Delft, februari 2004
In de
programmabegroting 2004-2007 is aangegeven dat
jaarlijks een integraal toezicht- en handhavingsplan zal verschijnen.
Dit plan wordt door de gemeenteraad besproken. Bijgaand treft u het eerste
Handhavingsprogramma aan van de Gemeente Delft.
Sinds enige tijd
staat handhaven hoog op de politieke en bestuurlijke agenda’s. Ook in Delft zal
meer aandacht aan handhaving worden besteed. Dit heeft zich vertaald in het
besluit meer programmatisch te gaan handhaven en in de aanstelling van een
handhavingsregisseur. Als verschillen tussen de oude en de nieuwe situatie voor
wat betreft handhaving, noemen we:
1. we gaan van reactief werken naar pro-actief
werken
2. we gaan prioriteiten stellen en keuzes maken
in de handhaving
3. inhoudelijke prioriteiten die worden gesteld
en afwegingen die worden gemaakt zijn het resultaat van een bestuurlijke
keuze
4. we gaan - waar mogelijk - integraal werken
of taken voor elkaar waarnemen
5. we beschouwen de vergunningverlening als een
belangrijk voorstadium voor effectieve handhaving
6. we gaan vergunningverlening en handhaving zo
professioneel mogelijk doen
7. we nemen dienstverleningsaspecten naar
burgers en bedrijven mee in onze benadering.
In 2004 zal ook
expliciet aandacht worden besteed aan de totstandkoming en het verzamelen van
kwantitatieve gegevens met betrekking tot handhaving. Op deze manier kunnen we
in de nabije toekomst een helder beeld krijgen op welke handhavingstaken de
aanwezig capaciteit wordt ingezet en wat daarvan de resultaten zijn. Zo moet het
programma ieder jaar een stapje beter worden.
Sinds enige tijd
staat ‘handhaving’ hoog op de politieke en bestuurlijke agenda’s, zowel op
lokaal niveau als op landelijk niveau.. De aanleidingen daarvoor zijn divers
maar de behoefte aan veiligheid en leefbaarheid is binnen de samenleving
duidelijk aanwezig. Dat betekent ook – meer dan in het verleden het geval was –
niet alleen aandacht voor de totstandkoming van regelgeving, maar juist en vooral
ook voor het handhaven van regels en spelregels. Handhaven is kortom, de
laatste jaren steeds meer een plicht tot handhaven geworden in plaats van een
bevoegdheid. Een van de spelers in dit spel op lokaal niveau is de Gemeente.
Vanuit het ministerie van Justitie is in 2001 het programma “Handhaven op
niveau” gestart. In dit programma wordt de nadruk gelegd op het programmatisch
handhaven. Kort gezegd betekent dat: “handhaven met beleid”, waarbij sprake is
van een cyclisch proces waarbij resultaten worden getoetst en het beleid
bijgesteld kan worden[1].
In dit kader is onder meer aandacht voor de ontwikkeling van instrumenten die
onder andere door lokale overheden gebruikt kunnen worden bij het vormgeven en
invullen van handhaving. Ook vanuit het ministerie van VROM is verhoogde
aandacht voor de handhaving zichtbaar, zowel wat betreft de handhaving van
milieutoezicht als wat betreft de handhaving van bouwtoezicht (zie verder onder
paragraaf 1.2.2).
Binnen de Gemeente
Delft verscheen in 2002 de nota “Hand-in-Handhaving”. In deze nota werd met
name aandacht besteed aan het concept “integraal werken”. Op dat moment waren
er twee experimenten gehouden met integraal werken: het project Kleurenblind
(met de provincie Zuid-Holland, gemeente Delft, Hoogheemraadschap van Delfland,
politie en Servicepunt Handhaving van stadsgewest Haaglanden) en een integrale
controle van een aantal horeca-bedrijven in Delft. In de nota werd een Top 9
Vergunningen aangegeven waarop integraal gehandhaafd kan worden. Ten behoeve
van de integrale aspecten werd voorts gepleit voor de aanstelling van een
handhavingsregisseur. Uiteindelijk is medio 2003 een dergelijke functionaris
aangesteld. Primaire taak van de handhavingsregisseur is om een coördinerende
en sturende rol te vervullen met betrekking tot vergunningverlening,
handhaving- en handhavingstaken binnen de Gemeente Delft. Dat betekent ook
aandacht voor programmatisch handhaven.
In mei 2003 is in
Delft gestart met het project “Professionalisering van de handhaving”. Dit professionaliseringtraject richt zich
globaal gesteld op het inzichtelijk maken van beleid- en beleidskeuzes en het optimaliseren
van de onderliggende processen die met handhaving te maken hebben. Aanleiding
hiertoe waren de vanuit VROM gestelde kwaliteitscriteria waar het
milieutoezicht aan moet voldoen per 1 januari 2005.
Al snel is besloten
deze professionaliseringsslag verder te verbreden tot wat we zijn gaan noemen
het gebied “Gebouw en Gebruik” . Daaronder wordt begrepen vergunningverlening
en handhavingstaken op het gebied van bouw- en woningtoezicht (BWT), Milieutoezicht (MilT), gebruiksvergunningen
(Brandweer) en exploitatievergunningen (Vergunningen en Ontheffingen –
onderdeel TOR). Met betrekking tot het onderdeel BWT wordt vanuit VROM –
vooruitlopend op verwachte wijzigingen met betrekking tot handhaving in de
Woningwet in 2004 – ondersteuning gegeven aan een aantal pilotgemeenten
(waaronder Delft) bij het invullen van het programmatisch handhaven en het
maken van een handhavingsbeleidsplan.
Naast de keuze voor
dit professionaliseringstraject is gekozen voor het meer programmatisch gaan
handhaven en daarbij ook de nadruk te leggen op integraal handhaven. De
essentie van programmatisch handhaven ligt in de keuze voor een meer
beleidsmatige benadering – van reageren op,
naar programmeren van. Bepalend daarin is de bestuurlijke keuze die
wordt gemaakt op basis van prioriteitstelling, gebaseerd onder andere op
risico’s van verschillende aard voor de gemeente zelf, maar ook voor burgers en
bedrijven.
Vanuit een eerder
geformuleerde bestuurs- en organisatiefilosofie[2];
door vergunningverlening erbij te betrekken en integraal te gaan werken, wil
Delft nadrukkelijk koersen op een meerwaarde voor burgers en bedrijven[3].
Waar mogelijk zal ook op het terrein van vergunningverlening en de daaraan
gekoppelde handhavingstaken de dienstverlening moeten worden verbeterd. Ten behoeve
van het Programmatisch Handhaven en het professionaliseringstraject is een
stuurgroep samengesteld onder leiding van de burgemeester (H. van Oorschot)
waarin ook een van de wethouders (C. Baljé) zitting heeft.
Op gemeenteniveau
gaat het al met al om een grote hoeveelheid handhavingstaken. Binnen Delft
kiezen we voor een benadering waarbij de handhavingstaken zich concentreren op
drie terreinen en wel:
§
Gebouw en
Gebruik
§
Gebruik van de
Openbare Ruimte
§
Overige
handhavingstaken m.b.t. individuele burgers (zoals leerplichtwet, bijstandswet
e.d.)
Gezien de omvang
van de handhavingstaken en gezien het feit dat we onze energie gericht willen
inzetten op daadwerkelijke verbetering, willen we prioriteiten stellen. Dat
betekent ook dat we niet meteen alle handhavingstaken op alle terreinen in het
programma onderbrengen. We starten het programmatisch handhaven daarom met
gebied 1, namelijk “Gebouw en Gebruik” . In een latere fase nemen we gebied 2
(Openbare Ruimte) en weer later gebied 3 op in het jaarlijkse
Handhavingsprogramma. Om misverstanden te voorkomen: dat betekent uiteraard
niet dat er binnen Openbare Ruimte (o.a. de sectoren Toezicht Openbare Ruimte
en Stadsbeheer) geen aandacht is voor handhaving. Integendeel.
Door handhaven te
programmeren wordt ook duidelijk dat we niet handhaven om het handhaven, maar
handhaving gebruiken als middel om bepaalde doelen te bereiken, daaronder ook
het beheersbaar hebben en houden van risico’s. Deze doelstellingen worden onder
andere weergegeven in de Programmabegroting 2004-2007. Bij het programma
Veiligheid wordt aangegeven dat de hoofddoelstelling is ervoor te zorgen dat
Delft een veilige stad is om te wonen, werken en te verblijven. Daarvoor wordt
beleid ontwikkeld en maatregelen genomen. In dat kader is ook specifieke
aandacht noodzakelijk voor toezicht en handhaving. Handhaving hebben we nodig
om onze beleidsdoelstellingen en regelgeving op het gebied van veiligheid en
leefbaarheid te realiseren. Daarnaast hebben we als lokale overheid een
handhavingstaak als het gaat om landelijke regelgeving. Uiteindelijk moet dit
alles bijdrage aan het feit dat burgers in Delft hier met plezier wonen en
werken, en er een goed vestigingsklimaat bestaat voor bedrijven.
Hieronder staat een
aantal uitgangspunten geformuleerd die we in Delft van belang vinden bij het
vergunningverlening en handhaven binnen het gebied Gebouw en Gebruik. Het is de
bedoeling deze uitgangspunten jaarlijks op hun merites te beoordelen en zo nodig aan te vullen of te
wijzigen. We willen deze uitgangspunten zoveel mogelijk vertalen naar concrete
doelstellingen die wij voor een bepaald kalenderjaar formuleren (zie hoofdstuk
3 en volgende).
We kiezen in Delft
voor integrale vergunningverlening en handhaving. Daaronder verstaan wij “ het
in verschillende vormen met elkaar samenwerken vanuit verschillende vakteams en
vakdisciplines om vergunningverlening en handhaving zo effectief en efficiënt
mogelijk uit te voeren” . Waar dat mogelijk en wenselijk is - ook en met name
bezien van burgers en bedrijven – willen we integraal werken op het gebied van
vergunningverlening en handhaving verder vorm geven.
Een specifieke
invalshoek bij spontaan naleefgedrag is de eigen verantwoordelijkheid van
burgers en bedrijven. Het naleven van regels is altijd een kwestie van
wisselwerking; beide partijen spelen daarin een rol. In Delft willen we
proberen meer expliciet invulling te gaan geven aan deze eigen
verantwoordelijkheid. Dat geldt met name voor die bedrijven die op basis van
ervaring hebben laten zien, de eigen verantwoordelijkheid waar te kunnen maken;
ook kan deze werkwijze worden ingezet ten aanzien van handhavingstaken die
lager op de prioriteitenlijst staan. In 2004 zullen we dit gaan vertalen in een
systeem. Hierbij kunnen we bijvoorbeeld denken aan het verlagen van de
bezoekfrequentie bij bedrijven, die blijk geven van verantwoordelijk gedrag,
zeker in gevallen waar het risico niet erg groot is. Maar ook kan een systeem
worden ontwikkeld van zelfcontrole door middel van een controlelijst of het
werken met specifieke aanwijzingen en zelfcontrole rondom bijzondere dagen/gebeurtenissen,
zoals feestdagen[4]. Overigens
wordt dit laatste in de praktijk al gedaan door de brandweer, bijvoorbeeld bij
carnaval in de horeca. Op deze wijze kunnen met name ook
bedrijven/instellingen, die niet hoog op de controle-agenda staan toch op een
verantwoord niveau worden gebracht
2.2.4
Programmatisch
en systematisch handhaven
De keuze die we
maken voor programmatisch en systematisch handhaven betekent in de praktijk dat
we kiezen wat we wel of niet actief preventief gaan handhaven (in de vorm van
controles en toezicht). Daarop zetten we primair de beschikbare
handhavingscapaciteit in. Daaruit volgt dat we andere handhavingstaken – die
lager op de lijst staan – niet actief maar meer reactief benaderen, reagerend
op klachten of signalen. Wel zullen we – zoals vermeld in punt 2.2.2 - nagaan
hoe we met betrekking tot dit soort handhavingstaken, meer gebruik kunnen gaan
maken van systemen van zelfcontrole.
Prioriteitstelling
in relatie tot beschikbare capaciteit heeft per betrokken vakteam een andere
uitwerking op de feitelijke inzet. Waar bij de Brandweer slechts 1,0 fte
beschikbaar is voor controle op o.a. de gebruiksvergunningen is het toekennen
van prioriteit aan een of meer categorieën qua programmatisch handhaven – zie
hoofdstuk 4 onder c – en het beschikbaar houden van capaciteit voor reageren op
‘piepsignalen’ (klachten, signalering door bestuur, andere teams of tijdens
andere activiteiten) een marginaal proces. Deze beperkende situatie, die in
mindere mate ook voor de andere vakteams geldt, impliceert dat sommige
onderwerpen niet de aandacht krijgen, die deze verdienen.
De nadruk, die ook
de wetgever legt op de eigen verantwoordelijkheid van vergunninghouders,
eigenaren en huurders van gebouwen, bouw- en sloopbedrijven etc.[6]
zullen wij vertalen in het stimuleren van zelfcontrole onder meer door het
ontwikkelen en aanbieden van een door de bedrijven en instellingen zelf in te
vullen checklist, bijvoorbeeld met betrekking tot de gebruiksvergunning.
Kwantiteit, kwaliteit en tempo van de respons kunnen indicatoren zijn om in
komende jaren de prioritering bij te stellen. Ook is hierbij van belang, dat de
risicomatrices, die nu (2004) worden opgesteld in het kader van
Professionalisering van de Handhaving, ons in staat stelt de juiste afwegingen
te maken bij het toekennen van hoge en lage prioriteiten.
Als doelstelling
voor het handhavingsbeleid formuleert Bouw- en Woningtoezicht (BWT) het
volgende: “Handhaven voor een veilig,
gezonde en duurzame samenleving door een proactieve en transparante overheid
met een eenduidige behandeling naar de burgers”.
Voor
handhavingstaken op het gebied van bouw- en woningtoezicht is een aantal wetten
en een aantal verordeningen van belang. Daarbij noemen we: de Woningwet, de Wet
op de Ruimtelijke Ordening, Bouwbesluit, Bouwverordening en de Welstand en
Monumentenwet. Op grond daarvan heeft BWT heeft onder andere de volgende concrete werkzaamheden uit te voeren:
·
verlenen van
bouw-, APV-, splitsings-, (asbest-)sloop- vergunningen.
·
huisnummertoekenning
·
het opsporen
van illegale bouwwerken
·
het handhaven
van het bestemmingsplan
·
behandelen van
klachten door burgers
Veel aanvragen voor
een vergunning (momenteel zo’n 49%) worden voorafgegaan door een vooroverleg. Voordeel voor de belanghebbende is dat tijdens de behandeling van een
vooroverleg geen gedetailleerde tekeningen noodzakelijk zijn en tijdens het
overleg op basis van regelgeving of welstand in ruime mate veranderingen
mogelijk. Delft neemt momenteel
deel aan landelijk project “Collectieve Kwaliteitsnormering Bouwaanvragen” dat
toetsing differentieert naar “zwaarte” van de aanvraag. Delft wil de uitkomst
van dit project afwachten vooraleer te besluiten tot een eigen aanpak.
Momenteel gelden op basis van de Woningwet 2003 strakke termijnen en een nieuwe
procedure.
Een belangrijk punt
bij de vele soorten bouwvergunningen is de handhaafbaarheid. De wetgever vereist een 100 %
toets en inspectie, echter dit is niet reëel gelet op de wetgeving en enorme
hoeveelheid voorschriften en als gevolg van onvoldoende capaciteit niet
realiseerbaar. Hierdoor is het noodzakelijk om tot duidelijke
prioriteitstelling te komen. Bij
(buiten)controles geldt ook, dat lang niet alle noodzakelijke controles kunnen
worden uitgevoerd, vanwege capaciteitsproblemen. Het is daarom noodzakelijk
keuzes te maken.
Met betrekking tot
de prioriteitstelling in de handhaving van Bouw- en Woningtoezicht is gewerkt
aan een analyse – in samenspraak met
het ministerie van VROM en door de Gemeente Delft verder uitgewerkt - waarbij
is uitgegaan van:
a. concrete handhavingstaken op het gebied van
Bouw- en Woningtoezicht
b. gebouwfuncties
c. mogelijke effecten van potentiële en
feitelijke overtredingen
d. kansen op overtredingen
In de
prioriteitstelling is veel gewicht toegekend aan het veiligheidsaspect als mogelijk effect van een potentiële of
feitelijke overtreding. Daarnaast spelen effecten op de gezondheid en het milieu een belangrijke rol. Iets minder zwaar
wegen financieel economische effecten, effecten op de leefomgeving en op het
imago van de Gemeente. Dat heeft tot de volgende prioriteitstelling geleid:
Naast deze
prioriteiten wordt nog een 23-tal andere handhavingstaken onderkend.
De
handhavingstaken kunnen globaal worden onderscheiden in:
a.
reactief
handhaven, reageren op klachten, incidenten en dergelijke;
b.
preventief
handhaven, preventieve controle op verleende vergunningen, regelgeving en
dergelijke
c.
repressieve
handhaving (afdwingen van het ongedaan maken van de overtreding)
Van de beschikbare
capaciteit zal een deel ingezet moeten worden voor de eerste categorie
handhavingstaken. De prioriteitstelling is aan de orde in de tweede categorie,
waarbij in de loop van 2004 nog nadere invulling van de gekozen prioriteiten
gaat plaatsvinden. In een aantal gevallen, zeker als het gaat om
collectiviteit, zal nadere onderbouwing noodzakelijk zijn. Dit betreft zaken
als grotere handhavingsacties op grotere schaal, die meerdere gevallen
omvatten, handhaving naar aanleiding van specifieke thema’s of in specifieke
gebieden. Op die momenten zal nader – door middel van beleidskaders -
vastgesteld moeten worden op welke wijze handhaving plaats gaat vinden.
In dit analyse
model zijn overigens beleidsthema’s (anders dan de genoemde zoals veiligheid)
en specifieke prioriteiten van het College van B&W en Raad niet meegewogen.
Mochten in de loop van 2004 nog andere prioriteiten naar voren komen, dan zal
dit – bij gelijkblijvende capaciteit – van invloed zijn op bovenstaande prioriteiten.
Preventief toezicht
|
Aantal |
Opmerkingen |
Vooroverlegadviezen;
bouwbeschikkingen; sloopbeschikkingen; licht-vergunningbeschikkingen |
460 |
Het totaal aantal
te verlenen en te handhaven vergunningen wordt geschat op 700. Hierin moeten
vanwege capaciteitsredenen prioriteiten worden gesteld. |
Diversen:
waaronder reclame, apv-beschikkingen, splitsings-beschikkingen |
140 |
|
Repressief toezicht
|
|
|
Sanctie beschikkingen
|
120[7] |
Het betreft hier
opgelegde sancties, ook voorwaarschuwingen |
Waarvan
juridische handhaving |
100[8] |
Het betreft hier
het ten uitvoer brengen van opgelegde sancties |
Burgemeester en
Wethouders hebben op grond van de Brandweerwet een taak in het voorkomen van
brand, het beperken van brand en brandgevaar, het voorkomen en beperken van
ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt. De wettelijke basis
voor de brandpreventietaken van de brandweer wordt gevormd door landelijke en
gemeentelijke regelgeving, zoals de Brandweerwet, de Woningwet, Wet
Milieubeheer, Bouwverordening, Brandbeveiligingsverordening, APV en
Beleidsniveaus brandveiligheid bestaande bouw. De brandpreventietaken worden
uitgevoerd door het vakteam Bouwen en Infrastructuur van de Brandweer.
Op basis van de
Bouwverordening is het vakteam belast met het afgeven van gebruiksvergunningen,
teneinde te voorzien in het brandveilig gebruik van bouwwerken. Voorts staan in
deze verordening gebruiksbepalingen, waaraan alle bouwwerken moeten voldoen.
Een gebruiksvergunning is onder meer nodig in geval meer dan 50 personen
tegelijk aanwezig zullen zijn in een gebouw, er bedrijfsmatig bepaalde stoffen
(Regeling Bouwbesluit brandveiligheid) zullen worden opgeslagen, als aan meer
dan 5 personen beroepsmatig verzorging wordt verschaft (hotels, ziekenhuizen),
bij kamerverhuur, bij kinderdagverblijven.
Naast het
beoordelen van een aanvraag van een gebruiksvergunning, het opstellen en
verlenen van een vergunning met daaraan verbonden voorwaarden is het vakteam
belast met het periodiek controleren en handhaven van afgegeven vergunningen.
Voorts is het vakteam wat betreft handhavingstaken belast met de controle en
goedkeuring van technische installaties en controle op uitvoering en naleving
van brandpreventieve voorzieningen met betrekking tot de brandveiligheid van
bouwwerken en milieuvergunningsplichtige inrichtingen. Momenteel is het vakteam
bezig met een inhaalslag van de afgifte van gebruiksvergunningen.
De beschikbare
capaciteit voor controle wordt ingezet op controle van verstrekte
gebruiksvergunningen, evenementen en verkooppunten van consumentenvuurwerk. Ook
wordt capaciteit ingezet voor controle in het kader van het Besluit Risico
Zware Ongevallen (zie ook hoofdstuk 5, Milieutoezicht). Controle is nodig om
het wettelijk beoogde brandveiligheidniveau in stand te houden.
Ten behoeve van
prioriteitstelling in de handhaving is door het vakteam gebruik gemaakt van de
risico-matrix van VROM. Daarbij is het zwaartepunt gelegd op de invalshoeken fysieke
veiligheid (primair) van de gebruikers en het imago van de gemeente
(de helft van de zwaarte van fysieke veiligheid) als bestuursorgaan. Bij fysieke veiligheid is als belangrijkste
categorie te onderscheiden de categorie “niet zelfredzame” personen. Deze
categorie komen we tegen in de gezondheidszorg en bij de kinderopvang. De categorie
“zelfredzaam” met een hoog risico komen we tegen bij kamerverhuur (wonen),
cafés en disco’s (hoge bezettingsgraad).
Gezien de beperkte
capaciteit die beschikbaar is voor controle (1 fte) is er voor gekozen om deze
in 2004 voor wat betreft de preventieve handhaving, in te zetten ten behoeve
van controle van gebouwen waar niet-zelfredzame personen in verblijven[9].
Met dien verstande, dat de zorginstellingen,
kinderdagverblijven en scholen één keer per twee jaar door de brandweer in persoon zullen worden gecontroleerd, te
beginnen in 2004. In 2005 zal toezicht plaatsvinden door middel van een
schriftelijke checklist aan deze instellingen. Ten aanzien van de
logiesgebouwen, de kamerverhuurbedrijven en horeca-inrichtingen (de categorie
zelfredzaam) wordt een gedifferentieerde aanpak ingevoerd. Hoofdlijn daarbij is
dat toezicht en controle met betrekking bedrijven die hebben laten zien dat ze
eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van brandveiligheid hebben waargemaakt,
een andere invulling krijgt dan bij bedrijven waar dat minder het geval is. Voor 2004
zal maximaal 30% van de afgegeven gebruiksvergunningen kunnen worden
gecontroleerd[10].
In 2004 wordt de
capaciteit ingezet op de volgende handhavingstaken:
·
Gebruiksvergunningen
(bouwwerken); in het bijzonder zorginstellingen, kinderdagverblijven, scholen
(gedeeltelijk)
·
Tijdelijke
gebruiksvergunningen (evenementen)
·
Brandveiligheidscontrole
feestdagen
·
Integrale
vuurwerkcontrole
·
Integrale
controle horeca
·
Integrale
controle milieuvergunningen
·
Brandveiligheidscontroles
algemeen (reactief)
Totaal aantal
voorgenomen controles |
Waarvan |
|
Opmerkingen |
Bouwwerken |
Zorginstellingen |
17 |
|
|
Kinderdagverblijven
|
91 |
|
|
Schoolgebouwen |
40 |
|
Tijdelijke
gebruiksvergunningen |
|
20 |
Evenementen |
Vuurwerkcontrole |
|
12 |
Verkooppunten |
Feestdagen |
|
15 |
Brandveiligheidscontroles
diverse bouwwerken |
Horeca |
|
10 |
Brandveiligheidcontroles
|
Een van de belangrijke wetten op het gebied
van milieubeheer is de Wet Milieubeheer (voorheen de Hinderwet), waar het
begrip “bescherming en verbetering van het (leef)milieu” centraal staat. Naast de onder de oude
Hinderwet genoemde aspecten gevaar, schade en hinder noemt de Wet Milieubeheer
ook de zorg voor een doelmatige verwijdering, preventie en hergebruik van
afvalstoffen, de zorg voor een zuinig gebruik van energie en grondstoffen, en
het beperken van de gevolgen van de verkeersaantrekkende werking van de
inrichting. De genoemde zorgtaken staan bekend als de verruimde reikwijdte.
Andere wetten waarvoor de milieu-inspecteurs van het vakteam Milieutoezicht
zijn aangesteld als toezichthouder zijn de Wet geluidhinder, de Wet
bodembescherming, de Wet Milieugevaarlijke stoffen, de Wet inzake de
luchtverontreiniging en de gemeentelijke Afvalstoffenverordening. Daarnaast is
een aantal AmvB’s (Algemene Maatregel van Bestuur) van kracht. De taken met betrekking
tot deze wetten beperken zich tot inrichtingen.
Het overgrote deel
van de bedrijven in de binnenstad die onder de werking van de Wet Milieubeheer
vallen, vallen onder een Algemene Maatregel van Bestuur (AmvB), op weer een
groot deel daarvan is het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen
milieubeheer van toepassing.
In
de binnenstad vormt geluid een potentieel probleem. Enerzijds komt dit door het
grote aantal horeca-inrichtingen (cafés, bars en discotheken), terwijl in de
historische binnenstad de geluidsisolatie van panden vaak verre van optimaal
is. Ook buiten de binnenstad – in de overige woonwijken – is sprake van
honderden inrichtingen, waarvan het merendeel onder de werking van een Algemene
Maatregel van Bestuur valt. Tussen de 200 en 300 bedrijven in de gemeente Delft
zijn vergunningsplichtig. Wat betreft
vergunningverlening/regelstelling hebben de werkzaamheden van het vakteam
Milieutoezicht betrekking op: het verlenen van milieuvergunningen,
behandelingen van meldingen, opstellen van specifieke voorschriften;
ontheffingen, vrijstellingsregeling, inzamelvergunning afvalstoffen.
Niet altijd is de
Gemeente het bevoegd gezag; afhankelijk van de grootte kan een bedrijf onder
het gezag van de provincie Zuid-Holland vallen.
Ten behoeve van de
prioriteitstelling in de handhaving is gebruik gemaakt van verschillende
invalshoeken:
a. nationaal beleid (Milieubeleidsplan 2001),
met speerpunten als externe veiligheid, milieu en gezondheid, klimaatbeleid
b. lokaal beleid, het huidige collegeprogramma
met onder meer de volgende taken op het gebied van milieutoezicht: toezicht
horeca, aanscherping handhaving in de binnenstad, lokaal klimaatbeleid en
mobiliteit
c. vanuit de eigen expertise van de medewerkers
Milieutoezicht, waarbij als invalshoeken zijn meegenomen: externe veiligheid,
het getoonde naleefgedrag van bedrijven met betrekking tot regelgeving en de
thema’s die vallen onder het begrip “verruimde reikwijdte” (zie hieronder).
Dit leidt tot de
volgende prioriteitstelling:
·
externe
veiligheid; bescherming van
burgers en bedrijven tegen gevolgen van calamiteiten; specifiek gaat het hier
om het beperken van risico’s als gevolg van activiteiten van bedrijven,
doelstelling is het naleefgedrag van bedrijven waar externe veiligheid een rol
speelt te verhogen;
·
naleving
van (hinder)voorschriften;
bedrijven dienen altijd de milieuvoorschriften na te leven, algemeen doel is
het verbeteren van het naleefgedrag. Een bedrijf waar al eerder een overtreding
is geconstateerd staat hoger op de lijst van controles dan een bedrijf waar
geen overtredingen zijn geconstateerd.
·
thema’s
verruimde reikwijdte;
algemene doelstelling is het realiseren van: energiebesparing,
drinkwaterbesparing, grondstoffenbesparing en afname van (de gevolgen van) aan-
en afvoerbewegingen. Daarnaast worden nog overige thema’s onderscheiden, zoals
lucht, afvalwater, bodem, geluid, afval.
Met bovenstaande
prioriteitstelling als uitgangspunt wordt vastgesteld wat de frequentie zal
zijn van controles. Het gaat hierbij dan overigens om een integrale controle,
waarmee wordt bedoeld controle op alle relevante regelgeving op milieuterrein.
In concrete termen vertaald zullen onder andere de volgende soort bedrijven
prioriteit krijgen in 2004:
Preventieve handhaving:
·
LPG-stations
in woonwijken
·
Bedrijven waar
het BRZO (Besluit Risico Zware Ongevallen) van toepassing is en waarbij
woningen liggen binnen de risicocontouren van het bedrijf
·
Overige
bedrijven waar meer dan 250 kg gevaarlijke stoffen is opgeslagen
Als reactie op
klachten:
·
Horeca in
woongebieden
Net als bij Bouw-
en Woningtoezicht wordt ook in 2004 ook bij Milieutoezicht verder geïnvesteerd
in het professionaliseren van handhaving. Op 1 januari 2005 zal Milieutoezicht
moeten voldoen aan de kwaliteitscriteria die VROM dienaangaande heeft gesteld.
De
capaciteit die beschikbaar is voor handhaving zal in 2004 worden ingezet op de
volgende taakgebieden:
· integrale controles (dat
wil zeggen controle van alle relevante milieuwetgeving) met inachtneming van de
prioriteiten zoals hierboven aangegeven.
· thema controles (met als
voornaamste doelgroep die bedrijven die niet zijn opgenomen in het systeem van
periodieke controles; bij de keuzes worden de eerder genoemde prioriteiten in
acht genomen)
· klachten horeca (o.a.
uitvoering piketregeling geluidsmeting)
· klachten overig
· voorlichting en
communicatie (zoals aan nieuwe (horeca)ondernemers en vuurwerkverkooppunten)
· overige werkzaamheden
(zoals nacontroles, opstellen en uitvoeren van handhavingsbeschikkingen,
afhandelen bezwaar- en beroepsprocedures)
Naast bovenstaande zaken willen we aandacht
besteden aan het bevorderen van zelfcontrole van de milieuregels door de
bedrijven. Dit zal gebeuren door:
· bij bedrijven die
het vakteam zelf controleert, tijdens die controle het onderwerp
“Bedrijfsinterne milieuzorg” aan de orde te stellen. Bedrijfsinterne milieuzorg
is een systeem waarmee bedrijven zelf inzicht kunnen krijgen in de
milieubelasting door hun eigen bedrijfsactiviteiten. Ook de zelfcontrole van de
milieuvoorschriften maakt deel uit van bedrijfsinterne milieuzorg. Bedrijven
die aantoonbaar werken aan bedrijfsinterne milieuzorg worden “beloond” met een
lagere bezoekfrequentie door het vakteam milieutoezicht.
·
bij bedrijven waar het vakteam niet regelmatig controleert; aan deze
groep bedrijven zal jaarlijks over één milieu onderwerp voorlichting
plaatsvinden, bijvoorbeeld door een brief. In de brief kunnen dan tips worden
opgenomen waarmee een stukje zelfcontrole mogelijk wordt.
Een en ander leidt
tot de volgende raming met betrekking tot specifieke handhavingstaken voor
2004:
Activiteit |
Aantal
controles/producten |
Waarvan |
Aantal
bedrijven |
Integrale
controle[11] |
200 |
BRZO
bedrijven |
2 |
|
|
LPG stations |
3 |
|
|
Gevaarlijke stoffen
>250 kg |
26 |
Klachten horeca |
50 |
|
|
Klachten overig |
25 |
|
De horeca is bij
uitsteek een sector waar integraal werken zowel intern als extern een
duidelijke toegevoegde waarde heeft. Binnen de gekozen prioriteit van Gebouw en
Gebruik (zie hoofdstuk 1) richten wij ons wat de horeca betreft met name op
handhavingsaspecten met betrekking tot Exploitatievergunningen en de vergunning
op basis van de Drank- en Horecawet (DHW). De meer openbare orde aspecten van
de horeca sector (zoals sluitingstijden, terrassen e.d.) worden meegenomen in
fase 2 van het Handhavingsprogramma, wanneer we ons meer specifiek gaan richten
op het Gebruik van de Openbare Ruimte.
In de horecasector
is veel verschillende regelgeving aan de orde, in landelijke wetten en in
gemeentelijke verordeningen. Daarbij is te noemen de Drank- en Horecawet, Wet Milieubeheer, Wet op de Ruimtelijke
Ordening, Woningwet, Bouwbesluit,
Exploitatieverordening, Bouwverordening, APV. Een exploitatievergunning
kan worden verstrekt op grond van de Exploitatieverordening Horeca 1998 van de
Gemeente Delft. Op grond van de Exploitatieverordening kan tevens een
terrasvergunning worden aangevraagd. De exploitatievergunning heeft een
persoonlijk karakter, evenals andere vergunningen die in de horeca worden
verleend. Bij het aanvragen van een vergunning op grond van de Drank- en
Horecawet vindt toetsing plaats op de persoon van de ondernemer (een
antecedenten onderzoek bij Justitie) en gelden ook eisen met betrekking tot
sociale hygiëne. De Drank- en Horeca Wet stelt overigens ook eisen aan de
ruimte waar het horecabedrijf wordt uitgeoefend (zoals oppervlakte, gescheiden
toiletten etc.).
In 2003 zijn 99
aanvragen voor een exploitatievergunning ingediend, waarvan 51 zijn verleend.
Er zijn iets minder vergunningen aangevraagd op basis van de Drank- en
Horecawet; daarvan zijn er in 2003 46 verleend. Het verschil zit in het feit
dat een aantal bedrijven alcohol vrije dranken schenkt. Voor 2004 is de
verwachting – op basis van ervaringscijfers - dat er circa 75 aanvragen voor
een exploitatievergunningen gedaan worden.
Op dit moment wordt
in de handhaving met betrekking tot exploitatievergunningen en DHW-vergunning
horeca nog niet structureel gewerkt met preventieve controles en met
prioriteitstelling. Wel zijn inmiddels enkele proeven gedaan met integrale
horeca-controles. Aan deze controles nemen verschillende vakteams deel en vindt
controle plaats op de volgende punten: bouwregelgeving, milieuregelgeving;
brandvoorschriften, exploitatievergunning, Drank- en Horecawetvergunning. De
ervaringen zijn dusdanig (onder andere gerichte, gezamenlijke inzet,
ondernemers krijgen gedurende korte tijd controle op relevante wet- en
regelgeving) dat besloten is deze opzet te continueren en verder te
professionaliseren. Daarbij wordt ook de politie betrokken; in 2004 wordt
contact gezocht met de Keuringsdienst van Waren en gaan we na in hoeverre de
Keuringsdienst betrokken kan worden bij deze integrale controles. Uiteraard
vindt controle van gegevens altijd plaats op het moment dat zich klachten of
bijzonderheden voordoen over een specifiek horeca-bedrijf.
·
In het kader
van het project Professionalisering wordt het proces van vergunningverlening –
in casu de Exploitatievergunning en de Drank- en Horecawetvergunning – verder
gestroomlijnd. Hierbij zijn verschillende vakteams betrokken. Resultaten moeten
(ook) ten goede komen aan (potentiële) horeca-ondernemers.
·
In 2004 zal
tenminste 1x een integrale controle (verschillende vakteams) in de binnenstad
plaatsvinden, waarbij op basis van eerder opgedane ervaringen de interne
procedure en aanpak verbeterd zal worden. Ook zal in onderling overleg gekeken
worden naar de inzet van mensen en naar de mogelijkheden om taken voor elkaar
waar te nemen.
Als doelstellingen
van integraal werken benoemen wij:
Naar extern:
-
verhoogde
kwaliteit (meer kennis en expertise beschikbaar)
-
één-loket-gedachte
(duidelijke ingang, mensen hoeven niet te gaan shoppen)
-
eenduidigheid
in optreden (rechtszekerheid en betrouwbaarheid)
-
herkenbaarheid
en zichtbaarheid (medewerkers vertegenwoordigen de Gemeente Delft)
Naar intern:
-
verhoogde
effectiviteit (door betere samenwerking een betere doelgerichtheid)
-
efficiency
voordelen (samenwerken kan op termijn efficiency winst opleveren).
In Delft kiezen we
afhankelijk van de fase waar het over gaat, het doel dat we willen bereiken en
de doelgroep, de samenwerkingsvorm die daar het beste bij past.
·
De
verschillende vakteams binnen “Gebouw en Gebruik” vervullen ten opzichte van
elkaar een signaalfunctie. Dat betekent dat men tijdens het vergunningsverleningtraject
en tijdens controles alert is op zaken die voor de klant en ook voor andere
vakteams van belang kunnen zijn. Zo controleert de Brandweer bij de afgifte van
een gebruiksvergunning of ook een bouwvergunning is afgegeven of controleert
BWT bij de aanvraag van een bouwvergunning of ook een wijzigingsvergunning
monumenten nodig is. In 2004 gaan we na of en zo ja waar het wenselijk is deze
signaalfunctie te vertalen in afspraken met elkaar.
·
In 2004 worden
in het kader van het project Professionalisering een aantal pilots opgestart;
bij de pilots gaan we na in hoeverre daarin taken voor elkaar kunnen worden
waargenomen of waar meer gestructureerd
samengewerkt kan worden. De mogelijkheden die we zien vertalen we in concrete
afspraken.
·
Integrale
horeca controle (zie hoofdstuk 6)
·
In verband met
de prioriteit Veiligheid vinden de volgende gezamenlijke controles plaats:
o
Vuurwerkcontrole:
dit heeft betrekking op twee onderdelen: het controleren van opslagplaatsen
voor vuurwerk in verband met nieuwe regelgeving (Milieutoezicht met
Bouwtoezicht – 1e helft 2004 ) en het houden van controles eind 2004
(Oudjaar; Milieutoezicht, Brandweer en Politie)
o
Controles bij
LPG tankstations zullen gezamenlijk worden gedaan met de brandweer en de
politie
·
Controle
milieuvergunningen (Brandweer en Milieutoezicht; bij aanvraag
milieuvergunning)
Op Milieugebied is
regionaal een uitgebreide overlegstructuur aanwezig; deze komt voort uit de
bestuursovereenkomst Milieu regio Haaglanden. In het LMO (Lokaal Milieu
Overleg; Gemeente en externe partners) zijn afspraken gemaakt over
handhavingstaken die we gezamenlijk uitgevoerd gaan worden. Bij de
handhavingspartners is Veiligheid een belangrijke prioriteit waar op
verschillende manieren aan wordt gewerkt.
·
Preventieve
controles bij bedrijven (Milieutoezicht, politie) waar de CPR 15-1 van
toepassing is (dit is de regelgeving met betrekking tot de opslag van
gevaarlijke stoffen)
·
Samenwerking
bij controles bij LPG stations (zie hierboven)
·
Samenwerking
bij vuurwerkcontroles (zie hierboven)
Voorts vindt
samenwerking en afstemming plaats ten aanzien van:
·
Het
vaststellen van een aanpak in overleg met het Hoogheemraadschap met betrekking
tot toezicht bij glastuinbouwbedrijven
die per 1-1-2004 tot de Gemeente Delft behoren.
·
Het leveren
van een bijdrage leveren aan een integrale handhavingsestafette in de provincie
Zuid-Holland
·
Continueren
van de samenwerking (Milieutoezicht, Politie) op het terrein van handhaven
geluidsnormen in horecabedrijven (inclusief uitvoering piketregeling
geluidmeting)
De vakteamhoofden
zijn verantwoordelijk voor het behalen van de afgesproken doelstellingen. De
handhavingsregisseur is verantwoordelijk voor het bewaken van de voortgang van
de afspraken, het signaleren van knelpunten en het doen van voorstellen ter
oplossing van knelpunten. Waar het vakteamoverstijgende activiteiten betreft of
coördinatie kan de handhavingsregisseur ook een rol spelen (zoals bij de
integrale horeca controles). Elk kwartaal wordt ten behoeve van de
voortgangsbewaking een gezamenlijk overleg gehouden tussen handhavingsregisseur
en betrokken vakteamhoofden. Daarnaast zal de voortgang van het jaarprogramma
aan de orde komen in bilateraal overleg met het bestuur en uiteraard in de
stuurgroep Professionalisering van de Handhaving.
In 2004 zal – mede
in het kader van het project Professionalisering – ook gerichte aandacht worden
besteed aan het totstandbrengen van eenduidige, kwantitatieve gegevens. Deze
zullen onder meer betrekking hebben op:
-
gegevens
m.b.t. vergunningverlening (onder andere aantallen aanvragen)
-
gevens met
betrekking tot handhaving (onder andere aantallen controles, resultaten
controles)
-
gegevens met
betrekking tot de inzet van handhavingscapaciteit (onder andere capaciteit
beschikbaar voor controles en juridische afhandeling)
-
resultaten van
handhaving (onder andere verschillende soorten sancties)
Eind 2004 zal de
handhavingsregisseur een evaluatie houden en nagaan welke doelstellingen zijn
bereikt. De resultaten van deze evaluatie worden schriftelijk weergegeven. Aan
de hand van de evaluatie wordt nagegaan welke zaken (wederom) worden opgenomen
in het Handhavingsprogramma 2005.
Gaandeweg het jaar
2004 vindt intern en extern overleg plaats ten behoeve van het
Handhavingsprogramma 2005.
[1] In deze kwaliteitscirkel worden vier fasen onderscheiden: Plan, Do, Check, Act
[2] Zoals weergegeven in het NEON programma
[3] Zoals aangegeven wordt vergunningverlening nadrukkelijk betrokken in het proces van professionalisering.
[4] In de voorgenomen wijziging
van de Woningwet, wordt in artikel 1 ook de eigen verantwoordelijkheid
benadrukt. Zie
voorts voor een uitwerking hoofdstuk 5, Milieutoezicht
[5] Overigens hoeft niet iedere regel steeds gehandhaafd te worden. Sommige regels zijn er om in excessieve gevallen te kunnen optreden (bijvoorbeeld drankgebruik op de openbare weg).
[6] Zie bijvoorbeeld het voorgenomen nieuwe artikel 1a in de komende wijziging van de Woningwet, waarin de ‘zorgplicht’ wordt verankerd
[7] Dit is inclusief repressief toezicht vanuit het vakteam Monumentenzorg en Bouwkwaliteit
[8] zie noot 7
[9] Uit statistische gegevens blijkt overigens dat de meeste slachtoffers vallen bij gebouwen met een woonfunctie
[10] Het vakteam constateert een groot knelpunt in de handhavingscapaciteit
[11] Zoals hierboven aangegeven, betreft dit alle relevante milieuwetgeving