Stuk 116 I

02/018467                                                                                               Delft, 15 oktober 2002.

 

Onderwerp:       Vaststelling wijziging Hoofdstuk 2, afdeling 10 “Speelautomaten” van de Algemene Plaatselijke Verordening voor Delft 1992, door wijziging van artikel 84a en toevoeging van de artikelen 84e tot en met 84i 

 

 

Aan de gemeenteraad

 

Geachte dames en heren,

 

1.         Inleiding

 

In juli 2001 sprak uw raad over het voorstel tot wijziging van de APV, die onder andere de vestiging van twee speelautomatenhallen in de stad mogelijk zou maken. De raad wenste niet zonder meer akkoord te gaan met het voorstel en riep het college door middel van een aangenomen motie op om eerst een onderzoek te doen uitvoeren naar de mogelijke effecten van de komst van een speelautomatenhal op de omvang van de gokverslaving in de stad.

Het onderzoeksbureau B&A heeft dit onderzoek uitgevoerd en heeft inmiddels haar eindrapportage afgeleverd. Het rapport treft u hierbij aan, alsmede een voorstel tot wijziging van hoofdstuk 2 van de Algemene Plaatselijke Verordening.

 

2.         Onderzoek B&A

 

Relatie gokverslaving en speelautomatenhal

 

De vraag naar de relatie tussen de komst van een speelautomatenhal en de ontwikkeling van de gokverslaving in een gemeente blijkt moeilijk te beantwoorden. Het onderzoek van B&A is het eerste dat die relatie probeert bloot te leggen. Op basis van zowel kwalitatieve (gesprekken met deskundigen) als kwantitatieve (analyse van verslavingscijfers) onderzoeksmethoden komt B&A in haar rapport tot de conclusie, dat een duidelijke relatie tussen de vestiging van een speelautomatenhal en een verandering in de omvang van de gokverslaving in een stad niet is te leggen.

Uit de kwantitatieve gegevens lijkt op het eerste gezicht wel een relatie zichtbaar te worden: een aantal gemeenten met een speelautomatenhal heeft een gemiddeld hoger aantal geregistreerde gokverslaafden. Er zijn echter ook gemeenten mét een hal, die een lager aantal


verslaafden hebben dan het landelijk gemiddelde, en gemeenten zónder hal, waar het aantal gokverslaafden juist boven het landelijk gemiddelde uitkomt. In vrijwel alle onderzochte gemeenten is het aantal gokverslaafden de afgelopen jaren gedaald, met uitzondering van de gemeente Ede (stad zonder speelautomatenhal) waar het aantal juist is gestegen. Bovendien zijn in dit onderzoek, omwille van de snelheid, slechts tien gemeenten betrokken.

Het beeld dat oprijst uit de cijfers wordt genuanceerd door de deskundigen met wie B&A heeft gesproken. Hieruit komt vooral het oordeel naar voren, dat zeer veel factoren van invloed zijn op de vraag of iemand gokverslaafd raakt. De aanwezigheid van een speelautomatenhal is volgens de verslavingsdeskundigen slechts één van die factoren. Bovendien zijn de verslavingsexperts van mening, dat het gokken in een speelautomatenhal veel beheersbaarder is dan in horeca-instellingen, mede door de strenge leeftijdscontrole bij de toegang van een speelautomatenhal, door de deskundigheid van het aldaar werkzame personeel en als gevolg van het feit dat in speelautomatenhallen geen alcohol wordt geschonken. Bovendien dreigt bij een gebrek aan gokmogelijkheden in een stad een vlucht naar illegale gokpraktijken of naar het – de laatste jaren sterk in opkomst zijnde – internetgokken.

Dit alles brengt de auteurs van het onderzoek tot de eindconclusie, dat een directe positieve of negatieve invloed van de aanwezigheid van een speelautomatenhal op de gokverslaving niet is aan te tonen. Andere factoren, zoals een goede voorlichting over gokken, leeftijdscontrole en deskundigheid bij het personeel in de speelautomatenhal zijn van grotere invloed. Daar komt bij, dat in de directe nabijheid van Delft al veel plaatsen met een gokhal zijn (Den Haag, Rotterdam, Zoetermeer en onlangs ook Rijswijk). Een significante toename van het aantal gokverslaafden is als gevolg van de vestiging van een speelautomatenhal dan ook niet te verwachten, aldus de onderzoekers.

 

Preventief beleid

 

B&A heeft ook onderzocht of de betrokken gemeenten specifiek beleid op de speelautomatenhallen voeren en wat dit beleid inhoudt.

Vrijwel alle onderzochte gemeenten met een speelautomatenhal blijken een actief preventiebeleid te voeren. Dit beleid heeft betrekking op vestiging, toezicht en controle en op preventie in de speelautomatenhal zelf.

 

Alle gemeenten houden het aanbod aan hallen beperkt. Daarbij geven zij allemaal aan hun hallen in het centrum te willen concentreren, in de directe nabijheid van andere horecagelegenheden. Hierdoor is er sprake van maximale sociale controle, kan de hal een positieve, nette uitstraling hebben en heeft deze een toegevoegde waarde aan het uitgaansleven in de stad. De gemeenten zien toe op een professionele uitstraling van de hal.

 


 Gemeenten met een speelautomatenhal stellen bij de vergunningverlening in toenemende maten eisen aan de exploitant van een hal, vooral op het gebied van toezicht en controle in de hal. Daarbij is een KEMA-certificering van de exploitant vaak een eerste voorwaarde. De eisen van de KEMA-certificering liggen vast en naleving ervan wordt regelmatig gecontroleerd. Ook worden eisen gesteld aan het aantal speelautomaten en de verschillende soorten die in de hal aanwezig mogen zijn. Veel gemeenten streven daarbij naar een mix van soorten automaten. De verslavingszorg is van mening, dat een variëteit aan speelautomaten de kans verkleint dat problematische gokkers door het personeel van de hal niet als zodanig worden herkend. Daarnaast sluiten veel gemeenten ook convenanten met exploitanten van een hal. Hierin worden onder meer afspraken gemaakt over het toezicht en de voorlichting in de hal. Sommige gemeenten nemen in zo’n convenant ook de voorwaarde op, dat een leeftijdsgrens van 21 jaar in acht moet worden genomen, in plaats van de wettelijk verplichte 18 jaar. Dit om het ontstaan van problematische gokkers in de risicogroep tot een minimum te beperken.

 

In de convenanten worden vaak ook bepalingen opgenomen, die een gestructureerde samenwerking tussen de halexploitant en de verslavingszorg beogen. Deze samenwerking uit zich in de opleiding van het personeel door de verslavingsinstellingen, opdat zij probleemgokkers vroegtijdig kunnen signaleren, uit het beschikbaar stellen van foldermateriaal over gokverslaving in de hal en – in sommige gemeenten – uit een structurele donatie van de exploitant van de hal aan de regionale verslavingsinstelling. De samenwerking tussen de halexploitant, de verslavingszorg en de gemeente wordt door verslavingsdeskundigen als essentieel beschouwd in het voorkomen van gokverslaving.

 

Aanbevelingen

 

Op grond van hun onderzoek komen de auteurs tot een aantal aanbevelingen in het geval het tot de vestiging van een speelautomatenhal komt. Deze aanbevelingen vallen uiteen in aanbevelingen ten aanzien van:

1.       de vestiging

2.       toezicht en controle

3.       preventie

4.       de gemeentelijke verantwoordelijkheid.

 

Ad. 1 Vestigingsaspect:

Een locatie in het centrum is te verkiezen boven een locatie elders in de gemeente, omwille van de beheersbaarheid en om goed te kunnen toezien op een nette uitstraling van de speelautomatenhal. In de vestigingsvergunning moeten de mogelijkheden voor uitbreiding worden beperkt.


 Ad. 2 Toezicht en controle:

De KEMA-certificering van de exploitant is een voorwaarde voor de vergunningverlening. Een minimumleeftijd van de bezoekers van 21 jaar biedt een betere mogelijkheid om het aantal probleemgokkers tot een minimum te beperken. In een op te stellen convenant met de exploitant van de speelautomatenhal moeten afspraken worden opgenomen inzake:

a.       Opleidingsniveau van halpersoneel (vroegsignalering)

b.       Aantal en type speelautomaten (productdifferentiatie)

c.       Gestructureerd overleg

 

Ad. 3 Preventie-aspect:

Een gestructureerd driehoeksoverleg tussen gemeente, exploitant en verslavingszorg biedt goede mogelijkheden voor preventie van verslaving. Effectieve voorlichtingsmaatregelen binnen de speelautomatenhal, op scholen en overige relevante locaties, in overleg met de exploitant en de hulpverlening, kunnen het ontstaan van probleemgokkers voorkomen. De mogelijkheden voor elektronische betaling binnen de speelautomatenhal moeten worden beperkt.

 

Ad. 4 Gemeentelijke verantwoordelijkheden:

Binnen de gemeente moet worden getracht tot een beleidsmatige afstemming te komen ten aanzien van speelautomatenhallen, in het bijzonder vanuit juridisch, economisch en welzijnsperspectief. Het geformuleerde speelautomatenbeleid moet strikt worden gehandhaafd en op de naleving van de met de exploitant gemaakte afspraken moet worden toegezien. De exploitant moet worden gecommitteerd aan een bijdrage aan de lokale verslavingszorginstanties.

 

Eindconclusie

 

De conclusie van B&A in haar onderzoek naar de relatie tussen speelautomatenhallen en gokverslaving lijkt de vestiging van een of twee speelautomatenhallen in Delft niet in de weg te staan. Met de verwachting van de onderzoekers, dat de vestiging van een hal in Delft niet tot een toename van de gokverslaving zal leiden, is aan een zorgvuldige afweging voldaan. Bovendien geeft het onderzoek aan, dat in gemeenten met een speelautomatenhal totaal geen sprake is van overlast van die hal of van de bezoekers ervan. Het blijkt dat de gemeente veel kan doen aan preventieve maatregelen, die de kans op het ontstaan van gokverslaving in de hal tot een minimum beperken. Die mogelijkheden zijn bovendien groter, dan bij hoogdrempelige horecagelegenheden die ook een gokautomaat in hun zaak hebben staan. Gemeenten die ervaring hebben met afspraken met exploitanten van speelautomatenhallen en betrokken hulpverleners zijn over die afspraken bijzonder tevreden.


 

 

3.         Selectie exploitant

 

Procedure

 

Wanneer de raad, na kennis te hebben genomen van de conclusies van het onderzoek, besluit in te stemmen met de vestiging van twee speelautomatenhallen, zullen diverse kandidaat-exploitanten en –ondernemers zich melden met het verzoek een speelautomatenhal in de stad te mogen vestigen. Reeds nu staat vast, dat dit er veel meer dan twee zullen zijn. Dit gegeven maakt het enerzijds lastig om een keuze te maken tussen de veelheid aan aanvragers, maar biedt de gemeente anderzijds de mogelijkheid om de verschillende aanvragers met elkaar te vergelijken en de beste kandidaat voor een vergunning te kiezen: de kandidaat, wiens plan het meeste toevoegt aan het Delftse uitgaansleven en die tegelijk het meeste oog heeft voor haar maatschappelijke verantwoordelijkheden. De kandidaten zullen zich hierbij van hun beste kant moeten laten zien om de gemeente ervan te overtuigen, dat de exploitatie van een speelautomatenhal bij hen in de beste handen is. Zogezegd zullen zij het tegen elkaar moeten afleggen in een soort schoonheidswedstrijd, waarbij de ondernemer met het meest aansprekende plan er met de hoofdprijs vandoor gaat: de aanwezigheidsvergunning. De kandidaat-ondernemers krijgen zodoende een gelijke kans om de vergunning te bemachtigen.

Binnen dertig werkdagen na het van kracht worden van de verordening kan in de vakbladen van de speelautomatenbranche een oproep worden geplaatst om een aanvraag in te dienen. De sluitingsdatum moet in deze advertentie worden vermeld. Bedrijven die eerder te kennen hebben gegeven interesse te hebben in het vestigen van een speelautomatenhal in Delft kunnen afzonderlijk worden aangeschreven. In de aanvraag moet helder zijn hoe de ondernemer vorm denkt te geven aan de eisen en criteria die hieronder zijn vernoemd. Binnen negen weken moet worden besloten welke kandidaten de vergunning krijgen toegewezen.

 

Criteria

 

Tevoren moet helder zijn wat de criteria zullen zijn waarop de uiteindelijke keuze wordt gebaseerd. De volgende criteria liggen daarbij voor de hand:

 

1.       Het bedrijf moet KEMA-gecertificeerd zijn. In dit KEMA-certificaat zijn tal van eisen opgenomen, onder meer ten aanzien van het kwaliteitsbeleid, de beveiliging, het toezicht, de keuring van de automaten en de opleidingen van het personeel. Het naleven van de eisen wordt voortdurend gecontroleerd. Het is overigens mogelijk dat hierna te noemen criteria tevens voorkomen in het KEMA-keurmerk.

2.       Het bedrijf moet er één zijn van goede naam en faam, waarbij uitstekende referenties – onder meer van andere gemeenten, hulpverleningsinstanties en de brancheorganisatie – een logische vereiste zijn. Ook de – beoogd – beheerders moeten hieraan voldoen.

3.       In het verlengde van het voorgaande punt, moet het bedrijf in het verleden hebben bewezen voor een goede exploitatie van een speelautomatenhal zorg te kunnen dragen. Daarbij moet zij tevens aangeven wat de exploitatieverwachtingen zijn van een hal in Delft.


 

4.       Het bedrijf zal moeten aangeven hoe zij denkt vorm te gaan geven aan de eisen, die worden genoemd in de Wet op de kansspelen en het Speelautomatenbesluit 2000.

5.       Het bedrijf moet bereid en ertoe in staat zijn, om een facelift te geven aan een bestaand gebouw waarin zij de hal zou willen vestigen.

6.       Het bedrijf zal zich moeten committeren aan een leeftijdsgrens van 21 jaar. Tevens moet het bedrijf aangeven hoe zij een sluitende toegangscontrole gaat realiseren.

7.       Het bedrijf moet in eerdere gevallen hebben bewezen deugdelijke en werkbare arrangementen met de hulpverleningsinstanties te kunnen afsluiten. Hierin moeten afspraken zijn gemaakt over de opleiding van het personeel van de hal door de verslavingsdeskundigen, het instellen van de “witte lijst”, het verspreiden van voorlichtingsmateriaal en – eventueel – periodieke bezoeken aan de hal door verslavingsdeskundigen.

8.       Voorts moet het bedrijf bereid zijn een ideale mix van apparaten op te stellen, die door de verslavingszorg als minst risicovol wordt beoordeeld.

 

In de te verlenen vergunning kunnen andere aanbevelingen uit het B&A-onderzoek – ten aanzien van toezicht, controle en preventie – worden opgenomen, zoals het beperken van de mogelijkheden van elektronische betaling.

 

Locatie

 

Ook ten aanzien van de gewenste locaties voor een speelautomatenhal moeten de aanbevelingen van het onderzoek worden meegenomen (zie paragraaf 2). Uiteraard heeft de gemeenteraad het laatste woord, wanneer het gaat om het verlenen van planologische toestemming voor het vestigen van een speelautomatenhal in een bepaald pand.

 

4.         Vervolg

 

Nadat de raad haar goedkeuring heeft verleend aan het vestigen van twee speelautomatenhallen in Delft, kan bovenstaande procedure door middel van een oproep bekend worden gemaakt. De branchevereniging van speelautomatenhandelaren, de VAN, kan hierbij ondersteunend zijn.

 

5.         Voorstel

 

Wij stellen  u voor, onder voorbehoud van gunstig advies van de commissie leefbaarheid:

hoofdstuk 2, afdeling 10 “Speelautomaten” van de Algemene Plaatselijke Verordening voor Delft 1992 vast te stellen door wijziging van  artikel 84a en toevoeging van de artikelen 84e tot en met 84i, waardoor het mogelijk wordt om speelautomatenhallen in Delft te vestigen. De bevoegdheid van de Raad om speelautomatenhallen toe te staan impliceert tevens de bevoegdheid om het aantal speelautomatenhallen te beperken tot een maximum. Voorgesteld wordt om dit aantal te stellen op maximaal twee.


 

 

Het Delftse onderdeel van het  politiekorps Haaglanden heeft positief geadviseerd over de voorgestelde regelgeving.

 

Hoogachtend,

 

Burgemeester en wethouders van Delft,

 

 

H.M.C.M. van Oorschot                  ,burgemeester.

 

 

 

N. Roos                                                                ,secretaris.

 

De raad van de gemeente Delft,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 oktober 2002;

 

overwegende dat de Wet op de Kansspelen op 24 december 1998 is gewijzigd (Stb. 1999, nr. 9) en het Speelautomatenbesluit op 23 mei 2000 is gewijzigd (Stb. 2000, nr. 223) en deze wijzigingen op 1 juni 2000 in werking zijn getreden (Stb. 2000, nr. 224);

 

dat de commissie Leefbaarheid positief heeft geadviseerd over eerdergenoemd voorstel;

 

gelet op de artikelen 149 en 174 van de Gemeentewet alsmede Titel Va van de Wet op de Kansspelen;

 

b e s l u i t :

 

I.  toe te voegen aan Hoofdstuk 2, afdeling 10 getiteld “Speelautomaten”  van de Algemene Plaatselijke Verordening voor Delft 1992” een gewijzigd artikel 84a alsmede de artikelen

84e  tot en met 84i die als volgt luiden:

 

Artikel 84a: Begripsomschrijvingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

a.       de wet: de Wet op de kansspelen.

b.       Speelautomatenbesluit: Speelautomatenbesluit: KB 23 mei 2000 (Stb.2000, 223).

c.       speelautomaat: een toestel, als bedoeld in artikel 30 onder a van de wet, ingericht voor de beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen;

d.       behendigheidsautomaat: een speelautomaat, als bedoeld in artikel 30 onder b van de wet, waarvan:

1.       het spelresultaat uitsluitend kan leiden tot een verlengde speelduur of het recht op gratis spellen en

2.       het proces, ook nadat het in werking is gesteld, door de speler kan worden beïnvloed en het geheel of vrijwel geheel van zijn inzicht en behendigheid bij het gebruik van de daartoe geboden middelen afhangt of en in welke mate de speelduur verlengd of het recht op gratis spellen verkregen wordt;

e.       kansspelautomaat: een speelautomaat, als bedoeld in artikel 30 onder c van de wet, die geen behendigheidsautomaat is;

f.         speelautomatenhal: een inrichting als bedoeld in artikel 30c, eerste lid onder c van de wet, bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder c, van de wet.


 

g.       ondernemer: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die een speelautomatenhal, een hoogdrempelige inrichting of een laagdrempelige inrichting exploiteert en de wettelijk vertegenwoordiger van die rechtspersoon;

h.       beheerder: degene die met het dagelijks toezicht en de onmiddellijke leiding in de speelautomatenhal is belast;

i.         exploitant: degene die ingevolge de vergunning, verleend door de minister van Economische Zaken, als bedoeld in artikel 30h van de wet, speelautomaten exploiteert;

j.         hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d van de wet;

k.       laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e van de wet;

l.         aanwezigheidsvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 30b van de wet.

 

speelautomatenhallen

 

Artikel 84e: Vergunningplicht

1.       Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelautomatenhal te vestigen of te exploiteren.

2.       De burgemeester kan maximaal twee vergunningen verlenen voor een speelautomatenhal.

 

Artikel 84f: Aanvraag vergunning als bedoeld in artikel 84e

1.       De burgemeester stelt nadere regels vast omtrent de inhoud, de inrichting, vorm en wijze van indiening van de aanvraag.

2.       De vergunning kan uitsluitend worden gesteld ten name van de ondernemer en is niet overdraagbaar.

3.       In de vergunningaanvraag wordt de personalia van de beheerder(s) vermeld.

4.       De beschikking op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt voorbereid volgens de procedure van afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht.

 

Artikel 84g: Andere beheerder

Indien een overeenkomstig artikel 84f, derde lid vermelde beheerder de hoedanigheid van beheerder heeft verloren, dient de ondernemer terstond de personalia van de nieuwe beheerder(s) te verstrekken aan de burgemeester, zodat kan worden nagegaan of deze voldoen aan de eisen gesteld in de artikelen 4 en 5 van het Speelautomatenbesluit.

 

Artikel 84h: Vervallen vergunning

De vergunning voor de exploitatie van een speelautomatenhal als bedoeld in artikel 84e, eerste lid vervalt van rechtswege indien:

a.   de ondernemer de exploitatie van de speelautomatenhal heeft beëindigd;

b.   de exploitatie van de speelautomatenhal voor een periode langer dan zestien weken is of wordt onderbroken;


 

c.   de beslissing op een aanvraag voor een nieuwe vergunning voor het vestigen dan wel exploiteren van een speelautomatenhal in hetzelfde pand onherroepelijk is geworden;

d.   de vergunning voor het aanwezig hebben van speelautomaten als bedoeld in artikel 30b van de Wet is vervallen of ingetrokken.

 

Artikel 84i: Weigering vergunning

Naast het bepaalde in de wet en in het Speelautomatenbesluit wordt een vergunning als bedoeld in artikel 84e, eerste lid voorts geweigerd, indien:

a.       het maximaal aantal af te geven vergunningen voor speelautomatenhallen is verleend;

b.       de speelautomatenhal niet uitsluitend rechtstreeks vanaf de openbare weg voor het publiek toegankelijk is;

c.       door de aanwezigheid van de speelautomatenhal naar het oordeel van de burgemeester de woon- en leefsituatie in de naaste omgeving of het karakter van de winkelstraat/winkelbuurt nadelig wordt beïnvloed;

d.       de exploitatie of vestiging van de speelautomatenhal strijd oplevert met het geldende bestemmingsplan, dan wel met een stadsvernieuwingsplan en/of leefmilieuverordening in de zin van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing;

e.       de speelautomatenhal niet KEMA gecertificeerd is.

 

II.    Te bepalen dat dit besluit in werking treedt op een nader door de burgemeester te bepalen tijdstip.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 31 oktober 2002.

 

 

 

,burgemeester.

 

 

 

,secretaris.

 


 

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

            

Artikel 84a: Begripsomschrijvingen

Er wordt hier verwezen naar omschrijvingen van de wettekst en besluiten.

 

Artikel 84e: Vergunningplicht

Eerste lid: op grond van artikel 30c, eerste lid onder c van de Wet kan de Raad de burgemeester de bevoegdheid geven om bij verordening speelautomatenhallen toe te staan in de gemeente. Het is niet mogelijk om in een speelautomatenhal kansspelautomaten te verbieden en een speelhal derhalve uitsluitend te beperken tot behendigheidsautomaten. In dit verband kan nog worden opgemerkt dat het personen onder de 18 jaar wettelijk verboden is om op kansspelautomaten te spelen.  Als er kansspelautomaten in een speelautomatenhal staan opgesteld  geldt voor deze hal een toegangsverbod voor personen beneden de leeftijd van 18 jaar. Ter controle van de leeftijd van de bezoekers geldt er bij de toegang een wettelijk verplichte identificatieplicht. De kans dat jongeren onder de 18 jaar met kansspelautomaten in speelautomatenhallen worden geconfronteerd, wordt hiermee tot een minimum gereduceerd.

Tweede lid: de in het eerste lid vermelde bevoegdheid van de Raad impliceert ook de bevoegdheid het aantal speelautomatenhallen te beperken tot een maximum. Door de raad is besloten om het aantal speelautomatenhallen te stellen op maximaal twee.

 

Artikel 84f: Aanvraag vergunning

Eerste lid onder a: voor een goede beoordeling van de aanvraag is het van belang om een beeld te krijgen van de beoogde exploitatie. Zoals reeds is gesteld bij de toelichting op artikel 84e, eerste lid mogen kansspelautomaten niet worden geweerd uit speelautomatenhallen. Door de Ministeries van VWS, Economische Zaken en Justitie, alsmede de VNG, GGZ (Geestelijke Gezondheidszorg Nederland, Brancheorganisatie Verslavingszorg) en de VAN Speelautomatenbrancheorganisatie is echter overeenstemming bereikt over wat zou moeten worden verstaan onder een evenwichtig speelautomatenaanbod in een speelautomatenhal. Deze invulling, gespecificeerd naar de oppervlakte van een speelautomatenhal, dient ook als richtlijn in Delft.

 

Artikel 84g: Andere beheerder

Op grond van de artikelen 4 en 5 van het Speelautomatenbesluit moeten naast de ondernemer(s) ook de beheerder(s) voldoen aan een antecedentenonderzoek. Bij het aanstellen van een nieuwe beheerder is het dus van belang terstond zijn of haar personalia te krijgen.

 

Artikel 84h: Vervallen vergunning

Dit artikel is opgenomen om te voorkomen dat een verleende vergunning, behoudens intrekking, tot in lengte van dagen geldig blijft.




 

Artikel 84i: Weigering vergunning

a: in artikel 84e, tweede lid is het maximum aantal af te geven vergunningen voor speelautomatenhallen in Delft bepaalt op drie.

b: het vereiste in het eerste lid onder b dient om een speelautomatenhal duidelijk van de openbare weg af voor een ieder herkenbaar te maken. Daarnaast wordt voorkomen dat in een achteraf lokaal van een gebouw, waarin bij voorbeeld een horecabe­drijf wordt uitgeoefend, een speelautomatenhal wordt geëxploiteerd en deze speelautomatenhal uitsluitend via het andere bedrijf bereikbaar zou zijn.

c: de strekking van deze paragraaf is het afwenden van een ontoelaatbare nadelige beïnvloeding van de leef- en woonsituatie in de naaste omgeving van de hal.

De jurisprudentie op artikel 30 van de Wet op de kansspelen geeft blijk dat bij de beoordeling van een vergunningaanvraag voor een speelautomatenhal acht mag worden geslagen op de mogelijke gevolgen voor het leefklimaat.

In het bepaalde in dit lid komt tot uiting dat de vergunning kan worden geweigerd, wanneer gevreesd moet worden dat de woon- en leefsituatie door de vestiging van (nog) een hal op

ontoe­laatbare wijze zal worden aangetast. Daarbij wordt rekening gehouden met het karakter van de straat, het winkelniveau aldaar en van de wijk waarin de speelautomatenhal is gelegen of zal komen te liggen. In de beoordeling van de aanvragen wordt de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan betrokken. Het is ook mogelijk om een vergunning te weigeren, wanneer er sprake is van een op ontoelaatba­re wijze aantasten van het karakter van een (deel van) winkelstraat/-buurt/-centrum.

Tot slot kan nog worden vermeld dat het criterium openbare orde bewust niet wordt opgenomen bij de weigeringsgronden. De wet noemt dit criterium namelijk reeds in verband met de weigeringsgronden voor een aanwezigheidsvergunning van speelautomaten.

d: het is denkbaar, dat met gebruikmaking van planologische-juridische instrumenten op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, bepaalde gedeelten van de stad worden afgesloten voor speelautomatenhallen.

e: de KEMA certificering voor speelautomatenhallen is tot stand gekomen in samenwerking met het Ministerie van EZ, de Directie Criminaliteitspreventie van het Ministerie van Justitie, de VNG en de Jellinekkliniek. Door de KEMA certificering onderwerpt de exploitant zich aan een voortdurende onafhankelijke controle op de naleving van de regelgeving en een kwalitatief hoogwaardige dienstverlening.