Nota

 

Datum

21-11-2002

Ons Kenmerk

 

Opsteller

M. Peltenburg

Bijlagen

0        

Onderwerp

 Discussienota doorontwikkeling wijkaanpak in Delft

 

 


 

 

1. Inleiding

 

Na 4 jaar wijkaanpak is het een heel goed moment om terug te blikken op de ervaringen die zijn opgedaan en om vooruit te kijken. Belangrijk is om vast te stellen wat er allemaal is bereikt en te bepalen welke opgaven er voor de toekomst zijn en zo een goede basis te verkrijgen voor de verdere ontwikkeling van de wijkaanpak. Dit voornemen is door het nieuwe college uitgesproken en wordt met deze discussienota uitgevoerd.

 

Op basis van deze discussienota wil het college graag met de commissie van gedachten wisselen over de opgaven voor de toekomst en de concrete voorstellen voor de organisatie van de wijkaanpak in de nabije toekomst en de daarbij te hanteren instrumenten en werkwijzen. 

 

De discussienota[1] is als volgt opgebouwd: Eerst wordt teruggeblikt op de start van de wijkaanpak in Delft en wordt uiteengezet wat er tot stand is gebracht in deze vier jaar. Vervolgens worden de opgaven die er liggen voor de toekomst besproken en de concrete voorstellen voor de organisatie van en werkwijze in de wijkaanpak in de nabije toekomst. De nota sluit af met een samenvatting en een beknopt overzicht van de opgaven en voorstellen.

 

 

2. De start van de wijkaanpak in Delft

 

Het nieuwe college in 1998 stelde zich ten doel te investeren in de leefbaarheid van de wijken in Delft en dit in nauwe samenwerking te willen doen met bewoners en instellingen. Daarmee werd de wijkaanpak een belangrijke pijler van het college en gaf het college in feite het startschot voor het ontwikkelen van een organisatie en een werkwijze voor de wijkaanpak (Collegeprogramma 1998-2002). Het college had voor ogen dat bewoners centraal staan: dat hun mening telt bij het maken van plannen. Zonder de logica van de professionele organisatie los te laten, was het idee dat de aanpak moet uitgaan van de logica van de burger.

 

Het college hechtte er veel belang aan dat ‘harde’ en ‘zachte’ onderwerpen worden gekoppeld in de aanpak van de wijken en dat er een integratie zou plaatsvinden van sociaal en fysiek beheer. Ook hechtte het college aan een koppeling tussen de ontwikkeling van stedelijk beleid en het wijkbeleid dat bewoners, bedrijven en instellingen wensen.  

 

Voor de wijkaanpak wordt de stad in zes wijken verdeeld. De binnenstad wordt als een bijzondere wijk gezien. Er is voor gekozen dat de wijkaanpak daar het beste deel kan uitmaken van het integraal binnenstadsbeleid.

 

 

3. Vier jaar wijkaanpak: wat is er bereikt

 

De afgelopen 4 jaar is er veel geďnvesteerd in de ontwikkeling van de organisatie en de instrumenten ten behoeve van de wijkaanpak. Zo heeft er een wijkaanpakcyclus vorm gekregen en is er daarmee voor elke wijk een wijkbeschrijving, een wijkplan, wijkprogramma, wijkverslag en jaarrekening beschikbaar gekomen (een uitzondering hierop vormt de binnenstad). De wijkaanpakcyclus wordt in iedere wijk gecoördineerd en ondersteund door een wijkcoördinator. Samen met een vakteamhoofd vormen deze coördinatoren het vakteam wijkzaken. Dit team is ondergebracht bij de sector Wijkzaken en Projecten in het Cluster Wijk-en Stadszaken. Naast de coördinatie van de wijkaanpakcyclus draagt het vakteam ook zorg voor de verdere ontwikkeling en versterking van de wijkaanpak.  

 

Sinds vorig jaar is er ook voor iedere wijk een wijkopzichter (voor 12 uur per week) en een wijkopbouwwerker (ook voor 12 uur per week) beschikbaar gekomen (alleen de Binnenstad vormt hierop een uitzondering. Hier is wel een wijkopzichter maar geen wijkopbouwwerker actief). Daarmee is er voor elke wijk een kernteam van professionals ontstaan dat door goede samenwerking en afstemming snel op (nieuwe) problemen en wensen van bewoners kan inspelen.  Daarnaast zijn er wijkgerichte samenwerkings-verbanden van professionals van de gemeentelijke vakteams en partners ontstaan, de zogenaamde wijkcoördinatieteams en de wijkprojectteams[2], die ook een belangrijke rol vervullen in het proces van het afstemmen van het aanbod op de vraag van bewoners.

Sinds 2001 zijn er voor elke wijk, ook voor de Binnenstad, een wijkbudget en knelpuntenpot beschikbaar gekomen. Bewoners hebben een grote mate van invloed op de besteding van deze middelen en daarmee is een goede mogelijkheid ontstaan om directer aan te sluiten bij en sneller in te spelen op hun wensen en behoeften.

 

Het ontwikkelen van de organisatie en instrumenten was een forse opgave voor het gemeentelijk apparaat. Deze moest plaats vinden terwijl het ‘gewone werk’, dat wil zeggen het werken aan de verbetering van de leefbaarheid in de wijken, z’n doorgang moest blijven vinden. Dat heeft veel gevraagd van het gemeentelijk apparaat en de partners. Het is dan ook des te opmerkelijker dat er in deze periode toch veel tot stand is gebracht op het gebied van de leefbaarheid in de wijken. Er zijn goede vorderingen gemaakt met bijvoorbeeld het ondergronds brengen van containers, de nieuwbouw van buurtaccommodaties, de renovatie van speelplaatsen, de invoering van vergunningparkeren, de invoering van de brede school, de aanpak van sociaal isolement (D’ruit), de start van het Delfts Uitkerings Team (DUIT) en met sport op straat. 

 

Gedurende deze periode is er ook een goede procedure ontwikkeld voor het registreren en snel inspelen op relatief kleine klachten van bewoners t.a.v. de openbare ruimte. De bekendheid met en het benutten van het gemeentelijk servicenummer neemt nog steeds toe.  

 

De introductie van de wijkaanpak heeft zeker een impuls gegeven aan de wijze waarop de gemeente en haar partners zijn gaan inspelen op problemen en wensen van bewoners. Meer dan voorheen zijn bewoners betrokken bij de planvorming rondom allerlei onderwerpen. Te denken valt in dit verband aan het veilig en beter maken van de speelplekken, de invoering van de 30km zones en de veegplannen. Ook is er meer ruimte gekomen voor bewonersinitiatieven en de ondersteuning daarvan en is er ook daadwerkelijk een verscheidenheid aan bewonersinitiatieven tot stand gekomen. De ‘Fleur Delft op’-acties, wijk- en buurtfeesten en straatspeeldagen zijn goede voorbeelden in dit verband.

 

In een aantal wijken zijn ook bewonersplatforms tot ontwikkeling gekomen en hebben ook andere vormen van bewonersoverleg vorm gekregen, zoals bijvoorbeeld de buurtbeheeroverleggen. Deze overleggen bieden de gemeente en haar partners goede aanknopingspunten bij het beter inspelen met het aanbod op de vraag van de bewoners en het betrekken van bewoners bij planvorming.   

 

Uit de conferentie ‘De stem van de wijk’ die georganiseerd werd in november 2001 en waarin het gemeentebestuur van Delft wilde horen hoe de wijkaanpak door betrokkenen is ervaren bleek dat er reden is tot gematigd optimisme. Bewoners gaven aan zich bewust te zijn van de inspanningen en goede bedoelingen van de gemeente, en geloof te hebben in de voorgestelde aanpak van de gemeente. Wel werd duidelijk dat er nog veel moet gebeuren om van meer zichtbare en tastbare resultaten van de wijkaanpak te kunnen spreken. Opvallend in dit verband is wel dat bewoners en ook andere betrokkenen lang niet altijd behaalde resultaten en inspanningen in verband brengen met de invoering van de wijkaanpak, terwijl deze toch duidelijk hiermee verband houden. 

 

 

4. Opgave voor de toekomst

 

Na vier jaar ervaring met de wijkaanpak en met de start van een nieuw college, staat Delft nu voor de opdracht om lering te trekken uit de ervaringen en te bekijken welke opgaven er zijn voor de wijkaanpak in de toekomst. Hiertoe is het van belang terug te gaan naar het oorspronkelijke doel waarmee de wijkaanpak is gestart, te kijken naar het karakter van de thans opgebouwde organisatie en ontwikkelde werkwijze voor de wijkaanpak, en te bezien in hoeverre deze goed aansluit bij het gestelde doel en de bereikte resultaten. Ook is het van belang te bekijken in hoeverre het oorspronkelijke doel van de wijkaanpak met de start van het nieuwe college nog steeds overeind staat.  Tenslotte is het van belang om een aantal vraagstukken dat er bestaat nader te beschouwen en te bepalen hoe hier in de toekomst aan te werken.  

 

Oorspronkelijke doel van de wijkaanpak

 

Zoals gezegd, het vorige college had met de invoering van de wijkaanpak in 1998 voor ogen in dialoog en nauwe samenwerking met bewoners en instellingen te werken aan een verbetering van de leefbaarheid van de wijken. Daarbij moesten de vragen en wensen van bewoners om de ‘leefbaarheid’ in de wijk te verbeteren vertrekpunt zijn. Daarmee startte de zoektocht naar een goede organisatie en instrumenten om deze manier van werken mogelijk te maken.

 

Heel positief hierbij was de ruimte die er steeds is geweest voor het werken volgens het principe ‘al doende leert men’, voor het leren van ervaringen elders en voor het experimenteren. In dat kader heeft Delft een actieve rol en bijdrage geleverd aan het ‘Stedennetwerk Wijkgericht Werken en Bestuurlijke Innovatie’ en zijn er organisatieadviseurs en constructief kritische buitenstaanders betrokken bij het meedenken over en vormgeven van de wijkaanpak in Delft. Een voorbeeld van dit laatste is de bijdrage van een onderzoeker die een discussienota heeft opgesteld over de rol van de raad in het wijkgericht werken in Delft[3].     

 

Zoektocht naar een goede organisatie en werkwijze

 

In de opbouw van een goede organisatie en werkwijze voor de wijkaanpak is een sterk accent gelegd op de ontwikkeling van een cyclus en van instrumenten.

De eerste stap in de cyclus bestond uit het opstellen van wijkbeschrijvingen voor iedere wijk. Deze gaven een beeld van de situatie in de wijk. De nadruk lag daarbij op kwantitatieve gegevens. Scherpe conclusies over sterke en zwakke kanten van de wijk werden niet getrokken. In het opstellen van deze beschrijvingen speelden bewoners een bescheiden en in feite meer indirecte rol. De uitkomsten van onderzoek naar hun beleving van de leefbaarheid werden meegenomen in de wijkbeschrijvingen.    

 

Als tweede stap in de cyclus werden op basis van de wijkbeschrijvingen voor alle wijken over een periode van meer dan twee jaar wijkplannen uitgewerkt. In eerste instantie werd een onderscheid gemaakt tussen twee soorten wijkplannen: wijkbeheerplannen en wijkontwikkelingsplannen. Het laatste plan werd opgesteld voor een langere periode (7 jaar i.p.v. 4 jaar in het geval van wijkbeheerplannen), maar al snel bleek dat deze tijdshorizon zich niet goed verhoudt met het perspectief waarmee bewoners naar de toekomst van hun wijk keken. Daarop is besloten voor de resterende wijken het onderscheid tussen de wijkbeheerplannen en wijkontwikkelingsplannen te laten vallen en alleen nog wijkplannen met een tijdshorizon van vier jaar te maken.

 

Gelet op de beschikbare capaciteit konden er twee wijkplannen per jaar worden geproduceerd. Er was dus sprake van een tempoverschil waarin de wijkaanpakcyclus in de verschillende wijken werd doorlopen. Dit droeg niet bij aan de inzichtelijkheid van het proces.

De wijkplannen boden een overzicht van de belangrijkste thema’s die spelen in de wijk en van de activiteiten die vanuit de betreffende beleidsterreinen ondernomen (moeten) worden in de komende vier jaar. Het wijkplan werd onder leiding van de projectleider ‘wijkplannen’ opgesteld in nauwe samenspraak met de professionals van de gemeentelijke vakdiensten en de professionals van de partners. Zij werden allen gevraagd aan te geven wat zij de komende vier jaar in een wijk van plan waren te doen. Ook werd er gesproken met bewoners. Zij brachten ideeën en aandachtspunten naar voren die ook werden meegenomen in het opstellen van de wijkplannen.

 

Voor de binnenstad is in 1998 het binnenstadsmanagement geďntroduceerd. Op basis van een binnenstadsvisie zijn er destijds een twintigtal deelprojecten geformuleerd om zowel het economisch als het leefklimaat te versterken. Het werd niet verstandig gevonden om naast het regiem van het binnenstadsmanagement ook nog de volledige wijkaanpakcyclus uit te voeren. Dit zou leiden tot overlappingen en onduidelijkheid bij de burgers. Voor de binnenstad is er aldus geen wijkbeschrijving en geen wijkplan opgesteld. Door de functies van projectsecretaris binnenstadsmanagement (later projectleider autoluw) en wijkcoördinator in één persoon te verenigen is er wel sprake van een optimale afstemming tussen beide regiems.

De volgende stap in de cyclus was de uitwerking van de wijkplannen tot (voortschrijdende) wijkprogramma’s. Dit gebeurde onder leiding van de wijkcoördinator. In de wijkprogramma’s werd aangegeven wat er jaarlijks waar en wanneer zou gebeuren, onder wiens verantwoordelijkheid en met welke samenwerkingspartners. Ook werd aangegeven waar de financiering vandaan komt. Sinds april 2001 is aan het wijkprogramma ook een wijkbudget gekoppeld. Delen van het wijkprogramma worden vanaf dat moment gerealiseerd met inzet van het wijkbudget.

 

De wijkprogramma’s werden in de wijk met bewoners besproken. Vervolgens werden ze aan het college van B&W voorgelegd ter vaststelling en daarop stuurde het college de wijkprogramma’s ter kennisname naar de raadsleden.

 

Sinds januari 2002 zijn er voor iedere wijk ook een wijkverslag en een jaarrekening opgesteld door de wijkcoördinator. Daarmee werd in feite de ontwikkeling en de uitvoering van de eerste wijkaanpakcyclus voltooid.

 

 

De opbouw van de organisatie en werkwijze nader bekeken

 

Met de ontwikkeling en uitvoering van de wijkaanpakcyclus is er een goede basis ontstaan voor het afstemmen van de vraag van bewoners en het aanbod van de gemeente en haar partners. Ook is er een basis ontstaan voor het tot stand brengen van meer samenhang binnen het aanbod van diensten en activiteiten van de gemeente en partners. Het aanbod van activiteiten van de gemeente en partners is met deze wijze van werken ook inzichtelijker geworden.

 

Wel is de vraag van bewoners in de praktijk nog steeds onvoldoende vertrekpunt voor de gemeente en de partners bij het bepalen van hun inzet, activiteiten en uitvoeringstempo. Dit komt tot uitdrukking in het karakter en de opzet van de wijkplannen en wijkprogramma’s.

 

De wijkplannen zijn vooral een vertaling van staand stedelijk beleid en daardoor zijn ze weinig wijkspecifiek. Ze zijn ook meer beschrijvend dan actiegericht. Vanuit het perspectief van bewoners zijn de wijkplannen zowel qua inhoud als vorm ook weinig wervend. Dit constaterend, is het verleidelijk nu achteraf de vraag te stellen of die wijkplannen wel gemaakt hadden moeten worden. In de eerste plaats moet dan opgemerkt worden dat Delft wijkplannen is gaan maken in navolging van andere steden in Nederland. In veel steden heeft dezelfde worsteling plaats gevonden om operationele wijkplannen te maken. In de tweede plaats mag niet vergeten worden dat de productie van wijkplannen heeft bijgedragen aan de samenwerking van de verschillende disciplines (vakteams) en het implementeren van het wijkgericht denken en werken. De wijkplannen zijn als het ware een voertuig geweest om een gewenste cultuurverandering binnen het apparaat te bewerkstelligen.

De wijkprogramma’s geven tot nu toe vooral een overzicht van het aanbod van de gemeente en de partners in de verschillende wijken in een bepaald jaar. Er is geen duidelijke koppeling tussen de vraag van bewoners en het aanbod van de gemeente en de partners.

 

De aandacht in de uitvoering van de cyclus is sterk gericht geweest op de productie van achtereenvolgende documenten: de wijkbeschrijving, de wijkplannen, de wijkprogramma’s en de wijkverslagen en jaarrekeningen. Daarmee is bij enkelen (ten onrechte) de indruk ontstaan dat de wijkaanpak vooral een papieren exercitie is.  

 

De vorm die de wijkaanpakcyclus thans heeft gekregen is intensief en complex en vraagt daardoor veel voorbereidingstijd, die ten koste gaat van de uitvoering. Voor bewoners en andere betrokkenen is de cyclus ook weinig transparant. Rollen en taken van alle betrokkenen in de verschillende fasen van de cyclus zijn ook nog niet voldoende uitgewerkt en helder bepaald. Dit geldt onder meer voor de rollen en taken van de wijkcoördinatoren, van de vakteams, evenals van de belangrijkste partners van de gemeente, zoals de BWD, corporaties en politie. Ook de samenwerkingsrelaties tussen alle betrokkenen zijn op vele punten nog niet helder.

 

De complexiteit en de ondoorzichtigheid van de cyclus en de onduidelijkheden over de rollen en samenwerkingsrelaties, vormen mogelijk een belemmering voor betrokkenen om op een goede wijze een bijdrage te leveren aan de wijkaanpak en beperken daarmee mogelijk de resultaten die met de wijkaanpak behaald kunnen worden.     

 

In de eerste jaren van de wijkaanpak leefde sterk de gedachte dat de wijkaanpak vooral een aangelegenheid was voor het vakteam Wijkzaken en de betreffende portefeuillehouder. Onbedoeld dreigde het vakteam Wijkzaken de functie van “afvoerputje” voor alle mogelijke wijkproblemen te krijgen. Van burenruzies tot stankoverlast werd op het bordje van de wijkcoördinator gedeponeerd in de verwachting dat hij of zij het op zou lossen. Niet alleen ging dit voorbij aan de rol en bijdrage die andere vakteams en partners van de gemeente hebben in de aanpak van wijkproblemen, ook bleef de rol en bijdrage van bewoners daarmee buiten schot.  

Bewoners worden met de ingevoerde wijze van werken zeer zeker meer uitgedaagd en gestimuleerd om mee te denken over hun wijk en de toekomstige ontwikkelingen daarin. Een scala aan verschillende participatiemethoden is ingezet om hun inbreng mogelijk te maken: steekproefsgewijze panels van bewoners zijn uitgenodigd voor discussies of telefonisch benaderd met vragenlijsten, er zijn tal van overleggen georganiseerd met bewoners- en belangengroepen, en er zijn honderden bewonersavonden en themabijeenkomsten georganiseerd. Met publicaties in de stadskrant en het geven van een reactiemogelijkheid middels een bon hebben bewoners de mogelijkheid gekregen hun ideeën en meningen kenbaar te maken. Er zijn vele huis-aan-huis mailings verzorgd waarin bewoners werden uitgenodigd voor deelname aan bijeenkomsten over het wijkplan, wijkprogramma of andere onderwerpen. Ook zijn er al een aantal jaren wijkmarkten georganiseerd. Deze bieden bewoners een goede gelegenheid voor direct contact en uitwisseling met de gemeentelijke vakteams en de partners en worden door alle betrokkenen als een zeer succesvol trefpunt ervaren.   

 

Toch blijft de participatie van bewoners tot nu toe meer beperkt tot ‘meedenken’ in het kader van het opstellen van wijkplannen en wijkprogramma’s. De inbreng van bewoners kenmerkt zich door het naar voren brengen van problemen en wensen: zaken waar men last van heeft, en zaken die men graag verbeterd of gerealiseerd en aangepakt ziet. Over het algemeen betreft dit zaken ‘dicht bij huis’, die direct aansluiten op de eigen behoeften en die vaak aangepakt dienen te worden op de meer korte termijn. Voor veel bewoners blijkt het lastig te zijn om een inbreng te hebben over zaken die een lange termijn ontwikkelingsperspectief vragen en die ontwikkelingen betreffen die verder van hun directe leefomgeving zijn verwijderd of indirecter verband houden met hun eigen behoeften.

 

Bewoners worden met de huidige werkwijze te weinig gestimuleerd aan te geven welke bijdrage zij mogelijk zelf kunnen leveren in het kader van werken aan de leefbaarheid in hun wijk en tot het nemen van eigen initiatieven.

 

De bevoegdheden van bewoners en bewonersorganisaties in het wijkaanpakproces zijn nog onvoldoende uitgekristalliseerd. Zo is bijvoorbeeld de beslissingsbevoegdheid van bewoners bij de het opstellen van de wijkprogramma’s en het toekennen van de wijkbudgetten niet voldoende scherp gedefinieerd. Ook is de rol van een bewonersplatform in het wijkaanpakproces is nog niet helder bepaald.

 

Een goede basis voor monitoring van de resultaten van de wijkaanpak is niet ontwikkeld. Het wijkverslag en de jaarrekening hebben thans niet het karakter van een aansprekende en heldere rapportage over behaalde resultaten in een jaar en worden nauwelijks als sturingsinstrumenten benut. Richting bewoners betekent dit dat de behaalde resultaten niet goed voor het voetlicht kunnen worden gebracht. Dit draagt er zeker toe bij dat bewoners de resultaten die worden geboekt onvoldoende herkennen en kunnen herleiden tot inspanningen en opbrengsten in het kader van de wijkaanpak.       

 

Een leefbaarheidsmonitor is niet opgesteld en daarmee is het niet goed mogelijk op een meer systematische wijze vast te stellen in hoeverre de wijkaanpak tot zichtbare en voelbare verbeteringen van de leefbaarheid in de wijken leidt. 

 

Het nieuwe college en het doel van de wijkaanpak

 

Naar aanleiding van de uitkomsten van de conferentie ‘De stem van de wijk’, andere geluiden uit de stad en inzicht in de stand van zaken en de behaalde resultaten met de wijkaanpak tot nu toe, is voor het nieuwe college duidelijk geworden dat het oorspronkelijke doel van de wijkaanpak nog steeds overeind moet staan. Om het doel echter daadwerkelijk te kunnen realiseren is bij het college wel de overtuiging gegroeid dat de nadruk nog meer moet komen te liggen op het behalen van resultaten. Daarmee dient de uitvoering een centrale plaats te krijgen. Hoewel er, zoals eerder uiteengezet in deze nota, met tal van initiatieven wel degelijk voortgang is gemaakt met het verbeteren van de leefbaarheid in de wijken, is er toch een versnelling nodig in de aanpak van problemen en wensen van bewoners. Ook wil het nieuwe college meer ruimte voor zeggenschap voor wijkbewoners en voor zelfbeheer en initiatieven uit de wijk (Collegeprogramma 2002-2006).

 

Dit betekent dat de belangrijkste opgave voor de komende tijd is het versterken en aanpassen van de organisatie op een zodanige wijze dat het vraaggericht en resultaatgericht werken in de wijkaanpak nog beter gestalte krijgt en dat het proces van de wijkaanpak meer impulsen biedt aan bewoners tot het nemen van eigen initiatieven en tot mogelijkheden van zelfbeheer.

 

Om in de gaten te kunnen houden of de leefbaarheid in de wijken daadwerkelijk verbetert, is het ook een belangrijke opgave om een goed monitoringsysteem te ontwikkelen.

 

 

Vraagstukken

 

Sinds de invoering van de wijkaanpak doen er zich een aantal vraagstukken voor: de democratische legitimatie, de botsing van stedelijke en wijkbelangen, de spanning tussen het schaalniveau van de wijk versus de buurt en de status aparte van de binnenstad.  Het hoofd bieden aan deze vraagstukken vormt ook een belangrijke opgave voor de toekomst. Hieronder worden de vraagstukken nader toegelicht.

 

Democratische legitimatie

Regelmatig komt in relatie tot besluitvorming die in het kader van het wijkaanpakproces plaatsvindt de kwestie van de democratische legitimiteit naar voren. Als onomstreden uitgangspunt wordt gehanteerd dat alle inwoners van Delft worden geďnformeerd over belangrijke wijkaangelegenheden en dat ieder die dat wil zijn of haar mening daarover kan geven, dan wel actief kan bijdragen aan wijkinitiatieven. De discussie over democratische legitimatie gaat dan ook niet zozeer over het principe als wel over de invulling en de vorm. Kwesties zijn dan de wijze waarop het besluitvormingsproces over het wijkprogramma en de inzet en toedeling van het wijkbudget wordt vormgegeven en de status van de inbreng vanuit bewonersoverleggen en bewonersplatforms.

 

Zoals hiervoor is omschreven is in Delft een zeer breed scala aan participatievormen ingezet. In het bepalen van de waarde van deze ingezette participatievorm is het belangrijk niet alleen te kijken naar aantallen bewoners die worden bereikt of die hebben deelgenomen. Het gaat ook om de kwaliteit van de bewonersinbreng en de mate waarin deze bijdraagt aan verbetering van de leefbaarheid in de wijken.

 

In de discussie over welke participatievormen worden ingezet in de wijkaanpak mag het financiële aspect niet buiten schot blijven. Het organiseren en uitvoeren van bepaalde participatievormen is zeer arbeidsintensief en daarmee kostbaar. De middelen die dus beschikbaar zijn voor het participatieproces bepalen daarmee dan ook de ruimte voor het inzetten van bepaalde participatievormen of een combinatie daarvan.

 

Voorkomen moet worden dat het streven naar een optimale democratische legitimiteit een doel op zich wordt in de wijkaanpak. Wel is de opgave zonder meer dat het participatieproces in de wijkaanpak zodanig gestalte krijgt dat zoveel mogelijk bewoners en de verschillende groepen bewoners de kans hebben om deel te nemen aan het proces en dat voorkomen wordt dat een kleine, mogelijk zeer homogene groep bewoners de dienst uitmaakt voor de grote en zeer diverse meerderheid van bewoners in een wijk.

 

Tot slot is het in dit kader van belang de aandacht te vestigen op de eigen rol en verantwoordelijkheid van bewoners in het benutten van participatiemogelijkheden. Deels komt de discussie over democratische legitimiteit vaak voort uit twijfel of onvrede over het participatieproces. Bij nadere analyse hiervan blijkt dat er wel een breed scala aan participatiemogelijkheden waren, maar dat er weinig of geen gebruik van is gemaakt. Voor zover dit te maken heeft met het niet voldoende op de hoogte zijn van of bekend zijn met de mogelijkheden, vraagt dit om betere en heldere informatie en communicatie over de participatiemogelijkheden en over het wijkaanpakproces. Voor zover het te maken heeft met onverschilligheid of een gebrek aan vertrouwen in de waarde en opbrengst van participatie, vraagt het om het goed en wellicht ook beter in beeld brengen van de resultaten van de wijkaanpak. Hierin speelt de kwaliteit en frequentie van berichtgeving over de wijkaanpak en de resultaten in de media een belangrijke rol. Voor een goed functionerende wijkaanpak is investeren in goede communicatie dus van groot belang.   

 
Stedelijke versus wijkbelangen

Met de introductie van de wijkaanpak staat het verbeteren van de leefbaarheid in de wijken centraal. Echter, voor het functioneren van de stad als geheel, is het onvermijdelijk dat wijkbelangen af en toe onder de druk komen te staan in het tegemoet komen aan ontwikkelingen en initiatieven van stedelijk belang. Om dan toch recht te blijven doen aan de geest waarin binnen de wijkaanpak wordt gewerkt, is het van wezenlijk belang dat in de voorbereiding en uitwerking van initiatieven en ontwikkelingen van stedelijk belang, wijkbelangen goed gewogen worden en er getracht wordt de nadelige invloed van deze initiatieven en ontwikkelingen te beperken voor de wijken. Dit zal de bereidheid vragen tot het doen van extra investeringen en het leveren van extra inspanningen. In de praktijk zal dit betekenen dat er goede interactie is gewenst tussen de projectleider van dergelijke stedelijke projecten en de wijkcoördinator. De wijkcoördinator zal hierbij dan vooral de rol op zich moeten nemen van kenner van de wijk en adviseur over de wijze waarop de wijkbelangen een plaats kunnen krijgen en het beste gewaarborgd kunnen worden in de planvoorbereiding en uitvoering van de stedelijke projecten.   

 

Voor beleidsontwikkeling wordt over het algemeen uitgegaan van het niveau van de gehele stad. De ontwikkeling en uitvoering van dit stedelijk beleid kan botsen met specifieke wensen en behoeften van bewoners op het niveau van de wijk en de specifieke condities in en de eigenheid van wijken. Met de introductie van de wijkaanpak is het belangrijk bij de ontwikkeling en uitvoering van stedelijk beleid, mogelijkheden te bieden voor een nadere invulling die beter aansluit op de vraag van bewoners in een wijk, als ook voor het heroverwegen van (een deel) van het beleid en de uitvoering daarvan als hier aanleiding toe is op basis van de vraag van bewoners. Een goed voorbeeld van dit laatste is de onvrede van een aantal bewoners met de invoering van ecologische zones in de stad en hun wens tot aanpassing van het gevoerde beleid op een aantal punten.   

 

Spanning tussen het schaalniveau van de wijk versus de buurt

Ten behoeve van de wijkaanpak is Delft in 1998 ingedeeld in 7 wijken variërend in grootte van 9.000 tot 15.000 inwoners. Deze wijken kennen weliswaar logische grenzen maar ze zijn opgebouwd uit buurten die qua bevolkingssamenstelling, stedenbouwkundige opzet e.d. duidelijk van elkaar verschillen. De gekozen wijken zijn in wezen statistische eenheden. Toch is er op praktische gronden, zoals inzet van personeel en middelen, voor een indeling in 7 wijken gekozen. Het is een onmogelijke opgave om voor 30 buurten de hele wijkaanpakcylcus te organiseren. 

Deze keuze van de wijk als uitgangpunt voor de organisatie van de wijkaanpak staat op gespannen voet met de belevingswereld van de bewoners. Het schaalniveau waarmee bewoners zich over het algemeen beter kunnen identificeren is het niveau van de buurt of zelfs de straat. Om goed aan te sluiten bij de belevingswereld van de bewoners is het daarom belangrijk, binnen de wijkaanpak, voldoende ruimte te scheppen het organiseren van activiteiten op buurt- en/of straat niveau. De ontwikkelde werkwijze werpt hiertoe geen belemmeringen op en in feite heeft dit ook al volop gestalte gekregen. Het blijft wel steeds een belangrijk aandachtspunt, in het bijzonder voor de wijkcoördinator en de wijkopbouwwerker.

 

Status aparte van de binnenstad

Bij de invoering van de wijkaanpak in 1998 werd bepaald dat in de binnenstad, als bijzondere wijk, de wijkaanpak deel zou uitmaken van het integraal binnenstadsbeleid. Dit is ook inderdaad het geval geweest. Echter, op basis van signalen van bewoners van de binnenstad is er reden om de wijze waarop thans aan de leefbaarheidproblematiek in de binnenstad gewerkt wordt opnieuw tegen het licht te houden en op een meer heldere en aansprekende wijze vorm te geven.

 

 

5. Voorstellen

 

Tegen de achtergrond van deze analyse van opgaven voor de toekomst worden hieronder voorstellen gedaan om de organisatie en werkwijze van de wijkaanpak te versterken. De voorstellen zijn samengebracht rondom de vijf belangrijkste opgaven voor de toekomst. 

 

 

Opgave 1 - Versterken vraaggerichte werken in de wijkaanpak

 

Om aan deze opgave tegemoet te komen is het voorstel de organisatie en werkwijze in de wijkaanpak zodanig aan te passen dat er meer nadruk gelegd wordt op de proceskant van de wijkaanpak en daarbij de vraag van bewoners als belangrijkste vertrekpunt te nemen. Concreet betekent dit een aanpassing van de wijkaanpakcyclus en van de instrumenten.

 

Een belangrijk onderdeel van de wijkaanpakcyclus wordt daarmee dan het helder krijgen van de vraag van bewoners, d.w.z. de wensen, behoeften en problemen van bewoners ten aanzien van de leefbaarheid in hun wijk. Daar de aard van de vraag van bewoners in belangrijke mate wordt bepaald door het begrip van en inzicht van bewoners in de huidige en gewenste leefbaarheidsituatie in hun wijk, is het van groot belang bewoners actief te betrekken bij de analyse van de leefbaarheidsituatie in hun wijk. Deze analyse moet voorafgaan aan de fase waarin bewoners hun vraag nader bepalen. Daarmee start de wijkaanpakcylus dan ook met het opstellen van een wijkanalyse in nauwe samenspraak met bewoners en professionals.

 

Daarna volgt een fase van consultatie met als doel de vragen van bewoners helder te krijgen. Vragen die eigenlijk klachten betreffen t.a.v. zaken in de openbare ruimte moeten direct naar het gemeentelijk servicepunt worden toegeleid. Immers voor de afhandeling van deze klachten bestaat reeds een goede procedure.

 

Als de vraag van bewoners helder is, is de volgende stap in de cyclus het bekijken hoe met het aanbod van de gemeente en van de partners kan worden ingespeeld op deze vraag. Het wijkprogramma zou een weerslag moeten zijn van dit proces. Daarmee bieden de wijkprogramma’s niet langer een overzicht van het jaarlijkse aanbod van activiteiten en initiatieven van de gemeente en haar partners in de desbetreffende wijken. Deze geven nu een overzicht van de vragen en signalen van bewoners en van voorstellen om deze vragen en wensen concreet een vervolg te geven: welke acties zijn nodig, wie moeten daarbij worden betrokken en hoe moeten deze worden gefinancierd. Bij dat laatste wordt ook aangegeven of er wijkbudget ingezet gaat worden. Daarmee is het wijkprogramma feitelijk ook een bestedingsvoorstel voor het wijkbudget.   

 

De cyclus wordt afgerond met het opstellen van het wijkverslag en de jaarrekening. Daarmee bestaat de cyclus dan uit vier heldere stappen en wint ze aan transparantie. Een wijkplan wordt in het kader van deze voorgestelde cyclus niet langer opgesteld. 

 

 
Tekstvak:   Wijkanalyse




Wijkprogramma

 
 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


De vier stappen van de jaarlijkse wijkaanpakcyclus

 

 

In tegenstelling tot de eerste cyclus van de wijkaanpak, worden de stappen in de nu voorgestelde cyclus jaarlijks doorlopen. Van de jaarlijkse herhaling van deze stappen zal een mobiliserende kracht uitgaan richting alle betrokkenen en daarmee zal de beoogde werkwijze in de wijkaanpak beter en makkelijker gestalte krijgen. 

 

Vooruitlopend op de uitkomsten van deze terug- en vooruitblik zijn er al enige aanpassingen doorgevoerd in de thans gevolgde wijze van werken. Er wordt reeds nadrukkelijker uitgegaan van de vraag van bewoners. In het wijkprogramma voor 2003 is een duidelijke koppeling gemaakt tussen de vraag van bewoners en het aanbod van de gemeente en haar partners. 

 

Overigens moet voorkomen worden dat de wijkaanpak verwordt tot een ‘men vraagt, wij draaien’ show. Niet alleen zal het realiseren van vragen en wensen van bewoners niet altijd haalbaar en wenselijk blijken te zijn gezien de stedelijke beleidslijnen en de beschikbare financiële middelen, ook is het van belang dat bewoners zelf een actieve bijdrage leveren aan het verbeteren van de leefbaarheid in de wijken. Dit betekent dat er meer geďnvesteerd moet worden in het aangaan van een dialoog met bewoners over de wenselijkheid en haalbaarheid van het geven van een vervolg aan hun wensen en vragen en over de mogelijkheden tot het leveren van een eigen bijdrage. De wijkcoördinator en wijkopbouwwerker hebben hierin samen een belangrijke rol. Om deze dialoog op een goede wijze aan te gaan vraagt van de gemeentelijke vakteams en partners meer helderheid over de stedelijke kaders waar binnen geopereerd kan worden.  

 

 

Opgave 2 – Versterken van een resultaatgerichte wijze van werken

 

In relatie tot deze opgave is het wenselijk dat er effectievere samenwerkingsverbanden ontstaan tussen de gemeentelijke vakteams en de betrokken partners bij het inspelen op vragen en wensen van bewoners ter bevordering van de leefbaarheid in de wijken. Het komen tot resultaatafspraken is hierbij essentieel. Daartoe moeten de wijkprogramma’s ook worden uitgewerkt tot resultaatafspraken.  De wijkcoördinator begeleidt dit proces en bewaakt de voortgang met de uitvoering van de resultaatafspraken en signaleert knelpunten. De gemeentelijke vakteams en de partners zijn zelf verantwoordelijk voor het uitvoeren van activiteiten overeenkomstig de gemaakte resultaatafspraken.

 

Bij stagnatie van de uitvoering van de resultaatafspraken, worden knelpunten in eerste instantie voorgelegd aan het management van de gemeente en indien nodig voorts aan het bestuur. Zij hakken knopen door en dragen er zorg voor dat de wijkcoördinator met alle betrokkenen weer verder aan de slag kunnen. 

 

In het bewaken en verantwoorden van de behaalde resultaten kunnen het wijkverslag en de jaarrekening een goede rol vervullen. Meer dan totnogtoe zal het wijkverslag een goed, aansprekend en helder overzicht moeten gaan bieden van behaalde resultaten. Daarmee kan het wijkverslag als sturingsinstrument ook meer een rol gaan spelen.

 

Om de resultaten van de wijkaanpak te kunnen meten in termen van verbetering van het woon- en leefklimaat in de wijken, wordt voorgesteld ook regelmatig een leefbaarheidmonitor op te stellen. Het systeem van het Delfts Internet Panel kan daarbij goede hulp bieden. Ook wordt een regelmatige nadere analyse van de gegevens uit de klachtenregistratie bij het gemeentelijk meldpunt wenselijk geacht. 

 

Omdat resultaatgericht werken in een vraaggerichte wijkaanpak een wezenlijke andere wijze van werken betekent voor alle betrokkenen wordt voorgesteld meer dan totnogtoe te investeren in de organisatiecultuur. Het is van belang dat alle betrokkenen de doelen van de wijkaanpak onderschrijven, de betekenis ervan volledig onderkennen en de bereidheid en capaciteit hebben er naar te handelen. Het verhelderen van de waarde en voordelen van de wijkaanpak en het meer onder de aandacht brengen van de successen zal belangrijk zijn om te komen tot de gewenste verdere cultuuromslag.

 

Ter versterking van de slagkracht van alle betrokkenen, is het belangrijk rollen en taken van en samenwerkingsverbanden tussen betrokkenen goed en helder te definiëren. Voorgesteld wordt dit als volgt te doen:

 

De wijkcoördinator gaat nadrukkelijker opereren als procesverantwoordelijke in de wijkaanpak en coördineert daartoe de volgende processen:

-          het opstellen van de wijkanalyse

-          het inventariseren en prioriteren van de vragen en signaleren van bewoners

-          het toetsen van vragen en wensen aan bestaande kaders (wetgeving en beleid)

-          het opstellen van het wijkprogramma, in het bijzonder het bepalen van het aanbod van gemeentelijke vakteams en de partners in relatie tot de vragen en signalen

-          het uitwerken van de onderdelen van het wijkprogramma tot resultaatafspraken met alle betrokkenen

-          het opstellen van het wijkverslag en jaarrekening.

 

Voor al deze processen draagt de wijkcoördinator er zorg voor dat de benodigde communicatie met betrokkenen plaatsvindt. Ook bewaakt de wijkcoördinator de voortgang, signaleert knelpunten en overlegt indien nodig met het management en/of bestuur over gewenste acties om voortgang te bewerkstelligen.

 

Voor een goed verloop van het hele wijkaanpakproces is een betere en hechtere samenwerking tussen wijkcoördinator en wijkopbouwwerker wenselijk en voorgesteld wordt hierin nadrukkelijker te investeren. Toch hebben zij wezenlijk verschillende rollen en is het is van belang deze van elkaar te blijven onderscheiden. De wijkopbouwwerker draagt primair de zorg voor het helder worden van de vragen, wensen en zelfs ook van de potenties van de bewoners en activeert, mobiliseert en organiseert daartoe de bewoners. De wijkcoördinator draagt primair zorg voor een zo goed mogelijke afstemming van het aanbod op de vraag, en mobiliseert en organiseert daartoe de aanbodzijde. Samen met de wijkopbouwwerker bewaakt de wijkcoördinator de wijze waarop bewonersparticipatie vorm krijgt in de wijk. 

 

Sterker dan voorheen het geval was, krijgt de samenwerking tussen en afstemming met de gemeentelijke vakteams en de partners bij het inspelen op vragen en wensen van bewoners vooral vorm in de wijkgerichte samenwerkingsverbanden, de wijkcoördinatieteams en wijkprojectteams. Voorgesteld wordt dat het wijkcoördinatieteam daarbij vooral de sleutelrol vervult in het verkennen van nieuwe vragen en signalen van bewoners en ontwikkelingen in de wijk die gedurende een jaar naar voren komen en in het bepalen van gewenste vervolgacties. Deze vervolgacties zullen meer dan eens een gezamenlijke inzet vragen van de WCT partners. Ook zal meer dan eens de inzet van partners buiten het WCT nodig zijn. In het WCT wordt dus de basis gelegd voor de samenwerkingsverbanden die nodig zijn om voortdurend goed te kunnen inspelen op actuele leefbaarheidvraagstukken.    

 

Het wijkprojectteam blijft primair gericht op het opstellen van het wijkprogramma voor het daarop volgende jaar, maar draagt ook bij aan het bewaken en bevorderen van de uitvoering van het wijkprogramma van het lopende jaar. In de aanloop naar het wijkprogramma spelen WPT-leden ook een rol in het opstellen van de wijkanalyse. Met betrekking tot het bewaken en bevorderen van de uitvoering van het wijkprogramma speelt het WPT een rol in het signaleren van knelpunten en het bekijken hoe deze knelpunten het hoofd geboden kunnen worden. Tot slot speelt het WPT een rol in het opstellen van het wijkverslag en de jaarrekening. Vanuit het WPT komen samenwerkingsverbanden tot stand die nodig zijn om de wijkprogramma’s succesvol tot uitvoering te brengen.

 

 

Opgave 3 – Verhelderen en versterken participatieproces

 

Om de democratische legitimiteit van het participatieproces in de wijkaanpak te versterken, moet het participatieproces in de wijkaanpak zodanig gestalte krijgen dat zoveel mogelijk bewoners en verschillende groepen bewoners de kans hebben om deel te nemen aan het proces en dat voorkomen wordt dat een kleine, mogelijk zeer homogene groep bewoners de dienst uitmaakt voor de grote en zeer diverse meerderheid van bewoners.

 

Het zal vooral op de weg van de wijkopbouwwerker liggen om te zoeken naar wegen waarop een zo groot mogelijke en zo diverse mogelijke groep bewoners geactiveerd en gemobiliseerd kan worden en naar vormen die zoveel mogelijk en zo divers mogelijke groepen bewoners actief betrekt in besluitvormingsprocessen in het kader van de wijkaanpak. Dit stelt hoge eisen aan de professionaliteit en creativiteit van het wijkopbouwwerk. Het onderstreept ook het grote belang van de bijdrage en inzet van het opbouwwerk in het wijkaanpakproces.  Zoals eerder voorgesteld, bewaken de wijkcoördinator en wijkopbouwwerker samen de wijze waarop het participatieproces vorm krijgt. 

 

In het gestalte geven aan het participatieproces is het in de eerste plaats belangrijk helder te bepalen welke inbreng en bijdrage van bewoners in de verschillende fasen van de wijkaanpakcyclus hebben. Voorgesteld wordt dat de tijdens het opstellen van de wijkanalyse bewoners vooral hun beleving van de leefbaarheid in wijk kenbaar maken en hun visie op de sterke en zwakke kanten van de wijk aangeven. In het opstellen van het wijkprogramma bestaat de inbreng uit het naar voren brengen van vragen, wensen en signalen waarmee aan de slag gegaan zou moeten worden om de leefbaarheid in de wijk te verbeteren en wat daarin prioriteit heeft. Ook geven bewoners aan hoe de vragen, wensen en signalen in hun optiek een vervolg kunnen krijgen en wat daarbij mogelijk hun eigen bijdrage kan zijn. Op basis hiervan denken bewoners ook mee in de wijze waarop het wijkbudget het beste ingezet kan worden. In het opstellen van het wijkverslag en jaarrekening spelen bewoners een rol in het bepalen van de resultaten die in het afgelopen jaar behaald zijn en de mate waarin de leefbaarheid in hun beleving is verbeterd.     

 

In de tweede plaats is het voor het gestalte geven aan het participatieproces belangrijk te bepalen in welke vorm bewoners hun inbreng en bijdrage kunnen leveren. Voorgesteld wordt hierbij niet alleen aan te sluiten bij inbreng vanuit bestaande bewonersorganisaties en bewonersplatforms, maar ook steeds volop mogelijkheden te bieden voor de inbreng van en interactie met individuele bewoners. Dit door het organiseren van themabijeenkomsten, wijkmarkten, buurtgesprekken, wijkpanels, wijkschouwen en het benutten van de mogelijkheden tot inbreng van en interactie met bewoners met behulp van internet.   

 

Hoewel in een aantal wijken bewonersplatforms tot ontwikkeling zijn gekomen en er in vele wijken ook tal van andere bewonersorganisaties en bewonersoverleggen opereren, is het vanuit de democratische legitimatie van de besluitvorming in het kader van de wijkaanpak niet wenselijk om bewonersinbreng vooral via overleg met deze organisaties gestalte te geven. Wel hebben deze organisaties een belangrijke rol in het zijn van de ogen en oren in de wijken en het functioneren als klankbord. Ook spelen deze organisaties zeker een goede rol in het verbreden van bewonersbetrokkenheid bij de wijk, het katalyseren van bewonersinitiatieven en het vergroten van de zeggenschap en invloed van bewoners. Om die reden is het dan ook van belang te investeren in het ontwikkelen en versterken van bewonersorganisaties en het verhogen van de organisatiegraad van bewoners. Dit betekent echter niet dat voor elke wijk het ontwikkelen van een bewonersplatform een vereiste is. Gezien de diversiteit van de wijken en de interesse en het perspectief van bewoners kunnen andere vormen van bewonersorganisaties een betere rol en functie vervullen.

 

In de derde plaats is het voor het tot stand brengen van een goed participatieproces van belang bewoners goed te informeren over de mogelijkheden tot participatie en hen uit te dagen en te ondersteunen in het gebruik maken van deze mogelijkheden. Een goede en heldere communicatie over wat wijkaanpak is, hoe de wijkaanpakcyclus werkt en welke mogelijkheden tot participatie er voor bewoners zijn, is hiervoor van groot belang. Voorgesteld wordt hier richting de stadskrant, de wijk- en buurtkranten, andere media en de website van de gemeente meer aandacht aan te schenken. Ook is het belangrijk oog te hebben voor de rol van het opbouwwerk in het stimuleren en ondersteunen van bewoners in het gebruik maken van de mogelijkheden. Voorgesteld wordt het opbouwwerk hierin een nadrukkelijkere rol te geven. Daarbij moet wel in de gaten worden gehouden de beperkte capaciteit die het opbouwwerk thans beschikbaar heeft voor het vervullen van de verschillende taken in het wijkaanpakproces. Op termijn moet wellicht worden overwogen de capaciteit in het belang van een goed functionerende wijkaanpak uit te breiden.    

 

Voorgesteld wordt het participatieproces meer gedetailleerd uit te werken en dit de eerste helft van 2003 te laten uitmonden in een protocol voor de wijkaanpak. Ook in het collegeprogramma 2002-2006 is aangegeven dat zo’n protocol moet worden opgesteld. Daarin zullen de doelen, het proces, de organisatie, bewonersinitiatieven en het participatieproces duidelijk worden omschreven. Dit protocol is ook belangrijk vanuit het oogpunt van transparantie en helderheid over het wijkaanpakproces richting alle betrokkenen. Voorgesteld wordt daarom het protocol op een heldere en aansprekende wijze op te stellen.

 

 

Opgave 4- Stimuleren bewonersinitiatieven en zelfbeheer

 

Om aan deze opgave recht te doen is het in de eerste plaats van groot belang in het wijkaanpakproces meer oog te hebben voor de potenties van bewoners en het mobiliseren hiervan. Dit betekent in concreto dat tijdens de consultatiefase bewoners niet alleen gevraagd moeten worden naar hun wensen en behoeften t.a.v. de leefbaarheid in hun wijk, maar ook gestimuleerd moeten worden te kijken naar hun mogelijke rol en bijdrage aan het verbeteren van de leefbaarheid in hun wijk.

 

In het uitwerken van de wijkprogramma’s naar resultaatafspraken is het vervolgens van belang een mogelijke rol en bijdrage van bewoners hierin nadrukkelijker te betrekken en een plaats te geven.

 

Voorgesteld wordt daarom, geďnspireerd op de werkwijze in het kader van de EZH ‘Fleur Delft op’-activiteiten, meer van dergelijke bewonersinitiatieven te stimuleren en faciliteren en het opbouwwerk te verzoeken hierbij de noodzakelijke ondersteuning te geven. Zij hebben een belangrijke taak in het herkennen van potenties van bewoners en het ondersteunen van hen bij het inzetten van hun potenties ten behoeve van een verbetering van de leefbaarheid in hun wijk.

 

 

Opgave 5– Vormgeven van de wijkaanpak in de binnenstad

 

De wijkaanpak moet nadrukkelijker en herkenbaarder vorm krijgen in de binnenstad. Rekening houdend met de capaciteit die voor wijkcoördinatie in de binnenstad beschikbaar is (12 uur per week), wordt daarom voorgesteld jaarlijks een voorstel voor de besteding van het wijkbudget op te stellen evenals een wijkverslag en jaarrekening. Bij het vormgeven van het participatieproces tot het opstellen van het bestedingsvoorstel is het belangrijk om aan te sluiten bij de specifieke wensen van de bewoners in de binnenstad. Bewoners hebben reeds aangegeven geen behoefte te hebben aan gezamenlijk overlegplatform in het kader van de wijkaanpak. Wel kan aansluiting worden gezocht bij de diverse reeds bestaande bewonersoverleggen.  

 

Thans is er voor de binnenstad geen opbouwwerk voorzien. Voorgesteld wordt te onderzoeken of het voor het wijkaanpakproces in de binnenstad ook van belang is te voorzien in opbouwwerk.   


6. Samenvatting

 

In 1998 is de wijkaanpak in Delft gestart met het doel te investeren in de leefbaarheid in de wijken. De afgelopen vier jaar is er inderdaad veel geїnvesteerd in de ontwikkeling van de organisatie en de instrumenten ten behoeve van de wijkaanpak. Zo heeft er een wijkaanpakcyclus vorm gekregen en is deze voor alle wijken inmiddels eenmaal doorlopen. Daarmee is voor elke wijk een wijkbeschrijving, een wijkplan, wijkprogramma, wijkverslag en jaarrekening beschikbaar gekomen. De wijkaanpakcyclus wordt in iedere wijk gecoördineerd en ondersteund door een wijkcoördinator. Ook is er sinds vorig jaar voor iedere wijk een part-time wijkopzichter en wijkopbouwwerker beschikbaar gekomen (de binnenstad vormt hierop een uitzondering). Vanaf 2001 is er voor alle wijken een wijkbudget en een knelpuntenpot beschikbaar gekomen. 

 

De pioniersfase van de wijkaanpak is nu dus afgerond en resultaten van de invoering van de wijkaanpak worden tastbaar en zichtbaar. Bewoners zijn meer betrokken bij de planvorming rondom allerlei onderwerpen, zoals het veilig en beter maken van speelplekken, de invoering van 30km-zones en de veegplannen. Ook zijn er goede vorderingen gemaakt met onder meer het plaatsen van ondergrondse afvalcontainers, de bouw van buurtaccommodaties, de invoering van de brede school en de start van het Delfts Uitkeringsteam (DUIT). In meerdere wijken zijn bewonersplatforms ontstaan.

 

Terugblikkend op de ervaringen en vooruitkijkend, dienen er zich vijf belangrijke opgaven voor de verdere ontwikkeling van de wijkaanpak aan. Voor elk van deze opgaven zijn voorstellen gedaan voor de verdere ontwikkeling van de organisatie van en de werkwijze in de wijkaanpak:

 

Opgave 1: Het versterken van het vraaggericht werken in de wijkaanpak

Voorstel: 

 

Opgave 2: Het versterken van het resultaatgericht werken in de wijkaanpak

Voorstel:

·         Wijkprogramma’s uitwerken tot resultaatafspraken.

·         Resultaten met de wijkaanpak meten door regelmatig een leefbaarheidmonitor op te stellen.

·         Doorgaan met investeren in wijkgerichte organisatiecultuur.

·         Rollen, taken en samenwerkingsverbanden van betrokkenen verhelderen en scherper bepalen.

 

Opgave 3: Het verhelderen en versterken van het participatieproces

Voorstel:

·         Uitwerken en vastleggen inbreng en bijdrage van bewoners in de wijkaanpakcyclus en de vorm waarin dat kan. Daarbij niet alleen aansluiten bij inbreng vanuit bestaande bewonersorganisaties en bewonersplatforms.

·         Meer nadruk op goede en heldere communicatie over wijkaanpak en participatiemogelijkheden.

·         Het participatieproces uitwerken in een protocol voor wijkaanpak.

 

Opgave 4: Het stimuleren van bewonersinitiatieven en zelfbeheer

Voorstel:

·         Volgen van de werkwijze EZH ‘Fleur Delft op’-activiteiten en het opbouwwerk verzoeken hierbij de noodzakelijk ondersteuning te geven.

 

Opgave 5: Het nadrukkelijker en herkenbaarder vormgeven van de wijkaanpak in de binnenstad

Voorstel:

·         Jaarlijks een bestedingsvoorstel voor het wijkbudget opstellen, evenals een wijkverslag en een jaarrekening.

·         Onderzoeken of ondersteuning van bewoners door opbouwwerk van belang is.

 



Bijlage 1

 

Meest recente informatie over de wijkaanpak in Delft

 

 

·         De raad en het wijkgericht werken in Delft (notitie van het Stedennetwerk Wijkgericht Werken en Bestuurlijke Innovatie door dr. Mr. S. Zouridis, juli 2000 Katholieke Universiteit Brabant)

·         De stem van de Wijk; bewonersinvloed bij de wijkaanpak commissie Leefbaarheid 10 januari 2002 (besluitenlijst, onder IV)

·         Invoering van Wijkbudgetten in Delft (01/004372 )commissie leefbaarheid 15 maart 2001

·         Wijkprogramma (van de laatst verschenen wijk) (01/030631) commissie Leefbaarheid 6 december 2001

 

 

 



[1] Bij het opstellen van deze discussienotitie is gebruik gemaakt van een rapport dat in maart 2002 is geschreven door Frans Werter van Tr3um Advies en Hans Hoogvorst van H/Kwadraat, getiteld: Het Delfts Model - De PME cyclus. 

[2] Aan het wijkcoördinatieteam (WCT) nemen in de regel deel de wijkcoördinator, de wijkopzichter, de wijkopbouwwerker, de wijkagent en de consulenten van de corporaties. In de WCT’s vindt informatie-uitwisseling over nieuwe en lopende activiteiten in de wijk plaats, worden nieuwe problemen en ontwikkelingen in de wijk besproken en worden afspraken gemaakt over de aanpak van problemen.  Aan de wijkprojectteams (WPT’s) nemen naast de deelnemers aan het wijkcoördinatieteam ook vertegenwoordigers van alle relevante vakteams deel en van alle relevante  partners van de gemeente. De WPT-leden dragen bij aan het opstellen van het wijkprogramma.

[3] Zouridis, Dr. S. (2000), De raad en het wijkgericht werken in Delft. Een discussienotitie opgesteld in het kader van activiteiten van het Stedennetwerk Wijkgericht Werken en Bestuurlijke Innovatie.