Jaarverslag
2003 inspectie kinderopvang gemeente Delft
GGD Zuid-Holland West Postbus 6080 2702 AB Zoetermeer Hoofdvestiging Brechtzijde 1, Zoetermeer Tel. (079) 343 08 88 Fax (079) 331 42 97 Vestiging Delft Crommelinplein 1, Delft Vestiging Rijswijk |
Voor u ligt het
verslag van de inspecties kindercentra binnen de gemeente Delft. De gegevens
hiervoor zijn ontleend aan de inspecties gedurende het jaar 2003.
Aan kindercentra worden met oog op de gezondheid van kinderen speciale eisen gesteld op het gebied van personeel en organisatie, accommodatie, veiligheid en gezondheid. Jonge kinderen zijn kwetsbaar en hun afweersysteem is nog volop in ontwikkeling. Bovendien zijn kleine kinderen bezig met het verkennen van de omgeving, doen ervaringen op en experimenteren met nieuwe dingen en situaties. Daarom is het creëren van een veilige, hygiënische en gezonde omgeving voor deze leeftijdsgroep zo belangrijk.
Elk kindercentrum is verantwoordelijk voor het leveren van kwalitatief
goede kinderopvang.
De gemeente is verantwoordelijk voor het toezicht op die kwaliteit en
schakelt voor het uitvoeren van de inspectie de GGD in. In opdracht van de
gemeente beoordeelt en rapporteert de GGD de kwaliteit van het kindercentrum.
De in deze rapportage genoemde constateringen vormen het advies van de
GGD aan de gemeente. Het is aan de gemeente of daarop actie wordt ondernomen.
Op deze wijze zorgen we gezamenlijk voor het waarborgen van de kwaliteit van de kinderopvang.
Goede en gezonde ontwikkelingen van de
kinderen in een veilige omgeving staan hierin centraal.
In
Delft is in 2003 de jaarlijkse controle van alle kinderdagverblijven en
buitenschoolse opvangvoorzieningen gecontinueerd, alsmede twee jaarlijkse controle voor peuterspeelzalen.
Ook
de samenwerking met het vakteam Welzijn van de gemeente, brandweer en GGD heeft
drie maandelijks plaatsgevonden.
Binnen
dit overleg worden de voortgang en
lopende zaken die tijdens controle bezoeken naar voren komen besproken.
Dit overleg leidt ertoe dat er procedures worden ontwikkeld en afspraken worden
gemaakt. Op deze wijze kan adequaat worden ingezoomd op mogelijke problemen met
als doel deze op te lossen of erger te voorkomen. Naast dit overleg vindt er
frequent telefonisch, en emailcontact plaats tussen de betrokkenen.
De
GGD streeft ernaar, naast haar taak als inspecteur, ook een rol te spelen als
adviseur.
Hiervoor
is goed contact met de sector en de gemeente onontbeerlijk.
In dit jaarverslag wordt een onderscheid gemaakt
tussen de diverse sectoren van de kinderopvang t.w. buitenschoolse opvang,
peuterspeelzalen en kinderdagverblijven. Voor deze vorm is gekozen om beter
inzichtelijk te maken bij welke van de drie sectoren de meeste afwijkingen zijn
geconstateerd.
Uitvoering van de inspectie
De invoering van de Wet Basisvoorzieningen Kinderopvang (WBK) is om politieke redenen met één jaar uitgesteld en zal per 1 januari 2005 van kracht worden. Vooruitlopende op de WBK zijn in 2003 de kindercentra gecheckt volgens de richtlijnen zoals die door GGD Nederland zijn opgesteld.
De inspectie wordt uitgevoerd aan de hand van een checklist (bijlage1). Deze checklist bevat alle items conform het uitvoeringsbesluit van de gemeentelijke verordening kinderdagverblijven aangevuld met items welke hun oorsprong vinden in de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid.
De kindercentra ontvingen voorafgaande aan de inspectie de checklist (bijlage 1) en de bijbehorende toelichting (bijlage 2), met het verzoek deze ingevuld retour te zenden. Het invullen van de checklist heeft een tweeledig doel.
Enerzijds, in de checklist en de toelichting staan de eisen per item omschreven. De medewerker van een kindercentrum krijgt hierdoor een inzicht in de situatie. Anderzijds kost het invullen van de checklist, tijdens het bezoek veel tijd welke beter aan de kwaliteit van de inspectie ten goede kan komen.
Nadat de checklist is terugontvangen maakt de inspecteur kinderopvang van de GGD een afspraak op zeer korte termijn en gaat naar het kindercentrum, toetst daar de antwoorden van de checklist en eisen zoals gesteld in de verordening kinderopvang en de nadere regels aan de praktijk.
Daarnaast heeft de inspecteur kinderopvang ook te maken met de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid als het gaat om gezondheid en veiligheid in kindercentra.
Naast de hieronder vermelde items werd bij alle instellingen getoetst of de leidster/kind ratio conform de verstrekte vergunning was.
Er
werd geïnspecteerd op de hoofdstukken en subitems t.w:
1. PERSONEEL EN ORGANISATIE, waaronder 8
subitems
2. VERSTREKKING
INFORMATIE, waaronder 4 subitems
3. ACCOMMODATIE, waaronder 4 subitems
4. BRANDVEILIGHEID, waaronder 6 subitems
5. MEDISCHE
ZAKEN, waaronder 8 subitems
6. VERZORGING,
waaronder 5 subitems
7. LEEFRUIMTE, waaronder 25 subitems
8. SLAAP en RUSTRUIMTE, waaronder 15 subitems
9. KEUKEN,
waaronder 19 subitems
10. SANITAIRE RUIMTE, waaronder 12 subitems
11. ENTREE, waaronder 5 subitems
12. GARDEROBE, waaronder 5 subitems
13 OVERIGE,
waaronder 6 subitems
14 BUITENSPEELPLAATS, waaronder 8 subitems
De inspectie is uitgevoerd op 130 subitems. Per
hoofdstuk zijn de afwijkingen opgeteld en weergegeven in feitelijke en
percentuele cijfers. De inspectie en subitems zijn terug vinden in de
toelichting van de checklist (bijlage 2).
In de rapportages worden naast
eisen ook adviezen verstrekt door de GGD. Deze adviezen zijn niet terug te vinden in de gemeentelijke verordening
kinderopvang of de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid en zijn niet vereist.
Adviezen zijn bedoeld om gezondheidsrisico te vermijden of te verminderen en aldus de kwaliteit van de instelling te verbeteren.
Binnen
de gemeente Delft zijn 82 kinderopvang instellingen welke een vergunning
hebben.
In
2003 zijn 72 inspecties uitgevoerd waarvan 9 inspecties bij nieuw geopende
vestigingen (toegangsinspecties) en 63 inspecties bij reeds bestaande
kinderopvang voorzieningen (voortgangsinspecties). Deze zijn onderverdeeld in
27 buitenschoolse opvangvoorzieningen, 12 peuterspeelzalen en 33 kinderdagverblijven.
Er zijn geen voorzieningen gesloten.
In die gevallen waarin niet of gedeeltelijk werd voldaan heeft de GGD in het inspectierapport eisen en adviezen ter verbetering opgenomen. De opvangvoorzieningen en de gemeente hebben het inspectierapport toegestuurd gekregen. Daarnaast zijn de adviezen alsmede de prioriteit hiervan tijdens het inspectiebezoek met de verantwoordelijken binnen de opvangvoorziening besproken en zo nodig in een later stadium opnieuw gecontroleerd. Na definitieve goedkeuring van de rapportages worden deze door de gemeente op de gemeentelijke site geplaatst.
Als er
afwijkingen worden geconstateerd welke op gespannen voet staan met de
verordening kinderopvang wordt in de rapportage de verantwoordelijke op de
hoogte gesteld over de termijn waarop een en ander gecorrigeerd dient te zijn.
De actie die dan volgt: melding gemeente, schriftelijke gemotiveerde
uitnodiging voor gesprek, afspraken vastleggen en zonodig nacontrole.
Leidster/kindratio
In overleg met de gemeente is
afgesproken dat de leidster/kind ratio ook in 2003 extra aandacht zou krijgen.
In elke rapportage is vermeld of de leidster/kindratio conform de vergunning
is.
Inspectie blijft altijd een
moment opname. Er is tijdens de inspecties één overschrijding van de leidster/kindratio
aangetroffen.
Indien nodig is controle
uitgevoerd op de dagstaten over de laatste drie maanden. Hieruit is in 2003 ook
nog één structurele overschrijding van de leidster/kindratio
geconstateerd.
Er wordt op diverse
kinderdagverblijven administratief
“boventallig “ingeschreven.
De gedachte hierbij is dat men
uitgaat van het principe dat door diverse oorzaken zoals ziekte, vakantie van
ouders/verzorgers, e.d. nooit alle kinderen aanwezig zijn. Door per groep één
kind meer in te schrijven kan deze leemte worden opgevuld. Er kan op enig
moment een situatie ontstaan dat er geen onverwacht verzuim is en er meer
kinderen in een groep aanwezig zijn dan volgens de verordening kinderopvang is
toegestaan.
Desgevraagd is medegedeeld dat
als zo’n feit zich voordoet, de locatiemanager de opdracht heeft dusdanige
maatregelen te nemen dat weer aan de verordening kinderopvang wordt voldaan.
Dit kan op verschillende manieren: extra leidster inzetten, andere groepen
maximaliseren of een ad hoc verticale halve groep formeren.
Op deze kinderdagverblijven
heeft men een open deuren beleid, wat inhoudt dat de kinderen niet alleen
verblijven in hun eigen groep maar dat in principe het hele kinderdagverblijf
tot hun beschikking staat: het kinderdagverblijf als gemeenschap. Op dat moment
gaat men uit van het gemiddelde aantal. De verordening kinderopvang laat dit
toe.
De algemene trend van het
pauzebeleid is dat er gedurende de lunchpauze één functionaris op de groep
achterblijft terwijl de andere gaat lunchen. De meeste lunchpauzes duren een
half uur wat inhoudt dat er gedurende één uur er één functionaris op de groep
staat. Daar staat tegenover dat de
kinderen in meerderheid slapen of rusten. Dit is een algemeen aanvaarde
en door de sector geaccepteerde werkwijze. Dit aspect wordt niet expliciet
geregeld in de verordening. In het kader van de nieuwe wetgeving is dit nog een
onderwerp van discussie.
Inspectieresultaten
Kinderdagverblijven
(N=33) |
Conform verordening
|
Niet of gedeeltelijk conform verordening |
1 PERSONEEL EN ORGANISATIE |
31 (94%) |
2 (6,0%) |
2. VERSTREKKING INFORMATIE |
31 (94%) |
2 (6,0%) |
3. ACCOMMODATIE |
9 (27,3%) |
24 (72,7%) |
4. BRANDVEILIGHEID |
24 (72,8%) |
9 (27,2%) |
5. MEDISCHE ZAKEN |
18 (54,6%) |
15 (45,4%) |
6. VERZORGING |
28 (84,9%) |
5 (15,1%) |
7. LEEFRUIMTE |
28 (84,9%) |
5 (15,1%) |
8. SLAAP en RUSTRUIMTE |
21 (63,7%) |
12 (36,3%) |
9. KEUKEN |
18 (54,6%) |
15 (45,4%) |
10. SANITAIRE RUIMTE, |
28 (84,9%) |
5 (15,1%) |
11. ENTREE |
32 (96,7%) |
1 (3,3%) |
12. GARDEROBE |
31 (93,4%) |
2 (6,6%) |
13. OVERIGE |
30 (91%) |
3 (9 %) |
14. BUITENSPEELPLAATS |
26 (78,8%) |
7 (21,2%) |
Toelichting op de geïnspecteerde items
kinderdagverblijven
Bij
één kinderdagverblijf bleek bij controle van de aanwezigheidsregistratie dat de
leidster kind/ ratio structureel werd overschreden.
3. Accommodatie
De significante afwijking van de verordening is voor 48% gelegen in het feit dat de voorzieningen geen veiligheidsglas hebben of niet duidelijk is of er veiligheidsglas is.
Ramen,
maar ook deuren, in verblijfsruimten moeten voldoen aan NEN 3569 en tot 120 cm
boven de vloer voorzien zijn van veiligheidsglas. Per 1 januari 1999 is deze
norm wettelijk van kracht geworden.
In de overige 24,7% voldeden kinderdagverblijven (nog) niet aan de ergonomische eisen, hierbij moet worden opgemerkt
dat per 1 januari 2004 kindercentra moeten voldoen aan de ergonomische
eisen betreffende inrichting en materialen. Kindercentra hebben tot 2004 de
tijd gehad om een en ander aan te passen.
4.
Brandveiligheid
Bij 27,2 % van de kinderdagverblijven bleek het ontruimingsplan niet beoefend te zijn.
Bij brandveiligheid wordt gelet op het aanwezig zijn van een gebruiksvergunning, vluchtplan en de beoefening hiervan, vluchtwegen, brandblusapparatuur en presentielijst.
Primair is dit het terrein van de brandweer. Zoals reeds vermeld is de nauwe samenwerking met de brandweer in 2003 gecontinueerd. In die gevallen waarin twijfels bestaan over brandveiligheidsvraagstukken wordt er contact met de daarvoor verantwoordelijke
brandweerfunctionaris opgenomen.
5. Medische zaken
De kinderdagverblijven in Delft voldeden in 45,4 % niet aan de in de verordening kinderopvang gestelde eisen. De meeste afwijkingen vormden de inhoud van EHBO-trommels, incompleet of overschreden vervaldata. Voorts worden niet voor alle medicijnen een z.g.n “Medicijnverstrekkingsformulier” ingevuld door de ouders, of wordt hen dat niet aangeboden. In kindercentra is het niet gebruikelijk om op eigen initiatief medicijnen te verstrekken ook niet op verzoek van de ouders/verzorgers. Het komt echter vaak voor dat er door de arts voorgeschreven medicatie moet worden verstrekt.
6. Verzorging
De belangrijkste afwijkingen op dit item zijn dat niet wordt aangeven
dat er in het hele gebouw een rookverbod geldt.
7. Leefruimte
De leefruimte is de ruimte waar de kinderen het grootste deel van de
dag verblijven en wordt derhalve op 25 items beoordeeld. (zie checklist)
Hierbij kan worden opgemerkt dat er geen situaties zijn
getroffen die als onaanvaardbaar zijn aan te merken met dien verstande dat bij diverse kindercentra desgevraagd en
spontaan opnieuw ontevredenheid wordt geuit door de medewerkers over de
schoonmaak. Tijdens de zomer van 2003 die extreme warmte teweegbracht
waren er diverse problemen met de zonwering.
8. Slaap en rustruimte
Door een GGD Nederland-werkgroep zijn richtlijnen voor veilig slapen in een kindercentrum ontwikkeld. Bedoelde richtlijnen worden als leidraad gehanteerd bij de beoordeling.
Evenals in 2002 zijn er in 2003 een aantal gevallen geconstateerd waarbij de overzichtelijkheid van de slaapkamers te wensen over liet doordat er geen ramen in de deuren zitten. In het geval dat de slaapkamers niet grenzen aan de verblijfsruimten behoort er videobewaking aangebracht te zijn. Of er moet iemand in de ruimte aanwezig zijn tijdens het slapen. Anderzijds kwam het diverse malen voor dat de kinderen geen eigen beddengoed hadden. Ook een punt van zorg is de ventilatie/verwarming van de slaapkamer.
9. Keuken en keukenblok
De keuken is de ruimte waar eventueel voedsel wordt bereidt dan wel bewaard wordt. De keuken wordt op 19 items beoordeeld, waarbij de informatiemap ‘Infectieziekten en Hygiëne’, LCI (Landelijk Coördinatie Centrum infectieziektebestrijding) 2000 als belangrijke leidraad heeft gediend.
In
meerderheid van de afwijkingen komt doordat er geen thermometer in de koelkast
aanwezig was of dat de temperatuur niet werd geregistreerd (logboek)
Het kwam twee keer voor dat de keuken tevens gebruikt werd als was- en droogruimte.
Om mogelijke kruisbesmetting te voorkomen is dit onwenselijk. Er dient een gescheiden was- en droogruimte te zijn.
Ten
aanzien van de sanitaire ruimten zijn in twee gevallen afwijkingen aangetroffen
t.a.v. de aantallen kindertoiletjes. (Per 10 kinderen dient er één toilet aanwezig
te zijn.)
In de overige gevallen, ontbrak toiletpapier, was de zeepdispenser leeg, of wordt er (nog) geen gebruik gemaakt van papieren handdoeken
Ten aanzien van zandbakken zijn er verschillende problemen. Doordat de kindercentra vaak last hebben van vandalisme, de afdeknetten worden gestolen of kapot gemaakt, is het veelal niet goed mogelijk om de zandbakken te beschermen tegen verontreiniging door katten.
In een
aantal gevallen is het niet duidelijk of de speeltoestellen voldoen aan het
warenwetbesluit, omdat een logboek dienaangaande ontbrak.
Buitenschoolse
opvang (N=27) |
Conform verordening
|
Niet of gedeeltelijk conform verordening |
1 PERSONEEL EN ORGANISATIE |
26 (96,3%) |
1 (3,7%) |
2. VERSTREKKING INFORMATIE |
26 (96,3%) |
1 (3,7%) |
3. ACCOMMODATIE |
22 (81,5%) |
5 (18,5%) |
4. BRANDVEILIGHEID |
23 (85,2%) |
4 (14,8%) |
5. MEDISCHE ZAKEN |
19 (70,4%) |
8 (29,6%) |
6. VERZORGING |
24 (88,9%) |
3 (11,1%) |
7. LEEFRUIMTE |
25 (96,3%) |
1 (3,7%) |
8. SLAAP en RUSTRUIMTE |
voor |
Buitenschoolse opvang niet van toepassing |
9. KEUKEN |
22 (81,5%) |
5 (18,5%) |
10. SANITAIRE RUIMTE, |
25 (92,6%) |
2 (7,4%) |
11. ENTREE |
27 (100%) |
0 |
12. GARDEROBE |
27 (100%) |
0 |
13. OVERIGE |
27(100%) |
0 |
14. BUITENSPEELPLAATS |
26 (96,3%) |
1 (3,7%) |
Toelichting op de geïnspecteerde items voorzieningen voor buitenschoolse opvang
Opvallend
zijn bij buitenschoolse opvang de items
3, 4, 5 en 9.
Bij
punt 3, accommodatie, betreft dit voornamelijk het ontbreken van
veiligheidsglas of is het onduidelijk of er veiligheidsglas is geplaatst. (Zie
hiervoor punt 3 accommodatie bij de kinderdagverblijven).
Bij
punt 4, brandveiligheid, betreft het de afwezigheid of het niet beoefend hebben
van een ontruimingsplan.
Bij
punt 5, medische zaken, betreft het de afwezigheid van een Gifwijzer of is de
wijzer niet zichtbaar opgehangen en/ of het niet up to date hebben van de
EHBO-doos.
Bij
punt 9, keuken, is de koelkast niet
uitgerust met een thermometer of wordt de temperatuur niet geregistreerd.
Peuterspeelzalen (N=12) |
Conform verordening
|
Niet of gedeeltelijk conform verordening |
1 PERSONEEL EN ORGANISATIE |
9 (75%) |
3 (25%) |
2. VERSTREKKING INFORMATIE |
12 (100%) |
0 |
3. ACCOMMODATIE |
2 (16,7%) |
10 (83,3%) |
4. BRANDVEILIGHEID |
2 (16,7%) |
10 (83,3%) |
5. MEDISCHE ZAKEN |
9 (72,8%) |
3 (27,2%) |
6. VERZORGING |
12 (100%) |
0 |
7. LEEFRUIMTE |
9 (72,8%) |
3 (27,2%) |
8. SLAAP en RUSTRUIMTE |
voor |
Peuterspeelzalen niet van toepassing |
9. KEUKEN |
12 (100%) |
0 |
10. SANITAIRE RUIMTE, |
4 (33,4%) |
8 (66,6%) |
11. ENTREE |
11 (91,7%) |
1 (8,3%) |
12. GARDEROBE |
12 (100%) |
0 |
13. OVERIGE |
12 (100%) |
0 |
14. BUITENSPEELPLAATS |
10 (83,4%) |
2 (16,6%) |
Toelichting op de geïnspecteerde items peuterspeelzalen
Bij één peuterspeelzaal werd geconstateerd dat de leidster kind/ ratio niet conform de vergunning was.
Opvallend bij peuterspeelzalen zijn de items 3, 4 en 10.
Bij punt 3, accommodatie, betreft dit voornamelijk het ontbreken van veiligheidsglas of is het onduidelijk of er veiligheidsglas is geplaatst. (Zie hiervoor punt 3 accommodatie bij de kinderdagverblijven).
Bij punt 4, brandveiligheid, betreft het de afwezigheid of het niet beoefend hebben van een ontruimingsplan.
Bij punt 10, sanitaire voorzieningen, moet gedacht worden aan het ontbreken van zeep en/ of handdoeken en niet voldoende toiletten (één per 10 kinderen).
Op
basis van de uitkomsten van de inspectie kan worden geconcludeerd dat de
kwaliteit van de geïnspecteerde kinderopvangvoorzieningen in 2003 in Delft in
meerderheid voldoet aan de gestelde eisen in de gemeentelijke verordening. Waar
het afwijkingen betrof ging het veelal om kleine zaken, die de instellingen wel
verplicht zijn te verbeteren, en waarbij de GGD adviezen gegeven heeft hoe deze
problemen op te lossen.
De GGD hecht, naast haar rol als inspecteur
ook aan haar adviserende taak om al
doende gezondheidsrisico te beperken en de kwaliteit van de kinderopvang als
geheel te verbeteren.
Het persoonlijk contact met de sector is hierin van groot belang. Dat neemt niet weg dat er reden blijft om op specifieke punten aandacht te blijven besteden.