Stuk 69 I                                                                                             Delft, 16 september 2003.

03/010892                                                                                               

 

Onderwerp: Vaststellen Beheersverordening Begraafplaatsen Delft

 

 

Aan de gemeenteraad.

 

Geachte dames en heren,

 

De reorganisatie binnen Delft, recent gevolgd door de samenvoeging van Stadsbeheer bij de cluster Wijk- en Stadszaken per 1 januari 2003 én de ontvlechting van raad en college per maart 2002 maakt het noodzakelijk, dat in diverse artikelen van de huidige Begraafplaatsenverordening de naamgeving van de verantwoordelijke ambtenaren wordt gewijzigd alsmede de ondertekening van de verordening door de griffier in plaats van de secretaris. Overleg is gevoerd met het VNG, waar een nieuwe modelverordening in voorbereiding is. De gemeente volgt reeds de VNG-modelverordening op deze onderdelen. Gezien het feit, dat de huidige verordening uit 1974 dateert, is van een groot aantal artikelen de stijl aangepast naar de huidige tijd, hoewel de strekking van de artikelen hetzelfde is gebleven.

 

Daarnaast zijn er een viertal beleidswijzigingen aangebracht.

1)       In de herinrichtingsplannen voor de Begraafplaats Iepenhof van 1998 is voorzien in de plaatsing van een urnenmuur, de aanleg van een urnentuin en uitstrooivelden. De beheersverordening is aangepast bij de begripsomschrijvingen in artikel 1 en artikel 13, zodat de juridische basis wordt gelegd voor de plaatsing van urnen c.q. uitstrooien van as. 

2)       Vanuit de begrafenisondernemers komen regelmatig vragen om verruimde begraaftijden. Op dit moment kan uitsluitend worden begraven van 9.00 tot 15.00 uur en op zaterdag van 9.00 tot 13.00 uur. Tegen meertarief kan op zaterdag worden begraven tot 15.00 uur, maar dit is in de huidige verordening niet geregeld. Ervaring leert, dat nabestaanden graag de mogelijkheid krijgen om later in de middag nog een dienst te kunnen houden. Om die reden stellen wij voor de begraaftijden te stellen op werkdagen van 9.00 tot 18.00 uur, op zaterdagen van 9.00 uur tot 14.30 uur en op zon- en feestdagen van 10.00 tot 14.30 uur. Daarnaast kan er incidenteel tijdens de avonduren worden begraven tegen een meertarief net als begravingen op zon- en feestdagen.

3)       Vanuit de bevolking komen bij de gemeente steeds vaker vragen binnen om verruimde
en gelijkluidende bezoektijden. Op dit moment zijn de begraafplaatsen toegankelijk voor publiek op werk- en zaterdagen van 9.00 tot 16.00 uur en op zondag van 12.15 tot 15.30 uur. De drie begraafplaatsen die Delft kent zullen na vaststelling van de verordening toegankelijk zijn van zonsopkomst tot zonsondergang. Op meerdere plaatsen in den lande is dit gebruikelijk. Tijdens de standaard werktijden en indien begrafenissen plaatsvinden zijn medewerkers van de begraafplaatsen aanwezig voor werkzaamheden (o.a. onderhoud van graven, groen en werkzaamheden rond begrafenissen) of als aanspreekpunt (informatieverstrekking). Doordat de nabestaanden het graf van hun dierbaren nu ook aan het eind van de middag en aan het begin van de avond kunnen bezoeken, wordt de sociale controle op de begraafplaatsen in die uren vergroot. Dit is ook de ervaring bij gemeenten met een dergelijk ruim openstellingsbeleid. Helaas heeft de ervaring geleerd dat grafschennis en vandalisme plaatsvinden op begraafplaatsen. Dit vindt uitsluitend plaats tijdens de nachtelijke uren, wanneer de begraafplaatsen niet toegankelijk zijn.

4)       Zodra een nabestaande een aanvraag deed voor de plaatsing van het monument op een familiegraf werd er automatisch een onderhoudscontract door de gemeente afgesloten. Wanneer men zelf het onderhoud ter hand wilde nemen, moest dit uitdrukkelijk kenbaar worden gemaakt middels het invullen van een formulier. Deze werkwijze is niet meer van deze tijd en er wordt voorgesteld dit automatisme af te schaffen. Uiteraard blijft de gemeente de mogelijkheid bieden om het onderhoud van beplanting en monumenten door medewerkers van de begraafplaats te laten uitvoeren. Hierin krijgen de nabestaande echter de keuze.

5)       Daarnaast gaan wij in de lijn van de modelverordening van het VNG over tot het neerleggen van bevoegdheden bij medewerkers op de begraafplaatsen om regulerend te kunnen optreden bij overtredingen van de beheersverordening. Hierbij gaat het om de mogelijkheid nabestaanden op de bestaande regelgeving te wijzen en aanwijzingen te geven om deze na te leven. Hierbij gaat het voornamelijk over afwijkingen aan en het in slechte staat verkeren van grafmonumenten. Daarnaast kunnen bezoekers van de begraafplaats gelegitimeerd worden aangesproken op hun gedrag (niet fietsen, hond aan de lijn, etc.)

 

 

Wij bieden u de voorliggende Verordening met bijbehorende Besluiten ter vaststelling aan.

Hoogachtend,

 

Burgemeester en wethouders van Delft,

  

H.M.C.M. van Oorschot ,burgemeester.

  

N. Roos                                   ,secretaris.

 

 

Stuk 69 II

03/010892

 

 

De raad van de gemeente Delft;

 

gezien het voorstel van het college van 16 september 2003;

 

gelet op het bepaalde in artikel 35 en 90 van de Wet op de lijkbezorging en artikel 147 van de Gemeentewet;

 

overwegende dat het gewenst is om regels vast te stellen voor het gebruik en beheer van de gemeentelijke begraafplaatsen;

 

b e s l u i t :

 

I.         vast te stellen de volgende


Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats(en);

Hoofdstuk I Inleidende bepalingen

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

a.   begraafplaatsen: de gemeentelijke begraafplaatsen Jaffa, Iepenhof en Kanaalweg;

b.   overledene: een lijk in de zin van de Wet op de lijkbezorging

c.   eigen graf: een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

·       het doen begraven en begraven houden van overledenen;

·       het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urn(en);

d.   algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van overledenen;      

e.   eigen kindergraf: een eigen graf bestemd voor overleden kinderen beneden 12 jaar;

f.     eigen urnengraf: een eigen graf bestemd voor het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

g.   algemeen urnengraf: een graf bij de gemeente in beheer waarin aan een ieder de gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van asbussen zonder urnen;

h.   eigen urnennis: een nis waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet worden van asbussen met of zonder urnen;

i.     urn: een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;

j.     asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

k.   verstrooiingsplaats: een plaats waarop as wordt verstrooid;

l.     grafbedekking: gedenkteken en/of grafbeplanting op een graf of urnennis;

m. algemene gedenkplaats: een plaats ingericht om overledenen te gedenken;

n.   eigen gedenkplaatje: een gedenkplaatje waarvoor aan een natuurlijk of een rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het aanbrengen en aangebracht houden daarvan op een algemene gedenkplaats.

o.   beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats(en) of degene die hem vervangt;

p.   rechthebbende: degene aan wie een uitsluitend recht op een graf of nis is verleend;

 

Artikel 2 Uitbreiding begrippen eigen en algemeen graf

1.    Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder 'eigen graf' mede verstaan: eigen kindergraf, eigen urnengraf en eigen urnennis.

2.    Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder 'algemeen graf' mede verstaan: algemeen urnengraf

 

Hoofdstuk II Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

 

Artikel 3 Openstelling begraafplaats(en)

1.    De begraafplaatsen zijn voor een ieder dagelijks toegankelijk gedurende de door het college bij nadere regels vast te stellen tijden. Het college maakt deze tijden openbaar bekend.

2.    Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaats(en) kan/kunnen de toegang(en) tijdelijk worden gesloten.

3.    Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaats(en) niet voor het publiek geopend is/zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

 

Artikel 4 Orde en rust op de begraafplaats

1.    Het is aan steenhouwers, hoveniers en daarmede gelijk te stellen personen verboden, anders dan met toestemming van het college, werkzaamheden voor derden aan grafbedekkingen op de begraafplaats(en) te verrichten.

2.    Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaats(en) te rijden. Dit verbod is niet van toepassing op motorrijtuigen die gebruikt worden voor de uitvoering van een begrafenis of voor het vervoer van materialen, mits deze rijden op de daartoe aangewezen rijwegen en hun snelheid niet groter is dan 10 km per uur;

3.    Het college kan nadere regels vaststellen omtrent de aard, de afmetingen en het gewicht van de motorvoertuigen waarmee het rijden op de begraafplaats(en) ingevolge lid 2 is toegestaan.

4.    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod bedoeld in het tweede lid.

 

Artikel  5 Aanvullende ordebepalingen

1.    Het is verboden op de begraafplaatsen:

a.   (brom)fietsen te berijden, dan wel mee te voeren anders dan met het doel om deze in de daarvoor bestemde bewaarplaats te stallen;

b.   honden anders dan blindengeleidehonden mee te nemen;

c.   op de graven te lopen of te zitten of de begraafplaats te verontreinigen;

d.   bloemen of andere waren te koop aan te bieden of aanbiedingen te doen met betrekking tot verzorging van grafbedekkingen;

e.   afval achter te laten buiten de daartoe bestemde afvalbakken;

f.     op enigerlei wijze reclame te maken;

g.   zonder voorafgaande toestemming van de beheerder te fotograferen dan wel film- of video-opnamen te maken;

h.   te vissen.

2.    Het verblijf op de begraafplaatsen is verboden voor:

a.   personen, die in kennelijke staat van dronkenschap verkeren;

b.   personen, die zich op hinderlijke wijze gedragen;

c.   kinderen beneden 14 jaar zonder geleide.


Artikel 6 Aanwijzingen beheerder

1.    Bezoekers, deelnemers aan plechtigheden, medewerkers van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaatsen hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

2.    Degenen die zich niet aan de in het eerste lid bedoelde aanwijzingen houden, dienen zich op eerste aanzegging van de beheerder van de begraafplaats te verwijderen.

 

Artikel 7

Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats moeten vijf dagen tevoren worden gemeld aan de beheerder onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.

 

Artikel 8 Opgravingen en ruimen

Behoudens aan opsporingsambtenaren in het kader van hun functie, is het aan andere personen dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast, niet toegestaan aanwezig te zijn bij het opgraven van overledenen en het ruimen van graven.

 

Hoofdstuk III Voorschriften voor lijkbezorging

 

Artikel 9 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

1.    Degene, die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, dient daarvan zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk om 12.00 uur op de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis te geven aan de beheerder. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om de overledene binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

2.    De overledene dient bij aankomst op de begraafplaats te zijn voorzien van een duurzaam identiteitskenmerk. Door of vanwege de beheerder kan een registratiekenmerk op de kist of asbus worden aangebracht.

3.    Het is verboden om een lijk te begraven in een zinken of andere metalen of kunststof (binnen)kist.

4.    Het is verboden om een lijk te begraven met gebruikmaking van een lijkhoes die niet voldoet aan de voorwaarden van het Lijkomhulselbesluit 1998.

5.    Het is verboden om in een kist of ander lijkomhulsel voorwerpen of objecten bij te sluiten die niet tot de kist of het lijk behoren, anders dan kleine verteerbare grafgiften.

6.    Het college kan bij het ter begraving aanbieden van een kist of ander lijkomhulsel verzoeken om een schriftelijke verklaring omtrent de aanwezigheid van de in voorgaande leden bedoelde materialen en voorwerpen.

7.    Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt.

8.    Zaterdagen, zondagen  en algemeen erkende feestdagen gelden voor de toepassing van het bepaalde in lid 1 en 7 niet als werkdag.


Artikel 10 Gebouwen en muziekinstallatie

1.    Het gebruik van de ontvangstruimten, de aula alsmede van het orgel, de muziekinstallatie of aanwezige muziekinstrumenten, dient tegelijkertijd met de in artikel 9, eerste lid, bedoelde kennisgeving bij de beheerder te worden aangevraagd.

2.    De ruimten en de muziekinstallatie staan voor iedere plechtigheid gedurende een per keer vooraf te bepalen tijdsduur, doch in beginsel voor ten hoogste 45 minuten, ter beschikking van de aanvrager.

3.    Het in de aula geplaatste orgel wordt in beginsel slechts bespeeld door een van gemeentewege aangewezen organist. Het honorarium voor de organist is voor rekening van de aanvrager. Desgevraagd kan de beheerder toestemming verlenen om het orgel te laten bespelen door een ander dan een van gemeentewege aangewezen organist.

4.    De bediening van de in de aula aanwezige muziekinstallaties mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaatsen.

 

Artikel 11 Over te leggen stukken

1.    Geen begraving, bijzetting van een asbus of verstrooiing van as vindt plaats voordat de beheerder van de begraafplaats de schriftelijke kennisgeving als bedoeld in artikel 9, lid 1, heeft ontvangen. Deze schriftelijke kennisgeving dient te zijn ondertekend door degene die wil doen begraven, een asbus wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien en dient ten minste te bevatten:

a.   datum en tijdstip begrafenis, bijzetting of verstrooiing;

b.   begraafplaats en soort graf;

c.   personalia overledene;

d.   eigen personalia.

2.    Begraving mag slechts geschieden indien van tevoren het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.

3.    Indien de begraving of de bezorging van as in een eigen graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd, ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

4.    Begraving of bijzetting in een eigen graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door een van de andere personen, genoemd in artikel 19, tweede lid.

5.    De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.

6.    De beheerder bepaalt de genoegzaamheid van de overgelegde stukken.

 

Artikel 12 Tijden van begraven en asbezorging

1.       De tijd van begraven en het bezorgen van as is:

·         op werkdagen van 9.00 tot 18.00 uur;

·         op zaterdag van 9.00 tot 14.30 uur;

·         op zon- en feestdagen van 10.00 tot 14.30 uur.

2.       Het college kan in bijzondere gevallen van deze tijden afwijken.


Hoofdstuk IV Indeling en uitgifte der graven

 

Artikel 13 Indeling graven en asbezorging

1.    Op de begraafplaats(en) kunnen, voor zover de ruimte daarvoor toereikend is, de volgende mogelijkheden tot begraving, asbezorging en gedenken worden geboden:

a.   algemene graven en algemene urnengraven

b.   eigen graven, eigen kindergraven en eigen urnengraven;

c.   eigen urnennissen;

d.   verstrooiingsplaatsen;

e.   een algemene gedenkplaats;

f.     eigen gedenkplaatjes.

 

Artikel 14 Nadere regels

1.    Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel overledenen en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de eigen en algemene graven en hoeveel verstrooiingen van as er op of in eigen graven kunnen plaatshebben.

2.    Zij bepalen tevens de afmetingen en, met inachtneming van de wettelijke minimumtermijn, de uitgifteduur van de eigen graven en de termijnen waarvoor gelegenheid wordt geboden om overledenen te begraven in algemene graven. Het college kan voorts omtrent de aard, afmetingen, de wijze van aanbrengen en de uitgifteduur van eigen gedenkplaatjes nadere regels vaststellen.

 

Artikel 15 Volgorde van uitgifte eigen graven

1.    De eigen graven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

2.    Het college kan een eigen graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaats(en) niet bezwaarlijk is.

 

Artikel 16 Categorieën

Het college kan bij nader vast te stellen regels de algemene en eigen graven onderverdelen in categorieën. Zij bepalen voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.

 

Artikel 17 Termijnen eigen graven

1.    Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats(en) zulks toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van twintig of dertig jaar het recht op een eigen graf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het eigen graf is uitgegeven.

2.    Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde uitsluitend recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van tien jaren, mits de aanvraag in de periode van twee jaar voorafgaand aan het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

3.    Een recht als in dit artikel bedoeld, kan slechts aan één rechthebbende worden verleend ten behoeve van zichzelf en voor de personen genoemd in artikel 19, eerste lid. Verlening van het recht ten behoeve van een ander is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

 

Artikel 18 Grafkelder

Het college kan aan de rechthebbende op een eigen graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening, doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door hen te stellen voorwaarden. 

 

Artikel 19 Overschrijving van verleende rechten

1.    Het recht op een eigen graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven, ten name van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad, mits tevens een verklaring van degene op wie het recht dient te worden overgeboekt wordt overgelegd waaruit diens instemming met de overboeking blijkt. Overschrijving op verzoek van de rechthebbende ten name van een ander dan de vorengenoemde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

2.    Na het overlijden van de rechthebbende kan het eigen graf worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad, mits de aanvraag hiertoe wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende. Overschrijving ten name van een ander dan de in de vorige zin bedoelde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

3.    Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn, kan het college het uitsluitend recht vervallen verklaren, waarna het desbetreffende graf kan worden geruimd met inachtneming van de wettelijke grafrusttermijn.

4.    Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van een jaar kan het college het desbetreffende uitsluitend recht alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een graf dat inmiddels is geruimd.

 

Artikel 20 Afstand doen van een uitsluitend recht

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding of restitutie van reeds betaalde rechten kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van een uitsluitend recht. Van de ontvangst van zodanige verklaring doet het college schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

 

Artikel 21 Sluiting van graven

1.    Op aanvraag van de rechthebbende kan het college een graf gesloten verklaren. Gedurende de tijd dat een graf gesloten is, mag grafbedekking worden geplaatst en mag daarin geen andere begraving plaatshebben of asbus worden bijgezet, dan die van de stoffelijke overschotten van de personen die de rechthebbende in zijn aanvraag met name heeft genoemd.

2.    Het college bepaalt in overleg met de rechthebbende de periode waarvoor de in het eerste lid bedoelde sluiting zal geschieden. Zij stellen de bijzondere voorwaarden vast, waaraan moet zijn voldaan alvorens het graf gesloten wordt verklaard.

 

Hoofdstuk V Grafbedekkingen

 

Artikel 22 Vergunning grafbedekking

1.    Voor het hebben of wijzigen van een grafbedekking is een schriftelijke vergunning nodig van het college. Het college kan aan deze vergunning voorschriften verbinden.

2.    Omtrent de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen kan het college nadere regels vaststellen.

3.    Het college kan ontheffing verlenen van de door hen vastgestelde nadere regels.

4.    Het college kan de vergunning weigeren indien:

a.   niet voldaan wordt aan de door hen vastgestelde nadere regels;

b.   de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

c.   de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

d.   de constructie van het gedenkteken ondeugdelijk is;

5.    De vergunning komt van rechtswege te vervallen op het moment dat de grafbedekking ingevolge artikel 24, vierde lid, is komen te vervallen aan de gemeente.

6.    De risico’s die voortvloeien uit het plaatsen en het geplaatst houden van de grafbedekking op een graf, zijn voor rekening van de vergunninghouder.

           

Artikel 23 Grafbeplanting

1.    Het college kan nadere regels vaststellen omtrent de aard, de afmetingen en de wijze van aanbrengen van grafbeplanting.

2.    Zonder voorafgaande waarschuwing, en zonder dat enige aanspraak op een vergoeding kan worden gemaakt, kunnen worden verwijderd:

a.   beplantingen die ingevolge de in het eerste lid bedoelde nadere regels niet zijn toegestaan;

b.   dode beplantingen;

c.   beplantingen die, naar oordeel van de beheerder, in een verwaarloosde staat verkeren;

d.   losse bloemen, planten, kransen en dergelijke, die verwelkt zijn;

e.   losstaande potten, vazen en dergelijke.

3.    Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden na verwijdering gedurende twaalf weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende indien deze daartoe tevoren een schriftelijke verzoek heeft ingediend bij de beheerder.

 

Artikel 24 Verwijdering grafbedekking

1.    De grafbedekking kan na het verstrijken van de graftermijn door het college worden verwijderd.

2.    Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking wordt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd op een op het te ruimen graf te plaatsen bordje door het college bekend gemaakt.

3.    Op grond van een daartoe door de rechthebbende bij het college ingediende aanvraag, blijft de grafbedekking na verwijdering nog gedurende twaalf weken ter beschikking van degene aan wie een vergunning als bedoeld in artikel 22 was verleend. De aanvraag kan worden ingediend gedurende de in het tweede lid genoemde termijn.

4.    De grafbedekking vervalt aan de gemeente indien:

a.   geen verzoek op grond van het derde lid is ingediend en de termijn waarbinnen dit verzoek had kunnen worden ingediend is verstreken;

b.   de grafbedekking niet binnen twaalf weken nadat deze van het graf is verwijderd, is afgehaald.

5.    De beheerder kan een gedenkteken tijdelijk wegnemen of verplaatsen, indien, en voor de duur van, dit voor de begraving van overledenen in of in de nabijheid van het graf of om andere dringende redenen noodzakelijk is.

 

Artikel 25 Onderhoud rechthebbende

1.    De rechthebbende op een eigen graf is verplicht er voor zorg te dragen dat de grafbedekking zich steeds in goede staat bevindt en dat het daartoe vereiste onderhoud of herstel plaatsvindt zodat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats niet schaadt en geen gevaar voor belendende graven of bezoekers kan opleveren.

2.    De grafbedekking wordt geacht voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker te zijn aangebracht. Schade als gevolg van brand, vandalisme, vorst, wateroverlast en andere van buiten komende oorzaken, of ontstaan door het weghalen en terugplaatsen van een gedenkteken ten behoeve van een bijzetting of opgraving, en eventuele gevolgschade voor derden, is voor risico en rekening van de rechthebbende.

3.    Rechthebbende en gebruikers zijn verplicht de – door welke omstandigheden ook – aan een grafbedekking toegebrachte schade op eerste aanschrijven te herstellen, indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het bestuur het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt.

4.    Indien de rechthebbende nalaat zorg te dragen voor behoorlijk onderhoud of herstel van de grafbedekking, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende twaalf weken ter beschikking van de rechthebbende en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

5.    De verwijdering vindt niet plaats dan nadat de rechthebbende behoorlijk per brief is opgeroepen om te worden ingelicht over de toestand van de grafbedekking. De oproeping geschiedt door mededeling op het mededelingenbord op de begraafplaats als het adres van de rechthebbende niet bekend is. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

 

Hoofdstuk VI Ruiming van graven, urnengraven en urnennissen

 

Artikel 26 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

1.    Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden op een bij het te ruimen graf te plaatsen bordje ter kennis van de belanghebbenden gebracht.

2.    In afwijking van hetgeen bepaald in het eerste lid zal in geval sprake is van een eigen graf de rechthebbende wiens adres bekend is uiterlijk 1 jaar voor het genoemde tijdstip schriftelijk worden medegedeeld wanneer de termijn van uitgifte gaat verstrijken, tenzij reeds een verzoek om verlenging als bedoeld in artikel 17, lid 2, is ingediend.

3.    De bij de ruiming van het graf nog aanwezige overblijfselen van overledenen worden begraven en de as wordt verstrooid op een van de daartoe bestemde, gedeelten van de begraafplaatsen.

4.    Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de overblijfselen, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor herbegraving elders.

5.    Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij de beheerder een aanvraag indienen om deze voor een periode van maximaal twaalf weken ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.

6.    De rechthebbende op een eigen urnengraf of urnennis kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

7.    Verstrooiing van de as binnen de wettelijke termijn voor ruiming van asbussen is mogelijk wanneer een tussentijdse wijziging van de bestemming van de as wordt overeengekomen met degene die de as heeft doen bijzetten.

 

Hoofdstuk VIII Inrichting register

 

Artikel 27 Voorschriften

1.    Het college stelt voorschriften vast voor het register van de begraven overledenen en de bezorgde as.

2.    Het register wordt bijgehouden door de beheerder.

 

Hoofdstuk IX Toezicht

 

Artikel 28 Opsporingsambtenaren

Met de opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, belast de door het college aan te wijzen ambtenaren, ieder voor zoveel betreft die in het aanwijzingsbesluit vermelde artikelen van deze verordening en onverminderd hetgeen omtrent de toekenning van de bevoegdheid tot opsporing van strafbare feiten is bepaald in artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering.

 

Artikel 29 Toezicht op de naleving

Met het toezicht op de naleving van deze verordening en de op grond daarvan genomen besluiten zijn belast de door het college aan te wijzen ambtenaren ieder voor zoveel betreft die in het aanwijzingsbesluit vermelde artikelen van deze verordening.

 

Hoofdstuk X Slotbepalingen

 

Artikel 30 Overgangsbepaling

De rechten en verplichtingen met betrekking tot eigen graven die voortvloeien uit de ingevolge artikel 32 ingetrokken verordening, worden geacht ingevolge deze verordening te zijn ontstaan.

 

Artikel 31 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met de artikelen 3, derde lid, 4, eerste en tweede lid, 5, eerste en tweede lid, of 6, tweede lid, wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

 

Artikel 32 Inwerkingtreding

1.      Deze verordening treedt in werking op een nader door het college te bepalen tijdstip doch niet eerder dan zes weken na de bekendmaking van de vaststelling ervan.

2.      Met ingang van de in lid 1 genoemde dag van inwerkingtreding vervalt de bestaande verordening “tot regeling van de inrichting, het gebruik en het beheer van de gemeentelijke begraafplaatsen” van 28 maart 1974 (inwerkingtreding 1 mei 1974).

 

Artikel 33 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Beheersverordening Begraafplaatsen Delft.

 

II.       In te trekken de bestaande verordening
”tot  regeling van de inrichting, het gebruik en het beheer van de gemeentelijke begraafplaatsen” van 28 maart 1974.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 2 oktober 2003.

 

 

 

                                                                       ,burgemeester.

 

 

 

                                                                       ,griffier.