Met
het aantreden van het college in 1998 is het ‘wijkgericht werken’ een van de
belangrijkste uitgangspunten van beleid geworden. Hierin staat de wijkaanpak
centraal, waarbij de bewoners van Delft, diverse organisaties en de gemeente
tezamen rond de thema’s leefbaarheid, welzijn, wonen, werk, veiligheid etc. een
wijkplan en wijkprogramma samenstellen. De wijkplancyclus
(wijkbeschrijving-wijkplan-wijkprogramma-wijkbudget) is nu een eerste keer
voltooid en is het moment daar om te kijken hoe deze cyclus is verlopen en met
name wat de rol van de Delftse inwoners hierbij is geweest en hoe zij zijn
betrokken bij het proces van wijkgericht werken.
Wanneer
de wijkplannen worden voorgelegd in de raadscommissie ontstaat er dikwijls een
discussie over de (mate van) betrokkenheid van bewoners en de vraag of hier
democratische legitimiteit aan gekoppeld kan en/of mag worden. Het thema rond
de wijkdemocratie en participatie van bewoners leeft bijzonder onder de
(vertegenwoordigers van) bewoners, raadsleden en college.
Om
de interesse en de discussie rond bewonersparticipatie zo volledig mogelijk te
benutten is de werkconferentie ‘De stem van de wijk’ georganiseerd. Inzet is om
ideeën en gedachten van bewoners, professionals, raadsleden en
vertegenwoordigers van de gemeente hierover los te maken. Deze notitie is
daarbij een hulpmiddel/leidraad. De notitie geeft niet alleen de stand van
zaken weer omtrent de betrokkenheid van bewoners bij het gemeentebeleid, maar
is ook bedoeld als bijdrage aan de discussies tussen de diverse deelnemers. De
uitkomsten van de werkconferentie kunnen een aanzet zijn voor het verder
uitbouwen en verfijnen van het huidige beleid ten aanzien van
bewonersparticipatie, dat een duurzame beleidsbeďnvloeding voorstaat.
Een
van de belangrijkste doelstellingen in het collegeprogramma van 1998-2002 is de
‘wijkgerichte aanpak’: de vraagstukken rond leefbaarheid in brede zin moeten
meer dan voorheen aangepakt worden in dialoog met bewoners, corporaties,
politie en andere betrokkenen. De wijk moet schoner, heler en veiliger, maar
ook socialer en democratischer. Hierbij wordt de aandacht niet meer alleen op
de ‘harde’ sectoren zoals ruimtelijke ordening, volkshuisvesting, verkeer en
economie gelegd, maar ook verlegd naar de ‘zachte’ sectoren zoals welzijn,
veiligheid, sport, cultuur etc.
Daarnaast
wordt het inzetten van diverse vormen van participatie bij het ontwikkelen van
beleid een duidelijk streven. Actief en passief deelnemen aan beleid is geen
vanzelfsprekend gegeven bij bewoners en organisaties. Binnen een overzichtelijk participatieproces kan hun bijdrage
goed worden benut. Ook binnen de gemeente is een omschakeling nodig; men moet
meer vanuit de burger redeneren en volgens de logica van de burger oplossingen
zoeken, zonder daarbij de logica van de professionele organisatie los te laten.
Indien
bewoners niet actief betrokken zijn bij het oplossen van problemen, zal de
leefbaarheid ook niet ten volle kunnen verbeteren; geen resultaat zonder
betrokkenheid. “Workshops, werkteams, publieke debatten, conferenties,
stadsgesprekken en structureel overleg zijn vormen van participatie die we
inzetten bij het ontwikkelen van beleid. We streven naar participatie 'op de
juiste maat en schaal'. Dit willen we bereiken door te variëren in de
toepassing van participatievormen. Het College realiseert zich dat goede
participatie duidelijkheid vereist over het te doorlopen proces, in tijd,
tussenstappen, te realiseren producten en te besteden middelen. Door een
overzichtelijk proces, relatief korte doorlooptijd en het juist 'managen' van
verwachtingen voorkomen we teleurstellingen. In de eerste jaren zal zeker
sprake zijn van een leerproces, waarin we zoeken naar de beste aanpak.” [1]
Met
de nota ‘Knopen in de wijk’ uit 1998 is de start gemaakt met het wijkgericht
werken en het opwaarderen van de ‘zachte’ sectoren in de wijk. Het doel is om
binnen elke wijk (minus de binnenstad) een netwerk te verkrijgen door samenhang
te brengen in de afzonderlijke beleidsgebieden zoals welzijn, sport, onderwijs,
veiligheid, woningbouwbeleid. Uitgangspunt is dat de gemeente niet de grote
bepaler is, maar als medespeler optreedt. Diverse vertegenwoordigingen van
bewoners, jongeren, migranten, etc. worden bij deze netwerkaanpak betrokken. De
gemeente behoudt hierbij enige regie om sturing en ondersteuning te bieden aan
het netwerk en de beoogde participatie daarbij.
Het wijknetwerk dat zo
ontstaat herbergt diverse partijen die mee kunnen denken, praten en bepalen wat
er in de wijk moet gebeuren. Dit netwerk kan wisselen van samenstelling. Al
naar gelang het onderwerp kunnen bijvoorbeeld verschillende wijkbewoners en
belangenorganisaties zich aansluiten bij het netwerk. Deze netwerkgedachte
beoogt de samenhang in de wijk te vergroten en de betrokkenheid bij zaken die
in de wijk spelen te bevorderen. De leefbaarheid en maatschappelijke
participatie wordt op deze manier groter.
Om
de doelstellingen daadwerkelijk concreet te maken, is als eerste een
startnotitie wijkgericht werken geformuleerd met medewerking van een aantal
belangrijke partners in Delft. Deze startnotitie is vervolgens besproken met
diverse partijen (woonkoepel, buurthuisbesturen, corporaties, welzijnswerkers en
andere professionals) en voorgelegd aan de commissie leefbaarheid.
De
notitie voorziet in een cyclische aanpak van het wijkgericht werken. Delft
wordt opgedeeld in 7 wijken en voor de 6 woonwijken wordt een wijkbeschrijving,
wijkplan en wijkprogramma gemaakt. Voor de binnenstad wordt een apart integraal
binnenstadsbeleid geformuleerd.
Inmiddels
zijn voor de zes wijken Tanthof, Voorhof, Buitenhof, Hof van Delft, Wippolder
en Vrijenban wijkbeschrijvingen gemaakt waarin objectieve en subjectieve
gegevens over de wijk staan. De wijkbeschrijvingen vormen de basis voor de
wijkplannen die met betrokkenen zijn gemaakt. Het uitgangspunt bij de
wijkplannen is dat deze de gewenste ontwikkelingen aangeven voor de komende
vier jaar. Hierbij is het streven naar een visie op de wijk niet altijd even
goed uit de verf gekomen, omdat met name wijkbewoners een sterke focus hebben
op de dagelijkse problemen. Bovendien is gebleken dat het vertalen van
stedelijk beleid in wijkbeleid niet altijd eenvoudig is.
De
vorming van de wijkplannen is recent afgerond. Het wijkplan vormt op haar beurt
de basis voor het wijkprogramma, waarin de concrete projecten en maatregelen
voor het komende jaar in samenspraak met wijkbewoners worden voorgesteld. Voor
de wijken Tanthof en Voorhof is een programma gereed. Voor de wijken Buitenhof,
Hof van Delft, Wippolder en Vrijenban is het wijkprogramma ook recent afgerond.
Bij de programma’s zijn ook de bijbehorende wijkbestedingsvoorstellen gereed
voor dit lopende jaar. Zij geven de verdeling weer van het wijkbudget.
Wijkcoördinatieteam
Om
het wijkgericht werken kracht bij te zetten en te kunnen uitvoeren is er
gewerkt aan het formeren van wijkcoördinatieteams bestaande uit een
wijkcoördinator, wijkagent, wijkopbouwwerker en een wijkopzichter. Dit team
functioneert als informatiebron en spil tussen bewoners, instellingen (politie,
corporatie, welzijnsinstellingen) en gemeente. Dit team poogt de betrokkenheid
van bewoners bij hun wijk te vergroten. Ook zijn zij actief betrokken bij de
wijkplancyclus. De wijkcoördinator en de wijkopzichter krijgen vragen en
meldingen vanuit de wijk binnen veelal over de openbare ruimte en bedenken een
eerste oplossingsrichting, waarbij de meldingen vaak doorgegeven kunnen worden
aan de diverse vakteams. De wijkopbouwwerker heeft tot taak de participatie van
bewoners in de wijk te vergroten door een bewonersplatform en/of werkgroepen
rond diverse thema’s die van belang zijn in de wijk op te bouwen en te
begeleiden.
Om
de betrokkenheid en participatie van bewoners bij hun wijk te vergroten zijn in
april 2001 wijkbudgetten door de raad toegekend aan alle wijken. Voor de zeven
wijken is een totaalbedrag van fl. 1.650.000,- (€ 748737,-) aan wijkbudgetten
ingesteld en daarbij een knelpuntenpot van fl.25.000,- (€ 11345,-) per wijk.
Bewoners kunnen hierbij zelf initiatief nemen door ideeën in te dienen en aan
te geven welke problemen prioriteit hebben om opgelost te worden. In overleg
met de wijkcoördinator wordt het geld besteed. Bewoners kunnen dus
een grote invloed op de besteding van het wijkbudget hebben. Na slechts een
korte ervaring met de wijkbudgetten is echter wel gebleken dat met name
bestedingen aan de openbare ruimte en ‘harde’ sectoren de voorkeur krijgen van
de bewoners. Kennelijk voert het op orde hebben van de eigen zichtbare
leefomgeving de boventoon en zijn de ‘zachte’ sectoren vooralsnog minder
belangrijk voor de bewoners.
Daarnaast is met de corporatie Delftwonen en de
projectontwikkelaar Bohemen het plan
‘Wijkaandelen Minervaplein’ opgesteld. In deze buurt worden aandelen uitgegeven
waarbij bewoners op een nieuwe manier worden betrokken bij de planvorming en
besluitvorming rond stedelijke herstructurering. Het wijkaandelensysteem is
erop gericht de individuele inzet en inbreng van bewoners te belonen met
aandelen. Die aandelen geven enerzijds (een grotere mate van) invloed op
planontwikkeling en beheer (bewoners brengen hun stem uit) en anderzijds
financiële voordelen in ruil voor de getoonde betrokkenheid bij de wijk.
Om
tot wijkprogramma’s te komen is in de wijkplancyclus veelvuldig gebruik gemaakt
van diverse vormen van bewonersparticpatie. Er hebben wijkgesprekken tussen
bestuurders en bewoners plaatsgevonden, er zijn per wijk reactieformulieren
verspreid, waarop klachten en wensen konden worden aangegeven en er zijn
wijkbijeenkomsten van professionals met vertegenwoordigers van bewoners,
instanties en bedrijven gehouden in het kader van het wijknetwerk. Om dieper op
een aantal zaken in te gaan zijn wijkpanels geformeerd, waarin een
representatieve groep bewoners hun visie op onderwerpen gaf en met elkaar in
discussie ging. De wijkplannen die mede op basis van de informatie uit de
diverse participatiebijeenkomsten voortkwamen, zijn aan de wijk gepresenteerd
door middel van een wijkmarkt. Daarnaast is voor de informatievoorziening
gebruik gemaakt van sandwichborden, flyers, de stadskrant en de lokale pers.
Bij het maken voor de laatste wijkplannen voor de Wippolder en Hof van Delft is
elke bewoner persoonlijk benaderd door een brief, waarin de mogelijkheid werd
geboden tekstvoorstellen te doen voor het wijkplan, hun algemene opvatting
kenbaar te maken door aanwezig te zijn bij de bespreking van dit wijkplan in
een wijkvergadering.
|
Aantal
bewoners per wijk |
Inventarisatiefase
(meedenken in diverse wijkbijeenkomsten) |
60
- 80 |
Retourneren
reactieformulieren |
60 |
60 |
|
Wijkmarkten |
100
- 175 |
Bewonersplatform |
10
- 15 |
Binnen elke wijk heeft de
opbouwwerker de taak een bewonersplatform te formeren en hier inhoudelijke en
organisatorische ondersteuning aan te geven. Voor 2 wijken is inmiddels een
goed lopend platform gerealiseerd. Voor de overige wijken zijn deze in
ontwikkeling. In de platforms nemen bewoners zitting, maar vertegenwoordigen
niet een groep of deel van de wijk. Zij nemen deel op persoonlijke titel en naar
gelang het onderwerp kunnen bewoners aanschuiven of terugtrekken uit het overleg. Er zijn geen verplichtingen bij de
deelname. De platforms functioneren als ‘de oren en ogen’ van de wijk en levert
een grote betrokkenheid op en past goed in de netwerkstructuur van wijkgericht
werken.
Bewoners zijn niet alleen
betrokken bij de wijkplancyclus, ook bij diverse projecten en thema’s hebben
bewoners actief geparticipeerd. Dit is niet alleen gebeurd door formele
inspraakmogelijkheden te scheppen (reageren op plannen), maar ook door
veelvuldig de dialoog aan te gaan met de betrokken bewoners. Bewoners werd
gevraagd hun mening op beleidsonderdelen te geven, door hen bewust te betrekken
bij de planvorming en hen uit te nodigen voor bewonersoverleggen. Dit gebeurde
onder andere bij de verdeling en prioritering van de EZH-gelden; het
parkeerbeleid; de herinrichting van speelplaatsen; de schoonmaakkaravaan; de
veegplannen.
|
Aantal
bewoners |
Parkeerbeleid
Olofsbuurt en Westerkwartier (per
avond) |
200 |
Instellen
30-km gebied Tanthof Oost |
150 |
Herinrichting
speelplaatsen (per speelplek) |
10
- 50 |
Schoonmaakkarvaan
(per wijk) |
120
- 375 |
Veegplannen
(per wijk) |
10
- 15 |
100
– 200 |
Daarnaast
kan worden gewezen op de participatie van jongeren bij het jeugd- en
jongerenbeleid bijvoorbeeld bij de buitenruimte van de Culture, bij de
invulling van het Brede Schoolprogramma via wijkwerkgroepen en het realiseren
van een centrale skatevoorziening in de stad. In het kader van de wijkeconomie
is samen met winkeliers en bewoners een project opgestart rond de herinrichting
van het winkelcentrum De Dasstraat in de wijk Tanthof.
Uit het voorgaande blijkt
dat met het aantreden van het huidige college het wijkgericht werken en de
actieve deelname van Delftse bewoners en diverse externe instellingen/partijen
bij het beleid hoog op de politieke agenda is komen te staan. Even zo
belangrijk is of de wijkbewoner zelf (actief) participeert en zich betrokken
voelt bij het gemeentebeleid en de leefbaarheid in zijn/haar wijk.
De inzet van het college om de betrokkenheid van
wijkbewoners te vergroten is met diverse participatie-instrumenten vormgegeven.
De te kiezen participatievormen zullen echter altijd toegesneden moeten zijn op
het onderwerp dat aan de orde is. Het maakt nogal verschil of het gaat om de
verdeling van de EZH-gelden of de herinrichting van een speelplaats. Dit lijkt
een open deur, maar voor een nadere analyse is het handig de verschillende
niveaus van participatie te onderscheiden: a) stedelijk niveau, b) wijkniveau
en c) buurt- en straatniveau.
Projecten
op die op het stedelijke niveau liggen zijn bijvoorbeeld: de EZH-campagne, het
Delfts Ontwikkelingsprogramma en het herinrichten van de Markt. Kenmerk van dit
soort projecten is, dat ze uniek zijn en er daarom per geval een bijpassende
communicatiestrategie wordt ontwikkeld volgens de dan heersende opvattingen hoe
burgers te informeren en bij het project te betrekken.
Als het gaat om projecten
op buurtniveau wordt er veelal gekozen voor een projectmatige aanpak. Sinds de
opkomst van de stadsvernieuwing heeft Delft hier nu ruim vijfentwintig jaar
ervaring mee en zijn er goede resultaten bereikt. In de huidige
herstructureringsprojecten zijn weliswaar de verhoudingen tussen de deelnemende
partijen gewijzigd, maar de projectmatige aanpak uit de stadsvernieuwing is in
aangepaste vorm nog steeds goed bruikbaar. Het kleinste schaalniveau van gebiedsontwikkeling
betreft: de straat, het plein, de speelplek en het plantsoen. Sinds jaar en dag
wordt hier een heel directe participatiemethode gehanteerd. Alle omwonenden
worden uitgenodigd om mee te praten en mee te denken over de oplossing van
problemen in de openbare ruimte. Uit ervaringen blijkt dat de betrokkenheid
zeer groot is; bewoners maken gebruik van de inspraakmogelijkheden en nemen
actief deel aan overleg. Deze participatiewijze blijkt dan ook goed te werken.
Geconcludeerd kan worden dat de interactieve voorbereiding van projecten op
buurt- en straatniveau algemeen wordt geaccepteerd en leidt tot de gewenste
resultaten. Er is daarom geen aanleiding dit nu ter discussie te stellen.
Met
de introductie van het wijkgericht werken is er niet alleen een ander
schaalniveau ingevoerd (tussen stedelijk en buurt- en straatniveau in), maar
zijn er ook nieuwe planfiguren geďntroduceerd, zoals het duurzaamheidsplan, het
wijkplan en het wijkprogramma. Delft had tot drie jaar geleden geen ervaring met
het werken op wijkniveau. In die zin moet de afgelopen periode als een
pioniersfase worden gezien, waarin voor de communicatie met de bevolking
diverse vormen zijn uitgeprobeerd.
Het
is gebleken dat het wijkgericht werken in meerdere opzichten nogal verschilt van het werken op buurtniveau. Dit
heeft alles te maken met de gekozen schaalgrootte van de wijk: een inwonertal
van 10.000-20.000. De zeven gekozen wijken zijn in wezen statistische eenheden,
opgebouwd uit 27 buurten. Zo’n statistische eenheid komt niet overeen met de
belevingswereld van de bewoner. Een bewoner van de Paxlaan zal zich betrokken
voelen bij de Olofsbuurt maar niet bij de Hoornse Hof, die ook tot dezelfde
wijk behoort. Van vertegenwoordigende principes kan op wijkniveau geen sprake zijn,
tenzij het systeem van gekozen wijkraden wordt ingevoerd. Wijkraden zijn een te
zwaar middel op de schaal van Delft en vergroten de bureaucratisering, die nu
juist niet gewenst is bij de wijkaanpak.
Ook
is gebleken is dat bewoners op wijkniveau voornamelijk zijn gefocust op
beheersaspecten als schoon, heel en veilig en minder op de ontwikkeling van de wijk als geheel. Het
wijkniveau lijkt buiten het gezichtsveld van de wijkbewoner te liggen.
Daarnaast is vaak sprake van projecten die meerdere wijken beslaan en dus op
stedelijk niveau opgepakt moeten worden. Het begrip wijkontwikkeling was hierin
niet echt hanteerbaar, vandaar dat het onderscheid tussen wijkbeheersplan en
wijkontwikkelingsplan al snel is verlaten.
Al
te gemakkelijk zou nu de conclusie getrokken kunnen worden dat het gekozen
schaalniveau niet juist is. De wijkindeling is echter een vorm van rayonering
op grond van organisatorische principes. Bij de gekozen schaalgrootte is het
haalbaar diverse wijkfunctionarissen in te zetten die als team de schakel
tussen de bevolking en een aantal instituties vormt. De wijkfunctionarissen
halen hun informatie uit hun netwerken en communiceren daarover in
bewonersplatforms en in werkgroepen. Deze informele organisatievorm wordt door
de professionals positief gewaardeerd. Vanuit bewoners zijn er wisselende
geluiden. De conferentie is er nadrukkelijk voor bedoeld ‘de stem van de
wijk’ in deze te horen.
Er
resteert echter nog een belangrijk vraagstuk. Het betrekken van ‘de wijk’ bij wijkbrede aangelegenheden zoals het
wijkprogramma en de verdeling van het wijkbudget is een moeilijke opgave
gebleken. In wezen is ‘de wijk’ een
fictie in de zin dat het een verzameling van 15.000 individuen is. Hiermee is
ook het vraagstuk van de democratische legitimatie geduid, waar vanuit de raad
aandacht voor wordt gevraagd.
Het speelveld beweegt zich tussen twee uitersten. Aan
de ene kant is het mogelijk het wijkprogramma en de verdeling van het
wijkbudget in de Stadskrant te publiceren en bewoners in de gelegenheid stellen
hier schriftelijk op te reageren. Aan de andere kant van het spectrum wordt
iedereen persoonlijk geďnformeerd en kan iedereen (boven 12 jaar) een stem
uitbrengen. Hier is een vergelijking te trekken met de EZH-campagne. De
eerstgenoemde methode zal weinig betrokkenheid genereren en dus voorbijgaan aan
de kern van het wijkgericht werken. De andere methode is erg kostbaar vanwege
de gigantische papierstroom die wordt opgewekt, die ongetwijfeld gepaard gaat
met bureaucratische tendensen.
De
centrale vraag hierbij is dan ook ‘hoe regel je de bewonersinvloed op
wijkniveau?’
Olga van Kalles
bestuursassistent