1. INLEIDING
De
grondslag voor deze nota Octopus en de Gemeente: Op weg naar 2004 is
drieledig.
a.
De omvorming van Octopus in 2000 van Stichting naar BV;
b.
Een geconstateerd substantieel tekort op het peuterwerk;
c.
De bespreking van twee accountantsrapporten over Octopus in de
Raadscommissie Leefbaarheid.
In
deze nota wordt allereerst kort het landelijk en lokale kader van de
kinderopvang geschetst in relatie tot de nieuwe wetgeving die met ingang van
2004 van kracht zal worden (Wet Basisvoorziening Kinderopvang -WBK). Vervolgens
wordt ingegaan op de bevindingen van de accountants alsmede op zaken die
tijdens de Raadscommissie Leefbaarheid aan de orde geweest zijn. Zo wordt er
geschetst wat de on/mogelijkheden zijn om de subsidierelatie m.i.v. 2003 te
beëindigen; welke scenario’s er denkbaar zijn van grote/geen betrokkenheid
gemeente; wat voorwaarden zijn om van Octopus een gezonde speler te maken,
rekening houdend met een zakelijke subsidierelatie; welke mogelijkheden er zijn
om het peuterwerk te onderscheiden binnen/buiten de BV en/of het peuterwerk aan
te besteden en wat de keuzevrijheid voor ouders in 2003 zal zijn. Tot slot
worden ten aanzien van de bovenbeschreven aspecten voorstellen gedaan.
2. LANDELIJKE EN LOKALE CONTEXT
a. Kinderopvang in Nederland
De
kinderopvangmarkt ontwikkelt zich in hoog tempo en verandert ingrijpender dan
ooit. Tot eind jaren tachtig waren kinderdagverblijven welzijnsvoorzieningen.
Er was een tekort en er was lang niet zoveel diversiteit en keuzemogelijkheid
als nu. De overheid had een flinke vinger in de pap voor wat betreft de
financiering en als gevolg daarvan de bedrijfsvoering. In ruim tien jaar tijd
is er veel veranderd. De stimuleringsmaatregelen hebben een enorme
uitbreidingsgolf teweeggebracht en zijn maatschappelijke en organisatorische
inzichten over kinderopvang gewijzigd. Inmiddels is er wettelijk kader
ontwikkeld (WBK). Met ingang van 2004 wordt de kinderopvang vraaggestuurd en
volgens een tripartiete financiering. Dat wil zeggen dat ouders zelf geld in
handen krijgen (via de Belastingdienst) om kinderopvang in te kopen bij een
kindercentrum naar keuze. Daarnaast financieren bedrijven mee en wordt er een
eigen bijdrage van ouders verwacht. Deze systematiek geldt voor die vormen van
kinderopvang die de combinatie van zorg en arbeid mogelijk maken. Er vindt
vanaf dat moment geen directe overheidsbemoeienis of –financiering meer plaats;
het totstandkomen en exploiteren van kindercentra voor hele, halve dagopvang en
buitenschoolse opvang, wordt aan de markt van vraag en aanbod overgelaten.
Peuterspeelzaalwerk
valt niet onder de werking van de WBK; dat blijft een verantwoordelijkheid van
gemeenten c.q. van eigen gemeentelijke beleid. Immers peuterspeelzalen zijn er
in de eerste plaats om kinderen in een veilige omgeving te laten spelen.
Peuterspeelzalen hebben niet de functie voor ouders om arbeid en zorg te kunnen
combineren.
Peuterspeelzalen
zijn van oudsher welzijnsvoorzieningen en wijkgebonden.
De
voorzieningen zijn kindgericht en hebben als primair doel: kinderen in de
leeftijd van 2-4 jaar in een veilige omgeving met leeftijdgenootjes te laten
spelen.
Onderscheid
marktproducten en welzijnsactiviteiten
Zoals
hierboven toegelicht komt er met de inwerkingtreding van de WBK onderscheid
tussen die vormen van kinderopvang die daaronder vallen (de marktproducten:
hele en halve dagopvang en buitenschoolse opvang) en de welzijnsproducten
(peuteropvang) die niet onder de WBK vallen en waarvoor de gemeenten
verantwoordelijk blijven (zowel inhoudelijk als financieel).
Het
onderscheid in functies kan verder in een bedrijfsmatige context als volgt
toegelicht worden.
De
marktproducten dienen minimaal kostendekkend te zijn; voor het gezond houden
van het bedrijf is een zekere winstmarge om het opbouwen van een eigen vermogen
mogelijk te maken noodzakelijk O.a. om
het bedrijf überhaupt te kunnen runnen (CAO effecten doorvoeren),
bedrijfsrisico’s op te kunnen vangen (teruglopende verkoop) en om op nieuwe
ontwikkelingen te kunnen inspelen (voorbereiden op de consequenties van de
nieuwe wet).
Omdat
Gemeenten voor die vormen van opvang, op geen enkele manier meer een
subsidierelatie (mogen) hebben, zijn zij vergelijkbaar met de positie van
bedrijven die kinderopvang kopen voor hun personeel.
Gemeenten
(en de landelijke regelgeving) wensen, dat kinderopvangorganisaties
zelfstandige ondernemingen zijn zonder overheidsbijdragen en zonder
-bemoeienis.
Bij
de welzijnsproducten (peuterspeelzalen) geldt ook dat deze minimaal
kostendekkend moeten zijn.
Bij
de peuterspeelzalen is, in vergelijking met de marktproducten, nauwelijks
sprake van inkoop door bedrijven of particulieren. Dat zal ook in de toekomst
niet gebeuren. De onderneming is en
blijft voor het grootste gedeelte afhankelijk van de inkoop door de
gemeentelijke overheid. De inkoopbedragen moeten dus kostendekkend zijn, c.q.
de uitgaven moeten in overeenstemming zijn of worden gebracht ten opzichte van
de inkomsten, anders leidt dit tot verliezen.
Gemeenten
krijgen een taak (in het kader van de WBK) in het (laten) zorgdragen van
kinderopvang voor doelgroepen (b.v. mensen die een werkgelegenheids- of
inburgeringstraject volgen). Met andere woorden: gemeenten gaan de rol
vervullen van werkgever voor die ouders die (nog) geen betaald werk hebben.
Kinderopvangorganisaties
en gemeenten bereiden zich al geruime tijd voor op de komst van de WBK. In den
lande zijn bewegingen waar te nemen die leiden tot nieuwe aanbieders op de
markt, schaalvergroting, kostprijsontwikkelingen en herziening van de
positionering van andere vormen van kinderopvang, die niet binnen het kader van
de nieuwe wet gaan vallen (peuterspeelzalen, voorschoolse- en tussenschoolse
opvang). Bewegingen die ook in enkele gevallen leiden tot faillissement, vaker
tot overname of fusie en afsplitsing.
Ook
de Gemeente en de Delftse kinderopvangorganisaties bereiden zich al geruime
tijd voor op de komst van de nieuwe wet. Dat is noodzakelijk omdat de gevolgen
zeer ingrijpend zijn. De Gemeente heeft vanaf 2004 geen directe subsidierelatie
meer; alle versluierde subsidies moeten zijn afgebouwd. De kinderopvangorganisaties ontvangen op
geen enkele manier meer overheidsfinanciering. Zij moeten rekening houden met
een gewijzigd financieel en administratief migratietraject (kindercentra zijn
nu gewend contracten te hebben met bedrijven en gemeenten, vooraf te factureren
en per kwartaal te worden bevoorschot; in de nieuwe situatie ontvangen ouders
minimaal via drie verschillende geldstromen financiering waarmee zij in
principe zelf contracten afsluiten) hiervoor tijd en geld (kunnen) investeren.
Er
zijn op dit moment 20 verschillende ondernemers actief op de Delftse
kinderopvangmarkt. Geen van deze ondernemers, buiten Octopus, biedt
peuterspeelzaalwerk aan. De meeste van deze ondernemingen zijn ondergebracht in
BV ‘s die deel uitmaken van een holding.
De
Gemeente Delft zal met de komst van de WBK geen subsidierelatie meer hebben met
geen enkele kinderopvangondernemer voor het kopen van kindplaatsen (wel voor
stimuleringsprojecten, zoals b.v. de projecten Kinderopvang in de Sport). Het
peuterspeelzaalwerk blijft (vooralsnog) een verantwoordelijkheid van de
Gemeente. De Gemeente houdt derhalve ook vanaf 2004 subsidierelaties voor het
peuterspeelzaalwerk.
In
het kader van de WBK wil de Gemeente als extra dienstverlening, voor in de
eerste plaats doelgroepouders, een Loket Kinderopvang creëren. Via dit loket
hebben ouders volledige keuzevrijheid voor de opvang van hun kind(eren), maar
kunnen zij de administratieve handelingen, die een gevolg zijn van de WBK (financieringsstromen
verzamelen, contracten afsluiten) uitbesteden. Via dit loket kunnen ouders
contracten afsluiten. Voor de Gemeente biedt dit loket de mogelijkheid voor een correcte besteding en
verantwoording van de rijksgelden.
Bovendien kan de Gemeente o.a. via dit Loket inzicht krijgen in de
werkelijke behoefte en de marktontwikkelingen volgen. Ditzelfde geldt voor de
kinderopvanginstellingen.
In
de eerste plaats komt deze dienst beschikbaar voor de doelgroepouders. Tegen
betaling kunnen alle andere Delftenaren hier ook gebruik van maken.
Voorstellen:
De
Gemeente heeft per 2004 geen subsidierelatie meer met (geen enkele – Octopus in
dit geval) een kinderopvangondernemer, voor wat betreft de marktproducten
(hele/halve dagopvang en buitenschoolse opvang) Ouders krijgen via de Belastingdienst een bijdrage. In combinatie
met de bijdrage die zij van hun werkgever(s) krijgen, kunnen zij inkopen bij
wie zij willen;
De
Gemeente gaat in het kader van de WBK plannen voorbereiden voor een Loket
Kinderopvang. Dit loket biedt ouders de mogelijkheid om wel de maximale
keuzevrijheid te benutten, maar niet de administratieve handelingen te hoeven
verrichten.
Uitgaande
van bovenstaande overwegingen en van de noodzaak om het gedeelte van Octopus
wat marktproducten levert niet in gevaar te brengen, is het indicatieve tekort
op het peuterspeelzaalwerk separaat bekeken.
Immers,
het kan niet zo zijn met het oog op de WBK dat de relatief winstgevende
marktproducten van Octopus, het tekort van de welzijnsactiviteiten opvangen.
3. SAMENVATTING EN CONCLUSIES ACCOUNTANTS
Het
accountantsbureau Ernst & Young is door de Gemeente in 2000 gevraagd
onderzoek te doen naar de continuïteit van de dienstverlening van Octopus BV,
na de omvorming van Stichting naar BV. Op het moment dat eind 2001 Octopus aan
de Gemeente een tekort op de exploitatie van het peuterwerk rapporteerde, was
dat onderzoek nog niet volledig afgerond. Het tekort was aanleiding om het
accountantsonderzoek te intensiveren en aanvullende vragen te formuleren.
Tegelijkertijd heeft de Gemeente in overleg met Octopus beleidsmaatregelen
genomen om het tekort niet verder te laten oplopen en niet langer te laten
duren. Naast gegevens over de financiële positie vanaf het moment van omvorming
tot nu, de (toekomstige) kasstromen, de liquiditeitspositie, de kwaliteit van
de administratieve en interne beheersing is er nu ook inzicht in de
holdingstructuur gekomen, in de financieringsstromen van de andere BV’s die
onder de holding vallen, wat de managementfee was in de jaren 2000 tot en met
2002, onder welke voorwaarden en zekerheidstellingen er een kredietarrangement
is afgesloten, waarom de vordering op
de groepsmaatschappij nog niet voldaan is en of het te verwachten
bedrijfsresultaat over 2002 reëel is in
vergelijking met het verlies over 2001.
Samenvatting
conclusies Ernst & Young (uit vrijgegeven informatie)
Doel van het onderzoek was een rapportage op te
leveren die als basis kan dienen voor toekomstige afspraken tussen de gemeente
Delft en Octopus inzake de dienstverlening van Octopus ten behoeve van de
gemeente Delft. Deze rapportage geeft tevens een beeld van de
continuïteitsperspectieven van Octopus en de uitkomsten van onze werkzaamheden.
Uit de kosten- en opbrengstenallocatie voor de
hoofdgroepen van de door Octopus B.V. te leveren diensten blijkt dat de
peuterspeelzaalactiviteiten sterk verliesgevend zijn.
Octopus realiseert op de andere producten wel
positieve resultaten die het gevolg zijn van ruime kostendekkende
verkooptarieven voor particulieren en eveneens een kostendekkende
inkoopafspraak met de gemeente Delft. Een uitzondering hierop is de
buitenschoolse opvang, waarop per saldo weliswaar een positief resultaat wordt
behaald, echter deze opvang is eveneens verliesgevend voor wat betreft de
inkoopafspraak met de gemeente Delft.
Door de gemeente Delft en Octopus zijn in het
verleden afspraken gemaakt over de kostprijsbepaling en de hieruit
voortvloeiende gemeentesubsidie. Blijkens deze kostenallocatie is de
kostentoerekening niet meer actueel. Aangezien de toerekening van kosten aan de
diverse producten wordt beïnvloed door de gekozen verdeelsleutel van met name
de overheadkosten adviseren wij u de gehanteerde berekeningswijze ten opzichte
van de in het verleden afgesproken kostprijsbepaling met Octopus B.V. in detail
te bespreken.
In 2000 is de juridische structuur van Octopus
gewijzigd van een stichting naar een besloten vennootschap (B.V.). In een
afzonderlijke rapportage zijn wij uitgebreid ingegaan op de gevolgen hiervan.
Aangezien Octopus B.V. deel uitmaakt van een juridische eenheid met andere
vennootschappen adviseren wij u in een nieuwe overeenkomst bepalingen op te
nemen inzake een actieve informatieplicht bij belangrijke wijzigingen inzake de
(juridische) structuur, wijziging in activiteiten binnen de groep en wijziging
in de zeggenschapsverhoudingen binnen de Octopusgroep als geheel.
Met betrekking tot de beoordeling van de
voortdurende continuïteit van de te leveren dienst/goederen kan worden
opgemerkt dat de gemeente bij belangrijke wijzigingen in de structuur van de
onderneming (juridische structuur) of wijziging in de activiteiten binnen een
holding geïnformeerd dient te worden. Wij adviseren derhalve dat in de te
sluiten overeenkomst bepalingen worden opgenomen omtrent:
Wij
hebben de administratieve organisatie en interne controle in het kader van ons
onderzoek niet nader onderzocht. Blijkens de goedkeurende accountantsverklaring
bij de jaarrekening 2000 biedt de administratieve organisatie en interne
controle voldoende zekerheid voor een volledige verantwoording van de omzet,
juistheid van de kosten en de juistheid van de gekozen waarderingsgrondslagen
voor de posten in de jaarrekening.
Binnen het kader van de uitgangspunten van de
begroting leveren de peuterspeelzaalactiviteiten in 2002 in totaliteit een
verlies op van circa € 496.000. De oorspronkelijke uitgangspunten voor de
doorberekening van de overheadkosten zijn in de praktijk niet reëel gebleken.
Op grond daarvan heeft Octopus B.V. voor een andere berekeningswijze gekozen.
Binnen het kader van de uitgangspunten van de begroting en de oorspronkelijke
verdeelsleutel voor de overhead leveren de peuterspeelzaalactiviteiten in deze
situatie in 2002 een verlies op van circa € 593.000.
Op basis van de uitgevoerde berekeningen kan worden
geconcludeerd dat de peuterspeelzaalactiviteiten verliesgevend zijn ongeacht de
gekozen verdeelsleutel voor indirecte kosten.
Wij adviseren u tezamen met Octopus B.V. te
beoordelen welke maatregelen genomen kunnen worden om het verlies op de
peuterspeelzaalactiviteiten te beperken. Natuurlijk dient eerst overeenstemming
te worden bereikt over de wijze van toerekening van kosten en opbrengsten.
Als mogelijkheden kan worden gedacht aan:
De liquiditeitsprognose 2002 en 2003 die door
Octopus is opgesteld vertoont enige voorzichtigheid en laat concluderen dat de
onderneming gecontinueerd kan worden binnen de beschikbare liquiditeitsruimte,
echter mits de bezettingsgraad op niveau blijft en er zich geen calamiteiten
voordoen. Grote alertheid op bezetting, kosten- en liquiditeitsontwikkelingen
blijft geboden. De managementsrapportages zijn hierop ingesteld.
Voor de continuïteit van de aan de gemeente Delft te
leveren diensten is voorts een herbeoordeling van de vergoedingssystematiek
voor gesubsidieerde plaatsen noodzakelijk.
De
huidige holdingstructuur hebben wij in ons rapport beschreven waarbij wij
verder geen onregelmatigheden hebben geconstateerd. Uit de verstrekte
informatie inzake de doorbelastingen tussen de verschillende vennootschappen
zijn geen bijzonderheden geconstateerd. De reden van de doorbelastingen zijn
door het management afdoende verklaard. Uit de ontvangen informatie is ons
gebleken dat de doorbelaste management fee in overeenstemming is met de
management overeenkomst.
Voorstellen:
·
Aan Octopus nadrukkelijk aanbevelen dat het meerjarenbeleid en
meerjarenbegroting, die vervolgens uitgewerkt worden in jaarplannen en
–begrotingen en het nauwgezet monitoren van de realisatie, noodzakelijk te
ontwikkelen instrumenten zijn voor de continuïteit van Octopus.
·
De aan de Gemeente Delft te leveren diensten her te beoordelen (zie
hieronder);
·
In de nieuw af te sluiten overeenkomst bepalingen op te nemen omtrent
een actieve informatieplicht bij belangrijke wijzigingen in de (juridische)
structuur of activiteiten en zeggenschapsverhoudingen binnen de Octopusgroep.
4. SCENARIO’S VOOR MEER/MINDER
BETROKKENHEID GEMEENTE
Er
zijn in uitersten verschillende scenario’s denkbaar in de relatie tussen de
Gemeente en Octopus.
Daarbij
is het van belang te realiseren dat er met ingang van 2004 de WBK van kracht
zal zijn, die sowieso een ontbinding van welke subsidierelatie dan ook vereist.
De WBK zal niet van toepassing zijn op het peuterspeelzaalwerk. De Gemeente
houdt daarin een (subsidie)verantwoordelijkheid. 2003 moet dus gezien worden
als een overbruggingsjaar.
Grote
betrokkenheid Gemeente bij Octopus:
De
Gemeente volgt de letter van de Subsidieverordening en houdt door middel van
begrotingen, jaarrekeningen en bezettingsgegevens nadrukkelijk toezicht op de
bedrijfsvoering. In die situatie is het niet goed mogelijk om te sturen op
afstand. Door grote betrokkenheid van de Gemeente bij Octopus als een van de
kinderopvangondernemers in Delft, ontstaat een precedent. Anderen kunnen daar
ook aanspraak op maken. Door de gemeentelijke beïnvloeding en bemoeienis is er
sprake van vervuiling van de markt. De kans is groot dat bij tegenvallers, ook
van de marktproducten, richting Gemeente wordt gewezen. Het is niet logisch om
voor wat betreft de marktproducten de betrokkenheid te vergroten, gezien het
feit dat over 1 jaar de relatie verbroken moet zijn in het kader van de WBK.
De
Gemeente kan een subsidierelatie verbreken. De negatieve gevolgen van het
verbreken van de subsidierelatie op dit moment (2003) zouden onevenredig groot
zijn. Er is namelijk voor het komende jaar nog geen nieuwe en adequate setting
voor alternatieven. Ouders en peuters, respectievelijk kinderen zouden
gedupeerd worden. De personele gevolgen zouden groot zijn. Ook voor Octopus
ontbreekt de tijd om zo snel een ander scenario te kiezen en wijzigingen door
te voeren in de bedrijfsvoering. Met dat laatste dient het gemeentebestuur, dat
een jarenlange subsidierelatie met Octopus had, uit een oogpunt van behoorlijk
bestuur (belangenafweging en zorgvuldigheid) rekening te houden. Dat is
juridisch noodzakelijk. Maar ook naar maatstaven van redelijkheid en
billijkheid mag van de 'contractspartners' (gemeente en Octopus) verwacht
worden dat men prudent met de nieuw ontstane situatie om gaat. Er is sprake van
een aanmerkelijk algemeen belang. Wanneer de gemeente Octopus kost wat kost en onvoorwaardelijk
aan een beëindiging zou willen vasthouden dan is dat gelet op het voorgaande
niet praktisch en uit juridisch oogpunt moeilijk vol te houden in het licht van
de uitgestelde inwerkingtreding van de WBK.
Er
zijn in het kader van de subsidierelatie tussen de Gemeente en Octopus op
verschillende momenten besluiten genomen.
In
het Jaarprogramma Maatschappelijke Activiteiten 2001 is aangekondigd dat er met
ingang van 2003 geen subsidierelatie meer zou zijn tussen de Gemeente en
Octopus voor wat betreft de hele en halve dagopvang en buitenschoolse opvang.
Dit besluit was gekoppeld aan de invoering van de WBK. Omdat de WBK zoals
gezegd met een jaar is uitgesteld, heeft het College in juni van dit jaar
besloten dat er voor 2003 overbruggingsafpraken worden gemaakt met Octopus.
Bovendien is daarbij aangegeven dat deze afspraken zoveel mogelijk zullen
aansluiten bij de situatie die ontstaat per 2004 (o.a. grotere vraagsturing
door ouders, hogere kostprijzen, inning ouderbijdragen door Octopus – verrekening
met Gemeente).
5. RANDVOORWAARDEN VOOR EEN ZAKELIJKE
SUBSIDIERELATIE
a. Noodzaak onderscheid in marktproducten
en welzijnsactiviteiten
Zoals
hierboven toegelicht komt er met de inwerkingtreding van de WBK onderscheid
tussen die vormen van kinderopvang die daaronder vallen (de marktproducten:
hele en halve dagopvang en buitenschoolse opvang) en de welzijnsproducten
(peuteropvang) die niet onder de WBK vallen en waarvoor de gemeenten
verantwoordelijk blijven (zowel inhoudelijk als financieel).
b. Peuteropvang separeren in of buiten de
BV
Voor
de welzijnsproducten zullen nieuwe afspraken gemaakt moeten worden die
gerelateerd zijn aan de gewijzigde maatschappelijke en politieke behoefte ten
aanzien van kwaliteit en kwantiteit. Een afsplitsing c.q. transparante
scheiding tussen de marktproducten en de welzijnsactiviteiten met een daarbij
behorende reële zeggenschapsstructuur voor de Gemeente, ligt voor de hand.
Er
zijn drie opties denkbaar:
1. Het peuterwerk onderbrengen in een
stichting bij Octopus, waarbij de Subsidieverordening Maatschappelijke
Activiteiten (weer) in volle omvang van toepassing is.
2. Het peuterwerk aanbesteden. Dat
betekent dat de Gemeente op basis van vooraf gestelde voorwaarden, organisaties
die daarvoor in aanmerking wensen te komen, uitnodigt met een offerte te komen.
Op basis van weging en gunning, gaat de Gemeente een of meerdere (nieuwe)
subsidierelaties aan.
3. Vraagsturing door ouders. De Gemeente
bepaalt het volume en criteria om in aanmerking te komen voor een bijdrage en laat
inkopen bij peuterspeelzalen naar keuze.
In
de uitwerking van de herziening van het peuterspeelzaalbeleid zullen hiervoor
uitgewerkte voorstellen worden voorgelegd.
Voorstellen
(voor het overbruggingsjaar 2003):
Met
ingang van januari 2003 zal Octopus ten aanzien van het peuterwerk een aparte
boekhouding voeren. Octopus BV zal met inachtneming van de formele
inspraakprocedures de besprekingen starten voor het onderbrengen van het
peuterwerk in een aparte stichting. Streven is om deze Stichting met ingang van
augustus 2003 operationeel te hebben. In aanvang zal de Gemeente met Octopus BV
een aparte (tijdelijke) subsidierelatie aangaan in het kader van de
Subsidieverordening Maatschappelijke Activiteiten voor wat betreft het
peuterwerk. De subsidierelatie gaat over op de Stichting op het moment dat die
is opgericht.
Het
peuterwerk zal het 1ste half jaar van 2003 gefinancierd worden op
basis van de huidige kosten van Octopus. Hieraan mogen geen rechten worden
ontleend; dit is slechts ter overbrugging naar nieuwe afspraken; de gemeente
behoudt zich het recht voor om deze kosten te verrekenen.
Er
zal een nieuwe financieringsstructuur voor het peuterwerk uitgewerkt zijn rond
mei/juni 2003. De nieuwe structuur zal gelden vanaf augustus 2003/januari 2004.
Bij
de uitwerking van de plannen van het peuterwerk (rond mei/juni 2003) bezien of
het noodzakelijk/wenselijk is om het tekort op het peuterwerk 2002 (voor een
deel) alsnog te financieren.
vraagsturing
door ouders per 2004
In
de besluitvorming van mei/juni zullen ook voorstellen worden gedaan over de
wenselijkheid om al dan niet aan te besteden en/of ouders volledige
vraagsturing te geven met ingang van 2004. De beleidsmatige koppeling aan de
Voorschool moet hierin worden betrokken.
c. Gemeente betaalt m.i.v. 2003 hetzelfde
als bedrijven en particulieren
De
kostprijzen van Octopus voor de gesubsidieerde kindplaatsen zijn na intensief
overleg in 1993 vastgesteld. De inkoopbedragen, die afgeleid zijn van deze
kostprijzen, zijn jaarlijks door de Gemeente geïndexeerd. De feitelijke kosten
hebben hiermee geen gelijke tred gehouden. O.a. door een aantal extra
loonrondes, aangescherpte milieu- en brandveiligheidswetgeving, sterke stijging
van bouw- en huisvestingskosten.
In
het accountantsrapport wordt voor het eerst gedetailleerd en onderbouwd
gesproken over aan de Gemeente geleverde verliesgevende diensten
(buitenschoolse opvang en peuteropvang). Dit is o.a. te herleiden tot enerzijds
een gemeentelijke druk op kostenbeheersing; anderzijds op het feit dat door
aangescherpte plaatsingscriteria de inkomsten ouderbijdragen zijn gaan dalen.
Specifiek bij het peuterwerk gaat het daarnaast om een gewijzigd inzicht over
het doorberekenen van de overhead. Overigens blijkt uit het accountantsrapport
dat ook op basis van de oorspronkelijke toedeling van overheadkosten er een
tekort is op het peuterwerk. Door het ontbreken van een adequaat
financieel-managementsysteem bij Octopus, waren deze gegevens tot nu toe niet
boven tafel gekomen.
Er
is in het kader van de voorbereiding op de nieuwe wet door het Ministerie van
VWS onderzoek laten doen naar de hoogte van de inkoopbedragen in Nederland. Dit
was nodig om de grens te bepalen van wat de Belastingdienst in 2004 gaat
subsidiëren. De grens was van te voren bepaald op 80% van alle inkoopbedragen.
Alle inkoopbedragen die binnen die 80% vallen komen voor subsidie in
aanmerking. Als inkoopbedragen hoger zijn, moeten ouders dat deel zelf betalen.
Octopus
hanteert inkoopbedragen die voor wat betreft de hele dagopvang en
buitenschoolse opvang binnen die 80% vallen; de halve dagopvang gaat daar
overheen. Octopus wil in 2004 op een prijsniveau uitkomen voor de halve
dagopvang van 2/3 van de kosten van een hele dagopvangplaats; dit is hoog in
relatie tot wat de concurrenten vragen. Octopus motiveert deze prijsstelling
doordat een aantal vaste kostenposten (huisvesting, inrichting, onderhoud,
schoonmaak, overleg met ouders) een zwaardere doorrekening betekenen dan de helft van de kosten voor
hele dagopvang.
De
inkoopbedragen voor het peuterwerk in Delft zijn hoog. Dit heeft in de eerste
plaats te maken met het hoge voorzieningenniveau. Van oudsher staan er twee,
volgens de CAO Welzijn, betaalde krachten op een groep en sinds het
onderbrengen van het peuterspeelzaalwerk bij Octopus is er ook sprake van een
geïntegreerde (met de kinderopvang) en professionele (via locatie- en
regiomanagers) aansturing.
In
de tweede plaats wordt de planning en plaatsing, de personeels- en
salarisadministratie en de inning van de ouderbijdragen volledig door professionals
gedaan. Zowel de kosten van de directe uitvoering als de indirecte kosten zijn
derhalve hoog. Octopus gaat met de komst van de WBK in het vooruitzicht uit van
de noodzaak om bedrijfsmatig helder onderscheid te hebben tussen marktproducten
en welzijnsactiviteiten, Dat alles is elders nog niet even gebruikelijk; vaak
vindt er nog sluiksubsidie plaats.
Het
is niet verstandig om op dit moment nieuwe gemeentelijke standpunten in te
nemen over de hoogte van de inkoopbedragen voor het peuterwerk in het algemeen
en het niveau van doorberekening van de indirecte kosten in het bijzonder.
Daaraan voorafgaand dient een brede discussie plaats te vinden over het
gewenste toekomstige kwaliteitsniveau van het peuterwerk; dit staat gepland
voor de 1ste helft van 2003. Als overbrugging financiert de Gemeente
het peuterwerk bij Octopus op basis van de inkoopbedragen die zijn gebaseerd op
de huidige werkelijke kosten. Vanaf de 2de helft van 2003 kunnen
(gefaseerd) de nieuwe inkoopbedragen gelden (zie verder 5.b.).
Voorstellen:
Gemeente
betaalt met terugwerkende kracht tot 1.1.2002 voor de buitenschoolse opvang wat
bedrijven/particulieren betalen
De
accountant heeft geconstateerd dat de buitenschoolse opvang die aan de Gemeente
geleverd wordt verliesgevend is. Om die reden wordt met terugwerkende kracht
tot 1.1.2002 voor de kindplaatsen buitenschoolse opvang het tarief betaald, wat
bedrijven/particulieren ook betalen. Het gaat om een aanvullend bedrag van €
195.000. Dit kan voor een deel ten laste van het reguliere budget (€ 70.000) en
voor een ander deel (€ 125.000) ten laste van de Reserve Kinderopvang.
Met
ingang van 2003 zal de gemeente ten aanzien van marktproducten in een
vergelijkbare positie verkeren als overige bedrijven. Doordat er minder ouders in aanmerking komen voor de
subsidieplaatsen in de aanloop naar de WBK, kan dit budgettair neutraal
verlopen.
d. Inning ouderbijdragen – risico gemeente
In
1993 is gekozen voor het systeem waarbij de gemiddelde inkomsten ouderbijdragen
over een bepaald jaar, vooraf werden verrekend met het subsidie. Het risico van
inning en de feitelijke hoogte zijn voor Octopus. In de huidige situatie met de
teruglopende ouderbijdragen als gevolg van aangescherpte plaatsingscriteria en
met het zicht op de WBK, ligt het voor de hand om de risico’s ten aanzien van
de ouderbijdragen bij de Gemeente te leggen.
Tot
en met 1999 kon iedereen die in Delft woonde en die op de wachtlijst stond in
aanmerking komen voor een subsidieplaats. Het percentage (hoge) tweeverdieners
dat gebruik maakte was groot en als gevolg daarvan de inkomsten ouderbijdragen.
Vanaf 2000 zijn de plaatsingscriteria aangescherpt. Nu komen met voorrang
mensen die een inburgerings- of activeringstraject volgen in aanmerking voor
een subsidieplaats. Daarnaast kunnen ook nog (tot uiterlijk 2004) mensen die
een baan hebben, maar waarvoor geen CAO met een kinderopvangregeling van
toepassing is, een subsidieplaats krijgen. De aanscherping heeft te maken met
de voorbereiding op de nieuwe wet. Als gevolg hiervan zijn de totale inkomsten
ouderbijdragen en inkomsten ouderbijdragen per kindplaats gedaald. Deze daling
zal zich in de loop van 2002 en 2003 nog sterker doorzetten.
Voorstel:
e. Keuzevrijheid ouders
Het
is wenselijk, met het oog op de WBK (waarin ouders volledig zelf kunnen kiezen)
ouders meer zeggenschap te geven over waar zij hun kind opgevangen willen
hebben. Dit geldt dan met name van doelgroepouders, omdat ouders die een
bedrijfsplaats hebben, mogen dat over het algemeen al zelf bepalen. De keuzevrijheid
voor de doelgroepouders kan worden vergroot via het subsidiecontract van
Octopus. Het Loket Kinderopvang is per 2003 nog niet operationeel, zodat nog
geen directe inkoop bij derden kan worden gerealiseerd, maar wel via Octopus.
Deze ruimere keuzevrijheid t.o.v. voorgaande jaren geldt voor 2003. Met ingang
van 2004 (de komst van de WBK) hebben alle ouders volledige keuzevrijheid.
Voorstel:
·
Het is mogelijk voor die (doelgroep)ouders die geen kindplaats bij
Octopus (meer) wensen om opvang elders te krijgen. De ouders kunnen hun keus op
het inschrijfformulier aangeven. Omdat de Gemeente met Octopus een
subsidierelatie heeft, gebeurt plaatsing via Octopus en niet rechtstreeks met
derden.
6. SAMENVATTING VOORSTELLEN
In
de context van het feit dat 2003 een overbruggingsjaar is op de komst van de
WBK en hierop voorbereidingen binnen de gestelde beleidskaders noodzakelijk
zijn, worden hieronder samengevat de volgende voorstellen gedaan.
6.1.
WBK treedt in werking in 2004
De
Gemeente heeft per 2004 geen subsidierelatie meer met (geen enkele – Octopus in
dit geval) een kinderopvangondernemer, voor wat betreft de marktproducten
(hele/halve dagopvang en buitenschoolse opvang) Ouders krijgen via de Belastingdienst een bijdrage. In combinatie
met de bijdrage die zij van hun werkgever(s) krijgen, kunnen zij inkopen bij
wie zij willen;
6.2.
Loket Kinderopvang
De
Gemeente gaat plannen voorbereiden voor een Loket Kinderopvang. Dit loket biedt
ouders de mogelijkheid om wel de maximale keuzevrijheid te benutten, maar niet
de administratieve handelingen te hoeven verrichten.
6.3.
Aanbeveling meerjarenbeleid en meerjarenbegroting
Aan
Octopus nadrukkelijk aanbevelen dat het meerjarenbeleid en meerjarenbegroting,
die vervolgens uitgewerkt worden in jaarplannen en –begrotingen en het nauwgezet
monitoren van de realisatie, noodzakelijk te ontwikkelen instrumenten zijn voor
de continuïteit van Octopus.
6.4.
Herbeoordeling aan de Gemeente Delft te leveren diensten
De
aan de Gemeente Delft te leveren diensten her te beoordelen (zie hieronder) in
lijn met de aanbevelingen vanuit de accountantsrapporten van Ernst&Young.
6.5.
Actieve informatieplicht van Octopus
In
de nieuw af te sluiten overeenkomst bepalingen op te nemen omtrent een actieve
informatieplicht bij belangrijke wijzigingen in de (juridische) structuur of
activiteiten en zeggenschapsverhoudingen binnen de Octopusgroep.
6.6.
Peuterwerk separeren in of buiten BV
Met
ingang van januari 2003 ten aanzien van het peuterwerk een aparte boekhouding
voeren. Octopus BV zal met inachtneming van de formele inspraakprocedures de
besprekingen starten voor het onderbrengen van het peuterwerk in een aparte
stichting. Streven is om deze Stichting met ingang van augustus 2003
operationeel te hebben. In aanvang zal de Gemeente met Octopus BV een aparte
(tijdelijke) subsidierelatie aangaan in het kader van de Subsidieverordening
Maatschappelijke Activiteiten voor wat betreft het peuterwerk. De
subsidierelatie gaat over op de Stichting op het moment dat die is opgericht.
6.7.
Hoogte subsidie van januari tot augustus als overbrugging
Het
peuterwerk zal het van januari tot augustus 2003 gefinancierd worden op basis
van de huidige kosten van Octopus. Hieraan mogen geen rechten worden ontleend.
Dit is slechts ter overbrugging naar nieuwe afspraken. Mochten de werkelijke
kosten minder blijken te zijn, dan behoudt de gemeente zich het recht voor om
deze kosten te verrekenen.
6.8.
Nieuwe financieringsstructuur peuterwerk per augustus 2003
Er
zal een nieuwe financieringsstructuur voor het peuterwerk uitgewerkt zijn rond
mei/juni 2003. De nieuwe structuur zal gelden vanaf augustus 2003/januari 2004.
In januari wordt de discussie over contouren van de peuteropvang in de
commissie gehouden.
6.9.
Besluit om wel/niet peuterwerk aan te gaan besteden en/of volledige
vraagsturing door ouders per 2004
In
de besluitvorming van mei/juni zullen ook voorstellen worden gedaan over de
wenselijkheid om al dan niet aan te besteden en/of ouders volledige
vraagsturing te geven met ingang van 2004. De beleidsmatige koppeling aan de
Voorschool moet hierin worden betrokken.
6.10.
Wel/niet tekort peuterwerk 2002 financieren
Bij
de uitwerking van de plannen van het peuterwerk (rond mei/juni 2003) bezien of
het noodzakelijk/wenselijk is om het tekort op het peuterwerk 2002 (voor een
deel) alsnog te financieren.
6.11.
Verliesgevende b.s.o. voor 2002 financieren volgens inkoopbedrag
bedrijven
De
accountant heeft geconstateerd dat de buitenschoolse opvang die aan de Gemeente
geleverd wordt verliesgevend is. Om die reden betaalt de Gemeente met
terugwerkende kracht tot 1.1.2002 voor de kindplaatsen buitenschoolse opvang
het tarief, wat bedrijven/particulieren ook betalen. Het gaat om een aanvullend
bedrag van € 195.000. Dit kan voor een deel ten laste van het reguliere budget
(€ 70.000) en voor een ander deel
(€
125.000) ten laste van de Reserve Kinderopvang.
6.12.
Gemeente heeft met ingang van 2003 dezelfde positie als bedrijven bij de
inkoop van marktproducten
Met
ingang van 2003 zal de gemeente ten aanzien van marktproducten in een
vergelijkbare positie verkeren als overige bedrijven. Doordat er minder ouders
in aanmerking komen voor de subsidieplaatsen in de aanloop naar de WBK, kan dit
budgettair neutraal verlopen.
6.13.
Keuzevrijheid ouders
Het
is mogelijk voor die (doelgroep)ouders die geen kindplaats bij Octopus (meer)
wensen om opvang elders te krijgen. De ouders kunnen hun keus op het
inschrijfformulier aangeven. Omdat de Gemeente met Octopus een subsidierelatie
heeft, gebeurt plaatsing via Octopus en niet rechtstreeks met derden.
6.14.
Met ingang van 2003 ligt risico voor inning ouderbijdragen en de hoogte
daarvan bij de Gemeente.
In
plaats van vooraf de ouderbijdragen te verrekenen met de subsidie, wordt
achteraf de ouderbijdrage aan de Gemeente terugbetaald. Octopus blijft de
ouderbijdragen op basis van de verordening op de gebruikelijke manier innen.
Vakteam
Welzijn
Theresia
Kanij
13.11.2002