Handelingskader tussen gemeente Delft en Brede Welzijnsorganisatie Delft (BWD) 2005 - 2009

 

 

1. Inleiding

De gemeente heeft het kader voor subsidieverlening op het terrein van welzijn vastgelegd in de Subsidieverordening Maatschappelijke Activiteiten (Gemeente Delft 2002).

Het beleidskader op het terrein van welzijn is verwoord in de nota “Knopen in de wijken”(2000). Onvoldoende scherp is echter gedefinieerd hoe de opvatting van de gemeente is over de rolverdeling met de BWD.

In het werkdocument voor de raad is aangegeven op welke punten duidelijkheid moet komen: hoe en waarop wil je als gemeente sturen en verantwoording laten afleggen.

In deze nota worden de conclusies van de discussie tussen de raadsleden vastgelegd. Deze dient als kader voor de handelwijze van de gemeente gedurende de eerstkomende vier jaar. Per 2009 kan herijking plaatsvinden.

 

2. Relatie

 

De gemeente en de BWD benaderen elkaar als partners.

 

De BWD is een zelfstandige organisatie, die volgens haar statuten tot doel heeft:

“- het tot stand brengen van de Brede Welzijnsorganisatie Delft, zoals beschreven in de Intentieverklaring Stedelijke Welzijnsorganisatie Delft van achttien maart tweeduizend;

- het initiëren en organiseren van ontmoetings- en recreatieve activiteiten;

- het initiëren en organiseren van specialistische activiteiten, gericht op het vergroten van maatschappelijke participatie en op het vergroten van de zelfredzaamheid van kwetsbare groepen;

- het vergroten van de ontwikkelings- en ontplooiingskansen van kwetsbare groepen;

- het bevorderen van identiteitsontwikkeling en bewustwording;

-  het bevorderen van integratie in de multiculturele samenleving;

-  het ontwikkelen van het jongerenwerk.”

 

De BWD ontleent weliswaar haar bestaansrecht aan de gemeente doordat het overgrote deel van de middelen beschikbaar komt via subsidie, maar de gemeente streeft niet naar onderbrenging bij de gemeente zelf. Het gaat hier namelijk niet om gemeentelijke dienstverlening. In de visie van de gemeente zijn zelfstandige maatschappelijke organisaties als de BWD nodig voor een effectieve beleidsuitvoering, omdat daarmee een grotere maatschappelijke betrokkenheid kan worden gerealiseerd. Bovendien leidt het tot explicieter beoordeling van gewenst kwaliteitsniveau doordat afspraken moeten worden gemaakt.

Bij partnerschap hoort tevens dat er een duurzame basisrelatie is. De gemeente is niet uit op de goedkoopste inkoop van producten, maar heeft oog voor de meerwaarde van het totaal van een organisatie die midden in de Delftse samenleving staat: kennis wordt hier opgebouwd en blijft behouden. Er zal geen algemeen aanbestedingsbeleid voor welzijnsproducten worden gevoerd. Slechts voor specifieke, extra vragen kan het concurrentieprincipe worden gehanteerd: altijd na overleg en met het doel van “beter”resultaat en behoud van de scherpte. Transparantie blijft een voorwaarde.

 

 

3. Sturing

 

De gemeente stelt de beleidskaders en laat daarbinnen ruimte.

 

De gemeenteraad stelt vast welke kant het op moet met het welzijnsniveau in de stad. De raad zorgt daarmee voor vaststelling van het beleidskader: financieel en inhoudelijke prioriteiten. In de programmabegroting wordt dat jaarlijks bepaald.

Het ontbreekt nog aan een meerjarig beleidskader welzijn. In de nota Knopen in de wijken zijn wel drie welzijnsperspectieven geïntroduceerd: bevorderen van de leefbaarheid, bevorderen van maatschappelijke participatie en bestrijden van sociaal isolement, maar de uitwerking daarvan in beleid moet scherper. Voorgesteld wordt dit beleidplan voor de eerste keer in 2005 te maken.

De raad heeft de uitvoering van het beleidskader in handen gelegd van het college. Het college heeft daarmee de werkrelatie met de BWD. Het college is ook degene die voor een beleidsvraag bepaalt of de BWD de uitvoerende organisatie is of dat een andere organisatie een passender instrument is. De raad neemt van de afspraken en realisatie kennis via de jaarlijkse subsidiebundel en subsidieverantwoording.

Het beleidskader put zijn kracht uit de ruimte die het laat voor professionals om een vertaling te maken naar de praktijk. Optimale oplossingen ontstaan in de praktijk, niet achter het bureau. De gemeente is er dan ook op uit minder gedetailleerde afspraken te maken dan tot nu toe vaak het geval is. De kwaliteit van de afspraken moet voorts omhoog, in termen van meetbaarheid van effect. Ook dat vereist overigens scherpere doeldefiniëring.

Een onderdeel van sturing is ook bijsturing. De gemeente wil aandacht blijven geven aan het uitvoeringsniveau. Er zullen duidelijke procesafspraken moeten komen om te waarborgen dat flexibiliteit en tussentijdse bijsturing gedurende het jaar mogelijk blijven.

 

 

4. Beleid en uitvoering

 

Ontwikkeltaken zijn niet aan één partij voorbehouden.

 

Er kan worden gesteld dat de gemeente het beleid maakt en (een organisatie als) de BWD dat uitvoert. Gewoonlijk zijn de beleidsambities hoog en ook de druk op de uitvoering. Niet zelden leidt dat tot een spanningsveld waarbij zowel de aandacht voor als de mogelijkheden van de uitvoering achterblijven. In het geval van de BWD is er sprake van een vrijwel uitsluitend uitvoerende personeelsformatie, terwijl er bij de gemeente nog wel geïnvesteerd is in het vertalen van beleid.

Er moet de komende jaren een evenwichtiger rolverdeling tussen gemeente en BWD komen. Daarbij is het gewenst onderscheid te maken tussen beleidsontwikkeling en productontwikkeling. De BWD-verantwoordelijkheid kan zich ook uitstrekken naar productontwikkeling. Alles met het doel om de uitvoering beter op orde te krijgen.

De consequentie hiervan is dat de BWD hiervoor capaciteit beschikbaar moet krijgen, door uitbreiding dan wel herschikking. De afwegingen hierbij moeten meegenomen worden in het beleidsplan.

 

 

5. Verantwoording

 

We stimuleren dat professionals verantwoording afleggen aan burgers.

 

De gemeente wil vraaggericht werken. Dat houdt in de maatschappelijke vraag kennen, daarnaar handelen en daarover verantwoording afleggen. Aan beleidspartners van de gemeente wordt dan ook hetzelfde gevraagd. In de praktijk lopen de verantwoordingslijnen nog vrijwel uitsluitend tussen organisatie en gemeente. In het kader van de subsidierelatie is dat niet verwonderlijk. Maar ook hier is het verstandig een tweedelig te maken. De BWD legt verantwoording af aan de gemeente over de realisatie van gemaakte (product)afspraken. Maar over de uitvoeringspraktijk, met andere woorden de kwaliteit van de dienstverlening, kan beter rechtstreeks verantwoording worden afgelegd aan de burgers of afnemers. Programmaraden van actieve burgers zijn een goed instrument om tot verdere verbetering van de dienstverlening in de wijken te komen.

De controle op de productafspraken ligt in handen van B & W. De raad controleert B & W.

 

 

6. Praktische consequenties

 

Het beschreven handelingskader bevat een aangescherpte visie op de verdeling van verantwoordelijkheden tussen gemeente en BWD. De consequentie hiervan is dat de gemeente duidelijker moet aangeven hoe zij ruimte geeft voor een effectieve uitvoeringspraktijk door de BWD. Dat veronderstelt een helder beleidsplan welzijn, waarbinnen meerjarenafspraken over subsidie aan de BWD passen. In randvoorwaardelijke zin zal er ruimte bij de BWD moeten komen voor productontwikkeling, alsmede goede procesafspraken tussen partijen over tussentijdse bijsturing en maatschappelijke verantwoording.