Uitkomsten van inspectie kinderopvang in 2001
1.
inleiding
In deze rapportage
wordt de situatie weergegeven van de kinderopvangcentra in de Gemeente Delft.
De gegevens zijn ontleend aan de inspecties uitgevoerd volgens contract door de
GGD Delfland gedurende
het jaar 2001.
De gemeente is
verantwoordelijk voor het toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang.
Dat betekent: zicht
hebben en houden op de kwaliteit, en handelen naar die kwaliteit (zoals
handhaven en ingaan op signalen).
Om ervoor te zorgen
dat kindercentra voldoen aan
kwaliteitsnormen is in 1995 door de overheid een Algemene Maatregel van Bestuur
opgesteld. Hierin staan een aantal basiseisen genoemd.
Gemeenten zijn
verplicht om een verordening kinderopvang te hanteren. Soms gaat deze verordening
verder dan de AMvB, of zijn er aanvullende nadere regels opgesteld waarin
begrippen zoals hygiëne en veiligheid worden uitgewerkt.
Op de nieuwe Wet
Basisvoorzieningen Kinderopvang (WBK) welke in 2004 van kracht wordt verplicht de gemeente het toezicht op de
kinderopvang door de GGD uit te laten voeren. Op dit moment zijn de sector
kinderopvang in samenwerking met VNG,
VOG, GGD, ABVAKABO, en FNV zich aan het voorbereiden op de implementatie van de
nieuwe wet.
In Nederland zijn 46
GGDén. Elke GGD heeft te maken met andere gemeenten, deels andere eisen,
verschillende inzichten en interpretatieverschillen. Via de vakgroep PIKO
(Platform Inspecteurs kinderopvang) van
GGD Nederland Zijn en worden op dit moment producten ontwikkeld en afspraken
gemaakt om de uniformiteit te waarborgen.
3. De Delftse situatie.
In Delft is in 2001
een begin gemaakt met een jaarlijkse
controle van alle kinderdagverblijven en buitenschoolse
opvangvoorzieningen, alsmede twee
jaarlijkse controle voor peuterspeelzalen. Ook is er een samenwerking tot stand
gekomen met het vakteam Welzijn van de gemeente, GGD en brandweer. Dit heeft
ertoe geleid dat er nu een regulier (maandelijks) overleg plaatsvindt. Binnen
dit overleg wordt er lopende zaken zoals die tijdens controle bezoeken naar
voren komen besproken. Deze casuïstiek leidt ertoe dat er procedures worden
ontwikkeld. Op deze wijze kan adequaat worden ingezoomd op mogelijke problemen
met als doel deze op te lossen of erger te voorkomen. Naast dit overleg vindt
er veelvuldig telefonisch, en emailcontact plaats tussen de betrokkenen.
De GGD streeft
ernaar, naast haar taak als inspecteur, ook een rol te spelen als adviseur.
Hiervoor is goed
contact met de sector onontbeerlijk.
2. Uitvoering van de inspectie
De inspectie wordt
uitgevoerd aan de hand van een checklist (Bijlage1). Deze checklist
bevat alle items
conform het uitvoeringsbesluit van de gemeentelijke verordening
kinderdagverblijven.(bijlage 2) aangevuld met items welke hun oorsprong vinden
in de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid.
De inspecteur
kinderopvang van de GGD gaat naar het kindercentrum en toetst daar de praktijk
aan de eisen zoals gesteld in de verordening kinderopvang en de nadere
regels.
Verder heeft een
inspecteur ook een adviserende rol waar het gaat om zaken als hygiëne en
veiligheid. Daarnaast heeft de inspecteur kinderopvang ook te maken met de Wet
Collectieve Preventie Volksgezondheid als het gaat om gezondheid en veiligheid
in kindercentra.
Hieronder wordt een
overzicht gegeven in welke mate de onderzochte kinderopvangvoorzieningen
voldoen of gedeeltelijk voldoen aan de Verordening.
In 2001 zijn 51
inspecties uitgevoerd waarvan 11 “toegangsinspecties” en 40 voortgangsinspecties.
Er zijn geen
voorzieningen gesloten. Tijdens het inspectiebezoek voldeed de meerderheid aan
de gestelde eisen in de gemeentelijke verordening.
In die gevallen
waarin niet of gedeeltelijk werd voldaan heeft de GGD in het inspectierapport
adviezen ter verbetering opgenomen.
De
opvangvoorzieningen en de gemeente hebben het inspectierapport toegestuurd
gekregen. Daarnaast zijn de adviezen alsmede de prioriteit tijdens het
inspectiebezoek met de verantwoordelijken binnen de opvangvoorziening
besproken.
In dit overzicht is
geen onderscheid gemaakt tussen specifieke eisen.
Dit wordt vervolgens
door de gemeente schriftelijk bevestigd of de vergunning wordt hierop aangepast.
Geïnspecteerde items |
Conform verordening
|
Niet of gedeeltelijk conform
verordening |
Niet van toepassing |
Algemeen |
49 |
2 |
|
Personeel |
48 |
3 |
|
Medische
aangelegenheden |
45 |
6 |
|
Kinderen |
49 |
2 |
|
Gebouw |
49 |
2 |
|
Aparte ruimten |
47 |
4 |
|
Veiligheid |
40 |
11 |
|
Gevaarlijke stoffen |
51 |
|
|
Verwarming |
48 |
2 |
|
Ventilatie |
50 |
1 |
|
Verlichting |
49 |
2 |
|
Trappen |
2 |
|
49 |
Deuren/ramen |
49 |
2 |
|
Dieren/planten |
51 |
|
|
Wanden/vloeren |
51 |
|
|
Speelgoed/
meubilair |
51 |
|
|
Toiletten |
47 |
4 |
|
Garderobe en gang |
51 |
|
|
Keuken |
48 |
3 |
|
Speelruimte binnen |
49 |
2 |
|
Speelruimte buiten |
44 |
7 |
|
Slaap en rustruimte |
21 |
8 |
22 |
Hygiëne |
44 |
7 |
|
Algemeen.
Onder algemeen wordt verstaan de invloed van ouders/verzorgers, functionarissen
en
begeleiders op het functioneren
van het kinderdagverblijf , zoals omschreven in
Bijlage
uitvoeringsbesluit bij de verordening
kinderopvang punt vijf.
De houder van een
kindercentrum draagt zorg voor schriftelijke overdracht van:
- het te voeren
beleid
- de wijze waarop
klachten worden behandeld.
- de wijze waarop
inspraak is geregeld
- de wijze waarop het
contact met de ouders/verzorgers wordt onderhouden.
In twee gevallen bleek dit niet conform de verordening
kinderopvang te geschieden. Vermeld dient te worden dat het hier twee
peuterspeelzalen betrof.
Personeel:
In hoofdstuk 2, nadere regels,
paragraaf 1 regels voor kindercentra, artikel 17 en de bijlage,
uitvoeringsbesluit kindercentra, wordt in artikel B lid 3-95 van de verordening
kinderdagverblijven beschreven waaraan een houder van een kinderdagverblijf
wordt geacht te voldoen, te weten:
Kinderdagverblijven en buitenschoolse
opvang; de functionarissen dienen te voldoen aan de opleidingseisen en
functieomschrijvingen zoals die zijn omschreven in de salarisregelingen kinderdagverblijven
van de van toepassing zijnde CAO-welzijnswerk of een daaraan gelijkwaardige
CAO.
In twee gevallen op
een kinderdagverblijf en in een geval op een peuterspeelzaal bleek de leidster
niet te voldoen aan de hierboven vermelde eis.
De beide leidsters op
het kinderdagverblijf zijn tevens de eigenaar. Zij doen al vele jaren dit werk en hebben een ruime ervaring. Er is in
overleg met de gemeente actie ondernomen en hebben de betrokkenen voorlichting
gekregen wat hen te doen stond namelijk ontheffing aanvragen bij het Overleg
Arbeidsvoorwaarden Kinderopvang. In een
geval heeft de betrokkene besloten hieraan geen gehoor te geven. Dit heeft
ertoe geleid dat betrokkene is meegedeeld dat zij niet langer als groepskracht
kan worden aangemerkt en haar taken uitsluitend op managementniveau kan
uitoefenen. In het andere geval is besloten om de vinger aan de pols te houden.
Omdat het een kleinschalig
kinderdagverblijf betreft waar geen
afwijkingen geconstateerd zijn, wordt de situatie gedoogd.
In de bijlage het uitvoeringsbesluit
behorende bij de verordening kinderdagverblijven wordt onder C. medische
aangelegenheden lid 1 t/m 10 een opsomming gegeven waaraan een
kinderdagverblijf geacht wordt te voldoen.
Informatie kinderen:
Van alle kinderen is het
adres/telefoonnummer van de ouders/verzorgers en van de huisarts aanwezig. Men
heeft inzicht in het vaccinatieschema, alsmede in medische bijzonderheden.
Zonodig is er contact met derden een kind betreffende, maar uitsluitend met
medeweten en toestemming van de betreffende ouders/verzorgers. Er wordt nooit
op eigen gezag medicatie toegediend anders dan voorgeschreven door de
behandelend arts.
Richtlijnen bij infectieziekten:
De GGD hanteert een informatiemap “0-4 jarigen”, waarin o.a.
richtlijnen zijn opgenomen m.b.t. de handelwijze t.a.v. infectieziekten.
Rode Hond:
Het verdient aanbeveling informatie in
te winnen omtrent de vaccinatiestatus van de vrouwelijke medewerkers ten
aanzien van Rode hond. Autochtone medewerksters zijn krachtens het
rijksvaccinatie programma gevaccineerd met uitzondering van gewetensbezwaarden.
In toenemende mate is het gebruikelijk dat allochtone medewerksters in de
kinderopvang hun intreden doen. Van hen is veelal niet duidelijk of zij
voldoende bescherming hebben tegen Rubella.
EHBO:
Er is een gevulde EHBO-doos aanwezig.
Er dient altijd iemand met een geldig EHBO-diploma aanwezig te zijn .
De telefoonnummers van hulpdiensten
dienen bekend te zijn bij het personeel.
De informatie betreffende de kinderen
moet in de onmiddellijke nabijheid van het telefoontoestel beschikbaar zijn.
Huisarts:
Het kindercentrum zou moeten kunnen
beschikken over een huisarts welke in geval van nood geraadpleegd kan worden.
De zes geconstateerde
afwijkingen zijn waren niet van ernstige aard. Deze konden allen met
adviserende gesprekken worden opgelost.
In hoofdstuk 2 Nadere regels, artikel
19 van de verordening kinderdagverblijven wordt de groepsgrootte bepaald. Te
weten:
A.a.
1.
twaalf
kinderen in de leeftijd van nul tot één jaar;
2.
zestien
kinderen in de leeftijd van nul tot dertien jaar, waaronder ten hoogste acht
kinderen van nul tot één jaar;
3.
twintig
kinderen in de leeftijd van vier tot dertien jaar.
A.b.
Ten minste één functionaris wordt ingezet voor de opvang en
verzorging van gelijktijdig ten hoogste:
1.
Vier kinderen in de
leeftijd van nul tot één jaar;
2.
Vijf kinderen in de
leeftijd van één tot twee jaar;
3.
Zes kinderen in de
leeftijd van twee tot drie jaar;
4.
Acht kinderen in de
leeftijd van drie tot vier jaar;
5.
Tien kinderen in de
leeftijd van vier jaar tot einde van de basisschoolleeftijd;
6.
Bij een gemende groep
wordt het aantal functionarissen bepaald aan de hand van het gemiddelde,
waarbij naar boven wordt afgerond.
A.c.
In
afwijking van het onder A.b. 1 t/m 6 gestelde kan gedurende een beperkte tijd,
doch niet langer dan één uur na opening en één uur voor sluiting van het
kindercentrum, alsmede in bijzondere incidentele omstandigheden, één
functionaris minderen ingezet worden, met dien verstande dat tenminste één
functionaris ingezet wordt.
A.d.
Indien
slechts één functionaris ingezet wordt ingevolge het onder A.b. 1 t/m 6 of A.c.
bepaalde wordt naast deze functionaris ten minste één andere functionaris –
zulke per ten hoogste drie groepen met één functionaris – ingezet ter
ondersteuning van die functionaris.
In twee gevallen betrof het een afwijking van de in het
hierboven vermelde artikel opgesomde aantal kinderen per groep (leidster kind
ratio). In overleg met gemeente en de betreffende kinderopvangvoorzieningen is
overleg gestart om herhaling te voorkomen.
Gebouw:
In de bijlage het uitvoeringsbesluit
bij de behorende verordening kinderdagverblijven wordt onder E. Gebouw lid 1
t/m 10 een opsomming gegeven waaraan een ruimte dat als kinderdagverblijf
gebruikt wordt, dient te voldoen zoals bouwjaar, bereikbaarheid, parkeermogelijkheden, geluidshinder,
toegankelijkheid, aparte ruimten.
De beide gevallen waarin er afwijkingen
werden gevonden waren niet van zwaarwegende aard en konden in de adviserende
sfeer worden opgelost.
Gevaarlijke stoffen:
Gevaarlijke stoffen zoals
schoonmaakmiddelen moeten in de originele verpakking worden bewaard. Dit om de
herkenbaarheid te vergroten. Voorwerpen
en (vloei)stoffen die gevaar voor kinderen en desondanks in het kindercentrum
aanwezig zijn. Worden altijd buiten het bereik van de kinderen opgeborgen.
Wanneer toch een geval van vergiftiging mocht optreden dient direct te worden
gewaarschuwd (ambulancedienst, huisarts, ziekenhuis, GGD). Voor elke groep moet
er een gifwijzer zichtbaar opgehangen zijn.
Er zijn in deze geen afwijkingen
geconstateerd.
Verwarming:
Bij verwarmingen
wordt specifiek gelet op het afschermen van radiatoren tegen vallen of
verbrandingen. Tevens of de ruimte waarin de stookketel staat niet voor
kinderen toegankelijk is.
In twee gevallen voldeed de afscherming
niet aan de eisen en is advies gegeven dit te veranderen.
Ventilatie:
In een geval had men
vragen bij het functioneren van de ventilatie. Dit was al door de stichting
waaronder het
kindercentrum valt onderkend en werd door TNO onderzoek naar de ventilatie
gedaan.
Verlichting:
In twee gevallen
waren de Tl-buizen niet afgeschermd tegen breuk. Hierover is advies
uitgebracht.
Trappen:
Geen bijzonderheden.
Deuren en ramen:
Bij deuren wordt
specifiek gelet op de beveiliging tegen het afknellen van vingers. Bij ramen
wordt gelet op de sluitingen en of er, waar nodig, veiligheidsglas is
aangebracht.
In twee gevallen
waren de deuren niet voorzien van strips die beknellen van vingers tegengaan.
Deze zijn aangebracht.
Dieren en planten:
Geen bijzonderheden.
Wanden en vloeren:
Geen bijzonderheden.
Speelgoed en meubilair:
Geen bijzonderheden.
Toiletten:
In drie gevallen
waren de toiletten niet voorzien van zeep en of handdoeken. In een geval was er
een toilet te weinig t.o.v. het aantal kinderen
Garderobe en gang:
Geen bijzonderheden.
Keuken:
In vier gevallen
bleek de keukenvoorziening niet geheel te voldoen. Het betrof het ontbreken van
een goed functionerende koelkast. Voorzieningen die het kinderen onmogelijk
maken zelfstandig in de keuken te komen. Het goed opbergen van
voedingsmiddelen.
Speelruimte binnen:
In twee gevallen
beantwoorde de binnenruimte niet aan de in de verordening kinderopvang gestelde afmeting t.w. 3 vierkante meter
vrij vloeroppervlak per spelend kind.
In alle gevallen is
het mogelijk gebleken de ruimte zodanig in te richten zodat met wel aan de
normering voldoet
Speelruimte buiten:
In zeven gevallen
beantwoorde de buitenspeelruimte niet aan de in de verordening kinderopvang gestelde afmeting t.w. 4 vierkante meter
vrij vloeroppervlak per spelend kind. Of was de afscherming niet in orde.
Slaap en rust ruimten:
In 22 gevallen in de
slaap en rustruimte niet van toepassing. Het betrof hier peuterspeelzalen.
In de overige 21
voorzieningen waren kleine onvolkomenheden zoals geen vrije nooduitgang of niet
ieder kind had eigen beddengoed. In een enkel geval ontbrak de mogelijkheid de
kinderen gedurende de slaap te observeren.
Hygiëne:
De 7 afwijkende
bevindingen betroffen allen de schoonmaak nadat het kinderdagverblijf gesloten
is.
De betreffende
stichting is hierover aangesproken.
Op basis van de
uitkomsten van de inspectie kan worden geconcludeerd dat de kwaliteit van de
geïnspecteerde kinderopvangvoorzieningen in 2001 in Delft in grote lijnen
voldoet aan de gestelde eisen in de gemeentelijke verordening. Daarnaast is de
sector hard bezig te voldoen aan het landelijk kwaliteitsprofiel. Derhalve kan
worden opgemerkt dat de Delftse kinderopvang als kwalitatief voldoende kan
worden aangemerkt.
Dat neemt niet weg
dat er reden blijft om op specifieke punten aandacht te blijven besteden. In
overleg met de gemeente is er besloten om in 2002 de leidster kind ratio
alsmede het pauzebeleid als speerpunt te hanteren.
GGD Delfland
Louis van Breukelen
29 mei 2002