Politie
Haaglanden
Inhoudsopgave
Doelstellingen Veiligheid, Leefbaarheid en Maatschappelijke Integriteit 2003
Doelstellingen Dienstverlening en Interne Performance 2003
Hoofdstuk 1 Resultaatgebied Veiligheid, Leefbaarheid en Maatschappelijke
Integriteit
1.1.4 Misdrijven tegen het leven
1.3 Jeugdcriminaliteit (prioriteit)
1.3.2 Aanpak jeugdcriminaliteit
1.4 Horecaoverlast (prioriteit)
1.5.1 Lichte milieudelicten (Tobias)
1.5.2 Zware milieudelicten (CBS)
Hoofdstuk 2
Resultaatgebied Dienstverlening
Hoofdstuk 3
Resultaatgebied Interne Performance
3.1.2 Informatie Gestuurde Politiezorg
3.3 Afhandeling
processen-verbaal
3.5 Training
beroepsvaardigheden
Voor u ligt het
werkplan van bureau Delft voor het jaar 2003.
Begin 2003 zal de herinrichting van bureau
Delft een feit worden. Deze herinrichting/doorontwikkeling houdt in de
samenvoeging van de twee bureaus Delft-Oost/Centrum en Delft-West, de daaruit
voortgekomen nieuwe organisatiestructuur en de visie op politiezorg die zich
uit in een nieuwe manier van werken en samenwerking met partners.
Wijkgerichtheid en
probleem- en dadergericht werken, vanuit de uitgangspunten van Informatie
Gestuurde Politiezorg (IGP)[1]
is de manier waarop politiewerk plaatsvindt in Delft. De gedachte achter
informatiegestuurde politiezorg is vanuit een probleemanalyse van de externe
omgeving te komen tot prioriteitskeuzes die leiden tot een optimale inzet van
mensen en middelen met duidelijk benoemde resultaten. De focus van mensen en
middelen op de daadwerkelijke criminaliteitsproblemen, daders, groepen,
tijdstippen en locaties is hierbij leidend. De gedachte dat 65% van de
criminaliteit wordt veroorzaakt door 15% van de verdachten (de zogenaamde
veelplegers) is hierbij een belangrijk uitgangspunt. We willen bereiken dat
criminaliteit daalt en het veiligheidsgevoel groter wordt. Behaalde resultaten
moeten duidelijk zijn evenals ieders bijdrage daaraan. Daarmee zijn we transparant
naar medewerkers toe evenals naar bestuur, partners en samenleving. De
samenwerking met partners en het vormgeven van integraal veiligheidsbeleid is
daarbij van cruciaal belang. We zijn als politie niet als enige
verantwoordelijk voor het vergroten van de veiligheid in Delft. Dit besef is
ook binnen de lokale Driehoek en bij partners aanwezig.
Wijkgerichtheid is
leidend voor de manier van werken van politie en partners in Delft. Een goede
stap richting wijkgericht werken is al gezet aangezien er binnen de 7
gemeentelijke wijken in Delft infrastructuren bestaan die zich lenen om het
wijkgericht werken verder te ontwikkelen. Deze aanpak wordt ontwikkeld naar
meer actiegerichtheid en het maken van duidelijke prioriteitskeuzes daarin.
(resultaatgericht) Daarmee worden criminaliteitsproblemen nadrukkelijker
meegenomen in de gemeentelijke wijkplannen en wordt de aanpak van wijkproblemen
een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de verschillende partners in die wijk
(waaronder de politie) onder regie van de gemeente. Dit komt tot uiting in de
wijkcoördinatieteams waarin de partners in de wijk vertegenwoordigd zijn.
De toezichthoudende
taak van de gemeente is nu nog verspreid over verschillende diensten, waardoor
zaken niet goed tot uitvoering komen. Dit genereert extra druk op de
handhaving.
Ook de helderheid
over de taakopvatting en verantwoordelijkheden tussen partners zal de komende
periode een nadrukkelijk punt van discussie zijn. De afstemming en samenwerking
tussen partners is mede hierdoor momenteel niet altijd duidelijk, wat leidt tot
verschillende verwachtingspatronen en realisatie. Dit legt wederom extra druk
op de handhaving.
De
(wijk)prioriteiten voor het jaar 2003 zijn tot stand gekomen vanuit
wijkanalyse, de inventarisatie veelplegers, ervaring en kennis van medewerkers
en partners. De prioriteiten genoemd in de regionale kaderbrief vormen een
belangrijke leidraad. De prioriteiten zijn
afgestemd met de lokale Driehoek.
Het
SAARA-model wordt gebruikt om, op verschillende niveaus, invulling te geven aan
de vertaling van beleidskeuzes naar operationele activiteiten.
De regionale
prioriteiten: Geweld
Veelplegers
Jeugdcriminaliteit
De lokale
prioriteiten: Geweld
Veelplegers
Jeugdcriminaliteit
Diefstallen
uit woningen
Horecagerelateerde
delicten en overlast
Tweemaandelijks wordt
bekeken of er een herziening van geprioriteerde gebieden moet plaatsvinden. Dit
vanuit het oogpunt dat het vaststellen van jaarlijkse prioriteiten onvoldoende
recht doet aan de snel veranderende omgeving en criminaliteitsontwikkelingen in
die omgeving.
Dit vraagt ook
flexibiliteit van onze partners in de afstemming op problemen en de
gezamenlijke aanpak van die problemen
In hoofdstuk 1 is
per onderwerp een beschrijving en analyse gegeven van de huidige situatie en de
doelstelling voor 2003. Bij de volgorde van de onderwerpen zijn de prioriteiten
Geweld, Veelplegers en Jeugdcriminaliteit gevolgd. Hierna volgt een
beschrijving van de voorgenomen aanpak per onderwerp.
In hoofdstuk 2 en 3
zijn de onderwerpen ten aanzien van dienstverlening en interne performance
beschreven. In bijlage 1 zijn de
historische cijfers per onderwerp vermeld.
|
|
verwacht
resultaat 2002 |
bureaudoelstelling
2003 |
DIENSTVERLENING |
|
|
|
Beschikbaarheid |
% prio 1<10 minuten |
>80% |
80% |
Klachten |
% binnen 9 weken afgehandeld |
>80% |
80% |
|
|
verwacht
resultaat 2002 |
bureaudoelstelling
2003 |
INTERNE PERFORMANCE |
|
|
|
Klanttevredenheid |
|
7,2 |
7,5 |
% technische sepots |
|
<1% |
<2% |
Doorlooptijd |
Verbetering (termijn 1e verhoor politiebinnenkomst OM) |
|
5% |
Misdrijven via HAU |
|
>30% |
>30% |
Loopbaanbeleid |
functioneringsgesprek 1x per jaar |
100% |
100% |
|
beoordelingsgesprek 1x per jaar |
100% |
100% |
IBT-training |
4x8 uur |
100% |
100% |
Ziekteverzuim |
|
12% |
daling 20% |
Het aantal
meldingen geweld zal in 2002 tot ongeveer 545 stijgen en de doelstelling zal
met ongeveer 35% worden overschreden. De meldingenratio voor 2002 zal rond de
5,6 uitkomen.
Als doelstelling
voor 2003 wordt een maximum van 500 meldingen gesteld, hetgeen een
meldingenratio van < 5,2 betekent.
Straatroof is in
2002 sterk verminderd ten opzichte van 2001. Het jaar 2001 werd afgesloten met
153 straatroven. Bij analyse bleek, dat veel straatroven werden gepleegd door
daders op bromfietsen en scooters. Gerichte controle van deze groep
weggebruikers, met name in de binnenstad, door motorrijders, gaf al snel een
grote daling van het aantal straatroven te zien. Naar verwachting zal het jaar
2002 worden afgesloten met ongeveer 74 straatroven hetgeen een aangifteratio
van
ongeveer 0,8 oplevert. Voor 2003 wordt de
doelstelling op een aangifteratio van
<1 gesteld, hetgeen een maximum aantal van 97 vertegenwoordigt. Het streven
is er wel op gericht een oplossingspercentage van 10% te halen. Zonodig zal
hiervoor extra opsporingscapaciteit worden ingezet.
2002 wordt naar
verwachting afgesloten met 45 zedenmisdrijven, hetgeen een aangifteratio van
0,46 vertegenwoordigt. Het oplossingspercentage is nagenoeg gelijk aan de
doelstelling. Zedenmisdrijven worden veelal in de huiselijke sfeer, dan wel in
de relationele sfeer gepleegd.
De doelstelling ten
aanzien van 2003, wordt gesteld op maximaal 48 zedenzaken en een aangifteratio van < 0,5. Het
oplossingspercentage van > 53% wordt nagestreefd.
Het aantal
misdrijven tegen het leven zal in 2002 op ongeveer 1 voltooid delict en 32 pogingen
uitkomen. Voor 2003 is qua aantal geen doelstelling bepaald. De doelstellingen voor het
oplossingspercentage van zowel voltooide misdrijven en pogingen wordt op >
90% gesteld. Een misdrijf tegen het leven krijgt de hoogst mogelijke prioriteit
in opsporing.
Het aantal
overvallen is in 2002 sterk afgenomen. 2002 zal worden afgesloten met ongeveer
8 overvallen hetgeen een aangifteratio van 0,08 geeft,
Het
oplossingspercentage loopt iets achter op de doelstelling. Voor 2003 worden als
doelstellingen maximaal 10 overvallen, een aangifteratio van < 0,1 en een
oplossingspercentage van 50% gesteld.
Het aantal
bedreigingen is sterk toegenomen. De
prognose voor 2002 laat ongeveer 143
bedreigingen zien, hetgeen een overschrijding van de doelstelling met ongeveer
80% betekent. De doelstelling voor 2002 blijkt veel te ambitieus geweest te
zijn. Ten opzichte van 2001 is er een stijging van 25%. De aangifteratio van
ongeveer op 1,4 uitkomen. Het
oplossingspercentage wordt wel benaderd. Als doelstelling voor 2003 wordt een
maximaal aantal van 140, een aangifteratio van <1,4 en een
oplossingspercentage van 50% gesteld.
.
Het aantal
mishandelingen is evenals het aantal bedreigingen toegenomen. Het verwachte resultaat voor 2002 geeft met
een aantal van ongeveer 255 een overschrijding van de doelstelling met ongeveer
60%. Ten opzichte van 2001 betekent dit een stijging van 8%. Evenals bij
bedreiging is de doelstelling voor 2002 voor mishandelingen te ambitieus
geweest. De regionale stijging van het aantal bedreigingen bedraagt 14%. De
aangiteratio bedraagt 2,6. De doelstelling van het oplossingspercentage wordt
wel gehaald. Het aantal mishandelingen in de huiselijk sfeer bedraagt, evenals
in 2001, ongeveer 30% van het totaal.
Voor dit soort mishandelingen wordt de afhandeling volgens het project
“huiselijk geweld” uitgevoerd, hetgeen ook voor 2003 de werkwijze zal blijven.
De doelstellingen voor 2003 worden gesteld op een maximaal aantal van 220, een
aangifteratio van < 2,3 en een oplossingspercentage van 50%.
Analyse leert, dat
een substantieel deel van de geweldszaken in de Binnenstad plaats vindt in de
late avond- en nachturen op vrijdag en zaterdag. Buiten het weekend ligt het
aantal geweldszaken in de Binnenstad rond de 8%. In de late avond- en nachturen van vrijdag en zaterdag loopt dit
percentage op naar respectievelijk 15% en 19%. Een relatie met het
uitgaansleven is waarschijnlijk.
Van de
mishandelingen vindt ongeveer de helft plaats op de openbare weg. Voor bedreiging is dit ongeveer 30%. De
overige mishandelingen en bedreigingen vinden plaats in of bij een pand, niet
zijnde een horeca-inrichting. In totaal wordt 30% van de mishandelingen in de
huiselijke sfeer gepleegd. De aanpak van deze mishandelingen blijft geschieden
volgens het project “Huiselijk geweld”. De absolute aantallen en de spreiding
van de geweldsdelicten geven geen mogelijkheid tot het benoemen van z.g. hot
spots. De aanpak zal zich dus, naast opsporing van daders, richten op het
verhogen van het toezicht in de Binnenstad op de late avond- en nachturen op
vrijdag en zaterdag. Hiervoor zal met name het biker-team worden ingezet.
Om het aantal
straatroven binnen aanvaardbare grenzen te houden blijft de controle door
motorrijders van de potentiële dadergroep op scooters gehandhaafd. Potentiële
daders worden hierdoor uit de anonimiteit gehaald, hetgeen in het verleden een
succesvolle aanpak is gebleken.
Voor wat betreft de
opsporing wordt bij de aanpak van straatroven samengewerkt met het regionale
straatroventeam. Door dit team wordt regionaal de aanpak van straatroven
gecoördineerd. Door het straatroventeam worden zaken behandeld en voorlichting
gegeven. Twee nieuwe campagnes op het gebied van voorlichting zijn de campagnes
“YUNU &IMEI” en “De prijs van een GSM”. Het straatroventeam verzorgt teven
het SMS-bombardement van gestolen GSM’s. Verdachten van straatroof worden
behandeld volgens het protocol Straatroof. In dit protocol zijn afspraken
vastgelegd tussen politie en justitie ten aanzien van deze verdachten.
Alle genoemde
geweldszaken krijgen prioriteit in de opsporing, waarbij de prioriteit oploopt
met de zwaarte van het delict. Daders van geweldsdelicten worden ook in de
informatie gestuurde politiezorg (zie hoofdstuk 3) en de aanpak van veelplegers betrokken. Essentieel voor het
slagen van de aanpak van geweldsdelicten is de follow-up door het Openbaar
Ministerie. Ten aanzien van aangehouden verdachten van geweldsdelicten moet een
consequent beleid gevoerd worden met betrekking tot voorlopige hechtenis en
vervolging.
Alle
geweldsmisdrijven worden gemonitord. Indien zich duidelijke series, hotspots,
daders of dadergroepen aftekenen, zal hierop gerichte inzet worden gepleegd.
In het
opsporingsproces wordt de kwaliteit van de aangiften bewaakt vanuit de
recherchefunctie. Indien nodig zullen trajecten worden uitgezet om de kwaliteit
te verbeteren.
Uit de
inventarisatie Veelplegers Delft, blijkt dat binnen Delft 15% van de
delinquenten tot de groep veelplegers behoort.
Zij worden verantwoordelijk gehouden voor 65% van de veelvoorkomende
criminaliteit. Een veelpleger wordt getypeerd als een delinquent met 11 of meer
antecedenten. Naast de veelpleger worden nog de typering “beginner” (1 of 2
antecedenten) en “doorstromer” ( 3 - 10 antecedenten) gebruikt.
Een groot deel van
de veelplegers is drugsverslaafd. Binnen Delft zijn zij verantwoordelijk voor een groot deel van de
woninginbraken, de diefstallen uit auto’s en voor een deel van de
zakkenrollerijen. Dit is de reden dat deze delicten onder dit specifieke
hoofdstuk nader worden genoemd.
Middels de IGP
werkwijze (nader beschreven in hoofdstuk 3) wordt getracht zicht te krijgen op
het doen en laten van deze veelplegers, hun werkwijze, favoriete locaties,
tijdstippen, enz. Met deze informatie kan dadergerichte aanpak effectiever
plaats vinden. IGP is in de loop van
2002 gestart en de eerste successen zijn reeds geboekt. Regionaal wordt gewerkt
met een TOP 500 lijst van veelplegers. Verdachten die worden aangehouden en op
deze lijst voorkomen, worden door het OM, op basis van afspraken, in een apart
vervolgingstraject gezet. De uitvoering van dit vervolgingstraject is voor een
groot deel maatgevend voor het succes van de veelplegeraanpak.
Er is een TOP 10
lijst voor Delft samengesteld. De veelplegeraanpak vormt een onderdeel van het
overleg binnen de lokale driehoek.
Diefstal uit
woningen zal in 2002 met ongeveer 820 zaken, 10% boven de doelstelling
uitkomen. Dit resultaat komt ongeveer overeen met dat van 2001. Het
inbraakrisico ligt onveranderd rond de 1,65. De verdachtenratio benadert de
doelstelling terwijl het oplossingspercentage rond de 7% ligt. Woninginbraak is door het lokale bestuur als
prioriteit benoemd. De doelstelling voor 2003 wordt een maximaal aantal van
775, een aangifteratio van < 8 en een oplossingspercentage van >10%. Bij
het opnemen van een aangifte van woninginbraak wordt het ZIP pakket gebruikt.
Het aantal
diefstallen van/uit auto’s is in 2002 gestegen. Het verwachte resultaat over
2002 zal met een aantal van ongeveer 1200 zo’n 46% boven de doelstelling
uitkomen. Het resultaat over 2001
bedroeg 1162
diefstallen uit auto’s. De stijging van het aantal diefstallen uit auto’s werd
betrokken bij de ontwikkeling van de informatie gestuurde politiezorg. Op basis
van de hier verzamelde informatie werden
bij projectmatige aanpak van het probleem enkele verdachten aangehouden,
die verantwoordelijk konden worden gesteld voor ongeveer 150 zaken. Als doelstelling voor 2003 geldt een
maximaal aantal van 1000 bij een aangifteratio van < 10,3 en een
oplossingspercentage van > 5%.
Het aantal
zakkenrollerijen is de afgelopen jaren gestaag gestegen in Delft. 2002 wordt
afgesloten met ongeveer 600
zakkenrollerijen. Dit vertegenwoordigt een aangifteratio van 6,2.
Analyse leert, dat
de nadruk voor zakkenrollerij ligt in een deel van de binnenstad, het centraal
station en bij winkelcentrum “In de Hoven”. De doelstelling voor zakkenrollerij
wordt een maximaal aantal van 500 bij een aangifteratio van< 5,2.
Bij de aanpak van
veelplegers dient ook aandacht aan heling
worden geschonken. De veelpleger zal zijn buit ergens moeten afzetten.
Bij de IGP werkwijze vormt ook dit een belangrijk aspect.
Voor heling wordt
geen doelstelling benoemd.
Naast dadergerichte
aanpak middels de IGP werkwijze, zal voor de komende jaren ten aanzien van
woninginbraken een project worden
opgezet in de wijken waar een verhoogd inbraakrisico geldt. De huidige
werkwijze, die in 2003 wordt gecontinueerd, houdt in dat slachtoffers van
woninginbraak een aanbod voor een preventieadvies krijgen. In het nieuwe project
wordt bewoners van wijken waar een verhoogd risico geldt, reeds vooraf een
aanbod voor een preventieadvies gedaan. De wijken waar een verhoogd
inbraakrisico geldt zijn de Binnenstad, het Voorhof en Hof van Delft. In 2003
wordt de wijk Hof van Delft aangepakt. Het project wordt mogelijk een
samenwerkingsverband van de politie met de afdeling Toezicht Openbare Ruimten
(TOR) van de gemeente. De werkwijze ten
aanzien van het Keurmerk Veilig Wonen wordt onveranderd voortgezet. Inmiddels
wordt door woningcorporaties ten aanzien van de huursector flink geïnvesteerd
op het keurmerk. De eerste honderd woningen met het keurmerk voor bestaande
bouw zijn inmiddels gerealiseerd. Een woningcorporatie is voornemens zijn huurders aan te bieden de
woningen op keurmerkniveau te brengen. De kosten hiervan kunnen dan in de huur
worden verwerkt. Deze woningcorporatie
beheert in Delft ongeveer 6000 van de 22000 door woningcorporaties beheerde
huurwoningen. De plannen hiervoor zijn in een vergevorderd stadium. Getracht
wordt de overige woningcorporaties te laten aansluiten in dit project. Uit de
analyse van
woninginbraken blijkt dat er, behoudens het hogere inbraakrisico in genoemde
wijken, geen hotspots te benoemen zijn.
Ook de
dadergerichte aanpak van diefstallen uit auto’s wordt middels de IGP werkwijze
uitgevoerd.
Naast deze aanpak
zal worden bezien of een voorlichtingscampagne ten aanzien van de z.g. “losse
buit” wenselijk is. Bij de scanning, analyse en advisering met betrekking tot
diefstallen uit auto’s zullen ook infrastructurele factoren worden meegenomen.
Uit analyse blijkt
dat zakkenrollerij in de Binnenstad, de omgeving van het station en in
winkelcentrum “In de Hoven” relatief vaak voorkomen, maar de absolute aantallen
en de spreiding maken het niet mogelijk hierop gerichte inzet te plegen. Reeds
geruime tijd wordt extra personeel ingezet voor het toezicht op dit delict op
marktdagen, koopavonden en de zaterdagen in de Binnenstad. Het effect hiervan
op het aantal zakkenrollerijen is echter nihil. Ook in winkelcentrum “In de
Hoven” en op het station is extra inzet geweest. Ook hier is echter geen effect
waarneembaar.
Voor de
problematiek op en rond het station is de samenwerking gezocht met de NS, de
KLPD en de gemeente. Dit heeft reeds geleidt tot preventieve infrastructurele
aanpassingen en een aantal maatregelen zijn nog onderwerp van gesprek. Het
zakkenrollen op en rond het station komt een deel ook voor rekening van daders
uit andere steden of regio’s. Ten aanzien van deze z.g. “reizende junks” wordt
contact onderhouden met de KLPD en de omliggende regio’s en bureaus.
Omdat toezicht geen
effect sorteert zal in 2003 de nadruk bij de aanpak liggen bij slachtofferbeïnvloeding. Ruim opgezette voorlichting moet potentiële slachtoffers bewust
maken van het gevaar van zakkenrollerij. Hiervoor wordt de samenwerking gezocht
met de betrokken partners, zoals gemeente, Kamer van Koophandel,
winkeliersverenigingen en marktkooplui.
Alle onder de
veelplegers betrokken misdrijven worden gemonitord. Indien zich duidelijke series,
hotspots, daders of dadergroepen aftekenen, zal hierop gerichte inzet worden
gepleegd.
In de opsporing
hebben genoemde delicten en de aanpak van veelplegers prioriteit. Voor wat
betreft heling heeft een zaak prioriteit als deze samen hangt met een veelpleger.
Ook hier zal de kwaliteit van de aangiften door de recherchecoördinatoren
worden bewaakt en eventueel verbetert.
Evenals bij de
aanpak van geweld is bij de aanpak van de veelplegers de rol van het Openbaar
Ministerie van essentieel belang voor het slagen van deze aanpak. Naast de
uitvoering van het bestaande beleid ten aanzien van TOP 500 lijst dient ook
voor overige veelplegers een efficiënt vervolgingsbeleid te worden gevoerd. Het
vervolgingsbeleid voor wat betreft “doorstromers” dient erop gericht te zijn
dat minder doorstromers veelplegers worden. Naast een effectief
vervolgingsbeleid zal er ook vanuit de reclassering en de jeugdzorg een goede
follow-up moeten zijn. Als aan deze voorwaarden niet wordt voldaan, zal de
aanpak van veelplegers geen succes worden.
Gezien de
relatie tussen veelplegers en drugsverslaving is ook van voorlichtende en
hulpverlenende instanties als Parnassia en GGD meer aandacht vereist.
In 2002 is door de
politie een onderzoek uitgevoerd naar de criminaliteit onder jeugd. In dit onderzoek wordt het volgende
onderscheid gemaakt.
Jeugdigen: leeftijden 12 t/m 24 jaar, waaronder:
Minderjarigen: leeftijden 12 t/m 17 jaar
Meerderjarigen: leeftijden 18 t/m 24 jaar
Demografie per
wijk naar aantallen en etniciteit.
Wijk |
Aantal Jeugdigen |
Aantal minderjarigen 12 t/m 17 jaar |
Aantal meerderjarigen 18 t/m 24 jaar |
Niet Nederlands 12 t/m 17 jaar |
Niet Nederlands 18 t/m 24 jaar |
Binnenstad |
2618 |
375 |
2233 |
26% |
15% |
Vrijenban |
1523 |
488 |
1035 |
18% |
20% |
Voordijkshof |
3715 |
1099 |
2616 |
25% |
16% |
Tanthof |
2902 |
1453 |
1449 |
18% |
19% |
Voorhof |
2366 |
635 |
1731 |
66% |
32% |
Buitenhof |
2541 |
1053 |
1488 |
51% |
38% |
Wippolder |
2304 |
545 |
1759 |
25% |
18% |
Totaal |
17959 |
5648 |
12311 |
32% |
21% |
In 2001 werden 275
jeugdige verdachten een of meer keer aangehouden.
In absolute
aantallen is bijna 58% van de verdachten van Nederlandse afkomst. Per 1000
inwoners is vooral het aantal aangehouden Marokkanen tussen de 18 en 24 jaar
een uitschieter. Ook het aantal Antilliaanse verdachten per 1000 inwoners is
relatief hoog. Het aantal aangehouden verdachten per 1000 inwoners zijn
achtereenvolgens voor de categorie 12-17jr en 18-24jr:
Nederlanders: 9,4
en 10,5
Marokkanen: 22,7 en 70,9
Surinamers: 23,7 en 41,3
Antillianen: 19,6 en 47,2
Turks: 9,3 en 30,8
Overig: 18,3 en 13,8
Hieruit komt de
oververtegenwoordiging per etniciteit naar voren en toont de noodzaak aan om te
komen tot specifieke aanpak met betrekking tot deze groeperingen door de
gemeente Delft en andere partners.
Diversiteit van
de door jeugdigen gepleegde delicten
Vermogensdelicten
zonder geweld |
53% |
Vermogensdelicten
met geweld |
10% |
Geweldsdelicten |
33% |
Vernieling en
openbare orde |
42% |
Verdovende
middelen |
7% |
Zeden |
3% |
Verkeer |
19% |
Wapenwetgeving |
7% |
Overige |
16% |
Typologie
Daders van
misdrijven worden in drie groepen ingedeeld. Het criterium is het aantal
antecedenten in zijn of haar gehele criminele carrière.
Beginners ( 1 – 2 antecedenten)
Doorstromers ( 3 – 10 antecedenten)
Veelplegers ( 11 of meer antecedenten)
Aangehouden
verdachten op typologie
|
2000 |
2001 |
Beginner |
172 |
201 |
Doorstromer |
61 |
64 |
Veelpleger * |
6 |
10 |
In het onderzoek
naar jeugdcriminaliteit is een inventarisatie gemaakt van jeugdgroepen binnen
Delft.
Deze groepen zijn
in drie categorieën in te delen:
Hinderlijk
Overlastgevend
Crimineel
Uit de
inventarisatie kwamen 38 jeugdgroepen naar voren, die als hinderlijk en
overlastgevend werden getypeerd. Een echte criminele groep is in Delft niet
aanwezig.
De groepen zijn
niet allemaal constant actief. Seizoenen, weersomstandigheden en veranderende
locaties spelen een rol. Een voorbeeld van een locatie, die een grote
aantrekkingskracht bij de jeugd heeft is de skatebaan aan de Westlandseweg.
Binnen Delft is een
expertgroep jeugd opgericht. De expertgroep bestaat uit vertegenwoordigers van
de gemeente Delft, de politie, bureau Jeugdzorg, Brede Welzijn Delft,
Leerplicht gemeente Delft en het Voortgezet Onderwijs. De groep heeft tot taak om problemen rond
jeugd te scannen, te analyseren en vervolgens concrete acties uit te zetten
naar uitvoerenden en instanties.
Ten aanzien van
aangehouden minderjarigen blijft het huidige beleid voor wat betreft tripzittingen,
de halt en de stopprocedure gehandhaafd. Zaken die voor een haltafdoening in
aanmerking komen zullen als zodanig worden afgedaan. De regiodoelstelling van
>30% wordt hierbij onderschreven.
In de expertgroep
jeugd is er voor gekozen de problematiek rond de skatebaan samen met alle
betrokken partners aan te pakken. Voor de politie resulteert dit in
projectmatig toezicht op die locatie.
Het toezicht op
hinderlijke en overlastgevende jeugdgroepen zal worden ingezet op de locaties
waar de overlast van deze groepen zich voordoet.
Een actuele locatie
is de reeds genoemde skatebaan. Hier verzamelen zich ook jongeren die niet
komen om te skaten. Dit resulteert in een gespannen sfeer, die soms tot
intimidatie en mishandeling leidt. Op de skatebaan wordt door de politie
projectmatig inzet gepleegd. Vanuit de expertgroep worden hiervoor in
gezamenlijkheid oplossingen gezocht.
Het project
“Schooladopt” wordt onveranderd voortgezet. Het streven is er op gericht het
aantal geadopteerde scholen in 2003 uit te breiden tot 20. Het project richt
zich op de groepen 7 en 8 van het basisonderwijs.
In 2002 is een
aanvang gemaakt met de uitvoering van het project “Veilige school”. Dit project
houdt in, dat bij scholen voor het middelbaar onderwijs politiecontactpersonen
worden aangesteld.
Deze
contactpersonen geven informatie aan de scholieren betreffende veiligheid en
overleggen met de schoolleiding over dit onderwerp.
Jeugdige
doorstromer en veelplegers zijn vanuit informatiegestuurde politiezorg in kaart
gebracht.
Dit meerjarenplan bevat een groot aantal
projecten ten aanzien van de jeugd die integraal uitgevoerd gaan worden. Het
plan richt zich op allochtone jongeren in het algemeen en specifiek op
allochtone jongeren van Marokkaanse, Antilliaanse, Surinaamse en Turkse
afkomst.
Een spoedige realisatie en uitvoering van
projecten ten aanzien van allochtone jongeren is essentieel voor het slagen van
de aanpak van de jeugdcriminaliteit. De gemeente heeft hierin de regierol en
zal niet alleen op lange termijn maar zeker ook op korte termijn die rol moeten
oppakken. Concretisering van groeps- en individuele aanpak is hierbij
essentieel. De politie zal hierbinnen haar deel uitvoeren.
De meldingen van
horeca gerelateerde overlast zijn in 2002 ongeveer 50% gestegen ten opzichte
van 2001. Het aantal meldingen van horecaoverlast zal naar verwachting rond de
170 uitkomen.Een groot aantal van deze overlastmeldingen betreft
geluidsoverlast door horecagelegenheden. Horecaoverlast wordt voor 2003
geprioriteerde vanwege de relatie van deze overlast met horecagerelateerde
geweldsdelicten. Horecaoverlast is ook een lokale prioriteit.
De politie neemt
deel aan het wekelijkse – en driewekelijkse horecaoverleg, In deze overleggen worden de meldingen
besproken en een aanpak gekozen. Dit kan zowel strafrechtelijk als
bestuursrechtelijk zijn. Bij de aanvragen voor exploitatievergunningen heeft de
politie een adviserende rol. Evenals bij de geweldsdelicten blijkt uit analyse,
dat het aantal meldingen van overlast in de Binnenstad hoger is tijdens de
avond- en nachturen op vrijdag en zaterdag.
De aanpak hiervan zal dan ook worden meegenomen in het verhoogde
toezicht tijdens deze uren in de Binnenstad.
Regelmatig is een
relatie te leggen tussen vernielingen van auto’s en straatmeubilair op looproutes
vanuit het centrum naar de buitenwijken. Deze vernielingen doen zich dan voor
na de sluitingstijden van de horeca. Het verhoogde toezicht zal zich op deze
tijden richten op deze vernielingen.
De doelstelling
voor meldingen van horecaoverlast wordt op 150 meldingen gesteld.
Zoals vermeld
bestaat een groot deel van de overlastmeldingen uit meldingen van
geluidsoverlast door horecagelegenheden. Om dit soort meldingen adequaat aan te
kunnen pakken dient de gemeente Delft op korte termijn een goede regeling te
treffen die geluidsmetingen buiten kantooruren mogelijk maakt.
In 2003 zal het
project “Veilig uitgaan” tot uitvoering komen. Dit project is een
samenwerkingsverband tussen gemeente, horeca, politie en justitie en beoogt te
komen tot maatregelen ten aanzien van het uitgaansleven in Delft op het gebied
van handhaving, toezicht, controle en repressief optreden.
Naar
verwachting zal het aantal pv’s hiervoor in 2002 op 48 uitkomen. Dit is onder
de doelstelling.
In
2003 zal in deze categorie aandacht worden geschonken aan de handhaving
buitengebied. Dit zal vooral resulteren in controles met betrekking op de
binnenvisserij, het betreden van verboden terreinen, groenaantastingen in de
zogenaamde recreatie of groene gebieden in de gemeente Delft.
Er
zal tevens opgetreden worden tegen overtredingen met betrekking tot de
afvalstoffen verordening van Delft, niet toegestane handelingen met dieren, het
verontreinigen van het wegdek en de bodem.
Een
sluitende voertuigwrakken en wegsleepregeling, waarbij tevens aandacht
geschonken wordt aan een strafrechterlijke component is voor de gemeente Delft
in voorbereiding.
Voor
de bestrijding van overlast door vuurwerk en inzameling/opslag brandbare
materialen is voor de periode van 22 december 2002 – 6 januari 2003 een
integraal plan van aanpak samengesteld.
Door
de bureaubemanning zal hieraan uitvoering worden gegeven.
Binnen
het taakveld milieu wordt in 2003, evenals in 2002, uitvoering gegeven aan de
voor het stadsgewest Haaglanden geldende handhavingsstrategie. In samenwerking
met het bevoegde gezag, in deze de gemeente Delft en de Provincie Zuid-Holland
vinden onderzoeken binnen bedrijven plaats.
In
samenwerking met de Algemene Inspectie Dienst als partner worden relevante
bedrijven gecontroleerd op de naleving van regelgeving omtrent de opslag en
toepassing van bestrijdingsmiddelen.
Uitvoering wordt
gegeven aan de landelijk door de LCCM vastgestelde thema’s met betrekking tot
het vervoer van afvalstoffen, de CPR richtlijn 15.1, top X bedrijven en
handhaving buitengebied.
De controle op de
CPR richtlijn 15.1 wordt in samenwerking met de gemeente Delft verricht binnen
de bestaande handhavingscyclus.
Het thema top X
bedrijven heeft zich in Delft vertaald naar het project Inventarisatie
Risicovolle Bedrijven. Het projectplan ligt ter goedkeuring bij het college van
Burgemeester en wethouders van Delft.
Een begin is gemaakt met participatie in het project integrale
handhaving in het recreatiegebied Midden-Delfland.
Hiervan is het de
bedoeling te komen tot integrale afstemming met de veelheid aan partners die in
dit gebied werkzaam zijn. Een eerste bijeenkomst op bestuurlijk niveau heeft
inmiddels plaatsgehad. Dit project zal de komende jaren worden vervolgd en
handhavend zijn beslag krijgen.
Het aantal
meldingen van drugsoverlast komt voor 2002 uit op ongeveer 110. Binnen Delft is
dit probleem beheersbaar. De meldingen betreffen met name overlast van
gebruikerspanden en hennepkwekerijen. Op dit soort meldingen wordt al enige jaren gereageerd met een bezoek van de
wijkagent aan het drugspand, gevolgd door aanpak van het pand als de overlast
aanhoudt. Bij de aanpak van drugspanden wordt samengewerkt met de woningcorporaties.
Hennepkwekerijen worden snel aangepakt. Op deze manier blijft deze overlast
beheersbaar. Drugsoverlast wordt dan
ook niet geprioriteerd. Als toets voor
de beheersbaarheid van drugsoverlast wordt een aantal van < 110 meldingen
als doelstelling genomen.
Alhoewel
drugsoverlast niet wordt geprioriteerd vormen de gebruikers- en dealpanden
vanwege hun relatie met drugsverslaving en veelplegers en de diverse vormen van
criminaliteit die hiermee samenhangen, wel een onderdeel van de
veelplegersaanpak.
In Delft zijn 6
coffeeshops. Deze zijn geconcentreerd in het centrum. Overeenkomstig de
regionale afspraken ten aanzien van coffeeshops worden deze door de politie
regelmatig gecontroleerd. Deze controles richten zich met name op de verkoop
aan minderjarigen en de voorraad.
[u1]De beschikbaarheid van de politie wordt voor
een groot deel bepaald door het werkaanbod. In de 1e helft van 2002
werden voor Delft, in het bedrijfsprocessensysteem (Genesis), ruim 14000
meldingen en incidenten geregistreerd. De behandeling van incidenten waarbij
psychiatrische patiënten zijn betrokken trekken, door het ontbreken van een
adequate opvang in de avond, nacht en weekeinden, een zware wissel op de
capaciteit van de politie. Overleg hierover om te komen tot een noodopvang voor
deze mensen is gaande. Wijkgerichtheid
in de zin van kennen en gekend worden, aanwezigheid, aanspreekbaarheid, geografische
gebondenheid en probleemgerichte aanpak moet de beschikbaarheid van de politie
voor de burger verbeteren. Voor spoedeisende meldingen en incidenten worden noodhulpeenheden door de centrale
meldkamer aangestuurd. Het uitgangspunt bij de noodhulp blijft om binnen 10
minuten ter plaatse te zijn. In de eerste acht maanden van 2002 werd dit in 84%
van de gevallen gerealiseerd. De
regiodoelstelling van 80% wordt in deze onderschreven.
De eerste contacten
van de klant, zowel persoonlijk als telefonisch, vinden binnen het bureau voor het grootste deel plaats met
medewerkers van de serviceorganisatie en voor een kleiner deel met medewerkers
binnen de wijkzorg.
De taakstelling van
de serviceorganisatie omvat de volgende taken:
De baliefunctie
De telefoonfunctie
De opvangfunctie
Het wijksecretariaat.
De logefunctie
(opnemen/uitzetten meldingen, portofoonverkeer, bureaubewaking)
Met de huidige
personeelsbezetting kan de serviceorganisatie de balie- en telefoonfunctie
volledig verzorgen. In het nieuwe inrichtingsplan voor bureau Delft is een
forse uitbreiding van personeel bij de serviceorganisatie voorzien.
De behandeling van
klachten zal in 2003 een ander karakter hebben. Overeenkomstig nieuwe wetgeving
zullen alle klachten binnen Haaglanden door een regionale klachtencommissie behandeld
gaan worden. Alleen de informele afdoening van klachten zal nog binnen het
bureau plaats vinden.
De regionale
doelstelling om 80% van de klachten binnen 9 weken af te handelen wordt
nagestreefd.
[u2]De capaciteit van de basis politiezorg staat
onder druk door de grote werkaanbod en de discontinuïteit door de waan van de
dag en grootschalig optreden. Er zijn een aantal ontwikkelingen die de effecten
hiervan beheersbaar moeten maken of verminderen. De projecten
Capaciteitsmanagement en Informatie gestuurde opsporing, alsmede de instelling
van een Parate Eenheid zijn hiervan
voorbeelden.
Bij de inrichting
van het nieuwe bureau Delft is met name aan de aspecten die de uitvoering van
de wijkzorg verstoren en de realisatie van de regionale subdoelstellingen op
dit gebied veel aandacht geschonken. De
werkprocessen worden zodanig ingericht, dat zij de uitvoering van de wijkzorg
zomin mogelijk verstoren en zoveel mogelijk ondersteunen.
Om probleemgericht
werken vorm te geven worden in Delft twee stromingen gecombineerd:
Informatiegestuurde Politiezorg (IGP) en Wijkgerichte Politiezorg. De rol van
informatiesturing binnen politiezorg wordt uitgewerkt in het project Informatie
Gestuurde Politiezorg (IGP), geïnitieerd door het programmabureau Abrio[2].
Adequate en tijdige
informatie van de omgeving is noodzakelijk voor een probleemgerichte,
pro-actieve aanpak. De focus moet liggen op de prioriteiten, hotspots,
hottimes, probleemgroepen en (veel)plegers. Iedere leidinggevende en medewerker
zal een actieve rol vervullen in de verzameling, registratie en verspreiding
van informatie. Informatiesturing zal plaatsvinden op zowel strategisch,
tactisch als operationeel niveau. Prioriteitskeuzes moeten van tevoren bekend
zijn zodat daarop inzet en sturing kan plaatsvinden. Van iedere inzet of
probleemgerichte aanpak vindt evaluatie plaats, waardoor resultaten tot op
individueel niveau inzichtelijk worden en medewerkers bijdragen tot een
gezamenlijk bureauresultaat.
De gedachte achter
informatiegestuurde politiezorg is vanuit een probleemanalyse van de externe
omgeving te komen tot prioriteitskeuzes die leiden tot een optimale inzet van
mensen en middelen met duidelijk benoemde resultaten. De focus van mensen en
middelen op de juiste daders, tijdstippen en locaties is hierbij leidend. Uiteindelijk dienen de resultaten meetbaar
bij te dragen aan een veilige, leefbare en integere samenleving[3].
De manier van werken conform het SAARA-model vormt een belangrijk onderdeel van
informatiegestuurde politiezorg.
Aan een bureau
dient aan een aantal randvoorwaarden te worden voldaan. Deze randvoorwaarden
zullen nadrukkelijk in de proeftuin IGP in Delft worden ingevuld. Denk daarbij
aan:
Het inrichten van
een infocentrum,
De aanwezigheid van
voldoende analysecapaciteit,
Verbeteren van de
betrouwbaarheid en de kwaliteit van brongegevens
Het inrichten van
een briefing- en debriefingcyclus,
Het inrichten van
een informatiecyclus die aansluit bij de besluitvormingscyclus/beleidscyclus
Het zorgen
voor samenhang tussen informatiesystemen en -producten
Het terugbrengen
van het grote aantal informatiesystemen tot enkele relevante, uitputtende en
betrouwbare informatiesystemen
Hanteren, en
eventueel opstellen, van bruikbare en betrouwbare analyse-instrumenten
Benoemen van
succesvolle pro-actieve aanpakken van veelplegers, groepen en hotspots
Nadrukkelijk
betrekken van personeel bij de informatieverzameling en het bereiken van betere
resultaten o.b.v. informatiesturing
Verbetering en
transparantie in de aansturing door leidinggevenden
Capaciteitsmanagement
Er moet wel
duidelijk een optimale balans worden gevonden tussen de focus op de
belangrijkste problemen in de stad en het daarop gericht inzetten van personeel
en de interactie met de samenleving door politiemensen.
Surveillanten
moeten hun wijk kennen en daarin frequent werkzaam zijn (handhaven, toezicht,
probleemgericht, pro-actief). Door de wijk beter te leren kennen en daardoor
weten wat ‘ertoe doet’, komt er meer
bruikbare informatie over hotspots, daders en probleemgroepen beschikbaar, wat
het principe van de informatiegestuurde politiezorg weer versterkt. Ook vanuit
de recherche kan, vanuit een goede informatiepositie, meer pro-actief worden
gewerkt aan de aanpak van veelplegers, groepen en hotspots in wijken (zie het
principe van ‘tegenhouden’[4]).
Capaciteitsmanagement
is een logisch gevolg van Informatie Gestuurde Politiezorg. Door een betere
omgevings- en probleemanalyse kan een betere afweging worden gemaakt over de
inzet van mensen en middelen (capaciteitsmanagement). Vanuit de
prioriteitskeuzes en daarop gebaseerde activiteitenplannen wordt de planning bepaald.
De planning is dus niet langer leidend, maar het werkaanbod en onderbouwde
keuzes in het werk.
Naast analyses over
een langere termijn (projecten, evenementen, incidentenbeeld), moet ook de
planning op korte termijn voldoende flexibel zijn zodat er kan worden
ingespeeld op een onverwachte vraag vanuit GBO of actuele gebeurtenissen die
extra inzet vereisen. Dit betekent tevens dat cursussen, IBT, verlof en
afspraken t.b.v. het werk (bv. schooladopt) tijdig bekend moeten zijn bij de
planning zodat dit kan worden ingeroosterd. Hierdoor kan worden gepland met een
minimumsterkte op noodhulp en een flexibele inzet op wijkzorg en projecten. De
beschikbare hoeveelheid menskracht wordt afgestemd op het werkaanbod, er wordt
dus over- en onderbezetting tegengegaan.
Naast het afstemmen
van inzet op werkaanbod, gaat het bij capaciteitsmanagement ook om het
afstemmen op ATW en persoonlijke voorkeuren.
Een belangrijk
onderdeel van de inzet van personeel in Delft vormen de studenten PO2002 en een
deel van de vrijwilligers. Delft is pilotbureau voor het project
capaciteitsmanagement in Haaglanden. In samenwerking met het onderzoeksbureau
ATOS wordt getracht tot een optimale afstemming te komen van de
capaciteitsbehoefte, de ATW en
persoonlijke voorkeuren van medewerkers.
Kwaliteitsverbetering
en innovatie krijgen een prominente rol in de werkwijze en de organisatie van
het bureau Delft. Bij de voortdurende (monitoring van de) verbetering van de
processen in het bureau speelt het INK-model een belangrijke rol. Bij de nieuwe
inrichting van het bureau Delft en een verbetering van de manier van werken en
de processen heeft het INK-model ook een centrale rol gespeeld.
In april 2003 vindt een korpsbrede audit plaats. De
bevindingen van de auditcommissie zullen ook door de bureauleiding van bureau
Delft worden aangepakt om, indien nodig, eventuele verbeteringen in te zetten.
Eind 2002 heeft een medewerkerstevredenheidsonderzoek plaatsgevonden. De
resultaten daarvan zullen worden vertaald naar het bureau Delft en in de
afzonderlijke ploegen zullen de resultaten worden besproken teneinde vanuit de
medewerkers zelf kwaliteitsverbeteringen in te zetten.
De politieopleiding
2002 is in 2002 voluit van start gegaan. Inmiddels volgen ongeveer 30 studenten
aan bureau Delft hun opleiding. Het aantal zal in 2003 stijgen tot ongeveer 50
studenten. Om aan de begeleidingsvraag van de studenten te voldoen wordt
regelmatig personeel opgeleid om de coachfunctie voor de studenten te kunnen verzorgen.
De politieopleiding 2002 is modulair ingericht en gericht op
competentieverwerving. Studenten worden voor de wijkzorg ingezet voor zover hun
behaalde competenties dat toelaten. Een aantal van hen draait inmiddels ook in
de noodhulp mee.
De eerste helft van
2002 werd afgesloten met een klanttevredenheidsscore van 7,2.
De
klanttevredenheid wordt maandelijks gemeten door middel van een enquête uit
Monitor Pro.
Uit de analyse van
de resultaten over de eerste helft van 2002 blijkt, dat de waardering van de
klant voor een belangrijk deel wordt beïnvloed door de volgende factoren:
De wachttijd
De
informatieverstrekking
Het wel of niet
aanbieden van slachtofferhulp, schadebemiddeling en een preventieadvies
Het nakomen van
afspraken
Het tonen van
betrokkenheid en de opvang na een incident.
Omdat ruim de helft
van de contacten met de klant aan het bureau plaats vindt met medewerkers van
de serviceorganisatie en de wijkzorg, zullen de maatregelen om tot verbetering
van de klanttevredenheid te komen, zich hierop richten. Hierbij wordt gedacht
aan een betere case-screening aan de balie om de wachttijd te verminderen en
het vestigen van de aandacht van het personeel op het belang van genoemde
factoren.
Als doelstelling
voor 2003 wordt een klanttevredenheidsscore van 7,5 nagestreefd.
[u3]De inrichting van het nieuwe bureau Delft
zal ook op het rechercheproces zijn weerslag hebben. Bij de inrichting zullen
regionale doelstellingen ten aanzien van de inrichting en de ontwikkeling van
het rechercheproces worden meegenomen. Het aantal technisch sepots binnen
bureau Delft bedroeg minder dan 1% in de eerste acht maanden van 2002. In 74%
van de gevallen werd de termijn van 7 weken doorlooptijd gerealiseerd. Er is echter
geen onderscheid gemaakt tussen zaken met en zonder IVS. Het percentage HAU
zaken bedraagt 42%. Indien mogelijk wordt een zaak via de HAU procedure
afgedaan.
Binnen het
rechercheproces worden in 2002 geen extra maatregelen genomen maar wordt de
samenwerking met de Politie Parketsecretarissen geïntensiveerd. De regionale
doelstelling ten aanzien van de afhandeling van processen-verbaal worden
nagestreefd.
Binnen het
loopbaanbeleid zijn in het korps een aantal instrumenten ontwikkelt. Denk
hierbij aan functioneringsgesprekken, beoordelingsgesprekken en de
personeelsschouw. Met name het laatste instrument richt zich op de toekomst en
is bij uitstek geschikt om personeel, middels ontwikkel- en MD trajecten,
aanvullend op te leiden en in te zetten op het niveau van hun capaciteiten. De
regiodoelstellingen ten aanzien van dit onderwerp zullen binnen Delft worden
uitgevoerd.
Het
opleidingsbeleid binnen bureau Delft voorziet in de organisatie en uitvoering
van zowel functiegerichte- als loopbaangerichte opleiding van het personeel.
Voor de opstelling van de persoonlijke ontwikkelplannen (POP) wordt een
regionale format ontwikkeld.
De training van de beroepsvaardigheden heeft een
uitbreiding ondergaan. Er werd 2 maal per jaar getoetst op schietvaardigheid en
een maal per jaar op de beheersing van de geweldsbepalingen.
In 2003 komt daar
een toets bij voor wat betreft de aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden.
Als doelstelling
ten aanzien van de training van de beroepsvaardigheden wordt de regionale
doelstelling gevolgd.
Het ziekteverzuim
binnen bureau Delft is zorgwekkend en zal naar verwachting in 2002 ongeveer 12%
bedragen. Door de veranderde registratie van gedeeltelijk zieken in SAP is een
beter beeld ontstaan van het werkelijke ziekteverzuim. Door
personeelsleden die een HBO-studie volgen is een eerste onderzoek verricht naar
het ziekteverzuim. Opdracht was o.a. het inzichtelijk maken van de oorzaken van het verzuim en de mogelijkheden aan te
geven om het verzuim terug te dringen. Aan de hand van de uitkomsten van dit
onderzoek worden verbeteringen ingezet.
Delft participeert
in het regionale project Preventie Ziekteverzuim met de pilot Supervisie voor
leidinggevenden. De uitvoering van deze pilot is in 2002 voortgezet. Aan het
eind van 2002 zal een evaluatie van deze pilot plaats vinden.
Overzicht Veiligheid, Leefbaarheid en Maatschappelijke
Integriteit
Jaar |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002* |
|
|
|
|
|
|
Straatroof |
41 |
69 |
74 |
160 |
74 |
Zeden |
42 |
43 |
71 |
48 |
45 |
Misdrijven tegen
het leven |
14 |
32 |
19 |
24 |
33 |
Overvallen |
28 |
9 |
14 |
18 |
8 |
Bedreiging |
99 |
127 |
112 |
105 |
143 |
Mishandeling |
243 |
236 |
264 |
235 |
255 |
Jaar |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002* |
|
|
|
|
|
|
Diefstal uit
woning |
762 |
727 |
824 |
850 |
822 |
Diefstal
vanaf/uit auto |
756 |
829 |
889 |
1006 |
1200 |
Zakkenrollerij |
268 |
355 |
499 |
550 |
596 |
Heling |
16 |
8 |
14 |
12 |
30 |
Jaar |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002* |
|
|
|
|
|
|
Aangehouden
minderjarigen 12-17 jr |
83 |
62 |
162 |
100 |
165 |
Waarvan
vrouwelijk |
8,4% |
6,5% |
3,1% |
9,4% |
11,2% |
Jaar |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002* |
|
|
|
|
|
|
Meldingen
Horecaoverlast |
- |
- |
- |
114 |
171 |
Waarvan
geluidsoverlast |
- |
- |
- |
- |
64% |
[1] IGP staat
verder uitgewerkt onder hoofdstuk 3
[2] Het sturingsconcept IGP wordt onder
verantwoordelijkheid van het programmabureau Abrio ontwikkeld en uitgetest. De Policyboard Opsporing heeft de
stuurgroep ’Informatiegestuurde Opsporing’ opdracht gegeven het concept nader
uit te werken en in zogenaamde proeftuinen voor de Nederlandse politie te
beproeven.
Landelijk fungeren drie districten als proeftuin op level 1
(lokaal niveau): Tilburg, Twente en Delft. De bevindingen in deze districten/bureaus
moeten leiden tot een landelijk aanvaard sturingsconcept IGP, dat moet leiden
tot landelijk richtlijnen voor deze manier van politiezorg zodat deze binnen
alle regio’s kan worden toegepast. De projectperiode duurt tot juni 2004.
Binnen de doorontwikkeling
in Delft kwamen de principes van IGP al ruimschoots aan de orde en het was dan
ook logisch om als proeftuin aan te sluiten. Denk daarbij aan de ontwikkeling
van probleemgericht en resultaatgericht
werken, het kwantitatief en kwalitatief op peil brengen van
informatieverzameling en –analyse, capaciteitsmanagement, ontwikkeling van de
organisatie van èn de afstemming tussen de hoofdprocessen en het gezamenlijk
aanpakken van geprioriteerde problemen, etcetera.
[3] zie voor een uitwerking van het
IGP-concept het projectplan IGP, proeftuin Delft level 1, mei 2002.
[4] Bron: ‘misdaad laat zich
tegenhouden’, projectgroep opsporing / Raad van Hoofdcommissarissen, november
2001
[u1]Beschrijf hier het regio-item aan de hand van uw analyse voor uw wijk. Geef gemotiveerd aan waarom u er wel of niet extra aandacht aan gaat besteden. Als er extra aandacht aan wordt besteed, geef dan indien mogelijk aan hoe u dit wilt gaan doen.
[u2]Beschrijf hier het regio-item aan de hand van uw analyse voor uw wijk. Geef gemotiveerd aan waarom u er wel of niet extra aandacht aan gaat besteden. Als er extra aandacht aan wordt besteed, geef dan indien mogelijk aan hoe u dit wilt gaan doen.
[u3]Beschrijf hier het regio-item aan de hand van uw analyse voor uw wijk. Geef gemotiveerd aan waarom u er wel of niet extra aandacht aan gaat besteden. Als er extra aandacht aan wordt besteed, geef dan indien mogelijk aan hoe u dit wilt gaan doen.