Nota

 

Datum

15-3-2001

Ons Kenmerk

01/007048

Opsteller

Peter Boekelman

Bijlagen

-2-

Onderwerp

Evaluaties woonruimteverdeling

en urgenties 1999

 

 


Inleiding

Hierbij worden u de evaluaties woonruimteverdeling en urgenties 1999 ter kennisname aangeboden.

Het was de bedoeling beide evaluaties in het najaar van 2000 gereed te hebben. Helaas is dat niet gelukt. Met name door personeel verloop in de tweede helft van 2000. Dit noopte tot het uitbesteden van het verzamelen van de gegevens voor de evaluatie.

 

Belangrijkste conclusies

In deze nota worden de belangrijkste conclusies van beide evaluaties kort belicht.

 

Conclusies woonruimteverdeling

 

Krapte woningvoorraad

Kort samengevat leert de evaluatie dat het aantal beschikbare woningen in 1999 beduidend lager ligt dan het jaar daarvoor. Om precies te zijn gaat het om 1.710 woningen tegen 2.143 in 1998. De afname van het aanbod wordt toegeschreven aan de volgende ontwikkelingen:

1.    lopende herstructureringsprojecten als de Delfgaauwse Weije en Wippolder

2.    minder opleveringen van nieuwbouw

3.    verstopping van de markt als gevolg van minder doorstroming naar de koopsector en verminderde belangstelling van zittende huurders binnen de huursector

 

Een andere ontwikkeling is dat het aantal reacties per woning sterk is gestegen. Dit laatste is met name het gevolg van het via de regionale krant en het internet adverteren van het Delftse woningaanbod.

 

De krapte heeft in het algemeen geleid tot minder mogelijkheden voor zowel starters als doorstromers.

Verder valt op dat voor huishoudens als ‘gezinnen met kinderen’ en ‘ouderen’ in 1999 minder woningen beschikbaar waren. Desondanks hebben corporaties zich ervoor ingespannen die woningen zoveel als mogelijk aan deze huishoudens aan te bieden. Daarmee is wat de gezinnen met kinderen betreft voldaan aan de volgende bestaande prestatieafspraak: “Partijen spreken af dat minimaal 50% van de eengezinswoningen wordt toegewezen aan huishoudens met kinderen beneden de leeftijd van 12 jaar.”

 

Enkele opvallende punten uit de evaluatie:

 

Slaagkans

De evaluatie bevestigt hetgeen al begin 2000 in de nota ‘Jongerenhuisvesting’ is geconcludeerd over de afgenomen slaagkans voor starters tot 30 jaar.

Daarnaast is ook de slaagkans voor doorstromers ten opzichte van voorgaande jaren afgenomen, van 22% naar 15%. Binnen de categorie doorstromers hebben de huishoudens met een woonduur tot maximaal 4 jaar en zij die behoren tot de doelgroep van beleid (met een inkomen tot maximaal ca. ƒ 48.000,00) nog de beste mogelijkheden; duidelijk is wel dat ook hun slaagkans ten opzichte van 1998 kleiner is geworden.

 

Zoals bekend is medio 2000 het project ‘slaagkans’ gestart. In de loop van 2001 wordt duidelijk wat de gevolgen zijn voor zowel starters als doorstromers.

 

Huisvesten van de doelgroep van beleid

Gemeente en corporaties hebben in 1997 een afspraak gemaakt over het huisvesten van huishoudens met een inkomen tot maximaal

ƒ 48.000 in de zogeheten kernvoorraad. Het gaat om woningen die in 1999 een maximale huurprijs hadden van ƒ 738/764 per maand. Onderdeel van de in 1997 gemaakte afspraak is dat slechts 20% van deze woningen verhuurd mag worden aan huishoudens met een inkomen tussen ca.

ƒ 48.000 en ƒ 60.000. In 1998 is al vastgesteld dat meer dan 20% van de kernvoorraad aan huishoudens met hogere inkomens is toegewezen. Ook in 1999 is dat weer het geval.

 

Over deze ontwikkeling is eind 2000 met de corporaties gesproken.

Zij hebben de volgende vier argumenten om de bestaande afspraak over de 20% te actualiseren en voor het vervolg uit te gaan van 25%.

Zo stellen zij dat:

·       er is een duidelijke vraag is van huishoudens met een inkomen tussen de ƒ 48.000 en ƒ 60.000 naar woningen uit de kernvoorraad. In een aantal gevallen betreft het jongeren die zich als starter op de Delftse woningmarkt begeven en hier kunnen blijven wonen;

·       door het huisvesten van huishoudens met een hoger inkomen de kans op eenzijdige opgebouwde complexen en buurten minder groot is;

·       de corporaties in Haaglanden samen de doelstellingen om minima te huisvesten halen.

·       zij op dit moment meer bewust labelen voor minima, zodat deze groep in Delft voldoende wordt bediend. De slaagkans van deze groep over 2000 is ca. 20%. In totaal zijn er dat jaar bijna 850 huishoudens gehuisvest.   In 1999 was de slaagkans slechts 15% en zijn nog geen 700 huishoudens gehuisvest.

 

Voorstel is dit punt te bespreken bij het actualiseren van de prestatieafspraken in het voorjaar van 2001.

 

Conclusies urgenties

Het aantal urgentie-aanvragen ligt in 1999 met 301 iets lager dan de 317 van 1998. Daarbij wordt wel aangetekend dat er in 1999 geen stadsvernieuwingsurgenten en urgente statushouders zijn geweest.

Per saldo is het aantal aanvragen voor sociaal en sociaal/medische urgentie toegenomen. Dat geldt ook voor het aantal op deze gronden toegekende urgenties.

Van de in 1999 beschikbare woningen is 8% bij urgenten terecht gekomen. 

Ten opzichte van 1998 hebben urgenten minder beslag gelegd op eengezins- en benedenwoningen. Dat heeft zeer waarschijnlijk te maken met het ontbreken van stadsvernieuwingsurgenten.

 

Voorstel

U wordt voorgesteld:

·       akkoord te gaan met de conclusies, zoals verwoord in de evaluaties woonruimteverdeling en urgenties 1999.

·       de nota ter kennisneming te zenden aan de commissie Leefbaarheid van 5 april a.s.


 

Peter Boekelman                     

beleidsmedewerker wonen

 

 

Paraaf hoofd                 d.d.