Hierbij worden u de
evaluaties woonruimteverdeling en urgenties 1999 ter kennisname aangeboden.
Het was de bedoeling
beide evaluaties in het najaar van 2000 gereed te hebben. Helaas is dat niet
gelukt. Met name door personeel verloop in de tweede helft van 2000. Dit noopte
tot het uitbesteden van het verzamelen van de gegevens voor de evaluatie.
Belangrijkste conclusies
In deze nota worden de
belangrijkste conclusies van beide evaluaties kort belicht.
Conclusies woonruimteverdeling
Krapte woningvoorraad
Kort samengevat leert de
evaluatie dat het aantal beschikbare woningen in 1999 beduidend lager ligt dan
het jaar daarvoor. Om precies te zijn gaat het om 1.710 woningen tegen 2.143 in
1998. De afname van het aanbod wordt toegeschreven aan de volgende ontwikkelingen:
1.
lopende herstructureringsprojecten als de Delfgaauwse Weije en Wippolder
2.
minder opleveringen van nieuwbouw
3.
verstopping van de markt als gevolg van minder doorstroming naar de
koopsector en verminderde belangstelling van zittende huurders binnen de
huursector
Een andere ontwikkeling
is dat het aantal reacties per woning sterk is gestegen. Dit laatste is met
name het gevolg van het via de regionale krant en het internet adverteren van
het Delftse woningaanbod.
De krapte heeft in het
algemeen geleid tot minder mogelijkheden voor zowel starters als doorstromers.
Verder valt op dat voor
huishoudens als ‘gezinnen met kinderen’ en ‘ouderen’ in 1999 minder woningen
beschikbaar waren. Desondanks hebben corporaties zich ervoor ingespannen die
woningen zoveel als mogelijk aan deze huishoudens aan te bieden. Daarmee is wat
de gezinnen met kinderen betreft voldaan aan de volgende bestaande
prestatieafspraak: “Partijen spreken af dat minimaal 50% van de
eengezinswoningen wordt toegewezen aan huishoudens met kinderen beneden de
leeftijd van 12 jaar.”
Enkele opvallende punten uit de evaluatie:
Slaagkans
De evaluatie bevestigt
hetgeen al begin 2000 in de nota ‘Jongerenhuisvesting’ is geconcludeerd over de
afgenomen slaagkans voor starters tot 30 jaar.
Daarnaast is ook de
slaagkans voor doorstromers ten opzichte van voorgaande jaren afgenomen, van
22% naar 15%. Binnen de categorie doorstromers hebben de huishoudens met een
woonduur tot maximaal 4 jaar en zij die behoren tot de doelgroep van beleid
(met een inkomen tot maximaal ca. ƒ 48.000,00) nog de beste mogelijkheden;
duidelijk is wel dat ook hun slaagkans ten opzichte van 1998 kleiner is
geworden.
Zoals bekend is medio 2000 het project ‘slaagkans’
gestart. In de loop van 2001 wordt duidelijk wat de gevolgen zijn voor zowel
starters als doorstromers.
Huisvesten van de
doelgroep van beleid
Gemeente en corporaties
hebben in 1997 een afspraak gemaakt over het huisvesten van huishoudens met een
inkomen tot maximaal
ƒ 48.000 in de zogeheten
kernvoorraad. Het gaat om woningen die in 1999 een maximale huurprijs hadden
van ƒ 738/764 per maand. Onderdeel van de in 1997 gemaakte afspraak is dat
slechts 20% van deze woningen verhuurd mag worden aan huishoudens met een
inkomen tussen ca.
ƒ 48.000 en ƒ 60.000. In
1998 is al vastgesteld dat meer dan 20% van de kernvoorraad aan huishoudens met
hogere inkomens is toegewezen. Ook in 1999 is dat weer het geval.
Over deze ontwikkeling is eind 2000 met de corporaties
gesproken.
Zij hebben de volgende vier argumenten om de bestaande
afspraak over de 20% te actualiseren en voor het vervolg uit te gaan van 25%.
Zo stellen zij dat:
· er is een duidelijke vraag is van huishoudens met een
inkomen tussen de ƒ 48.000 en ƒ 60.000 naar woningen uit de kernvoorraad. In
een aantal gevallen betreft het jongeren die zich als starter op de Delftse
woningmarkt begeven en hier kunnen blijven wonen;
· door het huisvesten van huishoudens met een hoger inkomen
de kans op eenzijdige opgebouwde complexen en buurten minder groot is;
· de corporaties in Haaglanden samen de doelstellingen om
minima te huisvesten halen.
· zij op dit moment meer bewust labelen voor minima, zodat
deze groep in Delft voldoende wordt bediend. De slaagkans van deze groep over
2000 is ca. 20%. In totaal zijn er dat jaar bijna 850 huishoudens
gehuisvest. In 1999 was de slaagkans
slechts 15% en zijn nog geen 700 huishoudens gehuisvest.
Voorstel
is dit punt te bespreken bij het actualiseren van de prestatieafspraken in het
voorjaar van 2001.
Conclusies urgenties
Het
aantal urgentie-aanvragen ligt in 1999 met 301 iets lager dan de 317 van 1998.
Daarbij wordt wel aangetekend dat er in 1999 geen stadsvernieuwingsurgenten en
urgente statushouders zijn geweest.
Per
saldo is het aantal aanvragen voor sociaal en sociaal/medische urgentie
toegenomen. Dat geldt ook voor het aantal op deze gronden toegekende urgenties.
Van
de in 1999 beschikbare woningen is 8% bij urgenten terecht gekomen.
Ten
opzichte van 1998 hebben urgenten minder beslag gelegd op eengezins- en
benedenwoningen. Dat heeft zeer waarschijnlijk te maken met het ontbreken van
stadsvernieuwingsurgenten.
Voorstel
U
wordt voorgesteld:
· akkoord te gaan met de
conclusies, zoals verwoord in de evaluaties woonruimteverdeling en urgenties
1999.
· de nota ter kennisneming
te zenden aan de commissie Leefbaarheid van 5 april a.s.
Paraaf hoofd d.d. |