Professionalisering van de handhaving

 

Handhavingsbeleid

                        

BODEM

 
 


    
     

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Project Professionalisering van de Handhaving

 

Deelproject Handhavingsbeleid Bodem

 

Vakteam Milieu, gemeente Delft

 

Datum: 21 juni 2004


Inhoudsopgave

 

1 Inleiding                                                                                                                             3

2 Oriëntatie en probleemanalyse                                                                                         4

2.1 Inleiding                                                                                                                4

2.2 Taken vakteam Milieu                                                                                             4

2.2.1 Inleiding                                                                                                  4

2.2.2 Wettelijke taken gemeente bodem en afbakening taken

vakteam Milieu                                                                                                 4

2.3 Oriëntatie en analyse binnen Delft                                                                            6

2.3.1 Milieuproblemen en negatieve effecten                                                        6

3  Prioriteitstelling                                                                                                                12

3.1 Prioriteitstelling                                                                                                      12       

3.2 Prioritering nabeschouwd                                                                                        14

3.3 Nadere specificering                                                                                               14

4 Borging van personele en financiële middelen                                                                          18  

 

5 Tot slot                                                                                                                               20       

Literatuurlijst                                                                                                                        21                                                                                                                                       

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

 

Leeswijzer

 

In het tweede hoofdstuk wordt een oriëntatie en probleemanalyse weergegeven van het werkveld bodem in de gemeente Delft.

Op basis van deze analyse is in derde hoofdstuk  een prioriteitstelling opgesteld. De gekozen prioriteiten zijn vervolgens in de navolgende paragrafen uitgewerkt met doelstellingen en indicatoren.

In hoofdstuk 4 wordt de personele en financiële borging weergegeven.

Er wordt afgesloten met een literatuurlijst.


Hoofdstuk 2 Oriëntatie en probleemanalyse

 

2.1 Inleiding

 

In  dit hoofdstuk wordt aan de hand van een schets van wettelijke taken op bodemgebied binnen de gemeente en een oriëntatie van uitvoering van deze taken binnen Delft de probleemanalyse geschetst.

2.2 Taken vakteam Milieu

 

2.2.1 Inleiding

Deze paragraaf beschrijft de wettelijke taken van de gemeente op het gebied van bodem en geeft weer welke van deze taken bij het vakteam Milieu zijn weggelegd. Aansluitend volgt een weergave van de missie en concrete werkzaamheden van het vakteam Milieu. Gezien de raakvlakken met de werkterreinen van de vakteams  Bouw- en Woningtoezicht (BWT) en Milieutoezicht wordt er voor de omschrijving van missie en taken verwezen naar de handhavingbeleidsplannen van de desbetreffende vakteams.

 

2.2.2 Wettelijke taken gemeente of bodemgebied en afbakening taken vakteam Milieu

 

De wettelijke taken van de gemeente voor bodem zijn vastgelegd in het Bouwstoffenbesluit, de Vrijstellingsregeling Grondverzet, de Wet bodembescherming, de

Woningwet/ Wet op de Ruimtelijke Ordening, het Besluit Opslaan in Ondergrondse Tanks en de  Wet milieubeheer. 

De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van deze wetten ligt binnen de gemeente bij een aantal vakteams. In tabel 1 is een overzicht gegeven van hierboven genoemde wetten en de verantwoordelijke vakteam of instantie.

 

Hieruit blijkt dat vakteam Milieu zorg draagt voor een gedeelte van de uitvoering van het Bouwstoffenbesluit, Vrijstellingsregeling Grondverzet en een klein gedeelte van de uitvoering van het  Besluit Opslaan in Ondergrondse Tanks.

 

Voor de overige wetgeving waaronder de Wet bodembescherming, Woningwet/ Wet op de Ruimtelijke Ordening en de  Wet milieubeheer heeft het vakteam Milieu een adviserende/ toetsende rol.

Inzake de werkzaamheden voortvloeiend uit de Wet milieubeheer moet worden opgemerkt dat alleen de niet-inrichtingsgebonden taak, het storten van grond buiten inrichtingen (artikel 10.2 van de Wet Milieubeheer), binnen haar takenpakket past. Het storten van afvalstoffen niet zijnde grond buiten inrichtingen ligt bij de Vakteam Reiniging.

 

Opgemerkt moet worden dat de handhaving Bouwstoffenbesluit ook een verantwoordelijkheid is van het vakteam BWT. Het vakteam Milieu draagt zorg voor de grondwerken en civiele werken en BWT doet dit voor het (her)gebruik van bouwstoffen in woning- en utiliteitsbouw.
Tabel 1. Overzicht wettelijke taken bodemgebied en de verantwoordelijke instanties of vakteams.

Wetgeving

Verantwoordelijke afdeling/ instantie

Bijzonderheden

Bouwstoffenbesluit

Vakteam Milieu

 

Voor grondwerken en civiele werken

 

Vakteam Bouw- en Woningtoezicht

Voor woning- en utiliteitsbouw

Vrijstellingsregeling Grondverzet

Vakteam Milieu

Op basis  van de bodemkwaliteitskaart en

bodembeheerplan

Besluit Opslaan in Ondergrondse Tanks

Vakteam Milieu

Oude particuliere tanks

 

Vakteam Milieutoezicht

Inrichtingsgebonden (nieuwe, ingebruikszijnde tanks bij particulieren en bedrijven) en oude bedrijven tanks

Woningwet/ Wet op de Ruimtelijke Ordening

Vakteam Bouw- en Woningtoezicht

Advisering en toetsing op bodemgebied door vakteam Milieu

Wet milieubeheer

Vakteam Milieutoezicht

Advisering op bodemgebied door vakteam Milieu

Wet bodembescherming

Provincie

In beperkte mate; bij niet ernstige gevallen vakteam Milieu

 

Op basis van de Wet bodembescherming, het Bouwstoffenbesluit en het provinciaal bodembeleid (verwoord in “Bobel 3” (bron 1)  en “Spitten met Kwaliteit 2” (bron 2))  heeft de gemeente haar eigen bodembeleid, ”Bodemhandboek” (bron 3) en een Bodemkwaliteitskaart en -beheerplan (bron 4) op- en vastgesteld. Tevens is er voor het Bouwstoffenbesluit een handboek (bron 5) geschreven. Voor de handhaving en toezicht op grondstromen en grond- en civiele werken geldt dat de kennis en kunde van beleid maatgevend is. Preventieve aanpak is bepalend. Repressieve handhaving speelt hier zeer beperkt. Deze taak hoort bij het vakteam Milieu.

 

Naast bovengenoemde taken zorgt het vakteam Milieu op bodemgebied ook onder andere voor:

-          Het in kaart brengen van het Landsdekkend Beeld;

-          Formeel opstarten van het proces om bevoegd gezag taken van de Provincie Zuid-Holland naar de gemeente Delft over te dragen;

-          Het uitwerken van het beleid m.b.t. grondstromen (met behulp van de bodemkwaliteitskaart);

-          Verdere implementatie van het Bouwstoffenbesluit in de gemeentelijke werkprocessen;

-          Adviseren over bodemonderzoeken in het kader van milieuvergunningen, bouw- en bestemmingsplannen;

-          Begeleiden van grotere bodemsaneringsprojecten in overleg met de provincie;

-          Verder stimuleren van de toepassing van secundaire grondstoffen (i.s.m. andere afdelingen);

-          Uitwerken Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB);

-          Opstellen ISV bodemprogramma en uitvoering geven aan de in het ISV-verband benoemde projecten en herinrichtingsprojecten in de stad.

 

Visie vakteam Milieu.

De kwaliteit van de leefomgeving is van wezenlijk belang voor de inwoners van de stad. De

gemeente is hierin hun eerste aanspreekpunt. De gemeente creëert de voorwaarden voor

een goede kwaliteit van de leefomgeving van hun burgers. Ze wil daartoe beschikken over

een werkbaar milieu-instrumentarium en voldoende middelen. Kernbegrippen daarbij zijn

duurzaam, integraal, gebiedsgericht, maatwerk, draagvlak en transparant.

 

2.3 Oriëntatie en analyse binnen Delft

 

2.3.1 Milieuproblemen en negatieve effecten

Milieuproblemen vertalen zich in negatieve effecten. Er zijn een viertal negatieve effecten mogelijk, namelijk:

§         aantasting gezondheid. Dit doet zich bijvoorbeeld voor door letsel bij ongevallen, contact en inademing van stoffen of geluidsoverlast.

§         aantasting van de leefbaarheid door wateroverlast, geur- en stofoverlast, geluidsoverlast, visuele aspecten en verkeersoverlast.

§         materiële schade door de fysieke aantasting van gebouwen.

§         schade aan milieu, zowel in directe omgeving als elders.

 

Negatieve effecten hoeven zich in principe niet voor te doen. De regelgeving is er immers op gericht dat negatieve effecten niet optreden.

 

 


In de tabel 2 wordt per situatie, waarin bodem een belangrijke rol speelt, een beschrijving gegeven van de situatie in Delft en is vervolgens een interpretatie gegeven van de mogelijke effecten. In de laatste kolom van de tabel worden aandachtspunten voor toezicht en handhaving per situatie genoemd .

 

Tabel 2: Schets oriëntatie en probleemanalyse

Situatie

 

Beeld feiten (monitoringgegevens)

Interpretatie

Aandachtspunt/

actiepunten

1. Bouwlocaties

nagaan hoeveel bouwvergunningen er zijn afgegeven in 2003

In Delft wordt er jaarlijks veel gebouwd. Er worden hierbij handelingen in en op de bodem verricht, zoals het uitgraven van een parkeerkelder of het bouwrijp maken van een locatie.

Om bouwen op verontreinigde grond te voorkomen worden bouwaanvragen getoetst of bodemonderzoek noodzakelijk is. In 2002 zijn er van 125  bouwaanvragen, van bouwwerken die de grond raken,  82 adviezen aan BWT afgegeven. Er zijn uiteindelijk circa 23 bodemonderzoeken uitgevoerd. Bij de advisering wordt gebruik gemaakt van de bodemkwaliteitskaart, het bodem, historisch en actueel milieu informatie systeem.

 

Uiteindelijk ging het bij circa 3 gevallen om een geval van ernstige bodemverontreiniging. In deze gevallen dient de provincie haar goedkeuring te geven over een ingediend saneringsplan.

Incidenteel worden bij niet ernstige, mobiele, bodemverontreinigingen door de gemeente eisen gesteld aan het saneren van de verontreiniging.

 

Bouwen op ernstig verontreinigde grond, kan diverse milieueffecten tot gevolg hebben. Maatschappelijk gezien is het belangrijkste milieueffect de aantasting van de gezondheid gevolgd door de effecten aantasting van de woon- en leefomgeving en het milieu en het optreden van materiële schade. 

Daarnaast kost het veel geld om alsnog de schade middels een sanering ongedaan te maken.

 

Door te toetsen (of onderzoek noodzakelijk is) wordt getracht te voorkomen dat dergelijke zaken optreden. In Delft heeft het tot op heden niet tot problemen geleid.

 

Verder is het noemenswaardig dat de eigenaar van het terrein verantwoordelijk is voor het saneren; de overheid (provincie of gemeente) heeft met name een toetsende rol. 

 

Mogelijk aandachtspunt zijn de zogenaamde illegale saneringen; voor de aanpak hiervan is afstemming met de provincie ZH aan te bevelen.

Bouwen op ernstig verontreinigde grond met mobiele stoffen en

Illegale saneringen

2. Infrastructurele werken

De gemeente Delft is de grootste opdrachtgever binnen Delft voor infrastructurele werken. In principe komt hierbij altijd grond vrij.

Bij dergelijke werken wordt altijd  bodemonderzoek uitgevoerd om de hergebruiksmogelijkheden van de grond te bepalen. Afhankelijk van de resultaten wordt de grond ter plekke hergebruikt of elders in de gemeente of afgevoerd naar een verwerker of gestort.

Bij infrastructurele werken wordt altijd aandacht besteed aan de bodem. Aangezien de gemeente zelf opdrachtgever is, en er bijna altijd een bodemonderzoek uitgevoerd wordt, mag verondersteld worden dat de risico’s onder controle zijn. Middels een intern meldingsysteem voor grondverzet binnen de gemeente en toezicht wordt getracht illegale stortingen te voorkomen. Zie voor nadere omschrijving het punt grondverzet in deze tabel.

Bij deze werken is ook aan te bevelen om te controleren of de boekhouding (bonnen, begeleidingsbrieven, grondbalans) adequaat  is.

Check  in het veld of de werkwijze adequaat gevolgd wordt (op ad hoc basis)

3. Saneringen

Ontgraven en toepassen

In totaal zijn er in Delft circa 1900 bodemonderzoeken uitgevoerd. Deze zijn uitgevoerd in het kader van bouwaanvragen, milieuvergunningen, grondtransacties en bepaling van de hergebruiksmogelijkheden. Via  deze onderzoeken is een beeld van de bodemkwaliteit verkregen van de gemeente Delft. Grofweg kan worden aangegeven dat hoe ouder de bebouwing van een wijk is, hoe groter de verontreinigingsgraad van de bodem is. Zo blijkt dat de binnenstad sterk verontreinigd is en dat bij de wijk Tanthof de bodem niet verontreinigd is.

 

Er zijn in gemeente Delft 213 gevallen in het kader van de Wet bodembescherming. Het gaat  om gevallen van ernstige bodemverontreiniging, welke urgent of niet urgent zijn. De urgentie wordt bepaald door humane, ecologische en verspreidingsrisico’s, hetgeen wordt uitgedrukt in de termijn waarop de sanering moet zijn gestart.

Ook zijn deze gegevens kadastraal vastgelegd. Bij verkoop zullen potentiële kopers op de hoogte zijn van ernstige gevallen.

 

In 2002 zijn er drie(nakijken of dit niet meer is) ernstige gevallen gesaneerd.

Sanering van de gevallen hangt vaak samen met de herontwikkeling van ( voormalige bedrijfs-) terreinen. Daarnaast worden er ook niet- ernstige gevallen van bodemverontreiniging gesaneerd.

Tevens dienen alle nieuwe gevallen (ontstaan na 1987) van bodemverontreiniging, wel of niet ernstig, volgens Art. 13 ingevolge de Wet bodembescherming te worden  gesaneerd. Te denken valt aan olieverontreinigingen bij lekkende tanks.

 

Delft is een gemiddelde stad als het gaat om bodemverontreiniging; dit komt door de lange historie van Delft.  Geconcludeerd kan worden dat de menselijke beïnvloeding gezorgd heeft voor een verslechtering van de bodemkwaliteit

 

Via  saneringen wordt getracht de negatieve milieueffecten weg te nemen. Dat betreft o.a. aantasting van de gezondheid, leefbaarheid en materiele schade.

 

Sommige locaties, die verontreinigd zijn, kunnen moeilijk worden herontwikkeld i.v.m. kosten en eventuele bezwaren van kopers (i.v.m. verkoopbaarheid in de toekomst).

 

Inzake ernstige gevallen van bodemverontreiniging is de provincie Zuid-Holland bevoegd gezag.

 

De gemeente Delft onderzoekt of en hoe  de bevoegd gezagtaken Wet bodembescherming van de provincie overgenomen kunnen worden.

 

Toezicht op de ernstig, urgente gevallen conform plan worden gesaneerd (i.s.m. provincie ZH) en ad hoc controles t.a.v. illegale saneringen.

4. Transport

In Delft wordt jaarlijks veel grond getransporteerd via de weg en in mindere mate via het water. De provincie is bevoegd gezag voor het controleren van grondtransporten. De gemeente geeft voor toepassing van grond binnen haar grenzen afvalstroomnummers af. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt in werken, vallend onder het Bouwstoffenbesluit  en bodemtoepassingen. In 2002 zijn 44 afvalstroomnummers aan  interne organisatie afgegeven. Aan derden zijn geen afvalstroomnummers afgegeven.

 

Op dit moment melden bijna alleen de interne afdelingen. Er dient voorlichting te worden gegeven aan derden die grond binnen Delft toepassen.

 

De provincie is voor het overige verantwoordelijk. Het valt te overwegen om samen met de provincie ZH en politie enkele prikacties uit te voeren t.a.v. transport: zijn de transportbrieven in orde, klopt  de herkomst en bestemming en is de kwaliteit van de grond conform de transportbon.  Aangewezen toezichthouders van de gemeente zijn bevoegd om bij de poort van een werk de lading te controleren.

Ad hoc controles, met name bij de poort van Bsb-toepassingen (werken)

5. Opslag bagger en grond:

binnen inrichtingen

buiten inrichtingen

Voor de opslag van bagger en grond zijn diverse regels gesteld. Opslag van grond en bagger kan onder de Wet milieubeheer vallen. Er zijn hier uitzonderingen op.

Bij opslag van grond kan ook sprake zijn van een werk in het kader van het Bouwstoffenbesluit of een stort van afvalstoffen.

In Delft was in de periode 2002/2003 sprake van 2 vergunde gronddepots in Delft en één vergunde baggerdepot.

 

Inzake het storten van grond als afvalstof heeft zich in 2003 twee gevallen voorgedaan. Eén geval is door  de vakteams Milieu en Milieutoezicht  aangepakt en een ander geval is door het vakteam Reiniging aangepakt. 

 

 

 

Via de vergunningverlening worden voorschriften gesteld om bodemverontreiniging te voorkomen.

Negatieve effecten hoeven zich niet voor te doen. De milieuvoorschriften zijn er opgericht dat negatieve effecten niet optreden. Het toezicht ligt bij het vakteam Milieutoezicht.

 

Bij niet naleving kunnen negatieve-milieueffecten als aantasting van het milieu(bodemverontreiniging) plaatsvinden. De kans bij dergelijke inrichtingen wordt klein geacht. Anderzijds kan het soms aantrekkelijk zijn om grond en bagger te mengen of partijen om te labelen (financiële argumenten)

 

Bij het storten van afvalstoffen zonder voorzieningen, is de kans op  negatieve milieueffecten groter. Het gaat hier om aantasting van het milieu en mogelijk ook gezondheid en leefbaarheid (hinder).

Vermoed wordt dat dit steeds meer voor zal komen, met name  op afgelegen (bedrijfs)terreinen. Een knelpunt is dat  hiervoor binnen de gemeentelijke organisatie geen beleid  en afstemming is inzake de verantwoordelijkheid van deze taak.

 

Binnen inrichtingen:

Toezicht uitvoeren t.a.v. voorzieningen bij opslag en aandacht schenken aan eventueel mengen van diverse partijen.

 

Buiten inrichtingen:

Beleidskader hiervoor ontwikkelen en verantwoordelijke afdeling aanwijzen.

 

6. Bouwstoffenbesluit

 

Het Bouwstoffenbesluit werkt via  een meldingensysteem. De regels waaraan voldaan moet worden staan in het besluit zelf.

De gemeente draagt er zorg voor dat het besluit wordt nageleefd. 

In Delft worden primaire en secundaire bouwstoffen toegepast in bouw- en infrastructurele werken, kortom er worden  werken als bedoeld in het Bouwstoffenbesluit in  Delft uitgevoerd.  Zowel in- als extern zijn er echter geen meldingen gedaan bij de gemeente Delft in 2002.

 

Bij de bouwaanvragen die worden getoetst aan bodem, wordt  altijd een advies opgenomen inzake het Bouw-stoffenbesluit en de kwaliteit van de vrijkomende grond.

 

Het toezicht ligt bij de vakteams Milieu (grondwerken en infrastructurele werken) en Bouw- en Woningtoezicht  (woning- en utiliteitsbouw).

 

Uit het feit dat er geen meldingen worden gedaan, maar er wel werken zijn kan worden geconcludeerd dat de voorgeschreven procedures niet gevolgd worden.

Het milieu-effect dat  kan optreden is aantasting van het milieu, namelijk het ontstaan van bodemverontreiniging. Hierdoor kan indirect financiële schade optreden, door het alsnog verwijderen van de bouwstof. De inschatting is dat de milieueffecten voor vormgegeven bouwstoffen, zoals bakstenen, meevallen en voor niet- vormgegeven bouwstoffen, zoals grond hoger liggen. Echter ook de kans op overtreding wordt bij niet-vormgegeven bouwstoffen groter geschat dan bij vormgegeven bouwstoffen. 

 

Gezien het feit dat binnen Delft wel werken worden gemaakt en er geen meldingen zijn, is controle en toezicht noodzakelijk.

 

Opgemerkt moet worden dat in de beleidsbrief bodem van de Staatssecretaris van VROM d.d. 19 december 2003 is aangegeven, dat het Bouwstoffenbesluit in zijn huidige vorm niet zal blijven bestaan. Het besluit zal de komende jaren worden ingetrokken en vervangen door twee nieuwe regelingen voor bouwstoffen en een aparte voor grond en bagger. De richtlijn voor grond en bagger zal worden ondergebracht in de Wet bodembescherming, die op haar beurt zal worden geïntegreerd in de Wet milieubeheer.

 

 

Voorlichting t.a.v. Bsb-

meldingen (intern en extern) en controle.

8. BOOT

Vroeger werd in huizen veel gestookt op  gasolie, ook wel huisbrandolie genoemd. Dit werd opgeslagen in ondergrondse opslagtanks.

Aangezien hier tegenwoordig  weinig tot geen gebruik van  wordt gemaakt, zijn tussen 1980 en 1999 diverse keren zogenaamde Acties Tankslag door de gemeente gehouden om deze tanks buiten gebruik te stellen. Vanaf 1993 zijn hiervoor regels door de rijksoverheid opgesteld. Tanks die na deze datum gesaneerd zijn conform deze regels, hebben een KIWA-certficaat. Tanks voor 1991 hebben dit niet  Hiertussen zit een soort overgangsperiode, deze tanks hebben een REIS-certificaat.

Van deze particuliere tanks is circa 88% (912 van de1064 tanks) gesaneerd.

Tevens zijn er nog oude tanks van bedrijven( voormalig en actief), die conform het principe Actie Tankslag aangeschreven dienen te worden.

Ook zijn er tanks die in gebruik zijn. Bij dit soort tanks is er sprake van inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer. Voor deze groep wordt verwezen naar de probleemanalyse van het vakteam Milieutoezicht.

 

Het negatieve milieueffect van de niet naleving van het BOOT is aantasting van milieu, bodemverontreiniging, en het ontstaan van materiële schade door lekkende  tanks.. In mindere mate kan gezondheid een rol spelen.

Toezicht en handhaving van ingebruik zijnde tanks en oude bedrijven tanks worden gecontroleerd door het vakteam Milieutoezicht.Met betrekking tot particuliere tanks is 88% gesaneerd. 12% voldoet nog niet aan het BOOT 1998.  Aangezien het hier om een éénmalige actie gaat, zijn bij de resterende 12% controles noodzakelijk

 

Het vakteam Milieutoezicht is verantwoordelijk voor de controles bij de oude bedrijven tanks. Dit betreft ook een eenmalige actie, echter een knelpunt is dat dit afgestemd en nader uitgewerkt moet  worden in het handhavingbeleidsplan van het vakteam Milieutoezicht.

Resterende 12% controleren

9.  Bedrijven: nieuwe gevallen en nrb

Bij de vergunningverlening en meldingen -art. 8.40 Wm of 8.19-Wm bij bedrijven met bodembedreigende activiteiten wordt de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming gehanteerd. Dit is om het ontstaan van bodemverontreiniging tot een verwaarloosbaar risico te beperken.

Ook in gevallen waar de NRB niet van toepassing is worden waar nodig bodembeschermende voorschriften voorgeschreven. Vakteam Milieu adviseert vakteam Milieutoezicht hierbij.

 

Daarnaast worden in de vergunning nul- en eindsituatieonderzoeken voorgeschreven. Indien bodemverontreiniging is veroorzaakt door het bedrijf en het is ontstaan na 1987, dan dient de verontreiniging te worden verwijderd.

Via de vergunningverlening worden voorschriften gesteld om bodemverontreiniging te voorkomen. Negatieve effecten hoeven zich in principe niet voor te doen. De milieuvoorschriften zijn er opgericht dat dergelijke  effecten niet optreden.  Het  toezicht  ligt bij het vakteam Milieutoezicht.

 

Indien door niet naleving van voorschriften verontreiniging optreedt, wordt het milieu aangetast. Hierdoor kan mogelijk materiële schade en aantasting van de gezondheid optreden. Gezien de aandacht die er bij vergunningverlening  is, worden de mogelijke risico’s in dit kader beperkt qua omvang en impact ingeschat.

Ad hoc controleren of bedrijven zich aan de NRB houden (bodemonderzoek uitgevoerd en zijn eventuele  Bodembeschermende maatregelen adequaat ).


Hoofdstuk 3 Prioriteitstelling

 

3.1 Prioriteitstelling

 

In dit hoofdstuk wordt op basis van de in het vorig hoofdstuk geschetste probleemanalyse de prioriteitstelling beschreven.

 

Hieronder is een voorstel geformuleerd voor prioriteiten voor toezicht en handhaving gericht op bodem. Daarbij is onderscheid gemaakt in:

-          het milieueffect (dat wil zeggen omvang en ernst van het risico als som van het milieurisico, gezondheidsrisico, en materiële schade): alle meetbare en naar objectieve maatstaven in te schatten negatieve effecten die het gevolg kunnen zijn van niet naleven van wet- en regelgeving. De factor milieueffect heeft betrekking op de omvang van eventuele schade op het milieu op het moment dat er een fout of overtreding plaatsvindt

-          de kans dat het effect daadwerkelijk optreedt als rechtstreeks gevolg van het niet naleven van wet- en regelgeving.

-          de inschatting van de kans op overtreding.

 

 

Bij de prioritering zijn de bovengenoemde 3 factoren allemaal even zwaar meegerekend, er is geen wegingsfactor toegepast. Dit wordt niet noodzakelijk geacht, het gaat hier om een simpel kans x effect model (risico = kans x effect).

 

Tabel 3 legt een verband tussen de negatieve effecten, de bodemactiviteiten en de kans van de werkelijke overtreding van het effect en de kans op overtreding. De basis wordt gevormd door de probleemanalyse.

 

Tabel 3: Voorstel voor prioriteiten in het kader van toezicht en handhaving in relatie tot bodem

 

Milieu

Effect bij overtreding van de regelgeving

Kans dat het effect werkelijk optreedt

Kans op overtreding

Totaal

score

Totaal

score  prioritering

(1-5)

Opmerking

 

1.       Bouwlocaties

5

2

2

20

2

weinig extra toezicht noodzakelijk, wel aandacht schenken aan urgente saneringen met mobiele verontreinigingen

(BWT = toezichthouder)

2.       Infrastructurele werken

2

3

4

24

1

lichte check op de werkwijze

(Milieu = toezichthouder)

3.       Saneringen

5

4

3

60

3

illegale saneringen en urgente gevallen i.s.m. prov. ZH

(Provincie Zuid-Holland = toezichthouder)

4.       Transport

3

4

4

48

3

controles i.s.m. provincie ZH

(Provincie Zuid-Holland = toezichthouder)

5a.  Opslag grond en baggerdepot    

 (inrichtingen)

2

3

2

12

1

Ad hoc controles t.a.v. mengen van partijen

(Milieutoezicht = toezichthouder)

5b.  Opslag grond en baggerdepot

(buiten inrichtingen)

5

4

5

100

5

Beleid ontwikkelen en afstemming taak in samenwerking met andere vakteams binnen fase “Openbare Ruimte” .

( Milieu = toezichthouder) 

5.       Bsb

3

-3

5

45

3

met name externe meldingen

(Milieu = toezichthouder)

6.       Grondverzet

3

3

5

45

3

met name externe meldingen

(Milieu = toezichthouder)

7.       BOOT

4

4

5

80

4

resterende 12% tanks controleren

(Milieu_+ Milieutoezicht = toezichthouder)

8.       Bedrijven

4

2

3

24

2

meenemen bij vakteam Milieutoezicht

 

Legenda:                     5 =  zeer groot , 4 = groot , 3 = matig, 2 = klein, 1 = zeer klein, ? = onbekend.

Totaalscore:                        = Milieueffect x Kans effect X Kans overtreding

Totaalscore prioritering:                 1 = lage prioriteit, 5 = hoge prioriteit.


3.2 Prioritering nader beschouwd

 

Opgemerkt moet worden dat in de hier bovengenoemde prioritering een  aantal punten (nummers 1, 3, 4, 5a,7 deels en 8) voorkomen, waarbij een ander vakteam of instantie verantwoordelijk is voor de toezicht en de handhaving. Het vakteam Milieu heeft hier geen bevoegdheden om actie te ondernemen en zal dus alleen signalerings- en adviseringsfunctie kunnen vervullen.

Voorgesteld wordt om samen met deze afdelingen en instanties een aantal keer per jaar gezamenlijk controles uit te voeren. Het belangrijkste doel hiervan is dat men van elkaar leert.

 

Op basis van bovenstaande wordt voorgesteld om de volgende prioritering te hanteren voor de gemeente Delft:

1. Opslag grond buiten inrichtingen( illegale stortingen)

2. BOOT

3. Grondverzet en Bouwstoffenbesluit (grond en puingranulaat)

4. Transport

5. Saneringen (gezien rol provincie)

 

3.3 Nadere specificering

 

In de volgende paragraaf worden de geprioriteerde punten besproken

 

1.       Illegale stortingen buiten inrichtingen

Doelstelling

-          het  voorkomen van illegale stortingen en het realiseren van beter naleefgedrag.

 

De doelstelling kan worden bereikt door in de tweede fase van het tot stand brengen van het Handhavingsprogramma, waarin ook de Openbare Ruimte centraal zal staan, een beknopte beleidsnotitie inzake de verantwoordelijkheid en uitvoering van deze taak te ontwikkelen. Dit kan in samenwerking met de vakteams Milieutoezicht, Reiniging en Milieu . Voorgesteld wordt om de taak voor grond primair bij het vakteam Milieu neer te leggen.

 

Trekker :                                  vakteam Milieu

Betrokken vakteams:    Milieutoezicht en Reiniging (en Provincie Zuid-Holland)

 

Monitoring

-          vastgesteld beleid

 

2. Besluit Opslaan in Ondergrondse Tanks

De op een na hoogste prioriteit gaat uit naar het BOOT. Voor het vakteam Milieu zal dit een eenmalige actie zijn. Het gaat om het handhaven van particuliere tankeigenaren die destijds besloten hebben, niet mee te doen aan Acties Tankslag.

 

Gezien het hier om een éénmalige handhavingsactie gaat, wil het vakteam Milieu dit middels een project aanpakken. Om deze reden wordt het BOOT niet verder meegenomen in de handhavingsstrategie. Voor de reguliere uitvoering van het BOOT wordt verwezen naar het beleidsplan van het vakteam Milieutoezicht.

Vergelijkbaar is de actie die noodzakelijk is voor de oude bedrijfstanks, immers er is hier sprake van de  dezelfde problematiek en een éénmalige aanpak voor de handhaving  inzake het BOOT. Een gezamenlijke aanpak tussen de twee vakteams is een logische stap. Tussen beide vakteams moet nog afstemming hierover plaatsvinden. 

Doelstelling

Alle tankeigenaren van oude tanks (bedrijven-particulieren), die nog niet aan het BOOT 1998 voldoen, dienen aan het BOOT 1998 te voldoen. Gestreefd wordt om voor 1-1-2006 te zorgen dat al deze tankeigenaren hieraan voldoen. (Voor particuliere tanks gaat het om vermoedelijk circa 15 gevallen. Voor bedrijfstanks gaat het om p.m. gevallen.)

 

Trekker:                                   vakteam Milieu

Betrokken vakteams:    Milieutoezicht

 

Indicator

Naleefgedrag:  voldoen aan voorschriften van het BOOT 1998

 

Monitoring

Aantal  handhavingacties versus gesaneerde tanks

 

3. Grondverzet en Bouwstoffenbesluit (grond en puingranulaat)

Doelstelling

Het doel van de Vrijstellingsregeling Grondverzet en het Bouwstoffenbesluit is om hergebruik van grond en andere secundaire bouwstoffen, die in en op de bodem worden toegepast, te stimuleren en om bodemverontreiniging door uitloging van deze bouwstoffen te voorkomen.

 

Handhavingsdoelstelling: Het voorkomen van mogelijke (ernstige) bodemverontreiniging en

het realiseren van beter naleefgedrag van de voorschriften. In 2005 moet zeker 75% van alle toepassingen voldoen aan de voorschriften.

Deze doelstelling is te bereiken middels preventieve en repressieve handhaving. De voorkeur ligt bij de preventieve handhaving, immers voorkomen is beter dan genezen.

Naast instrumenten als voorlichting, samenwerking en vooroverleg (inzage krijgen in het totaal aantal werken) werken instrumenten als controle en toezicht ook zeer preventief.

 

In een evaluatierapport van het Bouwstoffenbesluit van Royal Haskoning zijn een aantal aannames gedaan voor meldingsplichtige  werken, namelijk:

-          2 % van het totaal van de bouwvergunningsplichtige bouwwerken;

-          5 % van het totaal van de infrastructurele werken;

-          100 %  van het totaal van de grondwerken.

 

Uit het bovenstaande blijkt dat het meeste werk voor het vakteam Milieu is en een klein deel voor Bouw- en Woningtoezicht. Het Bouwstoffenbesluit is niet meegenomen in het handhavingbeleidsplan van Bouw- en Woningtoezicht, mede doordat dit aspect geen deel uitmaakt van de risicomatrix van VROM dat aan de prioriteitstelling van BWT ten grondslag ligt. Bij een herijking van het beleid zal in afstemming met het vakteam Milieu worden bezien in hoeverre dit aspect als nog moet worden meegewogen en welke consequenties daaraan moeten worden verbonden. Voor grondtoepassingen moet de informatie ook van Bouw- en Woningtoezicht  komen, zij het, dat deze informatie door verruiming van het vergunningvrij bouwen minder toereikend is.

 

De handhavingsinstrumenten en de specifieke inzet daarvan wordt uitgewerkt in de naleving- en handhavingstrategie en het jaarlijkse handhavingsprogramma.

 

Trekker : vakteam Milieu

Betrokken vakteams en instanties: Bouw- en Woningtoezicht, Hoogheemraadschap Delfland en politie

 

Indicator

-           Het naleefpercentage bij interne en externe toepassingen.

-           Schatting van het percentage aan werken/toepassingen, waarvoor een melding Bouwstoffenbesluit/ Vrijstellingsregeling moet worden gedaan.

-           Schatting van het percentage van werken/toepassingen, waarvoor geen melding Bouwstoffenbesluit/ Vrijstellingsregeling Grondverzet moet worden gedaan, beschikt men over milieuhygiënische gegevens van de bouwstof.

 

Monitoring:

-           Aantal meldingen

-           Percentage aan werken/toepassingen, waarvoor een melding Bouwstoffenbesluit/ Vrijstellingsregeling is gedaan.

-           Percentage van werken/toepassingen, waarvoor geen melding Bouwstoffenbesluit/ Vrijstellingsregeling Grondverzet moet worden gedaan, waar men beschikt  over milieuhygiënische gegevens van de bouwstof.

-           Percentage repressieve handhavingsacties

-           Percentage bedrijven, afdelingen die qua aantal overtredingen uitspringen.

 

4. Transport

Doelstelling: Verbeteren van naleefgedrag en verkrijgen van inzicht in grondstromen van de binnenkomende of vertrekkende vracht op de locatie via de geleidebonnen.

 

Gezien de sterke samenhang van de onderwerpen Grondverzet en het Bouwstoffenbesluit is dit een punt dat integraal in de handhaving van deze regelgeving zal worden meegenomen. Om het te versterken zullen in overleg met politie en de provincie afspraken worden gemaakt over het uitvoeren van gezamenlijke controles. Voor het slagen van laatstgenoemde punt is het nodig dat de provincie en de politie hun medewerking hieraan verlenen.

 

Trekker:                                              vakteam Milieu

Betrokken

 

 vakteams, instanties:  politie en provincie Zuid-Holland Indicator

-          Naleefpercentage (voor Provinciale Milieu Verordening of Bouwstoffenbesluit/ Vrijstellingsregeling)

 

Monitoring

-          Gecontroleerde vrachten

-          Aantal overtredingen (voor Provinciale Milieu Verordening of Bouwstoffenbesluit/ Vrijstellingsregeling)

 

5. Bodemsaneringen

Doelstelling:

Zicht krijgen op beeld van bodemsaneringen van niet-ernstig, ernstig, urgente en niet-urgente gevallen binnen Delft.

 

 Toezicht en handhaving op de sanering van ernstige gevallen van bodemverontreinigingen ligt bij de provincie Zuid-Holland. Omdat de gemeente dicht bij de bron zit en vaak zaken als eerst signaleert, zou de gemeente in samenwerking met de provincie een aantal saneringen samen kunnen controleren. Het doel hiervan is  het leereffect voor het opvangen van signalen en het ontstaan  van een betere samenwerking tussen de handhavingspartners. Voorwaarde voor het slagen van bovengenoemd punt is dat, de provincie haar medewerking hieraan verleend.

De gemeente is in principe “bevoegd gezag” voor niet ernstige gevallen, ze mag in dit kader eisen stellen. Echter wettelijk is dit niet vastgelegd. Wel wordt er toezicht gehouden bij saneringen die wel  bij de gemeente bekend zijn en bij saneringen die niet gemeld zijn. Dit gebeurt vaak in het kader van vrije veld controles voor het Bouwstoffenbesluit en de Vrijstellingsregeling Grondverzet. 

 

Aangezien de gemeente geen bevoegdheden heeft om te handhaven binnen de Wet bodembescherming, zal dit punt niet worden meegenomen in de handhavingstrategie.

Wel moeten er afspraken met de provincie gemaakt worden om in samenwerking met elkaar de in uitvoering zijnde bodemsaneringen te controleren binnen Delft.

 

Zoals al eerder aangegeven is de gemeente Delft voornemens om de bevoegd gezagtaken  Wet bodembescherming  van de provincie over te nemen.

 

Trekker:                       vakteam Milieu

Betrokken instantie:      provincie Zuid-Holland

 

Indicator

Saneringen van ernstige- en niet ernstige gevallen van bodemverontreiniging.

Percentage overtreders  van niet gemelde saneringen

 

Monitoring

Aantal controles bij ernstige en niet ernstige gevallen.

Totaal gesaneerde gevallen van bodemverontreinigingen.

Aantal overtredingen

 


 

Hoofdstuk 4 Personele en financiële borging

 

CRITERIUM 1.3 Borging personele en financiële middelen

De handhavingsorganisatie zorgt voor afstemming tussen de bestuurlijk vastgestelde handhavingsdoelen en inzet van de personele en financiële middelen en zorgt voor borging hiervan.

 

Het borgen van de personele en financiële middelen omvat tenminste :

1.       een inzichtelijke systematiek waarbij een verbinding wordt gelegd tussen de bestuurlijk vastgestelde handhavingsprioriteiten en –doelstellingen (§ 1.2) en de daarvoor benodigde inzet van personeel en middelen (§ 3.2);

2.       het in de begroting vastleggen van die personele en financiële middelen.

 

In dit beleidsplan worden taken genoemd die worden uitgevoerd door andere vakteams. Voor de borging van personele en financiële middelen van de vakteams Bouw- en Woningtoezicht en Milieutoezicht wordt verwezen naar de handhavingsbeleidplannen van deze vakteams.

 

Personele borging

Het vakteam Milieu heeft voor de uitvoering van alle bodemtaken 3 bodemspecialisten( 2,77 fte) en 1 vakteamhoofd beschikbaar. Van de totaal beschikbare formatie is  0,56 fte beschikbaar voor de uitvoering van het Bouwstoffenbesluit/ Vrijstellingsregeling Grondverzet.

De administratieve ondersteuning is ondergebracht bij het secretariaat van de sector Duurzaamheid. Verder wordt voor de juridische ondersteuning op milieugebied gebruik gemaakt van de jurist van het vakteam Milieutoezicht.

 

In tabel 4 is aan de hand van de werkzaamheden voortvloeiend uit de prioriteiten een personele borging weergegeven. De uren worden volledig gedekt door de huidige

urenbegroting van het vakteam Milieu

 

Financiële borging

Voor de uitvoering van het Bouwstoffenbesluit/Vrijstellingsregeling Grondverzet is een financiële borging aanwezig. Deze post kan worden gebruikt om bij overtredingen monsternemingen te laten uitvoeren.

 

Tabel 4:Borging personele uren 2004 voortvloeiend ppHH bodem

Taakomschrijving

Geraamde uren

Ontwikkelen beleid storten grond buiten inrichting

40

BOOT actie

160

Bouwstoffenbesluit  en Vrijstellingsregeling Grondverzet handhaving

300

Bouwstoffenbesluit  en Vrijstellingsregeling Grondverzet voorlichting, overleg

100

Actie bodemsaneringen

20

 

 

Totaal

660


Hoofdstuk 5 Tot slot

 

Hieronder zijn de aandachtspunten aangegeven, die binnen het project opgepakt moeten worden.

1.         Voor het uitvoeren van een gezamenlijk eenmalige handhavingsactie voor oude tanks vallend onder het BOOT, is medewerking nodig van het vakteam Milieutoezicht. Naast overleg, moet deze actie worden geïntegreerd in hun handhavingsplan.

2.         In het kader van het Bouwstoffenbesluit dient het vakteam Bouw- en Woningtoezicht  deze taak in overleg met vakteam Milieu te integreren in haar handhavingsplan.

3.         De mandateringen voor het Bouwstoffenbesluit voor onder andere grond ligt bij de sector Publiekszaken.  Deze moeten worden overgeheveld naar het vakteam Milieu.

Er is reeds aangegeven dat de mandatering voor andere vakteams ook aangepast moet worden, dan kan bovenstaande integraal worden meegenomen.


Literatuurlijst

 

 

1. Bobel 3, Provincie Zuid-Holland,.concept dd 22 maart 2002;

2. Spitten met Kwaliteit 2, Provincie Zuid-Holland,. december 1999;

3. Bodemhandboek, gemeente Delft, i.o.v. vakteam Milieu, De Straat milieu-adviseurs 2003;

4. Bodembeheerplan en bodemkwaliteitskaart, i.o.v Gemeente Delft, De Straat Milieu-adviseurs, kenmerk B3258, 6 april 1998;

5. Het Bouwstoffenbesluit : deel 1, de in- en uitvoering van het Bouwstoffenbesluit met betrekking tot de bouwstof grond in de gemeente Delft, Afdeling Milieu, H. Stolk, mei 1999;

6. Het Bouwstoffenbesluit : deel 2, Nieuwe ontwikkelingen in de gemeente Delft met betrekking to het Bouwstoffenbesluit, Afdeling Milieu, H. Stolk, januari 2000;

7. Werkplan vakteam Milieu 2004, vakteam Milieu;

8. Handhavings- en UitvoeringsMethode Grondstromen, Ministerie van VROM, kenmerk VROM 030075/06-03 VROM 3305, juni 2003;

9. Handhavings- en UitvoeringsMethode Bouwstoffenbesluit, Ministerie van VROM, kenmerk VROM 00.0041/p/3-00 22745/210, maart 2000; 

10. Monitoring en evaluatie Bouwstoffenbesluit, deelproject D “Handhaving”,  i.o.v. Ministerie van VROM, Royal Haskoning, kenmerk 538796/R00258/Sse/DenB, 29 april 2002;

11. Handhaving Bouwstoffenbesluit door waterkwaliteitsbeheerders,  Ministerie van VROM, kenmerk VROM 3135, juni 2003.