Stuk                                           

03/018591                                                              

 

Onderwerp:     Wijziging Algemene Plaatselijke Verordening

voor Delft 1992

 

Aan de gemeenteraad.

 

Geachte dames en heren,

 

Op de openbare weg in de gemeente Delft staan langer dan de toegestane tijd (APV = maximaal 3 dagen) aanhangers en recreatievoertuigen geparkeerd.  Deze voertuigen ontsieren het uiterlijk van de omgeving en zorgen voor een extra druk op de toch al schaarse parkeerruimte. 

 

Zoals in de nota “ Aanpak aanhangers en recreatievoertuigen” beschreven, is goede handhaving pas mogelijk als artikel 122, 124 en 140 van de Algemene Plaatselijke Verordening gewijzigd worden.

 

Artikel 122 luidt nu:

Caravans e.d.

  1. Het is verboden een kampeerwagen, caravan of een ander voertuig bestemt voor recreatie – waaronder ook zogenaamde boottrailers – langer dan 3 (drie) achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
  2. Het in lid1 omschreven verbod geldt niet voor het parkeren op door burgemeester en wethouders aangewezen wegen en parkeergelegenheden.
  3. Burgemeester en wethouders kunnen van het in het eerste lid genoemde verbod ontheffing verlenen.

 

Dit artikel 122 moet gewijzigd worden in:

Caravans e.d.

  1. Het is verboden een kampeerwagen, caravan, woonwagen,  boottrailer of enig ander voertuig dat voor de recreatie dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebezigd, langer dan drie achtereenvolgende dagen, zonder wezenlijke tijdsonderbreking, op wegen binnen de bebouwde kom van de gemeente te plaatsen of te hebben.

2.      Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Provinciale Caravan en Tentenverordening, het Provinciaal Wegenreglement, de Provinciale Landschapsverordening of de Huisvestingswet van toepassing is.

3.      Het college kan ontheffing verlenen van het in lid 1 gestelde verbod.

 

Artikel 124 luidt nu:

Parkeren van grote voertuigen

1.      Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6.00 meter en/of een breedte van meer dan 2,05 meter en/of een hoogte van meer dan 2,00 meter, een oplegger, dan wel een aanhangwagen ongeacht hun lengte,  op wegen binnen de bebouwde kom van de gemeente te parkeren.

  1. Het in lid 1 omschreven verbod geldt niet voor het parkeren:
    1. van door Burgemeester en Wethouders aangewezen voertuigen op de daarbij aangewezen wegen;
    2. van maandag t/m vrijdag, dagelijks van 07.00 uur tot 19.00 uur gedurende ten hoogste een uur:
  2. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 1 omschreven verbod.

 

Dit artikel 124 moet gewijzigd worden in:

Parkeren van grote voertuigen en aanhangers

1.               Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van

a.              6.00 meter of meer

b.              en/of een breedte van 2.05 meter of meer

c.              en/of een hoogte van 2.40 meter of meer

 op wegen binnen de bebouwde kom van de gemeente te parkeren.

2.               Het in lid 1 omschreven verbod geldt niet voor het parkeren van door burgemeester en wethouders aangewezen voertuigen op de daarbij aangewezen wegen.

3.               Het is verboden een voertuig, dat kennelijk is bestemd om te worden voortbewogen door een motorrijtuig, met een lengte van minder dan 6.00 meter en/of een breedte van minder dan 2.05 meter en/of lager dan 2.40 meter, op wegen binnen de bebouwde kom van de gemeente te parkeren.

4.               Het in lid 1 en lid 3 gestelde verbod geldt niet van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 07.00 uur tot 19.00 uur gedurende de tijd die benodigd is voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor het gebruik van het voertuig redelijkerwijs noodzakelijk is.

5.               Het college kan ontheffing verlenen voor wat betreft maandag tot en met vrijdag tussen 19.00 en 07.00 uur, alsmede zaterdag, zondag en algemeen erkende feestdagen indien de aanwezigheid van het voertuig ter plekke noodzakelijk is:

 

Artikel 140 luidt nu:

Opsporingsambtenaren

1.  De opsporing van de in artikel 139 van deze verorde­ning straf­baar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvor­dering genoem­de opspo­rings­ambtenaren, opge­dragen aan hen die door bur­ge­meester en wet­houders met de zorg voor de naleving van deze veror­dening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

2.  In afwijking van het eerste lid zijn, naast de in ar­tikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambte­naren, belast met de opspo­ring van over­treding van de artike­len 77 en 78 voor zover het be­treft het bezigen van vuur­werk, als bedoeld in de lijst van vuurwerken tot een hoe­veel­heid van ten hoog­ste twee kilogram, en van ar­tikel 79:

    de ambtenaren, krachtens artikel 11, tweede lid, van de Wet gevaarlijke stof­fen, belast met de opsporing van over­tredin­gen van voorschriften gege­ven krachtens de ar­tikelen 34, vierde lid, 37, tweede lid, en 44 van het Re­gle­ment ge­vaar­lijke stof­fen.

3.  Krachtens het eerste lid aangewezen personen leggen in handen van de burge­meester of met machtiging van deze in handen van de chef van het gemeente­lijk politie­korps, indien deze hoofd­commis­saris of commissaris van politie is, de volgende eed of belofte af:

    "Ik zweer (beloof) dat ik mijn functie als opsporings­amb­tenaar met alle ijver en zonder aanzien des per­soons zal vervullen. Zo waarlijk helpe mij God almach­tig. (Dat beloof ik.)"

 

Dit artikel 140 moet gewijzigd worden in:

Opsporingsambtenaren en toezichthouders

1.      Met handhaving zijn belast de ambtenaren zoals bedoeld in artikel 141 Wetboek van Strafvordering, zijnde de ambtenaren van politie, en met toezicht en handhaving zijn belast ambtenaren zoals bedoeld in artikel 142 Wetboek van Strafvordering, zijnde de buitengewone opsporingsambtenaren (BOA) middels aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders.

2.      Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de door Burgemeester en Wethouders dan wel de Burgemeester aangewezen personen.

 

 

Wij stellen u voor, onder voorbehoud van gunstig advies van de commissie Leefbaarheid, deze wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening vast te stellen.

  

Hoogachtend,

 

Burgemeester en wethouders van Delft,

 

 

 

H.M.C.M. van Oorschot , burgemeester

 

 

 

N. Roos, secretaris.


 

 

 

Stuk

 03/018591                                                              

 

 

De raad der gemeente Delft,

 

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 juni 2003;

 

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet

 

 

b e s l u i t:

 

 

vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening voor Delft 1992

 

Artikel I

Artikel 122 wijzigen in:

 

Caravans e.d.

  1. Het is verboden een kampeerwagen, caravan, woonwagen,  boottrailer of enig ander voertuig dat voor de recreatie dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebezigd, langer dan drie achtereenvolgende dagen, zonder wezenlijke tijdsonderbreking, op wegen binnen de bebouwde kom van de gemeente te plaatsen of te hebben.

5.      Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Provinciale Caravan en Tentenverordening, het Provinciaal Wegenreglement, de Provinciale Landschapsverordening of de Huisvestingswet van toepassing is.

6.      Het college kan ontheffing verlenen van het in lid 1 gestelde verbod.

 

 

Artikel 124 wijzigen in:

 

Parkeren van grote voertuigen en aanhangers

6.               Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van

a.              6.00 meter of meer

b.              en/of een breedte van 2.05 meter of meer

c.              en/of een hoogte van 2.40 meter of meer

 op wegen binnen de bebouwde kom van de gemeente te parkeren.

7.               Het in lid 1 omschreven verbod geldt niet voor het parkeren van door burgemeester en wethouders aangewezen voertuigen op de daarbij aangewezen wegen.

8.               Het is verboden een voertuig, dat kennelijk is bestemd om te worden voortbewogen door een motorrijtuig, met een lengte van minder dan 6.00 meter en/of een breedte van minder dan 2.05 meter en/of lager dan 2.40 meter, op wegen binnen de bebouwde kom van de gemeente te parkeren.

9.               Het in lid 1 en lid 3 gestelde verbod geldt niet van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 07.00 uur tot 19.00 uur gedurende de tijd die benodigd is voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor het gebruik van het voertuig redelijkerwijs noodzakelijk is.

10.            Het college kan ontheffing verlenen voor wat betreft maandag tot en met vrijdag tussen 19.00 en 07.00 uur, alsmede zaterdag, zondag en algemeen erkende feestdagen indien de aanwezigheid van het voertuig ter plekke noodzakelijk is:

 

 

 

Artikel 140 wijzigen in:

 

Opsporingsambtenaren en toezichthouders

3.      Met handhaving zijn belast de ambtenaren zoals bedoeld in artikel 141 Wetboek van Strafvordering, zijnde de ambtenaren van politie, en met toezicht en handhaving zijn belast ambtenaren zoals bedoeld in artikel 142 Wetboek van Strafvordering, zijnde de buitengewone opsporingsambtenaren (BOA) middels aanwijzingsbesluit van Burgemeester en Wethouders.

4.      Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de door Burgemeester en Wethouders dan wel de Burgemeester aangewezen personen.

 

Artikel II

Deze verordening treedt in werking zes weken na bekendmaking.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van ……….  2003.

 

 

 

                                                , burgemeester

 

 

 

                                                , griffier.