Nota

 

Datum

17-04-2001

Ons Kenmerk

01/010570

Opsteller

Peter Boekelman

Bijlagen

-1-

Onderwerp

halfweg evaluatie

experiment slaagkans

 

 


Geacht college,

 

Op 1 juli 2000 is het experiment slaagkans gestart. Het experiment heeft een looptijd van één jaar, dus tot 1 juli 2001. Bij de start van het experiment is afgesproken dat halfweg en na een jaar wordt geëvalueerd.

De cijfers halfweg zijn maart jl. door Quintis gerapporteerd en daarna in overleg tussen gemeente en Delftse corporaties bewerkt. Het resultaat is in bijgaande notitie beschreven.

Deze oplegger is bedoeld om de hoofdlijnen van het experiment en de meest belangrijke conclusies en verdere acties aan te stippen.

 

Vertrekpunten en verwachtingen experiment

Het experiment gaat uit van het aanbod van zelfstandige woonruimten. Het werken volgens het principe van slaagkans moet leiden tot controleerbare afspraken tussen gemeente en corporaties om de positie van jongeren tot 30 jaar te verbeteren. Daarnaast moet het begrip slaagkans worden geïmplementeerd in het aanbodsysteem, waardoor de positie van jongeren wordt verbeterd.

De gemeenteraad heeft in april 2000 (als onderdeel van de besluitvorming over de nota jongerenhuisvesting) besloten dat 60% van de vrijkomende woningen specifieke aan starters moet worden toegewezen.

 

Meetbare effecten halfweg

In bijgaande notitie wordt meer uitgebreid ingegaan op de inhoud en doelstelling van het experiment alsmede de tussentijdse resultaten.

De halfweg gemeten resultaten zijn:

1) Het experiment heeft ertoe bijgedragen dat in de tweede helft van 2000, voor het eerst sinds jaren, de slaagkans van starters hoger is dan die van  doorstromers (16% tegen 15%). Wel valt op dat de gerealiseerde slaagkans procentueel lager ligt dan in voorgaande jaren. Het laatste is in heel Haaglanden het geval. De reden hiervan is een toename van het totaal aantal starters op de woningmarkt en vermindering van het aanbod.

 

2) Een ander effect van het experiment is dat alle groepen starters op een meer gelijkmatige wijze aan bod zijn gekomen.  De slaagkans voor jongeren tot 21 jaar en van 25 en 26 jarigen is nog steeds lager dan gemiddeld. Daarentegen is de categorie van 30 jaar te royaal bediend. De corporaties hebben afgesproken tot 1 juli 2001 meer gericht te adverteren.

 

3) Van de groep starters ouder dan 30 jaar valt op dat de categorieën tussen 31 en 35 jaar moeilijk aan woonruimte kunnen komen.

 

4) In de tweede helft van 2000 zijn de slaagkansen van minima en lagere inkomensgroepen verbeterd. Dit o.a. dankzij de inspanningen van de corporaties om conform de regionale prestatieafspraak 50% van de vrijkomende woningen aan deze groep toe te wijzen.

 

5) 57% van de beschikbare woningen zijn in de eerste helft van het experiment voor starters ingezet. De vooraf gestelde (bestuurlijke) doelstelling van 60% is daarmee nog niet gerealiseerd.

 

Inspanningen tweede helft 2000

a)  de corporaties labelen nog iets vaker voor starters om de afgesproken inzet van 60% van de vrijkomende woningen te kunnen realiseren;

b)  voor met name jonge starters worden bewuster gelabeld om de vooraf afgesproken verdeling van de 2, 3 en 4 kamerwoningen te realiseren;

c)  gerichter adverteren voor starters tot en met 21 jaar en voor 25 en 26 jarigen en minder aanbod voor starters vanaf 30 jaar;

d)  de eindevaluatie voor 1 oktober afronden.

 

Voorstel

1.   De (evaluatie)cijfers van slaagkans halfweg, inclusief de verdere inspanningen van de corporaties, nu voor kennisgeving aannemen.

2.   De cijfers ter kennisname te brengen van de commissie Leefbaarheid.

 

 

Peter Boekelman                                             

beleidsmedewerker wonen        

 

 

Paraaf hoofd,

d.d.