'Scheefheid'
in Delft
gemeente Delft en
Centraal Overlegorgaan Woningcorporaties Sandra
Butter Arjen
Zandstra
april
2004 |
Inhoudsopgave
2
Kenmerken
goedkope scheefheid
2.1
Kenmerken Delftse woningvoorraad en haar
bewoners
2.2
Welke woningen worden scheef bewoond?
3
Verhuisgeneigdheid
en woonwensen
3.2
Woonwensen
Aanleiding
De doorstroming
binnen de sociale huursector in Delft is de afgelopen jaren gestagneerd. Er
komen weinig woningen vrij en het aantal reacties per woning is sterk toegenomen.
Volgens het WoningBehoefte Onderzoek 2002 (WBO 2002) wordt een aanzienlijk deel
van de goedkope en betaalbare huurvoorraad bewoond door huishoudens die hier
gezien hun inkomen ‘niet passen’. Deze voorraad is immers primair bestemd voor
huisvesting van de aandachtsgroep van beleid en niet voor huishoudens met een
hoger inkomen.
Om de
doorstroming binnen de sociale sector weer op gang te krijgen en daarmee meer
woningen vrij te maken voor huisvesting van de aandachtsgroep, wenst de gemeente
Delft meer inzicht in de kenmerken,
wensen en mogelijkheden van goedkoop scheefwonende huishoudens.
Deze vraag valt
uiteen in de volgende deelvragen:
1.
Wat zijn de kenmerken van
huishoudens die gezien hun inkomen in een te goedkope woning wonen?
2.
Wat zijn de kenmerken van de
woningen die scheef worden bewoond?
3.
Wie willen er verhuizen?
4.
Wat zijn de verhuisredenen en wat is
de belangrijkste reden?
5.
Wat zijn de woonwensen?
6.
Zijn er belemmeringen waardoor de
verhuiswens nog niet is uitgevoerd?
In deze
rapportage worden deze vragen, voor zover op basis van het WBO mogelijk,
beantwoord.
Definitie
In het
onderzoek wordt de definitie gehanteerd dat huishoudens die niet tot de aandachtsgroep
behoren en in een huurwoning wonen met een huur tot € 358 tot de ‘goedkoop
scheefwonenden’ worden gerekend. De niet-aandachtsgroep bestaat uit eenpersoonshuishoudens
met een netto jaarinkomen van meer dan € 13.937 en samenwonenden met een netto
jaarinkomen van meer dan € 19.006. In deze definitie, die door het Ministerie
van VROM wordt gehanteerd, worden eenoudergezinnen tot de meerpersoonshuishoudens
gerekend.
De
VROM-definitie voor een goedkope huurwoning ligt op een huur van maximaal €
358. Bij een betaalbare huurwoning met een huur van € 358 tot €479 kunnen de
bewoners echter ook in aanmerking komen voor huursubsidie, mits ze niet teveel
verdienen. Daarom wordt het bewonen van deze woningen door huishoudens met een
hoog inkomen in deze rapportage ook gezien als een vorm van scheefheid en wel
als scheefwonen in een betaalbare huurwoning.
Aanpak en
leeswijzer
Het WBO 2002
biedt een actueel en integraal beeld van de bewoners en samenstelling van de
sociale huursector in Delft. Voor een diepgaande analyse van de kenmerken en
woonwensen van huishoudens die goedkoop scheefwonen bevat het WBO 2002 op het
niveau van Delft echter te weinig respondenten. Om dit probleem te ondervangen
heeft RIGO de gegevens van respondenten uit vergelijkbare steden geijkt naar de
huishoudensamenstelling en woningvoorraad van Delft op 1-1-2002.[1]
Ook voor het goedkoop scheefwonen karakteristieke kenmerken, als het aantal
huishoudens dat scheef woont en de mate waarin zij verhuisgeneigd zijn, zijn
constant gehouden. Het nieuwe bestand biedt een goede basis voor een analyse
van het scheefwonen in Delft. Er moet wel in het achterhoofd worden gehouden
dat de informatie op sommige aspecten wat gekleurd wordt doordat de
referentiesteden niet 100% gelijk zijn aan Delft.
Vervolgens is
met het nieuwe bestand de goedkope en betaalbare scheefheid in Delft
geanalyseerd en beschreven. Hoofdstuk 2 gaat in op de kenmerken van de woningen
en de huishoudens die goedkoop scheefwonen. In hoofdstuk 3 wordt aandacht besteed
aan de verhuiswensen van de scheefwonenden. De vragen ‘wie willen er
verhuizen’, ‘wat is hiervoor de reden’ en ‘welk type woning zoekt men’ staan centraal.
In hoofdstuk 4
worden tot slot de belangrijkste conclusies weergegeven.
Om het aantal
woningen dat scheef wordt bewoond en de huishoudens die scheefwonen te kunnen
plaatsen starten we met een beschrijving van de totale Delftse woningvoorraad
en de huishoudens die er wonen. De sociale huursector maakt in Delft een belangrijk
onderdeel uit van de totale woningvoorraad. Meer dan de helft van de woningen
is in handen van toegelaten instellingen. Daarnaast heeft de particuliere
huursector 9% zelfstandig bewoonbare woningen in haar bezit. De overige 37% van
de woningen zijn koopwoningen.
figuur 2‑1 Delftse
woningvoorraad naar eigendom en prijsklasse
Ongeveer de
helft van de huurwoningen behoort tot het goedkope segment. Dit zijn de
woningen met een huur tot € 358, die in dit onderzoek ‘goedkoop scheef’ kunnen
worden bewoond. In absolute aantallen zijn het er 13.600. Er zijn ongeveer 8.000 betaalbare huurwoningen,
met een huur tussen € 358 en € 479. Van de koopwoningen behoort ongeveer de
helft tot het dure segment (vanaf € 215.000). Er zijn weinig koopwoningen
waarvan de bewoners de verkoopwaarde beneden de € 150.000 schatten.
Van de 42.600
zelfstandig wonende huishoudens is eenderde 55 jaar of ouder, in totaal 14.000
huishoudens. Huishoudens tot 25 jaar maken maar een klein deel van het totaal
uit. De overige leeftijdsgroepen zijn met 8.000 tot ruim 9.000 huishoudens min
of meer gelijk in omvang.
Van de
huishoudens van 35 jaar en ouder bestaat het merendeel uit 2 of meer personen.
Onder de huishoudens tot 35 jaar woont ook een aanzienlijk deel alleen.
tabel 2‑1 Huishoudens
onderverdeeld naar leeftijd en huishoudentype (in %, totaal = 100%, en in
aantallen)
|
eenpersoons |
Tweepersoons |
gezin |
Tot 25
jaar |
6% |
||
25 tot 35
jaar |
10% |
5% |
5% |
35 tot 45
jaar |
5% |
3% |
11% |
45 tot 55
jaar |
8% |
4% |
10% |
55 en ouder |
14% |
19% |
|
eenpersoons |
tweepersoons |
Gezin |
tot 25
jaar |
2.600 |
||
25 tot 35
jaar |
4.200 |
2.300 |
2.200 |
35 tot 45
jaar |
2.200 |
1.200 |
4.600 |
45 tot 55
jaar |
3.600 |
1.600 |
4.200 |
55 en ouder |
5.800 |
8.100 |
Van de Delftse
huishoudens behoort 34% tot de aandachtsgroep. Dit zijn 14.300 huishoudens.
Daarnaast heeft 16% van de huishoudens een netto jaarinkomen dat niet ver boven
dat van de aandachtsgroep ligt. Ruim eenderde van de huishoudens heeft een
netto jaarlijks inkomen dat meer dan € 10.000 boven dat van de aandachtsgroep
ligt.
tabel 2‑2 Inkomensverdeling
|
aantal |
% |
Aandachtsgroep |
14.300 |
34% |
tot € 5.000 boven
aandachtsgroep |
6.700 |
16% |
€ 5.000 tot € 10.000 boven
aandachtsgroep |
5.800 |
14% |
€ 10.000 en meer boven
aandachtsgroep |
15.800 |
37% |
Totaal |
42.600 |
100% |
Goedkope
huurwoningen
Van de 13.600
goedkope huurwoningen, met een huur tot € 358, worden er 6.100 scheef bewoond.
Het overgrote deel van deze goedkope huurwoningen is in het bezit van
woningcorporaties, namelijk 5.450 woningen. De overige 650 scheef bewoonde woningen
zijn in het bezit van particuliere verhuurders.
Appartementen
maken in Delft een relatief groot deel van de goedkope huurvoorraad uit. Het is
dan ook niet verrassend dat goedkoop scheefwonen voornamelijk in appartementen
voorkomt (80%). Het scheefwonen concentreert zich niet in het bijzonder in
kleine of grote appartementen. Ongeveer de helft van de woningen bestaat uit 3
of 4 kamers en ongeveer 40% uit 1 of 2 kamers.
De overige scheef
bewoonde woningen (20%) behoren tot de eengezinshuursector. Dit zijn
voornamelijk 3 en 4 kamerwoningen.
Om de locatie
en de complexen te traceren waar goedkope huurwoningen scheef worden bewoond is
het WBO geen geschikte bron. Het analyseren van bestanden met informatie over
huursubsidiegebruik en te betalen huren is hiervoor geschikter.
Betaalbare
huurwoningen
Er zijn in
Delft 4.700 woningen met een huur tussen de € 358 en € 479 die worden bewoond
door huishoudens die niet tot de aandachtsgroep behoren. Hiervan behoort 90%
tot de sociale huursector en 10% tot de particuliere sector. Net als bij de goedkoop
scheefbewoonde woningen zijn het voornamelijk appartementen, namelijk ruim 80%.
Scheefwonen
in een goedkope huurwoning
Wie zijn deze
huishoudens die qua inkomen niet matchen met hun goedkope huurwoning? Voor
jonge huishoudens tot 25 jaar, die net een start gemaakt hebben op de
woningmarkt én op de arbeidsmarkt, zijn goedkope huurwoningen over het algemeen
passend. Zij nemen onder de goedkoop scheefwonenden dan ook maar een bescheiden
positie in (zie tabel
2‑3).
Een groot deel
van de scheefwoners – een derde - is tussen de 25 en 35 jaar. Dit is geen
verrassing. Deze groep is al een paar jaar aan het werk en heeft daardoor meer
te besteden dan de huishoudens tot 25 jaar, maar woont nog in de goedkope huurwoning
waarin zij hun start op de woningmarkt hebben gemaakt. Het zijn met name eenpersoonshuishoudens
die goedkoop scheef wonen. Wanneer men plannen heeft om te gaan samenwonen of
wanneer er gezinsuitbreiding volgt wordt de goedkope huurwoning door veel
huishoudens verruild voor iets anders. De huishoudens tussen de 35 en 45 jaar,
die een fase verder zijn, maken dan ook een minder groot aandeel van de
scheefwoners uit (21%). Ook in deze groep zijn het voornamelijk eenpersoonshuishoudens
die te goedkoop wonen.
Naarmate huishoudens
ouder zijn is hun aandeel in het goedkoop scheefwonen dus kleiner. Als men wil
verhuizen, iets wat veel huishoudens toch wel enkele keren in hun leven doen,
zal men met het huidige inkomen immers niet opnieuw in aanmerking komen voor
een goedkope huurwoning. De 55-plussers vormen hierop een uitzondering. Zij
nemen een groter aandeel van het scheefwonen in dan de leeftijdsklasse van 45
tot 55 jaar.
tabel 2‑3 Scheefwonenden
in een goedkope huurwoning onderverdeeld naar leeftijd en huishoudentype
(in %, totaal = 100%, en in aantallen)
|
eenpersoons |
Tweepersoons |
gezin |
tot 25
jaar |
6% |
||
25 tot 35
jaar |
21% |
7% |
7% |
35 tot 45
jaar |
13% |
3% |
6% |
45 tot 55
jaar |
8% |
4% |
3% |
55 en ouder |
12% |
12% |
|
eenpersoons |
tweepersoons |
gezin |
tot 25
jaar |
350 |
||
25 tot 35
jaar |
1.250 |
450 |
450 |
35 tot 45
jaar |
800 |
150 |
350 |
45 tot 55
jaar |
450 |
200 |
150 |
55 en ouder |
750 |
750 |
Voor de
mogelijkheden van mensen om te verhuizen is de hoogte van het inkomen van
wezenlijk belang. Wanneer een huishouden maar één inkomen heeft dat net boven
de grens voor de aandachtsgroep ligt zijn de mogelijkheden beperkt. Een
koopwoning of duurdere huurwoning is te duur en voor betaalbare huurwoningen
moet men wellicht enkele jaren op de wachtlijst staan. Overigens is de labeling
van de woningen door de corporatie mede bepalend voor hun kansen.
Voor een
betrouwbaar inzicht in het inkomen is een aantal huishoudentypen samen genomen
dat qua inkomensverdeling op elkaar lijkt. Dit zijn de eenpersoonshuishoudens
van 35 tot 55 jaar en de meerpersoonshuishoudens van 35 tot 55 jaar. Het
aandeel huishoudens dat jaarlijks tot € 2.000 boven de aandachtsgroep zweeft
varieert van 5% onder de meerpersoonshuishoudens van 25 tot 35 jaar tot 30%
onder de 55-plussers (figuur
2‑2). Deze huishoudens hebben beperkte mogelijkheden op
de woningmarkt. Bij een verhuizing is een goedkope of betaalbare woning
waarschijnlijk het hoogst haalbare. Deze groep is evenwel beperkt in omvang, de
meeste huishoudens die goedkoop scheefwonen zitten niet al te krap bij kas.
Wanneer we de
huishoudens met een netto jaarinkomen dat € 5.000 boven de grens voor de
aandachtsgroep ligt als een groep met kansen op de woningmarkt bestempelen
(waarbij zowel voor een- als meerpersoonshuishoudens € 5.000 is gehanteerd),
dan blijkt de helft van de goedkoop scheefwonenden (2.950 huishoudens) dit
stempel te mogen dragen.
Vooral onder de
meerpersoonshuishoudens is het aandeel kansrijke huishoudens groot. Van de 900
meerpersoonshuishoudens van 25 tot 35 jaar ligt het inkomen bij 70% hoger dan €
5.000 boven de aandachtsgroep. Het is aannemelijk dat een deel van hen binnen
een paar jaar naar een andere woning verhuist. Of deze huishoudens al concrete
verhuisplannen hebben komt in het volgende hoofdstuk aan de orde. Van de 500
meerpersoonshuishoudens van 35 tot 55 jaar is 60% kansrijk op de woningmarkt.
figuur 2‑2 Inkomensverdeling
scheefwonende huishoudens in een goedkope huurwoning
Van de jonge
eenpersoonshuishoudens zijn er relatief gezien minder ‘kansrijk’ dan de meerpersoonshuishoudens.
In absolute zin zijn het er echter wel veel. Van de 1.250
eenpersoonshuishoudens van 25 tot 35 jaar betreft het 700 huishoudens en van de
1.250 van 35 tot 55 jaar 550 huishoudens.
Scheefwonen
in een betaalbare huurwoning
In paragraaf
2.2 bleek dat 4.700 woningen met een huur tussen de €358 en €479 worden bewoond
door huishoudens die niet tot de aandachtsgroep behoren. Dit zijn voor een
belangrijk deel (40%) huishoudens van 55 jaar en ouder. Opvallend is dat er, in
vergelijking met de goedkoop scheefwonenden, veel gezinnen scheef wonen in een
betaalbare huurwoning. De eenpersoonshuishoudens nemen een minder groot aandeel
in dan onder de goedkoop scheefwonenden. Evenals in de goedkope huurwoningen
hebben de scheefwonenden vaak een inkomen dat meer dan € 5.000 boven de inkomensgrens
voor de aandachtsgroep ligt. Dit is het geval bij meer dan 60% van de betreffende
huishoudens.
tabel 2‑4 Scheefwonenden
in een betaalbare huurwoning onderverdeeld naar leeftijd en huishoudentype (in %,
totaal = 100%, en in aantallen)
|
eenpersoons |
Tweepersoons |
gezin |
tot 25
jaar |
1% |
||
25 tot 35
jaar |
11% |
8% |
5% |
35 tot 45
jaar |
6% |
3% |
10% |
45 tot 55
jaar |
4% |
3% |
9% |
55 en ouder |
17% |
23% |
|
eenpersoons |
tweepersoons |
gezin |
tot 25
jaar |
50 |
||
25 tot 35
jaar |
500 |
350 |
250 |
35 tot 45
jaar |
300 |
150 |
450 |
45 tot 55
jaar |
200 |
150 |
400 |
55 en ouder |
800 |
1.100 |
figuur 2‑3 Inkomensverdeling
scheefwonende huishoudens in een betaalbare huurwoning
Woonsituatie
naar inkomensklasse
Voor een
totaalplaatje kijken we nog even naar de manier waarop alle huishoudens in de
benoemde inkomensgroepen wonen.
tabel 2‑5 Woonsituatie
naar inkomen
|
Huur |
koop |
|
|||||
|
< €358 |
€358-€479 |
€479-€565 |
> € 565 |
< €150.200 |
€150-214 |
> € 214.500 |
Totaal (100%) |
Aandachtsgroep |
53% |
25% |
4% |
3% |
5% |
8% |
3% |
14.300 |
tot € 2.000 |
48% |
25% |
5% |
7% |
7% |
6% |
2% |
2.300 |
€ 2.000 tot € 5.000 |
42% |
22% |
9% |
3% |
9% |
7% |
8% |
4.400 |
€ 5.000 tot € 10.000 |
30% |
19% |
6% |
8% |
10% |
17% |
11% |
5.800 |
€ 10.000 en meer |
9% |
13% |
9% |
6% |
8% |
20% |
37% |
15.800 |
Het merendeel
van de aandachtsgroep – driekwart - woont in een goedkope of betaalbare
huurwoning. Van de huishoudens die qua inkomen net buiten de aandachtsgroep
vallen, woont ook een belangrijk deel in een goedkope of betaalbare woning. Hoe
hoger vervolgens het inkomen, hoe kleiner het aandeel huishoudens dat in een
huurwoning woont en hoe groter het aandeel in een koopwoning. Opvallend is wel
dat van de huishoudens met een inkomen dat tussen de € 5.000 en € 10.000 boven
dat van de aandachtsgroep ligt, nog de helft in een goedkope of betaalbare
huurwoning woont.
Scheefwonenden
in een goedkope huurwoning
Van de
scheefwonende huishoudens in een goedkope huurwoning in Delft heeft 34% verhuisplannen. Dit zijn ongeveer 2.100 van de 6.100
huishoudens. Van hen is 11% urgent verhuisgeneigd, wat wil zeggen dat men
beslist binnen 2 jaar wil verhuizen, dat men al een half jaar naar een woning
zoekt en binnen een jaar een woning wil accepteren. De overige 23% is
potentieel verhuisgeneigd, wat wil zeggen dat men zich rustig oriënteert.
figuur 3‑1 Totaal
aantal scheefwonenden in een goedkope huurwoning en aantal verhuisgeneigden
per huishoudentype
Het beeld van
de verhuisgeneigdheid naar huishoudentype is conform het beeld van de totale
Delftse bevolking: jongeren verhuizen relatief veel en ouderen weinig. Van de
scheefwoners hebben met name de huishoudens tot 35 jaar en de meerpersoonshuishoudens
van 35 tot 45 jaar verhuisplannen (figuur
3‑1). Van de huishoudens van 55 jaar en ouder woont het
merendeel naar zijn zin en zoekt maar een klein deel een andere woning.
Belangrijk is
dat een aanzienlijk deel van de grote groep scheefwoners van 25 tot 35 jarige
op zoek is naar een andere woning. Van de in totaal 2.100 verhuisgeneigde
scheefwonenden behoren er 1.000 tot de leeftijdsklasse 25 tot 35 jaar. Dit zijn
zowel eenpersoons- als meerpersoonshuishoudens. Van de andere huishoudentypen
die relatief vaak scheefwonen, de eenpersoonshuishoudens van 35 tot 45 jaar en
de 55-plussers, wil maar een beperkt deel ergens anders wonen.
Of men
gemakkelijk een andere woning kan vinden waarvoor men de goedkope huurwoning
zal verlaten, ligt mede aan het bedrag dat men aan wonen te besteden heeft en
aan de eisen die men aan de nieuwe woning stelt. Van de 2.100 huishoudens die
aangeven te willen verhuizen heeft 40% een netto jaarinkomen tot € 5.000 boven
de grens van de aandachtsgroep. Deze groep van 850 huishoudens heeft daarmee
beperkte mogelijkheden op de woningmarkt. De 1.250 huishoudens met een netto
jaarinkomen van € 5.000 boven de aandachtgroep of meer, hebben meer mogelijkheden
om zich qua woning te verbeteren. Van deze huishoudens zitten er ruim 500
huishoudens € 10.000 of meer boven de grens, voor een belangrijk deel meerpersoonshuishoudens
van 25 tot 55 jaar. De huishoudens met een netto jaarinkomen tussen de € 5.000
en € 10.000 zijn voornamelijk tussen de 25 en 45 jaar. Een aanzienlijk deel van
hen woont alleen.
tabel 3‑1 Verhuisredenen
scheefwonenden in een goedkope huurwoning
Verhuisreden |
% |
|
waarvan |
% |
Woning |
56% |
|
woning te klein |
58% |
|
|
|
woning kopen |
8% |
|
|
|
woning te groot |
2% |
woonomgeving |
39% |
|
bewoners |
28% |
|
|
|
veranderende buurtsamenstelling |
13% |
|
|
|
onveiligheid |
6% |
|
|
|
slecht onderhoud buurt |
4% |
studie/werk |
12% |
|
|
|
huwelijk/samenwonen |
10% |
|
|
|
gezondheid |
10% |
|
|
|
De reden waarom
de huishoudens willen verhuizen geeft gemeente en corporaties wat meer houvast
bij de beleidsvorming rond scheefwonen. Wanneer werk de voornaamste huisreden
is, zal men sowieso vertrekken. Wanneer de huidige woning of woonomgeving de
reden is, verhuist men alleen als men er op vooruit gaat.
De huidige
woning is voor meer dan de helft van de verhuisgeneigde huishoudens de reden om
een andere woning te zoeken. De voornaamste reden is dat de huidige woning te
klein is. Een klein deel geeft daarnaast aan dat men graag een woning wil
kopen. Op de tweede plaats in de verhuisreden top 5 staat de woonomgeving. Deze
is door bijna vier op de tien scheefwoners genoemd. Belangrijkste redenen om te
verhuizen vanwege de buurt zijn de bewoners en de veranderende buurtsamenstelling.
Persoonlijke omstandigheden als werk, samenwonen en de gezondheid worden elk
door 10% van de verhuisgeneigden genoemd.
Scheefwonenden
in de betaalbare voorraad
Van de
huishoudens die niet tot de aandachtsgroep behoren en in een betaalbare huurwoning
wonen geeft ook 34% aan naar een andere woning uit te kijken. Dit zijn 1.600
van de 4.700 huishoudens. Van hen is 10% urgent op zoek naar een woning en
heeft 24% minder haast.
Ook in deze
groep hebben met name de meerpersoonshuishoudens van 25 tot 45 jaar en de
eenpersoonshuishoudens van 25 tot 35 jaar verhuisplannen. Onder de ouderen, die
relatief veel scheefwonen in een betaalbare huurwoning, zijn weinig huishoudens
verhuisgeneigd. Opvallend is ook de lage verhuisgeneigdheid onder de eenpersoonshuishoudens
van 35 tot 55 jaar. Van de huishoudens die niet verhuisgeneigd zijn is het
overgrote deel (91%) (zeer) tevreden met de woning.
figuur 3‑2 Totaal
aantal scheefwonenden in een betaalbare huurwoning en aantal verhuisgeneigden
per huishoudentype
De huishoudens
die een verhuiswens hebben, hebben over het algemeen goede kansen op de
woningmarkt. Maar een kwart heeft een netto jaarinkomen van € 5.000 of minder boven
de grens voor de aandachtsgroep en 50% een inkomen van € 10.000 of meer. De
laatste groep bestaat voornamelijk uit meerpersoonshuishoudens van 25 tot 55
jaar. De huishoudens met een inkomen tussen de € 5.000 en € 10.000 zijn
voornamelijk tussen de 25 en 45 jaar, waarvan een groot deel eenpersoons.
Ten opzichte
van de goedkoop scheefwonenden verhuizen de huishoudens die scheefwonen in een
betaalbare huurwoning minder vaak vanwege de woning. De woning staat echter nog
wel op de eerste plaats en wordt door ruim eenderde van de huishoudens genoemd,
voornamelijk omdat hij te klein is. De woonomgeving is door eenderde van de
huishoudens genoemd. Redenen om vanwege de woonomgeving te verhuizen zijn het
gevoel van onveiligheid, de veranderende buurtsamenstelling en de buurtbewoners.
Gezondheid speelt bij 16% van de huishoudens een rol.
tabel 3‑2 Verhuisredenen
betaalbaar scheefwonenden
verhuisreden |
% |
|
waarvan |
% |
Woning |
36% |
|
woning te klein |
48% |
|
|
|
woning kopen |
14% |
|
|
|
woning te groot |
3% |
woonomgeving |
33% |
|
onveiligheid |
17% |
|
|
|
veranderende buurtsamenstelling |
16% |
|
|
|
bewoners |
15% |
|
|
|
overlast lawaai |
8% |
gezondheid |
16% |
|
|
|
studie/werk |
8% |
|
|
|
huwelijk/samenwonen |
4% |
|
|
|
Voor inzicht in
de woonwensen van verhuisgeneigde huishoudens zijn de verhuisgeneigde
scheefwonenden in een goedkope en een betaalbare huurwoning samengenomen. We
hebben in de vorige paragraaf geconstateerd dat het huishoudeninkomen de
verhuismogelijkheden voor een belangrijk deel bepaalt. Met name de groep huishoudens
met een netto jaarinkomen van meer dan € 5.000 boven de grens voor de
aandachtsgroep (60% van de verhuisgeneigde huishoudens) heeft de mogelijkheden
om zich te verbeteren. We richten ons in de analyses van de verhuiswensen dan
ook op hen.
De eigen
gemeente
Een eerste
vraag is waar de 2.450 scheefwonende huishoudens die aangeven te willen
verhuizen heen zouden willen. Als zij buiten de eigen gemeente zoeken liggen de
mogelijkheden om hen te verleiden te verhuizen buiten de invloedsfeer van gemeente
en corporaties. Wanneer men binnen de eigen gemeente zoekt is het, om meer woningen
vrij te krijgen voor bewoning door de aandachtsgroep, zaak om te kijken hoe met
de woonwensen van deze huishoudens rekening kan worden gehouden. Het merendeel,
77% van de huishoudens met een verhuiswens, wil in Delft blijven wonen of heeft
geen voorkeur voor een gemeente. Dit zijn ongeveer 1.900 huishoudens. De overige
23% zoekt een woning in een andere gemeente.
Woningtype
Opvallend is
dat bijna tweederde van de verhuisgeneigden die binnen Delft wil blijven wonen
wederom een voorkeur heeft voor een huurwoning. Ruim eenderde kiest voor een
koopwoning. Eengezinswoningen zijn populairder dan appartementen, zowel bij de
huur- als de koopwoningen (zie figuur
3‑3). Grofweg kunnen we zeggen dat eenderde kiest voor
een appartement en tweederde voor een eengezinswoning.
Van de 1.400
huishoudens met een voorkeur voor een eengezinswoning kiest het merendeel voor
een rij- of hoekwoning. Een kwart wil in een luxere woning van het type vrijstaand
of twee-onder-een-kap gaan wonen. De 500 huishoudens met een voorkeur voor een
appartement hebben er vaak graag een tuin bij. Mogelijk volstaat een ruim
balkon of dakterras ook. Dit is niet uit de vraagstelling te achterhalen.
figuur 3‑3 Woonwensen
scheefwonende huishoudens
Huishoudens die
een appartement wensen hebben over het algemeen voldoende aan drie kamers. Een
kwart van hen zoekt een vierkamerwoning. De gewenste oppervlakte van de
woonkamer loopt sterk uiteen. Ruim eenderde van de huishoudens is tevreden met
een woonkamer tot 30 m2, maar eveneens eenderde zoekt een woonkamer van 40 m2
of meer.
Van de
huishoudens met een voorkeur voor een eengezinswoning wenst het merendeel 4 of
meer kamers. De gewenste oppervlakte van de woonkamer varieert tussen 20 m2 en
40 m2.
De
verhuisgeneigde huishoudens hebben geen sprekende voorkeur voor een
nieuwbouwwoning of bestaande bouw. Een kwart geeft aan dat men een nieuwbouwwoning
verkiest boven bestaande bouw en 40% geeft het omgekeerde aan. De overige 35%
heeft geen voorkeur. Dit verschilt niet tussen appartementen en eengezinswoningen.
tabel 3‑3 Gewenste
oppervlakte woonkamer en aantal kamers naar type woning
Aantal kamers |
Eengezinswoning |
Appartement |
1 tot 3 kamers |
25% |
75% |
4 kamers |
42% |
24% |
5 of meer kamers |
34% |
1% |
|
|
|
Oppervlakte woonkamer |
|
|
Tot 30 m2 |
31% |
39% |
30 tot 40 m2 |
43% |
29% |
40 m2 of meer |
27% |
32% |
Locatie
Een woning in
het stadscentrum wordt door de meeste verhuisgeneigde huishoudens niet gewenst.
Van de huishoudens met een voorkeur voor een eengezinswoning kiest één op de
tien huishoudens voor een woning in het centrum. Van de appartementzoekers is
dit een kwart. Respectievelijk 40% en 30% van de huishoudens wil op loopafstand
het centrum wonen. Daarnaast kiest in beide groepen 30% voor een woning op meer
dan 15 minuten lopen van het centrum. De overige huishoudens hebben geen voorkeur.
Van de
huishoudens met een voorkeur voor een appartement geven de meesten aan dat de
ligging van de woning voor hen de eerste prioriteit heeft in hun zoektocht naar
een woning. Daarna wordt de woning het meest genoemd en tot slot de prijs.
Voor de meeste
huishoudens met een voorkeur voor een eengezinswoning is de woning het belangrijkst.
De prijs wordt daarna het meest genoemd en dan pas de ligging.
figuur 3‑4 Eerste
prioriteit bij woningkeuze
Of men de
prioriteit in de zoektocht naar een woning legt bij de woning, ligging of prijs
is 1 ding. In werkelijkheid spelen in het proces om al dan niet te verhuizen
natuurlijk vele factoren een rol. De huishoudens is daarom ook gevraagd welke aspecten
zij in hun nieuwe woonomgeving van belang vinden. Het zijn er vele, die allemaal
door minstens de helft van de verhuisgeneigden belangrijk worden gevonden. Een
aantal aspecten is sterk persoonlijk getint, zoals bijvoorbeeld de sfeer van de
woning en het thuisvoelen in de buurt. Beiden worden vaak genoemd, maar zijn
geen aspecten waar gemeente en corporatie mee uit de voeten kunnen. We richten
ons daarom op de meer objectieve kenmerken. Wat de woning betreft zijn de
grootte en onderhoudsstaat voor bijna alle huishoudens van (veel) belang. Daarna
volgen de indeling en buitenruimte, die door respectievelijk 80% en 76% van de
huishoudens als belangrijk worden geoormerkt. Het overgrote deel van de
huishoudens hecht veel waarde aan een nette, groene en (verkeers)veilige
woonomgeving. De aanwezigheid van winkels en voldoende parkeergelegenheid kan
ook op een positieve waardering rekenen.
tabel 3‑4 Belang
dat aan kenmerken van woning en woonomgeving wordt gehecht (% huishoudens dat
aspect (zeer) belangrijk vindt)
Woning |
|
|
Woonomgeving |
|
Grootte |
96% |
|
Groen |
93% |
Onderhoudsstaat |
92% |
|
Verkeersveiligheid |
92% |
Indeling |
80% |
|
Geen overlast/rommel/bekladding/vernieling
|
84-96% |
Buitenruimte |
76% |
|
Winkels |
88% |
|
|
|
Parkeren |
83% |
|
|
|
Bebouwing in buurt |
80% |
|
|
|
Openbaar vervoer |
79% |
|
|
|
Bevolkingsamenstelling |
74% |
|
|
|
Speelvoorzieningen |
66% |
Prijs
Vervolgens is
nog de vraag wat de woningzoekenden aan hun nieuwe woning willen besteden. Uit
een eerste analyse blijkt dat een aanzienlijk deel van de huishoudens met een
voorkeur voor een huurwoning wederom een goedkope of betaalbare huurwoning
wenst. Deels kan deze keuze worden ingegeven door de huidige economische
situatie, waarin men liever de kat uit de boom kijkt dan zich in een onzeker
koopavontuur te storten. Maar daarnaast zijn deze huishoudens blijkbaar zo
gewend aan hun lage huur, dat ze dat in hun volgende woonsituatie ook wensen.
Daarbij stellen ze wel aanvullende eisen aan de woonkwaliteit. We kijken daarom
in deze analyse naar de huur- en de koopsom die de huishoudens zouden kunnen
betalen en niet naar wat ze aangeven te willen betalen.
Voor de huur
gaan we daarbij uit van een netto huurquote van 25,4%. Dit is het gemiddelde
deel van hun besteedbaar jaarinkomen dat huurders in Haaglanden aan vaste
huurlasten kwijt zijn. We beschouwen dit voor de scheefwoners ook als
richtlijn. Het kan natuurlijk zo zijn dat jonge scheefwoners bereid zijn meer
te betalen als de woning aan hun wensen voldoet. Wanneer we voor de 1.100
verhuisgeneigden met een voorkeur voor een huurwoning bekijken wat zij kunnen
betalen op basis van hun besteedbaar inkomen dan blijkt eenderde van hen in
aanmerking te komen voor een betaalbare huurwoning met een huur tot € 479. Een
kwart kan een huurwoning met een huur tussen € 479 en € 565 betalen. De overige
40% heeft de financiële mogelijkheden om in een woning in de vrije sector te wonen
met een huur van meer dan € 565.
figuur 3‑5 Bestedingsmogelijkheden
van scheefwoners met huur en koopwens
Voor de 800
huishoudens die een koopwoning wensen hebben we de maximale hypotheek bepaald.
Uitgangspunt is dat deze huishoudens 4,5 maal hun bruto jaarsalaris kunnen
lenen. Dit levert het volgende plaatje op. Een op de tien huishoudens kan
slechts een woning kopen tot € 150.000. Deze huishoudens hebben zeer beperkte
mogelijkheden op de koopmarkt. De helft van de huishoudens kan zich richten op
een koopwoning van € 150.000 tot € 215.000. Hun mogelijkheden zijn al iets ruimer.
Tot slot heeft 40% van de scheefwoners met een koopwens een leencapaciteit van
meer dan € 215.000.
Wanneer de
bestedingsmogelijkheden worden gespecificeerd naar het gewenste woningtype
blijkt dat huishoudens met een voorkeur voor een eengezinskoopwoning nog iets
meer kunnen besteden dan de huishoudens met een voorkeur voor een koopappartement
(niet weergegeven vanwege het kleine aantal respondenten). In de huursector
doet zich hetzelfde verschijnsel voor. Huishoudens met een voorkeur voor een
eengezinshuurwoning kunnen maandelijks een hogere huur betalen dan de huishoudens
met een voorkeur voor een appartement.
tabel 3‑5 Bestedingsmogelijkheden
naar type gewenste woning
|
Eg koop |
|
Eg huur |
Huurapp |
Tot € 150.000 |
10% |
Tot € 479 |
20% |
60% |
€ 150.000-€ 215.000 |
45% |
€ 479 - € 565 |
30% |
10% |
Vanaf € 215.000 |
45% |
Vanaf € 565 |
50% |
30% |
Woonwensen
huishoudens tot 35 jaar
We zoomen nog
iets verder in op de woonwensen van de huishoudens tot 35 jaar. Zij maken een
belangrijk deel uit van de verhuisgeneigde scheefwoners, het gaat om 950
huishoudens in totaal. De woonwensen van andere doelgroepen zijn vanwege een te
klein aantal respondenten niet in beeld te brengen.
figuur 3‑6 Woonwensen
verhuisgeneigde scheefwonenden tot 35 jaar
We lopen de
verschillende kenmerken van de woningvraag van de jonge huishoudens kort langs.
De voorkeur van de jonge huishoudens gaat vaker dan gemiddeld uit naar een eengezinskoopwoning.
Bijna de helft van de huishoudens zou hiernaar toe willen verhuizen. De overige
vraag gaat bijna geheel uit naar een huurwoning, zowel eengezins als
appartement. Koopappartementen kunnen maar op weinig belangstelling rekenen.
Het beperkte aantal respondenten leent zich alleen voor indicatieve uitspraken
over het te besteden bedrag aan huur of hypotheek. Ongeveer de helft van de
huishoudens met een voorkeur voor een huurwoning komt in aanmerking voor een
woning met een huur tot € 479. De andere helft kan een hoger bedrag betalen,
waarvan een aanzienlijk deel meer dan € 565 per maand. De huishoudens met een
voorkeur voor de koopsector hebben bijna allemaal een leencapaciteit van meer dan
€ 150.000 en bijna de helft ook meer dan € 215.000.
De woningvraag
van de huishoudens gaat zowel uit naar kleine als grote woningen. Het accent
ligt evenals bij de totale groep verhuisgeneigden bij appartementen meer op 3
kamers liggen en bij de eengezinswoningen vaker bij 4 kamers. De gewenste oppervlakte
van de woonkamer varieert sterk, van 20 m2 tot ruim 40 m2.
Het
De
locatievoorkeuren zijn gelijk aan die van de totale groep verhuisgeneigden. Het
centrum kan maar op een klein deel van de vraag rekenen. Deze concentreert zich
in de wijken rondom het centrum en in de buitenwijken.
De jonge
huishoudens geven vaker aan dat de woning de prioriteit geniet bij een
verhuizing dan de totale groep verhuisgeneigden. Bij de jongeren kiest 44% voor
de woning, 31% voor de ligging en 23% voor de prijs. Dit was in de totale
groep, eengezinswoningen en appartementen samengenomen, respectievelijk 38%,
34% en 28%.
Ook voor de
jongeren hebben we gekeken naar de belangscores van verschillende kenmerken van
de woning en woonomgeving. De scores op de woningkenmerken zijn vergelijkbaar.
De woninggrootte is het belangrijkst, de buitenruimte relatief het minst belangrijk.
Wat betreft de woonomgeving hechten ook de jongeren veel belang aan een nette,
groene en (verkeers)veilige omgeving.
tabel 3‑6 Belang
dat aan kenmerken van woning en woonomgeving wordt gehecht (% huishoudens dat
aspect (zeer) belangrijk vindt), huishoudens tot 35 jaar
Woning |
|
|
Woonomgeving |
|
Grootte |
95% |
|
Verkeersveiligheid |
89% |
Onderhoudsstaat |
92% |
|
Groen |
88% |
Indeling |
78% |
|
Geen overlast/rommel/bekladding/vernieling
|
77-94% |
Buitenruimte |
76% |
|
Parkeren |
84% |
|
|
|
Winkels |
82% |
|
|
|
Bebouwing in buurt |
74% |
|
|
|
Openbaar vervoer |
74% |
|
|
|
Bevolkingsamenstelling |
71% |
|
|
|
Speelvoorzieningen |
66% |
Koop
huurwoning
Een
mogelijkheid om het aantal scheefwoners ‘administratief’ af te laten nemen is
om de betreffende huishoudens de kans te geven hun huidige huurwoning te kopen.
Nadeel van deze oplossing is dat deze geen doorstroming op gang brengt en dus
geen huishoudens uit de aandachtsgroep de mogelijkheid biedt om in een goedkope
of betaalbare huurwoning te gaan wonen. Wel komen er door de verkoop financiële
middelen vrij die elders in de woningvoorraad kunnen worden geïnvesteerd. Wat
is de belangstelling van de huurders om hun woning te kopen?
Evenals bij de
overige analyses gaan we er van uit dat de huishoudens met een netto
jaarinkomen tot € 5.000 boven de grens van de aandachtsgroep weinig kansen hebben
op de woningmarkt en dus waarschijnlijk ook niet in staat zijn om hun woning te
kopen. We maken daarom een onderscheid tussen de kansrijke huishoudens mét een
verhuiswens en de kansrijke huishoudens zonder verhuisplannen.
Van de
verhuisgeneigde scheefwonenden die in een eengezinshuurwoning wonen geeft 26%
aan belangstelling te hebben om de huurwoning te kopen en geeft 9% aan dat dit
afhangt van de marktwaarde van de woning. Bij de verhuisgeneigde scheefwonenden
in een huurappartement is dit respectievelijk 16% en 6%.
Van de circa 3.800
kansrijke huurders zonder verhuisplannen zou 28% zijn huurwoning wel willen
kopen en zegt 10% dat dit afhangt van de marktwaarde. De bewoners van
eengezinswoningen hebben vaker interesse dan de bewoners van een appartement.
Respectievelijk 39% en 18% heeft een concrete koopwens en 14% en 6% afhankelijk
van de marktwaarde.
Belemmeringen
in de zoektocht naar een woning
Tot slot nog
wat zicht op de belemmeringen die verhuisgeneigde huishoudens tegenkomen in hun
zoektocht naar een woning. Van de 1.900 verhuisgeneigde huishoudens die
aangeven binnen de gemeente Delft te willen blijven wonen geeft 21% aan dat zij
nog niet geslaagd zijn omdat het woningaanbod te duur is. Daarnaast geeft 14%
aan dat er in de buurt waar ze willen wonen geen aanbod is. Eenderde geeft
eerlijk toe dat ze te weinig activiteiten hebben ondernomen.
In dit
hoofdstuk beantwoorden we de onderzoeksvragen die in hoofdstuk 1 zijn gesteld.
We lopen ze stuk voor stuk langs. We starten met een overzichtstabel.
tabel 4‑1 Kenmerken
scheefheid in Delft
|
Goedkope huur |
Betaalbare huur |
Aantal
scheefwonenden |
6.100 |
4.700 |
Waarvan < € 5.000 boven aandachtsgroep |
3.100 |
1.900 |
Waarvan > € 5.000 boven aandachtsgroep |
3.000 |
2.800 |
Aantal
verhuisgeneigde scheefwonenden |
2.100 |
1.600 |
Waarvan < € 5.000 boven
aandachtsgroep |
850 |
400 |
Waarvan > € 5.000 boven
aandachtsgroep |
1.250 |
1.200 |
1
Wat zijn kenmerken van de
huishoudens die scheefwonen?
·
De
groep van 6.100 goedkoop scheefwonenden is vrij divers. Een belangrijke groep
zijn de eenpersoonshuishoudens van 25 tot 45 jaar (34%) en de 55-plussers
(24%). Daarnaast nemen jonge meerpersoonshuishoudens een niet onbelangrijk deel
(14%) voor hun rekening. Hoe ouder men is, hoe vaker het eenpersoonshuishoudens
zijn die scheefwonen in een goedkope huurwoning. Meerpersoonshuishoudens maken
sneller een volgende stap in hun wooncarrière.
·
Onder
de 4.700 betaalbaar scheefwonenden zijn veel 55-plussers (40%). Daarnaast nemen
ten opzichte van de goedkoop scheefwonenden eenpersoonshuishoudens een minder
grote plek in en gezinnen met kinderen een grotere. De betaalbare huurwoning is
daarmee voor meer huishoudens een (voorlopig) eindstation in hun wooncarrière.
·
Het aandeel
goedkoop scheefwonende huishoudens dat net buiten de aandachtsgroep valt is nog
geen 20% en dus klein. De helft van de goedkoop scheefwonenden heeft een
inkomen dat € 5.000 of meer boven de grens van de aandachtsgroep ligt. Er zijn
dus 3.000 huishoudens kansrijk op de woningmarkt.
·
Onder
de betaalbaar scheefwonenden is het aandeel huishoudens met een hoog inkomen en
daarmee een kansrijke positie nog groter. 60% heeft een inkomen van € 5.000 of
meer boven de aandachtsgroep grens. Dit zijn 2.800 huishoudens die kunnen
worden verleid tot een verhuizing.
2
Wat zijn de kenmerken van de
woningen die scheef bewoond worden?
·
Het
zijn voor het overgrote deel sociale huurwoningen, waarvan 80% appartement en
20% eengezinswoningen.
3
Wie willen verhuizen?
·
Van de
goedkoop scheefwonenden en de betaalbaar scheefwonenden wil 34% verhuizen:
2.100 goedkoop en 1.600 betaalbaar scheefwonenden. Dit zijn voornamelijk een-
en meerpersoonshuishoudens van 25 tot 35 jaar en meerpersoonshuishoudens van 35
tot 45 jaar. Veel van de oudere eenpersoonshuishoudens en senioren wonen naar
hun zin. Dit zijn nu juist huishoudentypen die ook relatief vaak scheef wonen.
·
Van de
goedkoop scheefwonenden met een verhuiswens behoort 60% qua inkomen tot de
kansrijke groep: 1.250 huishoudens. Van de betaalbaar scheefwonenden is dit
75%: 1.200 huishoudens. De overige huishoudens hebben een inkomen dat minder
dan € 5.000 boven de grens voor de aandachtsgroep ligt en zijn daarmee kandidaat
voor een betaalbare huurwoning of wellicht een goedkope koopwoning.
4
Wat zijn de verhuisredenen?
·
De
huidige woning staat bij de verhuisgeneigden op de eerste plaats, bij de helft
van de huishoudens in een goedkope huurwoning en bij een derde van de huishoudens
in een betaalbare huurwoning. Het merendeel vindt de huidige woning te klein.
·
Daarnaast
wordt de woonomgeving door een derde van de huishoudens genoemd. Men voelt zich
er onveilig (betaalbare huur) en noemt de buurtbewoners en veranderende
samenstelling van de buurt als reden om te vertrekken.
·
Op de
derde plaats komen redenen als samenwonen, werk en studie, en de gezondheid.
5
Wat zijn de woonwensen?
·
De
analyse van de woonwensen is gefocust op de scheefwonende huishoudens met een
inkomen van meer dan € 5.000 - die een kansrijke positie op de woningmarkt
wordt toegedicht – die in Delft willen blijven wonen. Dit betreft ongeveer
1.900 huishoudens.
·
Bijna
tweederde van de verhuisgeneigden kiest opnieuw voor een huurwoning, waarvan
tweederde voor een eengezinswoning en eenderde voor een appartement. Van de
huishoudens met een voorkeur voor een koopwoning kiest een groot deel voor een
eengezinswoning.
·
De
vraag naar appartementen is divers. Evenzo de vraag naar eengezinswoningen. Het
merendeel van de 500 geïnteresseerden in een appartement wenst drie kamers en
een tuin of buitenruimte. De gewenste oppervlakte van de woonkamer varieert
echter tussen de 20 m2 en ruim 40 m2, wat op een aanzienlijk verschil in
gewenste kwaliteit duidt. Zowel appartementen in het centrum, rondom het
centrum en in de buitenwijken zijn in trek. Door appartementenzoekers wordt de
ligging het vaakst genoemd als prioriteit nummer 1, gevolgd door de woning en
de prijs.
·
Het
merendeel van de 1.400 huishoudens met een voorkeur voor een eengezinswoning
wenst 4 of meer kamers. Rij- en hoekwoningen rondom het centrum of in de
buitenwijken zijn het meest in trek. Een kwart wenst een luxe woning van het type
vrijstaand of twee-onder-een-kap. Dit vertaalt zich, net als bij de appartementen,
in een sterk variërende gewenste oppervlakte van de woonkamer. Door
geïnteresseerden in een eengezinswoning wordt de woning het meest genoemd als
prioriteit nummer 1, gevolgd door de prijs en de ligging.
·
De
verhuisgeneigden is gevraagd welke aspecten van hun nieuwe woning en woonomgeving
voor hen belangrijk zijn. Woningkenmerken die door vrijwel alle huishoudens
worden genoemd zijn de grootte en onderhoudsstaat, gevolgd door de indeling en
buitenruimte. Voor de woonomgeving worden met name groen, het ontbreken van
enige vorm van overlast, verkeersveiligheid en voldoende parkeergelegenheid genoemd.
Feit is dat nog tien aspecten door minstens de helft van de verhuisgeneigden belangrijk
wordt gevonden. Of men de geschikte woning vindt hangt samen met de mate waarin
het aanbod aan het hele eisenpakket voldoet.
·
Voor
het prijskaartje van de woning is gekeken naar de huur- of koopsom die de
huishoudens kunnen betalen. Van de 1.100 huishoudens met een voorkeur voor een
huurwoning komt eenderde in aanmerking voor een betaalbare huurwoning met huur
tot € 479, kan een kwart een woning met een huur van € 479 tot € 565 betalen en
40% een woning met een hogere huur. Van de 800 huishoudens met een koopwens kan
10% slechts een woning tot € 150.000 betalen, wat hun mogelijkheden flink beknot.
De helft kan zich richten op een woning van € 150.000 tot € 215.000. De overige
40% kan, gelet op het inkomen, meer dan € 215.000 lenen.
·
De
voorkeur van huishoudens tot 35 jaar, die een belangrijk deel uitmaken van de
verhuisgeneigde scheefwoners, gaat vaker dan gemiddeld uit naar een eengezinskoopwoning
en minder vaak naar een eengezinshuurwoning. De wens om in het centrum te wonen
is wat kleiner dan gemiddeld en de woning wordt wat vaker als prioriteit nummer
1 in de zoektocht aangeduid.
6
Zijn er belemmeringen waardoor de
verhuiswens nog niet is uitgevoerd?
·
Belemmeringen
die door huishoudens worden genoemd als reden waarom ze nog niet geslaagd zijn
in hun zoektocht naar een nieuwe woning zijn voornamelijk dat er geen aanbod is
in de plaats of buurt waar ze zoeken en dat het aanbod dat er is te duur is.
Daarnaast geeft ook een niet onbelangrijk deel van de woningzoekenden aan dat
ze tot nu te weinig activiteiten hebben ondernomen.