Aan: Het college van Burgemeester en wethouders

 

 

Betreft: Onderzoeksvoorstel gokverslaving

                                  

 

                                                           Delft, 20 september 2001

 

 

Geacht college,

 

Op 2 juli is in de raad het voorstel tot wijziging van de APV behandeld. Eén van de elementen uit het voorstel was door het toevoegen van afdeling 10 “Speelautomaten” de vestiging van twee speelautomatenhallen in Delft toe te staan. De raad nam echter een motie aan, waarin zij stelde vooralsnog niet met het wijzigingsvoorstel akkoord te willen gaan. De raad droeg het college op eerst een voorstel te maken voor een onderzoek naar het effect van speelautomatenhallen op de gokverslaving.

 

Op grond van de door de raad aangenomen motie kunnen de volgende onderzoeksvragen worden geformuleerd:

 

1.       Wat is de omvang van gokverslaving in de gemeente Delft?

2.       Welke effecten heeft de vestiging van een speelautomatenhal gehad op de omvang van gokverslaving in, qua grootte en bevolkingssamenstelling, met Delft vergelijkbare gemeenten?

3.       Welke effecten hebben eventuele andere verruimingen van het speelautomatenbeleid gehad op de omvang van gokverslaving in met Delft vergelijkbare gemeenten?

4.       Welke effecten heeft een eventuele beperking in het toestaan van kansspelautomaten in met Delft vergelijkbare gemeenten gehad op het aantal gokverslaafden in die gemeenten?

5.       Wat zou, bij vestiging van een speelautomatenhal, noodzakelijk preventiebeleid moeten zijn?

 

In een onderzoek dat inzicht probeert te verkrijgen in de gevolgen die vestiging van een speelautomatenhal zal hebben op de mate van gokverslaving in Delft, behoeven niet alle bovenstaande vraagstellingen aan de orde te komen. Het lijkt verwarrend, wanneer andere verruimingen in speelautomatenbeleid bij het onderzoek worden betrokken. In dit geval is immers slechts de vestiging van een speelautomatenhal aan de orde. Bovendien is het de vraag welke verruimingen dan aan de orde zouden moeten zijn. Afgezien van de legalisering van kansspelautomaten in 1986 heeft de overheid het aantal kansspelautomaten de laatste jaren alsmaar teruggedrongen, met als sluitstuk de nieuwe Wet op de Kansspelen, die kansspelautomaten alleen nog maar toestaat in hoogdrempelige inrichtingen en speelautomatenhallen. Mochten zich echter in de onder 3 genoemde gemeenten op dit punt opvallende zaken voordoen, dan worden die geregistreerd.

Enigszins in het verlengde ligt de vierde onderzoeksvraag. Een vraag naar de gevolgen van een beperking van het toestaan van kansspelautomaten is op dit moment niet aan de orde. De wet biedt de gemeente op dat punt geen keuzevrijheid.

De vijfde vraag richt zich op een concreet voorstel indien tot vestiging wordt besloten. In de voorbereiding van de nieuwe Wet op de Kansspelen is aan het preventiebeleid al uitgebreid aandacht geschonken. Samen met de hulpverlening is gekomen tot een aantal voorwaarden, waaraan (de medewerkers van) speelautomatenhallen moeten voldoen. De hulpverlening denkt hiermee voldoende waarborgen te hebben ingebouwd om het risico van gokverslaving als gevolg van het bezoeken van een speelautomatenhal tot een minimum te beperken.

Deze eisen aan de exploitatie van een speelautomatenhal en (eventuele) nadere eisen zullen eerst bij een definitief verordeningsvoorstel aan de orde zijn en zullen ook een rol moeten spelen bij de selectie van een exploitant. De vestiging van een hal in Delft zal tot een maatwerkpakket moeten leiden. Het is daarom verstandig bij dit onderzoek de elders toegepaste preventieafspraken in kaart te brengen en de ervaringen ermee te registreren.

 


Het voorgaande in beschouwing nemend, is het raadzaam een onderzoek te doen uitvoeren, waarin de volgende vragen met betrekking tot de relatie tussen een speelautomatenhal en de mate van gokverslaving aan de orde komen.

 

1.       Wat is de omvang van gokverslaving in de gemeente Delft?

2.       Welke ontwikkeling is hierin opgetreden en hoe verhoudt deze zich tot de landelijke gegevens?

3.       Welke effecten heeft de vestiging van een speelautomatenhal gehad op de omvang van gokverslaving in, qua grootte en bevolkingssamenstelling, met Delft vergelijkbare gemeenten?

4.       Breng in die gemeenten van kracht zijnde preventieafspraken en de ervaringen ermee, in kaart.

 

Het onderzoek zal, na voorlegging van dit voorstel aan de commissie Leefbaarheid, op de kortst mogelijke termijn door een extern bureau worden uitgevoerd. De onderzoeksresultaten zullen aan de gemeenteraad worden voorgelegd, samen met een eventueel verordeningsvoorstel.

 

 

Voorstel:

1.       Akkoord gaan met bovenstaande onderzoeksvragen, waarna deze voorgelegd kunnen worden aan een gecombineerde commissie Leefbaarheid/WZO.

2.       De onderzoeksresultaten zo spoedig mogelijk ter kennis brengen van de gemeenteraad.

 

 

 

JS