Bijlage  1

Richtlijnen brandveiligheid kamerverhuurinrichtingen < 500 m²

Bijlage behorende bij de toelichting art 6.1.1.e. van de Delftse bouwverordening

 

Kamerverhuurbedrijven kleiner dan 500 m² worden  op de volgende aspecten beoordeeld:

1.    constructieve veiligheid;

2.    beperking van de ontwikkeling van brand;

3.    beperking van uitbreiding van brand;

4.    vluchten en vluchtmogelijkheden;

5.    bestrijding van brand;

6.    technische installaties.

 

1.       Constructieve veiligheid

1.1        Trappen en vloeren waarover een vluchtmogelijkheid voert dienen een brandwerendheid te bezitten van 30 minuten met betrekking tot bezwijken;

1.2        Hoofddraagconstructie waarbij een verblijfsvloer hoger is gelegen dan 5 m. dient een brandwerendheid te bezitten van 30 minuten met betrekking tot bezwijken;

1.3        Hoofddraagcontrcutie waarbij een verblijfsvloer hoger is gelegen dan 13 m. dient een brandwerendheid te bezitten van 60 minuten met betrekking tot bezwijken.

 

2.       Beperking van de ontwikkeling van brand

2.1        De bijdrage tot brandvoortplanting voor wanden en plafonds dient te voldoen aan klasse 4;

2.2        De bijdrage tot brandvoortplanting voor wanden en plafonds in vluchtmogelijkheden dient te voldoen aan klasse 2;

2.3        De bijdrage tot brandvoortplanting voor vloeren dient te voldoen aan klasse T3;

2.4        De bijdrage tot brandvoortplanting voor vloeren in vluchtmogelijkheden dient te voldoen aan klasse T1.

 

3.       Beperking van uitbreiding van brand

3.1        De WBDBO tussen brandcompartimenten onderling dient 60 minuten te bedragen;

3.2        De WBDBO tussen subbrandcompartimenten onderling dient 30 minuten te bedragen;

3.3        De WBDBO tussen subbrandcompartimenten en overige ruimten, geen vluchtmogelijkheid zijnde, dient 30 minuten te bedragen;

3.4        De WBDBO tussen subbrandcompartimenten en de vluchtmogelijkheid dient 30 minuten te bedragen;

3.5        De WBDBO tussen een trappenhuis en de overige ruimten, met uitzondering van toiletruimten, dient 30 minuten te bedragen;

3.6        Alle deuren uitkomend op een vluchtmogelijkheid, m.u.v. van verblijfsruimten, dienen zelfsluitend te zijn;

3.7        Deuren van keukens uitkomend op een trappenhuis dienen zelfsluitend te zijn.

 

4.       Vluchten en vluchtmogelijkheden

4.1        Vanuit een (sub)brandcompartiment dient over tenminste twee onafhankelijke vluchtmogelijkheden gevlucht te kunnen worden.

4.2        Als uitzondering op de eis in punt 4.1 kan met 1 vluchtmogelijkheid worden volstaan indien:

a.         Indien de vloer van de verblijfsruimte lager is dan 3,0 meter boven het                              aangrenzend terrein en de verblijfsruimte tenminste beschikt over bijvoorbeeld

een openslaand raam met de afmetingen van tenminste 60 x 80 cm;

b.         Indien de situatie vergelijkbaar is als een zogenaamde portieksituatie met            maximaal 6 wooneenheden die rechtstreeks op de vluchtmogelijkheid

uitkomen en de vloerhoogte maximaal 6 m is;        

4.3        Rookgetal van wanden en plafonds in vluchtmogelijkheden dient 5,4 m1 te bedragen;

4.4        Rookgetal van wanden en plafonds in andere ruimten 10 m1 te bedragen.

 

5.       Bestrijden van brand

5.1        Iedere bouwlaag < 150 m2 dient te beschikken over een natblusser (N6);

5.2        Iedere bouwlaag > 150 m2 dient te beschikken over een minihaspel.

 

6.       Technische installaties

6.1        Een woning met een gebruiksoppervlak van minder dan 500 m2 en waarbij sprake is van meer dan 2 bouwlagen en welke in gebruik is als kamerverhuurinrichting voor meer dan 5 personen, moet zijn voorzien van rookmelders in de verkeersruimten en  verblijfsruimten ( zie bijlage rookmelders in woningen).

6.2        In iedere Verblijfsruimte (kamer) dienen aanwezig te zijn:    

a.  een geaarde, dubbele wandcontactdoos;

b.  een dubbele wandcontactdoos;

c.  een lichtpunt in het plafond met schakelaar op de muur.

6.3        In afwijking van 6.2 lid a. dienen in een Verblijfsruimte met opstelplaats voor een aanrecht of een kooktoestel, aanwezig te zijn: twee geaarde, dubbele wandcontactdozen.

6.4        Ter plaatse van de trap dient een lichtpunt te zijn aangebracht zodanig dat de bovenste traptrede verlicht kan worden. Het lichtpunt dient te worden bediend middels hotelschakelaars aan de boven- en onderaan de trap.

6.5        De elektrische installatie dient te zijn voorzien van een aardlekschakelaar.

6.6        De installaties voor gas en elektra dienen eens in de vijf jaar te worden gekeurd op basis van de NEN 1010 door een hiertoe gecertificeerd bedrijf.

Enige Begripsbepalingen

Als brandcompartiment wordt aangemerkt:

·       het totale gebouw;

·       één of meer met elkaar in verbinding staande afzonderlijke besloten ruimten waardoor geen vluchtmogelijkheid voert, met een totale gebruiksoppervlakte van niet meer dan 500 m2;

 

Als subbrandcompartiment wordt aangemerkt:

·       een verblijfsruimte met een oppervlakte van niet meer dan 40 m2;

·       één of meer met elkaar in verbinding staande afzonderlijke besloten ruimten waardoor geen vluchtmogelijkheid voert, met een totale gebruiksoppervlakte van minimaal 3,5 en maximaal 40 m2.