De
brandweer heeft de laatste jaren op veel fronten de nodige ontwikkelingen
doorgemaakt en staat nagenoeg voor de
gehele veiligheidsketen onder aanzienlijke druk om op een effectieve en
efficiënte wijze inhoud te geven aan haar taken. Om voldoende kwaliteit te
kunnen waarborgen is het van belang te functioneren op een voldoende
schaalgrootte en dienen de korpsen te beschikken over voldoende middelen. Mede
als gevolg van de economische malaise, welke de eerstkomende jaren is te
verwachten, zullen gemeenten een aanzienlijke inspanning moeten leveren om ook
financieel het hoofd boven water te houden. Met deze wetenschap, en ook kennis
hebbende van de maatschappelijke en technologische ontwikkelingen, wordt
voorgesteld om nader onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid van een fusie
tussen de brandweerkorpsen van Delft en Rijswijk.
Het
initiatief tot deze fusieverkenning, is genomen door de brandweer van Rijswijk,
als vervolg op een raadsbesluit van juli 2001, waarin wordt opgedragen de
mogelijkheden tot samenwerking dan wel fusie met buurkorpsen te onderzoeken.
Eerdere interne en externe onderzoeken door de gemeente Rijswijk hebben geleid
tot het initiatief om verkennende gesprekken met de gemeente Delft te voeren.
De brandweerkorpsen van Delft en Rijswijk hebben de nodige
overeenkomsten om een fusie te realiseren.
Beide korpsen hebben een sterk gelijksoortige cultuur en organisatievorm, maar
ook gelijkwaardige zorgen en de nodige voor- en nadelen. Het zijn beide
middelgrote gemeenten, die vanwege de veiligheidsrisico’s een aanzienlijke
inspanning moeten leveren om de kwaliteit van Brandweer en Rampenbestrijding op
het juiste niveau te houden.
In diverse benchmarkonderzoeken komt dit naar voren. Hier geldt dat
schaalvergroting, tot het niveau van Rijswijk en Delft, meewerkt om huidige of
toekomstige problemen op financieel gebied te voorkomen, en het behoud van het
huidige kwaliteitsniveau te garanderen.
Hoewel
Delft sinds kort binnen haar organisatievorm ook parttimers kent, zijn beide
korpsen in beginsel beroepsorganisaties. Ook Rijswijk onderzoekt de
mogelijkheid om parttimers binnen haar gelederen te krijgen en kampt net als
Delft met een moeizame werving voor een min of meer duurzame inzet van
parttimers. De vergrijzing in beide korpsen is hoog en met name op het
management- en middelmanagement is in de komende jaren een aanzienlijke
uitstroom te verwachten. Ook in de materiele sfeer zijn overeenkomstige
bewegingen te constateren, zoals aanzienlijke investeringen voor vervanging van
duurzaam materieel en de nieuwbouw van de kazernes. In beide gemeenten zijn
thans vergevorderde initiatieven voor de bouw van een nieuwe brandweerkazerne.
Voorts kunnen beide korpsen elkaar versterken qua
kennis en kunde wanneer zij opgaan in een organisatie. Naast een dan gepaste
schaalgrootte binnen de Hulpverleningsregio Haaglanden ontstaat een organisatie
die in staat is om in voldoende mate inhoud te geven aan de ontwikkelingen
binnen de brandweer. Een eerste verkenning om te komen tot één kazerne voor de
beide gemeenten heeft in verband met de vastgestelde normopkomsttijden geleerd
dat twee kazernes nodig zijn, waarbij voorgesteld wordt te streven naar een
hoofdpost en een nevenpost. In de toekomst biedt dit model mede gezien de
regionale ontwikkelingen een duurzame basis voor mogelijke samenwerking met
andere (buur)gemeenten (zoals nu
het geval is tussen Delft en Pijnacker-Nootdorp)
Momenteel
functioneert het brandweerkorps in Delft goed. Vanaf 1995 is de huidige organisatie,
na de ontvlechting met de Regionale Brandweer Delft, opgebouwd. Vanuit de
gemeente is een flinke injectie gekomen ter versterking van Brandweer en
Rampenbestrijding. Daarnaast is door de organisatie, in opdracht van het
college, gewerkt aan een samenwerking met Pijnacker-Nootdorp en een aantal bedrijven.
Een groot deel van de inkomsten uit deze samenwerking is gebruikt ter versterking
van de Brandweer. Hier schuilt ook een financiële risico; beëindigen of
wijzigen van contracten kan zonder bijdrage vanuit de gemeente leiden tot
afname van de kwaliteit van de gemeentelijke brandweerzorg.
De
samenwerking met Pijnacker-Nootdorp en de bedrijven zorgde niet alleen voor een
financiële positieverbetering, maar ook voor een kwaliteitsimpuls. Daarnaast is
de organisatie omgevormd van volledig beroeps naar een combinatie van beroeps
en parttimers.
Het
korps van Rijswijk is een volledige beroepsorganisatie. Sinds een aantal jaren
ligt er vanuit het bestuur de opdracht te komen tot een doelmatiger
organisatie.
Naast
het personeel in de drie ploegen, is een aantal dagdienstmedewerkers ook
repressief inzetbaar. Op grond hiervan heeft een deel van het personeel in
dagdienst een repressieve functie, dit heeft zijn weerslag heeft op de
beheersmatige taak. Dit geldt overigens, zij het door de omvang van het korps
in mindere mate, ook voor de gemeente Delft.
Als
gevolg van de financiële situatie binnen de gemeente Rijswijk, is onlangs een
plan van aanpak gepresenteerd, waarin aan de brandweer ook nadrukkelijk een
financiële taakstelling is toebedeeld. Met name ligt hierin ook de opdracht de
lasten als gevolg van FLO terug te dringen. Ook hierin wordt weer opgedragen te
kijken naar samenwerkings-/fusiemogelijkheden en de invoer van parttimers in
het korps.
Een
direct voordeel is dat het aantal leidinggevenden op management- en
middelmanagement niveau, middels natuurlijk verloop, kan worden teruggebracht
en derhalve niet de som hoeft te zijn van de twee huidige formaties.
Daarentegen ontstaat wel een mogelijkheid om op termijn op de daarvoor in
aanmerking komende functies over ‘een
wenselijk’ hoger opgeleid niveau personeel te beschikken. In preparatief
opzicht kan het aantal specialismen worden teruggebracht. Hierbij valt te
denken aan het aantal automonteurs, onderhoudsmedewerkers adembescherming e.d.
Gezien de infrastructurele ontwikkelingen valt niet te verwachten dat op het
gebied van planvorming personele besparingen zijn te realiseren.
De
verwachting is dat, mede in verband met de noodzakelijkheid van twee kazernes,
het aantal repressieve medewerkers niet kan worden teruggebracht en naar
verwachting gelijk zal blijven aan het aantal gelijk aan de som van de twee
huidige organisaties.
Gelet
op de aanstaande nieuwbouw voor beide organisaties is het mogelijk om
technische ruimten zoals auto-, timmer- en ademluchtwerkplaatsen terug te
brengen van twee naar één voor de twee nieuw te bouwen kazernes, Maar ook een bescheiden reductie van het
netto vloeroppervlak voor kantoorruimten zal mogelijk moeten zijn. In diezelfde
sfeer zou bezien moeten worden of ook het aantal en volume aan
(binnen)oefenruimten en stallingruimten gereduceerd zou kunnen worden.
Gelet
op de huidige stand van zaken van de nieuwbouw van de kazernes wordt vooralsnog
uitgegaan van een hoofdpost in de gemeente Delft en een nevenpost in de
gemeente Rijswijk, waarbij in beide kazernes aan een functionele taakverdeling
inhoud gegeven moet worden.
Wat
betreft het rollend materieel zou nader onderzoek gedaan moeten naar de
hoeveelheid materieel welke nodig is voor de basisbrandweerzorg. Met de
Hulpverleningsregio Haaglanden zou overeengekomen moeten worden hoe moet worden
omgegaan met het bovengemeentelijk materieel ten behoeve van regionale- c.q.
rampbestrijdingstaken. Per saldo zal op gemeentelijk niveau een besparing op
investeringslasten mogelijk moeten zijn.
Een
aanzienlijk voordeel zou bereikbaar moeten zijn door een vermindering van
overheadkosten. Te denken valt hierbij in belangrijke mate aan de doorbelasting
vanuit de beide gemeentelijke organisaties (circa € 700.000,- voor Rijswijk en
ruim € 1.000.000,- voor Delft). Kosten in tijd en geld voor de niet-repressieve
opleidingen c.q. applicaties kunnen vanwege het kleinere aantal benodigde
formatieplaatsen worden teruggedrongen.
Het
wervingsgebied voor het repressief inzetbare brandweerpersoneel kan vanwege de
noodzakelijke woonverplichting wordt verruimd. Daarmee worden ook ruimere
mogelijkheden geschapen voor de werving van parttimers.
De
flexibiliteit van de totale organisatie, met in het bijzonder de repressieve
dienst, kan worden vergroot als gevolg van een in totaal groter potentieel.
Tengevolge hiervan zal het dienstrooster voor het uitrukpersoneel, in beide
korpsen, minder onder spanning komen te staan. De huidige situatie van
springbemanningen voor verschillende eenheden, kan voor wat betreft de
basiseenheden als red- en hulpverleningsvoertuigen vervallen, waardoor een
continue bezetting van voertuigen meer gegarandeerd is.
De
functie van Ambtenaar Rampenbestrijding kan in beide korpsen meer inhoud gaan
krijgen, terwijl door deze beleidsfunctionarissen op beleidsniveau meer
ondersteuning aan het algemeen brandweermanagement gegeven kan gaan worden.
Ten
aanzien van het product Pro-actie & Preventie is de beschikbare kennis en
knowhow beter te benutten en effectiever te verdelen over de hiervoor
aangestelde functionarissen.
Ten
aanzien van de bedrijfsvoering zal nader onderzocht moeten worden in hoeverre
een in te stellen gefuseerde brandweerorganisatie als zelfstandige organisatie
kan functioneren en in hoeverre gemeentelijke ondersteuning nodig blijft.
Een fusie van de beide gemeentelijke
brandweerkorpsen zal betekenen dat er één brandweerorganisatie zal ontstaan,
bestuurlijk ingebed in een Gemeenschappelijke Regeling. Per definitie betekent
dit dat de brandweer wat verder van het (dagelijks)gemeentebestuur af komt te
staan.Zorg zal besteed moeten worden aan de relatie met de gemeentelijke
diensten waar de vergunningverlening,
advisering en handhaving is ondergebracht, alsmede daar waar zaken aan
de orde zijn ten aanzien van integrale samenwerking op het niveau van fysieke
veiligheid.
Voorgesteld
wordt te komen tot een bestuursopdracht met de volgende inhoud.
4.
Binnen een
tijdsbestek van drie maanden na de opdracht dient op hoofdlijnen aan de
gemeentebesturen van Delft en Rijswijk gerapporteerd te worden, waarna door de
colleges van beide gemeenten een definitieve opdracht kan worden verstrekt om
al of niet te komen tot realisering van een gemeenschappelijke
brandweerorganisatie voor de gemeenten Delft en Rijswijk. Gestreefd zal daarbij
moeten worden naar een ingangsdatum van 1 januari 2004 doch uiterlijk 1
januari 2005.
Hoogachtend,
Commandant Brandweer |