Stuk 221 I Delft, 2 december 2003.341025
Onderwerp: Wijziging
artikel 140 van de Algemene Plaatselijke Verordening
voor Delft 1992
Aan de gemeenteraad.
Geachte dames en heren,
In
de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Delft (APV) is geen
bepaling opgenomen over de aanwijzing van de personen die belast zijn met de
toezicht op de naleving van de bepalingen van deze verordening. Met andere
woorden: de APV kent geen toezichthouders. Ons college wil deze omstandigheid
wijzigen en legt uw raad hierbij een voorstel daartoe voor.
Wij
zetten eerst uiteen wat een toezichthouder is. Hiervoor verwijzen wij naar
artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat toezichthouders
omschrijft als personen die bij of krachtens wettelijk voorschrift belast zijn
met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens
enig wettelijk voorschrift.
Het
“wettelijk voorschrift“ in deze is de
APV.
Toezichthouders
kunnen worden aangewezen zowel bij wettelijk voorschrift als krachtens
wettelijk voorschrift. Dit wil zeggen,
dat de aanwijzing direct in de APV (dit is bij wettelijke voorschrift) en op
basis van de APV (dit is krachtens wettelijk voorschrift) kan worden bepaald.
Dit
onderscheid heeft te maken met het verschil tussen toezichthouders die tevens
(buitengewoon) opsporingsambtenaar kunnen zijn en toezichthouders die dat niet
kunnen zijn. Voor eerstgenoemden moet een aanwijzing bij wettelijk voorschrift
geregeld zijn..
De
bevoegdheden van een toezichthouder staan vermeld in de artikelen 5:15 en
verder van de Awb. Het is mogelijk de bevoegdheden van de toezichthouder te
beperken. De toezichthouder moet goed onderscheiden worden van de (bijzondere)
opsporingsambtenaar. De laatste functionaris ziet op de strafrechtelijke
handhaving, en is gericht op strafrechtelijke afdoening.
Het
bepaalde in artikel 142 lid 1 onder c van het Wetboek van Strafvordering
behandelt de situatie van de toezichthouder die tevens buitengewoon
opsporingsambtenaar is. Uit de tekst van genoemd artikel blijkt dat de
buitengewoon opsporingsambtenaar zijn aanwijzing ontleent aan het Wetboek van
Strafvordering. De aanwijzing als toezichthouder in de APV is de grondslag voor
de aanwijzing als buitengewoon opsporingsambtenaar. De aanwijzing dient “bij
verordening” te geschieden, en kan derhalve niet worden gedelegeerd. Wordt de
toezichthouder niet in de APV zelf aangewezen, dan kan hij niet als
buitengewoon opsporingsambtenaar toezien op de strafrechtelijke handhaving van
de APV. De opsporingsbevoegdheid van de buitengewone opsporingsambtenaar
beperkt zich overigens tot die zaken waarvoor zij toezichthouder zijn. De
Delftse situatie is er een waarin een toezichthouder in het merendeel van de
gevallen tevens bijzonder opsporingsambtenaar is.
In
het eerste lid van artikel 140 wordt dan de toezichthouder als functie
aangewezen. Wel dient bedacht te worden dat aldus aangewezen toezichthouder
zijn functie als buitengewoon opsporingsambtenaar slechts kan vervullen indien
hij voldoet aan de eisen van vakbekwaamheid en betrouwbaarheid en beëdigd is
door het College van Procureurs-Generaal (zie het Besluit Buitengewoon
opsporingsambtenaar). Gezien
bovenstaande wordt een herformulering van artikel 140 APV nodig geacht.
Uiteraard
heeft het College dan wel de burgemeester naast de gevallen bedoeld in het
eerste lid een eigen bevoegdheid om in bijzondere gevallen personen als
toezichthouders aan te wijzen. De aldus door een besluit van het College of de
burgemeester aangewezen toezichthouders kunnen echter niet tevens als
buitengewoon opsporingsambtenaren fungeren. Desondanks is middels het
voorgestelde lid 2 een aanwijzingsbevoegdheid voor het College dan wel de
burgemeester in de APV opgenomen.
Artikel 140 luidt nu:
Opsporingsambtenaren
1. De opsporing van de in artikel 139 van deze
verordening strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het
Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan
hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van
deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de
aanwijzing zijn vermeld.
2. In afwijking van het eerste lid zijn, naast de
in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren,
belast met de opsporing van overtreding van de artikelen 77 en 78 voor zover
het betreft het bezigen van vuurwerk, als bedoeld in de lijst van vuurwerken
tot een hoeveelheid van ten hoogste twee kilogram, en van artikel 79:
de ambtenaren, krachtens artikel 11, tweede
lid, van de Wet gevaarlijke stoffen, belast met de opsporing van overtredingen
van voorschriften gegeven krachtens de artikelen 34, vierde lid, 37, tweede
lid, en 44 van het Reglement gevaarlijke stoffen.
3. Krachtens het eerste lid aangewezen personen
leggen in handen van de burgemeester of met machtiging van deze in handen van
de chef van het gemeentelijk politiekorps, indien deze hoofdcommissaris of
commissaris van politie is, de volgende eed of belofte af:
"Ik zweer (beloof) dat ik mijn functie als opsporingsambtenaar met alle ijver en zonder aanzien des persoons zal vervullen. Zo waarlijk helpe mij God almachtig. (Dat beloof ik.)"
Dit artikel 140 (bestaand) moet gewijzigd worden
in:
Artikel
140 APV (nieuw):
1.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens
deze verordening zijn belast de personen werkzaam in de functies van:
a.
Controleur Openbare Ruimte van de Sector Toezicht Openbare Ruimte,
vakteam Handhaving en Toezicht;
b.
Controleur Openbare Ruimte van de Sector Toezicht Openbare Ruimte,
vakteam Vergunningen en ontheffingen;
c.
Reinigingsinspecteur van de Sector Stadsbeheer;
d.
Inspecteur Buitendienst van de Sector Bouw- en Milieutoezicht,
vakteam Bouw- en Woningtoezicht,
e.
Buiteninspecteur Monumentenzorg van de Sector Bouw- en
Milieutoezicht, vakteam Monumentenzorg en Bouwkwaliteit,
f.
Milieu-inspecteur van de Sector Bouw- en Milieutoezicht, vakteam
milieutoezicht.
2.
Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij
of krachtens deze verordening belast de door burgemeester en wethouders of de
burgemeester aangewezen personen.
Wij stellen u voor, onder voorbehoud van gunstig
advies van de commissie Leefbaarheid, de wijziging van artikel 140 van de
Algemene Plaatselijke Verordening vast te stellen. Tevens stellen wij u voor
gebruik te maken van de spoedprocedure van de Tijdelijke referendumwet, zodat
inwerkingtreding direct na bekendmaking kan plaatsvinden in plaats van na zes
weken.
Hoogachtend,
Burgemeester en wethouders van Delft,
H.M.C.M. van Oorschot ,burgemeester.
N. Roos ,secretaris.
Stuk
221 II
341025
De raad der
gemeente Delft,
gelezen het voorstel van het college van 2 december
2003;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet
b e s l u i t:
I.
vast te stellen de volgende verordening tot
wijziging van artikel 140 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor
Delft 1992
Artikel
140 wordt gewijzigd en komt te luiden:
gebruik
te maken van de spoedprocedure van artikel 25 van de Tijdelijke referendumwet;
III.
tot
inwerkingtreding van de onder I. van dit besluit vastgestelde
wijzigingsverordening met ingang van de eerste dag na bekendmaking.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering
van 18 december 2003.
,burgemeester,
,griffier.