Woonruimteverdeling
Delft 2000
Gemeente Delft
December
2001
1. Inleiding.
Deze evaluatie heeft tot doel inzicht te verschaffen in de
koppelingen van vraag en aanbod in de markt voor huurwoningen in het jaar 2000.
Deze gegevens over koppelingen brengen een deel van de woningmarkt nauwkeurig
in beeld, namelijk de vrijkomende woningen in combinatie met de geslaagde
woningzoekenden. Met behulp van hierbij verzamelde gegevens is het mogelijk
enige uitspraken over de woningmarkt als geheel te doen, uitdrukkelijk niet om
deze volledig in beeld te brengen.
Met name is gebruik gemaakt van rapportages van de regio
Haaglanden (verhuur- en aanbodrapportage) en de SVH (Marktbarometer
Haaglanden). Dit maakt het mogelijk een vergelijking te maken tussen Delft
en andere gemeenten in de regio.
Anderzijds brengt het gebruik van deze gegevens met zich mee dat de informatie
niet op alle punten vergelijkbaar is met de informatie zoals die in voorgaande
jaren in jaarverslagen werd gepresenteerd.
Inhoudelijk is vooral het experiment met slaagkans voor
starters een wijziging in het gehanteerde toewijzingssysteem. Hierover vindt
een afzonderlijke rapportage plaats.
In dit stuk wordt eerst een kort overzicht gegeven van de
vrijkomende woningen, vervolgens van de woningzoekenden, die een woning kregen
toegewezen. Tenslotte volgen enkele concluderende opmerkingen.
2. Woningvoorraad
In het jaar 2000 hebben in Delft 2080 verhuringen
plaatsgevonden. Daarmee is het niveau van het aantal verhuringen weer ongeveer
op het niveau van de voorgaande jaren met uitzondering van 1999 toen slechts
1710 woningen beschikbaar kwamen.
Huurprijzen:
De huurprijzen zijn ingedeeld volgens de normen van de
regelgeving inzake huursubsidie.
huurprijs |
aantal woningen % |
tot kwaliteitsgrens (fl 634.-, goedkoop) |
966 46% |
tot aftoppingsgrens (fl 973.-, betaalbaar) |
956 46% |
boven aftoppingsgrens (duur) |
157 8% |
onbekend |
1 |
In de tabel valt te lezen dat de grote meerderheid van de
vrijkomende woningen behoort tot de categorieen goedkoop en betaalbaar. Met betrekking tot deze woningen gelden
afspraken met de corporaties over de verhouding huur : inkomen bij
toewijzing.
Vergeleken met andere gemeenten in de Haaglanden komen in
Delft relatief veel woningen met een huur tot de kwaliteitsgrens vrij en minder
woningen in de categorie tot de aftoppingsgrens. Dure huurwoningen halen,
behalve in Pynacker, nergens in de regio een hoog percentage.
1-3 kamers |
1441 69% |
4-5 kamers |
566 27% |
grote woning |
73 4% |
Meer dan 2/3 van de vrijkomende woningen zijn kleine
woningen. Dit komt echter overeen met het percentage kleine huishoudens, dat
actief op zoek is naar een woning.
Ook van de samenstelling van de woningvoorraad in de regio
wijken deze cijfers weinig af.
Woningtype:
eengezinswoning |
160 8% |
benedenwoning |
89 4% |
portiekwoning |
275 13% |
flat zonder lift |
50 2% |
flat met lift |
513 25% |
maisonnete |
119 6% |
hat-woning |
534 26% |
miva-woning |
3 0% |
zorg/aanleunwoning |
16 1% |
bovenwoning |
94 5% |
onzelfstandige hat-woning |
2 0% |
seniorenwoning |
24 1% |
complex-woning |
12 1% |
onbekend |
189 9% |
|
|
|
|
Opvallend is het lage aantal eengezinswoningen dat vrijkomt.
Eengezinswoningen maken ongeveer 1/3 deel van de voorraad uit, in heel
Nederland is dat twee maal zoveel. Blijkbaar is niet alleen de voorraad
eengezinswoningen in Delft gering, maar ook de doorstroming binnen die
woningen.
Samenstelling van de woningvoorraad binnen de
regio-gemeenten verschilt onderling zeer.
Zo kent het aanbod (vrijkomende woningen)van de gemeente Den
Haag slechts 4% eengezinswoningen, Rijswijk 27% en Wassenaar 44%.
Hoewel in ieder woningtype de vraag het aanbod overtreft
zijn er onderling grote verschillen. Deze verschillen kunnen worden aangegeven
met de marktscore, dit is het gemiddeld aantal woningzoekenden per aangeboden
woning.
Deze score is voor Delft 5,6, net beneden het regionale
gemiddelde van 5,9. Gemiddeld reageren dus per aangeboden woning iets minder
dan 6 huishoudens.
Binnen de Delftse woningvoorraad scoren de eengezinswoningen
hoog (10 en hoger), terwijl eenkamerwoningen het laagst scoren (2,8). Ook grote
meergezinswoningen scoren beneden gemiddeld. Deze zijn blijkbaar niet populair
bij gezinnen, terwijl ze aan kleine huishoudens niet toegewezen worden.
Ook kan per wijk een marktscore worden bepaald. In Delft
scoort de Poptahof relatief laag met 4,5. Overigens is van verhuurproblemen in
deze wijk nog geen sprake. Delft Oost en Wippolder, die in het regionale volkshuisvestingsplan voor
de Haaglanden als kwetsbare gebieden
worden aangemerkt hebben geen lage marktscore.
3. Woningzoekenden
Starters laten bij verhuizing geen zelfstandige woonruimte
achter, doorstromers doen dat wel. Als toewijzingscriterium geldt volgens de
regionale huisvestingsverordening bij starters de leeftijd, bij doorstromers de
bewoningsduur . Vrijkomende woningen werden als volgt onder woningzoekenden
verdeeld:
woning voor doorstromer |
778 |
woning voor starter |
921 |
woning voor starter en doorstromer |
9 |
woning voor overigen |
327 |
totaal |
2080 |
Overigen zijn in dit verband huishoudens die niet als
starter of doorstromer een woning kregen toegewezen, zoals
stadsvernieuwingskandidaten, urgenten en statushouders.
Het blijkt dat , voor zover bekend, 44% van de woningen is
toegewezen aan doorstromers, 56% aan starters. Dit betekent een toename van het
percentage starters (49% in 1999), hetgeen in overeenstemming is met de
geformuleerde doelstellingen in het kader van het “slaagkans experiment”.
Van de kandidaten, die een woning in Delft accepteren, komt
60% uit Delft, 15% uit Den Haag, 9%
elders uit de regio en 16% van buiten de regio. Dit beeld wijkt niet sterk af
van de herkomstcijfers van afgelopen jaar.
Van de Delftse woningzoekenden, die een woning accepteerden,
slaagde 80% in Delft, 20% vertrok naar
elders. Inwoners van Delft zijn blijkbaar trouw aan hun stad. Van de inwoners
van Rijswijk, Voorburg en Nootdorp vertrekken
respectievelijk 59, 66 en 69% van de geslaagde woningzoekenden.
Het blijkt dat inwoners van Delft minder reageren op
vrijkomende woningen in andere regio-gemeenten.
Inkomensgroepen:
In het volgende schema is te zien bij aan welke
inkomensgroepen de vrijgekomen huurwoningen zijn toegewezen.
Huur: tot kwaliteitsgrens aftoppingsgrens boven aftoppingsgr
totaal
Inkomensgroepen |
|
|
|
|
Minima |
46% |
27% |
2% |
34% |
overige doelgroep |
31% |
34% |
5% |
30% |
niet-doelgroep |
16% |
34% |
85% |
29% |
onbekend |
7% |
6% |
8% |
6% |
|
100%=966 |
100%=956 |
100%=157 |
100%=2080 |
Goedkope huurwoningen zijn in bijna 80% van de gevallen aan
huishoudens uit de doelgroep toegewezen, voor woningen tot de aftoppingsgrens
is dat nog altijd meer dan 60%. Boven de aftoppingsgrens wordt nog zeer weinig
aan de doelgroep toegewezen.
Bijzondere groepen:
Van de grote gezinnen (5 personen en meer) kregen er 64 een
huurwoning toegewezen, 3% van het totale aanbod. Dit komt ongeveer overeen met
hun aandeel van de verhuisgeneigde huishoudens.
Jongeren t/m 29 jaar (starters en doorstromers) kregen 38%
van de woningen en zijn daarmee iets oververtegenwoordigd.
Voor doorstromers was de gemiddelde woonduur bij toewijzing
11 jaar. Voor starters was de gemiddelde leeftijd bij toewijzing 33 jaar.
Dit is iets gunstiger dan in de gehele regio Haaglanden,
waar deze cijfers 13 en 36 bedragen.
In vergelijking met voorgaande jaren blijkt echter de
woonduur bij toewijzing stijgende: In 1999 was het percentage geslaagde
doorstromers met een bewoningsduur van meer dan 10 jaar slechts 14
Naast de geslaagden zijn velen woningzoekend in Delft. Aan
de hand van het insturen van woonbonnen zijn deze te herleiden tot 11193
huishoudens, 4793 doorstromers en 6396 starters.
Bij ruim 2000 verhuringen
betekent dit aantal woningzoekenden dat 18% van het aantal
woningzoekenden binnen een jaar een woning heeft kunnen betrekken. Dit wordt de
slaagkans van de woningzoekende genoemd.
Ten opzichte van 1999
(13%) is in 2000 de slaagkans toegenomen.. Dit komt zowel door een afname van het aantal
woningzoekenden (in 1999 12.695) als door een toename van het aantal
vrijkomende woningen.
Deze slaagkans kan worden berekend voor verschillende
categorieen woningzoekenden.
Uit cijfers van de “marktbarometer” Haaglanden blijkt, dat
er in Delft weinig verschil in slaagkans bestaat tussen starters en
doorstromers.
Wel worden in Delft doorstromende ouderen(65+) beter bediend
dan gemiddeld met een slaagkans tot 42% (1 persoons huishouden, behorend tot
doelgroep). Jongere meerpersoonshuishoudens worden slechter bediend als het
huishouden niet behoort tot de doelgroep. De slaagkans voor doorstromers in
deze categorie is 14%.
Voor starters is de situatie soms nog ongunstiger: een
meerpersoonshuishouden, jonger dan 23 en niet behorend tot de doelgroep heeft
maar 1% kans op een woning.
Een alleenstaande, ouder dan 23 en behorend tot de doelgroep
is hier het best af: Slaagkans 29%.
Natuurlijk gaat het hier om een gemiddelde slaagkans, die
niet gerelateerd is aan de werkelijke kans van een huishouden: Het samenwonend
stel dat vorig jaar een driekamer-appartement heeft betrokken en nu op zoek is
naar een eengezinswoning heeft een slaagkans van praktisch 0. (te weinig opgebouwde
woonduur), al is hun statistische slaagkans 22%.
Slaagkans is een instrument om verschillende categorieen
huishoudens in verschillende gebieden met elkaar te kunnen vergelijken. Binnen de regionale markt blijken zich,
volgens de “marktbarometer, geen echte uitschieters te bevinden. Leidschendam
biedt de meeste slaagkans met 19%, Rijswijk de minste met 15%
Nieuw is het Experiment in Delft om de slaagkans beter te
spreiden over het bestand woningzoekende starters. Dit gebeurt door het aanbod
voor starters op te splitsen in een aantal leeftijdsklassen en vrijkomende
woningen gelijkmatig over deze klassen te verdelen. In dit kader wordt ook het
percentage toewijzingen aan starters verder opgevoerd. Evaluatie van dit
experiment vindt afzonderlijk plaats.
4. Conclusie.
Ontspanning op de woningmarkt voor huurwoningen is nog niet
aan de orde. Het slaagkanscijfer geeft aan dat iedere woningzoekende gemiddeld
meer dan 5 jaar op een woning zou moeten wachten. Door toewijzingscriteria kan
de werkelijke wachttijd echter sterk varieren.
Toewijzingscriteria zijn onderwerp van lokaal en regionaal
overleg. Spreiding van slaagkans is in dit verband een onderwerp waarvoor
voorstellen nog dienen te worden uitgewerkt.
Een tweede opgave is het handhaven van de doorzichtigheid
van het systeem . Het buiten de normale
toewijzingsregels om verdelen van woningen dient daarom binnen de perken te
blijven. De gemeente maakt in voorkomende situaties gebruik van de bevoegdheid
om de hardheidsclausule toe te passen. Daarover maken gemeente en corporaties
afspraken. Het spreekt voor zich dat dit slechts sporadisch gebeurt.,
bijvoorbeeld om tegemoet te komen aan de vraag naar woningen voor personeel uit
schaarse beroepen (brandweer, ziekenhuis, leraren.). Daarnaast stemmen gemeente
en corporaties zorgvuldig af of het gewenst is om woningen buiten de krant of
afwijkend van de bestaande (passendheids)criteria toe te wijzen. Dat kan
bijvoorbeeld nodig zijn om de voortgang van herstructureringsprojecten te
garanderen.
Op korte termijn kan verder een situatie ontstaan waarbij de
kwantitatieve tekorten de kwalitatieve ontwikkeling van de bestaande
woningvoorraad vertraagt.
Op grond van voorspellingen, die o.a. voortkomen uit het
woningbehoefte-onderzoek (WBO), kan worden verwacht dat binnen enkele
jaren de verhoudingen op de woningmarkt
grondig zullen wijzigen. Een afnemende schaarste kan ertoe leiden dat aan de
kwantitatieve en kwalitatieve vraag in veel hogere mate kan worden voldaan.
Hierop wordt nu reeds geanticipeerd, o.a. door het gezamenlijk in beeld brengen
van woningmarktontwikkelingen door gemeente en corporaties en door het
formuleren van maatregelen die leiden
tot de noodzakelijke aanpassingen in woningvoorraad en woonomgeving.