INTEGRAAL  VEILIGHEIDSBELEID   DELFT

 

 

 

 

PROJECT VEILIG WONEN

 

 

 

 

 

 

 

EINDVERSLAG VOORBEREIDINGSFASE

 

 

 

 

 

 

 

Projectgroep VEILIG WONEN                                               DELFT,  oktober 2001

 

INLEIDING

Het project VEILIG WONEN is gestart als onderdeel van het Integraal Veiligheidsbeleid Delft, maar sluit tevens aan bij de locale implementatie van het landelijke project Politiekeurmerk Veilig Wonen® (PKVW). In het project werken samen de politie, de woningcorporaties, de woonconsumenten en de gemeente. In de loop van 2000 zijn een aantal verkenningen gedaan en is in kleine werkgroepen gewerkt aan een aantal thema’s. De resultaten van de voorbereidingsfase treft u in dit verslag. Eigenlijk is de voorbereiding nog niet geheel afgerond, maar wel is er voldoende algemene informatie verzameld en uitgewisseld om nu met concrete activiteiten te starten. In de hoofdstukken Uitvoering en Proefprojecten wordt geschetst wat die activiteiten inhouden.

 

Om de aanpak en de voorstellen goed te begrijpen is enige uitleg over het Politiekeurmerk Veilig WonenÒ nodig. Daartoe is een hoofdstuk Veilig Wonen – Wat is dat ? opgenomen. Het “registrated mark”-symbool Ògeeft aan, dat het hier niet om een los idee gaat, maar om een aan strenge eisen gebonden keurmerk, dat garant staat voor een behoorlijk veiligheidsniveau en veiligheidsgevoel. Bij PKVW wordt onderscheid gemaakt tussen nieuwbouw en bestaande bouw en worden eisen gehanteerd voor drie aspecten: de woning, het wooncomplex (of woongebouw) en de woonomgeving. Bij bestaande bouw kan per aspect een deelcertificaat worden verkregen, al blijft het doel ook hier aan alle eisen te voldoen. Bij nieuwbouw moeten echter alle drie de aspecten voldoende scoren om het keurmerk te verkrijgen.

 

Ook in de procedure zijn er verschillen tussen bestaande bouw en nieuwbouw. Deze verschillen komen in de Protocollen nader aan de orde. Vooral in de uitvoering is het van belang, dat aan het PKVW de nodige eisen zijn verbonden. Deze hebben niet alleen betrekking op de toe te passen materialen (hang- & sluitwerk, rookmelders, etc.) maar ook op de kwaliteit van de uitvoering. Deze mag in de bestaande bouw alleen plaatsvinden door of onder verantwoordelijkheid van erkende PKVW-bedrijven, waarvan in de regio het aantal groeiende is. Voor uitgesproken handige doe-het-zelvers is het mogelijk de werkzaamheden zelf uit te voeren en daarna door één van deze bedrijven tegen betaling te laten keuren, maar meestal is het aan te bevelen de hele klus aan zo’n bedrijf over te laten. Bij nieuwbouw dienen geattesteerde gevelelementen te worden toegepast.

 

De certificeringseisen beperken ook de mogelijkheden om concrete resultaten te boeken met de suggestie om klussenploegen via de Dienstenwinkel in te schakelen. In het hoofdstuk Uitvoering komt aan de orde welke mogelijkheden er wel zijn. Daarbij is duidelijk dat deze inzet een win-win-win-situatie kan opleveren: werk-aan-de-winkel voor de klussenploegen, goedkope arbeidskracht voor de PKVW-bedrijven en een korting voor de bewoners van de te beveiligen woningen. Gemeenschapsgeld hoeft deze inzet dus niet te kosten. Voor zover we nu kunnen bezien kosten alleen algemene voorlichtingsactiviteiten, een gerichte inventarisatie in één van de proefprojecten en een evaluatie geld. Meer hierover vinden we in het Communicatieplan (bijlage 7).

 

Qua financiering van Veilig Wonen-activiteiten is in de projectgroep al snel vastgesteld, dat het geen zin heeft een subsidieregeling in te stellen voor alle Delftse woningen. Daarvoor is onvoldoende geld beschikbaar en als slechts luttele bedragen per woning te vergeven zijn, trekken die bewoners niet over de streep, terwijl ze verhoudingsgewijs teveel bureaucratie met zich meebrengen. Op basis van dit soort overwegingen heeft de werkgroep Financiering geen actief bestaan gekend, zeker niet toen bleek, dat ook de mogelijke inzet van de klussenploegen geen gemeenschapsgeld zou vergen. In het hoofdstuk Vervolgacties komt het aspect financiën echter wel aan bod en wordt gepleit voor gerichte inzet van middelen, in eerste instantie voor het aanpassen van de woonomgeving, wanneer de woningen door de eigenaren worden aangepast aan de eisen van het PKVW.

 

Vooruitlopend daarop wordt hier al vast opgemerkt, dat de gemeente zelf op het punt woonomgeving meer moet doen om het PKVW  voor nieuwbouw in een bestaande situatie niet bij voorbaat te doen mislukken. De Delftse normen voor openbare verlichting zijn reeds op het vereiste niveau voor PKVW, maar worden alleen toegepast als de hele woonomgeving “op de schop gaat”. Voor nieuwbouwprojecten, die als vervanging, invulling of verdichting in een bestaande omgeving worden ingepast, moet tenminste de openbare verlichting worden gecontroleerd en zonodig verbeterd om het PKVW-label te kunnen verkrijgen.

 

Tenslotte is het vermeldenswaard, dat deelname aan de projectgroep voor diverse partijen als “eye-opener” heeft gewerkt en bij de corporaties, die actief waren vertegenwoordigd, de aanzet vormt om voor Veilig Wonen beleid te gaan ontwikkelen.
VEILIG WONEN – WAT IS DAT ?

 

Veilig Wonen in de zin van het gelijknamige PolitieKeurmerk is een instrument met de nodige status. Om het PKVW  te verkrijgen of – bij bestaande bouw - één of meer deelcertificaten, moet men aan strenge eisen voldoen, die soms flinke investeringen vergen. Als dit voor één aspect niet lukt – we noemen als voorbeeld niet geheel toevallig de woonomgeving, in het bijzonder de verlichting van gemeenschappelijke achterpaden – dan verkrijgt men het keurmerk niet. Dat wil overigens niet zeggen dat de inspanningen zinloos zijn, want doorgaans levert ook de uitvoering van een beperkt pakket aan maatregelen al meer veiligheid op.

 

Het is terecht, dat strakke eisen worden gehanteerd en nageleefd om de status van het geregistreerde kenmerk in stand te houden, maar ook zonder aan deze eisen te voldoen kan het wonen veiliger worden gemaakt. Laten we zeggen dat het keurmerk staat voor een zeven. Wie z’n woning weet te beveiligen van nu een zware onvoldoende tot een mager zesje, haalt de eisen dus niet, maar heeft het de gemiddelde inbreker wel lastiger gemaakt om zijn slag te slaan.

 

Dat we het keurmerk “slechts” een zeven*) toekennen, betekent dat je nog veel meer kunt doen aan veiligheid van huis en omgeving. Het PKVW  is geen garantie tegen inbraak; zo’n garantie bestaat niet. Door een scala van maatregelen wordt bereikt, dat de gemiddelde inbreker tenminste drie minuten nodig heeft voor de eigenlijke braak. Dat lijkt heel kort, maar inclusief voorbereidingen gaat het om 10 à 15 minuten en als de inbraak meer tijd kost laat het gros van de inbrekers het kennelijk afweten. De buit moet met weinig tijd en weinig lawaai te bemachtigen zijn, anders laten ze het liever aan de echte professionals over en daar zijn er gelukkig veel minder van.

*) De eisen van het PKVW gaan uit van de gemiddelde huisraad en kostbaarheden in een woning. Wanneer in een woning veel kostbaarheden aanwezig zijn, moeten volgens PKVW  extra maatregelen worden genomen, om een 8 of een 9 te scoren.

 

Het is overigens bewust beleid om de eisen niet hoger op te schroeven. De exponentiële meerkosten daarvan wegen niet op tegen de meerwaarde, terwijl het beleid mikt op een brede en niet op een elitaire toepassing. Verdergaande maatregelen hebben al snel een “big brother”-achtige uitstraling of doen denken aan vestingwerken. Dergelijke ingrepen maken het misschien wel lastiger voor inbrekers doordat ze meer tijd vragen dan genoemde drie minuten, maar ze wekken vaak ook de indruk “hier is wat te halen” en ze schermen de individuele woning zozeer af van de omgeving, dat in die omgeving het veiligheidsgevoel eerder kleiner dan groter wordt. Ook brengen ze een te grote afhankelijkheid van technologie en specifieke deskundigheid met zich mee. Niettemin kan, als de potentiële buit de extra investering rechtvaardigt, elektronische beveiliging etc. een effectieve aanvulling zijn op de bouwkundige PKVW-maatregelen.

 

Het PKVW  beoogt dus een redelijke belemmering tegen inbraken op te leveren en besteedt ook enige aandacht aan het vergroten van de brandveiligheid door toepassing van rookmelders. Het keurmerk heeft inmiddels z’n waarde bewezen door een aantoonbare daling van het aantal woninginbraken in wijken met veel PKVW-woningen. Diverse verzekeringsmaatschappijen zijn dan ook overgegaan tot het verlagen van de premie voor de inboedelverzekering wanneer aan de betreffende woning het PKVW  is toegekend. Alhoewel de verlaging niet spectaculair is, mag het gebaar veelzeggend worden genoemd.

---

 

PROTOCOLLEN

 

Om ontwikkelaars van nieuwbouwprojecten alsmede verhuurders en bewoners van bestaande woningen de weg te wijzen met betrekking tot Veilig Wonen in Delft zijn een drietal protocollen opgesteld. Deze geven aan welke stappen gezet moeten worden in de verschillende fasen van een planproces: initiatief, voorbereiding, uitvoering en onderhoud en welke instanties daarbij een rol (kunnen) spelen. Het gaat om drie verschillende protocollen:

1.       Voor nieuwbouw – toegespitst op projectontwikkelaars en woningcorporaties.

2.       Voor bestaande bouw – toegespitst op projectontwikkelaars en woningcorporaties.

3.       Voor bestaande bouw – toegespitst op bewoners.

 

Het onderscheid tussen deze drie, die als bijlagen zijn bijgevoegd, wordt vanzelf duidelijk bij lezing. Twee aspecten zijn bepalend voor deze verschillen: 1. Bij nieuwbouw valt meer te bereiken mits op tijd – liefst in de programma van eisen-fase (PvE) – een begin wordt gemaakt met de aandacht voor Veilig Wonen. Bij bestaande bouw staat letterlijk en figuurlijk al veel meer vast, waardoor de marge voor ingrepen veel beperkter is. 2. Verder ligt bij nieuwbouw – afgezien van “eigen bouw” – het initiatief bij professionele ontwikkelaars, terwijl bij bestaande bouw het initiatief ook kan uitgaan van individuele bewoners, eigenaren zowel als huurders. Zoals betoogd brengt het verschil tussen nieuwbouw en bestaande bouw een verschil met zich mee qua PKVW-eisen: bij nieuwbouw moet op alle niveaus – woning, complex en omgeving – aan de eisen worden voldaan, bij bestaande bouw kan per niveau een deelcertificaat worden verkregen.

 

Ter verduidelijking is een stroomschema gemaakt, opdat in één oogopslag is te zien welke stappen er nodig zijn om voor het betreffende project het PKVW of één of meer deelcertificaten te verkrijgen. De bedoeling is, dat deze protocollen gemeengoed worden in de handboeken en de aandacht van instanties, die in Delft bezig zijn met het bouwen en beheren van woningen: woningcorporaties, projectontwikkelaars, institutionele beleggers, vastgoedbeheerders, VVE-administrateurs, maar ook politie en gemeentelijke instanties die in de protocollen worden genoemd. Daarnaast moet de op bewoners gerichte informatie beschikbaar komen in de vorm van foldermateriaal en kenbaar worden gemaakt via de Stadskrant, Internet en in campagnes voor de wijkgerichte aanpak. Zie verder de hoofdstukken Uitvoering en Communicatieplan.

---

 

UITVOERING

 

De protocollen geven de hoofdroutes aan waarlangs het veiligheidsniveau van nieuwbouw en bestaande bouw in Delft kan worden opgekrikt, maar vormen op zich geen garantie, dat dit ook daadwerkelijk zal gebeuren. Het Bouwbesluit stelt voor nieuwbouwwoningen ook qua veiligheid een bepaald kwaliteitsniveau verplicht, maar dat ligt onder het PKVW-niveau. De eisen van het Bouwbesluit kunnen wettelijk worden afgedwongen, maar met de beperkte toezicht- en handhavingscapaciteit binnen het vakteam Bouwtoezicht en Monumenten (BTM) moet men zich daarvan geen overdreven voorstelling maken. Bij de vergunningverlening valt amper te controleren wat de bouwer concreet van plan is, immers, dat staat in het bestek, dat niet behoort tot de verplichte indieningsstukken. Gedurende de aanbestedingsfase kunnen bezuinigingen worden doorgevoerd om binnen het budget te blijven, maar op papier is de zaak simpel, omdat op alle bouwactiviteiten met of zonder vergunning, met of zonder toetsing, het Bouwbesluit van toepassing is en dus ook de eisen voor scharnieren en sloten.

 

Tijdens de uitvoering en gereedmeldingscontrole kunnen de inspecteurs buitendienst van BTM steekproefsgewijs de toepassing van geattesteerde gevelelementen controleren, maar dat is geen waterdichte oplossing. En zelfs al zou het dat wel zijn, het niveau van het PKVW wordt op deze manier niet bereikt. Om met dit keurmerk te scoren moet eerder aan stimuleringsmaatregelen en goede voorlichting worden gedacht. De projectgroep heeft een aantal mogelijkheden afgetast, die we hier kort de revue laten passeren.

 

1          FINANCIËLE STIMULANS

 

SUBSIDIES DOOR GEMEENTE

De gemeente Delft kent circa 50.000 zelfstandige en onzelfstandige “woonruimten”. Slechts een verwaarloosbaar klein deel daarvan voldoet zonder meer aan de PKVW-eisen. De investering die per woning nodig is varieert van pakweg ƒ 500 tot een veelvoud daarvan afhankelijk van woningtype en van reeds in woning en complex gerealiseerde onderdelen van Veilig Wonen. Gemiddeld zouden we kunnen uitgaan van ƒ 1500 per woning en het zal nog veel moeite kosten om het daarmee te redden. Grofweg zou er in Delft dus zo’n vijftig miljoen moeten worden geïnvesteerd om heel Delft op PKVW-niveau te brengen. Een subsidieregeling, die effectief wil zijn, zou toch tenminste 20 à 30 % van de benodigde investering moeten dekken. Los van apparaatskosten etc. kom je dan uit op vijftien tot vijfentwintig miljoen gulden, verdeeld over pakweg 5 jaar. Het is niet reëel om te veronderstellen, dat voor een dergelijk “nieuw beleid” budget beschikbaar komt.

 

Wel pleit de projectgroep ervoor de budgetten voor veiligheid vanuit de EZH en de MR-ISV voor  een deel voor Veilig Wonen te reserveren. Stel dat de gemeente hiervoor vanaf nu elk jaar 0,5 tot 1 miljoen gulden reserveert, dan kan met dat subsidiebedrag worden gestimuleerd dat jaarlijks zeker zo’n 1000 à 3000 woningen op het gewenste veiligheidsniveau worden gebracht. Het werken met subsidie als stimuleringsmaatregel heeft alleen zin, als het subsidiebedrag voldoende is om de bewoners en verhuurders en ontwikkelaars over de streep te trekken: zonder subsidie zien ze ervan af, met subsidie doen ze mee. De ervaringen die bij BTM zijn opgedaan met subsidies voor woningverbetering en restauratie leren dat lagere subsidies dan genoemde 20 % geen zin hebben.

 

OVERIGE SUBSIDIES

In het kader van de proefprojecten is aan de orde geweest de mogelijkheid om de investering in een bepaald complex sociale huurwoningen deels door de corporatie en deels door de bewoner te laten betalen. Men kan zo’n oplossing presenteren als “subsidie” door de corporatie, maar de huurder kan ook redeneren, dat in feite de corporatie door hem wordt gesubsidieerd omdat de betreffende voorzieningen niet het eigendom van de huurder worden, maar van de corporatie. Ter compensatie zou bij deze vorm van financiering de corporatie tenminste moeten voorzien in een percentuele vergoeding voor de voorzieningen als de huurder binnen de afschrijvingstermijn de woning verlaat. Het vertalen van de PKVW-kosten in een huurverhoging ligt meer voor de hand, maar is vanwege de combinatie van investering en afschrijvingstermijn voor het woningniveau moeilijk te “verkopen” aan zittende huurders, waardoor integratie in mutatieonderhoud en “opplussen” of groot onderhoud voor dit niveau de aangewezen weg lijkt. Maatregelen op complexniveau, mogen niet in de huur worden doorberekend en komen geheel voor rekening van de corporatie.

 

Een punt van aandacht hierbij is, dat bij complexen met gegroepeerde bergingen (bijv. in de onderbouw) de bergingsdeuren in PKVW-termen tot het complexniveau horen, maar door de corporatie tot de individuele woning wordt gerekend, en door de inboedelverzekeraar waarschijnlijk ook. Het is dus wijsheid om ten minste die bergingsdeuren en de centrale bergingstoegang (en vluchtdeuren) mee te nemen in de aanpak. Het is verheugend, dat de in de projectgroep deelnemende corporaties zich geïnspireerd voelen om Veilig Wonen tot een aandachtspunt van beleid te maken, waardoor de kans toeneemt, dat de benodigde aanpak er ook daadwerkelijk komt.

 

LAAGRENTENDE LENINGEN

Wanneer een opplusproject van sociale huurwoningen nog niet kan worden uitgevoerd omdat het moet wachten tot er voldoende fondsen beschikbaar zijn, is een overbrugging of voorfinanciering denkbaar in de vorm van een laagrentende lening. Mogelijk bieden de op een dergelijke wijze in te zetten “Bouwfondsgelden” hiertoe een oplossing. Je zou dan kunnen overwegen om als trekkingsvoorwaarde op te nemen, dat de woningen op PKVW-niveau worden gebracht. Deze oplossing is door de projectgroep niet verder uitgewerkt, maar wel als suggestie onder de aandacht gebracht van degenen, die beleidsmatig met de inzet van deze “Bouwfondsgelden” bezig zijn. Een concreet voorbeeld zouden de “sterflats” van Vidomes kunnen zijn, waar de behoefte aan inbraakbeveiliging vaststaat, maar waar de aanpak qua financiering tot 2003 moet wachten.

Voordeel van de leningsfaciliteit is, dat aansluiting wordt gezocht bij een algemeen in te zetten instrument, dat van de gemeente Delft geen noemenswaardige inspanningen zal vergen. De bestuurslast van deze faciliteit is onder het regime van de “Bouwfondsgelden” minimaal.

 

Op het moment dat deze eindrapportage door de projectgroep wordt vastgesteld, is nog niet duidelijk voor welke Delftse doelen of projecten op korte termijn gelden beschikbaar zullen zijn uit het SVN-fonds en hoe vervolgens op wat langere termijn via het revolving fund-principe middelen beschikbaar komen voor weer andere projecten. Ook liggen geen kant-en-klare projecten voor het oprapen en is niet geheel duidelijk of deze vorm van overbruggingsfinanciering om projecten eerder te kunnen uitvoeren mogelijk in strijd is met eisen vanuit de definitieve financiering en exploitatie.

 

KORTINGEN

Diverse verzekeringsmaatschappijen verlenen een korting ter grootte van 5 à 10 % op de premie voor de inboedelverzekering als de woning het PKVW-label draagt. Dat deze korting te bescheiden is om bewoners te bewegen tot de benodigde investering om dit label te verkrijgen, is waarschijnlijk juist. Toch, met inachtneming van het effect door jaarlijkse repetitie en indexering kan het financiële voordeel van deze korting veel groter zijn dan men op het eerste gezicht vermoedt. De projectgroep Veilig Wonen ziet overigens op dit punt voor de gemeente een beperkte rol: in de voorlichting wijzen op dit type korting en bewoners adviseren hun verzekeraar hierover te benaderen.

 

In min of meer vergelijkbare orde van grootte, maar dan eenmalig, kunnen wellicht ook andere kortingen worden bedongen via gemeenschappelijke aanpak van of aankoop voor al dan niet identieke particuliere woningen. Het organiseren van een dergelijke collectieve aanpak is een zaak van betrokkenen zelf. Ook hier ziet de projectgroep voor zichzelf of voor de gemeente alleen een taak om in de voorlichting te wijzen op dergelijke mogelijkheden en gerichte advisering via het wijkbeheer.

 

INZET DIENSTENWINKEL

Onderzocht is in hoeverre via de Dienstenwinkel klussenploegen kunnen worden ingezet bij de realisatie van Veilig Wonen. Zoals gezegd vereist het PKVW-label uitvoering door of onder de verantwoordelijkheid *) van een erkend PKVW-bedrijf. Het is voor de Dienstenwinkel in de huidige opzet vooralsnog niet haalbaar om deze status zelf te verkrijgen. De klussenploegen zouden wel kunnen worden ingezet om de uitvoeringscapaciteit van de erkende bedrijven aan te vullen. Het inzetten van dergelijke relatief goedkope arbeidskracht, onder de deskundige leiding en verantwoordelijkheid van een erkend PKVW-bedrijf, moet na een aanloopperiode, waarin de betrokkenen ervaring kunnen opdoen met het soort werk en de controle daarop, een financieel voordeel opleveren. Als compensatie van het mogelijke extra risico en als stimuleringsmaatregel is het verdedigbaar – naast een vergoeding voor de Dienstenwinkel – de helft van dit voordeel ten goede te laten komen van het PKVW-bedrijf en de andere helft gestalte te geven als korting voor de opdrachtgever.

Aan het eind van het project is de status van de dienstenwinkel veranderd:

De Dienstenwinkel is nu onderdeel van ROC (regionaal opleidingscentrum) Mondriaan Stichting. De dienstenwinkel is een “bv” geworden, sinds ze bij het ROC is ondergebracht. Hierdoor zal ze ook, indien ze wordt ingeschakeld, commerciële tarieven hanteren. Dit maakt dat het inzetten van de dienstenwinkel een dure zaak wordt. Op dit moment wordt onderzocht of er andere werkgelegenheidsinitiatieven mogelijk zijn die kunnen worden ingeschakeld om de plaats in te nemen die aan de dienstenwinkel was toebedeeld.

 

*)          Afhankelijk van het woningtype en de vereiste voorzieningen is uitvoering door handige doe-het-zelvers ook mogelijk. De investering betreft dan alleen de aanschaf van gecertificeerd hang- en sluitwerk en een bedrag d. ƒ 75,= voor de keuring door een erkend PKVW-bedrijf. Dit levert een forse korting op, maar de werkzaamheden en het vereiste kwaliteitsniveau mogen niet worden onderschat.

 

2                    VOORLICHTING EN ADVISERING

(zie ook bijlage 4 COMMUNICATIEPLAN)

 

ALGEMENE VOORLICHTING

In het voorgaande is een aantal keren al gewezen op voorlichting in de zin van “wegwijs maken”: folders over Veilig Wonen gericht op de individuele woonconsument met verwijzingen naar adviserende, toetsende en uitvoerende instanties en de kortingen, die zijn te bereiken via collectieve aanpak of via de inboedelverzekering. Deze folders moeten niet proberen het bestaande materiaal van het landelijk PKVW  “dunnetjes over te doen”. Veel verstandiger is het om de Delftse folders complementair te laten zijn aan het landelijke voorlichtingsmateriaal (folders, videobanden, etc.), dat vooral tekst en uitleg geeft over het hoe en waarom en de voordelen van Veilig Wonen. Op lokaal niveau moet de toegevoegde waarde komen van het zo concreet mogelijk aanwijzen van de wegen tot realisatie van Veilig Wonen.

 

Ook verslaglegging over de resultaten van de proefprojecten of andere projecten, waarin het PKVW-label wordt toegepast, of anderszins aan Veilig Wonen wordt gewerkt via de Stadskrant en overige media (vergeet de wijkkranten niet !) kan natuurlijk ook helpen de verdere verbreiding te bevorderen. Gezien de mogelijke belemmeringen en het feit, dat de kosten per woningtype sterk kunnen verschillen is het echter raadzaam dergelijke verslaggeving niet “live” te verzorgen, maar de  resultaten per project zorgvuldig te evalueren alvorens ermee langs de weg te timmeren.

 

GERICHTE VOORLICHTING

Denkbaar is, dat Veilig Wonen behalve in de proefprojecten ook in andere, nader aan te wijzen projecten speciaal in de schijnwerpers wordt gezet, bijvoorbeeld in het kader van de wijkplannen, het “opplussen”, grotere nieuwbouwprojecten of bij ongerustheid na een inbraakgolf. Het eerste voorbeeld van een dergelijke aanpak is het proefproject Alkstraat en omgeving, waarin op basis van een vooropname een indicatie van de maatregelen en kosten per woning wordt geformuleerd door de gemeente. Met behulp daarvan kunnen vervolgens de bewoners met gerichte informatie worden benaderd. Deze aanpak kan worden vormgegeven via schriftelijke informatie en / of een bewonersbijeenkomst, waar de informatie zonodig nader wordt toegelicht, ondersteund met videomateriaal en evt. demonstratiepanelen van hang- en sluitwerk. Daarna zal al snel worden omgeschakeld naar advisering. Voor de Burgemeestersrand wordt een extra proefproject voorbereid, waarmee wordt gereageerd op een noodkreet uit dit gebied vanwege een inbraakgolf. Hier wordt een andere methode gevolgd om de benodigde informatie bij de individuele bewoners te brengen.

 

 

ALGEMENE EN GERICHTE ADVISERING

Waar bouwplan- en preventieadviseurs (en anderen) gewapend met voorlichtingsmateriaal op bewonersbijeenkomsten en dergelijke in hun voorlichting handige tips en nuttige adviezen meenemen gaat voorlichting over in advisering. Naarmate de doelgroep specifieker is, zoals in de genoemde proefprojecten, kan die advisering meer worden toegespitst op de behoefte en de vragen van de doelgroep en de individuele bewoner. Het eindstation kan zijn een maatadvies per woning vergezeld van een bijbehorende offerte. In het proefproject gaat het ook ver die kant op, maar in het algemeen is het verstandiger hier terughoudender te zijn en het maatwerk plus de offerte over te laten aan erkende PKVW-bedrijven.

 

3          CONCRETE ACTIE

 

PROJECTEN

De nader te beschrijven proefprojecten en andere concrete projecten, waarin Veilig Wonen een item is, helpen bij positief resultaat uiteraard ook de verbreiding ervan. Via dit eindverslag van de projectgroep en vooral via de beslispunten willen we bereiken dat met name gemeente en corporaties zorgen, dat Veilig Wonen een standaard aandachtspunt wordt bij het opstellen van programma’s van eisen voor nieuwbouwprojecten, maar ook in het beheer van woningen. Verankering van deze aandacht in diverse handboeken, convenanten en prestatieafspraken helpt om te voorkomen, dat de aandacht in de praktijk “te laat” komt. Door dergelijke afspraken ook met enige regelmaat te evalueren worden partijen scherp gehouden en is de succeskans het grootst. Zoals gezegd is het van belang de projecten met de nodige zorgvuldigheid publicitair te begeleiden vanwege de beoogde voorbeeldwerking.

 

KLUSSENPLOEGEN

Onder “inzet Dienstenwinkel” (zie Financiële Stimulans) is al uitgelegd dat de benodigde kwalificaties en ook mogelijke concurrentievervalsing het niet logisch maken de Werkgelegenheidsprojecten (voorheen de dienstenwinkel) zelf PKVW-gecertificeerd te laten werken. Indien een werkgelegenheidsproject zou meehelpen bij het aanbrengen van PKVW hoeft er geen sprake te zijn van concurrentievervalsing of verdringing, indien het werkgelegenheidsproject slechts die mensen helpt die door een laag inkomen (aow-ers, bijstandgerechtigden) anders niet tot aanschaf over zouden gaan. Daarnaast is een inzet mogelijk, zoals gezegd, ter aanvulling op de uitvoeringscapaciteit van de erkende bedrijven, die voor klant, bedrijf en Dienstenwinkel voordeel oplevert. De ingang voor advies en uitvoering blijft echter in deze situatie het erkende PKVW-bedrijf. Wel denkbaar is dat de eigen onderhoudsdiensten of de “huisaannemers” van de steeds groter wordende woningcorporaties zelf zorgen, dat ze PKVW-gecertificeerd worden. Deze benadering ligt des te meer voor de hand als Veilig Wonen bij bestaande bouw een vast onderdeel van het mutatie-onderhoud wordt. Dat is immers werk dat zelden wordt uitbesteed, tenzij aan de huisaannemer. Waar mogelijk ware te bevorderen dat juist langs deze weg ook de werkgelegenheidsprojecten worden ingezet.

---

 

PROEFPROJECTEN

 

Onder de vlag van de projectgroep heeft een werkgroep Gebiedsprioritering gekeken naar criteria om de aandacht voor Veilig Wonen te concentreren in bepaalde gebieden. Al snel concludeerde deze werkgroep, dat het niet veel zin heeft om uiterst objectieve en meetbare criteria te ontwikkelen voor de keuze van één of meer gebieden, waarop de aandacht zich zou moeten concentreren al dan niet door middel van proefprojecten. Criteria als hoge inbraakcijfers blijken regelmatig te verschuiven van het ene naar het andere gebied. Andere kenmerken als woningtypologie, huishoudenssamenstelling of inkomensniveau kunnen uit onderzoeksoverwegingen interessant zijn, maar suggereren een grootscheepse of tenminste diep doordachte aanpak, terwijl door het ontbreken van effectieve subsidiemogelijkheden de aanpak beter wordt gedekt met termen als bescheiden en pragmatisch.

 

Er is aansluiting gezocht bij concrete activiteiten, die reeds op stapel staan of soms reeds in uitvoering zijn (waren). De Delftse wijkaanpak, waarmee het stadsbestuur flink aan de weg timmert, leent zich uitstekend om zowel in algemene voorlichting, integrale benadering als het entameren van proefprojecten het onderwerp Veilig Wonen mee te nemen. Op grond van de wijkaanpak zijn de zogenaamde “ERA-flats” van woningcorporatie DuWo aan de Lisztstraat en de Cesar Franckstraat als proefproject aangewezen. Op vergelijkbare manier kwam het project Annaboogerd e.o. als proefproject naar voren. In dit complex in het noordelijk deel van de Delftse binnenstad was  woningcorporatie Vestia al bezig met de voorbereiding van een grootonderhoudsplan (inmiddels in uitvoering), waar het mede vanwege het gesignaleerde inbraakrisico relevant was ook aandacht te besteden aan Veilig Wonen. De projectgroep stelt zich voor, dat met de corporaties en mogelijk ook met de (grote) particuliere verhuurders een convenant wordt afgesloten om structurele aandacht voor het onderwerp Veilig Wonen ook bij andere ingreepniveaus als opplussen, renovatie en herstructurering te waarborgen.

 

Het derde proefproject Alkstraat e.o. is op toevalliger wijze tot stand gekomen. Omdat beide andere pilots huurwoningen in de sociale sector betreffen, leek het de projectgroep zinvol om ook een project eigen woningen aan te wijzen. Particulier eigendom vraagt immers om een andere benadering dan corporatiebezit. Via toevallige contacten is de keus op dit complex gevallen. Ook het proefproject Willemseterrein is voor de koopsector bedoeld, maar de reden om dit project nader onder de loupe te nemen ligt in het feit dat het nieuwbouw betreft, die alleen voor het PKVW-label in aanmerking komt als ook de woonomgeving aan de eisen voldoet. Vanwege geluiden, dat met name het vereiste niveau van de openbare verlichting niet zou worden gehaald, leek het relevant dit project verder uit te diepen. Het zou immers vreemd zijn als Delft het Veilig Wonen promoot, maar tegelijkertijd voor nieuwbouw onmogelijk maakt  door een te lage verlichtingsnorm.

 

Het laatste proefproject de Burgemeestersrand e.o. is gestart als gevolg van een kleine inbraakgolf. De buurt bestaat uit 163 woningen. Naar aanleiding van de toename van het aantal inbraken hebben de bewoners de politie om advies gevraagd. De inbraakpreventiebus heeft op een zaterdagochtend in de buurt gestaan. 75 à 100 bewoners hebben in de bus bezocht. Binnenkort zal door politie en BTM met een vertegenwoordiging van de bewoners worden overlegd over de veiligheid op buurtniveau.

 

Het realiseren van proefprojecten kan nuttig zijn om ervaringen op te doen en inzicht te verkrijgen in het promoten van Veilig Wonen, ook als de projecten zelf geen positief resultaat opleveren. Een goede evaluatie levert in elk geval inzicht op in de belemmeringen die een meer succesvolle afloop in de weg staan. Dat kan een verkeerde aanpak zijn, of onduidelijke communicatie of de financiële kant van de zaak. Nu er inmiddels enig inzicht in de proefprojecten is blijkt dit ook echt zo te werken. Pas als de pilots voldoende zijn geëvalueerd is het zinvol de resultaten ook publicitair te gebruiken, zoals aan het einde van het vorige hoofdstuk wordt bepleit.

 

Beschrijving Proefprojecten: Zie bijlage 5

---

 

VERVOLGACTIES

 

Zoals in de Inleiding reeds gesteld sluit de projectgroep met dit eindverslag de voorbereidingsfase af, hoewel de proefprojecten nog nauwelijks zijn gestart of reeds in de kiem lijken te zijn gesmoord. Tussen de deelnemers aan de projectgroep Veilig Wonen is afgesproken, dat via periodiek overleg tussen BTM en politie een voorlopig “Coördinatiepunt Veilig Wonen Delft” in stand blijft met als taakstelling:

·         aanspreekpunt voor initiatiefnemers op het gebied van Veilig Wonen

·         spil van het via de projectgroep gevormde informatienetwerk inzake Veilig Wonen

·         de resterende activiteiten in het kader van de proefprojecten inclusief evaluatie, binnen een nog vast te stellen planning en einddatum.

·         het eventueel initiëren van andere complexen, die geschikt zijn als proefproject

·         verzamelen en distribueren van relevante informatie onder de deelnemers aan de projectgroep en andere betrokken instanties bij Veilig Wonen Delft

·         het monitoren van de wijze waarop gemeente, corporaties en politie verder omgaan met de aanbevelingen uit dit eindverslag

·         het desgewenst op ad hoc basis bijeenroepen van de projectgroep.

 

Het Coördinatiepunt wordt verzorgd door Henry Rienstra, BTM en Henk de Bruijn, Politie Haaglanden.

 

Aan de Stuurgroep Integraal Veiligheidsbeleid Delft stelt de projectgroep voor in te stemmen met een aantal beslispunten. Dit betekent in meerdere gevallen, dat het betreffende beslispunt vervolgens via een besluitvormingsformulier aan het college van burgemeester & wethouders en aan de gemeenteraad moet worden voorgelegd. In andere gevallen is bijvoorbeeld het “Driehoeksoverleg Volkshuisvesting” (gemeente, corporaties, woonconsumenten) het medium voor besluitvorming. De bedoelde beslispunten luiden:

 

 

1.       de gemeente Delft zal voor nieuwbouwlocaties bij de inrichting en het beheer van de woonomgeving steeds het daarvoor geldende eisenpakket volgens het Politiekeurmerk Veilig Wonen® hanteren door dit, voor zover zij zelf verantwoordelijk is, als eis te hanteren en daar waar een corporatie of projectontwikkelaar een overeenkomst met de gemeente aangaat, het voldoen aan dit eisenpakket als voorwaarde in de ontwikkelingsovereenkomst op te nemen;

2.       de gemeente Delft zal bij de inrichting en het beheer van de bestaande woonomgeving steeds het daarvoor geldende eisenpakket volgens het Politiekeurmerk Veilig Wonen® hanteren door dit, voor zover zij zelf verantwoordelijk is, als eis te hanteren en corporaties of particuliere verhuurders te stimuleren binnen hun verantwoordelijkheid eveneens te voldoen aan dit eisenpakket;

3.       de gemeente Delft zal zorgen dat bij nieuwbouw in bestaande woonomgevingen ook die woonomgeving aan de desbetreffende eisen volgens het Politiekeurmerk Veilig Wonen® voldoet teneinde het PKVW-label te kunnen verkrijgen;

4.       in het (momenteel in voorbereiding zijnde) Convenant Duurzaam Beheer Bestaande Woningvoorraad Delft wordt het voldoen aan de eisen van het Politiekeurmerk Veilig Wonen® als actiepunt opgenomen;
     bij elke projectmatige aanpak wordt in het Programma van Eisen aangegeven welk(e) deelcertifica(a)t(en) PKVW  (woning, complex, omgeving) in het project wordt/worden gerealiseerd;

5.       in het door de Delftse corporaties te formuleren beleid met betrekking tot Veilig Wonen wordt, voorzover de projectmatige aanpak (zie beslispunt 4) - nog - niet in een oplossing voor het betreffende complex voorziet, als actiepunt opgenomen:

    bij elke huurdersmutatie wordt voorzover dit nog niet is gebeurd de betreffende woning in het kader van het mutatieonderhoud op PKVW-niveau gebracht (certificaat woning);

(Zie  ook bijlage 9).

 

6.       de gemeente Delft zal in 2001 in samenwerking met de politie één of meer proefproject(en) PKVW  uitvoeren in een complex met particulier woningeigendom, zoals in het eindverslag van de projectgroep Veilig Wonen is beschreven voor de Alkstraat en omgeving, resp. de Burgemeestersrand;

7.       de gemeente Delft zal ten laste van  de budgetten EZH en MR-ISV  structureel middelen reserveren ter hoogte van 0,5 à 1 miljoen gulden per jaar voor maatregelen op het gebied van Veilig Wonen in de vorm van subsidie voor het niveau woning en direct voor de woonomgeving:

8.       de gemeente Delft zal (met inzet van de bouwplan- en preventie-adviseurs van de Politie Haaglanden) in 2002 via interne voorlichting volgens het in het eindverslag opgenomen Communicatieplan de eigen organisatie, met name de vakteam Bouwtoezicht en monumenten, Ruimtelijke Ordening, Ingenieursbureau, Mobiliteit, Grondzaken, Projecten en Wijkzaken informeren over Veilig Wonen op basis van de in het eindverslag opgenomen Protocollen, uitmondend in het adequaat aanpassen van handboeken, checklists en programma’s van eisen, etc. die door deze vakteams worden gebruikt;

9.       de gemeente Delft zal ten behoeve van de publieksvoorlichting een informatiefolder over Veilig Wonen uitbrengen (en actueel houden), waarin het publiek wegwijs wordt gemaakt op het gebied van Veilig Wonen in de Delftse situatie; de folder dient een aanvulling te zijn op de folders die reeds bestaan vanuit het landelijke project PKVW-; beide folders zullen gecombineerd worden verspreid via de gebruikelijke informatiebalies van de gemeente Delft, de Politie Haaglanden, de Delftse woningcorporaties en de kantoren van assurantietussenpersonen;

10.   de gemeente Delft zal vooruitlopend op definitieve afspraken over de gemeentelijke rol bij het verder stimuleren van Veilig Wonen tenminste één medewerker van het vakteam BTM de opleidingen “preventieadviseur” en “bouwplanadviseur” laten volgen.

 

11.   De voorbereidingsfase van de Project Veilig Wonen hierbij als afgerond te beschouwen.

 

 

Op 20 december 2000, organiseerde de Vereniging van Nederlandse Gemeenten een congres over de toekomst van het PKVW. Tijdens dit congres was een duidelijke tendens waarneembaar om het keurmerk niet te zeer aan de politie te koppelen. De aanjaagfunctie van de politie wordt als nuttig beschouwd en blijvende nauwe betrokkenheid op enig niveau versterkt het imago van het keurmerk, maar anderen nemen langzamerhand de actieve rol over:

·         gemeenten zorgen dat ze zelf preventie- en bouwplanadviseurs in hun organisatie hebben, die zowel kunnen adviseren als toetsen;

·         corporaties zorgen dat hun eigen onderhoudsdiensten of huisaannemers PKVW-gecertificeerd zijn;

·         architecten- en ingenieursbureaus halen zelf de bouwplanadviseur in huis;

Voor alle betrokken instanties is dit een taakverzwaring, maar bij corporaties en adviesbureaus levert deze een meerwaarde op die zichzelf weer kan terugverdienen: direct doordat men geen experts per project hoeft in te huren, en indirect door de imagoverbetering van het woningbezit c.q. de dienstverlening.

 

Gemeenten zouden, bijvoorbeeld via het bouwtoezicht, de advies- en toetsingsfunctie op zich kunnen nemen. De vraag of bouwtoezicht qua imago een goede keuze is vanwege de publiekrechtelijke hoofdtaak moet wel worden gesteld, maar als loket voor subsidies en adviezen op gebieden als duurzaam bouwen, restauratie, woningverbetering, etc. weet de klant in Delft het vakteam BTM ook te vinden. Zelfs de publiekrechtelijke taak verschuift door het toepassen van “vooroverleg” richting adviseurschap zonder dat de toetsing verdwijnt. BTM zou op zich een logische keuze zijn. Voor nieuwbouw sluit zo’n rol goed aan bij de bestaande werkzaamheden, maar is toch wel enige taakverzwaring. Voor bestaande bouw en dan vooral voor het eigen woningbezit met veel individuele klanten moet deze functie zowel qua werksoort als qua tijdsbeslag worden gezien als een fors extra pakket. Afhankelijk van het ambitieniveau, dat de gemeente nastreeft qua toepassing van het keurmerk en de manier waarop corporaties dit aspect oppakken plus wat de politie vooralsnog blijft doen, moet voor een gemeente als Delft worden gerekend op één tot vier extra formatieplaatsen.

 

Uitgaande van becijferingen in het handboek “Met het keurmerk de wijk in” (een uitgave van het Nederlands Politie Instituut, Den Haag, 2000) kom je overigens op een veel grotere personele behoefte uit: . De projectgroep kiest voor een voorzichtige aanpak, die - naarmate het ambitieniveau voor Veilig Wonen in Delft in kwantitatieve zin hoger wordt gesteld - aanpassing behoeft. De officiële ambitie op nationaal niveau luidt “binnen vijf jaar (= voor 2005) voor zes miljoen woningen het keurmerkadvies aan te bieden” (zie voornoemd handboek) wordt voor sommige politieregio’s te hoog geacht. Verder gaat dit handboek ook uit van 35 % respons in de zin van opvolging van het advies. De projectgroep gaat ervan uit, dat de politie tenminste de rollen van preventie- en bouwplanadviseur blijft invullen bij slachtofferbegeleiding en in respons op inbraakgolven. Verder zullen individuele eigenaren zoveel mogelijk worden doorverwezen naar de gecertificeerde PKVW-bedrijven. Als daarnaast corporaties en architecten etc. meer en meer een actieve rol gaan vervullen, blijft als belangrijkste doelgroep voor de gemeente over de particuliere woningeigenaren, die zich door de aard van de problematiek lenen voor collectieve aanpak.

 

Het ligt voor de hand de organisatorische kant daarvan onder te brengen bij het vakteam Wijkbeheer en BTM de technisch-inhoudelijke kant te laten verzorgen. In de onderbouwing van het genoemde aantal van één tot vier formatieplaatsen moet worden gedacht aan:

·       beginnen met één fte extra bij BTM; toetsing plannen voor nieuwbouw en complexmatige renovatie, taken preventieadviseur en bouwplanadviseur voor particuliere sector; bemensing (50 %) coördinatiepunt Veilig Wonen Delft i.s.m. Politie Haaglanden

·       uiteindelijk twee fte extra bij Wijkzaken voor stimulering PKVW in kader wijkaanpak en organisatorische taken particuliere sector;

·       uiteindelijk nog één fte (dus in totaal twee) extra bij BTM als preventie- en bouwplan-adviseur.

 

Gezien het stadium van de gedachtenvorming hierover bevat dit eindverslag alleen een beslispunt over het eerste punt. Het verder overdragen van taken, die nu door de politie worden uitgevoerd op het gebied van preventie, naar bijvoorbeeld gemeentelijke instanties kan later aan de orde komen. Wel is het gewenst, dat de Stuurgroep Integraal Veiligheidsbeleid en vervolgens burgemeester en wethouders zich hierover beraden en het “Coördinatiepunt Veilig Wonen Delft” opdragen dit aspect nader uitwerken in een nota.

 

 

 

NAGEKOMEN BEREKENING BUDGET EN CAPACITEIT

 

In vervolg op de bespreking van dit rapport in concept vorm, zijn de financiële paragrafen uitgewerkt. De totale financiële claim is verminderd en de accenten zijn verlegd. De gemeentelijke bijdrage is in eerste instantie bedoeld voor de aanpassing van de woonomgeving en niet de aanpassingen op woning en complexniveau.

 

DOELSTELLING:

Het handboek “met het keurmerk de wijk in” stelt als doel dat binnen 7 jaar het keurmerk aan alle bewoners is aangeboden hun woning op PKVW-niveau te brengen wat voor Delft resulteert in:

29 % certificaat veilige woning                17226   woningen

16 % certificaat veilig complex               55        complexen

16 % certificaat veilige woonomgeving     14        buurten

Voor het zover is, is door de planbegeleiders advies uitgebracht voor 345 complexen en 86 buurten.

De certificaten veilige woning worden voor het merendeel verzorgd door de PKVW-bedrijven.

 

BUDGET

Als onderdeel van het budget EZH, investeren in de wijken, is voor het project “Veiligheid’ fl. 1.050.000,--  gereserveerd.

Een globaal projectvoorstel is door het vakteam Welzijn opgesteld, daarin zijn echter geen bedragen genoemd. Onderdeel van dit projectvoorstel vormt de aanpak van zogenaamde enge plekken. In het verlengde hiervan en in het verlengde van de discussie in de stuurgroep zal een gedeelte van dit budget kunnen worden aangewend om de buitenruimte bij woningen/wooncomplexen, zo aan te passen dat het politiekeurmerk op complexniveau kan worden toegekend.

Voorgesteld wordt hieruit fl. 100.000,-- te reserveren voor veiligheid incl. het PKVW (dit is een eenmalig bedrag dat in 6 jaar moet worden uitgegeven. Een uitgangspunt voor het budget is dat de plannen voor dit deelbudget vanuit de wijk moeten komen.

 

In de Meerjarenraming Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (MR-ISV 2000-2004) is voor de jaren 2001 t/m 2004 jaarlijks een bedrag opgenomen van fl. 200.000,--

Het streven is om in het kader van integraal veiligheidsbeleid plannen te ontwikkelen om een veilig(er) woon- en leef- en uitgaansklimaat te komen in Delft. Concrete projectdoelstellingen zijn: opstellen van wijkveiligheidsplannen, opstellen plan Veilige School, opstellen plan Veilig Wonen en het opstellen van een plan Veilig Uitgaan.

In het kader “Intensivering Jongeren en Veiligheidsbeleid” is subsidie aanvraag ingediend  en gehonoreerd bij het Ministerie van BZK. In deze subsidie aanvraag is onder meer voor “Veilig Uit en Thuis”en voor “De Veilige School” geld gevraagd. Deze twee items hoeven dus niet meer uit het ISV budget te worden gefinancierd. Daarnaast is afgesproken dat de bedoelde wijkveiligheidsplannen integraal onderdeel vormen van de inmiddels opgestelde Wijkplannen en Wijkprogramma’s, en dus ook niet meer apart per wijk gemaakt gaan worden.

Dit betekent m.i. dat het volle bedrag van de ISV aangewend kan worden voor het project Veilig wonen.

 

Totaal fl. 200.000 per jaar in de periode 2001 tm 2004

            fl. 100.000 in totaal voor de periode tm 2007

 

 

KOSTEN HERINRICHTING VAN DE WOONOMGEVING:

Vanuit het handboek worden hiervoor geen indicaties gegeven.

Bij herinrichting van een gebied houdt de gemeente zich in principe aan de richtlijnen van het PKVW. De meerkosten hiervan zijn moeilijk te ramen voor de bestaande woonomgeving. Maar zijn waarschijnlijk minimaal in verhouding tot de totale kosten.

 

Wanneer niet van herinrichting sprake is maar de eigenaren zich inspannen om te voldoen aan de eisen voor de deelcertificaten woning en complex, zou de gemeente zich moeten inspannen voor het deelcertificaat woonomgeving. Volgens de indicatie uit het handboek wordt dit certificaat 10 x per jaar worden verstrekt. De woonomgeving zal dus regelmatig voortijdig worden aangepast ivm. het politiekeurmerk. De kosten zijn moeilijk te ramen

Stel: gemiddeld fl. 20.000 per complex, wanneer herinrichting noodzakelijk is.

                                              

 

CAPACITEIT:

·       Voor nieuwbouwprojecten is een een bouwplanadviseur nodig. Capaciteit 0,2 fte. Uitgaande van 10 projecten per jaar en een deelname van 50 %

 

·       Voor een actieve aanpak is 1,4 fte nodig.

Dit volgens de berekening van het npi uitgaande van:

Advies aan 35 % van de complexen en buurten over een periode van 7 jaar. Hierbij is het bezit van de woningcorporaties inbegrepen.

Hierbij wordt geen advies gegeven aan 65 % van de complexen en buurten.

In Delft is een lagere capaciteit mogelijk doordat de meest kansrijke complexen worden geselecteerd op basis van signalen vanuit vakteam wijkzaken, de politie en de PKVW-bedrijven. Daarnaast is bij de politie al enige capaciteit beschikbaar voor bouwplanbegeleiding.

 

Profiel Bouwplanadviseur:

            MBO-niveau; volgens het handboek;

In het werk kan de planadviseur terugvallen op de medewerkers van het inmiddels funktionerende coördinatiepunt;

            Plaatsing is logisch bij BTM of bij wijkzaken.

            Kosten fl. 125.000 per jaar

 

VOORSTEL

 

·       Budget voor 1 full-time bouwplanbegeleider (1FTE) ad fl. 125.000

·       Budget voor herinrichting van de woonomgeving of het instellen van een subsidieregeling jaarlijks te bepalen in samenhang met andere projecten op het gebied van integrale veiligheid

 

·       1 FTE is voldoende voor een bescheiden inzet van het PKVW vanuit de gemeente.

 

·       Na twee jaar evalueren of de gemeentelijke inzet strookt met de landelijke aanpak en doelstellingen.

 




BIJLAGE 1                                                                                    PROTOCOL NIEUWBOUW

 

Politiekeurmerk Veilig WonenÒ (PKVW) 

 

PROTOCOL NIEUWBOUW

 

VOORAF:

1                    Via algemene en gerichte informatie (voorlichting, werving, voorwaarden bij gronduitgifte, ontwikkelingsconvenanten of eventueel een verordening )  kan Delft initiatiefnemers en bouwers van nieuwbouwwoningen op het spoor zetten van het Politiekeurmerk Veilig WonenÒ (PKVW). Dat “voortraject” is hier niet aan de orde; hier gaat het om het te doorlopen traject van initiatief via programma, ontwerp, goedkeuring, uitvoering, oplevering en certificering tot en met periodiek onderhoud.

2                    Bij nieuwbouw worden géén deelcertificaten verstrekt. Om voor het PKVW  in aanmerking te komen moet het project voldoen aan de eisen op alledrie de niveaus: woning, complex en omgeving. Het laatste bijvoorbeeld is alleen haalbaar als de gemeente het voor het keurmerk vereiste niveau van openbare verlichting hanteert qua investering en exploitatie. Gebeurt dit niet, dan is het keurmerk niet haalbaar, wat overigens niet wil zeggen, dat realisatie van de eisen op woning- en complexniveau geen doel zou kunnen zijn. Vergroting van veiligheid en het gevoel van veiligheid is ook zonder keurmerk zinvol.

 

STAPPENPLAN

1                    INITIATIEF
De initiatiefnemer van het nieuwbouwplan kan zijn een woningcorporatie of een particuliere ontwikkelaar of een privé opdrachtgever.

2                    PROGRAMMA VAN EISEN
Om PKVW  goed in een plan te verwerken moet er vooral op de niveaus complex en omgeving vroegtijdig aandacht aan worden geschonken. Opname in het PvE is hiervoor een voorwaarde. Advies over PKVW-programmapunten kan de initiatiefnemer of zijn architect verkrijgen bij de bouwplanadviseur*), bij de gemeentelijke afdelingen projecten, wijkbeheer, stedenbouw (R.O.) of het ingenieursbureau.
*) vooralsnog via Politie Haaglanden; op den duur wellicht bij de gemeente (BouwToezicht en Monumenten / BTM ?) of in eigen beheer.

3                    ONTWERP
De genoemde adviseurs (bouwplanadviseur, gemeentelijke afdelingen) adviseren ook bij het ontwerp en toetsen dit op het PvE en vooral de PKVW-eisen. Bij het “vooroverleg” (= het informele overleg voorafgaand aan de formele aanvraag om bouwvergunning) kan ook BTM deze toets verzorgen. Naarmate meer PKVW-eisen in het Bouwbesluit worden opgenomen hoort dit zelfs tot de kerntaak van BTM.
Hoewel voor een privé-woning alleen het woningniveau beïnvloedbaar is en het complexniveau niet bestaat, is het toch zinvol het ontwerp eenmalig met de bouwplanadviseur te bespreken om na te gaan in hoeverre de woonomgeving toekenning van het PKVW  in de weg staat en of dat nog aangepast kan worden. Voor de woning zelf kan de initiatiefnemer pas 2 jaar na oplevering met de preventieadviseur c.q. PKVW-bedrijf in overleg gaan.]

4                    BESTEKSFASE & AANVRAAG BOUWVERGUNNING
In deze fase heeft de initiatiefnemer zich doorgaans al verregaand verplicht om het plan zo uit te voeren als gepresenteerd. Hij maakt immers in dit stadium de bouwsom af met de aannemer en vraagt de bouwvergunning aan. De mogelijkheid om het plan te beïnvloeden neemt technisch-inhoudelijk èn financieel verder af.
Voorzover de toetsingsrol in deze fase formeel of faciliterend bij BTM ligt komen correcties normaliter alleen voor op het niveau van exacte besteksomschrijvingen voor geattesteerde gevelelementen e.d. Niettemin kan op alledrie de niveaus (woning, complex, omgeving) een “voortoets” of advies ook door anderen worden verzorgd (zie 2).

5                    GOEDKEURING [Voorlopige]
De bouwplanadviseur is hiervoor het “loket”: daar moeten tekeningen en beschrijvingen (bestek) in tweevoud worden ingediend. Vervolgens gaan na accordering de sets naar de keurmerkcommissie. Eén set wordt al dan niet met opmerkingen via de bouwplanadviseur  geretourneerd aan de initiatiefnemer met de mededeling of aan de PKVW-eisen wordt voldaan of niet (in het laatste geval kan uiteraard herstel plaatsvinden tot het vereiste niveau).

 

7                    CERTIFICERING
Als het werk wordt uitgevoerd conform het goedgekeurde bouwplan (zie 4 en 5) en vooral conform de PKVW-eisen komt het in aanmerking voor certificering. Vaak leiden aanbestedingsresultaten tot bezuinigingen. Daarbij kunnen ook de veiligheidsvoorzieningen worden veranderd, maar zo lang aan de PKVW-eisen wordt voldaan, staat niets toekenning van dit keurmerk in de weg. Het certificaat wordt verstrekt nadat uit de steekproefsgewijze controle door de certificeringsinstelling blijkt dat het werk voldoet. Deze inspectie moet door de initiatiefnemer worden aangevraagd bij het landelijk inspectiebureau. De kosten hiervoor zijn voor rekening van de initiatiefnemer.

 

8                    PERIODIEK ONDERHOUD
In principe geldt het PKVW  voor 5 jaar, maar in hoeverre na die periode verbetering, onderhoud en controle geregeld zullen zijn, is op dit moment nog niet bekend. De initiatiefnemer mag er vanuit gaan, dat de bouwplanadviseur hierover te zijner tijd informatie kan en zal verstrekken.


BIJLAGE 2                                                       PROTOCOL BESTAANDE BOUW project

 

Politiekeurmerk Veilig WonenÒ (PKVW) 

 

PROTOCOL BESTAANDE BOUW (woningcorporatie of projectontwikkelaar)

 

VOORAF:

1                    Via algemene en gerichte informatie (voorlichting, werving, voorwaarden bij gronduitgifte, ontwikkelingsconvenanten of eventueel een verordening)  kan Delft woningbeheerders attenderen op het Politiekeurmerk Veilig WonenÒ (PKVW). Dat “voortraject” is hier niet aan de orde; hier gaat het om het te doorlopen traject van initiatief via programma, ontwerp, goedkeuring, uitvoering, oplevering en certificering tot en met periodiek onderhoud.

2                    Bij bestaande bouw wordt – bij voorkeur – het keurmerk verstrekt, maar deelcertificaten voor de individuele woning, het wooncomplex of de woonomgeving zijn ook mogelijk. In dit protocol gaan we uit van de integrale aanpak.

 

STAPPENPLAN

1.       INITIATIEF
De initiatiefnemer van het renovatie- of groot onderhoudsplan kan zijn een woningcorporatie of een particuliere ontwikkelaar, maar ook een privé opdrachtgever of een Vereniging van Eigenaren (VVE). In dit stappenplan kijken we alleen naar de woningcorporatie of ontwikkelaar. Voor de privé opdrachtgever of Vereniging van Eigenaren geldt een afzonderlijk protocol.

2.       PROGRAMMA VAN EISEN
Om PKVW  goed in een plan te verwerken is het gewenst hieraan vooral op de niveaus complex en omgeving vroegtijdig aandacht te schenken. Opname in het Programma van Eisen (PvE) is hiervoor een voorwaarde. Denkbaar is uiteraard ook, dat de aanpak zich uitsluitend of in hoofdzaak op de veiligheid richt en er geen sprake is van renovatie of groot onderhoud. Advies inzake PKVW-programmapunten kan de initiatiefnemer of zijn architect verkrijgen bij de bouwplanadviseur*) en bij de gemeente (projecten en wijkbeheer).  Wat de woonomgeving betreft ook bij de gemeentelijke afdelingen Ruimtelijke Ordening (stedenbouw) of het ingenieursbureau.
*) vooralsnog via Politie Haaglanden; op den duur wellicht bij de gemeente (BouwToezicht en Monumenten / BTM ?) of in eigen beheer.

3.       ONTWERP
De bouwplanadviseur en de gemeentelijke adviseurs bij stedenbouw en ingenieursbureau adviseren ook bij het ontwerp en toetsen dit op het PvE en vooral de PKVW-eisen. Bij het “vooroverleg” (= het informele overleg voorafgaand aan de formele aanvraag om bouwvergunning) kan ook BTM deze toets verzorgen. Naarmate meer PKVW-eisen in het Bouwbesluit worden opgenomen hoort dit zelfs tot de kerntaak van BTM. Echter, niet elk renovatie- of onderhoudsplan is bouwvergunningplichtig en dus is ook het vooroverleg geen “automatische” stap. Het is echter wel aan te raden toch een dergelijk overleg te voeren.

4.       BESTEKSFASE & AANVRAAG BOUWVERGUNNING
In deze fase heeft de initiatiefnemer zich al verregaand verplicht om het plan zo uit te voeren als gepresenteerd. Hij maakt immers in dit stadium de bouwsom af met de aannemer en vraagt – indien nodig – de bouwvergunning aan. De mogelijkheid om het plan te beïnvloeden, neemt technisch-inhoudelijk én financieel verder af.
Voorzover de toetsingsrol in deze fase formeel of faciliterend bij BTM ligt, komen correcties normaliter alleen voor op het niveau van exacte besteksomschrijvingen voor hang- & sluitwerk* of geattesteerde gevelelementen**. Niettemin kan op alledrie de niveaus (woning, complex, omgeving) een “voortoets” of advies ook door anderen worden verzorgd (zie 2).
*) Hang- & sluitwerk, brandmelders etc. laten zich in deze fase alleen beoordelen aan de hand van besteksteksten of documentatie, die als extra indieningsstukken moeten worden beschouwd.
**)Gevelelement, bestaand uit o.a. ramen of deuren, dat in z’n geheel is gekeurd en waarvoor een komoattest met produktcertificaat voor de inbraakwerendheid is afgegeven
.

5.       GOEDKEURING
De bouwplanadviseur is hiervoor het “loket”: daar moeten tekeningen en beschrijvingen (bestek) in tweevoud worden ingediend. Vervolgens gaan deze naar de keurmerkcommissie. Eén set wordt na goedkeuring, al dan niet met opmerkingen, via de bouwplanadviseur geretourneerd aan de initiatiefnemer met de mededeling of aan de PKVW-eisen wordt voldaan of niet (in het laatste geval kan uiteraard herstel plaatsvinden tot het vereiste niveau, waarna het plan opnieuw ter goedkeuring wordt aangeboden).

6.       UITVOERING & OPLEVERING
De uitvoering moet gebeuren door (of onder verantwoordelijkheid van) een erkend PKVW-bedrijf. Hiervan zijn er meerdere in de regio en hun aantal neemt nog toe; bij de Politie en BTM zijn namen en adressen verkrijgbaar. Als het werk wordt uitgevoerd door een niet-erkend bedrijf (bijv. de onderhoudsdienst van een corporatie) kan het door een erkend PKVW-bedrijf worden gekeurd en gecertificeerd. Het is raadzaam dit tevoren goed contractueel vast te leggen.

7.       CERTIFICERING
De oplevering wordt door het PKVW-bedrijf gemeld aan het landelijk inspectiebureau. Als het werk wordt uitgevoerd conform het goedgekeurde bouwplan (zie 4 en 5) en vooral conform de PKVW-eisen komt het in aanmerking voor certificering. Vaak leiden aanbestedingsresultaten tot bezuinigingen. Daarbij kunnen ook de veiligheidsvoorzieningen worden veranderd, maar zo lang aan de PKVW-eisen wordt voldaan staat niets toekenning van dit keurmerk in de weg. Het certificaat wordt verstrekt door het PKVW-bedrijf tenzij uit de steekproefsgewijze controle door het landelijk inspectiebureau blijkt dat het werk (nog) niet voldoet.

8.       PERIODIEK ONDERHOUD
In principe geldt het PKVW  voor 5 jaar, maar in hoeverre na die periode verbetering, onderhoud en controle geregeld zullen zijn is op dit moment nog niet bekend. De initiatiefnemer mag er vanuit gaan, dat de bouwplanadviseur hierover te zijner tijd informatie kan en zal verstrekken.


BIJLAGE 3                                                 PROTOCOL BESTAANDE BOUW individueel

 

Politiekeurmerk Veilig WonenÒ (PKVW) 

 

PROTOCOL BESTAANDE BOUW (individuele eigenaar [of huurder] of VvE)

 

VOORAF:

1                    Via algemene en gerichte informatie (voorlichting, werving, voorwaarden bij gronduitgifte, ontwikkelingsconvenanten of eventueel een verordening) kan Delft woningbeheerders attenderen op het Politiekeurmerk Veilig WonenÒ (PKVW). Dat “voortraject” is hier niet aan de orde; hier gaat het om het te doorlopen traject van initiatief via programma, ontwerp, goedkeuring, uitvoering, oplevering en certificering tot en met periodiek onderhoud.

2                    Bij bestaande bouw wordt – bij voorkeur – het keurmerk verstrekt, maar deelcertificaten voor de individuele woning, het wooncomplex of de woonomgeving zijn ook mogelijk. Voor de individuele eigenaar of huurder zal het doorgaans alleen om de woning gaan; bij de VvE (Vereniging van Eigenaren van appartementsrechten) is ook het wooncomplex relevant.

 

STAPPENPLAN

1.       INITIATIEF
De initiatiefnemer van het plan om “iets” met Veilig Wonen te doen, kan zijn een privé opdrachtgever (eigenaar of huurder met toestemming van de verhuurder) of een Vereniging van Eigenaren (VVE). In dit stappenplan kijken we alleen naar de individuele opdrachtgever. Toevoegingen voor de VvE zijn cursief aangeduid.

2.       OPNAME BESTAANDE TOESTAND
Om te weten wat er in de individuele woning nodig is om het deelcertificaat Veilige Woning te verkrijgen, moet de woning worden opgenomen door een gecertificeerd preventieadviseur. Dit is iemand van een PKVW-bedrijf of, bij slachtofferadvisering, van de politie. Er wordt niet alleen gelet op het aanwezige hang- & sluitwerk maar ook op de specifieke inbraakrisico’s door aangebouwde bergingen, erkers of schuttingen. Voor de deelcertificaten Veilig Complex en Veilige Woonomgeving moet een bouwplanadviseur van de politie worden ingeschakeld, die het volledige traject begeleidt.

3.       ADVIES
Naar aanleiding van zijn opname brengt de adviseur een advies uit welke maatregelen minimaal nodig zijn om het deelcertificaat Veilige Woning (en Veilig Wooncomplex) te verkrijgen. Op onderdelen of voor het totaal kan op verzoek ook een ‘plus-variant’ worden voorgesteld, die op zinvolle punten meer omvat dan de eisen van het deelcertificaat. (Voor de VvE kan bovendien van belang zijn een presentatie aan de ledenvergadering. Niet alleen is dat de enige plek waar de aspecten van het wooncomplex aan de orde komen – zoals entree, trappenhuis en bergingen –, maar bovendien behoren volgens de meeste splitsingsactes alle ingrepen aan de “schil” van het gebouw tot de zeggenschap van de VvE en niet tot die van de appartementseigenaren.)

4.       OFFERTE
Meestal zal het advies, wanneer dat van een PKVW-bedrijf afkomstig is, een offerte of prijsindicatie bevatten. Zo niet, dan is dit de onmiddellijke vervolgstap, want de kostenfactor zal veelal bepalen of de aanpak doorgaat of niet. (Ook deze informatie hoort aan de VvE te worden gepresenteerd.)

5.       OPDRACHT
Voorafgaand aan de opdracht aan een PKVW-bedrijf (of aan een ander onder verantwoordelijkheid van een PKVW-bedrijf) is geen specifieke toestemming van een toetsende instantie nodig. Het gaat immers om gecertificeerde instellingen. Van zulke bedrijven zijn er meerdere in de regio en hun aantal neemt nog toe; bij de Politie en BTM zijn namen en adressen verkrijgbaar. Als het werk wordt opgedragen aan een niet-erkend bedrijf (bijv. de onderhoudsdienst van een corporatie) kan het door een erkend PKVW-bedrijf worden gekeurd. Het is raadzaam dit tevoren goed contractueel vast te leggen.

6.       UITVOERING & OPLEVERING
De uitvoering moet dus gebeuren door (of onder verantwoordelijkheid van) een erkend PKVW-bedrijf. Als het werk gereed is krijgt men het deelcertificaat Veilige Woning (en eventueel Veilig Wooncomplex).

7.       CERTIFICERING
Steekproefsgewijs controleert het landelijk inspectiebureau of het werk (werkwijze en resultaat) voldoet aan de PKVW-eisen. Negatieve resultaten schaden het PKVW-bedrijf, maar mogen de bewoner(s) niet benadelen. Bij herhaling van ernstige tekortkoming wacht het bedrijf intrekking van de erkenning. Bij de klant kunnen aanpassings- of vervangingsmaatregelen nodig blijken, die uiteraard voor rekening van het uitvoerende bedrijf komen. (Er is sprake van een verzekerde garantie bij de erkende PKVW-bedrijven.)

8.       PERIODIEK ONDERHOUD
In principe geldt het PKVW  - ook voor de deelcertificaten – voor 5 jaar, maar in hoeverre na die periode verbetering, onderhoud en controle geregeld zullen zijn, is op dit moment nog niet bekend. De initiatiefnemer mag er vanuit gaan, dat de preventieadviseur hierover te zijner tijd informatie kan en zal verstrekken.


BIJLAGE 4                                                 STROOMSCHEMA AANPAK VEILIG WONEN

 


BIJLAGE 5                                                                BESCHRIJVING PROEFPROJECTEN

 

 

Proefproject 1               Lisztstraat /C.Franckstraat

ligging:                         wijk Buitenhof (zie kaartje bijlage ..)
aantal:                          388 woningen (+ 8 HAT-eenheden)
type:                            galerijflats 14 etages (“ERA-flats”)
sector:                         sociale huur
eigenaar:                      woningcorporatie DuWo
bouwjaar:                      1969
motivatie keuze:            corporatie was reeds bezig met voorbereiding onderhoudsproject; sluit aan bij                              wijkaanpak Buitenhof;

Beschrijving:

De PKVW-adviseurs van het politiedistrict hebben het complex bezocht samen met de projectleider van de corporatie. De bevindingen werden deels in het plan geïmplementeerd, maar op geen van de drie niveau’s werden de PKVW-eisen gehaald. Het leek de projectgroep zinvol het contact met de verantwoordelijken binnen DuWo voort te zetten om na te gaan of er bij verhuurder en huurders voldoende inzicht in Veilig Wonen bestond, welke afwegingen waren gemaakt en welke mogelijkheden wellicht nog open stonden. Dit contact is echter door enkele misverstanden niet tot stand gekomen; ook een reeds geagendeerd overleg tussen de districtschef van de politie en de projectleider met de leiding van de corporatie werd afgezegd. DuWo heeft niet deelgenomen aan de activiteiten van de projectgroep.

 

Conclusie:

De misverstanden tussen de corporatie enerzijds en de politie en de projectgroep anderzijds verhinderen het trekken van harde conclusies. Het beoogde inzicht in informatieniveau, argumentatie en alternatieven is immers niet verkregen. Getracht wordt hierin alsnog te voorzien.

 

Proefproject 2               Annaboogerd e.o.

ligging:                         noordelijk deel binnenstad (zie kaartje bijlage ..)
aantal:                          61 woningen
type:                            eengezinswoningen, stadsvernieuwingsnieuwbouw

sector:                         sociale huur
eigenaar:                      woningcorporatie Vestia
bouwjaar:                      1978
motivatie keuze:            corporatie was reeds bezig met voorbereiding onderhoudsproject; ook bij                         bewoners bestond belangstelling vanwege inbraakrisico

Beschrijving:

Een PKVW-adviseur van het politiedistrict heeft samen met de projectleider van de corporatie en een medewerker van BTM de woningen bezocht en een advies uitgebracht (op woningniveau). De eerste offerte van de onderhoudsaannemer kwam uit op ca. ƒ 3.000 per woning (najaar 2000). Dit bedrag zou minus een bijdrage van Vestia à ƒ 500 per woning geheel door de huurders moeten worden betaald als eenmalige bijdrage. Dit werd te hoog geacht. Na bezuinigingen enerzijds en verhoging van de Vestia-bijdrage anderzijds kwam het door de huurders te betalen bedrag uit op ƒ 1.205. Ook dat bedrag werd echter als te hoog verworpen. Vanuit de projectgroep is nog aan Vestia gevraagd aan de bewoners een regeling voor te stellen voor het vergoeden van de restwaarde voor het geval iemand de woning zou verlaten binnen de afschrijvingstermijn van de PKVW-voorzieningen. Vestia zoekt nog naar een constructie voor dit probleem. (De verhuismobiliteit van dit complex is volgens Vestia laag te noemen.) De relatief hoge investering wordt veroorzaakt door het woningtype – eengezinswoning – en de open toegang tot het binnenterrein, waardoor de achtergevel zeer kwetsbaar is

 

Conclusie:

Een algemene (complexoverstijgende) conclusie over de voor de huurders acceptabele bijdrage is nog moeilijk te trekken. Dit is sterk afhankelijk van het inbraakrisico, woningtype en inkomen.

 

 

Proefproject 3               Alkstraat e.o.

ligging:                         zuidrand Tanthof-Oost (zie kaartje bijlage ..)
aantal:                          58 woningen
type:                            eengezinswoningen

sector:                         koop
eigenaar:                      particulieren (eigenaren-bewoners)
bouwjaar:                      1985
motivatie keuze:            projectgroep zocht project in de koopsector vanwege de andere wijze van                                    communiceren met bewoners (niet via corporatie); bij dit complex bestonden                               enkele contacten en een vermoeden inzake inbraakrisico

 

Beschrijving:

Een PKVW-adviseur van het politiedistrict heeft samen met een medewerker van BTM enkele woningen bezocht en een advies uitgebracht (op woningniveau). Hierop heeft BTM bij enkele bedrijven en bij de Dienstenwinkel offerte opgevraagd. De Dienstenwinkel ziet vanwege andere prioriteiten af van het uitbrengen van een offerte. De andere offertes werden medio januari 2000 ontvangen. De offertes komen uit op circa ƒ 1850 en 3000  per woning voor het op PKVW-niveau leveren en aanbrengen van deze voorzieningen. Aangezien inmiddels bekend is, dat het complex in 2000 slechts één geregistreerde woninginbraak kende, is zeer de vraag of het proefproject verder moet worden doorgezet vanwege de hoge kosten, die immers ook in proefproject 2 onoverkomelijk bleken. Anderzijds gelden voor eigenaren qua afschrijving andere overwegingen. PKVW kan immers ook als verkoopargument een pluspunt zijn.

De bedoeling van de projectgroep is met behulp van de technische en financiële gegevens voor dit (of een vergelijkbaar complex met hoger inbraakrisico en wellicht lagere kosten…) gericht voorlichtingsmateriaal te maken en een bewonersbijeenkomst te organiseren waarin de algemene achtergronden en voordelen van PKVW uit de doeken worden gedaan en vervolgens gerichte aandacht aan de woningen in het complex wordt besteed, eventueel samen met een erkend bedrijf, dat een passende offerte heeft uitgebracht. Zover is dit project echter nog niet gevorderd.

 

Conclusie:

De stand van het project staat een herbezinning op de keuze van het juiste complex toe. Voor echte conclusies is het te vroeg.

 

Proefproject 4               Willemseterrein (“Curtis Ricardis”)

ligging:                         voormalig bedrijfsterrein Schieoevers-Oost (zie kaartje bijlage ..)
aantal:                          56 woningen
type:                            portieketagewoningen met lift

sector:                         koop
eigenaar:                      particulieren (eigenaren-bewoners)
bouwjaar:                      geplande oplevering: ……..
motivatie keuze:            projectgroep kreeg informatie, dat PKVW-label niet haalbaar zou zijn,                              omdat openbare verlichting Delft niet aan PKVW-normen zou voldoen; dit is                               cruciaal voor alle nieuwbouw in Delft en moest nader worden onderzocht

 

Beschrijving:

Aan ontwerp openbare ruimte van de gemeente Delft werd om een toelichting gevraagd, die aanvankelijk de signalen van de bouwplanadviseurs bevestigde. Om redenen van kosten- en energiebeperking werd van een lager verlichtingsniveau toegepast. Besloten werd de zaak nader uit te diepen om met cijfermateriaal inzicht te verschaffen in de technische en financiële verschillen tussen norm en realiteit. De bedoeling was om daarmee een goed uitgewerkt voorstel aan b&w te kunnen doen om tenminste bij nieuwbouwlocaties in Delft wel het vereiste niveau van openbare verlichting toe te passen, omdat anders het verkrijgen van het integrale PKVW-label in Delft onhaalbaar zou zijn en gemeentelijke propaganda voor Veilig Wonen ongeloofwaardig zou overkomen. Inmiddels is gebleken, dat de gemeentelijke normen reeds in 1997 op het vereiste PKVW-niveau zijn gebracht.

 

Conclusie:

Het is jammer, dat dit proefproject overbodig is gebleken, maar het is belangrijker dat nu vaststaat, dat de Delftse verlichtingsnorm het realiseren van Veilig Wonen bij nieuwbouw niet in de weg staat.

 

 

Proefproject 5               Burgemeestersrand e.o.

ligging:                         Buitenhof, langs de Kruithuisweg  ( zie  kaartje bijlage ..)
aantal:                          163 woningen
type:                            eengezinswoningen

sector:                         koop
eigenaar:                      particulieren (eigenaar-bewoners)
bouwjaar:                      ca 1998
motivatie keuze:            de eigenaar/bewoners hebben de politie om advies gevraagd.

 

Beschrijving:

Het project bestaat uit enkele jaren oude eengezinswoningen. Via de achterpaden zijn de woningen onopvallend te benaderen. Wat uiteindelijk heeft geleid tot een sterke toename van het aantal inbraken eind 2000. De politie heeft voorlichting gegeven, maar tevens de bewoners gestimuleerd gezamenlijk tot actie te komen. Het project is tijdens de eindredactie van dit verslag toegevoegd.

 

Conclusie:

Het project verkeert in een te pril stadium om conclusies te kunnen trekken.
BIJLAGE 6                                                                         KAARTJES PROEFPROJECTEN


BIJLAGE  7

 

COMMUNICATIEPLAN

 

De nu volgende tekst is vrijwel letterlijk de tekst van het in oktober 2000 door de projectgroep Veilig Wonen goedgekeurde tekst. Mede vanwege de actualisering zijn enkele verwijzingen naar de proefprojecten geschrapt.

 

De projectgroep Veilig Wonen heeft ervoor gekozen om, zodra de stuurgroep daarmee instemt, met ‘veilig wonen’ aan de slag te gaan in enkele proefgebieden. Het gaat daarbij om het aanbrengen van inbraakwerende voorzieningen en rookmelders. Ook het aanbrengen van extra verlichting of het snoeien van bosschages kunnen bijdragen aan vergroting van het veiligheidsgevoel. Uitgangspunten zijn: een veilige woning, woongebouw en woonomgeving.

 

Doelgroepen voor de communicatie

Het project kent meerdere ‘spelers’, zowel binnen de organisaties van gemeente, corporaties en politie, als daarbuiten. De voornaamste doelgroep echter bestaat uit bewoners, of die nu in een huurwoning wonen of in een eigen woning. Alle inspanningen zijn erop gericht om het veiligheidsgevoel te vergroten.

Interne doelgroepen:

·         bestuurders (gemeente, corporaties, politie)

·         de gemeentelijke vakteams Projecten, Wijkbeheer, BTM, RO, Wonen, EZ

·         betrokken afdelingen corporaties

·         idem politie

·         wijkcoördinatieteams

Externe doelgroepen:

·         bewoners (zowel huurders als eigenaar/bewoners, al of niet georganiseerd in een belangenvereniging, VvE o.d.)

·         commerciële verhuurders (particulieren, bedrijven, makelaars)

 

Doelstelling

De communicatie-aanpak is gericht op het bereiken van verschillende doelstellingen:

intern:

·         betrokken medewerkers binnen vakteams en afdelingen informeren over ‘veilig wonen’

·         medewerkers en bestuurders enthousiasmeren voor het toepassen ‘veilig wonen’ (te

treffen maatregelen voor een veilige woning, woongebouw en woonomgeving)

extern:

·         bewoners informeren over ‘veilig wonen’ (inbraakwerende voorzieningen, rookmelder,

verlichting)

·         ‘veilig wonen’ (veilige woning, woongebouw en –omgeving) laten bijdragen aan vergroting van het veiligheidsgevoel.

 

Middelen

Per doelgroep worden de volgende middelen ingezet:

Intern:

·         toelichting geven in diverse overleggen, zoals werkoverleggen corporaties (bv. projectleiders, huismeesters enz.) en gemeente (bv. ontwerp openbare ruimte, projectleiders enz.)

·         (voortgangs)rapportages aan bestuurders

·         informatief artikel in huisorganen

·         intranet

 

extern – algemeen:

·         folder (algemeen, aansluitend op bestaand voorlichtingsmateriaal Politie Keurmerk Veilig

     Wonen)

·         persberichten

·         artikelen in Stadskrant Delft

·         internet

·         (eventueel gebruik reclameborden)

 

extern – acties en middelen (proef)gebieden:

huurwoningen van corporaties

Per project beslist de corporatie op welke manier zij bewoners benadert en informeert.

Een voorbeeld:

·         in overleg met de werkgroep communicatie belegt de corporatie een bijeenkomst voor huurders;

·         programma:            toelichting op ‘veilig wonen’

            gelegenheid tot het stellen van vragen en geven reacties

            toelichting op vervolg;

·         huurders voor deze bijeenkomst uitnodigen per brief, vergezeld van een ruwe opzet van het plan van uitvoering en documentatiemateriaal;

·         bewoners krijgen een contactpersoon bij de corporatie bij wie ze terecht kunnen met vragen en opmerkingen

eigen woningen

·         in overleg met de werkgroep communicatie belegt de gemeente een bijeenkomst voor eigenaar/bewoners (bij de pilot is dat het vakteam Bouwtoezicht en monumenten, bij vervolgprojecten zal dat het vakteam wijkbeheer zijn);

·         programma: toelichting op ‘veilig wonen’

   gelegenheid tot het stellen van vragen en geven reacties

   toelichting op vervolg;

·         bewoners voor deze bijeenkomst uitnodigen per brief, vergezeld van een ruwe opzet van het plan van uitvoering en documentatiemateriaal;

·         bewoners krijgen een contactpersoon bij wie ze terecht kunnen met vragen en opmerkingen. Per project wordt afgesproken wie de contact’persoon’ is: politie of gemeente. Bij de pilot is het vakteam Bouwtoezicht en monumenten het contactpunt.

·         Bij het pilotproject leggen preventieadviseurs van de politie huisbezoeken af bij een beperkt aantal bewoners, zodat een representatief beeld ontstaat en een algemeen advies aan de bewoners kan worden gegeven. Na de pilot kunnen eigenaar/bewoners voor advies terecht bij de PKVW-bedrijven.

 

Planning communicatieve inspanningen

De start van de realisatiefase per 16 november 2000, betekent tegelijkertijd de start van de communicatieve inspanningen. Op welke tijdstippen de verschillende acties plaatsvinden, hangt gedeeltelijk af van de voortgang met de proefgebieden. Aan belangrijke vermeldenswaardige tussenstanden wordt aandacht geschonken.

 

Kosten

De kosten voor het informatiemateriaal bedragen ongeveer ƒ 5.000,-. Bewonersbijeenkomsten kosten ¦ 500 à ¦ 750,- per bijeenkomst.

 

Overige kosten

In de pilot Alkstraat e.o. zullen huisbezoeken bij particuliere eigenaar/bewoners worden afgelegd. Benodigde tijd per woning: ca. 1 uur; geschatte kosten voor huisbezoeken:ƒ 500,-.

 

Uitvoering

De uitvoering van de acties die zijn beschreven in dit communicatieplan, is een verantwoordelijkheid van:

·         het vakteam  Bouwtoezicht en monumenten voor wat betreft de gemeentelijke interne communicatieve inspanningen en die naar eigenaar/bewoners;

·         de betreffende corporatie voor wat betreft de interne communicatieve inspanningen en die richting huurders

 

Evaluatie

Het is wenselijk om na ongeveer 6 maanden (of eerder als daar aanleiding voor is) te bezien of de communicatieve inspanningen rond het project de gewenste effecten hebben.


BIJLAGE 8                                   SAMENSTELLING PROJECTGROEP VEILIG WONEN

 

De Projectgroep Veilig Wonen Delft is voorbereid door Carel Prins, tot 1 maart 2000 interim sectorhoofd Bouwen & Wonen van de toenmalige Dienst Stadsontwikkeling van de gemeente Delft. In april 2000 is de eerste bijeenkomst geweest van de eigelijke projectgroep. Deze was als volgt samengesteld:

 

Projectleider      Gert-Jan van Leeuwen    hoofd vakteam Bouwtoezicht en monumenten (BTM*)

Secretaris         Eric Mulder                   beleidsmedewerker vakteam Welzijn

Leden               Tineke Kronshorst         beleidsmedewerker vakteam BTM

                        Annet Jansen                Woningcorporatie Vestia

                        Anke Heederik              Stichting Delft Wonen

                        Ada Lindijer                  Vrouwen Advies Commissie Delft

                        Jan Dijkgraaf                 Woonkoepel Delft

                        Henk de Bruijn              preventiemedewerker Politiedistrict Delft/Pijnacker

                        Johan Mossel               preventiemedewerker Politiedistrict Delft/Pijnacker

                        Bram van Mullem          inspecteur buitendienst vakteam BTM

                        Jaap van Zwet               hoofd vakteam Wijkbeheer

                        Teun van Brakel Vidomes Delft

                        J. van der Zalm              Preventiemanager Politie

                        Cor Veen                      Ingenieursbureau

                        John van der Bie            beleidsmedewerker vakteam Wonen

                        Peter Boekelman          beleidsmedewerker vakteam Wonen

                        Pim Lening                   Diensten- en Werkwinkel

                        M.B. van Leeuwen         Vidomes Delft

                        Henry Rienstra              medewerker duurzaam bouwen vakteam BTM

*) BTM is onderdeel van Publiekszaken, sector Bouwen Toezicht Ondernemen

 

Verder hebben op ad hoc basis deelgenomen aan de projectgroep en/of aan de uit de projectgroep gevormde werkgroepen:

 

Ankie van der Sande      stedenbouwkundige vakteam Ruimtelijke Ordening

Sietse Wierda               stedenbouwkundige vakteam Ruimtelijke Ordening

Christiaan Beekhuis      ontwerper openbare ruimte Ingenieursbureau gem. Delft

 

Correspondentieadres voor de projectgroep c.q. het Coördinatiepunt Veilig Wonen Delft is:

 

Veilig Wonen

p/a. BTM

Postbus 53

2600 BA  DELFT

tel: 015 219 78 07

fax: 015 219 71 62

email: hrienstra@delft.nl       


BIJLAGE 9                                   BESPREKING IN HET DRIEHOEKSOVERLEG

 

 

Datum driehoeksoverleg:            9 oktober 2001

Versie eindverslag:                    juni 2001

 

 

 

Vanuit het ambtelijk driehoeksoverleg kwam het verzoek om het rapport te kunnen beoordelen. In het driehoeksoverleg zitten de bestuurders van de corporaties, de gemeente en de woonkoepel.

 

Op 9 oktober is het rapport in het driehoeksoverleg besproken. Het belangrijkste discussiepunt was beslispunt 5:

·         in het door de Delftse corporaties te formuleren beleid met betrekking tot Veilig Wonen wordt, voorzover de projectmatige aanpak (zie beslispunt 4) –nog- niet in een oplossing voor het betreffende complex voorzien, als actiepunt opgenomen:

o        bij elke huurdersmutatie wordt, voorzover dit nog niet is gebeurd, de betreffende woning in het kader van het mutatieonderhoud op PKVW-niveau gebracht (certificaat woning).

Het op PKVW-niveau brengen van alle mutatiewoningen is kostbaar. Volgens de corporaties variëren de kosten van 1500 tot 3000 gulden per woning. Men staat achter het PKVW, maar zoekt naar middelen om de kosten binnen de perken te houden. Men wil het pkvw invoeren in de vorm van de volgende drie aktiepunten.

·         de Delftse corporaties te formuleren beleid met betrekking tot Veilig Wonen op basis van de ervaringen van de uit te voeren proefprojecten. Tevens wordt jaarlijks een veilig wonen actie gehouden.

De punten beleidsontwikkeling en proefprojecten worden nu al uitgevoerd bij enkele corporaties. Nieuw is de jaarlijkse actie Veilig Wonen in plaats van het op pkvw-niveau brengen van mutatiewoningen.