|
Bureau
Delft
Sturingsrapportage II
2004
Inhoudsopgave
Overzicht
resultaten Veiligheid en Leefbaarheid
Overzicht
resultaten Maatschappelijke Integriteit, Dienstverlening en Interne Performance
Verdachten
OM en staandehoudingen
In de eerste 8
maanden van 2004 werden 953 verdachten bij het Openbaar Ministerie aangebracht.
Dit aantal ligt nagenoeg gelijk aan het aantal in de vergelijkbare periode in
2003, terwijl de totale geregistreerde criminaliteit in Delft met ongeveer 15%
afnam. De prognose voor 2004 komt hiermee op 1430 verdachten. Dit aantal ligt
17% onder de doelstelling van 1723 verdachten. Inmiddels is een aantal
maatregelen genomen om het aantal bij het OM aangebrachte verdachten te
verhogen. De werkvoorraad wordt versneld afgehandeld en er worden structureel
tot het eind van 2004 controles gepland. In de loop van 2004 is het aantal
zaken waarbij sporenonderzoek wordt gedaan, sterk verhoogd. De resultaten
hiervan beginnen nu ook zichtbaar te worden. Naar verwachting zullen de
maatregelen en de resultaten van de sporenonderzoeken nog tot een stijging van
het aantal aangebrachte verdachten leiden
In het 1e
half jaar van 2004 werden totaal 9893 bekeuringen uitgeschreven. 6742 hiervan
betroffen bekeuringen op basis van staandehouding. De prognose voor 2004 komt
hiermee op ruim 13000 bekeuringen op basis van staandehouding en wordt de
doelstelling ten aanzien van het aantal bekeuringen, ruimschoots gehaald.
Binnen bureau Delft is per functionaliteit een normaantal bekeuringen benoemd.
De invoerachterstand bij de afdeling BAS/BOVIS, is in de afgelopen maanden
sterk teruggelopen, doch verdient nog steeds aandacht.
Het sturen op de
norm per functionaliteit wordt nog altijd beperkt door deze invoerachterstand.
De doelstellingen
ten aanzien van verdachten en bekeuringen op basis van staandehouding, welke
zijn afgeleid van het prestatieconvenant, willen we binnen Delft bereiken door
inzet op de lokale prioriteiten. Daarbij wordt in het bijzonder ingezet op de
locaties waar dat noodzakelijk is gebleken. Zo worden er snelheidscontroles
gehouden op plaatsen waar vanuit de wijk wordt gewezen op een te hoge snelheid
van het verkeer.
Het aantal
woninginbraken nam ten opzichte van de eerste 8 maanden van 2003 met ruim 30%
af tot 252. De dalende tendens bij het aantal woninginbraken zette dus ook in
de afgelopen maanden door. Voor de prognose voor 2004 betekent dit, dat kan
worden uitgekomen rond de 375 woninginbraken, hetgeen een daling van ruim 30%
ten opzichte van 2003 zou inhouden. Regionaal bedraagt de afname van het aantal
woninginbraken ongeveer 17%. De daling deed zich voor in heel Delft, met
uitzondering van het Tanthof, waar het aantal ongeveer gelijk bleef aan 2003.
Het oplossingspercentage voor woninginbraken steeg de afgelopen maanden tot
6,7%, waarmee de doelstelling voor 2004 wordt gehaald. De stijging van het
oplossingspercentage wordt mede veroorzaakt door de resultaten van het
toenemende aantal sporenonderzoeken bij woninginbraken.
Het aantal
aangehouden verdachten blijft, ondanks de stijging van het oplossingspercentage,
met 11 wat achter op de doelstelling. De oorzaak hiervan ligt in de grote
afname van het aantal woninginbraken. In de zomer werden in het kader van het
vakantieproject 120 woningen gecontroleerd. Deze controles werden uitgevoerd
door leden van de vrijwillige politie.
Ook bij de
diefstallen vanaf en uit auto heeft de daling, die eerder dit jaar inzette,
zich voortgezet. In de verslagperiode nam het aantal inbraken in auto’s ten
opzichte van de vergelijkbare periode in 2003 met ruim 30% af tot 651 inbraken. Regionaal wordt een afname van
ongeveer 10% geconstateerd.
In 10% van de
gevallen betreft het overigens geen daadwerkelijke inbraak in een auto maar de
diefstal van kentekenplaten of accessoires. Een Delftse veelpleger op dit
gebied zat nagenoeg de hele verslagperiode gedetineerd. Het
oplossingspercentage steeg in de afgelopen maanden van 1,6% naar 2,4% maar
blijft daarmee nog iets onder het niveau van de vergelijkbare periode in 2003.
De doelstelling voor 2004 van 4% wordt niet gehaald. Er werden 18 verdachten
aangehouden, waarmee de doelstelling voor 2004 ten aanzien van het aantal aan
te houden verdachten wel wordt gehaald.
De afname van het
aantal fietsendiefstallen houdt aan. In de eerste 8 maanden van 2004 werden 960
fietsendiefstallen geregistreerd tegen 1717 in de vergelijkbare periode van
2003. Dit betekent een afname van bijna 45 %. Het oplossingspercentage ligt met
3,2% boven de doelstelling. Het aantal aangehouden verdachten blijft met 33 in
de verslagperiode achter op de doelstelling. Ook hier is de oorzaak hiervan te
vinden in de afname van het aantal fietsendiefstallen. Evenals bij de
auto-inbraken is er bij de fietsendiefstallen een sterke relatie met de
veelplegeraanpak. Veelplegers blijken zich namelijk veelvuldig schuldig te
maken aan de diefstal van fietsen. Begin 2004 werden verlichtingscontroles
uitgevoerd, waarbij tevens werd gecontroleerd op gestolen fietsen. Bij deze
controles bleken onder de studenten in Delft relatief veel fietsen in omloop,
waarvan de identiteit niet kon worden vastgesteld en waarvan het vermoeden
bestaat dat deze van diefstal afkomstig zijn. Op de Technische Universiteit is
hierover tijdens de kennismakingsweek in augustus, o.a. door de fietsersbond,
veel publiciteit gegeven. Ook in het laatste kwartaal van 2004 zullen de
controles weer worden gepland.
Het aantal
zedenmisdrijven is ten opzichte van de vergelijkbare periode in 2003 met ruim
30% gestegen tot 38 zaken. De stijging doet zich met name voor in het aantal
aanrandingen. Er werden meer verdachten aangehouden en het oplossingspercentage
steeg de afgelopen maanden tot boven de 50%. De doelstellingen ten aanzien van
het oplossingspercentage en het aantal aan te houden verdachten wordt hiermee
gehaald. Ongeveer de helft van de aangiften betreft aanranding, terwijl het
aantal gevallen van schennispleging ongeveer 30% bedraagt. Behoudens de
schennispleging vindt het merendeel van de zedendelicten vind plaats in de
relatiesfeer. Naast het behandelen van de aangiften bestaat het werk van de
zedenrechercheur voor een groot deel uit informatieve gesprekken en
bemiddelingen. Niet elke melding of bemiddeling leidt tot een aangifte. Mede
door de reactie van burgers naar aanleiding van aandacht in de media, werd in
april een verdachte aangehouden die een aantal zedendelicten pleegde en daarbij
gebruik maakte van een scooter. Deze verdachte bekende 5 zaken in Delft en
bleek ook in omliggende gemeenten
vergelijkbare zedendelicten gepleegd te hebben.
Er vonden in de
verslagperiode 3 overvallen plaats. Dit betrof overvallen op een juwelier, een
sexshop en een winkel. Van de hiervoor aangehouden verdachten was er 1
afkomstig uit Delft. Het oplossingspercentage bedraagt 100%. Een prognose ten
aanzien van overvallen voor 2004 is niet te geven. Ondanks het kleine aantal
overvallen vergen de opsporingsonderzoeken op dit delict wel relatief veel
opsporingscapaciteit.
Het aantal
straatroven nam in de verslagperiode toe van 49 straatroven in de vergelijkbare
periode in 2003 tot 76 straatroven in de eerste 8 maanden van 2004. Dit
betekent een stijging van 55%. In de eerste 4 maanden van 2004 werd nog een
stijging van 73% geconstateerd, zodat de stijging in de afgelopen 4 maanden wel
is verminderd. Regionaal bedraagt de stijging van het aantal straatroven 5%,
terwijl over de eerste 4 maanden van 2004 nog geen stijging werd
geconstateerd. Het oplossingspercentage
is de afgelopen maanden gestegen naar 20% en voldoet ruimschoots aan de doelstelling.
Het aantal aangehouden verdachten ligt met 6 ongeveer op de doelstelling.
Straatroven worden veelal gepleegd door verdachten op bromfietsen c.q.
scooters. Bijna 40% van de straatroven vindt plaats in de Binnenstad. In de
aanpak van straatroof worden de bestuurders en passagiers van deze voertuigen,
door de motorrijders extra gecontroleerd. Dit gebeurt dan specifiek op de
hot-spots. In de verslagperiode betroffen dit met name de Binnenstad, het
Voorhof en de Voordijkshof. Nadat was gebleken, dat de daders van straatroven
veelal afkomstig zijn uit Den Haag zijn ook de toegangswegen vanuit Den Haag
richting Delft in deze controles betrokken.
Er vond in de
verslagperiode 4 voltooide levensdelicten en 19 pogingen daartoe plaats. Aan de
voltooide levensdelicten lagen, onder meer een zakelijk conflict tussen
werkgever en werknemer en de culturele achtergrond ten aanzien van een
verbroken relatie, ten grondslag. De voltooide levensdelicten zijn allen
opgelost en van de pogingen werden 17 zaken opgelost. Het oplossingspercentage
voor de levensdelicten komt daarmee met ruim 91% boven de doelstelling uit en
het aantal verdachten benadert de doelstelling. Misdrijven tegen het leven
krijgen de hoogste prioriteit en evenals bij de overvallen vergen deze
onderzoeken relatief veel opsporingscapaciteit.
Ten aanzien van
de levensdelicten is het beeld vergelijkbaar met 2003.
De stijging van het
aantal mishandelingen en bedreigingen die in de eerste 4 maanden van 2004 werd
geconstateerd heeft zich ook in de afgelopen maanden voortgezet.
Het aantal
bedreigingen ligt met 168 aangiften ruim 75% hoger dan in de eerste 8 maanden
van 2003. Regionaal is bedreiging ten opzichte van de
vergelijkbare periode in 2003 ook relatief fors gestegen en wel met 50%. Het
oplossingspercentage voor bedreiging is de afgelopen maanden gestegen van 41%
naar 52% en er werd tegen 45 verdachten proces-verbaal opgemaakt. De
doelstellingen ten aanzien hiervan worden hiermee respectievelijk benaderd en
ruimschoots gehaald.
Het
aantal mishandelingen steeg, van 177 aangiften in de eerste 8 maanden van 2003
naar 189 aangiften in de verslagperiode, met ongeveer 7%. De regionale stijging op mishandeling
bedraagt 17%. Deze stijging binnen Delft is voor een deel terug te vinden in de
stijging van het aantal aangiften van mishandeling die volgens het protocol
geweld binnenshuis in behandeling is genomen.
Het
oplossingspercentage voor mishandeling bedraagt 54%. De doelstellingen hierop
worden daarmee benaderd. Het aantal aangehouden verdachten ter zake van
mishandeling ligt, met 100 in de verslagperiode aangehouden verdachten, ruim
boven de doelstelling voor 2004.
De stijging van
bedreiging doet zich met name voor in de wijk Voorhof en de stijging van
mishandeling in de wijken Voorhof en Binnenstad. In de wijk Voorhof worden ruim
25% van de bedreigingen en ongeveer 18% van de mishandelingen gepleegd. Analyse
maakt duidelijk, dat ruim de helft van deze incidenten zich voordoen tijdens de
middag en avonduren in een betrekkelijk klein gedeelte van het Voorhof, n.l.
het Poptahof en rond winkelcentrum “In de Hoven”. In absolute aantallen betreft
dit per week gemiddeld 1 incident.
In de Binnenstad
doet zich 17% van de bedreigingen en ruim 30% van de mishandelingen voor.
7% van
deze bedreigingen en 20% van deze mishandelingen doen zich voor tijdens de
uitgaansuren. Overigens betreft dit in
absolute aantallen gemiddeld 2
incidenten per weekend in de Binnenstad.
Zowel in
winkelcentrum “In de Hoven” alsmede in de Binnenstad tijdens de uitgaansuren
wordt in het kader van informatiegestuurde politie reeds extra toezicht
gehouden. Deze werkwijze zal worden gecontinueerd en op basis van een analyse
op hot-times en hot-spots nader worden gespecificeerd.
De
aanpak van de problematiek in het stationsgebied vormt een thema in het
integraal veiligheidsbeleid. De
afgelopen maanden vond projectmatige aanpak van de problematiek op en rond het
station plaats. Hierin wordt samengewerkt met partners als de NS, de KLPD en de
gemeente. Door zowel preventieve als repressieve maatregelen moet de
criminaliteit en de overlast worden teruggedrongen en de pakkans en het aantal
aanhoudingen worden verhoogd. Van de partners is ook zichtbaar, dat zij hun verantwoordelijkheden
in deze nemen..
Dagelijks
wordt gericht politie personeel ingezet voor extra toezicht op en rond het
station. Daarnaast wordt geregeld toezicht gehouden door het bikerteam en de
parate eenheid. In 2004 werd 101 maal een verdachte aangehouden in het
stationsgebied en werden daar tientallen bekeuringen geschreven. Door het extra
toezicht is ook de informatiepositie van de politie ten aanzien van de
problematiek op en rond het station verbeterd. Zo bleek o.a. dat er vanuit een
coffeeshop aan het Stationsplein ook in harddrugs werd gehandeld, terwijl door
de dealers en de bezoekers van de coffeeshop tevens veel overlast werd
veroorzaakt. In augustus werd deze coffeeshop aan het Stationsplein aangepakt,
waarbij tevens nog bleek, dat er een te grote handelsvoorraad softdrugs
aanwezig was. De coffeeshop is vervolgens, in het kader van de bestuurlijke
handhaving, voor 1 jaar gesloten.
In het najaar van 2004 zal door de lokale politiek verdere
besluitvorming plaatsvinden omtrent cameratoezicht.
In de
verslagperiode werd 27 maal een proces-verbaal opgemaakt voor overtreding van
de Opiumwet tegen 45 verdachten. De doelstelling ten aanzien van het aantal
verdachten wordt ruimschoots gehaald. Er werden 11 hennepkwekerijen aangepakt, waarvan 8 op grond van een
M-melding.
In Delft geldt een
handhavingsscenario ten aanzien van coffeeshops. Al eerder in het jaar werden
de 6 Delftse coffeeshops gecontroleerd. Naar aanleiding van deze controles
werden 2 processen-verbaal opgemaakt en werden in het kader van de bestuurlijke
handhaving door de dwangsommen opgelegd.
Na de eerste 4 maanden van 2004 bleek, dat het aantal
controlemomenten in het kader van milieu achterliep. In deze periode werden
slechts 8 pv’s ter zake van milieumisdrijven geproduceerd. Om deze controletaak
te intensiveren is de milieuhandhavingstaak in de IGP sturingscyclus
ingebracht. Hiertoe is het landelijk programma van het Landelijk Overleg Milieu
(LOM) vertaald naar het lokale bureaugebied. Met diverse lokale partners zijn
afspraken gemaakt en werd een actieprogramma met 10 relatief eenvoudige
milieu-overtredingen en milieumisdrijven opgesteld. In relatie tot de
overtredingen en misdrijven werden hotspots benoemd.
De inzet heeft de
afgelopen 4 maanden geresulteerd in een stijging van het aantal milieu pv’s van
8 naar 27. Verder liep het aantal bekeuringen voor eenvoudige
milieuovertredingen in de afgelopen 4 maanden op van 31 naar 105. De werkwijze
van de afgelopen 4 maanden wordt onveranderd voortgezet.
De intensivering van de aandacht voor het taakaspect milieu
heeft er inmiddels toe geleid, dat dit weer onderdeel uitmaakt van de reguliere
politietaak.
Het
aantal registraties van overlast door drankgebruik in de verslagperiode is ongeveer
gelijk aan de vergelijkbare periode in 2003.
Er werden 113 registraties in verband met drankgebruik opgemaakt,
waarvan 62 incidenten in de Binnenstad plaatsvonden. In de vergelijkbare
periode in 2003 betroffen dit respectievelijk 97 en 68 registraties.
Het
aantal registraties van geluidsoverlast in de horeca nam met ruim 30% af. Deden zich in de eerste 8 maanden van 2003 nog 74 gevallen van
geluidsoverlast in de horeca voor, waarvan 55 in de Binnenstad, in de eerste 8
maanden van 2004 betroffen dit nog 51 meldingen waarvan 36 in de Binnenstad. De
afname deed zich dus met name in de Binnenstad voor. De verbetering van de
handhavingsmogelijkheden door het instellen van een piketdienst voor
geluidsmetingen buiten kantooruren en de op basis van deze metingen opgemaakte
processen-verbaal, hebben hier zeer zeker aan bijgedragen.
Naar
aanleiding van deze metingen werden in de eerste 8 maanden 12 processen-verbaal opgemaakt
tegen horecagelegenheden voor overschrijding van het maximale geluidsniveau.
Naar aanleiding van controles binnen de horeca ten aanzien van vergunningen,
alcoholverstrekking, sluitingstijden en speelautomaten, werd 21 maal proces-verbaal opgemaakt. In 8 gevallen
betrof dit een proces-verbaal voor het drijven van een horeca-inrichting zonder
vergunning. Op basis van de controles werd door de gemeente, overeenkomstig de
“Handhavingstrategie Horeca”
bestuurlijk opgetreden.
Indicaties van overlast in het weekeind rond een aantal
horecagelegenheden, die ook verband hielden met drugsoverlast waren aanleiding
tot de gerichte inzet van personeel op deze overlast tijdens de weekeinden.
Het
aantal registraties van drugsoverlast is ten opzichte van de eerste 8 maanden
van 2003 afgenomen van 58 naar 47 meldingen. Evenals in 2003 betroffen dit in een twintigtal gevallen meldingen
uit de Binnenstad.
Op locaties waar
drugsoverlast is, bijvoorbeeld het station en in de omgeving van enkele
horecagelegenheden in het centrum,
wordt gericht toezicht gehouden door o.a. het biker-team en de parate
eenheid. Bij meldingen van drugsoverlast uit of bij panden bepalen de aard en
de omvang van de overlast de aanpak. De aanpak wordt in het 2-wekelijks
tactisch overleg bepaald en kan bestaan uit intensief bezoek door de wijkagent,
gericht toezicht of strafrechtelijke aanpak. Bij de aanpak van overlastgevende
panden wordt samengewerkt met de woningcorporaties.
In de verslagperiode werd 6 maal strafrechtelijk
opgetreden tegen een overlast/dealpand, waarbij tegen 11 verdachten
proces-verbaal werd opgemaakt ter zake van handel in verdovende middelen.
In de
verslagperiode werd 31 maal een veelpleger uit de Delftse Top 10 aangehouden. In 30 gevallen werd deze
vervolgens voorgeleid en 10 dagen in bewaring gesteld. Van hen zaten er in de verslagperiode
gemiddeld 4 á 5 gedetineerd. De
veelplegeraanpak is in de verslagperiode onveranderd voortgezet. De
probleemeigenaar stuurt volgens het plan van aanpak de inzet van personeel op
de veelpleger. In het periodieke veelplegeroverleg worden ten aanzien van
veelplegers afspraken gemaakt met partners als het Openbaar Ministerie en de
reclassering. Het ACT, een crisisteam van de GGZ op het gebied van de
psychische problematiek rond verslaving, gaat zich ook richten op de
veelplegers.
De
afspraken met het Openbaar Ministerie over de veelplegeraanpak worden goed
nageleefd. Een van de afspraken ten aanzien van veelplegers is, dat zij niet
vervroegd in vrijheid worden gesteld. Ondanks deze afspraken blijken
veelplegers toch incidenteel door de justitiële inrichtingen vervroegd in
vrijheid gesteld te worden. Het OM heeft de justitiële inrichtingen hierop
inmiddels aangesproken.
In het
kader van de veelplegeraanpak heeft ook de gemeente een wezenlijke taak. Deze
taak omvat zowel het voor- als natraject van veelplegers rond hun detentie. In
de praktijk blijkt, dat er onvoldoende afstemming is tussen de gemeentelijke
afdelingen op het gebied van wonen, werk, vrijetijdsbesteding en inkomen.
Hierdoor is de cirkel niet rond en krijgt het traject politie, justitie en
terugkeer in de maatschappij, onvoldoende vorm. De grote inspanningen die de
politie op dit punt verricht kunnen niet alléén zorgdragen voor het doen
stoppen van de criminele carrière van de veelpleger. Inmiddels is er door de
politie en het OM bij de gemeente aangedrongen op een verhoogde inspanning op
dit gebied en zijn op korte termijn maatregelen toegezegd. Een van de trajecten
die in de grote steden zoals Den Haag, beschikbaar zijn voor veelplegers is de
Strafrechtelijke Opvang Verslaafden (SOV). Dit dwangtraject komt mogelijk
binnen afzienbare tijd ook voor Delftse veelplegers beschikbaar. Dit vraagt van
de gemeente een financiële inspanning waarop vanuit de politie is aangedrongen.
Al in
de 2e helft van 2003 leidde de aanpak van veelplegers tot een afname
van 32% van de criminaliteit op de gebieden waarop zij actief zijn. De daling van het aantal van deze delicten
zette zich ook in de verslagperiode voort, zoals onderstaand overzicht blijkt.
Delict |
Jan – aug. 2003 |
Jan – aug. 2004 |
Afname t.o.v. 2003 |
Eenvoudige
diefstal |
3195 |
2318 |
26% |
Diefstal fiets |
1715 |
960 |
44% |
Winkeldiefstal |
191 |
163 |
15 % |
Diefstal vanuit
auto |
943 |
651 |
31% |
Doorstromers
zijn minderjarigen, die 3 of meer malen met politie en justitie in aanraking
zijn geweest ter zake van misdrijven. De aanpak van doorstromers komt overeen
met de veelplegeraanpak. Dit houdt in, dat zij na aanhouding indien mogelijk
worden voorgeleid. Elke doorstromer en hun ouders zijn preventief benaderd. Zij
worden geïnformeerd over het feit dat zij op de doorstromer Top-10 lijst staan
en welke consequenties dat specifiek voor hen heeft. Ook worden waar mogelijk
extra inspanningen door jeugdzorg en de jeugdreclassering betracht om de
jeugdigen in het goede spoor te krijgen. Het merendeel van hen (7) kwam
vervolgens niet meer ter zake van misdrijven met de politie in aanraking. In de
verslagperiode werden 3 unieke doorstromers 9 maal aangehouden. In 2 gevallen werden zij
voorgeleid. De individuele jeugdige doorstromers krijgen permanent aandacht van
de Raad voor de Kinderbescherming, het Openbaar Ministerie en de politie.
Hiertoe plegen deze partijen casuïstiekoverleg.
Het aantal
processen-verbaal, opgemaakt ter zake van rijden onder invloed, bedroeg in de verslagperiode 185. In 79
gevallen werd door de politie direct een transactievoorstel uitgereikt. Delft
neemt ook deel aan de landelijke alcoholcontroles. De doelstelling voor 2004
wordt benaderd. Tot het einde van 2004 is dagelijks extra toezicht op het
gebruik van alcohol in het verkeer gepland.
In de
verslagperiode werden regelmatig controles gepland op overschrijding van de
maximum snelheid, het gebruik van beveiligingsmiddelen, het voeren van
verlichting en het rijden door rood licht. Bij deze controles wordt de
landelijke verkeerskalender gevolgd. Op snelheid werd specifiek in de
woonwijken gecontroleerd, waarbij de hot-spot hiervoor door de wijkagenten
werden aangegeven. Gedurende de maand april werden, evenals in 2003, in
samenwerking met het handhavingsteam dagelijks controles uitgevoerd. De
resultaten van het gerichte verkeerstoezicht zijn terug te vinden in het grote
aantal geschreven bekeuringen. In de 1e helft van 2004 werden door
personeel van bureau Delft in totaal 9893 bekeuringen uitgeschreven, waarvan
6742 op basis van een staandehouding. In het laatste kwartaal van 2004 zullen
ook dit jaar weer extra verlichtingscontroles worden gepland.
In de
verslagperiode werden 104 minderjarige verdachten gehoord. Van hen werden er
25 doorverwezen naar bureau Halt. Voor
3 verdachten, jonger dan 12 jaar, werd een stopprocedure gestart. De
doelstelling ten aanzien van te horen minderjarige verdachten wordt gehaald.
In 82% van de
gevallen was de doorlooptijd van een proces-verbaal contra een minderjarige
minder dan 30 dagen. De doelstelling van 80% ten aanzien van deze
processen-verbaal wordt hiermee
gehaald. Aan de doorlooptijden van de jeugd pv’s is in de verslagperiode
veel aandacht geschonken en deze zijn in de loop van het jaar sterk verbeterd.
Van
de gehoorde minderjarige verdachten is 60% allochtoon. In 2003 betrof dit
ongeveer 40% van de verdachten zodat hier een duidelijke stijging wordt
geconstateerd. Binnen het totaal aantal minderjarigen in Delft bedraagt het aantal allochtone minderjarigen
ongeveer 30%. Gelet op het relatief hoge
percentage is extra aandacht dan ook op zijn plaats. Binnen de gemeente Delft is de
jeugdpreventie ten aanzien van allochtone jongeren vastgelegd in het
preventieplan “Opgroeien in Delft. In dit plan is een groot aantal projecten
opgenomen. De match naar de doelgroep zoals hierboven vermeld zal meer
expliciet gemaakt moeten worden, zodat gericht aan deze problematiek gewerkt
kan worden.
Op de scholen voor het voortgezet onderwijs draait het project “De Veilige School”. Het doel van dit project is het verbeteren van de veiligheid op en rond scholen, waarbij met name de sociale veiligheid aandacht krijgt. Op elke school is een schoolagent en een zorgteam actief. De schoolagent houdt contact met leerlingen en schoolleiding. Het instellen van een spreekuur voor de schoolagent is in een vergevorderd stadium. Onlangs zijn op de scholen themadagen georganiseerd om te komen tot het opstellen van calamiteitenplannen voor de scholen. De advisering op het gebied van veiligheid en beveiliging is vanuit de politie gewaarborgd door de deelname van de preventiemedewerker in de stuurgroep veilige school. Door het zorgteam worden op elke school een aantal probleemleerlingen gemonitord. Binnen de zorgteams worden de ontwikkelingen rond deze leerlingen regelmatig besproken en wordt eventueel bijgestuurd. Vanuit de politie participeert Jeugdzaken in het zorgteam.
Door het
Preventieplatform verslavingszorg is een plan ontwikkeld om in het kader van
het project “De Veilige School” te komen tot verslavingspreventiebeleid op de
scholen in het voortgezet onderwijs. Dit plan omvat in ieder geval de
voorlichting aan leerlingen en ouders over genotsmiddelen, het beleid van de
school ten aanzien hiervan en afspraken over signalering en casusbespreking.
Voor de aanpak van
hinderlijke, overlastgevende of criminele groepen jeugd is in Delft een “Task
Force” actief. De Task Force bestaat uit een signaleringsoverleg en een
interventieteam. Het signaleringsoverleg treedt op als sturend orgaan. Hierin
zijn de belangrijkste partners op het gebied van jeugd vertegenwoordigd, zoals
politie, gemeente, scholen, Breed Welzijn Delft en Jeugdzorg. Binnen het
signaleringsoverleg wordt de ontwikkeling
van de overlastgevende jeugdgroepen en locaties gemonitord en activiteiten ten
aanzien van deze groepen en locaties uitgezet. Het interventieteam vormt het
uitvoerend orgaan dat actief de problemen aanpakt. Het interventieteam bestaat
uit een ambulant jongerenwerker, een jeugdrechercheur en incidenteel een
medewerker verslavingszorg.
In
Delft zijn geen criminele jeugdgroepen. In de verslagperiode werd de hinder of
overlast van groepen jeugd op diverse locaties gericht aangepakt. In de
verslagperiode vond deze inzet met name plaats in de wijk Vrijenban, het
winkelcentrum “In de Hoven” en in de Wippolder.
Het aantal zaken,
dat overeenkomstig de aanpak van huiselijk geweld in behandeling wordt genomen
is ongeveer gelijk gebleven. Tijdens de verslagperiode werden er 121 adressen
geregistreerd waar in enige vorm sprake was van huiselijk geweld. Ongeveer 30%
van deze adressen werden geregistreerd in het kader van de vroegsignalering,
waarbij nog geen directe actie wordt ondernomen. In de eerste 8 maanden van 2004 werden 152 zaken in behandeling
genomen, waarvan 54 in verband met mishandeling en 16 in verband met
bedreiging. 28% van de zaken werd in behandeling genomen op basis van een
aangifte. Eenmaal vond er een doodslag plaats in de relationele sfeer, waarbij
de dader werd aangehouden. In de overige gevallen werd in behandeling genomen
op grond van een melding of een verzoek om bemiddeling. In 43 gevallen vond
verwijzing plaats naar de diverse hulpverlenende instanties. Volgens de
methodiek m.b.t. geweld binnenshuis, werd tot nu toe ongeveer 39 % afgehandeld.
De samenwerking
tussen de Gemeente Delft als regisseur, de politie en de hulpverlenende
instanties is vastgelegd in een samenwerkingsconvenant. Tevens is er een
privacyregeling ontwikkeld waardoor een betere informatie-uitwisseling mogelijk
werd. Vanuit de uitvoerende instanties wordt sterk de
behoefte gevoeld om op korte termijn te komen tot case-overleg, waardoor in
elke zaak een ieders taken en verantwoordelijkheden duidelijk worden
afgesproken en nagekomen. De gemeente vervult hierin de regierol.
In de
verslagperiode werden 50 klachten ingediend. Hiervan zijn er inmiddels 35
binnen
de termijn van 9 weken afgehandeld. De overigen zijn nog binnen de termijn in
behandeling. Het resultaat voor wat betreft de afhandeling binnen de
afhandelingstermijn van 9 weken bedraagt 100%. Het merendeel van de ingediende
klachten wordt ingediend op grond van bejegening of het krijgen van een
bekeuring.