Bijlage
1: gemeenschappelijke regeling
Gemeenschappelijke
Regeling
Brandweer Delft-Rijswijk
De gemeenteraad, het
college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente
……………,
ieder voor
zover het hun bevoegdheden betreft;
Gelet op het voorstel
van het college van burgemeester en wethouders d.d………………..;
gezien het besluit van
de gemeenteraden van Delft en Rijswijk d.d. ……………… om te komen tot fusie van de
brandweerorganisaties in die gemeenten;
o v e r w e g e n d e d a t:
§
Het in het gezamenlijk belang van hun gemeenten is
tot samenwerking te komen op het terrein van de brandweerzorg en
rampenbestrijding;
§
Alle inwoners van de gemeenten Delft en Rijswijk
recht hebben op een verantwoord zorgniveau voor wat betreft brandweerzorg en
rampenbestrijding;
§
Voor een doelmatige en effectieve uitvoering van de
brandweerzorg en rampenbestrijding een intergemeentelijke samenwerking
noodzakelijk is;
§
Het noodzakelijk is de voorzieningen voor
brandveiligheid, hulpverlening en rampenbestrijding voor de gehele
veiligheidsketen in onderlinge samenhang te treffen;
gelet op de bepalingen van de Wet
gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, Wet Rampen en Zware Ongevallen,
de Brandweerwet 1985 en de Archiefwet 1995;
b e s l u i t e n:
op te richten de navolgende “Gemeenschappelijke
Regeling Brandweerzorg en Rampenbestrijding Delft-Rijswijk”.
Hoofdstuk I: algemene
bepalingen
Artikel
1 - Begripsbepalingen
1.
In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan
onder: ;
2.
De regeling: de gemeenschappelijke regeling
Brandweer Delft-Rijswijk;
3.
De gemeente(n): de in de regeling deelnemende
gemeente(n);
4.
Het samenwerkingsgebied: het grondgebied van de
deelnemende gemeente;
5.
Het openbaar lichaam: het openbaar lichaam zoals
bedoeld in artikel 2;
6.
De directeur/commandant: de directeur Brandweer
Delft-Rijswijk, tevens de commandant van de brandweer;
7.
Het personeel: het personeel in dienst van het
openbaar lichaam;
8.
De HRH: de Hulpverleningsregio Haaglanden;
9.
De GR HRH: de Gemeenschappelijke regeling
Hulpverleningsregio Haaglanden;
10. De WGR:
de Wet gemeenschappelijke regelingen;
11. Beleidsplan:
een vierjaarlijks door het algemeen bestuur vast te stellen plan, waarin in
ieder geval wordt beschreven de wijze waarop de brandweer voornemens is
gedurende die periode uitvoering te geven aan haar taken en waaraan een
meerjarenbegroting gekoppeld is;
12. Jaarplan:
een jaarlijks door het dagelijks bestuur vast te stellen plan voor het volgende
kalenderjaar, dat een nadere uitwerking is van het beleidsplan. Het jaarplan
dient als toelichting bij de begroting voor het betreffende kalenderjaar;
13. Organisatie-
en beleidsplan: door de raden van de gemeenten vastgesteld plan waarin de
organisatorische en beleidsmatige gevolgen van de fusie zijn vastgelegd.
Artikel
2 - Instelling en plaats van vestiging
1. Bij deze
regeling wordt ingesteld een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam,
genaamd: “Brandweerzorg en Rampenbestrijding Delft-Rijswijk”;
2. Het
openbaar lichaam is gevestigd te Delft.
Artikel
3 - Doel
De regeling heeft tot doel, met
inachtneming van het bepaalde in de Brandweerwet, de Wet rampen en zware
ongevallen en de GR HRH:
a.
Het onder alle omstandigheden bewerkstelligen van
een doelmatig georganiseerde en gecoördineerde uitvoering van werkzaamheden ter
zake van het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van
brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen
daarmee verband houdt;
b.
Het beperken van gevaar voor mensen en dieren bij
ongevallen anders dan bij brand;
c.
Het beperken en bestrijden van rampen en zware
ongevallen als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen;
d.
Het bevorderen van een goede hulpverlening bij
ongevallen en van een doelmatig georganiseerde en gecoördineerde hulpverlening
bij rampen en zware ongevallen.
Artikel
4 - Taken
1.
Het openbaar lichaam tracht het in artikel 3
gestelde doel te bereiken door vervulling van onder meer:
a
Het instandhouden en inzetten van een
brandweerorganisatie;
b
De taken aangegeven in artikel 1, vierde lid van de
Brandweerwet 1985;
c
Inventariseren en analyseren ten behoeve van de
gemeenten van gemeentegrensoverschrijdende risico’s op het gebied van fysieke
veiligheid;
d
De aanschaf en het beheer van materieel voor het openbaar
lichaam;
e
Het bevorderen van een goede brandpreventie, onder
andere door advisering over de door de gemeenten af te geven vergunningen;
f
Het bevorderen
van brandveilig gebruik van bouwwerken door adviseren over de afgifte van,
toezicht op en handhaving van gebruiksvergunningen op grond van hoofdstuk 6 van
de bouwverordening;
g
Het bevorderen van een veilige leefomgeving in de
gemeenten, onder andere door betrokkenheid bij infrastructurele projecten;
h
Het bevorderen van betrouwbare verbindingen voor de
melding, alarmering en berichtgeving;
i
Het bevorderen van de opleidingen en het op peil
houden van de geoefendheid van het personeel volgens de daarvoor geldende
normen;
j
Het treffen van regelingen met andere
hulpverleningsinstanties;
k
Het bevorderen van een goede samenwerking met
andere hulpverleningsinstanties, zoals politie en ambulancedienst;
l
Het bevorderen van een goede samenwerking met
onderdelen van de gemeente(n) die een rol hebben in het kader van de
rampenbestrijding;
m Het
uitbrengen van adviezen inzake brandweer- en rampenbestrijdings-aangelegenheden
aan de besturen van beide gemeenten;
n
Het coördineren van de voorbereiding van de
rampenbestrijdingsorganisatie in beide gemeenten.
2. Voor
zover er bij de uitvoering van de taken sprake is van raakvlakken, stemt het
openbaar lichaam één en ander af met de HRH. De HRH adviseert bij de
totstandkoming van het beleidsplan;
3. Het
dagelijks bestuur van het openbaar lichaam kan besluiten dat het openbaar
lichaam desgevraagd ook voor een buiten het samenwerkingsgebied gelegen
gemeente of een andere instantie één of meer van de in het eerste lid genoemde
taken zal uitvoeren, onder door het algemeen bestuur te stellen voorwaarden;
4. Naast de
in het eerste lid genoemde taken is het openbaar lichaam bevoegd om aan derden
te verlenen diensten, die niet direct samenhangen met de uitvoering van haar
publiekrechtelijke taak, uit te voeren;
5. De
diensten als bedoeld in het vierde lid zullen op basis van een daaraan ten
grondslag liggende overeenkomst tussen het openbaar lichaam en de opdrachtgever,
zijnde de gemeenten en/of derden worden uitgevoerd;
6. Het
algemeen bestuur stelt nadere regels vast ten aanzien van het aangaan en
uitvoeren van de in het vierde lid bedoelde diensten. Het dagelijks bestuur
toetst aan de hand van deze regels of een dienst wordt aangegaan en uitgevoerd.
Hoofdstuk II:
bestuursbepalingen
Paragraaf 1 - bestuursorganen
Artikel
5 - Organen
Het
bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit:
1. Het
algemeen bestuur;
2. Het
dagelijks bestuur;
3. De
voorzitter.
Artikel
6 - Verdeling bevoegdheden
Voor
zover in de regeling niet anders is bepaald, zijn bij de wet gestelde regelen
omtrent de verdeling van bevoegdheden tussen de gemeenteraad, het college en de
burgemeester, alsmede omtrent de overdracht van deze bevoegdheden van overeenkomstige
toepassing op het openbaar lichaam, met dien verstande dat voor de
gemeenteraad, het college en de burgemeester in de plaats treden
respectievelijk het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
Paragraaf 2 - Algemeen Bestuur
Artikel
7 - Samenstelling van het Algemeen Bestuur
Het algemeen bestuur van het openbaar
lichaam bestaat uit ten minste vier leden, te weten:
a
Eén lid, aan te wijzen door en uit de raad, de
voorzitter inbegrepen, van Delft, met dien verstande dat de Raad nadrukkelijk
de wettelijke taak van de burgemeester de grondslag doet zijn van het
aanwijzingsbesluit;
b
Eén lid, aan te wijzen door en uit de raad, de
voorzitter inbegrepen, van Rijswijk, met dien verstande dat de Raad
nadrukkelijk de wettelijke taak van de burgemeester de grondslag doet zijn van
het aanwijzingsbesluit;
c
Eén wethouder, aan te wijzen door de raad van
Delft;
d
Eén wethouder, aan te wijzen door de raad van
Rijswijk.
Artikel
8 - Zittingsduur
1. De
aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur geschiedt voor dezelfde
periode als de raden worden benoemd en vindt plaats binnen twee maanden na de
eerste vergadering in de nieuwe zittingsperiode van de gemeenteraden;
2. De leden
van het algemeen bestuur treden af op de dag waarop de nieuw gekozen leden van
het algemeen bestuur in functie treden;
3. De leden
van het algemeen bestuur treden af op het moment dat zij ophouden lid dan wel
voorzitter van de raad of wethouder te zijn;
4. Een
tussentijds aangewezen lid treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens
plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden;
5. De leden
van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag
stellen zij de voorzitter van het algemeen bestuur, alsmede de voorzitter van
de raad van de betreffende gemeente, op de hoogte. Leden van het algemeen
bestuur, die ontslag hebben genomen, worden vervangen door hun plaatsvervanger
totdat in hun opvolging is voorzien;
6. Wanneer
in een opengevallen plaats moet worden voorzien, draagt de betreffende raad
binnen twee maanden zorg voor een nieuwe aanwijzing;
7. Op de
plaatsvervangende leden zijn de voor de leden geldende bepalingen van
overeenkomstige toepassing.
Artikel
9 - Bevoegdheden algemeen bestuur
1.
Het algemeen bestuur heeft naast alle bevoegdheden
in het kader van de regeling, de bevoegdheid tot:
a
Het vierjaarlijks vaststellen van een beleidsplan.
Dit plan wordt gezonden aan de raden van de deelnemende gemeenten.
b
Het vaststellen en wijzigen van de taakstellende
(meerjaren)begroting;
c
Het vaststellen van de jaarrekening;
d
Het opstellen van voorwaarden voor toetreding tot
de regeling;
e
Het besluiten over toe- en uittreding van
deelnemers;
f
Het besluiten over wijziging of opheffing van de
regeling;
g
Het besluiten tot deelname aan gemeenschappelijke
regelingen en het (mede) oprichten van of het deelnemen in privaatrechtelijke
rechtspersonen;
h
Het vaststellen, wijzigen of intrekken van
verordeningen;
i
Het doen van een uitgaaf voordat de begroting of de
begrotingswijziging waarbij deze uitgaaf is geraamd, is beoordeeld door
gedeputeerde staten;
j
Het aangaan van geldleningen en van
rekening-courantovereenkomsten, het uitlenen van gelden en het waarborgen van
geldelijke verplichtingen door anderen aan te gaan;
k
Het geheel of gedeeltelijk vervreemden en het
bezwaren van onroerende zaken;
l
Het onderhands aanbesteden van werken of
leveranties;
m Het
(europees) aanbesteden van leveranties met betrekking tot materieel mits
gebaseerd op een vastgesteld investeringsplan;
n
Het aangaan van overeenkomsten;
o
Het controleren van het financieel beheer;
2. Het
algemeen bestuur kan de hem opgedragen taken en bevoegdheden overdragen aan het
dagelijks bestuur, met uitzondering van de in het vorige lid onder a tot en met
f en h genoemde bevoegdheden.
Artikel
10 - Voorzitter, plaatsvervangend voorzitter en secretaris
1. Het
algemeen bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter, plaatsvervangend
voorzitter en een secretaris aan;
2. Het
voorzitterschap rouleert om de twee jaar.
Artikel
11 - Reglement van orde
1. Het
algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een
reglement van orde vast;
2. Dit
reglement, alsmede de daarin aangebrachte wijzigingen, worden aan de gemeenten
en aan gedeputeerde staten gezonden.
Artikel
12 - Vergaderingen
1. Het
algemeen bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar en voorts zo vaak de
voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, of indien tenminste
twee van de leden, met opgave van redenen, daarom schriftelijk verzoeken;
2. De
directeur/commandant woont als eerste adviseur van het algemeen bestuur de
vergaderingen bij;
3. De
gemeentesecretarissen van de gemeenten kunnen in het kader van de rampenbestrijding uitgenodigd worden de
vergaderingen van het algemeen bestuur bij te wonen;
4. Anderen
kunnen worden uitgenodigd de vergaderingen van het algemeen bestuur bij te
wonen.
Artikel
13 - Besluitvorming
1. Het
algemeen bestuur kan beraadslagen en besluiten wanneer de meerderheid van het
aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is;
2. Indien
de meerderheid van het aantal zitting hebbende leden niet aanwezig is, belegt
de voorzitter een nieuwe vergadering. De oproepingsbriefjes tot deze
vergadering melden de te behandelen zaken. In deze vergadering wordt een
besluit genomen door de dan tegenwoordige leden;
3. Elk lid
van het algemeen bestuur heeft in de vergadering van het algemeen bestuur één
stem;
4. Besluiten
worden bij meerderheid van stemmen genomen;
5. Indien
bij het nemen van een besluit door geen van de leden stemming wordt gevraagd,
wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen;
6. Een lid
van het algemeen bestuur neemt niet deel aan de stemming over een aangelegenheid
die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als
vertegenwoordiger is betrokken. Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan,
wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij
een herstemming is beperkt;
7. Bij
staken van stemmen over zaken heeft de voorzitter een doorslaggevende stem;
8. Bij
staken van stemmen over personen tot wie de keuze door een voordracht of bij
een herstemming is beperkt, wordt in dezelfde vergadering een herstemming
gehouden. Staken bij deze stemming de stemmen opnieuw, dan beslist terstond het
lot.
Artikel
14 - Openbaarheid vergaderingen
1. De
vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar;
2. De
deuren worden gesloten wanneer tenminste een vijfde gedeelte van de aanwezige
leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. Het algemeen bestuur
beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd;
3.
In een besloten vergadering van het algemeen
bestuur kan niet worden beraadslaagd of besloten over:
a
Het vaststellen en wijzigen van de begroting en het
vaststellen van de rekening;
b
Het vaststellen, wijzigen of intrekken van
verordeningen;
c
Het vaststellen, wijzigen of intrekken van
rechtspositieregelingen voor het personeel van het openbaar lichaam;
d
Het toetreden tot, of uittreden uit, opheffen of
wijzigen van de regeling;
e
Het treffen, wijzigen, verlengen of opheffen van
een gemeenschappelijke regeling tussen het openbaar lichaam en andere lichamen,
alsmede het toetreden tot en uittreden uit een dergelijke regeling;
f
Het oprichten van of deelnemen in stichtingen,
maatschappen, vennootschappen en coöperatieve en andere verenigingen dan wel
het ontbinden daarvan of het beëindigen van deelneming daaraan.
Paragraaf 3 - Dagelijks bestuur
Artikel
15 - Samenstelling
1. Het
dagelijks bestuur wordt gekozen door en uit het algemeen bestuur en bestaat uit
ten minste drie leden, waaronder in ieder geval zijn begrepen de voorzitter en
de secretaris;
2. Het
dagelijks bestuur kan een penningmeester aanwijzen;
3. De
aanwijzing van de leden van het dagelijks bestuur vindt plaats uiterlijk één
maand na het tijdstip van aantreden van het algemeen bestuur;
4. Degene,
die ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op deel uit te
maken van het dagelijks bestuur;
5. De leden
van het dagelijks bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij brengen
terstond de voorzitter schriftelijk op de hoogte van dit ontslag;
6. In
vacatures in het dagelijks bestuur wordt voorzien in de eerstvolgende
vergadering van het algemeen bestuur.
Artikel
16 - Taken en bevoegdheden dagelijks bestuur
1.
Naast de uitoefening van de taken en bevoegdheden
op grond van het elders in deze regeling bepaalde is het dagelijks bestuur
belast en bevoegd tot:
a
Het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen
bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd;
b
Het uitvoeren van de besluiten van het algemeen
bestuur;
c
Het beheer van de eigendommen, goederen, inkomsten
en uitgaven van het openbaar lichaam;
d
De zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt,
voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;
e
Het gedurig toezicht op al wat het openbaar lichaam
aangaat;
f
Het kopen, ruilen, vervreemden, bezwaren en in huur
aannemen en uitgeven van roerende en onroerende zaken binnen de kaders van de
taakuitoefening van de GR;
g
Het aangaan van geldleningen binnen de kaders van
de taakuitoefening van de GR;
h
Het nemen van alle conservatoire maatregelen, ook
alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, en het doen van alles
wat nodig is ter voorkoming van verjaring en ander verlies van recht of bezit;
i
Het voorstaan van de belangen van het openbaar
lichaam bij andere overheden, instellingen of personen, waarmee contact voor
het openbaar lichaam van belang is;
j
Het opstellen van een treasury statuut.
Artikel
17 - Vergaderingen
1. Het dagelijks
bestuur vergadert tenminste viermaal per jaar en voorts zo vaak de voorzitter
dit nodig oordeelt, of indien twee van de leden, met opgave van redenen, dit
schriftelijk verzoeken. Deze vergaderingen zijn niet openbaar;
2. Het
bepaalde in artikel 13 is van overeenkomstige toepassing op de besluitvorming
in het dagelijks bestuur;
3. De
directeur/commandant woont de vergaderingen bij en heeft daarin een raadgevende
stem;
4. Andere
personen kunnen worden uitgenodigd de vergaderingen van het dagelijks bestuur
bij te wonen;
5. Het
dagelijks bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen en
andere werkzaamheden, en zendt dat ter kennisneming aan het algemeen bestuur.
Paragraaf 4 - De voorzitter
Artikel
18 - De voorzitter
1. De
voorzitter van het algemeen bestuur is tevens voorzitter van het dagelijks
bestuur;
2. De
voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen
bestuur en het dagelijks bestuur en draagt er zorg voor dat de besluiten van
genoemde besturen worden uitgevoerd;
3. De voorzitter
tekent met de secretaris de stukken die van het algemeen bestuur en van het
dagelijks bestuur uitgaan;
4. De
voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte;
5. In
gedingen of bij rechtshandelingen met de gemeente, tot welker bestuur de
voorzitter behoort, wordt het openbaar lichaam vertegenwoordigd door de
plaatsvervangend voorzitter;
6. De
voorzitter kan de vertegenwoordiging, na overleg met het dagelijks bestuur, aan
een door hem aan te wijzen persoon opdragen.
Paragraaf 5 - De secretaris en penningmeester
Artikel
19 - De secretaris
1. De
secretaris is secretaris van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur;
2. De
secretaris is het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter in
alles wat de hun opgedragen taak aangaat behulpzaam en wordt bijgestaan door
een ambtelijk secretaris, aan te wijzen door de directeur/commandant;
3. De
secretaris ondertekent mede alle stukken die van het algemeen bestuur en van
het dagelijks bestuur uitgaan;
4. De
secretaris kan de ondertekening, na overleg met het dagelijks bestuur, aan een
door hem aan te wijzen persoon opdragen.
Artikel
20 - De penningmeester
De penningmeester behartigt namens het dagelijks
bestuur hun onderscheidenlijke zorg voor het beheer van inkomsten en uitgaven
van het openbaar lichaam en hun onderscheidenlijke zorg voor controle op het
geldelijk beheer en de boekhouding.
Paragraaf 5 - Inlichtingen, informatie,
verantwoording en ontslag
Artikel
21 – Inlichtingen, verantwoording en ontslag leden algemeen bestuur
1. Een lid
van het algemeen bestuur geeft aan de raad, die hem heeft aangewezen, alle
inlichtingen die door één of meer leden van die raad worden verlangd op de in
die gemeente gebruikelijke wijze;
2. Een lid
van het algemeen bestuur kan door raad die het lid heeft aangewezen, op de in
die gemeente gebruikelijke wijze ter verantwoording worden geroepen voor het
door hem in dat bestuur gevoerde beleid;
3. Indien
een lid van het algemeen bestuur niet meer het vertrouwen geniet van de raad
die hem heeft aangewezen kan deze hem als zodanig ontslaan.
Artikel
22 - Informatieverschaffing door bestuursorganen
1. Het
algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter geven aan de raden van
de gemeenten ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het
door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is;
2. Het
algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter verstrekken aan de
raden van de gemeenten alle inlichtingen die door één of meer leden van die
raden worden verlangd;
3. Het
reglement van orde voor het algemeen bestuur regelt de wijze waarop uitvoering
wordt gegeven aan het in de vorige leden bepaalde.
Artikel
23 - Inlichtingen en verantwoording door (leden) dagelijks bestuur
1. De leden
van het dagelijks bestuur geven, tezamen dan wel afzonderlijk, ongevraagd aan het
algemeen bestuur alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door
het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig zijn, tenzij het
algemeen belang zich daartegen verzet;
2. Zij
geven - tezamen dan wel afzonderlijk - aan het algemeen bestuur, wanneer dit
bestuur of één of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde
inlichtingen, tenzij het algemeen belang zich daartegen verzet;
3. Zij
zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording
verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur;
4. Het
reglement van orde voor het algemeen bestuur regelt de wijze waarop uitvoering
wordt gegeven aan het in de vorige leden bepaalde.
Paragraaf 6 - Commissies
Artikel
24 - Commissies
Het algemeen bestuur kan commissies instellen als
bedoeld in de artikelen 24 en 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Hoofdstuk III: personeel
en administratie
Artikel
25 - Benoeming directeur/commandant
Het algemeen bestuur benoemt en ontslaat op
voordracht van het dagelijks bestuur de directeur/commandant.
Artikel
26 - Schorsing directeur/commandant
1. Het
dagelijks bestuur kan de directeur/commandant schorsen. Een besluit tot
schorsing van de directeur/commandant wordt terstond aan het algemeen bestuur
meegedeeld;
2. Een
besluit tot schorsing van de directeur/commandant vervalt, indien dit besluit
niet in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur wordt
bekrachtigd.
Artikel
27 - Taken en bevoegdheden van de directeur/commandant
1. Het
algemeen bestuur stelt in een instructie nadere regels vast betreffende de taak
en de bevoegdheden van de directeur/commandant;
2. De
directeur/commandant heeft in ieder geval tot taak het algemeen en dagelijks
bestuur te adviseren en te informeren omtrent de brandweerzorg, de
rampenbestrijding, de HRH voor zover het betreft de regionale brandweerzorg en
voorts omtrent de landelijke ontwikkelingen op het terrein van de brandweerzorg
en rampenbestrijding.
Artikel
28 - Benoeming, schorsing en ontslag overig personeel
Het dagelijks bestuur benoemt, schorst en ontslaat
op voordracht van de directeur/commandant het overige personeel van het
openbaar lichaam.
Artikel
29 - Bezoldiging en rechtspositie
De bezoldigings- en rechtspositieregelingen van de
gemeente Delft zijn van overeenkomstige toepassing op het personeel van het
openbaar lichaam.
Hoofdstuk IV: financiële
bepalingen
Artikel 30 - Administratie
1.
Het algemeen bestuur stelt onder goedkeuring van gedeputeerde staten
regelen vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie
en met betrekking tot de taken en bevoegdheden van de penningmeester;
2.
Het algemeen bestuur stelt regels vast voor de controle op het
financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze
regels dienen te waarborgen dat de rechtmatigheid, doelmatigheid en
doeltreffendheid van het financiële beheer en van de inrichting van de
financiële organisatie wordt getoetst;
3.
Het algemeen bestuur wijst een accountant aan als bedoeld in artikel 393
lid 1 van Boek 2 van het Burgerlijk wetboek, belast met de controle van de
jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het
uitbrengen van een verslag van de bevindingen;
4.
Op de accountantverklaring en het verslag van bevindingen is artikel 213
lid 3 t/m 5 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing;
5.
Het algemeen bestuur stelt regels vast omtrent de verzekering van
eigendommen en gelden van de regionale brandweer tegen schade of benadeling.
Artikel
31 - Begroting
1.
Tot de grondslag van het financiële beheer van het openbaar lichaam
strekt een jaarlijkse begroting van inkomsten en uitgaven, die telkens
uiterlijk 1 juli van het jaar, voorafgaande aan het kalenderjaar waar zij voor
geldt, door het algemeen bestuur wordt vastgesteld en zo nodig in de loop van
dat kalenderjaar kan worden gewijzigd;
2.
Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks voor 1 maart een ontwerpbegroting
met de daarbij behorende toelichting op voor het daarop volgende jaar. Tevens
draagt het dagelijks bestuur voor de aansluitende periode van vier jaar een
ontwerpmeerjarenraming ter vaststelling voor bij het algemeen bestuur;
3.
Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting minimaal zes weken
voordat deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, toe aan de raden van de
gemeenten. De raden van de gemeenten worden in de gelegenheid gesteld bij het
dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren te
brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is
vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt
aangeboden;
4.
Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na
vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli van het jaar voorafgaande aan
dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten ter goedkeuring door;
5.
Het algemeen bestuur zendt na vaststelling de begroting ter kennisname
aan de raden van de deelnemende gemeenten, die ter zake bij gedeputeerde staten
hun zienswijze naar voren kunnen brengen;
6.
Het dagelijks bestuur deelt de beslissing van gedeputeerde staten inzake
de begroting zo spoedig mogelijk mede aan het algemeen bestuur en de raden van
de gemeenten;
7.
Met betrekking tot wijzigingen van de begroting is het bepaalde in het
derde, vierde, vijfde en zesde lid van dit artikel van overeenkomstige
toepassing;
8. Van het bepaalde in het
zevende lid kan worden afgeweken ten aanzien van begrotingswijzigingen die:
a
Het totaalbedrag van de begroting niet aantasten;
b
Geen afwijking inhouden van het te voeren algemeen en financieel beleid.
Artikel
32 - Jaarrekening
1.
Van de rechtmatigheid van de inkomsten en uitgaven van het openbaar
lichaam wordt door het dagelijks bestuur over het verstreken kalenderjaar
verantwoording gedaan aan het algemeen bestuur, onder overlegging van het
bestuursverslag en van de jaarrekening met toelichting, die in overeenstemming
is met de in artikel 30 lid 2 bedoelde regelen;
2.
Het algemeen bestuur onderzoekt de jaarrekening en stelt haar uiterlijk
1 juli van het jaar, volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking
heeft, vast;
3.
De rekening met bijbehorende accountantverklaring wordt binnen twee weken
na vaststelling doch uiterlijk 15 juli aan gedeputeerde staten gezonden;
4.
De vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur tot
décharge, behoudens indien later
valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden mochten komen vast te staan;
5. Het algemeen bestuur beslist of een batig saldo van de
rekening van lasten en baten geheel of gedeeltelijk:
a
Zal worden toegevoegd aan de algemene reserve
of een bestemmingsreserve, dan wel;
b
Aan de gemeenten zal worden uitgekeerd.
6. Het
algemeen bestuur beslist of een nadelig saldo van de rekening van lasten en baten geheel
of gedeeltelijk:
a
Ten laste van de algemene reserve zal worden gebracht, dan wel;
b
Aan de gemeenten in rekening zal worden gebracht.
7.
Het algemeen bestuur zendt de
rekening en bijbehorende accountantverklaring ter kennisname aan de
gemeenteraden.
Artikel
33 - Verdeling van de kosten
1. Voor de
jaren 2005, 2006 en 2007 wordt uitgegaan van de volgende kostenverdeling:
a. beide gemeenten dragen met hun budget van de
inbrengbegroting bij aan de kosten
van de gemeenschappelijke regeling;
b. Voor
nieuwe activiteiten wordt in principe uitgegaan van een verdeling van kosten
naar rato van het inwonertal;
c. Het
eventueel nadelig saldo wordt eveneens verdeeld naar rato van het inwonertal.
2. Voor de
begrotingsjaren 2008 en volgende zal de kostenverrekening plaatsvinden volgens een in 2007 door het algemeen
bestuur nader vast te stellen systematiek, die
gebaseerd is op de stand van zaken per 31 december 2006.
3. De
gemeenten zullen er steeds zorg voor dragen dat het openbaar lichaam over
voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te
voldoen;
4. Indien
aan het algemeen bestuur van het openbaar lichaam blijkt dat een gemeente
weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur aan
gedeputeerde staten het verzoek de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet toe
te passen;
5. Het
algemeen bestuur bepaalt elk jaar bij de vaststelling van de begroting
voorlopig de voorschotbedragen van de gemeenten, zoals bedoeld in het eerste
lid;
6. Het openbaar lichaam factureert elk kwartaal
aan de gemeenten een vierde deel van hun totale aandeel in het saldo van baten
en lasten;
7. De
kosten van de diensten, zoals bedoeld in artikel 4, vierde lid, worden gedekt
door middel van door opdrachtgevers te betalen tarieven. De tarieven worden
jaarlijks bij de vaststelling van de begroting door het algemeen bestuur
vastgesteld, doch kunnen zo nodig in de loop van het jaar worden gewijzigd.
Artikel
34 - Verrekening
1. Binnen
een maand na vaststelling van de rekening doet het dagelijks bestuur aan het
college van burgemeester en wethouders van elke gemeente mededeling van het
over het betreffende jaar verschuldigde aandeel in de in artikel 33, eerste
lid, bedoelde kosten;
2. Verrekening van het verschil tussen het op
grond van artikel 33, eerste lid, betaalde voorschot en het werkelijk
verschuldigde bedrag vindt plaats uiterlijk binnen 30 dagen na de kennisgeving
aan de deelnemende gemeenten van de vaststelling van de rekening.
Hoofdstuk V: archief
Artikel 35 - Archief
1. Het
dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen
ingesteld bij de gemeenschappelijke regeling overeenkomstig de regelgeving die
geldt binnen de gemeente Delft;
2. Gedeputeerde
staten oefenen toezicht uit op de in het eerste lid aan het dagelijks bestuur
opgedragen zorg voor de archiefbescheiden overeenkomstig de door provinciale
staten op basis van artikel 33 van de Archiefwet 1995 vast te stellen
verordening;
3. De
directeur/commandant is belast met het beheer van de archiefbescheiden voor
zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats van één van de
gemeenten;
4. De
gemeentearchivaris van Delft oefent toezicht uit
op het in het derde lid genoemde beheer;
5. Voor de
bewaring van de op grond van de artikelen 12 en 13 van de Archiefwet 1995 over
te brengen archiefbescheiden van de in deze regeling genoemde organen is
aangewezen de archiefbewaarplaats van de gemeente Delft;
6. De in
het vijfde lid bedoelde archiefbescheiden worden beheerd door de
gemeentearchivaris van Delft.
Hoofdstuk VI: geschillen
Artikel 36 – Geschillenregeling
Indien een geschil zich voordoet, is het bepaalde
in artikel 28 van de WGR van toepassing.
Hoofdstuk VII: toetreding, uittreding, wijziging en
opheffing
Artikel 37 - Toetreding
1. Toetreding
tot de regeling kan plaatsvinden, op voorstel van het algemeen bestuur, bij
daartoe strekkende besluiten van de bestuursorganen van alle deelnemende
gemeenten en na verkregen goedkeuring van gedeputeerde staten;
2. Het
algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding;
3. Aan de
toetreding kunnen door de deelnemende gemeenten bepaalde voorwaarden worden
verbonden;
4. De
toetreding gaat in op de eerste dag van de maand, volgende op die waarin de
opname in de registers als bedoeld in artikel 27, tweede lid, van de WGR heeft plaatsgevonden,
tenzij anders is bepaald.
Artikel
38 - Uittreding
1. Uittreding
van een gemeente is gedurende een periode van tien jaar na de inwerkingtreding
van de regeling niet mogelijk;
2. Na de in
het eerste lid genoemde periode kan een gemeente uittreden door toezending van
de daartoe strekkende besluiten van haar bestuursorganen aan het algemeen
bestuur en na verkregen goedkeuring van gedeputeerde staten;
3. De
uittreding kan slechts plaatsvinden op 1 januari volgend op de datum waarop de
opname in het register als bedoeld in artikel 27, tweede lid, van de WGR heeft
plaatsgevonden, tenzij anders is bepaald;
4. Het
algemeen bestuur regelt onder goedkeuring van gedeputeerde staten de gevolgen
van uittreding.
Artikel
39 - Wijziging
1. Een
voorstel aan de raden van de gemeenten tot wijziging van deze regeling kan
worden gedaan door het algemeen bestuur of door de bestuursorganen van één van
de gemeenten;
2. Een
besluit tot wijziging van deze regeling dient met instemming van de
bestuursorganen van alle deelnemende gemeenten te worden genomen.
Artikel
40 - Opheffing
1. Een
voorstel aan de raden van de gemeenten tot opheffing van de regeling kan worden
gedaan door het algemeen bestuur of door de bestuursorganen van één van de
gemeenten;
2. Een
besluit tot opheffing van de regeling dient met instemming van de
bestuursorganen van alle deelnemende gemeenten te worden genomen;
3. Het
algemeen bestuur stelt, de raden van gemeenten gehoord, een liquidatieplan vast
en regelt onder goedkeuring van de gedeputeerde staten de vereffening van het vermogen.
Artikel
41 - Toezending van besluiten
Het college van burgemeester en wethouders van de
gemeente Delft zendt de besluiten tot toetreding, uittreding, wijziging of
opheffing van de regeling ter goedkeuring aan gedeputeerde staten.
Hoofdstuk VIII: overgangs-
en slotbepalingen
Artikel 42 - Overgang rechten en verplichtingen
1. Op de
datum van inwerkingtreding van deze regeling treedt het openbaar lichaam in de
rechten en verplichtingen van de gemeenten, voor zover betreft de taken als
bedoeld in artikel 4 van deze regeling;
2. Op 1
juli 2005 zal het desbetreffende personeel van de gemeenten overeenkomstig
hetgeen in het Sociaal Statuut is vastgelegd en met in achtneming van de daarin
gestelde voorwaarden in dienst treden van het openbaar lichaam.
Artikel
43 - Overige overgangsbepalingen
1. In
afwijking van het bepaalde in artikel 8, eerste lid, geschiedt de eerste
aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur tegelijkertijd met de
vaststelling van de gemeenschappelijke regeling;
2. Het
algemeen bestuur stelt binnen één jaar na het in werking treden van deze
regeling een verordening vast omtrent de inrichting en bijbehorende taken en
verantwoordelijkheden van de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;
3.
In afwijking van het bepaalde in artikel 25
geschiedt de benoeming van de eerste commandant door de raden van de gemeenten
en tegelijkertijd met de vaststelling van de gemeenschappelijke regeling;
4.
In aanvulling
op het bepaalde in art. 9, lid 1 onder a, wordt het eerste beleidsplan van het
openbaar lichaam binnen 3 maanden na de oprichting van de gemeenschappelijke
regeling vastgesteld;
5. In
afwijking van het bepaalde in artikel 31 wordt de eerste begroting van het
openbaar lichaam binnen 3
maanden na de oprichting van de gemeenschappelijke regeling vastgesteld.
Artikel
44 - Inwerkingtreding
1. Deze
regeling treedt in werking op 1 januari 2005. Indien opname in het register als
bedoeld in artikel 27, tweede lid, van de wet gemeenschappelijke regelingen
niet voor genoemde datum heeft plaatsgevonden treedt de regeling in werking op
de eerste dag van de maand volgende op die waarin de opname in genoemd register
heeft plaatsgevonden;
2. De
regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd;
3. Het
college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft zendt de regeling ter goedkeuring aan gedeputeerde
staten.
Artikel
45 - Citeertitel
De regeling kan worden aangehaald als
‘Gemeenschappelijke Regeling Brandweer Delft-Rijswijk.’
Aldus vastgesteld door de raad van de Gemeente …….
in zijn openbare vergadering van
de griffier, de
voorzitter,
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester
en wethouders van de gemeente………… op
de secretaris, de
burgemeester,
Aldus vastgesteld door de burgemeester van de
Gemeente …………….. op
de burgemeester,