.

 

4.7. Handhaving van de Woningwet en de Wet op de Ruimtelijke Ordening

Bij illegale vestiging of (ver)bouwing van horecabedrijven kan de gemeente overgaan tot bestuursdwang. De handhaving van de wettelijke voorschriften ligt primair bij Bouw- en Woningtoezicht.

 

4.8. Handhaving Drank en Horecawetgeving

Als een horecabedrijf gevaar oplevert voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid, kan de gemeente de Drank- en Horecawetvergunning of het verlof intrekken. Dat betekent sluiting van de inrichting. Deze vergunning kan ook worden ingetrokken als de vermelde bedrijfsleider/beheerders niet feitelijk werkzaam zijn in het horecabedrijf -het zogenaamde “schijnbeheer”.
Hoofdstuk 5 Organisatie en uitvoering

 

5.1. Inleiding

In dit hoofdstuk wordt in grote lijnen aangegeven hoe in de komende jaren het vestigings-, vergunningen- en handhavingsbeleid voor de horeca zal worden uitgevoerd. De horecawerkgroep vormt het samenbindende element in het geheel. De werkgroep bestaat uit medewerkers van diverse geledingen binnen de gemeente, alsmede uit een vertegenwoordiger van de politie.

 

5.2. Organisatie van de vergunningverlening

De vergunningverlening is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de betrokken vakafdeling. Om een vergunningaanvraag zo snel mogelijk te kunnen afwikkelen, is gekozen voor rechtstreekse afstemming tussen de betrokken vakafdelingen. Alleen in bijzondere gevallen zal een vergunningaanvraag in de horecawerkgroep worden besproken.

 

Vergunningverlening inzake sluitingstijden, kansspelautomaten, Drank- en Horecawet en Drank- en Horecaverordening is door de burgemeester respectievelijk het College van burgemeester en wethouders in handen gegeven van het hoofd van het vakteam Toezicht Openbare Ruimte (TOR) van de cluster Publiekszaken van de gemeente Delft.

 

Exploitatievergunningen worden door de burgemeester afgegeven. Het ligt in de lijn der verwachtingen dat ook deze verlening naar het  zo juist genoemde hoofd TOR gaat. De overige vergunningen worden verstrekt via de betreffende vakafdelingen.

 

De afdeling die de vergunning verleent is in principe ook verantwoordelijk voor de handhaving, al of niet in samenwerking met de politie.

De vakafdelingen informeren de voorzitter van de horecawerkgroep over sancties, zoals het opleggen van een vervroegde sluitingstijd, het opleggen van een boete, het stilleggen van een bouwwerk, het intrekken van een vergunning of het sluiten van een inrichting

 

5.3. Beleidsontwikkeling

De vakafdelingen houden ook de ontwikkelingen binnen de horecasector, nieuwe regelgeving en jurisprudentie bij. De horecawerkgroep bespreekt relevante ontwikkelingen en bekijkt of er aanleiding is het gemeentelijk horecabeleid aan te passen. Zoals al in de inleiding is vermeld, is een goede verstandhouding en een open informatie-uitwisseling tussen gemeente, politie, horeca en omwonenden van groot belang voor het maatschappelijk draagvlak van het horecabeleid.

 

Dankzij de hoge organisatiegraad van horeca-ondernemers in Delft is het mogelijk om op efficiënte manier informatie uit te wisselen. Ook blijken werkafspraken gemaakt te kunnen worden over de eigen verantwoordelijkheid van de horeca voor een goede verstandhouding met de bewoners in de omgeving van een horeca-vestiging. Hetzelfde geldt voor praktische -gemeentelijke- maatregelen die bedoeld zijn om overlast, (verkeers)hinder en openbare-ordeproblemen te vermijden.

 

Overleg en samenwerking met Koninklijk Horeca Nederland, afdeling Delft-Oostland, is in dit verband van belang. Tweemaal per jaar komt de horecawerkgroep bijeen met een delegatie van KHN om van gedachten te wisselen over de gang van zaken in de horecasector en om mogelijke knelpunten op te lossen. Het initiatief hiertoe wordt genomen door de voorzitter van de horecawerkgroep. Hij is ook de contactpersoon voor het bestuur van Koninklijk Horeca Nederland, afdeling Delft, als actuele ontwikkelingen en dringende zaken moeten worden besproken.

 

5.4. Informatiepunt voor horecabedrijven

De accountmanagers bij het Service Centrum Bedrijven van de gemeente vormen het eerste aanspreekpunt voor horeca-ondernemers en voor horeca-aangelegenheden. De gemeentelijke vakafdelingen blijven hierbij hun eigen verantwoordelijkheid houden voor de vergunningverlening en voor het gestalte geven aan nieuwe beleidsontwikkelingen. 

 

De gemeentelijke vakafdelingen zijn niet alleen belast met de uitvoering van de Exploitatieverordening Horeca, Drank- en Horecawet en dergelijke, maar ook met de volgende horecataken:

·       vervullen van het voorzitterschap en het secretariaat van de horecawerkgroep;

·       actief coördineren van het handhavingsbeleid;

·       in samenwerking met de politie klachten afwikkelen en registreren;

·       afstemming tussen de vakafdelingen bevorderen;

·       bewaken van de afhandeling van vergunningenaanvragen;

·       systematisch registreren van de groei van de horeca per gebied.

 

Hoofdstuk 6 Vestigingsbeleid horeca in Delft

6.1. Categorie-indeling

In de Horecanota van 1994 is een onderscheid gemaakt van typen horecabedrijven in vijf categorieën. In de praktijk is vastgesteld dat niet alle verschijningsvormen van de horeca zich volgens definities laten indelen. Een wat grovere indeling is daarom te verkiezen boven een gedetailleerde. Bij de opstelling van het nieuwe bestemmingsplan binnenstad zal hieraan verder aandacht worden geschonken.

 

Voor de Leefmilieuverordening Horeca Binnenstad (LMV)  is van belang onderscheid te maken tussen twee hoofdgroepen, die gemakshalve met de termen “categorie 1”  en “categorie 2”  worden aangeduid.

Onder categorie 1 worden verstaan:

een horecabedrijf met een beperkte invloed op het woon- en werkklimaat van de omgeving dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van drank en/of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, waaronder in ieder geval wordt verstaan:                                                                                      a. horeca als functiegebonden onderdeel van een museum, hotel, verenigingsgebouw, grote

    winkel of hiermee gelijk te stellen inrichtingen of bedrijven;

b, restaurants, lunchrooms, snackbars of hiermee gelijk te stellen inrichtingen of bedrijven,

voor zover zij werken met reguliere sluitingstijden overeenkomstig de

Exploitatieverordening Horeca 1998 en voor zover zij niet beschikken over een

thuisbezorgservice.

 

Onder categorie 2 wordt verstaan:

een horecabedrijf met een (tamelijk) grote invloed op het woon- en werkklimaat van de omgeving, dat geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak in combinatie met het vertrekken van drank en/of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, waaronder in ieder geval worden verstaan:                                                                   a. horecabedrijven met vrije sluitingstijden overeenkomstig de Exploitatieverordening  

    Horeca 1998  en/of een thuisbezorgservice;

b. discotheken, sociëteiten of hiermee gelijk te stellen inrichtingen of

bedrijven;

 

Op de bij de LMV behorende kaart zijn alle bedrijven aangegeven. Tevens is vermeld of het gaat om categorie 1 of  2. Het gaat ook om de uitoefening van horeca als nevenfunctie. Er behoeft geen sprake te zijn van een bedrijf in de zin van een op winst gerichte onderneming. Bepalend is de feitelijke uitoefening van horeca en de omstandigheid dat beschikt wordt over een exploitatievergunning op basis van de Exploitatieverordening Horeca 1998.

 

6.2. Uitgaansgebieden.

 

Ten aanzien van de uitgaansgebieden is vastgesteld dat aldaar voldoende horecabedrijven gevestigd zijn. De uitgaansgebieden zijn op de bij de LMV behorende kaart aangegeven. Het betreft:

·       Markt

·       Peperstraat

·       Voldersgracht

·       Verwersdijk (vanaf Rietveld tot Doelenbrug)

·       Beestenmarkt

·       Kromstraat

 

In de lijst met uitgaansgebieden is wijziging gekomen ten opzichte van de lijst zoals opgenomen in de Horecanota uit 1994 en de THK: de Wijnhaven kan niet meer als uitgaansgebied worden aangemerkt sinds Hotel Centraal in 1998 is gesloten. Het ligt meer in de rede om voor de Wijnhaven te denken in de richting van een verdere versterking van de winkelfunctie.

 

In de uitgaansgebieden zijn de bedrijven gebonden aan het adres van vestiging. De LMV verklaart de uitgaansgebieden, in het voetspoor van de Horecanota en de THK, voor gesloten: toevoeging van bedrijven is dus niet aan de orde.

Binnen zo’n gebied is verhuizing of verplaatsing mogelijk mits de achter te laten plek niet meer voor horecadoeleinden wordt aangewend. Bij zo’n verplaatsing kan eventueel een vergroting van het vloeroppervlak met maximaal 20% worden gerealiseerd. Via een ontheffing kan eventueel medewerking worden gegeven aan de hier genoemde uitbreiding. Het gaat om het bedrijfsgedeelte dat voor het publiek toegankelijk is: opslagruimten, keukens e.d. worden niet meegerekend, wel het toegangsportaal, de toiletten en de bar. In artikel 2 onder c van de LMV wordt deze meetbepaling genoemd. Bij een aanvraag zal het netto vloeroppervlak van een bedrijf worden berekend.

 

Met nadruk wordt erop gewezen dat het een uitzondering is op de regel: verplaatsen of uitbreiden is geen automatisme en iedere aanvraag zal zorgvuldig worden bezien en zo nodig worden voorwaarden gesteld.

 

6.3. Winkelgebieden.

Op de bij de LMV behorende kaart zijn tevens de winkelgebieden aangegeven. Daarbinnen bevindt zich horeca die als winkelondersteunend wordt gezien: het winkelen wordt vaak gecombineerd met bezoek aan een horecabedrijf, variërend van een zitje bij een banketbakker tot een grand café. Een kiosk wordt niet meegerekend, evenmin als verkoop via de toonbank of een loket van ijs, broodjes e.d.  De openingstijden zijn in het algemeen afgestemd op de winkeltijden. De afgelopen jaren heeft zich in deze sector nog enige groei voorgedaan. Die ontwikkeling gaat nog enigszins door, hoewel ook hier het verzadigingspunt naderbij komt.

 

Ook ten aanzien van horecabedrijven in winkelgebieden wordt uitgegaan van de huidige plaats van vestiging. Net zoals bij de uitgaansgebieden kan er binnen de winkelgebieden via een ontheffing meegewerkt worden aan een verplaatsing. Daarbij kan ook een vergroting van de netto vloeroppervlakte met maximaal 20% worden gerealiseerd. Ook als geen sprake is van een verplaatsing kan meegewerkt worden aan een vergroting van de netto bedrijfsvloeroppervlakte.

 

Hierbij is verder nog van belang dat spreiding van de winkelondersteunende horeca over de winkelgebieden niet overal gelijkmatig verdeeld is. Het kan voor een bedrijf voordeel opleveren om te verhuizen van een gebied dat reeds goed is voorzien naar een straat waar nog behoefte kan bestaan aan een horecabedrijf in deze categorie.

Ook hier geldt dat een melding of een nieuwe milieuvergunning en nieuwe exploitatievergunning tot de vereisten behoren.

 

Een andere optie kan bestaan uit het toevoegen van een winkelondersteunend bedrijf in categorie 1 in deze gebieden. Hierbij wordt gedacht aan die winkelstraten die nog enige ruimte bieden voor vestiging van een winkelondersteunend horecabedrijf. Deze mogelijkheid staat dus niet open voor een categorie 2 bedrijf, zoals een café.

Hierbij worden de volgende rekenregels gehanteerd:

a.   Iedere straat wordt afzonderlijk bezien, de hoekpanden meegerekend;

b.   Per straat geldt dat maximaal 20% van het aantal afzonderlijke panden een horecafunctie mag hebben, dan wel maximaal 15% van de totale gevellengte voor horecadoeleinden mag worden benut; het percentage dat het eerst bereikt wordt is bepalend.

c.   Als een straat reeds voldoet aan het bepaalde onder b. zal niet meegewerkt worden aan een verdere toevoeging van bedrijven;

d.   Bij verplaatsingen binnen het winkelgebieden wordt eveneens van bovenstaande normen uitgegaan.

e.   Verplaatsingen mogen niet leiden tot concentratiegebieden: een gelijkmatige spreiding moet gewaarborgd blijven.

 

De percentages (15%, respectievelijk 20%) zijn afgeleid van een analyse van de bestaande horeca in de winkelgebieden. Iedere ondernemer kan aldus op eenvoudige wijze zelf bepalen of in een bepaalde straat nog vestigingsruimte aanwezig is. Als er een plek openvalt kan deze ingevuld worden. Als geopteerd wordt voor een andere plek dan die van het beëindigde horecabedrijf moet zorgvuldig worden bepaald of de belangen van de eigenaar van het desbetreffende perceel niet in onevenredige mate geschaad worden. Het vervallen van de mogelijkheid op die plek de horeca uit te oefenen kan een schadepost betekenen. Mede daarom is gekozen voor de figuur van de ontheffing: dan kunnen deze belangen meegewogen worden. Overigens bevat de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing in artikel 19 een regeling waarbij het schadevergoedingsartikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.

 

Tenslotte: als burgmeester en wethouders van oordeel zijn dat meegewerkt kan worden aan een voornemen tot vestiging wordt eerst een openbare voorbereidingsprocedure gehouden op basis van de Algemene wet bestuursrecht. Dat wil zeggen:

a.   publicatie van het voornemen om medewerking te verlenen;

b.   mogelijkheid tot het indienen van schriftelijke zienswijzen;

c.   beantwoording van deze zienswijzen alvorens ontheffing wordt verleend.

Als eenmaal ontheffing is verleend kunnen daartegen eventueel nog bedenkingen bij burgmeester en wethouders kenbaar gemaakt worden. Van de verleende ontheffing kan dan wel gebruik gemaakt worden tenzij aan de President van de Rechtbank schorsing daarvan is gevraagd en toegewezen.

 

6.4. Woongebieden en overige gebieden.

Een vrij groot deel van de binnenstad - vooral het noordelijk en het oostelijk gedeelte - heeft de kenmerken van een rustige woonwijk. De horecabedrijven die daar gevestigd zijn hebben een buurtfunctie. Dat betekent niet dat zij geen bezoekers aantrekken uit andere delen van de stad. Het gaat om het hoofdkenmerk.

Voor deze categorie is eveneens vastgesteld dat het aanbod voldoende is gelet op de vraag. Dat houdt in dat met een toeneming van het aantal bedrijven geen rekening gehouden behoeft te worden. De bestaande en als zodanig op een lijst genoteerde bedrijven worden primair “gefixeerd” op hun huidige adres terwijl tevens de aard van de bedrijfsvoering in een categorie wordt ondergebracht die correspondeert met de huidige activiteiten.

 

De LMV speelt wel in op een eventuele verhuizing binnen het verzorgingsgebied van een individueel bedrijf alsmede op een vergroting van het netto bedrijfsvloeroppervlak.

Aan beide mogelijkheden - eventueel in combinatie met elkaar - kan via een ontheffing op de LMV worden meegewerkt.  De diverse woongebieden van de binnenstad zijn niet exact te definiëren. Bij de beoordeling van een ontheffingsverzoek zal, in overleg met de aanvrager, worden bezien of de gewenste plek van hervestiging binnen het verzorgingsgebied blijft. Een belangrijke rol speelt de acceptatie door omwonenden van de voorgenomen nieuwe plek. Vooral  in een overwegend woongebied kan de komst van een horecabedrijf op bezwaren stuiten. In dit geval zal een openbare voorbereidingsprocedure worden gevolgd: als bestuurlijk is vastgesteld dat aan het plan in principe meegewerkt kan worden zal het voornemen daartoe worden gepubliceerd met de mogelijkheid om bedenkingen in te dienen. Wanneer die procedure is afgerond wordt besloten of al dan niet verder meegewerkt wordt aan het verzoek.

Ook in dit geval is het vanzelfsprekend dat een melding of een nieuwe Milieuvergunning vereist is alsmede een nieuwe vergunning op grond van de Exploitatieverordening Horeca 1998. De procedures rond de verschillende vergunningen worden zoveel mogelijk gecoördineerd.

Bij een vergroting van de voor het publiek toegankelijke ruimten wordt eveneens gekeken naar de effecten voor de omgeving. Hier is geen voorprocedure vereist.

 

Naast de eigenlijke woongebieden zijn er nog straten en grachten die niet behoren tot een eerder bedoelde groep. In dit kader kunnen - zonder volledig te zijn - genoemd worden:

·       Westvest - Phoenixstraat

·       Oude Delft

·       Koornmarkt

·       de Vlouw

·       Oosteinde

·       Lange Geer

·       Burgwal

·       Achterom

Deze gebieden, hoewel vaak met een gevarieerd karakter, worden benaderd als de woongebieden. Dat houdt in: fixering op het huidige adres, indeling in een categorie overeen komend met de bestaande bedrijfsvoering en het vastleggen van het bestaande netto vloeroppervlak.

De hierboven ten aanzien van de woongebieden weergegeven flexibiliteitsregels zijn van overeenkomstige toepassing.

 

6.5. Hotels.

In de binnenstad is een dertiental hotels gevestigd. Een hotel heeft twee bedrijfscomponenten die met elkaar verband houden maar voor de LMV onderscheiden worden:

a.   Logiesverstrekking;

b.   café/restaurant.

De logiesverstrekking valt traditioneel onder de noemer horeca, het is in zijn effecten op de omgeving een totaal andere functie dan de overige horeca. Daarom heeft de LMV geen betrekking op het geven van logies. De verstrekking van drank en/of maaltijden wordt wel onder de LMV begrepen. De restauratieve functie bij een hotel is weliswaar primair op de eigen gasten gericht, in veel gevallen maken ook bezoekers die niet als gast in het hotel verblijven gebruik van de faciliteiten.

De benadering van de hotels voor wat betreft hun functie als restaurant of café is beperkter dan die van de overige horecabedrijven. De LMV gaat niet uit van verhuizing. Alleen ten aanzien van een oppervlaktevergroting geldt de 20% regel.

De pensions en de kamerverhuurbedrijven worden niet als horecabedrijf beschouwd , hoewel er ook een gelegenheid aan verbonden pleegt te zijn waar men gezamenlijk kan eten.

 

6.6. Sociëteiten, buurthuizen e.d.

In de binnenstad zijn 7 studenten- en andere sociëteiten gevestigd, verder buurthuizen, een zalencentrum (Deltstede) en bijeenkomstgelegenheden bij kerken en in verenigingsgebouwen. Hoewel niet altijd openbaar en voor en ieder toegankelijk is er toch sprake van horeca-activiteiten die in het kader van deze LMV geregeld moeten worden. Deze horecagelegenheden zijn dan ook in de categorieën 1 of 2 ingedeeld.

 

 

6.7. Grote winkels, musea, bioscopen e.d.

In een aantal gevallen is sprake van horeca-activiteiten die toegevoegd zijn aan een andere functie van een gebouw. Te denken valt aan de foyer bij een theater of bioscoop. Ook bij warenhuizen hoort vaak een restaurantgedeelte. Een modern museum heeft een gelegenheid waar de bezoekers iets kunnen gebruiken.

In formele zin gaat het om horecabedrijven binnen een ander concept.

Waar sprake is van bestaande situaties worden deze in de zin van de LMV als gelegaliseerd beschouwd. Verplaatsen zal meestal aan de orde zijn zodat daarmee geen rekening gehouden wordt.

 

Het is nodig rekening te houden met het eventueel elders ontstaan van inpandige horeca, mits dit functiegebonden blijft. Een horecagedeelte in een grote winkel e.d. moet dus blijvend ten dienste staan van hoofdzakelijk de klanten aan die winkel. Dat incidenteel niet-klanten er ook gebruik van maken is niet te controleren en wordt buiten beschouwing gelaten. In de LMV is bepaald dat - eventueel nieuwe - lichte horeca ten behoeve van het winkelbezoek of gebonden aan de functie van een gebouw (bioscoop, theater, museum enz.) via ontheffing toegelaten kan worden. De bestaande horeca wordt geacht gelegaliseerd te zijn. De vergrotingsregel met maximaal 20% is ook op deze groep van toepassing.

Functiegebonden horeca in een winkel die nog niet aanwezig is kan via ontheffing worden toegestaan mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

·       Het moet gaan om een grote winkel met een verkoopvloeroppervlak van minimaal 250m2;

·       Het netto vloeroppervlak van het horecagedeelte mag niet meer dan 10% bedragen van de totale winkelvloeroppervlakte met een maximum van 75m2;

·       Voor openbare gebouwen, musea, theaters, verenigingsgebouwen, sociëteiten, bioscopen en vergelijkbare gebouwen wordt uitgegaan van maximaal 75m2  netto vloeroppervlak per instelling;

·       Als in een gebouw als hierboven bedoeld reeds een horecafunctie aanwezig is met een vloeroppervlak dat groter is mag die grotere oppervlakte gehandhaafd blijven. 

 

6.8. Wijken buiten de binnenstad

In de wijken buiten de binnenstad van Delft is horecavestiging alleen mogelijk als dat past binnen de bestemmingsplannen die daar van kracht zijn. Inventarisatie van de diverse gebieden rondom de binnenstad wijst uit dat de gemeente ongebreidelde horeca-uitbreidingen voldoende kan tegengaan dankzij de bestemmingsplanvoorschriften.

 

In het huidige bestemmingsplan Delft-Oost  is een horecaparagraaf opgenomen. Hier is voldoende horeca. Het ligt in de lijn der verwachting dat de recreatieve druk op dit gebied na het gereed komen van de bouwlocaties Ypenburg en Delfgauw nog verder zal toenemen. Dit betekent niet dat dan de rem voor verdere horeca-ontwikkelingen eraf kan.

 

Verder dient vermeld te worden dat bij de sporthal aan de Sportring, bij diverse sportvelden, in de tennishal aan de Hoflaan, bij de manege aan de Rijksstraatweg, bij het sportpark Tanthof en het Sportpark Hof van Delft meestal in kantines horecafaciliteiten aanwezig zijn. Het beleid is erop gericht dat dit geen zelfstandige vestigingen worden. Dergelijke horecagedeelten mogen uitsluitend voor en door de bezoekers worden gebruikt. Het bestaande beleid inzake paracommercialisme is hierop van toepassing. Zonodig kan ook met behulp van de bepalingen uit de bestemmingsplannen worden voorkomen dat een horecagedeelte als zelfstandige vestiging gaat opereren.

 

Voor Midden-Delfland ligt het beleid vast in het bestemmingsplan Buitengebied. Bij de uitvoering van de Reconstructie Midden-Delfland zijn enkele voormalige boerderijen vrijgekomen. Na tussenkomst van het Recreatieschap Midden-Delfland zijn we op zoek gegaan naar een zinvolle aanwending  van de gebouwen. Het bestemmingsplan Buitengebied laat horeca toe.

Nu de reconstructie haar afronding nadert, is het tijd een grens aan te geven voor het horecagebruik. Alleen die B1-locaties komen in aanmerking die daarvoor in overleg met het genoemde Recreatieschap zijn aangewezen. Deze horeca richt zich op de recreant. In dit verband moet het restauratie- en ontwikkelingsplan voor Schieweg 192 -Vijverschie- worden genoemd. De conclusie is dat de huidige bestemmingsplannen voor de gebieden rondom de binnenstad voldoende sturingsmogelijkheden bieden.
Hoofdstuk 7 Verkooppunten softdrugs

 

7.1. Beleid verkooppunten soft-drugs

In Delft mogen de verkooppunten van softdrugs -ook wel coffeeshops genoemd- geen  alcohol schenken. Zij beschikken niet over een Drank- en Horecawetvergunning, maar over een “verlof” op grond van de gemeentelijke Drank- en Horecaverordening. De coffeeshops mogen sinds 1 januari 1995 ook geen kansspelautomaten (“gokkasten”) plaatsen.

 

De combinatie van meerdere verslavende activiteiten in één coffeeshop behoort daarmee tot het verleden. Ook in diverse andere gemeenten in Nederland wordt deze lijn aangehouden. Ondanks dit strikte beleid in Delft kreeg de burgemeester regelmatig van inwoners van de binnenstand te horen dat de coffeeshops te nadrukkelijk in het straatbeeld aanwezig zijn en dat er te jonge mensen worden binnengelaten. Ook wezen zij erop dat zij overlast ervaren van aan- en afrijdend verkeer en dat er hasj-rokende (school)jeugd op straat rondhangt in de buurt van coffeeshops.

 

Naar aanleiding hiervan is in overleg met de raadscommissie het coffeeshopbeleid van de burgemeester in de loop van 1995 aangescherpt. Toen de procureurs-generaal een jaar later een nieuwe landelijke richtlijn invoerden, hoefde het Delftse beleid slechts op een klein onderdeel te worden aangepast. In  juni 1998 is de Overlastverordening Horeca ingetrokken. Hiervoor in de plaats kwam de Exploitatieverordening Horeca 1998. Daardoor moest het coffeeshopbeleid opnieuw worden vastgesteld. Dat leidde overigens niet tot inhoudelijke beleidswijzigingen.

 

In het kader van het gedoogbeleid inzake de coffeeshops zijn in de binnenstad vijf locaties aanwezig waar de handel in soft drugs wordt toegelaten. De vijf coffeeshops zijn op de kaart bij de LMV afzonderlijk aangeduid. In een stratenregister dat deel uitmaakte van de voorschriften van de THK werden de desbetreffende adressen opgenoemd. De LMV is niet bedoeld om de handel of het gebruik van soft drugs te reguleren. Er is overigens geen wettelijke grondslag voor een positief toelatingssysteem. In de coffeeshops worden overigens ook andere consumpties verstrekt. In zoverre is wel sprake van reguliere horeca-activiteiten.. De desbetreffende etablissementen worden voor de LMV dan ook benaderd als normale horecabedrijven. Het zou kunnen voorkomen dat verplaatsing of vergroting wordt gevraagd. Als het om ‘t horecagedeelte gaat zal dit worden beoordeeld tegen de achtergrond van de mogelijkheden die deze LMV biedt. De gedoogbeschikking is evenwel afgegeven voor het specifieke adres. Verplaatsing met “medeneming” van de verkoopfunctie voor soft drugs zal in dat licht bezien bezwaren opleveren.

 

7.2. Landelijke richtlijnen inzake coffeeshops. Verkoop en gebruik van softdrugs in coffeeshops is in Nederland toegestaan onder de volgende voorwaarden:

            -           niet adverteren, geen reclameborden, geen aanprijzing in de etalage;

            -           geen harddrugs in de coffeeshop;

            -           geen overlast in en rond de coffeeshop;

            -           geen toegang tot de coffeeshop voor jeugdigen beneden 18 jaar;

            -           geen verkoop van grotere hoeveelheden per keer dan 5 gram.

 

De vergadering van procureurs-generaal beveelt in de richtlijnen aan dat een gemeente, die aanvullende regels wil stellen, dit doet via de Overlastverordening, de APV of een Horeca-exploitatieverordening. Een gemeentelijke vergunning mag echter geen voorschriften bevatten voor de softdrugsverstrekking zelf. Een formeel bij de wet verboden activiteit kan niet door (de burgemeester van) een gemeente via een vergunningstelsel worden toegestaan.

 

7.3. Inhoud coffeeshopbeleid

1.    Er worden niet meer dan de huidige 6 verkooppunten van softdrugs in Delft toegelaten.

2.    Voor coffeeshops geldt als sluitingstijd uiterlijk 01.00 uur, voor alle dagen van de week.

3.    Ontheffingen van dit sluitingstijdstip worden niet verleend.

4.    De verkoop van blikjes met alcoholhoudende drank (bier e.d.) “om mee te nemen” is in coffeeshops niet toegestaan.

5.    Reclame voor softdrugs is niet toegestaan, ook geen prijslijsten aan de wanden, ramen, of deuren binnen de coffeeshop.

6.    Coffeeshops komen niet in aanmerking voor een terrasvergunning, ook niet voor een zogenaamd “Frans terras” -twee tafels + vier stoelen aan de gevel.

7.    De toegangsdeur van de coffeeshop mag alleen geopend worden voor het binnenlaten en uitlaten van bezoekers. Het langdurig of permanent geopend houden van de toegangsdeur is niet toegestaan.

8.    De bedrijfsleider/beheerder dient erop toe te zien dat bezoekers van de coffeeshop niet hun auto’s op hinderlijke wijze parkeren. Ook moeten zij erop letten dat de bezoekers geen opeenhoping van fietsen, brom- of snorfietsen, dan wel scooters voor de coffeeshop veroorzaken.

9.    Bij de ingang van de coffeeshop dient met duidelijk leesbare letters te worden aangegeven dat personen onder de leeftijd van 18 jaar geen toegang hebben.

10.Verkoop van softdrugs op -telefonische- bestelling van buiten de coffeeshop, via koeriers, bezorgers of op welke wijze dan ook, is niet toegestaan. De leeftijd van de koper kan dan niet goed worden gecontroleerd. Deze controle is een verantwoordelijkheid van de exploitant van de coffeeshop.

Hoofdstuk 8 Veilig uit en thuis

 

8.1.1.    Inventarisatie/Inleiding

Een veilige samenleving is een zaak van allen. Publieke en private organisaties en de burgers hebben daarbij elk een eigen verantwoordelijkheid. Het onderwerp ‘Veilig Uit en Thuis maakt onderdeel uit van het Integraal Veiligheidsbeleid Delft. In eerste instantie gaat het bij het vorm geven van een goed veiligheidsbeleid ten aanzien van de uitgaanssituatie om  goede afspraken tussen de gemeente, politie, Openbaar Ministerie en de horecaondernemers.

Het effect van afspraken voor een veilige uitgaanssituatie, is het grootst wanneer deze in goede samenspraak tot stand komen. Waar voorheen in Delft het beleid met name was gericht op de ‘bestrijding van overlast’ is de laatste jaren het onderwerp ‘veiligheid’ steeds meer in de belangstelling komen te staan. In deze notitie is dit onderwerp nog eens nader onder de loep genomen om tot een samenhangend beleid te komen. Deels een samenvatting van bestaand beleid dat nu eens op schrift is gezet, deels nieuw beleid als onderdeel van de integrale aanpak.

 

8.1.2.  Veiligheidsbeleid overheid

De gemeente geeft op verschillende manieren  vorm aan het lokale veiligheidsbeleid. Het beleid voor veilig uitgaan in de horeca maakt daar onderdeel van uit.

Met name het voeren van de regie bij het totstandkomen van het beleid is voor de gemeente een belangrijke taak. Daarvoor wordt het overleg met de betrokken organisaties georganiseerd. Een andere belangrijke taak is gelegen in de verantwoordelijkheid voor een goede infrastructuur voor een veilig uitgaansgebied. Het belang van de regiefunctie van de gemeente mag niet onderschat worden.

Daarbij moet met name gedacht worden aan zaken als:

 

Ÿ         maatregelen met betrekking tot het toezicht

Ÿ         maatregelen met betrekking tot de openbare ruimte zoals: verlichting, urinoirs, parkeervoorzieningen en verkeerscirculatie e.d.

Ÿ         initiatief tot een geïntegreerd horecabeleid.

 

Met name het geïntegreerd horecabeleid vormt de basis voor veel aspecten die de veiligheid direct en indirect beïnvloeden.

 

De verantwoordelijkheid van de politie is gericht op de opsporing van strafbare feiten en handhaving van de openbare orde. Belangrijke trefwoorden zijn: kennen en gekend worden, ‘blauw op straat’ en een duidelijk aanspreekpunt vormen voor de horeca. De politie levert een belangrijke bijdrage aan het overleg: zowel in de directe contacten met de individuele ondernemers als bij het vormgeven van het beleid door de betrokken organisaties. Niet te onderschatten is de bijdrage die de politie levert bij de voorlichting over bijvoorbeeld drugs, behandeling agressieve personen maar ook aan advies en begeleiding van horecaondernemers en hun personeel.

Bij de inzet van politiepersoneel wordt rekening gehouden met de bestaande problematiek en de daaraan verbonden prioriteitsstelling. In het werkplan van de politie is “horeca” als een belangrijk item vermeld.

Het Openbaar Ministerie heeft de taak om een vervolgingsbeleid te voeren  dat de gemaakte afspraken ondersteunt. Als sluitstuk op de maatregelen die gemeente en politie   nemen is een dergelijke ondersteuning onmisbaar. De geloofwaardigheid en effectiviteit van de maatregelen worden daarmee versterkt. Daarbij kan met name worden gedacht aan duidelijke afspraken over een effectief lik-op-stuk beleid. Snelle afdoening van strafzaken is noodzakelijk zodat degenen die zich schuldig maken aan strafbare feiten op effectieve wijze worden geconfronteerd met de gevolgen van hun gedrag.

 

8.1.3. Veiligheidsbeleid horeca bedrijven.

De horeca is primair verantwoordelijk voor de gang van zaken in het bedrijf zelf maar ook voor hetgeen er gebeurt in de onmiddellijke nabijheid. In samenwerking met de gemeente, politie en Openbaar Ministerie draagt de horeca een steentje bij aan een veiliger uitgaanssituatie. Goede afstemming en duidelijke afspraken vormen de basis voor veilig uitgaan. De rol van alle partners moet duidelijk en transparant zijn.

Afspraken over verantwoord drank verstrekken, een veiligheidsbeleid in en nabij de bedrijven zelf, alertheid op drugs en wapens en over het schoonhouden van de directe omgeving kunnen daaruit voortvloeien.

 

De uitgaanscultuur in Delft kent eigenlijk geen heel lange traditie (afgezien van de studenten); het laatste decennium is het uitgaan in Delft pas goed op gang gekomen. Veilig uitgaan is voor de horecaondernemers een belangrijk aandachtspunt omdat anders de gast wegblijft.

 

Veelal druk bezochte uitgaansgebieden in Delft zijn momenteel:

-           Beestenmarkt

-           Markt

-           Kromstraat

-           Wijnhaven/Camaretten

-           Peperstraat

-           Doelenplein

-           H.G. Kerkhof

 

Daarnaast is er een grote spreiding over de stad van allerlei vormen van horecabedrijvigheid. In de meeste gevallen hanteren de bedrijven het normale sluitingsregime. Het aantal ‘nachtzaken’ beperkt zich tot een tiental bedrijven dat regelmatig gebruik maakt van de vrijheid om onbeperkt open te zijn. Het Delftse beleid ten aanzien van de sluitingstijden dient landelijk als voorbeeld.

 

De loopafstanden tussen de bedrijven in het centrum zijn over het algemeen niet groter dan 600 à 700 meter. Het uitgaansgebied is overzichtelijk en qua aanpak van veiligheidsaspecten hanteerbaar.

 

 

Al in de eerste horecanota (1994) was het beleid er op gericht om vormen van overlast zoveel als mogelijk te voorkomen. Het belang van de omwonenden is daarbij steeds belangrijk aandachtspunt. Koninklijk Horeca Nederland heeft met het oog hierop een keer per jaar (of vaker indien nodig) een overleg met vertegenwoordigers van bewoners uit de stad. Delft kan een stad zijn waar gezellig uitgaan en wonen goed gecombineerd worden. In belangrijke mate is dat ook een zaak van willen geven en nemen.

 

Heel regelmatig vindt er met het oog op voorkomen van misstanden overleg plaats met de politie. In het voorjaar van 1999 is een tweewekelijks overleg gestart waarbij overlastbestrijding en veiligheid hoog op de agenda staan. Gemeente, horecaondernemers en politie bespreken samen de gewenste maatregelen en verdelen daarbij onderling hun taken. Een goed veiligheidsbeleid staat en valt met de mate waarin flexibel kan worden ingespeeld op de actualiteit. Het reguliere overleg draagt er toe bij dat partijen alert blijven en er een platform wordt geboden om snel te kunnen inspelen op hetgeen zich aandient.

Zo is er, naast het algemene alarmnummer 112 ook een 06-nummer beschikbaar waarbij direct de hulp kan worden ingeroepen in geval van calamiteiten. Door de lijnen kort te houden kan er pragmatisch worden omgegaan met de beperkt beschikbare mankracht. Dat er behoefte bestaat aan meer ‘blauw’ op straat, maar dan op de juiste wijze gedoseerd, moge duidelijk zijn. De preventieve werking die uitgaat van geüniformeerden is van grote betekenis.

Bij het overleg wordt ook in kaart gebracht met wie we te maken hebben en welke maatregelen tegen individuen genomen kunnen worden. Elders in deze notitie is. een opsomming gegeven welke maatregelen in onderling overleg denkbaar zijn. Nu al staat het de ondernemer vrij om ongewenste gasten te weren hetgeen ook steeds vaker wordt gedaan.

 

Ook worden er afspraken gemaakt over bijvoorbeeld het ophalen van glaswerk op de terrassen of het overschakelen op plastic bij grote drukte. Voorts wordt getracht te voorkomen dat er met glaswerk over straat wordt gelopen. Het belang daarvan is met name gelegen in de wetenschap dat het geluid van brekend glas een onaangename sfeer veroorzaakt en gevaarlijk is.

 

Het toelatingsbeleid bij de horecabedrijven; de te hanteren formules in de verschillende bedrijven: dit alles draagt ook bij tot een veiliger uitgaan in Delft. Het gedrag op terrassen wordt in grote mate bepaald door wat de uitbater en zijn medewerkers wel en niet toelaat. Door kordaat optreden worden excessen voorkomen.  Het ophalen van zwerfvuil rondom de bedrijven na sluitingstijd heeft een positieve uitwerking op de beleving van een beter veiligheidsgevoel.

 

In de meeste bedrijven wordt een alcoholmatigingsbeleid gevoerd. Horecabedrijven verkopen gezelligheid. Hoewel het gebruik van drugs wordt tegengegaan, is het voor de horecaondernemer moeilijk om te gaan met klanten die al “gebruikt” hebben. Het gedrag van dergelijke klanten is onvoorspelbaar. Helaas komen hier vaker kleine incidenten uit voort. Bij constatering van handel in of gebruik van harddrugs treden ondernemers onmiddellijk in contact met de politie. Dit gebeurt ook als de ondernemer constateert dat er in de directe omgeving van zijn bedrijf handel in drugs plaatsvindt.

 

Heel specifieke maatregelen als camerabewaking en het aanbrengen van kogelwerende deuren bij de toegang worden nog beperkt toegepast.

Horecabedrijven zijn overigens gewend om in te spelen op de actualiteit: zijn er verdergaande maatregelen noodzakelijk dan zal dat snel tot maatregelen leiden. Zo worden de camera’s die er nu zijn bij de bedrijven gebruikt voor de veiligheid in (en soms om) de onderneming. Bij de gemeente wordt gestudeerd op mogelijkheden voor cameragebruik. In 2000 kunnen landelijke richtlijnen worden verwacht waarop kan worden ingespeeld.

 

8.1.4.  Maatregelen (ontzegging ) toegang ; bevoegdheden.

De regelgeving waarmee het toelaten van drankgebruik is omringd, is in Nederland tamelijk omvangrijk. Daarvoor wordt in de Drank- en Horecawet een belangrijke basis gevonden. Zo is het verboden om in de horecabedrijven mensen toe te laten die in kennelijke staat van dronkenschap verkeren. In de praktijk zal de ondernemer met zachte hand dergelijke mensen het bedrijf doen verlaten.

 

Alle leidinggevenden in de horecabedrijven moeten voldoen aan de eisen Sociale Hygiëne. Bij deze opleiding is de omgang met (lastige) klanten een belangrijk onderdeel.

Aan jongeren onder de 16 jaar mag geen alcoholhoudende drank worden verstrekt. In de horeca wordt daar streng de hand aan gehouden. Evenals de regel dat aan personen onder de 18 geen sterke drank mag worden verkocht. In het Wetboek van Strafrecht is hierover bepaald dat een horecaondernemer die misdrijven begaat uit de uitoefening van zijn beroep kan worden ontzet.

 

In een aantal gevallen maken horecabedrijven gebruik van de diensten van portiers. De portiers dienen te voldoen aan de eisen zoals die gesteld zijn op basis van de Wet op de particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. Bij de invoering van deze wet zijn er met de politie duidelijke afspraken gemaakt over de naleving van de regels.

 

De ondernemer kan altijd zelf bepalen wie hij wel of niet wil toelaten in zijn bedrijf, vanzelfsprekend mag dit niet leiden tot discriminatie.  De ondernemer is baas in eigen huis! Bij sommeren om weg te gaan pleegt, bij weigering, de bezoeker huisvredebreuk. Dit is een strafbaar feit. De politie kan in een dergelijk geval, na een aangifte, proces verbaal opmaken.

De laatste jaren begint het gebruik van uitreiking van schriftelijke ontzegging van de toegang een middel te worden om te voorkomen dat de lastige klant blijft terugkomen. Bij overtreding van de ontzegging ontstaat huisvredebreuk. Het staat ondernemers vrij om hierover gezamenlijk afspraken te maken Een ontzegging geldt voor een bepaalde duur, bijvoorbeeld zes maanden of een jaar en is bestemd voor een met naam genoemd individu.

 

Ook de overheid staan de nodige middelen ter beschikking. Als uiterste en onder heel bijzondere omstandigheden kan gegrepen worden naar de middelen Noodverordening of Noodbevel. Aangezien in de praktijk nauwelijks van deze bevoegdheden gebruik gemaakt zal worden, is het desondanks voorstelbaar dat in bijzondere gevallen bijvoorbeeld een drankverbod wordt ingesteld. Een ander zwaar middel is de mogelijkheid tot het instellen van een zwarte lijst. Personen die voorkomen op een dergelijke lijst hebben (tijdelijk) geen toegang tot horecabedrijven.

Op grond van de Gemeentewet  (art 174a) kan de burgemeester bij wijze van bestuurlijke maatregel bijvoorbeeld een café sluiten. Dat is denkbaar als er een incident heeft plaatsgevonden waarbij een sterke inbreuk op de openbare orde is gemaakt (bijvoorbeeld een schietpartij).

 

In de Plaatselijke Verordening staan ook regels die, als het gaat om excessen, van nut kunnen zijn. Zo zal er nauwelijks aanleiding zijn tot het instellen van een samenscholingsverbod maar de mogelijkheden tot ingrijpen bij ‘wildplassen’ of het ‘gebruik van alcohol op straat’ zijn wel van belang.

Wanneer de politie regelmatig proces verbaal opmaakt bij dergelijke overtredingen zal ook dit wangedrag verder afnemen. Er wordt vaak wat lacherig gedaan over dergelijke overtredingen; toch zijn ze sfeerbepalend en werken verloedering in de hand.

Ook op grond van de Exploitatieverordening kunnen maatregelen worden genomen wanneer de orde wordt verstoord.

 

8.1.5. Omgang openbare ruimte

Het uiterlijk van de openbare ruimte rondom de horecabedrijven is van belang voor de ervaringen van bezoekers. Een verloederde omgeving roept onprettige gevoelens op.

De horecabedrijven kunnen een bijdrage leveren aan een schone omgeving:

 

Zo is het bij grote drukte onvermijdelijk dat er zwerfvuil rond de terrassen en bedrijven zelf ontstaat. Tijdens en na de activiteiten dient deze rommel opgeruimd te worden. Hoewel het geen af te dwingen verplichting kan zijn wordt in de gesprekken met ondernemers hier regelmatig aandacht aan besteed. Een en ander ook met het oog op de belangen van de winkeliers en omwonenden die daags erna aan de slag gaan.

 

Op een aantal pleinen worden bij festiviteiten buitenbars geïnstalleerd. De directe bereikbaarheid voor bediening levert grote voordelen op voor de ondernemer. Door deze bars wordt evenwel ook een bijdrage geleverd aan de veiligheid van de bezoekers. De ondernemer en zijn medewerkers hebben direct zicht op hetgeen zich in hun directe omgeving afspeelt. Wanneer de sfeer wijzigt kan hierop worden in gespeeld door bijvoorbeeld de glazen in te nemen en/of de drankverstrekking te staken of over te gaan op plastic glazen.

 

 

Delft als historische stad stelt eisen aan de verlichting van de omgeving. In het belang van de veiligheid kan het noodzakelijk zijn dat bepaalde delen van de stad beter verlicht worden. Zo zijn er bijvoorbeeld voor de Kromstraat bijzondere maatregelen genomen. De komende jaren zal er via het binnenstadsmanagement aandacht worden besteed aan dit onderwerp. 

 

Het gebruik van camera's als hulpmiddel bij opsporing maar ook de preventieve werking die er vanuit gaat wordt steeds meer gezien als interessant hulpmiddel. Bij een aantal horecabedrijven wordt binnen en/of buiten gebruik gemaakt van camera's. In de loop van 2000 wordt een landelijke richtlijn over het gebruik van camera's uitgevaardigd.

 

8.1.6. Toezicht

Er zijn verschillende vormen van toezicht denkbaar. Iedere ondernemer draagt zorg voor toezicht in zijn eigen bedrijf. Dat kan ondermeer door het plaatsen van een portier, het al dan niet inrichten van een bewaakte garderobe tot strenge orders aan de medewerkers. De portiers in de bedrijven dienen te voldoen aan de eisen in de Wet op particulier beveiligingsorganisaties en recherchebureaus.

 

Bij de horeca gaat waar het betreft de openbare ruimte de voorkeur uit naar de diensten van de politie. Een goed gestructureerd politioneel toezicht kan zijn vruchten af werpen. Door lijfelijk aanwezig te zijn kunnen de onderlinge contacten goed onderhouden worden. In beperkter mate kan gedacht worden aan de inzet van stadstoezichthouders.

De stadstoezichthouders zouden mogelijk op de koopavonden tijdens de vroege avonduren ingezet kunnen worden. De steun van de stadstoezichthouders zou met name vervuld kunnen worden als signalerings- en preventieve functie.

Vormen van burgertoezicht komen in Delft niet voor. Denkbaar is dat jongerenpreventiewerkers worden ingezet. In Delft is er sprake van een probleem met (hang)jongeren. Nu zijn ze nog verspreid over de stad en op steeds wisselende plaatsen. In het kader van het wijkbeheer zal hier de nodige aandacht aan geschonken worden. Waar het de horeca betreft zal meer overleg moeten plaatsvinden over de wijze waarop dit probleem wordt aangepakt. Met name aan de Beestenmarkt doet zich een probleem voor. Ook hier is een gezamenlijke aanpak gewenst.

 

8.1.7. Piekmomenten

Delft is een relatief veilige stad; ook voor de bezoekers van de horecabedrijven. Zeker overdag doen zich zelden of nooit excessen voor bij de horeca. De beperking van overlast voor de bewoners van de stad is belangrijk aandachtspunt. Via het evenementenbeleid dat de komende jaren wordt gevoerd zal daarvoor zoveel mogelijk zorg worden gedragen.

 

Op doordeweekse avonden kent Delft geen uitbundig uitgaansleven. Het merendeel van de bezoekers gaan dan naar de restaurants. Ook dan doen zich nauwelijks excessen voor. Een beperkt aantal horecabedrijven maakt doordeweeks gebruik van de vrije sluitingstijden. Omdat de bezoekers niet allen op het zelfde moment deze bedrijven verlaten is  ook hierover betrekkelijk weinig overlast te melden.

 

In de weekenden is het drukker in de binnenstad. Dat vraagt van zowel de ondernemer als de politie meer aandacht omdat dan meer overlast kan ontstaan. De horecaondernemers is het alles waard dat de bezoekers blijven terugkomen en het gevoel behouden dat ze veilig naar huis kunnen. In de bedrijven zorgen de ondernemers zelf voor de orde. Daarbij wordt het niet zozeer gezocht in ‘huisregels’ als wel de wijze waarop wordt omgegaan met de klanten.  Een heel enkele keer kan een lastige klant de sfeer verzieken; in de meeste gevallen wordt een dergelijke situatie goed in de hand gehouden.

Het gedrag van de klant (maar ook de niet-bezoeker) op straat, kan de horecaondernemer nauwelijks beïnvloeden. Alcoholmatiging en goede begeleiding bij het verlaten van de zaak staan open als hulpmiddelen.

Met de politie kan via het algemeen noodhulptelefoonnummer 112 en een bij de ondernemers bekend 06-nummmer heel snel contact gelegd worden. Dat geldt zowel voor incidenten binnen als buiten het bedrijf.

 

Bijzonder alert zijn de ondernemers bij festiviteiten en evenementen tijdens de avonduren. Er zijn dan meer dan gebruikelijke aantallen mensen op straat. Ook hebben evenementen in zich dat er mensen door worden aangetrokken die je liever niet op het feest uitnodigt. Enkele kwaadwillenden kunnen voor honderden mensen een abrupt einde aan de gezelligheid maken. Op die momenten is het wenselijk dat de politie zeer snel kan anticiperen. Het is de vraag of het inhuren van particuliere beveiligingsbedrijven een positieve bijdrage kan leveren. Dergelijke geuniformeerden hebben een beperkte mogelijkheid om in te grijpen. Als het werkelijk serieus wordt dan is het een zaak van de politie. In ieder geval zal steeds met de politie besproken moeten worden hoe te handelen als er problemen verwacht worden. De ervaring leert dat die afspraken goed kunnen worden gemaakt.

 

Bij de genoemde piekmomenten kunnen zich ook onvoorspelbare incidenten voordoen. Het is dan zaak dat allen weten hoe te handelen. In het stadhuisoverleg wordt hier regelmatig aandacht aan besteed. Voorts geldt hierbij in nog groter mate het belang dat de politie snel ter plaatse kan zijn.

 

Een andere bijzonder situatie ontstaat wanneer bij grote voetbaltoernooien na afloop van de wedstrijden veel mensen de stad intrekken om feest te vieren. Met name als Oranje een grote overwinning heeft behaald staat de binnenstad even op zijn kop. Gebruikelijk gaat het dan om een gezellige boel. Naarmate de mensen thuis meer alcohol hebben genuttigd neemt de kans op vecht- en stoeipartijen toe. Met de politie vindt overleg plaats over deze tamelijk voorspelbare ontwikkelingen. Ook hier dient de aandacht niet te verslappen.

 

8.1.8. Overlegstructuur  

De horeca heeft met vele regels te maken en om die reden is er vaker dan bij andere vormen van ondernemen overleg noodzakelijk over de uitvoering van de regels. Zowel gemeente, politie als horeca hebben hier een gezamenlijk belang. De afgelopen jaren is bewezen dat regelmatig overleg in een open sfeer tot goede resultaten leidt. Soms is het  niet eenvoudig om snel tot maatregelen over te gaan omdat de Nederlandse wetgeving beperkingen oplegt.  Het overleg draagt bij aan een wederzijds begrip en het ook leidt over het algemeen tot een pragmatische aanpak.

De horecanota, een nota waarin alle beleid nog eens op de rij is gezet, is regelmatig toe aan aanpassing. Om die reden vindt er sowieso regelmatig overleg plaats. Voorts is er een tweemaandelijks overleg waarbij aanwezig de burgemeester, politie en een afvaardiging van KHN. In dat overleg wordt geëvalueerd of we in Delft nog op de goede lijn zitten en komt de vraag aan de orde of aanpassingen van het beleid noodzakelijk zijn.
Daarnaast is er het tweewekelijks overleg op het stadhuis waar ondernemers kunnen binnenlopen om hun problemen te bespreken en waar ook afspraken gemaakt kunnen worden ten aanzien van verwachte ontwikkelingen.

Doen zich onverhoopt situaties voor waarbij overleg op bestuurlijk niveau noodzakelijk is dan zijn alle partijen bereid daar hun agenda’s op aan te passen. Ook hier geldt bij allen het besef dat veiligheid voorop staat.

Horeca Nederland heeft voorts eigen sectievergaderingen waarbij de ondernemers onderling overleggen. Het onderwerp veiligheid komt daarbij regelmatig aan de orde. Voor de bestuurders is dat het moment waarop zij kunnen toetsen of zij in beleidsmatig opzicht nog op de goede lijn zitten.

Omdat Horeca Nederland graag ziet dat het beleid ook aanslaat en begrepen wordt bij de bewoners van de Delftse binnenstad is er een keer per jaar een bewonersoverleg. In een open sfeer wordt besproken wat de ontwikkelingen zijn maar ook worden de signalen die bewoners geven serieus meegenomen in het beleid.

 

8.2       Naar een nieuw beleid: Vierluik

 

8.2.1. Inleiding

Hoewel er op het gebied van Veilig Uitgaan in Delft gebeurt neemt dat niet weg dat er geen verbetering mogelijk/wenselijk zou zijn. Bij de inspanningen voor Veilig Uitgaan kunnen we uitgaan van de samenwerking in het “vierluik” dat gevormd wordt door gemeente, horeca ondernemers, politie en openbaar ministerie.

 

Eigenlijk zou er sprake moeten zijn van een “vijfluik”. De vijfde partij zou gevormd moeten worden door de individuele burgers (de bezoekers, de omwonende, vrienden, kennissen en opvoeders). Helaas kunnen daarmee moeilijk overall-afspraken gemaakt worden. Toch zal in de voorlichting hier veel aandacht aan besteed moeten worden door wat we maar voor het gemak het “vierluik” blijven noemen. (zie figuur)

 

Overigens mag hieruit niet worden geconcludeerd dat de burgers daarmee een “vergeten” groep wordt. De gemeente rekent het tot haar taak dat zij een open oor heeft voor de signalen van de bewoners van de stad. Bij de regie van een veilig horecaklimaat worden ook steeds de belangen van de bewoners  meegewogen. Zo rekent de politie het tot haar taak ook de bewoners goed te informeren over de omgang van meldingen. De horeca heeft regelmatig overleg met de bewoners(-organisaties). Kortom: steeds zal worden ingespeeld op de belangen van de bewoners.

 

In het vierluik zijn een 36-tal aandachtspunten onder de loep genomen. De met een * gemerkte punten vragen om concrete actie tot nadere uitwerking. Een aantal zaken maken als aandachtspunt onderdeel uit van reeds voorgenomen beleid.

 

De gemeente is verantwoordelijk voor de regie van het lokale veiligheidsbeleid.

 

 

 

 


 

 

 

Samenwerken in vierluik

                                               (* = uit te werken)      

                                  

Gemeente

 

1.1. regiefunctie                            

*  1.2     communicatie

*  1.3     imago (zie 2.5, 3.2)

*  1.4     evenementenbeleid

*  1.5     openingstijden                     

*  1.6     infrastructuur

*  1.7     parkeren

*  1.8     routing                                             

    1.9     bestuurlijke handhaving

*  1.10   toezicht (zie 4.7)

*  1.11   camerabeleid                                              

*  1.12   meetbaar maken van effecten

*  1.13   toezicht door jongeren                                                       

                                                          

                                  

                                                         imago

Politie

 

    2.1      zichtbaar aanwezig

    2.2      ondersteuning

    2.2.1   vast aanspreekpunt

    2.2.2   06-nummer

    2.2.3   individuele ondersteuning bij                         bedrijfsvoering

   2.2.4   collectieve informatie/voorlichting

   2.3      handhaving openbare orde en

           wet- en regelgeving

* 2.4      adopt

   2.5      communicatie/imago

 

 

 

 

 

 

imago

                                                         imago         Ondernemers

                                              

*  3.1     Huisregels (codes)  

    3.2     imago                                              

    3.3     evenementenbeleid                              3.4     omgeving

    3.5     toezicht        

    3.6     aangifte/melding                             

*  3.7     techniek

 

 

 

 

 

 

imago

O.M.

 

    4.1          informatie

    4.2          lik op stuk beleid

    4.3          uitgaansverbod (zwarte lijst)

    4.4          tolerantiegrens

*  4.5          bestuurlijke onthouding

    4.6          toezicht (zie 1.10)

 

 


 

8.2.2. Gemeente

 

8.2.3.  Regiefunctie:

Tot goede invulling van de regiefunctie door de gemeente is het de laatste jaren niet gekomen. De wisseling van medewerkers bij de afdeling OOV, de vertraging bij de evaluatie van geïntegreerd horecabeleid en de voornemens tot reorganisatie zijn hier debet aan.

Kijken we naar de regie van het overleg dan gaat het om:

Ÿ               2 maandelijks bestuurlijk overleg met de deelnemers burgemeester, voorzitter en           secretaris Horeca Nederland  aangevuld met een ambtelijke vertegenwoordiging             afhankelijk van het onderwerp.

Ÿ               2 of 3 wekelijks ‘stadhuisoverleg’ met ondernemers

Ÿ               ad hoc-overleg  bij grote evenementen e.d.

            Verslaglegging vindt alleen plaats bij het ‘stadhuisoverleg’

 

De regie van het overleg en de coördinatie van “Veilig Uitgaan”

 

Voorts is de gemeente net als andere organisaties probleemhouder van een aantal onderwerpen in het kader van de veiligheid. Bij de uitwerking van verschillende onderwerpen kan het zijn dat de uitwerking bij een andere afdeling ligt. De coördinator volgt, initieert en is aanspreekpunt.

 

8.2.4. Communicatie

De communicatie over verschillende onderwerpen verloopt niet altijd naar wens van alle betrokken partijen. Wel zijn er afspraken met de politie over welke onderwerpen extern wordt gecommuniceerd. Naarmate de partners in het vierluik  meerdere (werk-)afspraken met elkaar maken zal daarbij het de communicatie steeds de aandacht hebben. Afstemming o.m. via het 2-wekelijks stadhuisoverleg. In overleg gemeenschappelijke strategie uitstippelen.

 

8.2.5. Imago

Alle betrokken partijen hebben belang bij verbetering van het imago. Ook hier dient gezamenlijk aan gewerkt te worden. De gemeente kan hierbij een belangrijke rol in de regie spelen. In de figuur is het belang van de verbetering van het imago nog eens extra tot uitdrukking gebracht. Bij goede samenwerking zal het imago verbeteren.

 

8.2.6.  Evenementenbeleid

Dit item is als voorbeeld bedoeld. Heel veel onderwerpen kunnen veiligheidsaspecten in zich hebben. Bij de organisatie van evenementen is dat evident. Zo is er een startnotitie evenementen en is er een basis gelegd voor de subsidiëring van evenementen in Delft. Er is echter voor de organisatoren geen handleiding of checklist met betrekking tot overlast/veiligheids- of openbare orde-aspecten. Ook dit onderwerp verdient nadere uitwerking.

 

8.2.7. Openingstijden

In Delft zijn de horeca en de gemeente overeengekomen dat de horecabedrijven vier keer per week vrije sluitingstijden mogen hebben. Tussentijds worden de effecten gemeten aan de hand van de politiecijfers, klachten en gesprekken met bewonersorganisaties. Voorwaarde is een goed handhavingsbeleid van de politie en dat de afspraken worden nagekomen door de ondernemers. In de loop van het jaar 2000 zal een evaluatie plaatsvinden.

 

 

 

 

8.2.8. Infrastructuur 

Hoewel de aanpak van de binnenstad via het Binnenstadsmanagement loopt zal ook veiligheid/veilig uitgaan daarbij de aandacht moeten krijgen. Zo is goede verlichting in de uitgaansgebieden en de onderlinge verbindingsroutes, essentieel voor de veiligheidsbelevenis van de bezoekers.

 

8.2.9. Parkeren

Auto’s op de stoep , omgevallen fietsen, slecht geparkeerde brommers: kunnen bijdragen tot problemen. Ook hier is de gemeente probleemhouder. In uitwerking van fietsenplan meenemen.

 

8.2.10. Routing

Horecabezoekers lopen gewoonlijk hun eigen routes. Het zou goed zijn dit bewegingspatroon nader in kaart te brengen om te bezien waar verbetering mogelijk is. Voordeel van dergelijke routes kan ook zijn dat daardoor bepaalde gebieden minder belast worden als gevolg van de betere spreiding. In het verleden is wel eens de idee geopperd om de staproutes aan de hand van ‘Blauw voetjes’ in kaart te brengen.

Een dergelijk onderwerp zou opgepakt kunnen worden in het kader van het binnenstadsmanagement. Tevens wordt aan dit onderwerp aandacht geschonken in de Startnota Bestemmingsplan Binnenstad.

 

8.2.11. Bestuurlijke handhaving

Het  betreft hier vele onderwerpen die als het goed is prima in de horecanota staan beschreven. In de praktijk doen zich hier geen bijzondere problemen voor. Vaak betreft het maatwerk.

 

8.2.12. Toezicht

Enige tijd geleden is fors het mes gezet in het aantal opsporingsambtenaren in Nederland. Veel van de daaraan verbonden taken worden gewoon niet meer uitgevoerd. Of de politie voelt zich niet geroepen of het werk wordt gewoon niet meer gedaan. Bij het OM worden de mogelijkheden onderzocht om een aantal van deze taken toch weer elders onder te brengen.

 

8.2.13. Camerabeleid

Een onderwerp waar naar verwachting in de loop van 2000 landelijk een duidelijke handleiding zal worden uitgebracht. Nog geen beleid maar gemeente werkt uit.

 

8.2.14. Meetbaar maken van effecten

Het geheel overziend moet geconstateerd worden dat er op het gebied van Veilig Uitgaan in Delft al veel gebeurt. Een en ander neemt niet weg dat er niets meer gedaan hoeft te worden, het kan beter. Ook is moeilijk te toetsen of de maatregelen dusdanig zijn dat de veiligheid en de (subjectieve) beleving daarvan is toegenomen.

Nu zijn geen effectmetingen mogelijk temeer omdat de gegevens die nu bij de gemeente en politie worden verzameld, niet consequent worden gerelateerd aan uitgaan. Het zal nodig zijn hiervoor een geschikt instrument te vinden. Er zou een aanvang gemaakt kunnen worden met een 0-meting door een extern onderzoeksbureau  naar de ervaring van bewoners en bezoekers in de uitgaansgebieden. Daarnaast moeten er goede afspraken gemaakt worden voor de wijze waarop meldingen/overtredingen e.d. worden geregistreerd. Belangrijk is ook dat er meer aandacht besteed wordt aan de aangiftebereidheid bij het publiek en de betrokken ondernemers. De indruk bestaat dat nu vaak aangiftes achterwege blijven omdat het gevoelen bestaat dat er ‘weinig’ mee wordt gedaan. Overigens is dit een algemeen probleem bij de aanpak van veiligheid: heel vaak hebben we te maken met informatieachterstand en heel subjectieve gevoelens.

 

8.2.15. Toezicht door jongeren

De gemeente wil de mogelijkheid onderzoeken of het mogelijk is jongeren te betrekken bij het toezicht. Een en ander wordt uitgewerkt in het kader van het wijkbeheer.

 

8.3 Politie

8.3.1. Zichtbaar aanwezig

De politie probeert zoveel mogelijk aanwezig te zijn in de horecagebieden op de momenten dat dat vereist wordt. Soms zullen daarvoor 2 dan weer 10 mensen beschikbaar moeten zijn. In ieder geval is het zo dat in geval van calamiteiten altijd een beroep kan worden gedaan op de collega’s in Haaglanden.

De politie is op dit onderwerp aanspreekbaar en onderschrijft het positieve effect van de aanwezigheid van ‘blauw’ op straat. Ook hier is sprake van maatwerk. De medewerkers van de politie worden ook duidelijk gedirigeerd naar de plaatsen waar zij het meest gewenst zijn.

 

8.3.2. Ondersteuning

De politie acht het van groot belang om daar waar mogelijk ondersteuning te bieden. Daarbij kan worden gedacht aan de volgende zaken:

 

8.3.3. Vast aanspreekpunt

In het 2/3 wekelijks overleg op het Stadhuis is steeds een vaste vertegenwoordiger van de politie aanwezig. Deze coördineert de aanwezigheid van eventuele andere vertegenwoordigers van de politie  afhankelijk van het onderwerp dat zich aandient. Zo kan het zijn dat een beroep wordt gedaan op een wijkagent of dat er een rechercheur bij wordt gevraagd.

 

8.3.4. 06-nummer

Gedurende de avonden/nachten op vrijdag- en zaterdag is er een 06-nummer dienst houdende politie is en beschikbaar dat de ondernemers kunnen draaien in geval van calamiteiten. Wanneer snel assistentie geboden moet worden is naast het 112 nummer dit de snelst mogelijke weg.

 

8.3.5.  Individuele ondersteuning bij bedrijfsvoering

De politie is direct aanspreekbaar voor hulp in specifieke gevallen. Het kan zijn dat een ondernemer behoefte heeft aan een goed gesprek na bedreiging. Het kan zijn dat er raad geboden wordt over de wijze waarop ontzeggingen moeten plaatsvinden. Desgewenst kan daarbij ook assistentie worden verleend. Het kan zijn dat er zaken spelen waarbij advies nodig is om het bedrijf zo goed mogelijk te beveiligen. Deze inhoudelijke ondersteuning kan in de praktijk van groot belang zijn voor de veiligheid van de ondernemer, zijn medewerkers en natuurlijk de bezoekers.

 

8.3.6. Collectieve informatie/voorlichting

In de praktijk blijkt wel eens dat ondernemers behoefte hebben aan praktische informatie over regelgeving of dat er collectief een vraag ligt die toelichting behoeft. In het stadhuisoverleg zal dergelijke informatie aan de ondernemers worden overgebracht.

In ieder geval is de politie beschikbaar als het ‘misgaat’.

 

8.3.7. Handhaving openbare orde en wet-en regelgeving

Er is geen tevoren uitgestippeld handhavingsbeleid. Ideeën daarvoor ontstaan naar aanleiding van bevindingen/signalen uit de praktijk. Voorshands is er geen aanleiding om hiervoor voorstellen te formuleren.

 

8.3.8.Adopt

Voor beveiligingsadviezen kunnen de ondernemers terecht bij de politie via:

Adopt = Adoptie Detailhandel Overvallen Preventie Techniek

Horecagelegeheden worden voor ADOPT gelijkgesteld met de detailhandel. Na een gedegen risico analyse wordt door de politie een beveiligingsadvies gegeven waarin een pakket van maatregelen is opgenomen.

Deze maatregelen kunnen zijn:

Ÿ         organisatorische maatregelen (zoals bijvoorbeeld een andere manier van openen en sluiten)

Ÿ         bouwkundige maatregelen (bijvoorbeeld kassa-afscherming, kluizen, hang- en sluitwerk e.d.)

Ÿ         elektronische/elektrotechnische maatregelen (inbraak- en overvalalamering, camera’s, verlichting e.d.)

 

Aan de hand van een vragenlijst stelt de politie een specifiek op het bedrijf gericht preventieplan op. Dit uitvoerige advies wordt met de ondernemer besproken.

Horeca ondernemers kunnen de politie verzoeken om in het kader van Adopt een risico-analyse op te stellen.

 

8.3.9.Horecaportiers

Vanaf 1 juli 1998 vallen horecaportiers onder de Wet op de Particuliere Beveiligingsorganisaties en Recherchebureaus. Dit betekent dat ieder horecabedrijf met portiers voortaan gediplomeerde mensen in dienst moet hebben.

 

8.3.10.  Communicatie/Imago

Ook bij de politie bestaat de behoefte tot goede communicatie. Als hiervoor omschreven zal dit in de contacten met de horeca de nodige aandacht krijgen.

Er bestaan goede afspraken tussen gemeenten, politie en openbaar ministerie over welke onderwerpen er door de politie wordt gecommuniceerd. Van de zijde van de horeca bestaat de behoefte dat de berichten op de juiste wijze in de pers komen.

 

8.4 Horecaondernemers

8.4.1. Huisregels

Hoewel in alle bedrijven als vanzelfsprekend regels gelden worden deze nog niet nadrukkelijk naar de gasten gecommuniceerd. Door een gezamenlijke aanpak kunnen deze regels op een positieve manier naar het publiek worden gecommuniceerd. Op initiatief van Horeca Nederland zullen een tiental gedragsregels worden opgesteld. Aan alle horecabedrijven zal worden gevraagd deze regels duidelijk zichtbaar op te hangen.

 

8.4.2. Imago

Horecaondernemers dragen waar het betreft het imago van de horeca ook verantwoording naar derden. Een goed imago biedt een goed uitgangspunt voor een gezond uitgaansklimaat. Het betreft hier een zaak van allen. Men kan elkaar aanspreken op gedrag. Voorts zal via Horeca Nederland samen met de andere deelnemers aan het vierluik hier stelselmatig aandacht worden besteed.

 

8.4.3. Evenementenbeleid

Voor de te houden evenementen stelt de gemeente regels op waar de organisatie (en daarmee de betrokken horecabedrijven) aan moeten voldoen. Bij de organisatie van elk evenement dient er een duidelijk aanspreekpunt te zijn over hetgeen er ten aanzien van de veiligheid in de horeca geregeld moet worden.

Daarnaast wordt voor de verschillende uitgaansgebieden naar een formule gezocht voor nader te maken afspraken. Dit beleid dient nader uitgewerkt te worden.

Daarbij zal gekeken worden naar zaken als:

Ÿ         de geluidssterkte van muziek

Ÿ         het huren van toiletten

Ÿ         gebruik glaswerk

Ÿ         schoonmaak/opruimplannen: afspraken met gemeentereiniging

Van de zijde van de gemeente wordt begonnen met een jaarlijkse inventarisatie aan de hand van formulieren die aan de ondernemers worden voorgelegd. aan de hand van de inventarisatie kunnen gebiedswijze voorwaarden worden geformuleerd waarbinnen geopereerd moet worden. De gemeente doet een voorstel voor een inventarisatieformulier.

 

8.4.4. Omgeving

Een opgeruimde omgeving in de directe nabijheid van het horecabedrijf draagt bij aan de veiligheid. De ondernemers kunnen door de toezichthouders hierop worden aangesproken omdat het hier een vorm van overlast kan betreffen. De wijze waarop aandacht voor de directe omgeving (ook buiten de dagen waarop evenementen) invulling gegeven moet worden is een uit te werken gesprekspunt. Per uitgaansgebied zullen er afspraken gemaakt worden.

           

8.4.5. Toezicht

Het aantal bedrijven dat gebruik maakt van portiers is beperkt. De portiers dienen voor het toezicht binnen en nabij de bedrijven te voldoen aan de daarvoor gestelde regels. Voor het toezicht op straat is de politie Haaglanden de aangewezen organisatie. Het korps heeft toegezegd dat er voldoende ‘blauw’ op straat zal zijn. De noodzaak om de hulp in te roepen van andere vormen van toezicht (bijvoorbeeld beveiligingsbedrijven) lijkt niet direct aanwezig. Mocht dat onder bijzondere omstandigheden wel het geval zijn dan dienen daarvoor tevoren duidelijke afspraken met de politie gemaakt te worden. Over dergelijke afspraken zal overleg worden gevoerd.

 

8.4.6. Aangifte/melding

Er dreigt een vicieuze cirkel te ontstaan wanneer bij ondernemers en publiek angst bestaat voor de gevolgen van aangifte. De dader heeft dan de vrije hand. Ook Horeca Nederland is van mening dat het hier geen vrijblijvende zaak meer betreft. Daarvoor is het wel noodzakelijk dat er duidelijke afspraken worden gemaakt over de wijze waarop de aangifte c.q. melding van overtredingen en delicten dient plaats te vinden. Deels zal dit opgelost dienen te worden door voorlichting deels door afspraken die leiden tot een goed ‘lik op stuk’-beleid. Ook het optreden van het openbaar ministerie speelt hier een rol. (zie 4.2)  Indien wordt afgezien van het doen van aangifte, kan altijd melding worden gedaan bij de politie van incidenten. Voor de politie is dit erg belangrijk want alleen zo wordt een scherp beeld verkregen van hetgeen zich daadwerkelijk afspeelt.

 

8.4.7. Techniek

In het kader van de advisering bij Adopt kunnen door de politie voorstellen worden gedaan tot het nemen van technische maatregelen. Zo kan de suggestie worden gedaan om een alarmknop aan te brengen, de verlichting te verbeteren of camera’s te installeren.

 

 

8.5.  Openbaar Ministerie

 

8.5.1. Informatie

Het Openbaar Ministerie is verantwoordelijk voor de opsporing van strafbare feiten, de vervolging van strafbare feiten en toezicht op de uitvoering van strafvonissen. Voor het opsporen van strafbare feiten wordt eerst in samenspraak met gemeente en politie bepaald welke zaken prioriteit binnen een gebied krijgen. Dit gebeurt in het driehoeksoverleg, daarin wordt de inzet van de politie, de criminaliteit en de veiligheid besproken. In Delft heeft de gebiedsofficier van Justitie regelmatig overleg met de burgemeester en politie om concrete zaken te bespreken en beleid op elkaar af te stemmen. De officier van Justitie participeert in de Stuurgroep Integrale Veiligheid in Delft.

 

8.5.2. Lik op stuk beleid

Bij bepaalde overtredingen is een lik op stuk beleid mogelijk. In dat geval krijgt de persoon meteen een transactie van Het Openbaar Ministerie aangeboden, weigert de persoon de transactie te betalen, dan komt de zaak voor de rechter. Voordelen van dit beleid zijn dat de verdachte snel weet waar hij aan toe is, strafzaken blijven niet lang op bureaus liggen en de rechtbanken hoeven minder strafzaken te behandelen.

 

8.5.3.  Uitgaansverbod

Het Openbaar Ministerie kan ter terechtzitting een uitgaansverbod als bijkomende straf vragen. Dit verbod kan worden vergeleken met een straatverbod. Mensen mogen zich dan niet tussen bijvoorbeeld 18.00 uur en 08.00 uur in het uitgaanscentrum van de stad begeven.

 

8.5.4. Tolerantiegrens

Het driehoeksoverleg kan bepalen dat er in een bepaald gebied de toleratiegrens verandert, bijvoorbeeld door zaken wel of niet te gedogen. Hiervoor kan een speciale actie worden georganiseerd. Er bijvoorbeeld een alcoholactie plaatsvinden of een controle dat de uitstallingen, de terrassen of het parkeren strenger gecontroleerd worden.

 

8.5.5. Bestuurlijke ophouding

Hiervoor ligt een voorstel bij de Tweede Kamer, maar het is nog de vraag of deze bevoegdheid er in 2000 zal komen. Hierbij geldt dat personen (of een groep personen) wordt aangehouden, voordat ze daadwerkelijk strafbare feiten plegen. Het moet dan wel gaan om sterke aanwijzingen dat deze mensen strafbare feiten gaan plegen.

 

8.5.6. Toezicht (zie 1.10)

In Delft zijn naast de politie ook nog andere ambtenaren met een opsporingsbevoegdheid. Het gaat hierbij om een bijzondere (beperkte) opsporingsbevoegdheid, bijvoorbeeld reinigingsinspecteurs, parkeerwachten of sociale rechercheurs. De politie heeft de regie over de toezichthouders.


Hoofdstuk 9 Toekomstige ontwikkelingen

 

In deze nota is al eerder opgemerkt dat zowel de horeca als de regelgeving voortdurend in ontwikkeling zijn. Als gevolg hiervan waren bij het ter perse gaan van deze Horecanota een aantal zaken nog niet “rijp” om te worden opgenomen. Bewust is dan ook gekozen om de Horecanota losbladig uit te brengen. Nieuw beleid kan dan op eenvoudige wijze worden ingevoegd zodat een “verzamelband”van bestaand horecabeleid ontstaat.

In de nabije toekomst zullen de volgende onderwerpen aan de Horecanota worden toegevoegd:

 

9.1. Vrijstelling geluidsnormen levende muziek (12-dagen-regeling)

Zoals eerder is aangegeven zijn de wettelijke geluidsnormen voor levende muziek in horecabedrijven zo streng dat ze vrijwel altijd zullen worden overtreden. Op rijksniveau is dit ook onderkend. Dat heeft geleid tot aanpassing van de regelgeving.

De gemeente heeft nu de mogelijkheid gekregen om een horeca-ondernemer maximaal 12 keer -de 12-dagen regeling- per jaar ontheffing te verlenen van de gestelde geluidsnormen. Dit betekent overigens niet dat de ondernemer vrij spel heeft; overmatige hinder moet altijd worden voorkomen. Wel zal duidelijk zijn dat er meer mogelijk is. Een aantal van de in totaal 12 dagen zullen door de gemeente worden vastgesteld. Het gaat  bijvoorbeeld om dagen tijdens het Jazzfestival.

 

 

9.2. Kansspelautomaten

Met ingang van 1 juni 2000 is een wijziging van de Wet op de Kansspelen in werking getreden. Deze wijziging beoogt o.a. het terugdringen van kansspelautomaten in de horeca. Het is zeer goed mogelijk dat ook Delft de plaatsingsmogelijkheden voor kansspelautomaten zal moeten verminderen, hetgeen diep kan ingrijpen in de exploitatie van het horecabedrijf.

 

 

9.3.  Handhavingsschema

Gestreefd wordt naar een schema dat in één oogopslag duidelijk maakt welke regelingen  allemaal worden gehandhaafd (handhavingsmatrix). Ook zal worden bekeken of een stroomdiagram voor de horeca-ondernemer kan worden ontwikkeld dat laat zien welke stappen moeten worden gezet voor het verkrijgen van de benodigde vergunningen.

 

9.4. Toevoeging bedrijven in de binnenstad; Beleidsnotitie Horeca Binnenstad.

De afgelopen jaren is een restrictief beleid gevoerd ten aanzien van de horeca-ontwikkelingen van de binnenstad. Momenteel kan vastgesteld worden dat er toeneming van het aantal toeristen wordt voorzien. Verder zullen de komende jaren grote aantallen woningen gereed komen op Vinexbouwlokaties waaronder Ypenburg. Bij de Startnota Bestemmingsplan Binnenstad zijn deze mogelijke veranderingen gesignaleerd. Dit betekent dat in bescheiden mate aan een toeneming van het aantal bedrijven gedacht kan worden. Daarnaast is van belang dat de diverse uitgaansgebieden op een heldere wijze met elkaar in verbinding worden gebracht. Aan die verbindingsroutes zouden ook enkele bedrijven gevestigd kunnen worden. Voor het overige is van belang dat die routes duidelijke worden aangegeven en dat de inrichting van het openbaar gebied erop gericht is de bezoekers op een veilige wijze te begeleiden.

Bij de behandeling van de startnota in het Binnenstadsforum en in de raadscommissies is toegezegd dat er vóór het einde van 2000 een Beleidsnotitie Horeca Binnenstad ter tafel moet liggen die op voldoende wijze is voorbereid met de belanghebbende partijen. In deze beleidsnotitie zal aandacht worden geschonken aan de verbindingsroutes tussen de uitgaansgebieden, de kwaliteit, kwantiteit en de soort horecabedrijven in de binnenstad van Delft.

 

9.5. Nieuw bestemmingsplan voor de binnenstad.

 

Het is bedoeling dat vóór medio 2001 een nieuw bestemmingsplan voor de binnenstad gereed komt ter vervanging van de Technische Herziening komplan 1976 waaraan in september 1999 de algehele goedkeuring is onthouden als gevolg van een in 1995 gemaakte publicatiefout. Als aanloop naar het nieuwe bestemmingsplan heeft de raadscommissie in januari 2000 ingestemd met een Plan van Aanpak. Vervolgens is een Startnota Bestemmingsplan Binnenstad opgesteld waarin de belangrijkste onderwerpen worden belicht. De horeca is een belangrijke component van die nota en van het op te stellen bestemmingsplan. De uitkomsten van de eerder genoemde Beleidsnotitie Horeca binnenstad zullen erin worden verwerkt. Het plan wordt afgestemd met de bewoners en andere belanghebbende in de binnenstad, voornamelijk via het Binnenstadsforum. Als het (voo)ontwerpplan een inspraakfase heeft ondergaan en tevens voorzien is van een positief advies van de raadscommissie kan vooruitlopend op het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds medewerking worden gegeven aan plannen tot vestiging van bedrijven op de aangegeven plaatsen. De Leefmilieuverordening Horeca Binnenstad bevat een ontheffing met behulp waarvan de conserverende werking van de LMV doorbroken kan worden.

 

9.6 Opheffen bordeelverbod

Per 1 oktober 2000 wordt het bordeelverbod geschrapt uit het Wetboek van Strafrecht. Er is inmiddels beleid ontwikkeld om de vestiging van twee bordelen in Delft mogelijk te maken.