aan |
onderwerp |
van |
datum |
Aanleiding
Wijkgericht werken is sinds
1998 niet meer uit Delft weg te denken. Daarbij gaat het om een gezamenlijke
invulling van thema’s als leefbaarheid, welzijn, wonen, werk, veiligheid in
wijkplannen en wijkprogramma’s. Er is sprake van een cyclisch proces dat start
met de wijkbeschrijving, waarna een wijkplan en een wijkprogramma worden
opgesteld en besluit met het wijkbudget. In de raadscommissie vindt regelmatig
discussie plaats over allerlei aspecten van de wijkaanpak. Het gaat dan vooral
over onderwerpen als de mate van betrokkenheid van wijkbewoners, over
democratische legitimatie, over beleid en uitvoering.
De werkconferentie die de
gemeente Delft samen met de Woonkoepel op 28 november 2001 heeft georganiseerd
was, zoals de titel zegt, bedoeld om de
‘stem van de wijk’ te horen en aldus inspiratie op te doen voor de toekomst van
de wijkaanpak.
Programma wijkconferentie
Het
programma van de conferentie zag er als volgt uit:
Opening door Wethouder Leefbaarheid Jan Torenstra
Deventer Wijkaanpak door
Monique Peltenburg
Bestuurlijk perspectief
van de wijkaanpak door Pieter Tops
Rondetafelgesprek met
zes bewoners
Electronisch stemmen
over 15 stellingen
Afsluiting door Wethouder Leefbaarheid Jan Torenstra
Op
de bijeenkomst waren 137 mensen aanwezig: 65 bewoners, 13 raadsleden en 59
professionals.
Opening door wethouder Jan Torenstra
Wethouder
Jan Torenstra heet de aanwezigen
welkom en geeft zijn visie op de wijkaanpak. Doel van de wijkaanpak is om
betere en completere wijken in Delft te krijgen, waarover de bewoners tevreden
zijn. Daarvoor is samenspraak en samenwerking nodig. Zelf hanteert hij een open
bestuursstijl, die wel de ontwikkelingsrichting aangeeft, maar niet alles van
te voren dichttimmert. Hij heeft grote waardering voor alle vrijwilligers die
zich de afgelopen jaren voor de wijkaanpak ingespannen hebben. De basis voor de
wijkaanpak is de afgelopen drie jaar gelegd, maar het kan allemaal nog beter en
sterker. De logica van de mensen is niet die van de bureaucratie. Toch hoeft
dit elkaar niet uit te sluiten: ‘Samen dezelfde kant op vegen is makkelijker
dan tegen elkaar in’. Torenstra geeft bij het begin van de conferentie alvast
twee zaken mee: ‘Het moet sneller en met steun van een groter deel van de
bewoners.’ Vanavond wil Torenstra vooral luisteren en zich openstellen voor
allerlei suggesties om de Delftse wijkaanpak te verbeteren.
Deventer wijkaanpak door Monique
Peltenburg
Sinds
1992 streeft de wijkaanpak in Deventer volgens Monique Peltenburg naar meer zeggenschap van bewoners over
leefbaarheid. Deventer wil de kwaliteit van de woon- en leefomgeving verbeteren
vanuit de gedachte dat tegelijkertijd de sociale cohesie en netwerken versterkt
worden. Dit betekent het aanmoedigen van eigen initiatief en het afstemmen van
gemeentelijke diensten op behoeften en wensen van bewoners.
De
aanpak begint dan ook bij de bewoners. Zij moeten wensen, prioriteiten,
oplossingen en eigen bijdragen aangeven. De gemeente speelt hier vervolgens op
in. Opvallend was dat bewoners in eerste instantie nogal passief reageerden:
‘Laat de overheid dat maar regelen’. Door voor een aanpak te kiezen met
bewonersonder-steuning in de vorm van een zogenaamde loodsgroep - een
wijkambtenaar en een loodsopbouwwerker – en aanvullend opbouwwerk in te zetten,
is de houding van de burgers veranderd, nu zij zien dat ze zelf veel voor
elkaar kunnen krijgen.
Jaarlijks
vindt een herhaling plaats van drie basisstappen. Tijdens de eerste stap worden
problemen, wensen en ideeën van bewoners ten aanzien van de kwaliteit van wonen
en leven in kaart gebracht. Bewoners worden gestimuleerd om ideeën voor
oplossingen van problemen of het realiseren van hun wensen aan te dragen, en
aan te geven wat zij zelf kunnen bijdragen. In de tweede stap bepalen bewoners
welke zaken prioriteit verdienen om de kwaliteit van wonen en leven in de wijk
te verbeteren. Dit leidt uiteindelijk tot het wijkplan. Tijdens fase 3 staat de
uitvoering van het wijkplan centraal.
De
aan te pakken onderwerpen worden verdeeld in vier categorieën. (1) De snelle
acties, als bijvoorbeeld straatfeesten, kunnen meteen worden opgepakt; (2) er
zijn zaken die in taakgroepen van bewoners en gemeentelijke vertegenwoordigers
uitgevoerd worden; (3) onderwerpen die regulier opgepakt moeten worden door
gemeentelijke diensten als de reiniging of groen en (4) zaken die van
bestuurlijk/politieke aard zijn. Bij de eerste twee categoriën zijn in Deventer
de bewoners nadrukkelijk betrokken bij de uitvoering.
Na
negen jaar wijkaanpak in Deventer valt te constateren dat de pluspunten van
deze werkwijze zijn dat er meer en nauwere contacten tussen bewoners, gemeenten
en instanties zijn ontstaan. Ook zijn de contacten tussen bewoners onderling
behoorlijk versterkt. De gemeente is meer wijkgericht gaan werken, dus de
bewoners hebben meer invloed op de gemeente gekregen en worden steeds meer
betrokken. Daardoor is de leefbaarheid en de veiligheidssituatie vergroot is,
of, zoals Peltenburg het zelf zegt, ‘ze zijn in ieder geval minder
verslechterd’.
Peltenburg
geeft tegelijkertijd toe dat er ook minder succesvolle kanten aan de wijkaanpak
zitten. Minpunten zijn dat het resultaat van de wijkaanpak als het gaat om de
bijdrage aan de leefbaarheid en veiligheid toch nog beperkt is (zo blijft afval
een issue). De beelden over leefbaarheid verschillen, waardoor er geen
eenduidig idee bestaat waar het met de wijkaanpak (in de toekomst) heen moet.
Wijkaanpak wordt vaak geassocieerd met beheerszaken, met de korte termijn. Om
kansen voor de lange termijn niet te laten liggen, wordt sinds 1996 ook gewerkt
met wijkontwikkelings-perspectieven (WOP’s), die in feite een tweede instrument
van wijkgericht werken in Deventer zijn. Ook blijkt gaandeweg dat het lastig is
om de sociaal-economische problemen op wijkniveau aan te pakken. Deze zijn in
veel gevallen wijkoverstijgend.
Hoe
is het mogelijk om op basis van bovenstaande de zeggenschap en de
bewonersinvloed te vergroten? Directe invloed hebben bewoners in Deventer via
besteding van het wijkbudget en het mobiliseren van extra middelen. Indirect
kunnen bewoners via de gemeenteraad en via de programmering en besteding van de
reguliere budgetten zeggenschap hebben. Uitdagingen voor de wijkaanpak liggen
in het verhogen van de agendavormende potentie van de wijkaanpak, dus voor de
(middel)lange termijn. Hier ligt ook een rol voor de wijkambtenaren. De wijkambtenaren
spelen een grote rol bij het tot stand brengen van veranderingsprocessen binnen
de gemeente zelf. Het idee is om hen een grotere rol met meer bevoegdheden te
geven bij het inbrengen van wensen, signalen en ideeën van bewoners in het
beleid en de programmering van de gemeente en betrokken organisaties.
Reflecties op de wijkaanpak door prof.
Pieter Tops (KUB)
In
Nederland bestaat een Stedennetwerk van een stuk of tien gemeenten die een
bepaalde vorm van wijkaanpak volgen. Professor Pieter Tops, hoogleraar
bestuurskunde aan de Katholieke Universiteit van Brabant, was initiatiefnemer
van het netwerk en is er thans als adviseur aan verbonden. Delft maakt ook deel
uit van het Stedennetwerk.
Tops
begint zijn inleiding met de opmerking ‘dat wijkgericht werken in is; er zit
iets in de lucht, waaruit je kunt halen dat besturen van steden alleen maar
goed kan gaan als er ook goed is nagedacht over hoe je met je wijken omgaat’.
Een valkuil bij de wijkaanpak is volgens Tops het niet betrekken van de bewoners.
Wat zij belangrijk vinden is hun eigen menselijk leed. Dat komt ook naar voren
in de situatie in Deventer.
Een
centrale vraag bij de wijkaanpak is: ‘Hoe voorkomen we bureaucratisering? Hoe
houden we het fris?’ In veel gevallen is er sprake van een botsing tussen de
institutionele en de situationele logica der dingen, volgens Tops.
Institutionele logica is op te vatten als de planning van het taakveld. Dat
heeft dus te maken met de rationaliteiten van vaak grote organisaties, van
procedures en afspraken, van formulieren en voorschriften. De situationele
logica duidt op wat mensen van concrete dingen vinden. Nu is het de kunst bij
de wijkaanpak om het zó te organiseren dat mensen iets van die concreetheid
herkennen in de manier waarop een grote gemeentelijke organisatie dingen
uitvoert. Dat ze samen één kant op vegen. En de uitgangspunten van de
wijkaanpak overeind blijven. Goed wijkgericht werken is dan om de situationele
logica ruimte te geven binnen de
institutionele logica.
Openheid
is hierbij cruciaal. Tops legt de nadruk op de openheid van bestuurders, het
mandaat (beslissingsbevoegdheid) voor de wijkcoördinatoren, die ook
daadwerkelijk steun krijgen van de politiek en enthousiaste bewoners. Met deze
elementen heeft de aanpak een goede kans van slagen. Tops noemt drie
succesfactoren voor de wijkaanpak: (1) Het goed omgaan en organiseren van
externe druk. Wijkaanpak opereert altijd vanuit maatschappelijke druk met
stevige interessante programma’s. Vragen en problemen vanuit de bevolking dus.
(2) Zorg daarnaast dat er een gedreven projectleider is, die hiermee uit de
voeten kan en die ook ruimte vrij maakt voor anderen, met name binnen het
gemeentelijke apparaat. (3) Tot slot is voor de gehele aanpak
politiek-bestuurlijke dekking nodig.
Wat
betekent dit nu voor de rol van de gemeente? Hoe kan een gemeenteraadslid
controle houden op de gang van zaken? Tops is van mening dat het een verkeerd
uitgangspunt is om alles in plannen te willen vatten. ‘De wensen van de
gemeenteraad om alles helder te krijgen en te plannen is ‘fout’ zou ik bijna
zeggen’. Hij waarschuwt om vooral niet in de valkuil van enorme
planningsparades te vallen, want dan heeft niemand er plezier meer in. En
krijgt de institutionele logica de overhand. Juist het plezier is de kracht van
wijkgericht werken, voor iedereen.
Hij
doet vijf suggesties voor gemeenteraadsleden/de raad voor het laten slagen van
de wijkaanpak:
1.
Wees er regelmatig in de
wijk bij, daar waar het gebeurt. In de rol van maatschappelijk toezichthouder.
2.
Stel een commissie in
voor Maatschappelijke Verkenningen.
3.
Houd de doelmatigheid
van wijkgericht werken in de gaten.
4.
Laat de burgemeester de
kwaliteit van burgerparticipatie in de gaten houden.
5.
Voor de verdeling van
het budget zou gedacht kunnen worden aan een Verordening op het Wijkgericht
werken.
Rondetafelgesprek
Aan
tafel voor het rondetafelgesprek
zitten zes bewoners uit de wijken Vrijenban, Buitenhof, Poptahof, Voorhof en
Tanthof. Zij vertellen over hun ervaringen met de gemeentelijke wijkaanpak.
De
heer Laros uit Vrijenban neemt deel aan het Wijkbeheer overleg. Recentelijk
heeft de wijk last van vandalisme in het buurthuis, waar de bijeenkomsten
plaats vinden. Er vindt hierover inmiddels al overleg met de gemeente plaats.
In
een ander deel van Vrijenban woont Mevrouw van Schaick. Zij heeft positieve
woorden over de aanpak en laagdrempelige benadering van raadsleden. Er is een
goede wijkcoördinator, dus nu gaat het een stuk beter dan in het begin.
Mevrouw
van Bommel woont in Tanthof West en vindt het bewonersplatform erg leuk. Ze is
benaderd door gemeente om hierin zitting te nemen. Positief zijn de acties voor
de bibliotheek en het wijkcafé.
In
Poptahof wonen meer dan 33 nationaliteiten. Mevrouw Manggrprow is daar actief.
Ze geeft toe dat de wijkaanpak hier moeilijk op gang komt. Er wonen veel
asielzoekers, die ieder met heel eigen problemen worstelen. Betrokkenheid bij
wijkzaken is dan ook moeilijk. Ze is verheugd over het feit dat er
speelcontainers voor de kinderen zijn gekomen. Zelf wordt ze regelmatig aangeklampt
door bewoners, die haar inmiddels weten te vinden en met veel persoonlijke
vragen komen.
De
heer Kruidhof uit Buitenhof is voorzitter van het bewonersplatform
Belangenvereni-
ging
Zuidwest. 35% van de Buitenhofbewoners is hier lid van. Hij karakteriseert zijn
wijk als ‘de hemel van Delft’. De eerste tien jaar werkte de gemeente vooral
voor zichzelf, zo leek het. Er was ook weinig inspraak van de bewoners. De
laatste jaren gaat veel beter. Dit komt onder meer door het wijkgericht werken.
Ambtenaren zijn goed bereikbaar.
Dhr.
Wypkema woont in Voorhof en is lid van de Belangenvereniging. De vereniging wil
niet in een afhankelijke positie van de gemeente terecht komen. De vereniging
zoekt bewust naar een ‘balance of power’. Volgens de heer Wypkema is ‘inspraak
zonder inzicht anarchie’. Nu is het een stuk beter. Er is ook goede
wijkvoorlichting.
Het
beeld dat deze bewoners oproepen, is er één van gematigd optimisme. Elk heeft
wel een kritische noot bij concrete voorbeelden. Maar uit hun verhalen blijkt
ook een enthousiasme en geloof in de aanpak van de gemeente. Men voelt zich
gesteund bij hun problemen en veel mensen zien dat de gemeente het beste met ze
voor heeft. Ook al is de inzet van middelen misschien niet altijd de juiste.
Geen van de panelleden roept om een bijsturing van de aanpak. De algemene
indruk die het gesprek achterlaat is dat de bewoners zich serieus genomen
voelen door de gemeente Delft.
Na
de pauze konden de aanwezigen electronisch
stemmen. Aan de hand van 15 stellingen konden bewoners, raadsleden en
professionals hun mening geven. De vragen zijn in vijf clusters opgedeeld. De
eerste conclusie die naar voren komt, is dat de aanwezigen de informatie huis-aan-huis verspreid
willen zien en dat er meer in moet staan dan over het algemeen via de
Stadskrant wordt gegeven.
Bij
participatie komt uit de bus dat een
wijkplatform een prima middel is. Vooral de bewoners en professionals kunnen
hun problemen kwijt op de wijkmarkten. Opvallend is dat ruim tweederde van de
bewoners de wijken te groot vindt voor zinvol overleg.
Voor
de verdeling van de wijkbudgetten
vinden de bewoners het geen slecht idee dat de wijkcoördinator dat doet, als
deze maar voldoende ruimte geeft aan de stem van de wijk. De opvattingen in de
gemeenteraad wijken hier sterk vanaf.
Bewoners,
professionals en raadsleden zijn het eens over de verantwoordelijkheid van de bewoners. Tweederde is het eens dat
bewoners zelf een grote rol hebben in het tegengaan van zwerfvuil en overlast.
En hoe meer zeggenschap ze hebben, hoe verantwoordelijker ze zich zullen
voelen, is de overheersende mening.
De
waardering van de wijkaanpak geeft
een uitslag die eigenlijk haaks staat op de sfeer en de reacties van de
aanwezigen. Er moet nog veel gebeuren om van zichtbare resultaten van de
wijkaanpak te kunnen spreken, blijkt uit de stemming. Opvallend is dat deze
uitslag tegelijkertijd door de deelnemers zelf genuanceerd wordt. Een aantal
mensen uit de zaal relativeert de uitslag met de opmerking dat nog niet elke
wijk de volle drie jaar meedraait en dat vele aandachtspunten op de lange
termijn spelen. Men is zich bewust van de inspanningen en goede bedoelingen van
de gemeente, maar men heeft bij deze vraag de resultaten getoetst aan een
idealtypische situatie in de wijken. En die is nog niet bereikt.
In
zijn slotwoord zegt Jan Torenstra dat
hij de avond als heel positief heeft ervaren. Hij ziet het de goede kant opgaan
met de wijkaanpak. Dat het nog niet voor honderd procent gelukt is, begrijpt
hij. Reagerend op de enquęte zegt hij gehoopt te hebben op meer, maar hij is
niet verbaasd door de uitslag. ‘Ik ben drie jaar geleden begonnen met niets. En
ook in Deventer hebben ze na tien jaar wijkaanpak nog problemen met het
oplossen van de zaken die het meest dichtbij de mensen staan, zoals het zwerfvuil.
Hij geeft toe dat de uitvoering soms lang op zich laat wachten; ‘niet altijd
zijn resultaten zichtbaar.’ De wethouder is blij met de toon van de mensen aan
de rondetafel, die betrokken en positief is. Uit de tips van Tops haalt
Torenstra dat het bezoeken van raadsleden aan wijken goed kan werken.
De
uitkomsten van de miniconfentie en de uitslag van de enquęte worden verwerkt in
een verslag. Bovendien zal een nota worden gemaakt waarin de wethouder een
protocol voorstelt voor de wijkaanpak. Dit moet ervoor zorgen dat duidelijk is
aan welke eisen de participatie van bewoners bij de wijkaanpak moet
voldoen.