Reg.Nr.
458091
DEFINITIEF
BESLUIT
HERZIENING
PEUTERSPEELZAALBELEID
1.
Inleiding
De herziening van het peuterspeelzaalbeleid is gestart in 2002. De
noodzaak hiertoe was divers. Het beleid was als gevolg van politieke en
maatschappelijke ontwikkelingen aan herziening toe en er was een substantieel
financieel tekort geconstateerd.
Volgens Delfts gebruik is het
proces om tot herziening te komen interactief ingestoken. Verschillende hobbels
zijn hierbij op het pad aangetroffen. Omdat de materie weerbarstig was en is,
is het beleidsproces in te onderscheiden delen geknipt.
Gestart is met de “Contourennota
peuterspeelzaalbeleid” (2002). Op basis daarvan zijn besprekingen gestart met
de direct betrokkenen in het veld. De resultaten daarvan zijn neergelegd in het
document “Het werkveld aan het woord” (2003). In de “Koersnota
peuterspeelzaalwerk” (2003) is de richting bepaald. Op de Koersnota heeft
formeel geen besluitvorming plaatsgevonden, omdat dit werd doorkruist door
aangekondigde rijksbezuinigingen. Eind 2003 zijn de “Productafspraken 2004
peuterspeelzaalwerk” vastgesteld. Daarin zijn afspraken voor het jaar 2004
gemaakt die liggen in de lijn zoals deze in de koersnota staan verwoord. Medio
2004 heeft het College in de vorm van een voorgenomen besluit kenbaar gemaakt
hoe het definitieve kader er komt uit te zien (bijlage 1). Aan alle betrokkenen
is gelegenheid gegeven zich uit te spreken over dit voorgenomen besluit. De
betrokken peuterspeelzalen, vertegenwoordigers van ouders en de leden van de
Raadscommissie Leefbaarheid hebben hiervan gebruik gemaakt.
In de voorliggende nota is het
voorgenomen besluit, rekeninghoudend met de inspraak, uitgewerkt. Voorgesteld
wordt om akkoord te gaan met de definitieve voorstellen (hoofdstuk 11).
De nota is als volgt opgebouwd. Na
de inleiding (hoofdstuk 1) waarin het gevolgde proces in vogelvlucht is
beschreven volgt een samenvatting van de handreiking peuterspeelzaalwerk van de
VNG (hoofdstuk 2). In hoofdstuk 3 staat de ambitie van de Gemeente Delft ten
aanzien van het peuterspeelzaalwerk en de relatie met andere beleidsterreinen
beschreven. Hoofdstuk 4 geeft de essentie van het nieuwe beleid weer. In het
volgende hoofdstuk (5) staan de voorwaarden beschreven om voor subsidie in
aanmerking te komen. Het voorgestane nieuwe beleid heeft consequenties. Deze
staan beschreven in hoofdstuk 6. Hoofdstuk 7 beschrijft de actuele stand van
zaken ten aanzien van peuterspeelzalen die in 2005 geen subsidie meer
ontvangen. Welke alternatieven er zijn voor peuterspeelzalen die geen subsidie
meer ontvangen, staat verwoord in hoofdstuk 8. In hoofdstuk 9 worden de
vervolgprocedures voor het overgangsjaar 2005 beschreven. Hoofdstuk 10 geeft
weer hoe de communicatie van dit deel van het traject is verlopen. Tenslotte
staan in hoofdstuk 11 de samenvatting en beslispunten geformuleerd.
Kinderopvang heeft een andere
doelstelling dan het peuterspeelzaalwerk, namelijk de opvang van kinderen. Kinderopvang
biedt ouders de mogelijkheid om arbeid en zorg te combineren en levert een
bijdrage aan de ontwikkeling en opvoeding van kinderen. Het raakvlak tussen
kinderopvang en peuterspeelzaalwerk ligt voornamelijk in het richten op
kinderen in dezelfde leeftijdcategorie. De afgelopen jaren heeft de gemeente
zorg gedragen voor een substantiële uitbreiding in de kinderopvang en
buitenschoolse opvang. Na deze uitbreidingen heeft de gemeente er voor gekozen
(weer) onderscheid te maken tussen kinderopvang en peuteropvang in
organisatorische en financiële zin. In het kader van de invoering van de WK
zijn kinderopvangorganisaties die ook overwegen om peuterspeelzaalwerk aan te
gaan bieden.
Gemeenten hebben vanuit het de
onderwijswetgeving de taak/opdracht tot het voeren van gemeentelijk
onderwijsachterstandenbeleid. De gemeente heeft hierin een regierol. De gemeente Delft behoort, op basis van de
hoeveelheid middelen die zij van het Rijk ontvangt ten behoeve van het
gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid tot de zogenaamde planplichtige
gemeenten. Voor de tweede GOA-planperiode (2002-2006) was de gemeente verplicht
om een GOA-plan op te stellen. Uitgangspunten bij dit plan vormden de kaders die
door het Rijk zijn aangegeven, de zogenaamde landelijk beleidskader GOA
2002-2006. Eén van de kaders betreft de
voor-en vroegschoolse educatie. Doel is dat aan het eind van de GOA-planperiode
tenminste 50% van de doelgroepkinderen deelneemt aan effectieve voor-en
vroegschoolse programma’s.
De uitwerking van deze
doelstelling vindt plaats in/wordt gestalte gegeven middels de Delftse
Voorscholen. Een Voorschool is een cluster (samenwerkingsrelatie) van een
peuterspeelzaal en groep 1 en 2 van een basisschool. Binnen dit cluster wordt
gewerkt met hetzelfde effectieve voor-en vroegschoolse programma, [1]opdat
een doorgaande lijn kan worden gegarandeerd.
In het najaar van 2003 verscheen
de Hoofdlijnennotitie van de minister van OC&W. In deze brief werd naast bezuinigingen
een gewijzigde, veranderende rol voor de gemeenten aangegeven. De
schoolbesturen krijgen in toenemende mate de verantwoordelijkheid voor het
voeren van onderwijsachterstandenbeleid. De regierol en de middelen daarentegen
voor de Voor-en vroegschoolse educatie liggen vooralsnog bij de gemeente. De
genoemde hoofdlijnennotitie en aangekondigde bezuinigingen hebben er toe geleid
dat het lopende GOA-plan 2002-2006 is opengebroken. Onlangs heeft de commissie
WZO positief geadviseerd over de bijstelling van het GOA-plan. In het
bijgestelde plan blijft de Delftse Voorschool een belangrijk, zo niet het
belangrijkste, onderdeel van het toekomstige onderwijsachterstandenbeleid.
In het kader van het GOA-beleid,
waarbij een belangrijke peiler de Nederlandse taal is, is een bibliothecaris
van de schoolmediatheek gedetacheerd bij het projectbureau GOA. De
bibliothecaris is belast met het ontwikkelen en invoeren van leesbevorderende
activiteiten op de GOA-scholen en op de Voorschoolpeuterspeelzalen.
De schoolmediatheek zal ook dit
jaar weer ouderactiviteiten voor de peuterouders uitvoeren.
De gemeente Delft is bezig met de
invoering van de Delftse Onderwijsmonitor. De Delftse Onderwijsmonitor is een
beleidsinstrument om de effecten van het lokale onderwijsbeleid in kaart te
brengen. In dit kader worden een 5-tal modules ingevoerd. Eén van de modules
betreft de module voor-en vroegschoolse educatie.
Naar aanleiding van deze
ontwikkeling is besloten om de Voorschoolpeuterspeelzalen, volgens aangepaste
uitgangspunten van DIA, van ICT-voorzieningen te voorzien.
In het kader van de Delftse
onderwijsmonitor is de gemeente gestart met een pilot, waarin
schooladministraties worden gekoppeld aan de gemeentelijke leerplichtadministratie. Het is de intentie
dat binnen deze pilot een Voorschoolschool gaat participeren.
In het kader van het Brede
Schoolbeleid wordt samenwerking en samenhang gestimuleerd tussen basisscholen
en peuterspeelzalen en buitenschoolse opvangvoorzieningen. Het stimuleren
gebeurt op verschillende manieren (faciliteren in initiatief, organisatie en
middelen). Tot nu toe zijn samenwerkingsverbanden ad hoc tot stand gekomen;
beleid wordt ontwikkeld. Dit heeft geleid tot combinaties tussen basisscholen -
peuterspeelzalen (17) en buitenschoolse
opvangvoorzieningen (11). De samenwerking en gezamenlijke huisvesting in het
kader van de Brede School leiden niet automatisch tot structurele gemeentelijke
financiering.
3.4.
Peuterspeelzaalwerk en jeugdgezondheidszorg
Sinds een aantal jaren is de
gemeente Delft actief betrokken bij het ontwikkelen van de Integrale
Jeugdgezondheidszorg. De ontwikkelingen in de JGZ worden enerzijds ingegeven
door de verplichtingen die de Wet collectieve preventie volksgezondheid stelt
aan gemeenten. Gemeenten hebben namelijk de opdracht gekregen om de knip in de
Jeugdgezondheidszorg tussen de leeftijdsgroepen van 0 tot 4 jaar (uitgevoerd
door het consultatiebureau) en de groep van 4 tot 19 jaar (uitgevoerd door de
GGD JGZ) weg te halen. Anderzijds worden de ontwikkelingen die in de regio in
gang zijn gezet, ingegeven door de wens om de werking van de JGZ te
verbeteren. Het Delftse JGZ-team moet,
in de visie van de gemeente Delft, in de wijk de ``spin in het web`` worden op
het gebied van de Jeugdgezondheidszorg voor 0 tot 19 jarigen. Om dit te
bereiken werken in het team verschillende disciplines, zoals jeugdartsen,
verpleegkundigen, assistenten, opvoeddeskundigen en schoolmaatschappelijk
werkers, nauw met elkaar samen. De medewerkers van het team zijn uit
verschillende organisaties afkomstig namelijk GGD-ZHW, Maatzorg, St. Kwadraad
en MEE (voorheen SPD).
Het JGZ-team moet voor ouders en
andere opvoeders en kinderen een fysiek herkenbaar, bekend en laagdrempelig
punt worden in de wijk.
Kennis en deskundigheid worden
tussen de verschillende disciplines binnen het team uitgewisseld, waardoor
betere informatie uitwisseling plaatsvindt, sneller gehandeld kan worden en
ouders en kinderen eenvoudiger doorverwezen kunnen worden naar een andere
deskundigheid.Ook heeft het JGZ-team de taak om de wijk, waarin het opereert,
goed te leren kennen om zodoende wijkspecifieke problemen en behoeften te
kunnen signaleren en aanpakken. Het JGZ-team moet dan ook een actieve speler
worden binnen het netwerk in de wijk, waaronder onderwijs, kinderopvang
(peuterspeelzaalwerk), wijkagent, Bureau
Jeugdzorg, Algemeen Maatschappelijk werk huisartsen enzovoort.
In het kader van de ontwikkeling
van de JGZ-centra hebben vertegenwoordigers van het JGZ, peuterspeelzaalwerk en
de gemeente een protocol ontwikkeld om doelgroepkinderen toe te leiden naar de
Voorschool.
3.5.
Peuterspeelzaalwerk, integratie en inburgeringbeleid/opvoedingsondersteuning
In het kader van het
oudkomersbeleid vinden sinds 1998 op de GOA-scholen oudercursussen plaats.
Ouders krijgen tijdens deze cursus informatie over opvoeding en
schoolloopbaanondersteuning. Met de komst van de Delftse Voorscholen hebben
deze cursussen zich ook gericht op de ouders van doelgroeppeuters. Ook worden
vanaf 2000 taal-opvoedcursussen aangeboden aan ouders van o.a.
doelgroeppeuters. In deze cursussen wordt moeders de Nederlandse taal
aangeleerd aan de hand van onderwerpen die betrekking hebben op onderwijs en
opvoeding.
Met het wegvallen van de middelen
van het Oudkomersbeleid en de vermindering van het GOA-budget komt er een
wijziging ten aanzien van bovenstaand beleid. In het kader van de bijstelling
van het GOA-plan is besloten de hierboven genoemde activiteiten stop te zetten
en een andere vorm van de ouderbetrokkenheid uit te werken.
Het doel van
opvoedingsondersteuning is ouders en/of kinderen (zo nodig) een bepaalde vorm
van steun te bieden gedurende het proces van opvoeden en opgroeien. Het beoogde
resultaat is een positieve bijdrage leveren aan de lichamelijke, geestelijke en
emotionele ontwikkeling van kinderen.
Er worden themabijeenkomsten
georganiseerd: een cursus voor aanstaande ouders, de peutercursus en een
kleutercursus. Het aanbieden van cursussen gebeurd door middel van de
ketenbenadering.
4.
Essentie nieuw peuterspeelzaalbeleid
Het College beoogt met het peuterspeelzaalwerk dat kinderen in de
leeftijd van 2 en 3 jaar die niet naar de kinderopvang gaan in een veilige en
stimulerende omgeving kunnen (leren) spelen met leeftijdgenoten en dat zij
taalkundige gezien voorbereid zijn op de basisschool
(voorschoolpeuterspeelzalen). Er is prioriteit voor de groei van het aantal op
te vangen doelgroepkinderen.
Essentieel
is het werken met vaste gemengde groepen. De kinderen komen allemaal drie vaste
dagdelen. De samenstelling van de groepen vindt plaats in een verhouding van doelgroep- en
niet-doelgroepkinderen die een afspiegeling vormen van de basisschool waarmee
samen wordt gewerkt.
De grootte
van een groep is 18 kinderen; een groep wordt begeleid door twee
gekwalificeerde (vaste) leidsters.
De
budgetten voor het reguliere peuterspeelzaalwerk en de
voorschoolpeuterspeelzalen zijn geïntegreerd. De financiering vindt plaats op
basis van budgetfinanciering. Hiertoe zijn integrale kostprijsberekeningen
opgesteld.
Samenwerking basisscholen
Eind 2003 was er in Delft, verspreid over de wijken 474 kindplaatsen
van 5 dagdelen (= 2.370 dagdelen in totaal) aan peuterspeelzaalcapaciteit
beschikbaar.
De
behoeftepeiling (zomer 2003) geeft aan dat er aanzienlijk minder behoefte is
aan peuterspeelzalen (1.675 dagdelen overschot). Dat zou betekenen dat met een
capaciteit van rond de 700 dagdelen in de behoefte wordt voorzien.
In de productafspraken is
vastgelegd dat er vooruitlopend op definitieve besluitvorming maatregelen
genomen worden in de lijn van het nieuwe voorgestane beleid. Dit heeft tot
gevolg gehad dat vier peuterspeelzalen verspreid over het jaar geen subsidie
meer ontvangen.
Volgens het eerder genoemde
behoefteonderzoek daalt de vraag naar peuteropvang in de komende jaren ten
opzichte van 2003 (2005 en 2010) en blijft daarna redelijk constant.
Een actueel overzicht van de
bezetting van alle peuteropvang in Delft geeft het volgende beeld. Er is
gevraagd naar de bezetting op drie peildata (1.9.2004, 1.1.2005 en 1.4.2005) en
de wachtlijstgegevens per die data.
De in beheer zijnde
peuterspeelzalen bij de Stichting Delftse Peuterspeelzalen hebben gemiddeld een
(geplande) bezetting op de verschillende peildata van 83,9%, 73% en 61%. Als daar de wachtlijstgegevens bij worden
opgeteld dan zou de bezetting als volgt worden: 98,6%, 102,4% en 87,2%. Of de
bezetting feitelijk zo wordt is afhankelijk van de vraag of ouders werkelijk
tot plaatsing over gaan.
De niet bij de SDP in beheer
zijnde peuterspeelzalen en particuliere peuteropvangvoorzieningen hebben op de
verschillende peildata de volgende bezetting: 63,3%, 44,5% en 36,5% (dit is
inclusief een nog te starten peuterspeelzaal in 2005/2006). Inclusief de
wachtlijstgegevens geven de gemiddelden op dit moment geen verschillen; de
planning is dat de bezetting iets omhoog gaat naar 50.05% in januari 2005 en 40,21% in april 2005. De verhoging is
relatief omdat er bij een aantal peuterspeelzalen geen wachtlijsten zijn.
De overzichten van de bezetting laten een divers beeld per
peuterspeelzaal zien; dat is een combinatie van goed en minder goed bezette
peuterspeelzalen (bijlage 4). De totale capaciteit in heel Delft zou voldoende
moeten zijn om de delftse peuters die niet naar de kinderopvang gaan op te
kunnen vangen. Bij enkele peuterspeelzalen is er meer vraag dan aanbod; deels
is dit te verklaren doordat er peuterspeelzalen in de buurt gaan sluiten of
onlangs zijn gesloten.
Bereik
Binnen de nieuwe kaders is het in
principe mogelijk dat delftse peuters die niet naar de kinderopvang gaan
gebruik maken van een gesubsidieerde voorschoolpeuterspeelzaal. Dat zal alleen
niet altijd in de eigen wijk kunnen (Binnenstad en Tanthof). Ouders kunnen om
verschillenden redenen kiezen om geen gebruik te maken van de
voorschoolpeuterspeelzalen. Bijvoorbeeld omdat men niet aan een taalprogramma
wil deelnemen of omdat men de fysieke afstand te groot vindt. Voor die peuters
schept de gemeente de randvoorwaarden waarbinnen een doorstart zonder subsidie
mogelijk wordt. Particulieren of professionele ondernemers kunnen rekenen op
ondersteuning door de gemeente (geen financiële steun). Ouders zullen zich in
die situaties op enig moment uit moeten spreken over de gewenste
prijs-kwaliteitverhouding.
5.
Voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen
In het
voorgenomen besluit zijn bestaande gesubsidieerde peuterspeelzalen (eigen
locatie of geografische ligging ten opzichte van de basisschool met
gewichtenleerlingen) die in aanmerking komen om een opwaardering te krijgen als
voorschoolpeuterspeelzaal, als uitgangspunt genomen. Of de peuterspeelzalen
daadwerkelijk voorschoolpeuterspeelzaal worden hangt af van het initiatief van
het bestuur van deze zalen. En van het feit of zij er in slagen gezamenlijk met
de basisschool tot een intentieverklaring te komen. Uiterlijk januari 2005
moeten de intentieverklaringen er zijn; daarna wordt overgegaan tot
aanbesteding. Een eventuele aanbesteding moet uiterlijk mei 2005 zijn afgerond.
Peuterspeelzalen kunnen “voorschoolpeuterspeelzaal” worden als:
§
Er een intentieverklaring is tussen een peuterspeelzaal en
één of meerdere basisscholen met 50% of meer gewichtenleerlingen;
§
Er een intentieverklaring is tussen een peuterspeelzaal en
één of meerdere basisscholen met tussen de 30-50% gewichtenleerlingen;
§
Huisvesting:
o
Bestaand: in/nabij basisschool (in een straal van maximaal
200 meter afstand)
o
Nieuw: bij voorkeur in basisschool
o
Verhuisopdracht: in/nabij basisschool (zie hierboven)
§
Bestaande gesubsidieerde peuterspeelzalen hebben 1ste
keus; initiatief ligt bij hen.
o
Nemen zij niet het initiatief dan vervalt de 1ste
keus.
o
Als wel initiatief maar basisschool wil niet of niet met
hen, moet basisschool aantonen waarom samenwerking niet kan.
§
Als samenwerking met bestaande peuterspeelzalen niet lukt,
volgt aanbesteding
o
Aanbeveling is dat nieuwe aanbieders personeel van te
sluiten peuterspeelzalen overnemen
o
Kan dit niet/willen partijen niet dan moet dit gemotiveerd
worden.
§
Subsidie geldt voor maximaal 2 jaar (2006/2007, 2008/2009)
§
Subsidie wordt in jaar voorafgaand toegekend danwel
aangekondigd dat subsidie wordt stopgezet of gereduceerd (2005, 2007, 2009
enz.)
§
Om in aanmerking te komen voor subsidie moet het percentage
gewichtenleerlingen voorafgaand aan de aanvraag 2 jaar boven 50% liggen op de
basisschool;
§
Om in aanmerking te komen voor subsidie moet het percentage
gewichtenleerlingen voorafgaand aan de aanvraag 2 jaar tussen 30-50% liggen op
de basisschool;
§
Na subsidietoekenning moet percentage gewichtenleerlingen op
niveau blijven anders volgt na 2 jaar stopzetting subsidie danwel minder
subsidie (van echte voorschoolpeuterspeelzaal naar beperkte
voorschoolpeuterspeelzaal);
§
Het gaat om de toekenning van meerjarige (2 jaar)
budgetsubsidies
Juridische
aspecten beleidswijziging
De gemeente is bevoegd op grond
van een zorgvuldige procedure en criteria bestaand beleid te wijzigen.
Voorbereidingen om het
peuterspeelzaalbeleid te wijzigen
vinden in alle openheid al vanaf 2002 plaats. Betrokkenen hebben daarbij in de
verschillende fasen de gelegenheid hun zienswijze te geven op het voorgenomen
beleid. Dat wil niet zeggen dat alle kritiek wordt erkend of dat alle
voorstellen worden overgenomen. Het is evident dat betrokkenen het vanuit
verschillende belangen niet altijd eens zijn met de voorgestelde wijzigingen.
Maar ingebrachte zienswijzen worden zorgvuldig gewogen en de daarbij
voorgestane belangen worden afgezet tegen wat het gemeentebestuur ziet als de
beste oplossing in het kader van het algemeen belang voor de gemeente.
Het is vanzelfsprekend
noodzakelijk dat het nieuwe beleid consistent is en op een juridisch valide
basis berust. Dat is het geval. De beleidsmatig gehanteerde criteria zijn
hiervoor in de nota omstandig uiteengezet.
Toepassing van die criteria leidt inderdaad tot de feitelijke situatie
dat er bijvoorbeeld in de wijk Tanthof op basis van het nieuwe beleid geen van
gemeentewege gesubsidieerde peuterspeelzaalvoorziening meer zal zijn, zoals dat
in een aantal andere wijken wel het geval is.. Een dergelijk verschil in de
feitelijke situatie betekent niet dat er sprake is van rechtsongelijkheid
tussen de verschillende wijken. De gemeente heeft zorgvuldig getoetst aan de
daartoe vastgestelde criteria en de uitkomst van een dergelijke toetsing
zorgvuldig bezien op maatschappelijke
aanvaardbaarheid waar het de gevolgen betreft. Die gevolgen zijn, zoals eveneens
hiervoor in de nota is beschreven, adequaat op te vangen. Daar komt bij dat het
uit een oogpunt van het voorkomen van ongewenste precedentwerking niet
verdedigbaar zou zijn dat de wijk Tanthof op basis van het nieuwe beleid wel
een gesubsidieerde peuterspeelzaalvoorziening krijgt en de Binnenstad, waar ook
geen voorschoolpeuterspeelzalen zijn, niet. Daar functioneren inmiddels twee
niet-gesubsidieerde peuteropvangvoorzieningen, omdat het particulier initiatief
zelf voor een passende oplossing heeft gezorgd. Ook het incidenteel subsidiëren
van de peuterspeelzalen in Tanthof die een doorstart willen maken, levert een
ongewenste precedent op ten opzichte van een andere peuteropvangvoorziening die
dit jaar (zelfstandig) een doorstart heeft gemaakt of van een peuterspeelzaal
die zelfstandig is gestart of peuterspeelzalen die al jaren zonder subsidie
functioneren omdat zij niet voldoen aan de door de gemeente vastgestelde
beleidscriteria..
6.
Consequenties
Op basis
van de meest recente telling van de gewichtenleerlingen (oktober 2003), zijn er
§
9 voorschoolpeuterspeelzalen aan te merken die een
samenwerkingsovereenkomst hebben/kunnen aangaan met basisscholen met
leerlinggewichten boven 50%
§
3 peuterspeelzalen aan te merken die
voorschoolpeuterspeelzaal kunnen worden als zij een samenwerking aan gaan met
een basisschool met leerlinggewichten tussen 30-50
Ten
opzichte van de huidige situatie betekent dit dat er:
§
4 reguliere peuterspeelzalen en
§
2 bijzondere peuterspeelzalen geen subsidie meer zullen
ontvangen.
Dit zijn
de peuterspeelzalen die samenwerken met of in de directe nabijheid zijn
gesitueerd van een basisschool met onvoldoende gewichtenleerlingen.
§
2 groepen reguliere peuterspeelzalen kunnen verhuizen en dan
opgewaardeerd tot voorschoolpeuterspeelzaal (een volledig en een beperkt).
Het gaat
om de volgende zalen en het stopzetten van subsidie per:
01.06.2005 Peuterspeelzaal Peuterhof
(Stichting Peuterspeelzalen Delft) – wijk 3: Hof van Delft, Voordijkshoorn
01.06.2005 Peuterspeelzaal
Humpie Dumpie (idem) – wijk 4: Voorhof
01.06.2005 Peuterspeelzaal
Melktanthofje (idem) – wijk 6: Tanthof
31.12.2005 Peuterspeelzaal
Dikkertje Dap (idem) – wijk 6: Tanthof
01.06.2005 Peuterspeelzaal Montessori
(Stichting Delftse Montessori Peutergroep) – wijk 3: Hof van Delft, Voordijkshoorn
01.06.2005 Peuterspeelzaal Hansje Stoffel
(gelieerd aan de Vrije School Widar) – wijk 3: Hof van Delft, Voordijkshoorn)
Verhuizen
per (afhankelijk van beschikbare mogelijkheden):
Twee
groepen peuterspeelzaal Buitenhof naar
1. Nieuwbouw
Poptahof (Stichting Peuterspeelzalen Delft) – wijk 4: Voorhof
2. In of
nabij 5 Mei Daltonschool in Buitenhof (idem) – wijk 5: Buitenhof
Dit leidt in 2004 nog eenmaal tot
een tekort op het peuterwerk. Dit incidentele tekort van € 44.382 kan worden
gefinancierd t.l.v. de Reserve Kinderopvang (bijlage 5).
7.
Stand van zaken ten aanzien van stopzetting subsidie
De besturen van de betrokken peuterspeelzalen zijn zowel schriftelijk
als mondeling geïnformeerd en hebben de volgende reacties geleverd.
Stichting Delftse Peuterspeelzalen
Het bestuur van de Stichting
Delftse Peuterspeelzalen (SDP) heeft aangegeven dat als de maatregel dan toch
wordt doorgevoerd, het logischer is de subsidie van drie peuterspeelzalen voor
de zomervakantie 2005 stop te zetten (Peuterhof, Humpie Dumpie, Melktanthofje)
in plaats van verspreid over het jaar; en van een peuterspeelzaal voor de
kerstvakantie (Dikkertje Dap). De SDP betreurt het volledig verdwijnen van de
wijkvoorziening van het peuterspeelzaalwerk in Tanthof.
Dit tegenvoorstel is berekend; de
meerkosten bedragen rond de € 15.000. Omdat het bestuur SDP aangeeft dat dit
een natuurlijker moment is, wordt deze suggestie overgenomen. De SDP ziet geen
mogelijkheden, met het oog op de kwaliteit van de opvang, om een zaal zonder of
met halve subsidie te exploiteren. De SDP stelt, dat vanaf 1 oktober 2004 geen
kinderen meer worden ingeschreven voor de te sluiten zalen. Dit voorstel is
akkoord voor Humpie Dumpie en de Peuterhof, maar niet akkoord voor wat betreft
de zalen in Tanthof. Daar vindt onderzoek naar doorstartmogelijkheden plaats.
Het is dan niet logisch om de inschrijving te stoppen. Huidige en nieuwe ouders
moeten wel de risico’s en de ontwikkelingen worden geschetst.
De SDP werkt mee voor zover er
plaats is aan het herplaatsen van de kinderen van de te sluiten zalen naar
overige peuterspeelzalen. Er kan geen voorrang gegeven worden aan kinderen qua
plaatsingsdatum. Het jaar 2005 zal een overgangsjaar zijn naar de plaatsing van
kinderen in vaste gemengde groepen per 2006.
Voor een groep van de
peuterspeelzaal Buitenhof gaat de SDP op zoek, in samenwerking met de
oudercommissie, naar een alternatieve locatie. Daartoe treden zij in overleg
met de scholen in de buurt.
De SDP heeft met Octopus BV een
regeling waarbij binnen Octopus vervangend werk kan worden gezocht. Gezien de
huidige ontwikkelingen op de markt van de kinderopvang lijken de mogelijkheden
daartoe beperkt, zo niet nihil. Op grond daarvan wordt door de SDP voor het personeel
van de te sluiten speelzalen een afvloeiingsregeling getroffen. De maximale
kosten daarvan worden geraamd op rond de € 170.000. Bij eventuele
aanbestedingsrondes en/of overnames zal aanbevolen worden gebruik te maken van
het bestaande personeel. De verwachting is dat hierdoor verschillende
medewerkers een nieuw werkverband kunnen aangaan. Voor die medewerkers voor wie
dat niet gaat lukken zal de gemeente garant moeten staan voor de kosten van de
afvloeiingsregeling omdat de stichting geheel afhankelijk is van
gemeentesubsidie. Dit i.t.t. de bijzondere peuterspeelzalen die slechts een
beperkte subsidie ontvangen en andere inkomsten hebben.
Het bestuur van de Montessori
peutergroep is het niet eens met het stopzetten van de subsidie. Gezamenlijk
met het bestuur van Hansje Stoffel zullen zij dit nader beargumenteren. In
afwachting van een definitief besluit onderzoekt het bestuur van de Montessori
peutergroep onder begeleiding van een extern deskundige de mogelijkheden voor
een doorstart zonder subsidie. Daarvoor worden verschillende modellen
uitgewerkt: 3-urige opvang, 5-urige opvang onder de werking van de WK, of
3-jarigen inbrengen in de onderbouw van de basisschool op experimentele basis.
Het bestuur van Hansje Stoffel
spreekt haar verontwaardiging uit over het plotseling stopzetten van de
subsidie. Door een relatief klein subsidiebedrag was Hansje Stoffel in staat om
een volwaardige voorziening te exploiteren. De Vrije School doet actief mee in
de ontwikkeling en de uitvoering van het brede schoolbeleid. Het bestuur vindt
het stopzetten van de subsidie voor het peuterwerk haaks staan op de
ontwikkeling van dat (brede school)beleid.
8.
Alternatieven voor peuterspeelzalen die geen subsidie meer
ontvangen
Het niet meer subsidiëren van peuterspeelzalen heeft niet per definitie
sluiting tot gevolg. Uit de delftse situatie blijkt dat er al jarenlang
verschillende peuterspeelzalen zonder subsidie draaien, dat er vorig jaar twee
zijn bijgekomen en dat er volgend jaar nog een nieuwe zal starten.
Naar aanleiding van de inspraak op het voorgenomen besluit hebben zich
twee particuliere initiatieven gemeld voor een doorstart in Tanthof. Bovendien
zijn de gezamenlijke directies van de basisscholen in Tanthof-oost bereid de
on/mogelijkheden van een doorstart te onderzoeken.
Er hebben eerste ambtelijke besprekingen plaatsgevonden. Daarbij is
ondersteuning aangeboden in de vorm van verwijzingen naar belangrijke sites,
rapporten, organisaties. Er zijn modellen beschikbaar gesteld van de kosten
voor ouders bij verschillend ambitieniveau. Bovendien is er informatie
beschikbaar onder welke voorwaarden de peuteropvang (deels) onder de werking
van de WK kan vallen.
De twee initiatiefnemers zullen zich op korte termijn schriftelijk
aanmelden en hun voorlopige plannen kort toelichten. Met beide initiatieven is
de vervolgprocedure doorgesproken. Deze komt neer op het maken van een
bedrijfsplan, voeren van besprekingen met de directie(s) van de
scholen-ouders-SDP. De gemeente zal de bedrijfsplannen laten toetsen door het
Waarborgfonds. Dit deel van het traject moet uiterlijk in december a.s.
afgerond zijn. Mochten de plannen niet akkoord bevonden worden, dan vindt in de
periode januari – april 2005 aanbesteding plaats onder delftse professionele kinderopvangorganisaties.
Uiterlijk in mei 2005 zal dan definitief bekend zijn of er een doorstart komt.
9.
Vervolgprocedures – 2005 overgangsjaar
Met de bestuurlijke besluitvorming van deze nota, wordt het beleid voor
het peuterspeelzaalwerk vastgelegd.
Intentieverklaringen
De peuterspeelzalen die in
aanmerking kunnen komen voor subsidiëring als voorschoolpeuterspeelzaal hebben
tot en met december de tijd om een samenwerking aan te gaan of te bekrachtigen
door middel van een intentieverklaring.
Als er van een beoogde combinatie
van peuterspeelzaal/basisschool geen intentieverklaring komt, vindt
aanbesteding plaats. Aanbesteding zal plaatsvinden onder alle delftse
professionele kinderopvangondernemers en ondernemers die zich eerder bij de
gemeente hebben gemeld met interesse voor uitbreiding. Deze aanbesteding vindt
plaats tussen januari en april 2005.
Peuterspeelzalen die niet meer voor subsidie in aanmerking komen,
kunnen onderzoeken of een doorstart mogelijk is. De conclusies van dit
onderzoek moeten uiterlijk april 2005 getrokken zijn. Deze termijn heeft te
maken met het feit dat bij het onverhoopt niet doorstarten er maatregelen voor
het personeel, de kinderen en de ruimten moeten worden genomen (zie verder
hoofdstuk 8).
Mochten de initiatieven niet
leiden tot een daadwerkelijke doorstart, dan vindt terugkoppeling naar het
College plaats.
Vijf van de hierboven genoemde zes peuterspeelzalen ontvangen met
ingang van de zomervakantie van 2005 geen subsidie meer. Voor de zesde
peuterspeelzaal stopt de subsidie met ingang van de kerstvakantie 2005.
In 2005 kan gestart worden met de scholing van de leidsters die op een
voorschoolpeuterspeelzaal gaan werken.
Daar waar dat nodig is kunnen in de loop van 2005 de accommodaties
aangepast worden aan de ARBO-eisen.
10.
Communicatie
De besturen zijn schriftelijk en
mondeling op de hoogte gesteld van het voorgenomen besluit en de
vervolgprocedures. Vervolgens heeft er op verschillende momenten overleg
plaatsgevonden met de afzonderlijke besturen.
De ouders zijn op de hoogte
gesteld door de respectievelijke besturen. Met een delegatie van ouders van
SDP-peuterspeelzalen heeft overleg met de gemeente plaatsgevonden. Hierin is
uitleg gegeven over de achtergronden van het beleid en van de kant van de
ouders zijn de bezwaren daartegen geuit.
De leidsters zijn door de
respectievelijke besturen geïnformeerd over het voorgenomen besluit en het
vervolg van de procedures.
Er hebben besprekingen
plaatsgevonden met de directies van de basisscholen in Tanthof-oost en met
initiatiefnemers die een doorstart willen maken in Tanthof. Afspraken over
vervolgprocedures zijn vastgelegd.
11.
Samenvatting en beslispunten
11.1 Samenvatting
Inleiding
Het beleid voor het peuterspeelzaalwerk wordt herzien. Hier zijn zowel
politieke, maatschappelijke als financiële aanleidingen voor. In verschillende
fasen is het proces van herziening vanaf 2002 tot heden doorlopen. De
besluitvorming over de definitieve voorstellen ligt nu voor.
Ambitie
De gemeente zet de middelen voor het peuterspeelzaalwerk vanaf 2006 in
op de voorschoolpeuterspeelzalen. Daarnaast stimuleert de gemeente particulier
initiatief op die plaatsen in de stad waar vraag is en zich geen gesubsidieerde
capaciteit bevindt.
De gemeente beoogt met het
peuterspeelzaalwerk dat kinderen in de leeftijd van 2 en 3 jaar die niet naar
de kinderopvang gaan in een veilige en stimulerende omgeving kunnen (leren)
spelen met leeftijdgenoten en dat zij taalkundig gezien voorbereid zijn op de
basisschool (voorschoolpeuterspeelzalen). Er is prioriteit voor de groei van
het aantal op te vangen doelgroepkinderen. Er wordt gewerkt met vaste gemengde
groepen. Dat betekent dat er overal ook plaats zal zijn voor
niet-doelgroepkinderen.
De Vereniging van Nederlandse
Gemeenten beschrijft deze ambitie als de hoogste in een onlangs gepresenteerde
handreiking voor gemeenten over het peuterspeelzaalwerk. Essentie van deze
ambitie is het hoge kwaliteitsniveau van de professionele begeleiding en de
inbedding van het peuterspeelzaalwerk binnen het jeugdbeleid.
Dit nieuwe beleid betekent dat er
twaalf gesubsidieerde voorschoolpeuterspeelzalen komen. Een zestal peuterspeelzalen
komt niet meer voor subsidie in aanmerking komen. Vijf peuterspeelzalen
ontvangen voor de zomervakantie van 2005 geen subsidie meer; de zesde krijgt
vanaf de kerstvakantie 2005 geen gemeentelijke middelen meer. 2005 is een
overgangsjaar – in 2006 gaat het nieuwe beleid in werking.
Subsidie voorwaarden
Om voor subsidie in aanmerking te komen gelden duidelijke criteria.
Bestaande gesubsidieerde peuterspeelzalen hebben voorrang. Peuterspeelzalen en
basisscholen moeten actief met elkaar gaan samenwerken. Dit moet tot
uitdrukking komen in een getekende verklaring.
Als er eind 2004 geen
schriftelijke intenties zijn ingediend, wordt aanbesteed. Dan kunnen ook tot nu
toe niet gesubsidieerde peuterspeelzalen meedingen.
Doorstart
Tanthof
Er hebben zich bij de gemeente
kandidaten gemeld die willen onderzoeken of een doorstart in Tanthof mogelijk
is. Uiterlijk eind 2004 moet het onderzoek afgerond zijn. Eventueel vindt dan
nog aanbesteding plaats. Mei 2005 is definitief duidelijk of er een doorstart zonder
subsidie mogelijk is van een of meerdere peuterspeelzalen in Tanthof.
Naar verwachting zijn de kosten van de beleidswijziging op het
peuterwerk in 2005 groot incidenteel € 44.382. Deze kunnen ten laste van de
Reserve Kinderopvang gebracht worden (bijlage 5).
11.2 Voorstellen
Voorgesteld wordt akkoord te gaan met:
§
De beschreven ambitie (hoofdstuk 3)
§
Het geformuleerde nieuwe peuterspeelzaalbeleid (hoofdstuk 4)
§
De voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen
(hoofdstuk 5)
§
De consequenties van het nieuwe peuterspeelzaalbeleid
(hoofdstuk 6)
§
Het onderzoek naar de doorstartmogelijkheden in Tanthof
(hoofdstuk 7)
§
De eenmalige dekking van het tekort op het peuterwerk in
2005 van
€ 44.382
t.l.v. de Reserve Kinderopvang (bijlage 5).
Vakteams
Onderwijs en Welzijn
September
2004