Geacht
college,
Op
15 september vorig jaar zijn de Gemeentewet en de Wet wapens en munitie
gewijzigd. De Gemeentewet (artikel 151b) biedt sindsdien aan de raad de
mogelijkheid om de burgemeester de bevoegdheid te verlenen in zijn gemeente een
veiligheidsrisicogebied aan te wijzen. In dit gebied kan de officier van
justitie op basis van de Wet wapens en munitie gelasten dat alle personen,
inclusief hun kleding, vervoermiddelen en goederen worden onderzocht op de
aanwezigheid van wapens of munitie: het zogenoemde preventief fouilleren.
Op
dit moment bevinden zich in Delft geen gebieden die in aanmerking zouden komen
voor aanwijzing als een veiligheidsrisicogebied. De politie verwacht bovendien
niet, dat specifieke gebieden in Delft zich de komende tijd tot hotspots van
wapenbezit zullen ontwikkelen. Er is vanuit dat oogpunt dan ook geen aanleiding
nu de APV te wijzigen ten einde de burgemeester de bevoegdheid te geven om
veiligheidsrisicogebieden aan te wijzen.
Er
zijn echter wel andere redenen denkbaar, waarom het raadzaam is om de bepaling
nu al in de APV op te nemen.
1.
Eventuele
toekomstige risico-evenementen
In de toekomst kunnen zich in de stad demonstraties
of andere grootschalige evenementen en manifestaties afspelen waarvan op dat
moment de ervaring kan zijn, dat er door de aanwezigheid van wapens een
verhoogd risico van verstoring van de openbare orde van uitgaat of waarvan
sterke vermoedens zijn dat dit risico aanwezig is. In dat geval is het goed,
wanneer de burgemeester beschikt over de bevoegdheid om de locatie van zo’n
evenement aan te wijzen als veiligheidsrisicogebied.
2.
Termijnen
In het geval de APV de burgemeester niet de
bevoegdheid geeft tot het aanwijzen van een veiligheidsrisicogebied, kan niet
acuut op ontwikkelingen worden ingespeeld. Wanneer de raad naar aanleiding van
acute noodzaak wil besluiten de burgemeester de bevoegdheid alsnog te geven
speelt immers het probleem van termijnen. De behandeling van een voorstel door
de commissie en de raad duurt vier tot zeven weken. Het besluit van de raad tot
het wijzigen van een verordening ligt daarna nog zes weken ter inzage alvorens
het van kracht wordt. Bovendien is het besluit referendabel.
3.
Relatie
met omliggende gemeenten
Omliggende gemeenten nemen een dergelijke
verordening ook op in hun APV. Wanneer daaruit daadwerkelijke aanwijzingen tot
veiligheidsrisicogebied en preventieve fouilleringsacties voortvloeien, is in
principe de kans aanwezig op het “waterbedeffect” (verplaatsing van overlast en
criminaliteit naar gemeenten waar de maatregelen niet van kracht zijn). Het
Parket Den Haag van het Openbaar Ministerie raadt daarom álle gemeenten in de
regio aan om de bevoegdheid in een verordening op te nemen.
4.
Jurisprudentie
Uitspraken van de Hoge Raad leren dat de rechter
andere mogelijkheden om preventief te fouilleren in het verleden heeft
afgewezen. Dat is de reden, waarom de wetgever met de toevoeging van artikel
151b aan de Gemeentewet en de wijziging van de Wet wapens en munitie deze
mogelijkheid heeft gecreëerd. De verwachting is dat, nu er een wettelijke
grondslag voor preventief fouilleren voor handen is, de mogelijkheden voor de
politie nog verder zijn ingeperkt om dit via andere wegen te doen. Omdat de
noodzaak zich op enig moment, en wellicht ook onverwacht, toch voor kan doen,
beveelt het Openbaar Ministerie aan de bevoegdheid op te nemen in de APV.
Voorgesteld
wordt dan ook om door vaststelling van het hierbij behorende ontwerp-besluit de
burgemeester de bevoegdheid te geven veiligheidsrisicogebieden aan te wijzen.
Dit ontwerp-besluit is aan de orde geweest in het driehoeksoverleg van Delft
van 15 mei 2003 en daar akkoord bevonden.
VOORSTEL:
Akkoord
te gaan met bijgaand raadsvoorstel om te komen tot een aanpassing van de APV,
teneinde de burgemeester de bevoegdheid te geven veiligheidsrisicogebieden aan
te wijzen.