Politie Haaglanden

 

 

 

Bureau Delft

 

 

 

Werkplan  2003

 

 

 

 

Inhoudsopgave

Inleiding.. 2

Leeswijzer. 3

Doelstellingen Veiligheid, Leefbaarheid  en Maatschappelijke Integriteit 2003. 5

Doelstellingen Dienstverlening en Interne Performance 2003. 5

Hoofdstuk 1      Resultaatgebied Veiligheid, Leefbaarheid en Maatschappelijke Integriteit  6

1.1  Geweld     (prioriteit) 6

1.1.1  Meldingen geweld. 6

1.1.2  Straatroof 6

1.1.3  Zeden. 7

1.1.4  Misdrijven tegen het leven. 7

1.1.5  Overvallen. 7

1.1.6  Bedreiging. 7

1.1.7  Mishandeling. 7

1.1.8  Aanpak geweld. 7

1.2  Veelplegers   (prioriteit) 8

1.2.1  Algemeen. 8

1.2.2 Diefstal uit woning. 8

1.2.3  Diefstal van/uit auto’s. 8

1.2.4  Zakkenrollerij 8

1.2.5  Heling. 8

1.2.6  Aanpak veelplegers. 9

1.3  Jeugdcriminaliteit   (prioriteit) 9

1.3.1      Algemeen. 9

1.3.2   Aanpak jeugdcriminaliteit 11

1.4  Horecaoverlast     (prioriteit) 11

1.4.1  Algemeen. 11

1.4.2   Aanpak horecaoverlast 11

1.5  Milieu. 12

1.5.1  Lichte milieudelicten   (Tobias) 12

1.5.2  Zware milieudelicten   (CBS) 12

1.6  Drugsoverlast. 12

Hoofdstuk 2        Resultaatgebied Dienstverlening.. 13

2.1  Beschikbaarheid. 13

2.2  Klachten. 13

Hoofdstuk 3        Resultaatgebied Interne Performance. 14

3.1  Bedrijfsvoering.. 14

3.1.1  Algemeen. 14

3.1.2  Informatie Gestuurde Politiezorg. 14

3.1.3  Capaciteitsmanagement 15

3.1.4  Kwaliteitszorg. 15

3.1.5  Politieopleiding 2002. 15

3.2  Klanttevredenheid. 15

3.3  Afhandeling processen-verbaal. 16

3.4  Loopbaanbeleid. 16

3.5  Training beroepsvaardigheden. 16

3.6  Ziekteverzuim.. 16

Bijlage 1. 17

Historische gegevens (CBS) 17

Geweld. 17

Veelplegers. 17

Jeugdcriminaliteit 17

Horecaoverlast 18

 

Inleiding

 

Voor u ligt het werkplan van bureau Delft voor het jaar 2003.

Begin 2003 zal de herinrichting van bureau Delft een feit worden. Deze herinrichting/doorontwikkeling houdt in de samenvoeging van de twee bureaus Delft-Oost/Centrum en Delft-West, de daaruit voortgekomen nieuwe organisatiestructuur en de visie op politiezorg die zich uit in een nieuwe manier van werken en samenwerking met partners.

 

Wijkgerichtheid en probleem- en dadergericht werken, vanuit de uitgangspunten van Informatie Gestuurde Politiezorg (IGP)[1] is de manier waarop politiewerk plaatsvindt in Delft. De gedachte achter informatiegestuurde politiezorg is vanuit een probleemanalyse van de externe omgeving te komen tot prioriteitskeuzes die leiden tot een optimale inzet van mensen en middelen met duidelijk benoemde resultaten. De focus van mensen en middelen op de daadwerkelijke criminaliteitsproblemen, daders, groepen, tijdstippen en locaties is hierbij leidend. De gedachte dat 65% van de criminaliteit wordt veroorzaakt door 15% van de verdachten (de zogenaamde veelplegers) is hierbij een belangrijk uitgangspunt. We willen bereiken dat criminaliteit daalt en het veiligheidsgevoel groter wordt. Behaalde resultaten moeten duidelijk zijn evenals ieders bijdrage daaraan. Daarmee zijn we transparant naar medewerkers toe evenals naar bestuur, partners en samenleving. De samenwerking met partners en het vormgeven van integraal veiligheidsbeleid is daarbij van cruciaal belang. We zijn als politie niet als enige verantwoordelijk voor het vergroten van de veiligheid in Delft. Dit besef is ook binnen de lokale Driehoek en bij partners aanwezig.

 

Wijkgerichtheid is leidend voor de manier van werken van politie en partners in Delft. Een goede stap richting wijkgericht werken is al gezet aangezien er binnen de 7 gemeentelijke wijken in Delft infrastructuren bestaan die zich lenen om het wijkgericht werken verder te ontwikkelen. Deze aanpak wordt ontwikkeld naar meer actiegerichtheid en het maken van duidelijke prioriteitskeuzes daarin. (resultaatgericht) Daarmee worden criminaliteitsproblemen nadrukkelijker meegenomen in de gemeentelijke wijkplannen en wordt de aanpak van wijkproblemen een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de verschillende partners in die wijk (waaronder de politie) onder regie van de gemeente. Dit komt tot uiting in de wijkcoördinatieteams waarin de partners in de wijk vertegenwoordigd zijn.

 

De toezichthoudende taak van de gemeente is nu nog verspreid over verschillende diensten, waardoor zaken niet goed tot uitvoering komen. Dit genereert extra druk op de handhaving.

Ook de helderheid over de taakopvatting en verantwoordelijkheden tussen partners zal de komende periode een nadrukkelijk punt van discussie zijn. De afstemming en samenwerking tussen partners is mede hierdoor momenteel niet altijd duidelijk, wat leidt tot verschillende verwachtingspatronen en realisatie. Dit legt wederom extra druk op de handhaving.

 

De (wijk)prioriteiten voor het jaar 2003 zijn tot stand gekomen vanuit wijkanalyse, de inventarisatie veelplegers, ervaring en kennis van medewerkers en partners. De prioriteiten genoemd in de regionale kaderbrief vormen een belangrijke leidraad. De prioriteiten zijn  afgestemd met de lokale Driehoek.

Het SAARA-model wordt gebruikt om, op verschillende niveaus, invulling te geven aan de vertaling van beleidskeuzes naar operationele activiteiten.

 

De regionale prioriteiten:       Geweld

                                               Veelplegers

                                               Jeugdcriminaliteit

 

De lokale prioriteiten:             Geweld

                                               Veelplegers

                                               Jeugdcriminaliteit

                                               Diefstallen uit woningen

                                               Horecagerelateerde delicten en overlast

 

Tweemaandelijks wordt bekeken of er een herziening van geprioriteerde gebieden moet plaatsvinden. Dit vanuit het oogpunt dat het vaststellen van jaarlijkse prioriteiten onvoldoende recht doet aan de snel veranderende omgeving en criminaliteitsontwikkelingen in die omgeving.

Dit vraagt ook flexibiliteit van onze partners in de afstemming op problemen en de gezamenlijke aanpak van die problemen

 

Leeswijzer

 

In hoofdstuk 1 is per onderwerp een beschrijving en analyse gegeven van de huidige situatie en de doelstelling voor 2003. Bij de volgorde van de onderwerpen zijn de prioriteiten Geweld, Veelplegers en Jeugdcriminaliteit gevolgd. Hierna volgt een beschrijving van de voorgenomen aanpak per onderwerp.

In hoofdstuk 2 en 3 zijn de onderwerpen ten aanzien van dienstverlening en interne performance beschreven.  In bijlage 1 zijn de historische cijfers per onderwerp vermeld.

 

Doelstellingen Veiligheid, Leefbaarheid  en Maatschappelijke Integriteit 2003

 

 

Doelstellingen Dienstverlening en Interne Performance 2003

 

 

 

verwacht resultaat 2002

bureaudoelstelling 2003

DIENSTVERLENING

 

 

 

Beschikbaarheid

% prio 1<10 minuten

>80%

80%

Klachten

% binnen 9 weken afgehandeld

>80%

80%

 

 

verwacht resultaat 2002

bureaudoelstelling 2003

INTERNE PERFORMANCE

 

 

 

Klanttevredenheid

 

7,2

7,5

% technische sepots

 

<1%

<2%

Doorlooptijd

Verbetering (termijn 1e verhoor politiebinnenkomst OM)

 

5%

Misdrijven via HAU

 

>30% 

>30%

Loopbaanbeleid

functioneringsgesprek 1x per jaar

 100%

100%

 

beoordelingsgesprek 1x per jaar

 100%

100%

IBT-training

4x8 uur

 100%

100%

Ziekteverzuim

 

12%

daling 20%

 

Hoofdstuk 1      Resultaatgebied Veiligheid, Leefbaarheid en Maatschappelijke Integriteit

 

1.1  Geweld     (prioriteit)

 

1.1.1  Meldingen geweld

Het aantal meldingen geweld zal in 2002 tot ongeveer 545 stijgen en de doelstelling zal met ongeveer 35% worden overschreden. De meldingenratio voor 2002 zal rond de 5,6 uitkomen.

Als doelstelling voor 2003 wordt een maximum van 500 meldingen gesteld, hetgeen een meldingenratio van < 5,2 betekent.

 

1.1.2  Straatroof

Straatroof is in 2002 sterk verminderd ten opzichte van 2001. Het jaar 2001 werd afgesloten met 153 straatroven. Bij analyse bleek, dat veel straatroven werden gepleegd door daders op bromfietsen en scooters. Gerichte controle van deze groep weggebruikers, met name in de binnenstad, door motorrijders, gaf al snel een grote daling van het aantal straatroven te zien. Naar verwachting zal het jaar 2002 worden afgesloten met ongeveer 74 straatroven hetgeen een aangifteratio van

ongeveer  0,8 oplevert. Voor 2003 wordt de doelstelling op  een aangifteratio van <1 gesteld, hetgeen een maximum aantal van 97 vertegenwoordigt. Het streven is er wel op gericht een oplossingspercentage van 10% te halen. Zonodig zal hiervoor extra opsporingscapaciteit worden ingezet.

 

1.1.3  Zeden

2002 wordt naar verwachting afgesloten met 45 zedenmisdrijven, hetgeen een aangifteratio van 0,46 vertegenwoordigt. Het oplossingspercentage is nagenoeg gelijk aan de doelstelling. Zedenmisdrijven worden veelal in de huiselijke sfeer, dan wel in de relationele sfeer gepleegd.

De doelstelling ten aanzien van 2003, wordt gesteld op maximaal 48 zedenzaken en  een aangifteratio van < 0,5. Het oplossingspercentage van > 53% wordt nagestreefd.

 

1.1.4  Misdrijven tegen het leven

Het aantal misdrijven tegen het leven zal in 2002 op ongeveer 1 voltooid delict en 32 pogingen uitkomen. Voor 2003  is  qua aantal geen doelstelling bepaald.  De doelstellingen voor het oplossingspercentage van zowel voltooide misdrijven en pogingen wordt op > 90% gesteld. Een misdrijf tegen het leven krijgt de hoogst mogelijke prioriteit in opsporing.

 

1.1.5  Overvallen

Het aantal overvallen is in 2002 sterk afgenomen. 2002 zal worden afgesloten met ongeveer 8 overvallen hetgeen een aangifteratio van 0,08 geeft,

Het oplossingspercentage loopt iets achter op de doelstelling. Voor 2003 worden als doelstellingen maximaal 10 overvallen, een aangifteratio van < 0,1 en een oplossingspercentage van 50% gesteld.

 

1.1.6  Bedreiging

Het aantal bedreigingen is  sterk toegenomen. De prognose voor 2002 laat  ongeveer 143 bedreigingen zien, hetgeen een overschrijding van de doelstelling met ongeveer 80% betekent. De doelstelling voor 2002 blijkt veel te ambitieus geweest te zijn. Ten opzichte van 2001 is er een stijging van 25%. De aangifteratio van ongeveer op 1,4 uitkomen.  Het oplossingspercentage wordt wel benaderd. Als doelstelling voor 2003 wordt een maximaal aantal van 140, een aangifteratio van <1,4 en een oplossingspercentage van 50% gesteld.

.

1.1.7  Mishandeling

Het aantal mishandelingen is evenals het aantal bedreigingen toegenomen.  Het verwachte resultaat voor 2002 geeft met een aantal van ongeveer 255 een overschrijding van de doelstelling met ongeveer 60%. Ten opzichte van 2001 betekent dit een stijging van 8%. Evenals bij bedreiging is de doelstelling voor 2002 voor mishandelingen te ambitieus geweest. De regionale stijging van het aantal bedreigingen bedraagt 14%. De aangiteratio bedraagt 2,6. De doelstelling van het oplossingspercentage wordt wel gehaald. Het aantal mishandelingen in de huiselijk sfeer bedraagt, evenals in 2001, ongeveer 30% van het totaal.  Voor dit soort mishandelingen wordt de afhandeling volgens het project “huiselijk geweld” uitgevoerd, hetgeen ook voor 2003 de werkwijze zal blijven. De doelstellingen voor 2003 worden gesteld op een maximaal aantal van 220, een aangifteratio van < 2,3 en een oplossingspercentage van 50%.

 

1.1.8  Aanpak geweld

Analyse leert, dat een substantieel deel van de geweldszaken in de Binnenstad plaats vindt in de late avond- en nachturen op vrijdag en zaterdag. Buiten het weekend ligt het aantal geweldszaken in de Binnenstad rond de 8%.  In de late avond- en nachturen van vrijdag en zaterdag loopt dit percentage op naar respectievelijk 15% en 19%. Een relatie met het uitgaansleven is waarschijnlijk.

Van de mishandelingen vindt ongeveer de helft plaats op de openbare weg.  Voor bedreiging is dit ongeveer 30%. De overige mishandelingen en bedreigingen vinden plaats in of bij een pand, niet zijnde een horeca-inrichting. In totaal wordt 30% van de mishandelingen in de huiselijke sfeer gepleegd. De aanpak van deze mishandelingen blijft geschieden volgens het project “Huiselijk geweld”. De absolute aantallen en de spreiding van de geweldsdelicten geven geen mogelijkheid tot het benoemen van z.g. hot spots. De aanpak zal zich dus, naast opsporing van daders, richten op het verhogen van het toezicht in de Binnenstad op de late avond- en nachturen op vrijdag en zaterdag. Hiervoor zal met name het biker-team worden ingezet.

Om het aantal straatroven binnen aanvaardbare grenzen te houden blijft de controle door motorrijders van de potentiële dadergroep op scooters gehandhaafd. Potentiële daders worden hierdoor uit de anonimiteit gehaald, hetgeen in het verleden een succesvolle aanpak is gebleken.

 

Voor wat betreft de opsporing wordt bij de aanpak van straatroven samengewerkt met het regionale straatroventeam. Door dit team wordt regionaal de aanpak van straatroven gecoördineerd. Door het straatroventeam worden zaken behandeld en voorlichting gegeven. Twee nieuwe campagnes op het gebied van voorlichting zijn de campagnes “YUNU &IMEI” en “De prijs van een GSM”. Het straatroventeam verzorgt teven het SMS-bombardement van gestolen GSM’s. Verdachten van straatroof worden behandeld volgens het protocol Straatroof. In dit protocol zijn afspraken vastgelegd tussen politie en justitie ten aanzien van deze verdachten.

Alle genoemde geweldszaken krijgen prioriteit in de opsporing, waarbij de prioriteit oploopt met de zwaarte van het delict. Daders van geweldsdelicten worden ook in de informatie gestuurde politiezorg (zie hoofdstuk 3)  en de aanpak van veelplegers betrokken. Essentieel voor het slagen van de aanpak van geweldsdelicten is de follow-up door het Openbaar Ministerie. Ten aanzien van aangehouden verdachten van geweldsdelicten moet een consequent beleid gevoerd worden met betrekking tot voorlopige hechtenis en vervolging.

 

Alle geweldsmisdrijven worden gemonitord. Indien zich duidelijke series, hotspots, daders of dadergroepen aftekenen, zal hierop gerichte inzet worden gepleegd.

 

In het opsporingsproces wordt de kwaliteit van de aangiften bewaakt vanuit de recherchefunctie. Indien nodig zullen trajecten worden uitgezet om de kwaliteit te verbeteren.

 

1.2  Veelplegers   (prioriteit)

 

1.2.1  Algemeen

Uit de inventarisatie Veelplegers Delft, blijkt dat binnen Delft 15% van de delinquenten tot de groep veelplegers behoort.  Zij worden verantwoordelijk gehouden voor 65% van de veelvoorkomende criminaliteit. Een veelpleger wordt getypeerd als een delinquent met 11 of meer antecedenten. Naast de veelpleger worden nog de typering “beginner” (1 of 2 antecedenten) en “doorstromer” ( 3 - 10 antecedenten) gebruikt.

Een groot deel van de veelplegers is drugsverslaafd. Binnen Delft zijn zij  verantwoordelijk voor een groot deel van de woninginbraken, de diefstallen uit auto’s en voor een deel van de zakkenrollerijen. Dit is de reden dat deze delicten onder dit specifieke hoofdstuk nader worden genoemd.

Middels de IGP werkwijze (nader beschreven in hoofdstuk 3) wordt getracht zicht te krijgen op het doen en laten van deze veelplegers, hun werkwijze, favoriete locaties, tijdstippen, enz. Met deze informatie kan dadergerichte aanpak effectiever plaats vinden.  IGP is in de loop van 2002 gestart en de eerste successen zijn reeds geboekt. Regionaal wordt gewerkt met een TOP 500 lijst van veelplegers. Verdachten die worden aangehouden en op deze lijst voorkomen, worden door het OM, op basis van afspraken, in een apart vervolgingstraject gezet. De uitvoering van dit vervolgingstraject is voor een groot deel maatgevend voor het succes van de veelplegeraanpak.

Er is een TOP 10 lijst voor Delft samengesteld. De veelplegeraanpak vormt een onderdeel van het overleg binnen de lokale driehoek.

 

1.2.2 Diefstal uit woning   

Diefstal uit woningen zal in 2002 met ongeveer 820 zaken, 10% boven de doelstelling uitkomen. Dit resultaat komt ongeveer overeen met dat van 2001. Het inbraakrisico ligt onveranderd rond de 1,65. De verdachtenratio benadert de doelstelling terwijl het oplossingspercentage rond de 7% ligt.  Woninginbraak is door het lokale bestuur als prioriteit benoemd. De doelstelling voor 2003 wordt een maximaal aantal van 775, een aangifteratio van < 8 en een oplossingspercentage van >10%. Bij het opnemen van een aangifte van woninginbraak wordt het ZIP pakket gebruikt.

 

1.2.3  Diefstal van/uit auto’s 

Het aantal diefstallen van/uit auto’s is in 2002 gestegen. Het verwachte resultaat over 2002 zal met een aantal van ongeveer 1200 zo’n 46% boven de doelstelling uitkomen. Het resultaat over 2001

bedroeg 1162 diefstallen uit auto’s. De stijging van het aantal diefstallen uit auto’s werd betrokken bij de ontwikkeling van de informatie gestuurde politiezorg. Op basis van de hier verzamelde informatie werden  bij projectmatige aanpak van het probleem enkele verdachten aangehouden, die verantwoordelijk konden worden gesteld voor ongeveer 150 zaken.  Als doelstelling voor 2003 geldt een maximaal aantal van 1000 bij een aangifteratio van < 10,3 en een oplossingspercentage van > 5%.

 

1.2.4  Zakkenrollerij   

Het aantal zakkenrollerijen is de afgelopen jaren gestaag gestegen in Delft. 2002 wordt afgesloten met  ongeveer 600 zakkenrollerijen. Dit vertegenwoordigt een aangifteratio van 6,2.

Analyse leert, dat de nadruk voor zakkenrollerij ligt in een deel van de binnenstad, het centraal station en bij winkelcentrum “In de Hoven”. De doelstelling voor zakkenrollerij wordt een maximaal aantal van 500 bij een aangifteratio van< 5,2.

 

1.2.5  Heling

Bij de aanpak van veelplegers dient ook aandacht aan heling  worden geschonken. De veelpleger zal zijn buit ergens moeten afzetten. Bij de IGP werkwijze vormt ook dit een belangrijk aspect.

Voor heling wordt geen doelstelling benoemd.

 

1.2.6  Aanpak veelplegers

 

Naast dadergerichte aanpak middels de IGP werkwijze, zal voor de komende jaren ten aanzien van woninginbraken een project  worden opgezet in de wijken waar een verhoogd inbraakrisico geldt. De huidige werkwijze, die in 2003 wordt gecontinueerd, houdt in dat slachtoffers van woninginbraak een aanbod voor een preventieadvies krijgen. In het nieuwe project wordt bewoners van wijken waar een verhoogd risico geldt, reeds vooraf een aanbod voor een preventieadvies gedaan. De wijken waar een verhoogd inbraakrisico geldt zijn de Binnenstad, het Voorhof en Hof van Delft. In 2003 wordt de wijk Hof van Delft aangepakt. Het project wordt mogelijk een samenwerkingsverband van de politie met de afdeling Toezicht Openbare Ruimten (TOR) van de gemeente. De werkwijze ten aanzien van het Keurmerk Veilig Wonen wordt onveranderd voortgezet. Inmiddels wordt door woningcorporaties ten aanzien van de huursector flink geïnvesteerd op het keurmerk. De eerste honderd woningen met het keurmerk voor bestaande bouw zijn inmiddels gerealiseerd. Een woningcorporatie  is voornemens zijn huurders aan te bieden de woningen op keurmerkniveau te brengen. De kosten hiervan kunnen dan in de huur worden verwerkt. Deze woningcorporatie beheert in Delft ongeveer 6000 van de 22000 door woningcorporaties beheerde huurwoningen. De plannen hiervoor zijn in een vergevorderd stadium. Getracht wordt de overige woningcorporaties te laten aansluiten in dit project. Uit de analyse  van woninginbraken blijkt dat er, behoudens het hogere inbraakrisico in genoemde wijken, geen hotspots te benoemen zijn.

 

Ook de dadergerichte aanpak van diefstallen uit auto’s wordt middels de IGP werkwijze uitgevoerd.

Naast deze aanpak zal worden bezien of een voorlichtingscampagne ten aanzien van de z.g. “losse buit” wenselijk is. Bij de scanning, analyse en advisering met betrekking tot diefstallen uit auto’s zullen ook infrastructurele factoren worden meegenomen.

 

Uit analyse blijkt dat zakkenrollerij in de Binnenstad, de omgeving van het station en in winkelcentrum “In de Hoven” relatief vaak voorkomen, maar de absolute aantallen en de spreiding maken het niet mogelijk hierop gerichte inzet te plegen. Reeds geruime tijd wordt extra personeel ingezet voor het toezicht op dit delict op marktdagen, koopavonden en de zaterdagen in de Binnenstad. Het effect hiervan op het aantal zakkenrollerijen is echter nihil. Ook in winkelcentrum “In de Hoven” en op het station is extra inzet geweest. Ook hier is echter geen effect waarneembaar.

Voor de problematiek op en rond het station is de samenwerking gezocht met de NS, de KLPD en de gemeente. Dit heeft reeds geleidt tot preventieve infrastructurele aanpassingen en een aantal maatregelen zijn nog onderwerp van gesprek. Het zakkenrollen op en rond het station komt een deel ook voor rekening van daders uit andere steden of regio’s. Ten aanzien van deze z.g. “reizende junks” wordt contact onderhouden met de KLPD en de omliggende regio’s en bureaus.

Omdat toezicht geen effect sorteert zal in 2003 de nadruk bij de aanpak  liggen bij slachtofferbeïnvloeding.  Ruim opgezette voorlichting moet potentiële slachtoffers bewust maken van het gevaar van zakkenrollerij. Hiervoor wordt de samenwerking gezocht met de betrokken partners, zoals gemeente, Kamer van Koophandel, winkeliersverenigingen en marktkooplui.

 

Alle onder de veelplegers betrokken misdrijven worden gemonitord. Indien zich duidelijke series, hotspots, daders of dadergroepen aftekenen, zal hierop gerichte inzet worden gepleegd.

 

In de opsporing hebben genoemde delicten en de aanpak van veelplegers prioriteit. Voor wat betreft heling heeft een zaak prioriteit als deze samen hangt met een veelpleger. Ook hier zal de kwaliteit van de aangiften door de recherchecoördinatoren worden bewaakt en eventueel verbetert.

Evenals bij de aanpak van geweld is bij de aanpak van de veelplegers de rol van het Openbaar Ministerie van essentieel belang voor het slagen van deze aanpak. Naast de uitvoering van het bestaande beleid ten aanzien van TOP 500 lijst dient ook voor overige veelplegers een efficiënt vervolgingsbeleid te worden gevoerd. Het vervolgingsbeleid voor wat betreft “doorstromers” dient erop gericht te zijn dat minder doorstromers veelplegers worden. Naast een effectief vervolgingsbeleid zal er ook vanuit de reclassering en de jeugdzorg een goede follow-up moeten zijn. Als aan deze voorwaarden niet wordt voldaan, zal de aanpak van veelplegers geen succes worden.

Gezien de relatie tussen veelplegers en drugsverslaving is ook van voorlichtende en hulpverlenende instanties als Parnassia en GGD meer aandacht vereist.

 

1.3  Jeugdcriminaliteit   (prioriteit)

 

1.3.1          Algemeen

 

In 2002 is door de politie een onderzoek uitgevoerd naar de criminaliteit onder  jeugd. In dit onderzoek wordt het volgende onderscheid gemaakt.

Jeugdigen:                    leeftijden  12 t/m 24 jaar, waaronder:

Minderjarigen:               leeftijden  12 t/m 17 jaar

Meerderjarigen:             leeftijden  18 t/m 24 jaar

 

Demografie per wijk naar aantallen en etniciteit.

Wijk

Aantal Jeugdigen

Aantal minderjarigen 12 t/m 17 jaar

Aantal meerderjarigen 18 t/m 24 jaar

Niet Nederlands

12 t/m 17 jaar

Niet Nederlands

18 t/m 24 jaar

Binnenstad

2618

375

2233

26%

15%

Vrijenban

1523

488

1035

18%

20%

Voordijkshof

3715

1099

2616

25%

16%

Tanthof

2902

1453

1449

18%

19%

Voorhof

2366

635

1731

66%

32%

Buitenhof

2541

1053

1488

51%

38%

Wippolder

2304

545

1759

25%

18%

Totaal

17959

5648

12311

32%

21%

 

In 2001 werden 275 jeugdige verdachten een of meer keer aangehouden.

In absolute aantallen is bijna 58% van de verdachten van Nederlandse afkomst. Per 1000 inwoners is vooral het aantal aangehouden Marokkanen tussen de 18 en 24 jaar een uitschieter. Ook het aantal Antilliaanse verdachten per 1000 inwoners is relatief hoog. Het aantal aangehouden verdachten per 1000 inwoners zijn achtereenvolgens voor de categorie 12-17jr en 18-24jr:

Nederlanders:      9,4 en 10,5    

Marokkanen:     22,7 en 70,9

Surinamers:      23,7 en 41,3

Antillianen:        19,6 en 47,2

Turks:                 9,3 en 30,8

Overig:              18,3 en 13,8

Hieruit komt de oververtegenwoordiging per etniciteit naar voren en toont de noodzaak aan om te komen tot specifieke aanpak met betrekking tot deze groeperingen door de gemeente Delft en andere partners.

 

Diversiteit van de door jeugdigen gepleegde delicten

 

Vermogensdelicten zonder geweld

53%

Vermogensdelicten met geweld

10%

Geweldsdelicten

33%

Vernieling en openbare orde

42%

Verdovende middelen

7%

Zeden

3%

Verkeer

19%

Wapenwetgeving

7%

Overige

16%

 

Typologie

Daders van misdrijven worden in drie groepen ingedeeld. Het criterium is het aantal antecedenten in zijn of haar gehele criminele carrière.

Beginners         ( 1 – 2 antecedenten)

Doorstromers    ( 3 – 10 antecedenten)

Veelplegers       ( 11 of meer antecedenten)

 

 

 

Aangehouden verdachten op typologie

 

2000

2001

Beginner        

172

201

Doorstromer   

61

64

Veelpleger *     

6

10

 

 

In het onderzoek naar jeugdcriminaliteit is een inventarisatie gemaakt van jeugdgroepen binnen Delft.

Deze groepen zijn in drie categorieën in te delen:

Hinderlijk

Overlastgevend

Crimineel

 

Uit de inventarisatie kwamen 38 jeugdgroepen naar voren, die als hinderlijk en overlastgevend werden getypeerd. Een echte criminele groep is in Delft niet aanwezig.

De groepen zijn niet allemaal constant actief. Seizoenen, weersomstandigheden en veranderende locaties spelen een rol. Een voorbeeld van een locatie, die een grote aantrekkingskracht bij de jeugd heeft is de skatebaan aan de Westlandseweg.

Binnen Delft is een expertgroep jeugd opgericht. De expertgroep bestaat uit vertegenwoordigers van de gemeente Delft, de politie, bureau Jeugdzorg, Brede Welzijn Delft, Leerplicht gemeente Delft en het Voortgezet Onderwijs.  De groep heeft tot taak om problemen rond jeugd te scannen, te analyseren en vervolgens concrete acties uit te zetten naar uitvoerenden en instanties.

 

1.3.2   Aanpak jeugdcriminaliteit

Ten aanzien van aangehouden minderjarigen blijft het huidige beleid voor wat betreft tripzittingen, de halt en de stopprocedure gehandhaafd. Zaken die voor een haltafdoening in aanmerking komen zullen als zodanig worden afgedaan. De regiodoelstelling van >30% wordt hierbij onderschreven.

In de expertgroep jeugd is er voor gekozen de problematiek rond de skatebaan samen met alle betrokken partners aan te pakken. Voor de politie resulteert dit in projectmatig toezicht op die locatie.

Het toezicht op hinderlijke en overlastgevende jeugdgroepen zal worden ingezet op de locaties waar de overlast van deze groepen zich voordoet.

Een actuele locatie is de reeds genoemde skatebaan. Hier verzamelen zich ook jongeren die niet komen om te skaten. Dit resulteert in een gespannen sfeer, die soms tot intimidatie en mishandeling leidt. Op de skatebaan wordt door de politie projectmatig inzet gepleegd. Vanuit de expertgroep worden hiervoor in gezamenlijkheid oplossingen gezocht.

Het project “Schooladopt” wordt onveranderd voortgezet. Het streven is er op gericht het aantal geadopteerde scholen in 2003 uit te breiden tot 20. Het project richt zich op de groepen 7 en 8 van het basisonderwijs.

In 2002 is een aanvang gemaakt met de uitvoering van het project “Veilige school”. Dit project houdt in, dat bij scholen voor het middelbaar onderwijs politiecontactpersonen worden aangesteld.

Deze contactpersonen geven informatie aan de scholieren betreffende veiligheid en overleggen met de schoolleiding over dit onderwerp.

Jeugdige doorstromer en veelplegers zijn vanuit informatiegestuurde politiezorg in kaart gebracht.

Binnen de gemeente Delft is het Jeugdpreventieplan opgesteld. Het onderzoek naar jeugdcriminaliteit  van de politie is een belangrijke input geweest voor dit plan.

Dit meerjarenplan bevat een groot aantal projecten ten aanzien van de jeugd die integraal uitgevoerd gaan worden. Het plan richt zich op allochtone jongeren in het algemeen en specifiek op allochtone jongeren van Marokkaanse, Antilliaanse, Surinaamse en Turkse afkomst.

Een spoedige realisatie en uitvoering van projecten ten aanzien van allochtone jongeren is essentieel voor het slagen van de aanpak van de jeugdcriminaliteit. De gemeente heeft hierin de regierol en zal niet alleen op lange termijn maar zeker ook op korte termijn die rol moeten oppakken. Concretisering van groeps- en individuele aanpak is hierbij essentieel. De politie zal hierbinnen haar deel uitvoeren.

 

1.4  Horecaoverlast     (prioriteit)

 

1.4.1  Algemeen

De meldingen van horeca gerelateerde overlast zijn in 2002 ongeveer 50% gestegen ten opzichte van 2001. Het aantal meldingen van horecaoverlast zal naar verwachting rond de 170 uitkomen.Een groot aantal van deze overlastmeldingen betreft geluidsoverlast door horecagelegenheden. Horecaoverlast wordt voor 2003 geprioriteerde vanwege de relatie van deze overlast met horecagerelateerde geweldsdelicten. Horecaoverlast is ook een lokale prioriteit.

 

1.4.2   Aanpak horecaoverlast

De politie neemt deel aan het wekelijkse – en driewekelijkse horecaoverleg,  In deze overleggen worden de meldingen besproken en een aanpak gekozen. Dit kan zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk zijn. Bij de aanvragen voor exploitatievergunningen heeft de politie een adviserende rol. Evenals bij de geweldsdelicten blijkt uit analyse, dat het aantal meldingen van overlast in de Binnenstad hoger is tijdens de avond- en nachturen op vrijdag en zaterdag.  De aanpak hiervan zal dan ook worden meegenomen in het verhoogde toezicht tijdens deze uren in de Binnenstad.

Regelmatig is een relatie te leggen tussen vernielingen van auto’s en straatmeubilair op looproutes vanuit het centrum naar de buitenwijken. Deze vernielingen doen zich dan voor na de sluitingstijden van de horeca. Het verhoogde toezicht zal zich op deze tijden richten op deze vernielingen.

De doelstelling voor meldingen van horecaoverlast wordt op 150 meldingen gesteld.

Zoals vermeld bestaat een groot deel van de overlastmeldingen uit meldingen van geluidsoverlast door horecagelegenheden. Om dit soort meldingen adequaat aan te kunnen pakken dient de gemeente Delft op korte termijn een goede regeling te treffen die geluidsmetingen buiten kantooruren mogelijk maakt.

In 2003 zal het project “Veilig uitgaan” tot uitvoering komen. Dit project is een samenwerkingsverband tussen gemeente, horeca, politie en justitie en beoogt te komen tot maatregelen ten aanzien van het uitgaansleven in Delft op het gebied van handhaving, toezicht, controle en repressief optreden.

 

1.5  Milieu

 

1.5.1  Lichte milieudelicten   (Tobias)

Naar verwachting zal het aantal pv’s hiervoor in 2002 op 48 uitkomen. Dit is onder de doelstelling.

In 2003 zal in deze categorie aandacht worden geschonken aan de handhaving buitengebied. Dit zal vooral resulteren in controles met betrekking op de binnenvisserij, het betreden van verboden terreinen, groenaantastingen in de zogenaamde recreatie of groene gebieden in de gemeente Delft.

Er zal tevens opgetreden worden tegen overtredingen met betrekking tot de afvalstoffen verordening van Delft, niet toegestane handelingen met dieren, het verontreinigen van het wegdek en de bodem. 

Een sluitende voertuigwrakken en wegsleepregeling, waarbij tevens aandacht geschonken wordt aan een strafrechterlijke component is voor de gemeente Delft in voorbereiding.

Voor de bestrijding van overlast door vuurwerk en inzameling/opslag brandbare materialen is voor de periode van 22 december 2002 – 6 januari 2003 een integraal plan van aanpak samengesteld.

Door de bureaubemanning zal hieraan uitvoering worden gegeven.

 

1.5.2  Zware milieudelicten   (CBS)

Binnen het taakveld milieu wordt in 2003, evenals in 2002, uitvoering gegeven aan de voor het stadsgewest Haaglanden geldende handhavingsstrategie. In samenwerking met het bevoegde gezag, in deze de gemeente Delft en de Provincie Zuid-Holland vinden onderzoeken binnen bedrijven plaats.

In samenwerking met de Algemene Inspectie Dienst als partner worden relevante bedrijven gecontroleerd op de naleving van regelgeving omtrent de opslag en toepassing van bestrijdingsmiddelen.

Uitvoering wordt gegeven aan de landelijk door de LCCM vastgestelde thema’s met betrekking tot het vervoer van afvalstoffen, de CPR richtlijn 15.1, top X bedrijven en handhaving buitengebied.

De controle op de CPR richtlijn 15.1 wordt in samenwerking met de gemeente Delft verricht binnen de  bestaande handhavingscyclus.

Het thema top X bedrijven heeft zich in Delft vertaald naar het project Inventarisatie Risicovolle Bedrijven. Het projectplan ligt ter goedkeuring bij het college van Burgemeester en wethouders van Delft.  Een begin is gemaakt met participatie in het project integrale handhaving in het recreatiegebied Midden-Delfland.

Hiervan is het de bedoeling te komen tot integrale afstemming met de veelheid aan partners die in dit gebied werkzaam zijn. Een eerste bijeenkomst op bestuurlijk niveau heeft inmiddels plaatsgehad. Dit project zal de komende jaren worden vervolgd en handhavend zijn beslag krijgen.

 

1.6  Drugsoverlast

Het aantal meldingen van drugsoverlast komt voor 2002 uit op ongeveer 110. Binnen Delft is dit probleem beheersbaar. De meldingen betreffen met name overlast van gebruikerspanden en hennepkwekerijen. Op dit soort  meldingen wordt al enige jaren gereageerd met een bezoek van de wijkagent aan het drugspand, gevolgd door aanpak van het pand als de overlast aanhoudt. Bij de aanpak van drugspanden wordt samengewerkt met de woningcorporaties. Hennepkwekerijen worden snel aangepakt. Op deze manier blijft deze overlast beheersbaar.  Drugsoverlast wordt dan ook niet geprioriteerd.  Als toets voor de beheersbaarheid van drugsoverlast wordt een aantal van < 110 meldingen als doelstelling genomen.

Alhoewel drugsoverlast niet wordt geprioriteerd vormen de gebruikers- en dealpanden vanwege hun relatie met drugsverslaving en veelplegers en de diverse vormen van criminaliteit die hiermee samenhangen, wel een onderdeel van de veelplegersaanpak.

In Delft zijn 6 coffeeshops. Deze zijn geconcentreerd in het centrum. Overeenkomstig de regionale afspraken ten aanzien van coffeeshops worden deze door de politie regelmatig gecontroleerd. Deze controles richten zich met name op de verkoop aan minderjarigen en de voorraad.

 

Hoofdstuk 2                 Resultaatgebied Dienstverlening

 

2.1  Beschikbaarheid

 

[u1] De beschikbaarheid van de politie wordt voor een groot deel bepaald door het werkaanbod. In de 1e helft van 2002 werden voor Delft, in het bedrijfsprocessensysteem (Genesis), ruim 14000 meldingen en incidenten geregistreerd. De behandeling van incidenten waarbij psychiatrische patiënten zijn betrokken trekken, door het ontbreken van een adequate opvang in de avond, nacht en weekeinden, een zware wissel op de capaciteit van de politie. Overleg hierover om te komen tot een noodopvang voor deze mensen is gaande.  Wijkgerichtheid in de zin van kennen en gekend worden, aanwezigheid, aanspreekbaarheid, geografische gebondenheid en probleemgerichte aanpak moet de beschikbaarheid van de politie voor de burger verbeteren. Voor spoedeisende meldingen en incidenten  worden noodhulpeenheden door de centrale meldkamer aangestuurd. Het uitgangspunt bij de noodhulp blijft om binnen 10 minuten ter plaatse te zijn. In de eerste acht maanden van 2002 werd dit in 84% van de gevallen gerealiseerd.  De regiodoelstelling van 80% wordt in deze onderschreven.

De eerste contacten van de klant, zowel persoonlijk als telefonisch, vinden binnen het bureau  voor het grootste deel plaats met medewerkers van de serviceorganisatie en voor een kleiner deel met medewerkers binnen de wijkzorg.

De taakstelling van de serviceorganisatie omvat de volgende taken:

De baliefunctie

De telefoonfunctie

De opvangfunctie

Het wijksecretariaat.

De logefunctie (opnemen/uitzetten meldingen, portofoonverkeer, bureaubewaking)

Met de huidige personeelsbezetting kan de serviceorganisatie de balie- en telefoonfunctie volledig verzorgen. In het nieuwe inrichtingsplan voor bureau Delft is een forse uitbreiding van personeel bij de serviceorganisatie voorzien.

 

 

2.2  Klachten

 

De behandeling van klachten zal in 2003 een ander karakter hebben. Overeenkomstig nieuwe wetgeving zullen alle klachten binnen Haaglanden door een regionale klachtencommissie behandeld gaan worden. Alleen de informele afdoening van klachten zal nog binnen het bureau plaats vinden.

De regionale doelstelling om 80% van de klachten binnen 9 weken af te handelen wordt nagestreefd.

 

Hoofdstuk 3                 Resultaatgebied Interne Performance

 

3.1  Bedrijfsvoering

 

3.1.1  Algemeen

[u2] De capaciteit van de basis politiezorg staat onder druk door de grote werkaanbod en de discontinuïteit door de waan van de dag en grootschalig optreden. Er zijn een aantal ontwikkelingen die de effecten hiervan beheersbaar moeten maken of verminderen. De projecten Capaciteitsmanagement en Informatie gestuurde opsporing, alsmede de instelling van een Parate Eenheid zijn hiervan  voorbeelden.

Bij de inrichting van het nieuwe bureau Delft is met name aan de aspecten die de uitvoering van de wijkzorg verstoren en de realisatie van de regionale subdoelstellingen op dit gebied veel aandacht  geschonken. De werkprocessen worden zodanig ingericht, dat zij de uitvoering van de wijkzorg zomin mogelijk verstoren en zoveel mogelijk ondersteunen.

 

 

3.1.2  Informatie Gestuurde Politiezorg

Om probleemgericht werken vorm te geven worden in Delft twee stromingen gecombineerd: Informatiegestuurde Politiezorg (IGP) en Wijkgerichte Politiezorg. De rol van informatiesturing binnen politiezorg wordt uitgewerkt in het project Informatie Gestuurde Politiezorg (IGP), geïnitieerd door het programmabureau Abrio[2].

 

Adequate en tijdige informatie van de omgeving is noodzakelijk voor een probleemgerichte, pro-actieve aanpak. De focus moet liggen op de prioriteiten, hotspots, hottimes, probleemgroepen en (veel)plegers. Iedere leidinggevende en medewerker zal een actieve rol vervullen in de verzameling, registratie en verspreiding van informatie. Informatiesturing zal plaatsvinden op zowel strategisch, tactisch als operationeel niveau. Prioriteitskeuzes moeten van tevoren bekend zijn zodat daarop inzet en sturing kan plaatsvinden. Van iedere inzet of probleemgerichte aanpak vindt evaluatie plaats, waardoor resultaten tot op individueel niveau inzichtelijk worden en medewerkers bijdragen tot een gezamenlijk bureauresultaat.

 

De gedachte achter informatiegestuurde politiezorg is vanuit een probleemanalyse van de externe omgeving te komen tot prioriteitskeuzes die leiden tot een optimale inzet van mensen en middelen met duidelijk benoemde resultaten. De focus van mensen en middelen op de juiste daders, tijdstippen en locaties  is hierbij leidend. Uiteindelijk dienen de resultaten meetbaar bij te dragen aan een veilige, leefbare en integere samenleving[3]. De manier van werken conform het SAARA-model vormt een belangrijk onderdeel van informatiegestuurde politiezorg.

 

Aan een bureau dient aan een aantal randvoorwaarden te worden voldaan. Deze randvoorwaarden zullen nadrukkelijk in de proeftuin IGP in Delft worden ingevuld. Denk daarbij aan:

Het inrichten van een infocentrum,

De aanwezigheid van voldoende analysecapaciteit,

Verbeteren van de betrouwbaarheid en de kwaliteit van brongegevens

Het inrichten van een briefing- en debriefingcyclus,

Het inrichten van een informatiecyclus die aansluit bij de besluitvormingscyclus/beleidscyclus

Het zorgen voor samenhang tussen informatiesystemen en -producten

Het terugbrengen van het grote aantal informatiesystemen tot enkele relevante, uitputtende en betrouwbare informatiesystemen

Hanteren, en eventueel opstellen, van bruikbare en betrouwbare analyse-instrumenten

Benoemen van succesvolle pro-actieve aanpakken van veelplegers, groepen en hotspots

Nadrukkelijk betrekken van personeel bij de informatieverzameling en het bereiken van betere resultaten o.b.v. informatiesturing

Verbetering en transparantie in de aansturing door leidinggevenden

Capaciteitsmanagement

 

Er moet wel duidelijk een optimale balans worden gevonden tussen de focus op de belangrijkste problemen in de stad en het daarop gericht inzetten van personeel en de interactie met de samenleving door politiemensen.

Surveillanten moeten hun wijk kennen en daarin frequent werkzaam zijn (handhaven, toezicht, probleemgericht, pro-actief). Door de wijk beter te leren kennen en daardoor weten wat ‘ertoe doet’, komt er  meer bruikbare informatie over hotspots, daders en probleemgroepen beschikbaar, wat het principe van de informatiegestuurde politiezorg weer versterkt. Ook vanuit de recherche kan, vanuit een goede informatiepositie, meer pro-actief worden gewerkt aan de aanpak van veelplegers, groepen en hotspots in wijken (zie het principe van ‘tegenhouden’[4]).

 

 

3.1.3  Capaciteitsmanagement

Capaciteitsmanagement is een logisch gevolg van Informatie Gestuurde Politiezorg. Door een betere omgevings- en probleemanalyse kan een betere afweging worden gemaakt over de inzet van mensen en middelen (capaciteitsmanagement). Vanuit de prioriteitskeuzes en daarop gebaseerde activiteitenplannen wordt de planning bepaald. De planning is dus niet langer leidend, maar het werkaanbod en onderbouwde keuzes in het werk.

Naast analyses over een langere termijn (projecten, evenementen, incidentenbeeld), moet ook de planning op korte termijn voldoende flexibel zijn zodat er kan worden ingespeeld op een onverwachte vraag vanuit GBO of actuele gebeurtenissen die extra inzet vereisen. Dit betekent tevens dat cursussen, IBT, verlof en afspraken t.b.v. het werk (bv. schooladopt) tijdig bekend moeten zijn bij de planning zodat dit kan worden ingeroosterd. Hierdoor kan worden gepland met een minimumsterkte op noodhulp en een flexibele inzet op wijkzorg en projecten. De beschikbare hoeveelheid menskracht wordt afgestemd op het werkaanbod, er wordt dus over- en onderbezetting tegengegaan.

Naast het afstemmen van inzet op werkaanbod, gaat het bij capaciteitsmanagement ook om het afstemmen op ATW en persoonlijke voorkeuren.

Een belangrijk onderdeel van de inzet van personeel in Delft vormen de studenten PO2002 en een deel van de vrijwilligers. Delft is pilotbureau voor het project capaciteitsmanagement in Haaglanden. In samenwerking met het onderzoeksbureau ATOS wordt getracht tot een optimale afstemming te komen van de capaciteitsbehoefte, de ATW  en persoonlijke voorkeuren van medewerkers.

 

 

3.1.4  Kwaliteitszorg

Kwaliteitsverbetering en innovatie krijgen een prominente rol in de werkwijze en de organisatie van het bureau Delft. Bij de voortdurende (monitoring van de) verbetering van de processen in het bureau speelt het INK-model een belangrijke rol. Bij de nieuwe inrichting van het bureau Delft en een verbetering van de manier van werken en de processen heeft het INK-model ook een centrale rol gespeeld.

In april  2003 vindt een korpsbrede audit plaats. De bevindingen van de auditcommissie zullen ook door de bureauleiding van bureau Delft worden aangepakt om, indien nodig, eventuele verbeteringen in te zetten. Eind 2002 heeft een medewerkerstevredenheidsonderzoek plaatsgevonden. De resultaten daarvan zullen worden vertaald naar het bureau Delft en in de afzonderlijke ploegen zullen de resultaten worden besproken teneinde vanuit de medewerkers zelf kwaliteitsverbeteringen in te zetten.

 

 

3.1.5  Politieopleiding 2002

De politieopleiding 2002 is in 2002 voluit van start gegaan. Inmiddels volgen ongeveer 30 studenten aan bureau Delft hun opleiding. Het aantal zal in 2003 stijgen tot ongeveer 50 studenten. Om aan de begeleidingsvraag van de studenten te voldoen wordt regelmatig personeel opgeleid om de coachfunctie voor de studenten te kunnen verzorgen. De politieopleiding 2002 is modulair ingericht en gericht op competentieverwerving. Studenten worden voor de wijkzorg ingezet voor zover hun behaalde competenties dat toelaten. Een aantal van hen draait inmiddels ook in de noodhulp mee.

 

 

3.2  Klanttevredenheid

De eerste helft van 2002 werd afgesloten met een klanttevredenheidsscore van 7,2.

De klanttevredenheid wordt maandelijks gemeten door middel van een enquête uit Monitor Pro.

Uit de analyse van de resultaten over de eerste helft van 2002 blijkt, dat de waardering van de klant voor een belangrijk deel wordt beïnvloed door de volgende factoren:

De wachttijd

De informatieverstrekking

Het wel of niet aanbieden van slachtofferhulp, schadebemiddeling en een preventieadvies

Het nakomen van afspraken

Het tonen van betrokkenheid en de opvang na een incident.

Omdat ruim de helft van de contacten met de klant aan het bureau plaats vindt met medewerkers van de serviceorganisatie en de wijkzorg, zullen de maatregelen om tot verbetering van de klanttevredenheid te komen, zich hierop richten. Hierbij wordt gedacht aan een betere case-screening aan de balie om de wachttijd te verminderen en het vestigen van de aandacht van het personeel op het belang van genoemde factoren.

Als doelstelling voor 2003 wordt een klanttevredenheidsscore van 7,5 nagestreefd.

 

 

3.3  Afhandeling processen-verbaal

[u3] De inrichting van het nieuwe bureau Delft zal ook op het rechercheproces zijn weerslag hebben. Bij de inrichting zullen regionale doelstellingen ten aanzien van de inrichting en de ontwikkeling van het rechercheproces worden meegenomen. Het aantal technisch sepots binnen bureau Delft bedroeg minder dan 1% in de eerste acht maanden van 2002. In 74% van de gevallen werd de termijn van 7 weken doorlooptijd gerealiseerd. Er is echter geen onderscheid gemaakt tussen zaken met en zonder IVS. Het percentage HAU zaken bedraagt 42%. Indien mogelijk wordt een zaak via de HAU procedure afgedaan.

Binnen het rechercheproces worden in 2002 geen extra maatregelen genomen maar wordt de samenwerking met de Politie Parketsecretarissen geïntensiveerd. De regionale doelstelling ten aanzien van de afhandeling van processen-verbaal worden nagestreefd.

 

 

3.4  Loopbaanbeleid

Binnen het loopbaanbeleid zijn in het korps een aantal instrumenten ontwikkelt. Denk hierbij aan functioneringsgesprekken, beoordelingsgesprekken en de personeelsschouw. Met name het laatste instrument richt zich op de toekomst en is bij uitstek geschikt om personeel, middels ontwikkel- en MD trajecten, aanvullend op te leiden en in te zetten op het niveau van hun capaciteiten. De regiodoelstellingen ten aanzien van dit onderwerp zullen binnen Delft worden uitgevoerd.

Het opleidingsbeleid binnen bureau Delft voorziet in de organisatie en uitvoering van zowel functiegerichte- als loopbaangerichte opleiding van het personeel. Voor de opstelling van de persoonlijke ontwikkelplannen (POP) wordt een regionale format ontwikkeld.

 

 

3.5  Training beroepsvaardigheden

De training  van de beroepsvaardigheden heeft een uitbreiding ondergaan. Er werd 2 maal per jaar getoetst op schietvaardigheid en een maal per jaar op de beheersing van de geweldsbepalingen.

In 2003 komt daar een toets bij voor wat betreft de aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden.

Als doelstelling ten aanzien van de training van de beroepsvaardigheden wordt de regionale doelstelling gevolgd.

 

3.6  Ziekteverzuim

Het ziekteverzuim binnen bureau Delft is zorgwekkend en zal naar verwachting in 2002 ongeveer 12% bedragen. Door de veranderde registratie van gedeeltelijk zieken in SAP is een beter beeld ontstaan van het werkelijke ziekteverzuim. Door personeelsleden die een HBO-studie volgen is een eerste onderzoek verricht naar het ziekteverzuim. Opdracht was o.a. het inzichtelijk  maken van de oorzaken van het verzuim en de mogelijkheden aan te geven om het verzuim terug te dringen. Aan de hand van de uitkomsten van dit onderzoek worden verbeteringen ingezet.

Delft participeert in het regionale project Preventie Ziekteverzuim met de pilot Supervisie voor leidinggevenden. De uitvoering van deze pilot is in 2002 voortgezet. Aan het eind van 2002 zal een evaluatie van deze pilot plaats vinden.

 

Bijlage 1

 

Overzicht  Veiligheid, Leefbaarheid en Maatschappelijke Integriteit

 

Historische gegevens (CBS)

 

Geweld

Jaar

1998

1999

2000

2001

2002*

 

 

 

 

 

 

Straatroof

41

69

74

160

74

Zeden

42

43

71

48

45

Misdrijven tegen het leven

14

32

19

24

33

Overvallen

28

9

14

18

8

Bedreiging

99

127

112

105

143

Mishandeling

243

236

264

235

255

 

Veelplegers

Jaar

1998

1999

2000

2001

2002*

 

 

 

 

 

 

Diefstal uit woning

762

727

824

850

822

Diefstal vanaf/uit auto

756

829

889

1006

1200

Zakkenrollerij

268

355

499

550

596

Heling

16

8

14

12

30

 

Jeugdcriminaliteit

Jaar

1998

1999

2000

2001

2002*

 

 

 

 

 

 

Aangehouden minderjarigen 12-17 jr

83

62

162

100

165

Waarvan vrouwelijk

8,4%

6,5%

3,1%

9,4%

11,2%

 

 

Horecaoverlast

Jaar

1998

1999

2000

2001

2002*

 

 

 

 

 

 

Meldingen Horecaoverlast

-

-

-

114

171

Waarvan geluidsoverlast

-

-

-

-

64%

 

 



[1] IGP staat verder uitgewerkt onder hoofdstuk 3

[2] Het sturingsconcept IGP wordt onder verantwoordelijkheid van het programmabureau Abrio  ontwikkeld en uitgetest. De Policyboard Opsporing heeft de stuurgroep ’Informatiegestuurde Opsporing’ opdracht gegeven het concept nader uit te werken en in zogenaamde proeftuinen voor de Nederlandse politie te beproeven.

Landelijk fungeren drie districten als proeftuin op level 1 (lokaal niveau): Tilburg, Twente en Delft. De bevindingen in deze districten/bureaus moeten leiden tot een landelijk aanvaard sturingsconcept IGP, dat moet leiden tot landelijk richtlijnen voor deze manier van politiezorg zodat deze binnen alle regio’s kan worden toegepast. De projectperiode duurt tot juni 2004.

Binnen de doorontwikkeling in Delft kwamen de principes van IGP al ruimschoots aan de orde en het was dan ook logisch om als proeftuin aan te sluiten. Denk daarbij aan de ontwikkeling van  probleemgericht en resultaatgericht werken, het kwantitatief en kwalitatief op peil brengen van informatieverzameling en –analyse, capaciteitsmanagement, ontwikkeling van de organisatie van èn de afstemming tussen de hoofdprocessen en het gezamenlijk aanpakken van geprioriteerde problemen, etcetera.

 

[3] zie voor een uitwerking van het IGP-concept het projectplan IGP, proeftuin Delft level 1, mei 2002.

[4] Bron: ‘misdaad laat zich tegenhouden’, projectgroep opsporing / Raad van Hoofdcommissarissen, november 2001


 [u1]Beschrijf hier het regio-item aan de hand van uw analyse voor uw wijk.  Geef gemotiveerd aan waarom u er wel of niet extra aandacht aan gaat besteden. Als er extra aandacht aan wordt besteed, geef dan indien mogelijk aan hoe u dit wilt gaan doen.

 [u2]Beschrijf hier het regio-item aan de hand van uw analyse voor uw wijk.  Geef gemotiveerd aan waarom u er wel of niet extra aandacht aan gaat besteden. Als er extra aandacht aan wordt besteed, geef dan indien mogelijk aan hoe u dit wilt gaan doen.

 [u3]Beschrijf hier het regio-item aan de hand van uw analyse voor uw wijk.  Geef gemotiveerd aan waarom u er wel of niet extra aandacht aan gaat besteden. Als er extra aandacht aan wordt besteed, geef dan indien mogelijk aan hoe u dit wilt gaan doen.