Gemeente Delft september
2003
Samenvatting en conclusies
In
het collegeprogramma 2002-2006 worden de opgaven voor Delft op het gebied van
het wonen geschetst. Als belangrijk thema wordt de eenzijdige opbouw van de
woningvoorraad en de hiermee samenhangende verstopping aan de onderzijde van de
woningmarkt genoemd en de vraag in hoeverre allochtone huishoudens voldoende
kansen hebben zich in een wijk naar keuze te vestigen. Hierbij is een
gedifferentieerde opbouw van de woningvoorraad in wijken en buurten van belang.
Deze nota gaat nader in op het eerste thema. Om nader inzicht te krijgen in de
woonkansen van allochtone huishoudens in Delft vindt een apart onderzoek
plaats. De resultaten hiervan worden in een separate nota verwoord die dit
najaar verschijnt.
De
gemeente wenst, gezien de huidige marktontwikkelingen en de verwachtingen op
langere termijn op het vlak van de volkshuisvesting, te komen tot een toekomstvisie
sociale woningbouw. Daarin is aandacht voor voldoende kwalitatief en
kwantitatief aanbod om aan de toekomstige vraag naar sociale huurwoningen te
kunnen voldoen. Deze visie geeft tevens richting aan de vraag welke
woningdifferentiaties gehanteerd moeten worden voor nieuwbouwprojecten en
herstructureringsprojecten die nu en in de (nabije) toekomst ontwikkeld worden.
Deze toekomstvisie kijkt vooruit tot
2015, omdat ontwikkelingen tot die termijn overzienbaar zijn. Gedurende de
periode 2003-2015 zal de horizon steeds verlegd worden middels monitoring van
marktontwikkelingen.
Huidige stand van zaken
-
De
omvang van de sociale huurvoorraad in Delft is omvangrijk in vergelijking met
omliggende gemeenten, de regio, maar
ook landelijk. Ruim de helft van de woningvoorraad in Delft bestaat uit sociale
huurwoningen. Delft is daarmee koploper in de regio en heeft naar verhouding
ruimschoots meer sociale huurwoningen dan Den Haag en Zoetermeer. Ten opzichte
van de kleinere omliggende gemeenten is het verschil nog groter. De sociale
huurvoorraad in Delft kenmerkt zich daarnaast door een bovengemiddeld aandeel
woningen in de goedkoopste huurprijsklasse (meer dan 40% huur tot € 307). Op
regionaal niveau heeft amper eenderde van de sociale huurvoorraad een huur tot
€ 307,--.
-
In
omvang is de sociale woningvoorraad (53% voorraad) meer dan voldoende om de
doelgroep van beleid te huisvesten (47% huishoudens). Het surplus is 3.224
woningen. Niet alle doelgroephuishoudens maken daarnaast aanspraak op een
sociale huurwoning. Zo woont 11% in een koopwoning. Vaak betreft deze laatste
groep ouderen die een AOW genieten en in een hypotheekvrije woning wonen.
Daarnaast behoort eenvijfde deel van de koopvoorraad tot de goedkope sector
(tot 150.200 euro). Ook deze voorraad rekent de gemeente tot de sociale sector.
-
De
zowel absoluut als relatief grote omvang van de goedkope sociale huursector
leidt tot veel goedkope scheefheid. Circa 6.100 sociale huurwoningen bewoond
door huishoudens die niet tot de doelgroep behoren. Theoretisch kan de sociale
voorraad nu al met 6.100 woningen afnemen (0% scheefheid)
-
Het
beperkte aanbod aan koopwoningen in het midden- en duurdere segment in Delft
houdt de scheefheid in stand. De stijging van de koopprijzen afgelopen jaren,
in combinatie met het toch al beperkte woningaanbod in het midden- en hogere
prijssegment in Delft, leidt tot stagnatie van de doorstroming vanuit de
onderkant van de markt. Gevolg is dat er veel minder woningen in de sociale
voorraad vrijkomen, dan er gevraagd worden.
-
Voor
een sociale huurwoning in Delft moet je momenteel lang wachten. Binnen
Haaglanden is de gemiddelde wachttijd echter alleen in Den Haag substantieel
korter. In de kleinere omliggende gemeenten is de wachttijd zelfs nog veel
langer dan in Delft.
-
De
vraagdruk naar koopwoningen in de duurdere prijsklassen is veel groter dan de
vraagdruk naar goedkopere huurwoningen. Hoewel de lange wachttijd voor een
sociale huurwoning in Delft groot is, blijkt de vraag naar middeldure en dure
koopwoningen in Delft nog vele malen groter. Oplevering van VINEX-locaties met
woningen in het duurdere segment in omliggende gemeenten heeft voor Delft
afgelopen jaren dan ook tot een fors negatief migratiesaldo geleid, waarbij
vooral huishoudens in de middenleeftijdsklassen en gezinnen met kinderen
vertrokken.
Toekomstige ontwikkelingen
-
In
geen enkel scenario neemt de doelgroep in Delft komende jaren toe. Meest
waarschijnlijk is een afname van de doelgroep met zo’n 1.900 huishoudens
(gemengd scenario).
-
De
omvang van de huidige nieuwbouwplannen is voldoende om aan de bevolkingsgroei
en het huidige woningtekort te voldoen.
-
Het
huidig (bekend zijnde) aantal te slopen goedkope woningen wordt in
kwantitatieve zin in ruime mate gecompenseerd middels het aantal nieuw te
realiseren goedkope huurwoningen. Het
betreft hier echter wel verschillende doelgroepen. Zo wordt veel
studentenhuisvesting gerealiseerd.
-
Een
doelgroep die sterk toeneemt en waar in het nieuwbouwprogramma momenteel nog
onvoldoende aandacht naar uit gaat zijn de ouderen. Een extra capaciteit van de
voorraad met jaarlijks 150 zorgwoningen tot in totaal 1.800 zorgwoningen in
2015 is nodig om aan het huidige tekort en de toekomstige behoefte (incl.
extramuralisatie model STAGG) te voldoen. Deze woningen kunnen in nieuwbouw
maar ook middels aanpassingen in de bestaande voorraad worden
gerealiseerd.
-
Een
afname van 3.000 woningen in de sociale sector is een minimum variant voor een
evenwichtige woningvoorraad. In het geval dat de doelgroep in omvang gelijk
blijft, moet de scheefheid met de helft afnemen om de doelgroep hetzelfde te
huisvesten als nu. Bij een meer realistische afname van de doelgroep met 1.900
huishoudens hoeft de scheefheid slechts met 1.100 (eenvijfde) af te nemen. Bij
een scheefheid van 0% kan de sociale
woningvoorraad tot 2015 theoretisch met
8.000 woningen afnemen.
-
Het
accent van de bouwplannen ligt op de duurdere prijsklassen en de koopsector,
hetgeen direct inspeelt op de grote vraag naar dit segment in Delft en waarmee
de zo gewenste doorstroming – en hiermee gepaard gaande afname van de
scheefheid- op gang kan komen.
-
Bij
het beoordelen van nieuwbouw- en herstructureringsplannen moeten de
consequenties voor de omvang van de totale voorraad in de verschillende
prijssegmenten altijd in acht worden genomen. In hoofdstuk 5 zijn in dat kader
een aantal uitgangspunten benoemd ten aanzien van nieuwbouw en
herstructurering.
Uitgangspunten nieuwbouw en
herstructurering:
Nieuwbouw
in Delft moet een bijdrage leveren aan:
-
het toevoegen van
woonkwaliteit;
het merendeel van de woningvoorraad in Delft staat er al. De
uitbreidingsmogelijkheden zijn zeer beperkt. De voorraad neemt tot 2015 in het
meest optimistische nieuwbouwscenario (zie nieuwbouwplannen) met zo’n 16% toe. Bij nieuwbouw moeten die
gevraagde kwaliteiten toegevoegd worden die in de bestaande voorraad
onvoldoende aanwezig en/of realiseerbaar zijn. Vanuit de Delftse markt bezien
betekent dit een accent op grondgebonden woningen in de duurdere prijsklassen
in uitleggebieden en gestapelde woonvormen bij verdichting en in
herstructureringsgebieden waarbij meer aandacht nodig is voor vormen van
ouderenhuisvesting in combinatie met zorg. In algemene zin genieten locaties
nabij voorzieningen voor de dagelijkse boodschappen, openbaar vervoer,
(eerstelijns)zorgvoorzieningen, verpleeg- en verzorgingstehuizen voor
zorgleverantie en wijken en buurten waar reeds veel ouderen wonen de voorkeur.
-
realisatie ambitie Delft
Kennisstad;
het aantrekken van hoogwaardige kennisintensieve bedrijven leidt ook tot een
extra huisvestingsbehoefte van de veelal hoogopgeleide en financieel
draagkrachtige werknemers. Voldoende huisvesting voor werknemers is een
absolute randvoorwaarde voor bedrijven om zich in Delft te vestigen. Invulling
van deze wensen kan potentieel plaatsvinden in Harnaschpolder en Spoorzone.
-
een meer evenwichtige opbouw
van de woningvoorraad; hierbij is forse uitbreiding van koop in het middeldure en duurdere
prijssegment van wezenlijk belang. Hiermee wordt eindelijk tegemoet gekomen aan
de grote vraag in Delft naar (grondgebonden) koopwoningen in middeldure en dure
prijsklassen en kan tevens de jarenlange selectieve uitmigratie van huishoudens
met kinderen in de middenleeftijdsklassen een halt worden toegeroepen.
-
Nieuwbouwwoningen in de
sociale sector zijn in omvang nog slechts in beperkte mate nodig en dient
primair te voorzien in de Delftse behoefte. Iedere gemeente in Haaglanden heeft
een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het realiseren van sociale
woningen om te voorzien in de eigen behoefte. De te realiseren nieuwbouw dient
voor a)
realisatie van betaalbare woningen voor specifieke doelgroepen zoals ouderen
(aanpasbaar bouwen) en starters, b) ten
dele als vervanging van verouderde bestaande sociale huurwoningen en c) een
gedifferentieerde samenstelling van nieuwbouwwijken. Vanuit de markt bezien is
een aandeel van maximaal 15% sociaal wenselijk. Vanuit genoemde criteria als
ook ter compensatie van het lage aandeel sociaal in Spoorzone en VDD-terrein en
de herstructureringsopgave wordt voor Harnaschpolder ingezet op het streven 30%
sociaal te realiseren.
-
een goede doorstroming; de goedkope scheefheid in
Delft is behoorlijk groot (6.100 woningen). Veel huishoudens die dat niet nodig
hebben wonen dus in een gesubsidieerde woning. Mogelijk willen veel van deze huishoudens
graag een stap maken naar een andere, duurdere woning met meer kwaliteit. Het
realiseren van meer andere woningtypen in andere prijsklassen vergroot de
keuzevrijheid en de mogelijkheden van deze huishoudens. Wanneer scheefwoners
kunnen doorstromen naar een andere woning komt hun goedkope huurwoning
beschikbaar voor de doelgroep. Momenteel is echter nog onvoldoende bekend wie
de scheefwoners in Delft zijn (welke kenmerken hebben zij en zijn ze
verhuisgeneigd?). Op grond van deze ervaringen uit de praktijk is de
inschatting dat nieuwbouw van woningen
in de duurdere prijsklassen een bijdrage kan leveren aan de doorstroming in de
bestaande voorraad. In hoeverre goedkope scheefwoners echter geprikkeld kunnen
worden om ook door te stromen, is nader onderzoek nodig.
Herstructurering
moet een bijdrage leveren aan:
-
het beter laten aansluiten
van de bestaande woningvoorraad op de gevraagde woonkwaliteiten; concreet worden binnen
herstructureringsprojecten woningen aan de markt onttrokken die qua
prijs/kwaliteitsverhouding niet meer voldoen aan de huidige en toekomstige
marktvraag en die in aantallen in de woningvoorraad voorkomen die de vraag
sterk overtreffen. Woningen worden aangepast (algehele kwaliteitsverbetering),
verbeterd voor een bijzondere doelgroep bijv. ouderen (opplussen), uitgebreid
(woningsamenvoeging) of vervangen (sloop en nieuwbouw). Binnen
herstructureringsprojecten wordt vooral de kwaliteit van de goedkope voorraad
verbeterd.
-
een evenwichtig
gedifferentieerd woonaanbod in wijken en buurten; herstructurering vindt
vooral plaats in wijken met hoge concentraties sociale huurwoningen. Een deel
van deze woningen wordt ingrijpend verbeterd, een deel gesloopt en hergebouwd.
Voor verbetering van het algehele leefklimaat en een gedifferentieerde
wijkopbouw wordt een deel van de woningen vervangen door duurdere. Het te
realiseren aandeel sociaal moet per project worden bepaald. Herstructurering is
een dynamisch proces, waarin overleg en overeenstemming met bewoners, de mate
waarin zij willen terugkeren en het te realiseren woonmilieu leidraad zal zijn
voor het gewenste aandeel. De verhouding moet bijdragen aan: a) de mogelijkheid
tot herhuisvesting van bewoners die dat willen, b) realisatie van voldoende
kwalitatief goed en betaalbaar aanbod voor de doelgroep tegen een betaalbare
prijs en c) aan de gewenste gedoceerde krimp van goedkope huurwoningen van
onvoldoende kwaliteit vanuit de markt. Als gemiddeld totaalcijfer voor het
nieuwbouwprogramma voor de herstructurering en functieveranderingen in bestaand
gebied wordt gestreefd naar 40%
goedkoop, conform de regionale woonvisie Haaglanden. Per project kan dit
verschillen.
-
een meer evenwichtige
verdeling tussen huur en koopwoningen in relatie tot de vraag in Delft en in relatie
tot de regio als geheel. Theoretisch kan de woningvoorraad bij een scheefheid van 0% tot 2015
afnemen met 8.000 woningen.
Monitoring
-
In
dit rapport worden een aantal verwachtingen uitgesproken over de ontwikkeling
van de doelgroep, de woningvoorraad en doorstroming. De praktijk moet uitwijzen
hoe de woningmarkt zich komende jaren gaat ontwikkelen. Het opzetten van een
monitoringsysteem waarin marktontwikkelingen met een aantal kengetallen met
enige regelmaat gevolgd kunnen worden is noodzakelijk om tijdig op
veranderingen in te kunnen spelen (aanzet monitoring bijlage V).
Wij
stellen voor om:
-
in
te stemmen met de conclusies zoals verwoord in het hoofdstuk “samenvatting en
conclusies”
-
in
te stemmen met de uitgangspunten voor nieuwbouw en herstructurering, zoals
verwoord in hoofdstuk 5 van deze nota
In
het collegeprogramma 2002-2006 worden de opgaven voor Delft op het gebied van
het wonen geschetst. Als belangrijkste thema’s worden de eenzijdige opbouw van
de woningvoorraad en de hiermee samenhangende verstopping aan de onderzijde van
de woningmarkt genoemd en de vraag in hoeverre allochtone huishoudens voldoende
kansen hebben zich in een wijk naar keuze te vestigen. Hierbij is een
gedifferentieerde opbouw van de woningvoorraad in wijken en buurten van belang.
Deze nota gaat nader in op het eerste thema. Om nader inzicht te krijgen in de
woonkansen van allochtone huishoudens in Delft vindt een apart onderzoek
plaats. De resultaten hiervan worden in een separate nota verwoord die dit
najaar verschijnt.
In
het collegeprogramma wordt geconstateerd dat het woningaanbod in Delft
momenteel te eenzijdig is: er zijn relatief veel woningen die wat betreft prijs
en kwaliteit tot het lager en middensegment behoren. Door het gebrek aan
woonmogelijkheden voor een wooncarrière in het hogere segment is er weinig
doorstroming, zowel aan de bovenzijde als aan de onderzijde van de markt. De
sterk gestegen prijzen in de koopsector zorgen er eveneens voor dat de
doorstroming van een huurwoning naar een koopwoning stagneert. Het beschikbare
aanbod aan sociale huurwoningen neemt daarmee af. Dat komt omdat veel
Delftenaren in hun huidige woning blijven wonen, of voor de gewenste stap in
hun wooncarrière hun heil buiten Delft moeten zoeken. Daarmee raakt Delft in
sociaal economisch opzicht een belangrijke groep inwoners kwijt. Deze
ontwikkeling wordt door het college onwenselijk geacht. Tegelijkertijd zorgt
stagnatie van doorstroming aan de onderkant van de markt ervoor, dat het
actuele tekort aan sociale woningen in de betaalbare prijsklassen oploopt.
Hoewel de doelgroep van beleid (lage
inkomens) op de langere termijn, zelfs in
een economisch voorzichtig scenario, in omvang gelijk blijft, dan wel
licht afneemt, neemt de druk op de goedkope woningvoorraad op korte termijn dus
toe.
De
gemeente wenst, gezien de huidige marktontwikkelingen en de verwachtingen op
langere termijn op het vlak van de volkshuisvesting, te komen tot een toekomstvisie
sociale woningbouw. Daarin is aandacht voor voldoende kwalitatief en
kwantitatief aanbod om aan de toekomstige vraag naar sociale huurwoningen te
kunnen voldoen. Deze visie geeft tevens richting aan de vraag welke
woningdifferentiaties gehanteerd moeten worden voor nieuwbouwprojecten en
herstructureringsprojecten die nu en in de (nabije) toekomst ontwikkeld worden.
Denk hierbij aan het VDD-terrein, Harnaschpolder, Spoorzone.
Deze
toekomstvisie kijkt vooruit tot 2015,
omdat ontwikkelingen tot die termijn overzienbaar zijn. Gedurende de periode
2003-2015 zal de horizon steeds verlegd worden middels monitoring van
marktontwikkelingen.
2.1 visie en uitwerking
In
het collegeprogramma 2002-2006 geeft de gemeente aan dat de doelgroep van
beleid in Delft –nu en in de toekomst- in voldoende mate in Delft kan worden
gehuisvest.
Om
dit te kunnen bereiken moeten de volgende vragen worden beantwoord:
-
Hoeveel
sociale huurwoningen heeft de gemeente Delft nu en in de toekomst (horizon
2015) nodig om de doelgroep van beleid in voldoende mate te kunnen huisvesten?
-
Wat
is de huidige omvang van de goedkope woningvoorraad en wat zijn de kenmerken?
-
Wat
is de huidige omvang van de doelgroep van beleid en wie behoren ertoe?
-
Hoe
woont de doelgroep van beleid?
-
Wie
zijn de bewoners van de goedkope sociale huurvoorraad?
-
Hoe
gaat de sociale voorraad zich ontwikkelen tot 2015?
-
Hoe
gaat de doelgroep van beleid zich ontwikkelen tot 2015?
-
Welke
uitgangspunten worden gehanteerd bij het bepalen van de gewenste omvang van de
sociale voorraad, nieuwbouw en herstructurering?
Deze
vragen zijn zoveel mogelijk beantwoord op basis van literatuurstudie van
voorhanden zijnde beleidsstukken, nota’s (o.a. woonvisie Delft),
prestatie-afspraken met de woningcorporaties, het verzamelen en ordenen
statistische informatie uit onderzoeksrapporten (Rigo, evaluatie
woonruimteverdeling Haaglanden 2002) en dergelijke.
2.2 Definities
De
primaire doelgroep voor de sociale huurvoorraad wordt gevormd door huishoudens
die vanwege het inkomen onvoldoende in staat zijn om zelfstandig in hun
huisvesting te voorzien. De overheid stelt huursubsidie beschikbaar en de
woningcorporaties hebben een verantwoordelijkheid ten aanzien van het aanbieden
van voldoende goedkope huurwoningen. De inkomens- en huurgrenzen zijn gelijk
aan de grenzen van de huursubsidiewet.
Jaarlijks worden deze grenzen op 1 juli aan gepast. In bijlage I worden de
verschillende
grenzen ook weergegeven.
Alleenstaand
< 65 Meerpersoons
< 65 |
€
18.325 €
24.575 |
Alleenstaand
65+ Meerpersoons
65+ |
€
16.275 €
21.225 |
Maximale
huurgrens Kwaliteitskortingsgrens
(lft < 23, daarboven 75% hs) |
€
585,24 €
317,03 |
Aftoppingsgrenzen
(grens hs m.u.v 65+, alleenst. en gehand. (50% hs) en verhuisnorm) Eén-
en tweepersoonshuishoudens Drie-
en meerpersoonshuishoudens |
€
453,77 €
486,30 |
In
hoofdstuk 3 worden de huidige omvang en kenmerken van woningvoorraad en
doelgroep in Delft beschreven. In hoofdstuk 4 worden de toekomstige
ontwikkelingen van de doelgroep en de woningvoorraad weergegeven. In hoofdstuk
5 worden een aantal uitgangspunten geformuleerd ten aanzien van nieuwbouw en
herstructurering. Samenvatting en conclusies vindt u aan het begin van deze
nota.
3.1 Omvang en kenmerken
(sociale) woningvoorraad
Op
1 januari 2002 telde Delft 49.252 woonruimten, waarvan 42.600 zelfstandige
woningen, 4.982 wooneenheden en 1.670 woonruimten in bijzondere woongebouwen. Eenderde van de woningen is eengezinswoning.
Ruim de helft van woningvoorraad betreft sociale huurwoningen, eenderde is
koopwoning en 15% behoort tot de particuliere huursector. De omvang van de
sociale huurvoorraad in Delft is in vergelijking met andere steden en het
landelijk gemiddelde relatief groot. Delft behoort bij de top vier van
gemeenten met het grootste aandeel sociale huurwoningen. Alleen Rotterdam en
Amsterdam hebben een groter aandeel sociale huurwoningen. Vlaardingen heeft een
vergelijkbare opbouw naar sector als Delft.
|
Sociale huur |
Particuliere huur |
Koop |
Top 4
Rotterdam Amsterdam Delft Vlaardingen Andere referenties: Nijmegen Utrecht Tilburg Leiden Dordrecht Den
Haag Regio
Haaglanden Zuid-Holland Nederland
|
59% 56% 53% 53% 48% 42% 39% 39% 34% 36% 36% 40% 35% |
13% 26% 14% 14% 13% 13% 8% 16% 19% 26% 20% 14% 11% |
28% 19% 33% 33% 39% 45% 53% 45% 47% 38% 44% 45% 53% |
Bron:
ABF/Woningmarktmonitor 2003
De
specifieke samenstelling van de Delftse woningvoorraad kan deels verklaard
worden door het feit dat Delft een relatief kleine gemeente is met een grote
universiteit.
Figuur
1 laat de verdeling van de woningvoorraad per gemeente naar eigendomssector
zien in de regio Haaglanden. Ook nu valt het grote aandeel sociale huurwoningen
in Delft op (zie ook tabel bijlage IIa voor cijfers per gemeente).
Bijna
90% van de sociale huurvoorraad in Delft heeft een huur tot € 440 per maand (binnen de
aftoppingsgrenzen), waarvan de helft tot € 307,--(kwaliteitskortingsgrens).
Huurklasse |
Aantal |
In procent |
<=
€ 307,49 |
10.865 |
42,1% |
€
307,50- € 440,12 |
11.724 |
45,4% |
€
440,13- € 565,44 |
2.832 |
11% |
>=
€ 565,45 |
254 |
1% |
Onbekend |
149 |
0,6% |
Totaal |
25.824 |
100% |
Bron:
SVH Haaglanden, bewerking DSO/Beleid/Onderzoek
i.o.v. Haaglanden/SVH; januari 2003
In
vergelijking met andere gemeenten in de regio is het aandeel huurwoningen in de
laagste prijsklasse in Delft het hoogst. Hierbij moet opgemerkt worden dat het
aandeel onzelfstandige wooneenheden relatief groot is in Delft (3.786
eenheden=ruim 14% sociale woningvoorraad; bron voorraadgegevens SVH januari
2003). Dit betreft ook
studentenhuisvesting, waarbij meerdere studenten op 1 adres woonachtig kunnen
zijn. Zo huren circa 5.000 studenten woonruimte bij DUWO.
Bron:
SVH Haaglanden, bewerking DSO/Beleid/Onderzoek
i.o.v. Haaglanden/SVH; januari 2003
Slechts
eenderde van de totale woningvoorraad in Delft betreft eengezinswoningen. De
sociale huursector bestaat voornamelijk uit flatwoningen (meer dan 80%), sterk
vertegenwoordigd in na-oorlogse uitbreidingswijken als Voorhof en Buitenhof.
Bron
Woonvisie Delft; Rigo 2002
gk:
goedkoop < € 374,-- (2001-2002)
dr:
duur >= € 374,-- (2001-2002)
Koopwoningen
tot € 150.200 worden in Delft eveneens tot de sociale woningvoorraad gerekend.
In de koopsector behoort 20% van de voorraad tot de goedkope en ruim eenderde
tot de middeldure prijsklasse.
Prijsklasse |
In procent (van koop) |
20% 35% 45% |
|
Totaal |
100%
|
Bron:
WBO 2002
De
doelgroep wordt geschat op 22.600 huishoudens, ofwel 47% van alle huishoudens
(Woonvisie Delft 2000). Dit is een betrekkelijk groot aandeel wat voor een deel
veroorzaakt wordt door het grote aandeel van studenten (die nagenoeg allemaal
tot de doelgroep behoren). Uit onderzoek blijkt dat
zeker de helft van alle Delftse studenten onzelfstandige woonruimte bij DUWO of
een particuliere verhuurder huurt. Laten we deze groep buiten beschouwing en
kijken alleen naar de zelfstandig wonende huishoudens, dan behoort 42% van zelfstandig wonende
huishoudens tot de doelgroep.
In
de regio Haaglanden en landelijk wordt de doelgroep in 2000 geschat op
ongeveer
36%. Landelijk bestaat de doelgroep voor de helft uit alleenstaanden en telt
relatief veel ouderen (37% 65 jaar en ouder). In Delft bestaat ruim 40% van de
doelgroep uit 55+-huishoudens tot de doelgroep.
In
omvang is de sociale woningvoorraad (53% totale voorraad) voldoende om de
doelgroep van beleid te huisvesten (47% totaal aantal huishoudens). Het surplus
is ongeveer 3.224 woningen. Maar niet iedereen die tot de doelgroep behoort,
woont in een sociale huurwoning. Tegelijkertijd worden niet alle sociale
huurwoningen bewoond door mensen uit de doelgroep.
In
de Woonvisie van Delft (2002) is op basis van het WoningbehoefteOnderzoek uit
1998 een schatting gemaakt van de omvang en huisvestingssituatie van de
doelgroep anno 2001/2002. De sociale huurvoorraad is daarbij ingedeeld naar
goedkope huurwoningen en duurdere huurwoningen. De grens is gelegd bij € 374,--
(2001-2002). Deze grens stamt nog van vroeger tijden waarbij in Delft
onderscheid werd gemaakt naar betaalbare woningen voor de echte minima (de
zogenaamde kernvoorraad) en duurdere woningen.
Uit
de Woonvisie Delft blijkt dat één van de vijf doelgroephuishoudens onzelfstandig woont. Zij wonen in bij ouders
of kinderen of wonen in een wooneenheid. Per saldo woont de meerderheid van de
doelgroep in een goedkope sociale huurwoning (63%), 13% in een duurdere
huurwoning. Respectievelijk 12% en 11% woont in een particuliere huur- of
koopwoning. Vaak betreft deze laatste groep ouderen die een AOW genieten en in
een hypotheekvrije woning wonen. Daarnaast behoort een deel van de koopvoorraad
tot de goedkope sector.
Van
de niet-doelgroep woont ongeveer de
helft in een koopwoning. In totaliteit woont 39% van deze huishoudens in een
sociale huurwoning. Ruim een kwart
woont in een goedkope sociale huurwoning. Deze huishoudens wonen in
feite te goedkoop, gezien hun inkomen.
Figuur 4: Woonsituatie doelgroep en niet-doelgroep woningvoorraad (incl. onzelfst.) naar sector
en prijsklasse
Wat
betekent dit nu voor de bezetting van de woningvoorraad?
Figuur
5 laat zien dat 38% van de (goedkope) sociale huurwoningvoorraad bewoond wordt
door huishoudens die niet tot de doelgroep behoren. In beleidsmatige termen
wordt dit goedkope scheefheid genoemd. Deze huishoudens wonen, gezien het
inkomen in relatie tot de huurprijs, te goedkoop. Per saldo gaat het om 6.100
woningen. Geconcludeerd kan worden dat
veel huishoudens met een wat hoger inkomen in goedkope, veelal, etagewoningen
wonen. Uit het oogpunt van een verscheidenheid aan bewoners is dat een goede
zaak. Uit oogpunt van huisvestingsmogelijkheden voor de doelgroep, waarvoor in
de eerste plaats het aantal vrijkomende woningen van belang is, is er echter
theoretisch meer dan voldoende ruimte in sociale huurvoorraad aanwezig.
Bron: Woonvisie Delft
2002
De
totale omvang van de goedkope voorraad in relatie tot de omvang van de
doelgroep zegt op zich onvoldoende over de jaarlijkse beschikbaarheid. Deze
wordt bepaald door het jaarlijks vrijkomend aanbod aan woningen en het aantal
vragers op dat moment. Bij de analyse is het belang onderscheid te maken tussen
zelfstandige en onzelfstandige huisvesting
3.4.1 Onzelfstandige
woonruimte
Onzelfstandige
eenheden worden rechtstreeks door beherende instanties verhuurd, bijvoorbeeld
de studentenhuisvesting in beheer bij DUWO (circa 5.000 studenten) of
particuliere verhuurders (kamerbewoning). Dit segment vormt met recht een
aparte markt waarbij vraag en aanbod sterk afhangt van de ontwikkeling van
studentenaantallen voor TU en hogescholen, deels beleidsmatig, als gevolg van
fusie en samenwerking van Hogescholen, vestiging van HBO-instellingen in Delft,
het aanbieden van programma’s voor buitenlandse studenten en dergelijke.
Momenteel telt Delft zo’n 15.700 studenten waarvan zeker de helft uitwonend is
in Delft. Tot 2010 wordt een lichte groei van het aantal TU-studenten voorspeld
en een sterkere toename van het aantal HBO-studenten. DUWO komt de behoefte komende jaren tegemoet met de realisatie
van zo’n 1.200 studenteneenheden op het TU-terrein. Verder wordt verhuur van
studenteneenheden in toenemende mate gekoppeld aan studieduur: na afloop van de
studie worden studenten verzocht binnen een half jaar naar andere woonruimte te
verhuizen. Dit betekent wel dat
studenten moeten kunnen doorstromen naar een reguliere woning. Hierbij moet wel
opgemerkt worden dat de groep studenten die tot de doelgroep behoort, veelal
een tijdelijke is: na studie gaat men er meestal qua inkomen sterk op vooruit
en behoort men niet langer tot de doelgroep.
3.4.2. Zelfstandige
huisvesting
De
zelfstandige sociale huurvoorraad wordt via het regionale aanbodmodel
Haaglanden verhuurd, waarover regelmatig gerapporteerd wordt. Uit de jaarrapportage Haaglanden over 2002
blijkt dat in totaal 1.873 zelfstandige woningen in Delft leeggekomen en
opnieuw verhuurd zijn. 1.202 woningen zijn aan Delftenaren, 246 woningen aan Hagenaars en 261 woningen
aan kandidaten buiten Haaglanden verhuurd.
Herkomst kandidaten |
aantal |
In % |
Delft Den
Haag Leidschendam-Voorburg Pijnacker-Nootdorp Rijswijk Wassenaar Zoetermeer Westland Buiten
Haaglanden |
1.202 246 30 33 52 4 31 19 261 |
64% 13% 2% 2% 3% 0% 2% 1% 14% |
Totaal |
1878 |
100% |
Bron:
Jaarrapportage Haaglanden 2002
Ruim
tweederde van het vrijkomende aanbod is, conform afspraak, verhuurd aan de
doelgroep. In het woonruimteverdelingsysteem wordt de beschikbaarheid van
woningen voor bepaalde doelgroepen daarnaast uitgedrukt in een slaagkans. De
slaagkans wordt berekend door het aantal geslaagde kandidaten te delen door het
aantal woningzoekenden dat goede reacties heeft ingezonden op het verhuurde
aanbod in de gemeente. Wanneer aan 10 woningzoekenden een woning is toegewezen
en 100 kandidaten hebben gereageerd, bedraagt de slaagkans 10%.
Afgelopen
jaren is de slaagkans in Delft
afgenomen van 13% in 1999 naar 18% in 2000, 8% in 2001 en 7% in 2002. Een
stijging van het aantal reacties en een ongeveer gelijkblijvend aanbod vormt
hiervoor de oorzaak. Alleen in Zoetermeer (8%) en Den Haag (13%) is de
slaagkans anno 2002 hoger. In de overige gemeenten is de slaagkans met 3% erg
laag. Een slaagkans van 7% betekent in de praktijk dat woningzoekenden lang
moeten wachten op een woning.
Starters
en doorstromers hebben anno 2002 in Delft dezelfde slaagkansen. Dit is ten dele
beleidsmatig geregeld door starters meer kansen te geven. Naar inkomen bezien
hebben de laagste inkomens iets meer kans op een woning dan hogere inkomens. De
minima behoren tot de doelgroep maar de gehanteerde inkomensgrens ligt nog
lager dan de inkomensgrens voor de doelgroep (ongeveer bijstandsniveau + 10%).
Doelgroep |
Slaagkans |
Minima Doelgroep Niet-doelgroep |
8% 7% 6% |
Bron:
Jaarrapportage Haaglanden 2002
Hoe verhoudt de vraagdruk op de goedkope
woningvoorraad zich nu tot de vraagdruk in de hogere prijsklassen? In de Woonvisie Delft is de verhouding tussen
het aantal gevraagde en vrijkomende woningen uitgedrukt in een vraagdruk. Duidelijk
wordt dat de vraagdruk in de koopsector veel groter is dan in de huursector.
Binnen de koopsector worden veel meer woningen gevraagd dan aangeboden. In de
duurste prijsklasse worden bijna vijf keer zoveel woningen gevraagd als
aangeboden. In de huursector worden weliswaar veel woningen gevraagd, maar
worden er potentieel ook veel aangeboden
(potentieel omdat dit plaatje alleen in de werkelijkheid zichtbaar
wordt, indien mensen hun verhuiswensen ook daadwerkelijk kunnen waarmaken. Op
dit moment kunnen mensen in Delft hun woonwensen onvoldoende realiseren met als
gevolg dat de doorstroming uit de huursector onvoldoende op gang komt).
Bron: Woonvisie Delft Rigo 2000
Een vreemde uitkomst is dit niet, gezien de beperkte
omvang van de koopsector in Delft, de grote omvang van de huurvoorraad en
daarbinnen het grote aandeel scheefwoners. Veel mensen willen graag iets
anders, maar er is onvoldoende aanbod voor het realiseren van een wooncarrière.
Dat de grote druk op de duurdere segmenten in de woningmarkt een veel minder
gehoorde is, komt door het (logischerwijze) ontbreken van een verdelingssysteem
waar mensen zich kunnen melden voor een woning. De vraag van deze groep wordt
derhalve niet centraal geregistreerd. Tegelijkertijd bestaat deze groep uit
vele wensverhuizers: men woont immers
al in een woning, maar men wil graag iets anders. Er is in die zin geen sprake
van acute woningnood.
Een indirect gevolg van het tekort aan aanbod in het
dure segment is selectieve migratie. Waar vooral studenten zich massaal
vestigen in de stad, wordt de stad met name verlaten door huishoudens tussen de
25 en de 45 jaar. Afgelopen vijf jaar vertrokken er in deze leeftijdsgroep
jaarlijks gemiddeld zo’n 880 personen meer, dan er zich vestigden. Vooral
huishoudens met kleine kinderen vertrekken vaker dan dat zij zich vestigen
(bron:Jaarboek Bestuursinformatie gemeente Delft 2002).
Bron: Jaarboek Bestuursinformatie, gemeente Delft
2002
Afgelopen jaren kende Delft een structureel negatief
migratiesaldo met de regio Haaglanden. Meer mensen vertrokken naar
Leidschendam, Nootdorp, Pijnacker, Rijswijk en Schipluiden dan zich vanuit deze
gemeenten in Delft vestigden. Een belangrijke verklaring voor het negatief
saldo betreft de realisatie van grote woningaantallen in desbetreffende
gemeenten op VINEX-locaties. Vooral Pijnacker valt op door het grote vertrek.
De nieuwe wijk Ypenburg die tot de gemeentelijke herindeling dit jaar, deels op
Pijnackers, Nootdorps en Rijswijks grondgebied viel, vormt hiervoor een
belangrijke verklaring.
Haaglanden |
1997 |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
De Lier Den Haag ’s-Gravenzande Leidschendam Maasland Monster Naaldwijk Nootdorp Pijnacker Rijswijk Schipluiden Voorburg Wassenaar Wateringen Zoetermeer |
-9 -22 3 4 - 7 25 -51 -79 -48 -239 12 9 31 -6 |
28 10 5 -9 9 -4 4 -85 -821 -114 -192 22 18 7 -25 |
31 236 10 -17 -4 -2 30 -31 -344 -109 -94 7 6 2 -5 |
13 247 5 -36 10 1 16 -153 -465 -112 -161 29 11 2 56 |
11 115 5 -97 6 -4 -8 -61 -330 -174 -27 9 5 3 -17 |
Totaal Haaglanden |
-363 |
-1.147 |
-284 |
-537 |
-564 |
Bron:Jaarboek bestuursinformatie gemeente Delft 2002
Tegelijkertijd vestigen zich voor het overgrote deel
Delftenaren in de schaarse nieuwbouwprojecten die afgelopen decennia in Delft
zelf gerealiseerd zijn zoals bijvoorbeeld in Ecodus, Hoornse Hof.
De selectieve migratie verscherpt de bijzondere
bevolkingsopbouw die Delft toch al kenmerkt als studentenstad met veel
jongeren, veel één- en tweepersoonshuishoudens en weinig gezinnen. Driekwart
van de huishoudens wordt gevormd door één- en tweepersoonshuishoudens.
Figuur 8:
Huishoudens in Delft naar leeftijd en samenstelling 2002
Bron: Primos
2002
In vergelijking met veel omliggende gemeenten is
Delft nog weinig vergrijsd.
3.7
Samenvatting en conclusies
-
De
omvang van de sociale huurvoorraad in Delft is omvangrijk in vergelijking met
omliggende gemeenten, de regio, maar
ook landelijk. Ruim de helft van de woningvoorraad in Delft bestaat uit sociale
huurwoningen. Delft is daarmee koploper in de regio en heeft naar verhouding
ruimschoots meer sociale huurwoningen dan Den Haag en Zoetermeer. Ten opzichte
van de kleinere omliggende gemeenten is het verschil nog groter. De sociale
huurvoorraad in Delft kenmerkt zich daarnaast door een bovengemiddeld aandeel
woningen in de goedkoopste huurprijsklasse (meer dan 40% huur tot € 307). Op
regionaal niveau heeft amper eenderde van de sociale huurvoorraad een huur tot
€ 307,--.
-
In
omvang is de sociale huurwoningvoorraad (53% voorraad) meer dan voldoende om de
doelgroep van beleid te huisvesten (47% huishoudens). Het surplus is 3.224
woningen. Niet alle doelgroephuishoudens maken daarnaast aanspraak op een
sociale huurwoning. Zo woont 11% in een koopwoning. Vaak betreft deze laatste
groep ouderen die een AOW genieten en in een hypotheekvrije woning wonen.
Daarnaast behoort eenvijfde deel van de koopvoorraad tot de goedkope sector tot
150.200 euro. Ook deze voorraad rekent de gemeente tot de sociale sector.
-
De
zowel absoluut als relatief grote omvang van de goedkope sociale huursector
leidt tot veel goedkope scheefheid. Circa 6.100 sociale huurwoningen bewoond
door huishoudens die niet tot de doelgroep behoren. Theoretisch kan de sociale
voorraad nu al met 6.100 woningen afnemen (0% scheefheid)
-
Het
beperkte aanbod aan koopwoningen in het midden- en duurdere segment in Delft
houdt de scheefheid in stand. De stijging van de koopprijzen afgelopen jaren,
in combinatie met het toch al beperkte woningaanbod in het midden- en hogere
prijssegment in Delft, leidt tot stagnatie van de doorstroming vanuit de
onderkant van de markt. Gevolg is dat er veel minder woningen in de sociale
voorraad vrijkomen, dan er gevraagd worden.
-
Voor
een sociale huurwoning in Delft moet je momenteel lang wachten. Binnen
Haaglanden is de gemiddelde wachttijd echter alleen in Den Haag substantieel
korter. In de kleinere omliggende gemeenten is de wachttijd zelfs nog veel
langer dan in Delft.
-
De
vraagdruk naar koopwoningen in de duurdere prijsklassen is veel groter dan de
vraagdruk naar goedkopere huurwoningen. Hoewel de lange wachttijd voor een
sociale huurwoning in Delft groot is, blijkt de vraag naar middeldure en dure koopwoningen
in Delft nog vele malen groter. Oplevering van VINEX-locaties met woningen in
het duurdere segment in omliggende gemeenten heeft voor Delft afgelopen jaren
dan ook tot een fors negatief migratiesaldo geleid, waarbij vooral huishoudens
in de middenleeftijdsklassen en gezinnen met kinderen vertrokken.
Gezien de huidige stand van zaken kan de sociale
woningvoorraad in omvang ruimschoots afnemen. Maar hoe gaat de doelgroep zich
echter komende jaren ontwikkelen en
lopen nieuwbouw- en herstructureringsplannen
in de pas met de ontwikkelingen op de woningmarkt? Volgend hoofdstuk gaat hier
nader op in.
4. Toekomstige ontwikkeling
doelgroep en woningvoorraad
4.1 Ontwikkeling doelgroep
In
het kader van de Woonvisie Delft heeft Rigo Advies een drietal
toekomstscenario’s berekend met betrekking tot de ontwikkeling van de doelgroep
van beleid tot 2015:
-
een
gematigd scenario (slecht weer)
waarin de koopkracht van alle huishoudens reëel met 0,5% per jaar groeit;
-
een
gemengd trendscenario waarin actieve
huishoudens (werkenden) er jaarlijks 1,5% in besteedbaar inkomen op vooruit
gaan en niet-actieve (studenten, werklozen, gepensioneerden) 0,5%. Voor Delft
is een dergelijk verschil tussen studenten en werkenden een realistische
veronderstelling.
-
een
optimistisch groeiscenario (mooi
weer) waarin alle huishoudens er
jaarlijks 1,5% op vooruit gaan.
Bron:Woonvisie
Delft 2000
De
eerste twee staven: 2000 basis geven de huidige situatie weer (huidige omvang
doelgroep 22.600=47%). Bij een gematigde koopkrachtontwikkeling blijft de
omvang van de doelgroep in absolute zin ongeveer gelijk (22.500 huishoudens),
maar neemt in relatieve omvang af (43%).
Bij betere economische omstandigheden neemt de doelgroep ook in absolute
zin af. Bij het gemengde scenario daalt de doelgroep tot 20.700 huishoudens
(37%) en bij het optimistische scenario neemt de doelgroep af tot 17.200
huishoudens (33%). De werkelijke ontwikkeling van de doelgroep ligt naar
verwachting ergens tussen het gematigde en optimistische scenario in. In de
Woonvisie is derhalve verder gewerkt met het gemengde scenario.
De
eerste resultaten van het nieuwe WBO2002 wijzen er op dat de doelgroep reeds nu
al in omvang is afgenomen.
Voor
de regio Haaglanden, waar 36% van de huishoudens in 2000 tot de doelgroep
behoort, is een iets ander scenario gehanteerd voor het berekenen van de
ontwikkeling van de doelgroep (bron: Woonvisie Haaglanden, Ontwerpversie mei
2003). Uitgegaan is van een jaarlijkse inkomensgroei van 1,2% van mensen met
een baan en 0,8% van mensen zonder betaald werk. In de regio wordt een afname
van het aandeel doelgroephuishoudens voorspeld van 36% in 2000 naar 29% in
2015. In aantallen: de omvang van de doelgroep bij dit scenario neemt af van ca
152.000 huishoudens in 2000 naar 134.000 in 2015 (In totaliteit neemt het
aantal huishoudens in dezelfde periode met tenminste 40.000 toe. In Haaglanden
staan momenteel ongeveer 425.000 woningen).
Ter
vergelijking: In de nota Mensen Wensen Wonen van VROM 2000 werd door het
Centraal Planbureau en VROM in een drietal scenario’s verdeeldheid, coördinatie
en competitie gerekend met een inkomensgroei van huishoudens van resp. 0,8%,
1,6% en 1,8% in de periode 1999- 2010, waarbij uit werd gegaan van een
koppeling tussen lonen en uitkeringen met uitzondering van scenario competitie
waar de uitkeringen met 0,75% achterblijven (m.u.v. AOW). De aandachtsgroep neemt volgens VROM/ABF
tussen 2000 en 2015 in alle scenario’s af van 38% tot 30% (verdeeldheid) tot minder dan 20% (competitie). De in de
Woonvisie gehanteerde scenario’s kunnen derhalve als voorzichtig beschouwd
worden.
Conclusie
is dat in geen van de hier geschetste scenario’s de doelgroep in Delft komende
jaren toeneemt. Meest waarschijnlijk is een afname van de doelgroep met zo’n
1.900 huishoudens (gemengd scenario). Desalniettemin blijft de omvang van de
doelgroep in Delft, zelfs in het meest optimistische scenario, in verhouding
groter dan in Haaglanden als geheel.
Verwachting
is dat de samenstelling van de doelgroep eenzijdiger wordt. Met het oog op de
vergrijzing zal het aandeel ouderen en alleenstaanden in de doelgroep komende jaren verder toenemen alsook het
aantal mensen met een uitkering. Dit betekent in de praktijk dat de hele
woningvoorraad in Delft en in het bijzonder de sociale voorraad in toenemende
mate voldoende toegankelijk moet zijn voor ouderen zodat zij zo lang mogelijk
zelfstandig kunnen blijven wonen. Dit betekent eveneens dat ook de behoefte aan
zorg op maat aan huis toeneemt. Het totaal aantal benodigde toegankelijke
woningen is geschat op 2.950 (opplussen
SEV). Het aantal woningen waar daarnaast 24-uurszorg of zorg op afroep wordt
geboden (gaat niet om thuiszorg dat in iedere woning geboden kan worden) wordt
geschat op een tekort van vandaag van 400 zorgwoningen tot 1.800 woningen in
2015 (STAGG scenario incl. Extramuralisering); bron rapport Woonzorgcombinaties
in Delft; Quintis mei 2003). Dit aantal woningen is exclusief de reguliere
opgave voor het opplussen van woningen.
4.2 Toekomstige ontwikkeling
woningvoorraad
Afgelopen
13 jaar nam de woningvoorraad in Delft jaarlijks gemiddeld netto met zo’n 346
woningen toe (6.300 nieuwbouw en 1.800 sloop). Ruim eenderde betrof sociale
huurwoningen, bijna eenvijfde sociale koop en iets minder dan de helft vrije
sector, met name koop (zie ook bijlage IIIa).
Ook
komende jaren is de woningvoorraad in Delft volop in verandering. Naast
nieuwbouw, vindt ook herstructurering van de bestaande voorraad plaats. Hierbij
kan het gaan om een combinatie van activiteiten zoals sloop, aanpassing van
woningen of bijvoorbeeld verkoop. Nieuwbouw en herstructurering beïnvloeden de
omvang, de kwaliteit en de samenstelling van de voorraad naar bijvoorbeeld
prijs, eigendomsverhouding en doelgroep. De plannen die tot 2015 op stapel
staan worden weergegeven in de volgende tabel (uitgebreid bijlage IIIb).
Hierbij moet opgemerkt worden dat de status van de plannen verschilt. Er zijn
zogenaamde ‘harde’ plannen en ‘zachte’ plannen. Plannen waarvoor nog geen
projectontwikkelaar bekend is, worden
bestempeld al zachte plannen. Naarmate verder in de toekomst gekeken
wordt, zijn plannen vaker zacht.
Woningtype |
|
Aantal |
In %
|
|
Eengezinswoning |
|
758 |
10,4% |
|
meergezinswoning |
|
4155 |
57,2% |
|
Onbekend |
|
|
2355 |
32,4% |
Totaal |
|
|
7268 |
100,0% |
goedkope
huur |
1442 |
19,8% |
||
dure
huur |
|
|
97 |
1,3% |
Koop |
|
3869 |
53,2% |
|
Onbekend |
|
|
1860 |
25,6% |
Totaal |
|
|
7268 |
100,0% |
hard
plan |
|
|
3141 |
43,2% |
zacht
plan |
|
|
4127 |
56,8% |
Totaal |
|
|
7268 |
100,0% |
Periode |
Nieuwbouw |
Sloop* |
Netto toename |
2003-2005 |
1487 |
347 |
1140 |
2006-2010 |
5041 |
389 |
4652 |
2011-2015 |
740 |
132 |
608 |
Totaal |
7268 |
868 |
6400 |
*:
voor zover bekend
Bron:
gemeente Delft 2003
Delft
kent veel kleine (Verdichting en herstructurering) en slechts enkele grote
(nieuwbouw)projecten. Delft heeft één uitleglocatie: Harnaschpolder. In
Harnaschpolder worden zo’n 1.100 woningen gerealiseerd. Qua omvang betreft het
hier echter een geheel andere schaalgrootte dan VINEX-locaties in de regio
waarbij het om duizenden woningen gaat per locatie. Andere grote locaties
(herinrichting en herbestemming) zijn het Spoorproject (1.575) en TU-Noord
(1.250 studentenhuisvesting).
Alle
‘harde’ en ‘zachte’ plannen bij elkaar bezien levert naar inschatting een
nieuwbouwprogramma van zo’n 7.270 woningen en wooneenheden. Een niet gering
deel betreft studentenhuisvesting (circa 1.250 stuks) Verder moet opgemerkt
worden dat de plannen met de grootste woningaantallen nog zacht zijn en vooral
na 2006 gepland staan. Over de totale toename van de voorraad kunnen ook nog
geen harde conclusies getrokken worden. Bij enkele projecten is aangegeven dat
sloop zal plaatsvinden, maar zijn nog geen aantallen vermeld. Het aantal te
slopen woningen ( ca 870) zal in de praktijk daarom hoger liggen dan in de
tabel tot uitdrukking komt.
In
de Woonvisie Delft is een gewenste toename van de woningvoorraad becijferd van
minimaal 5.000 woningen, waarvan 4.500 woningen voor de huishoudengroei en 500
woningen voor het inlopen van het actuele woningtekort. Gezien de hier
geschetste plannen, lijkt de haalbaarheid van dit aantal realistisch. Het
programma biedt in aantallen nog ruimte voor uitloop en meer sloop.
In
Delft wordt vooral woningbouw gerealiseerd middels herstructurering en
verdichting. Gevolg is dat het accent in de nieuwbouw heel duidelijk op
meergezinswoningen ligt. Slechts 10% van alle geplande woningen betreft
eengezinswoning, bijna 60% is meergezinswoning. Opgemerkt moet worden dat voor
eenderde van het nieuwbouwprogramma de verdeling naar woningtypen nog niet
vaststaat, of bekend is. De te slopen
woningen betreffen vooral meergezinswoningen.
Vanuit
de woningmarkt bezien, waar een grote vraagdruk naar grondgebonden koopwoningen
bestaat, ligt het accent in de nieuwbouw te veel op meergezinswoningen.
Voor
een kwart van het nieuwbouwprogramma is nog geen prijs en sector bekend.
Eenvijfde deel van het bouwprogramma is huurwoning, ruim de helft is
koopwoning. In de huursector betreft het vooral goedkope huurwoningen (1.440
woningen). In de koopsector ligt het accent op de dure koop. De te slopen
woningen betreffen voornamelijk sociale huurwoningen in de goedkope prijsklasse
(868 woningen). Deze woningen worden in de nieuwbouw weliswaar in aantal
gecompenseerd (1.440) maar zijn bedoeld voor een andere doelgroep, nl. vooral
studenten. De precieze toe dan wel afname van de totale goedkope voorraad is
momenteel moeilijk in te schatten omdat de omvang en gevolgen van
herstructureringsprojecten nog onvoldoende inzichtelijk zijn. Naast sloop wordt
een deel van de goedkope voorraad in meer of minder ingrijpende mate aangepast
en verbeterd en hoeveel van deze woningen vallen buiten de maximale huurgrens
na herstructurering? De corporaties hebben zelf op basis van het
WoningBehoefteOnderzoek 1998 (WBO) een gewenste afname van minimaal 3.000
sociale huurwoningen becijferd (woonvisie Delft 2002). Daarnaast behoren
mogelijk 5.000 woningen na ingrijpende verbetering niet langer tot de
betaalbare voorraad.
Bij
een afname van 3.000 sociale huurwoningen en een gelijkblijvende omvang van de
doelgroep (zie §4.1 matig scenario) moet de scheefheid met de helft afnemen om
de doelgroep hetzelfde te huisvesten als nu het geval is. Bij het meer
realistisch gemengd scenario, waarbij de doelgroep met 1.900 afneemt, hoeft de
scheefheid maar met eenvijfde af te nemen voor hetzelfde resultaat. Bij een
scheefheid van 0%, kan de sociale huurvoorraad tot 2015 theoretisch met 8.000
woningen afnemen.
Van
de nu reeds bekende plannen wordt ruim 70% van de nieuwbouwwoningen in de
koopsector gerealiseerd, zo’n 28% betreft sociale huurwoningen (categorie
onbekend buiten beschouwing gelaten). Hierbij moet wel opgemerkt worden dat
niet alle plannen hard, en dus definitief zijn. Vertalen we desondanks deze
verhouding door voor het totale nieuwbouwprogramma inclusief bekend zijnde
sloop dan neemt het totale aandeel huurwoningen in de Delftse voorraad tussen nu en 2015 af van 67% naar 62%. Deze
relatieve afname wordt deels ook veroorzaakt door het sloopprogramma. Het
aandeel koopwoningen in de totale voorraad neemt in dezelfde periode toe van
33% naar 38%. Deze ontwikkeling loopt mooi in de pas met de grote vraag naar
koopwoningen en de gewenste verhouding huur/koop van 60/40 zoals die in de
Woonvisie van Delft wordt gepresenteerd.
Studentenhuisvesting buiten beschouwing gelaten en
ingrijpende woningverbetering meetellend als nieuwbouw laat een vergelijkbare
verhouding nieuw te realiseren woningen zien van circa 28% sociaal en 72%
markt.
4.2.5 Naar doelgroep
Een
belangrijk deel van de geplande nieuwbouw in de sociale voorraad heeft als
doelgroep studenten. Met het oog op de
vergrijzing en de huidige samenstelling van de doelgroep is het van belang dat
ook voldoende betaalbare huisvesting voor ouderen gerealiseerd wordt. Naast
opplussen is hiervoor ook aandacht in de nieuwbouw nodig. Van de nu bekend
zijnde plannen worden op korte termijn
zo’n 160 ouderenwoningen gerealiseerd, waarvan ruim 40 in de sociale
sector. Dit aantal is onvoldoende om in de behoefte te voorzien.
4.3 Monitoring
De
woningmarkt is dynamisch. De praktijk moet uitwijzen in welke mate de doelgroep
zich komende jaren ontwikkeld en hoe daarop ingespeeld kan worden in het
woningbouw- en herstructureringsprogramma. Om goed en tijdig in te kunnen
spelen op veranderingen in de markt is het van belang deze jaarlijks te volgen.
Mede naar aanleiding van deze nota zal een voorstel worden gedaan voor
monitoring van een aantal kengetallen (aanzet monitoring bijlage V)
-
In
geen enkel scenario neemt de doelgroep in Delft komende jaren toe. Meest
waarschijnlijk is een afname van de doelgroep met zo’n 1.900 huishoudens (gemengd
scenario).
-
De
omvang van de huidige nieuwbouwplannen is ruim voldoende om aan de
bevolkingsgroei en het huidige woningtekort te voldoen.
-
Het
huidig (bekend zijnde) aantal te slopen goedkope woningen wordt in
kwantitatieve zin in ruime mate gecompenseerd middels het aantal nieuw te
realiseren goedkope huurwoningen. Het
betreft hier echter wel verschillende doelgroepen. Zo wordt veel
studentenhuisvesting gerealiseerd.
-
Een
doelgroep die sterk toeneemt en waar in het nieuwbouwprogramma momenteel nog onvoldoende
aandacht naar uit gaat zijn de ouderen. Een extra capaciteit van jaarlijks 150
zorgwoningen tot 1.800 zorgwoningen in 2015 is nodig om aan het huidige tekort
en de toekomstige behoefte (incl. extramuralisatie model STAGG) te voldoen.
Deze woningen zullen ten dele in de nieuwbouw moeten worden gerealiseerd.
-
Een
afname van 3.000 woningen in de sociale sector is een minimum variant voor een
evenwichtige woningvoorraad. In het geval dat de doelgroep in omvang gelijk
blijft, moet de scheefheid met de helft afnemen om de doelgroep hetzelfde te
huisvesten als nu. Bij een meer realistische afname van de doelgroep met 1.900
huishoudens hoeft de scheefheid slechts met 1.100 (eenvijfde) af te nemen. Bij
een scheefheid van 0% kan de sociale
woningvoorraad tot 2015 theoretisch met
8.000 woningen afnemen.
-
Het
accent van de bouwplannen ligt op de duurdere prijsklassen en de koopsector,
hetgeen direct inspeelt op de grote vraag naar dit segment in Delft en waarmee
de zo gewenste doorstroming – en hiermee gepaard gaande afname van de
scheefheid- op gang kan komen.
-
In
dit hoofdstuk worden een aantal verwachtingen uitgesproken over de ontwikkeling
van de doelgroep, de woningvoorraad en doorstroming. De praktijk moet uitwijzen
hoe de woningmarkt zich komende jaren gaat ontwikkelen. Het opzetten van een
monitoringsysteem waarin marktontwikkelingen met een aantal kengetallen met
enige regelmaat gevolgd kunnen worden is noodzakelijk om tijdig op
veranderingen in te kunnen spelen.
Bij
het beoordelen van nieuwbouw- en herstructureringsplannen moeten de
consequenties voor de omvang van de totale voorraad in de verschillende
prijssegmenten altijd in acht worden genomen. In het volgende hoofdstuk worden
in dat kader een aantal uitgangspunten benoemd ten aanzien van nieuwbouw en
herstructurering.
In
voorgaande hoofdstukken is duidelijk geworden dat er per saldo te veel sociale
huurwoningen in de Delftse woningvoorraad aanwezig zijn. Het beperkte aanbod
aan woningen in de duurdere (koop)segmenten
in Delft, heeft afgelopen jaren
geleid tot selectieve migratie van gezinnen en verstopping van de onderkant van
de markt. Gevolg is veel goedkope scheefheid waardoor te weinig sociale
huurwoningen vrijkomen voor de doelgroep waarvoor deze woningen bedoeld zijn.
De sterk gestegen koopprijzen afgelopen jaren hebben het probleem nog eens
vergroot. Voor het structureel oplossen van dit probleem moet de woningmarkt
weer vlot getrokken worden. Concreet betekent dat gewerkt moet worden aan een
meer evenwichtige samenstelling van de woningvoorraad waardoor de doorstroming
weer op gang kan komen. Tegelijkertijd moet voor de korte termijn een oplossing
gevonden worden om de kloof tussen huren en kopen te verkleinen. Voor dit
laatste zijn landelijk verschillende instrumenten en constructies ontwikkeld.
Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan MGE, Koophuur en Huurvast (bijlage IV).
Voor
een meer evenwichtige samenstelling van de woningvoorraad zijn nieuwbouw en
herstructurering de belangrijkste instrumenten. De uitgangspunten die hierbij
leidraad vormen komen navolgend aan de orde.
Nieuwbouw
in Delft moet een bijdrage leveren aan:
-
het toevoegen van
woonkwaliteit;
het merendeel van de woningvoorraad in Delft staat er al. De
uitbreidingsmogelijkheden zijn zeer beperkt. De voorraad neemt tot 2015 in het
meest optimistische nieuwbouwscenario (zie nieuwbouwplannen) met zo’n 16% toe. Bij nieuwbouw moeten die
gevraagde kwaliteiten toegevoegd worden die in de bestaande voorraad
onvoldoende aanwezig en/of realiseerbaar zijn. Vanuit de Delftse markt bezien
betekent dit een accent op grondgebonden woningen in de duurdere prijsklassen
in uitleggebieden en gestapelde woonvormen bij verdichting en in
herstructureringsgebieden waarbij meer aandacht nodig is voor vormen van
ouderenhuisvesting in combinatie met zorg. In algemene zin genieten locaties
nabij voorzieningen voor de dagelijkse boodschappen, openbaar vervoer,
(eerstelijns)zorgvoorzieningen, verpleeg- en verzorgingstehuizen voor
zorgleverantie en wijken en buurten waar reeds veel ouderen wonen de voorkeur.
-
realisatie ambitie Delft
Kennisstad;
het aantrekken van hoogwaardige kennisintensieve bedrijven leidt ook tot een
extra huisvestingsbehoefte van de veelal hoogopgeleide en financieel
draagkrachtige werknemers. Voldoende huisvesting voor werknemers is een
absolute randvoorwaarde voor bedrijven om zich in Delft te vestigen. Invulling
van deze wensen kan potentieel plaatsvinden in Harnaschpolder en Spoorzone.
-
een meer evenwichtige opbouw
van de woningvoorraad; hierbij is forse uitbreiding van koop in het middeldure en duurdere
prijssegment van wezenlijk belang. Hiermee wordt eindelijk tegemoet gekomen aan
de grote vraag in Delft naar (grondgebonden) koopwoningen in middeldure en dure
prijsklassen en kan tevens de jarenlange selectieve uitmigratie van huishoudens
met kinderen in de middenleeftijdsklassen een halt worden toegeroepen.
-
Nieuwbouwwoningen in de
sociale sector zijn in omvang nog slechts in beperkte mate nodig en dient
primair te voorzien in de Delftse behoefte. Iedere gemeente in Haaglanden heeft
een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het realiseren van sociale
woningen om te voorzien in de eigen behoefte. De te realiseren nieuwbouw dient
voor a)
realisatie van betaalbare woningen voor specifieke doelgroepen zoals ouderen
(aanpasbaar bouwen) en starters, b) ten
dele als vervanging van verouderde bestaande sociale huurwoningen en c) een
gedifferentieerde samenstelling van nieuwbouwwijken. Dit laatste argument is
echter vooral van belang bij grootschalige nieuwbouwprojecten. De geplande
nieuwbouwprojecten in Delft kennen echter een geheel andere schaalgrootte
(Harnaschpolder 1.100 woningen) dan de uitbreidingswijken en grote
wooncomplexen van weleer (wijk Tanthof 8.000 woningen, Poptahof wooncomplex met
zo’n 1.000 woningen). Realisatie van grootschalige eenzijdig opgebouwde wijken
met weinig differentiatie ligt niet voor de hand. Het gewenste aandeel te
realiseren nieuwbouwwoningen in de sociale sector moet per project op genoemde
drie criteria worden afgewogen. Vanuit de markt bezien is een aandeel van
maximaal 15% sociaal wenselijk. Vanuit genoemde criteria als ook ter
compensatie van het lage aandeel sociaal in Spoorzone en VDD-terrein en de
herstructureringsopgave wordt voor Harnaschpolder ingezet op het streven 30%
sociaal te realiseren.
-
een goede doorstroming; de goedkope scheefheid in
Delft is behoorlijk groot (6.100 woningen). Veel huishoudens die dat niet nodig
hebben wonen dus in een gesubsidieerde woning. Mogelijk willen veel van deze
huishoudens graag een stap maken naar een andere, duurdere woning met meer
kwaliteit. Het realiseren van meer andere woningtypen in andere prijsklassen
vergroot de keuzevrijheid en de mogelijkheden van deze huishoudens. Wanneer
scheefwoners kunnen doorstromen naar een andere woning komt hun goedkope
huurwoning beschikbaar voor de doelgroep. Momenteel is echter nog onvoldoende
bekend wie de scheefwoners in Delft zijn (welke kenmerken hebben zij en zijn ze
verhuisgeneigd?). Hiervoor is aanvullend onderzoek nodig.
In algemene zin worden de meeste mensen geholpen bij
het realiseren van zo lang mogelijke verhuisketens. Een verhuisketen begint
wanneer iemand bij verhuizing een lege woning achterlaat en geen andere woning
betrekt binnen de gemeente. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer iemand de
gemeente verlaat, een verzorgingshuis betrekt of overlijd. Een verhuisketen
stopt op het moment dat iemand een woning betrekt, maar er geen woning vrijkomt
binnen de gemeente. Het gaat dan bijvoorbeeld om starters en vestigers. Uit
verschillende onderzoeken komt naar voren dat seniorenwoningen en woningen in
het middeldure en dure prijssegment lange verhuisketens opleveren. Eén
nieuwbouwwoning waar een starter intrekt maakt daarentegen slechts één
gelukkige.
Nieuwbouwprojecten in de Hoornse Hof en Emerald in
Pijnacker hebben in het verleden veel doorstroming in Delft teweeggebracht. In
beide projecten is de herkomst van bewoners van de eerste deelplannen van resp.
ca 1.000 en 500 woningen geëvalueerd. Er werden vooral middeldure en dure
koopwoningen gerealiseerd. Respectievelijk zo’n 75% en 60% van de woningen
werden gekocht door Delftenaren, die voor een niet onbelangrijk deel een
koopwoning in Tanthof achterlieten.
Op grond van deze ervaringen
uit de praktijk is de inschatting dat nieuwbouw van woningen in de duurdere prijsklassen een bijdrage kan leveren aan
de doorstroming in de bestaande voorraad. In hoeverre goedkope scheefwoners
echter geprikkeld kunnen worden om ook door te stromen, is nader onderzoek
nodig.
Herstructurering
moet een bijdrage leveren aan:
-
het beter laten aansluiten
van de bestaande woningvoorraad op de gevraagde woonkwaliteiten; concreet worden binnen
herstructureringsprojecten woningen aan de markt onttrokken die qua
prijs/kwaliteitsverhouding niet meer voldoen aan de huidige en toekomstige
marktvraag en die in aantallen in de woningvoorraad voorkomen die de vraag
sterk overtreffen. Woningen worden aangepast (algehele kwaliteitsverbetering),
verbeterd voor een bijzondere doelgroep bijv. ouderen (opplussen), uitgebreid
(woningsamenvoeging) of vervangen (sloop en nieuwbouw). Binnen
herstructureringsprojecten wordt vooral de kwaliteit van de goedkope voorraad
verbeterd.
-
een evenwichtig gedifferentieerd
woonaanbod in wijken en buurten; herstructurering vindt vooral plaats in wijken met
hoge concentraties sociale huurwoningen. Een deel van deze woningen wordt
ingrijpend verbeterd, een deel gesloopt en hergebouwd. Voor verbetering van het
algehele leefklimaat en een gedifferentieerde wijkopbouw wordt een deel van de
woningen vervangen door duurdere. Het te realiseren aandeel sociaal moet per
project worden bepaald. Herstructurering is een dynamisch proces, waarin
overleg en overeenstemming met bewoners, de mate waarin zij willen terugkeren
en het te realiseren woonmilieu leidraad zal zijn voor het gewenste aandeel. De
verhouding moet bijdragen aan: a) de mogelijkheid tot herhuisvesting van
bewoners die dat willen, b) realisatie van voldoende kwalitatief goed en
betaalbaar aanbod voor de doelgroep tegen een betaalbare prijs en c) aan de
gewenste gedoceerde krimp van goedkope huurwoningen van onvoldoende kwaliteit
vanuit de markt. Als gemiddeld totaalcijfer voor het nieuwbouwprogramma voor de
herstructurering en functieveranderingen in bestaand gebied wordt gestreefd naar 40% goedkoop, conform de
regionale woonvisie Haaglanden. Op projectniveau kan dit verschillen.
-
een meer evenwichtige
verdeling tussen huur en koopwoningen in relatie tot de vraag in Delft en in
relatie tot de regio als geheel. Theoretisch kan de woningvoorraad bij een
scheefheid van 0% tot 2015 afnemen met 8.000 woningen.
Bijlage I: grenzen doelgroep
en woningvoorraad
Alleenstaand
< 65 Meerpersoons
< 65 |
€
18.325 €
24.575 |
Alleenstaand
65+ Meerpersoons
65+ |
€
16.275 €
21.225 |
Alleenstaand
< 65 Meerpersoons
< 65 |
€
19.875 €
36.292 |
Alleenstaand
65+ Meerpersoons
65+ |
€
34.000 €
47.075 |
Maximale
huurgrens Kwaliteitskortingsgrens
(lft < 23, daarboven 75% hs) |
€
585,24 €
317,03 |
Aftoppingsgrenzen
(grens hs m.u.v 65+, alleenst. en gehand. (50% hs) en verhuisnorm) Eén-
en tweepersoonshuishoudens Drie-
en meerpersoonshuishoudens |
€
453,77 €
486,30 |
Sociale
koopgrens € 96.849 |
Bijlage IIa: Woningvoorraad
naar eigendom per gemeente in Haaglanden 2002
Gemeente |
Sociaal |
particulier |
koop |
totaal |
De
Lier |
24 |
4 |
72 |
100 |
Delft |
53 |
13 |
33 |
100 |
Den
Haag |
36 |
26 |
38 |
100 |
Leidschendam-Voorburg |
32 |
22 |
47 |
100 |
Maasland |
26 |
5 |
69 |
100 |
Monster |
30 |
4 |
66 |
100 |
Naaldwijk |
30 |
5 |
65 |
100 |
Pijnacker-Nootdorp |
21 |
3 |
75 |
100 |
Rijswijk |
37 |
27 |
37 |
100 |
Schipluiden |
23 |
4 |
73 |
100 |
’s-Gravenzande |
27 |
8 |
65 |
100 |
Wassenaar |
27 |
16 |
57 |
100 |
Wateringen |
28 |
4 |
68 |
100 |
Zoetermeer |
41 |
13 |
46 |
100 |
Haaglanden |
36 |
20 |
44 |
100 |
Bron: ABF/woningmarktmonitor 2003
Bijlage IIb prijsniveau
sociale huursector Delft 2002
Sociale
woningvoorraad Delft naar subsidiabele huur in klassen, 01-07-2002
Huurklasse |
Aantal |
In procent |
<=
€ 307,49 |
10.865 |
0,6% |
€
307,50- € 440,12 |
11.724 |
42,1% |
€
440,13- € 565,44 |
2.832 |
45,4% |
>=
€ 565,45 |
254 |
11% |
Onbekend |
149 |
1% |
Totaal |
25.824 |
100% |
Bron:
SVH Haaglanden, bewerking DSO/Beleid/Onderzoek
i.o.v. Haaglanden/SVH; januari 2003
Bijlage IIIa Ontwikkeling
woningvoorraad Delft 1990 – 2002
ONTWIKKELING
WONINGVOORRAAD DELFT 1990 - 2002. |
|
|
|
|
|||||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Sociale |
Sociale |
Vrije |
Sloop/ |
|
|
|
|
|
|
huur |
koop |
sector |
Onttrekking |
Woningvoorraad
per 1 januari 1990: |
43.000 |
|
|
|
|
|
|||
toevoegingen
1990 |
|
|
|
|
223 |
436 |
107 |
76 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Woningvoorraad
per 1 januari 1991: |
43.691 |
|
|
|
|
|
|||
toevoegingen
1991 |
|
|
|
|
284 |
211 |
229 |
172 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Woningvoorraad
per 1 januari 1992: |
44.243 |
|
|
|
|
|
|||
toevoegingen
1992 |
|
|
|
|
287 |
108 |
24 |
208 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Woningvoorraad
per 1 januari 1993: |
46.683 |
|
|
|
|
|
|||
toevoegingen
1993 |
|
|
|
|
286 |
110 |
117 |
8 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Woningvoorraad
per 1 januari 1994: |
47.189 |
|
|
|
|
|
|||
toevoegingen
1994 |
|
|
|
|
103 |
19 |
246 |
273 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Woningvoorraad
per 1 januari 1995: |
47.221 |
|
|
|
|
|
|||
toevoegingen
1995 |
|
|
|
|
223 |
114 |
478 |
27 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Woningvoorraad
per 1 januari 1996: |
47.870 |
|
|
|
|
|
|||
toevoegingen
1996 |
|
|
|
|
0 |
88 |
392 |
48 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Woningvoorraad
per 1 januari 1997: |
48.300 |
|
|
|
|
|
|||
toevoegingen
1997 |
|
|
|
|
281 |
9 |
207 |
24 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Woningvoorraad
per 1 januari 1998: |
48.773 |
|
|
|
|
|
|||
toevoegingen
1998 |
|
|
|
|
145 |
21 |
386 |
556 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Woningvoorraad
per 1 januari 1999: |
48.769 |
|
|
|
|
|
|||
toevoegingen
1999 |
|
|
|
|
87 |
0 |
301 |
7 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Woningvoorraad
per 1 januari 2000: |
49.150 |
|
|
|
|
|
|||
toevoegingen
2000 |
|
|
|
|
114 |
0 |
143 |
137 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Woningvoorraad
per 1 januari 2001: |
49.269 |
|
|
|
|
|
|||
toevoegingen
2001 |
|
|
|
|
124 |
0 |
115 |
257 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Woningvoorraad
per 1 januari 2002: |
49.252 |
|
|
|
|
|
|||
toevoegingen
2002 |
|
|
|
|
7 |
0 |
276 |
10 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Totalen |
|
|
|
|
|
2164 |
1116 |
3021 |
1803 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
In percentage |
|
|
|
|
34% |
18% |
48% |
|
Bron:
Jaarboeken bestuursinformatie 1991-heden, gemeente Delft
Bijlage IIIb: ‘Harde en
zachte’ nieuwbouw en sloopplannen Delft
2003-2015
Periode |
prijs |
type |
Aantal nb |
status |
aantal sloop* |
2003-2005 |
gh |
mgw |
394 |
H |
140 |
|
dh |
mgw |
97 |
H |
|
|
koop |
mgw |
536 |
H |
68 |
|
koop |
mgw |
107 |
Z |
|
|
koop |
egw |
193 |
H |
|
|
koop
|
egw |
80 |
Z |
|
|
onb. |
onb. |
60 |
Z |
139 |
|
koop |
onb. |
20 |
H |
|
Totaal |
|
|
1487 |
|
347 |
2006-2010 |
gh |
mgw |
608 |
H |
54 |
|
koop |
mgw |
873 |
H |
335 |
|
koop |
mgw |
1200 |
Z |
onb. |
|
koop |
e/mgw |
375 |
Z |
|
|
koop |
egw |
420 |
H |
|
|
koop
|
egw |
65 |
Z |
|
|
onb. |
onb. |
1500 |
Z |
|
Totaal |
|
|
5041 |
|
389 |
2011-2015 |
gh |
mgw |
340 |
Z |
|
|
gh |
onb. |
100 |
Z |
132 |
|
onb. |
onb. |
300 |
Z |
|
Totaal |
|
|
740 |
|
132 |
Totaal |
|
|
7268 |
|
868 |
*
sloop vermeld achter nb-aantallen en differentiatie te realiseren project;
sloop betreft vnl. meergezinswoningen in de goedkope sector
Toelichting |
gh:
goedkope huur |
dh:
dure huur |
|
H=hard |
Z=zacht |
|
egw=eengezinswoning |
Mgw=meergezinswoning |
Bron:
gemeente Delft 2003
Om
het gat tussen huren en kopen te verkleinen zijn verschillende producten en
constructies ontwikkeld. Hiermee wordt een koopwoning bereikbaar voor lagere
inkomensgroepen of worden de voordelen van huren en de voordelen van kopen
gecombineerd. In feite ontstaat er een segment tussen huren en kopen in. De
gemeente zou over het aanbieden van deze mogelijkheden nadere afspraken kunnen
maken met de woningcorporaties.
Voor
huurders die wel willen kopen, maar dit financieel niet kunnen betalen en niet
de risico’s van een gewone koopwoning willen, biedt een aantal corporaties
woningen in Maatschappelijk Gebonden Eigendom aan. Bij MGE worden woningen
onder de marktwaarde verkocht en verplicht de corporatie zich de woning teven
een vastgestelde minimumprijs terug te kopen als de klant dat wil.
De
vrijheid van kopen wordt gecombineerd met de zekerheid van huren in koophuur.
De bewoner koopt de binnenkant van de woning en huurt de buitenkant van de
woning. De buitenkant blijft verantwoordelijkheid van de woningcorporatie en
hoeft dus niet door bewoner te worden onderhouden. De binnenkant van de woning
kan bewoner naar eigen smaak en inzicht aanpassen.
Wie
een hypotheek afsluit voor een koopwoning weet voor jaren waar hij financieel
aan toe is. Voor huurders is het ieder jaar weer afwachten hoe de
huurverhogingen uitpakken. Met huurvast wordt de mogelijkheid geboden de
huurhoogte voor langere tijd vast te leggen.
De
woningmarkt is dynamisch. Om goed en tijdig in te kunnen spelen op
veranderingen in de markt is het belangrijk deze jaarlijks te volgen. De in
deze nota beschreven omvang van de doelgroep, de woonwensen en het woningtekort
zijn voor een belangrijk deel gebaseerd op ge”indexeerde marktgegevens van het
WoningBehoefteOnderzoek uit 1998. Dit najaar komt het nieuwe
WoningBehoefteOnderzoek beschikbaar.
Herijking en –indien nodig- bijstelling van de gepresenteerde gegevens
in deze nota aan de hand van de nieuwe resultaten is van belang. Ook kunnen de
effecten van doorstroming met dit nieuwe bestand naar verwachting beter
ingeschat worden. Als input voor een dergelijke analyse kan bijvoorbeeld het
huidige bouwprogramma (voor komende vijf jaren) gelden, of enkele alternatieve
programma’s waarbij bijvoorbeeld meer aandacht gegeven wordt aan nieuwbouw voor
starters, goedkope nieuwbouw en dergelijke. Een doorstromingsanalyse laat zien
welke verhuisketens een bepaald nieuwbouwprogramma oplevert en hoeveel woningen
van welk type mogelijk in de bestaande voorraad vrijkomen.
Het
realiseren van gewenste uitgangspunten kunnen gemeten worden. Te denken valt
daarbij aan iedere vijf jaar:
-
Meten
hoe de doelgroep van beleid zich in omvang en samenstelling ontwikkeld in
Delft, maar ook in de regio;
-
Meten
hoe de woningvoorraad is samengesteld naar eigendomsverhouding en prijsklassen,
binnen Delft maar ook in de regio als geheel;
-
meten
van de goedkope en dure scheefheid in Delft;
-
meten
van vraag en aanbod op de woningmarkt (tekorten en overschotten) in Delft;
-
vestiging
in Delft en vertrek uit Delft naar richting, huishoudensamenstelling en
inkomen;
en
jaarlijks:
-
jaarlijks
gerealiseerde omvang en differentiatie nieuwbouwprogramma naar
eigendomsverhouding en prijs;
-
jaarlijks
gerealiseerde omvang en differentiatie sloop;
-
jaarlijks
aantal nieuw op de markt gebrachte producten mge, koophuur ed;
-
herkomst
bewoners nieuwe woningen (tbv doorstroming).
Bij
het opzetten van een gemeentelijke monitor zal waar mogelijk gebruik gemaakt
worden van de regionale monitor Haaglanden die op dit moment ontwikkeld wordt.
Bijlage VI Gebruikte bronnen
Jaarboek
bestuursinformatie 2002 gemeente Delft
Cijfers
over Wonen 2003 ; ministerie VROM
Prestatie-afspraken
woningcorporaties 2002-2003
Concept –regionale woonvisie Haaglanden Rigo
Research
Woonvisie Delft Rigo Research
Jaarrapportage
(Oud)-Haaglanden 2002
Woningmarktmonitor ABF Research 2003
Woonzorgcombinaties
in Delft; Toekomstige ontwikkelingen in vraag en aanbod Quintis 2003