Bijlage 7: financiële verordening

Behorende bij het “Organisatie- en beleidsplan Brandweer Delft-Rijswijk 2005 - 2008”


 

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en de inrichting van de financiële organisatie van de Gemeenschappelijke Regeling Brandweer Delft-Rijswijk

 

concept

Hoofdstuk I        Algemene bepalingen

Artikel 1.          Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.        GDe gemeenschappelijke regeling: de Gemeenschappelijke Regeling Brandweer Delft-Rijswijk. Het betreft hier een gemeenschappelijke regeling van de gemeenten Rijswijk en Delft. De regeling is op 1 januari 2005 van kracht;

 

b.        Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van de organisatie van de gemeenschappelijke regeling ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

 

c.        Financiële administratie: het onderdeel van de administratie dat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen omvat betreffende de financiële gegevens van de organisatie van de gemeenschappelijke regeling, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

1.       De financieel-economische positie;

2.       Het financiële beheer;

3.       De uitvoering van de begroting;

4.       Het afwikkelen van vorderingen en schulden;

5.       Het afleggen van rekening en verantwoording daarover.

d.        Administratieve organisatie: het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het instandhouden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding;

 

e.        Financieel beheer: het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van de rechten van de gemeenschappelijke regeling;

 

f.          Rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder de Wet Gemeenschappelijke Regelingen, oprichtingsakte, verordeningen en besluiten van het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur;

 

g.        Doelmatigheid: het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen;

 

h.        Doeltreffendheid: de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

 


Hoofdstuk II       Begroting en verantwoording

Kaderstellen

Artikel 2.          Programma-indeling

1.        Het Algemeen Bestuur stelt in ieder geval bij de aanvang van de nieuwe zittingsperiode een programma-indeling vast. Bij een programma gaat het in de kern steeds om de 3 wW-vragen:

§           Wat willen we?

§           Wat gaan we daar voor doen?

§           Wat mag het kosten?

2.        Het Algemeen Bestuur stelt per programma vast:

§           de beoogde maatschappelijke effecten;

§           de te leveren goederen en diensten;

§           de baten en lasten.

 

3.        De programmabegroting is onderverdeeld naar producten en bijbehorende productramingen.

 

4.        De onderverdeling van de programma’s in de producten staat voor de zittingsperiode van het Algemeen Bestuur vast, tenzij er dringende redenen zijn tot wijzigingen. Wijzigingen worden door het Dagelijks Bestuur middels begrotingswijziging aan het Algemene Bestuur ter goedkeuring voorgelegd.

Artikel 3.          Programmabegroting

1.        Het Algemeen Bestuur stelt jaarlijks op voorstel van het Dagelijks Bestuur, in beginsel in het Algemeen Bestuur van juni, de beleidskaders vast met betrekking tot de programmabegroting vast. In deze programmabegroting worden per programma aangegeven:

§           De beoogde maatschappelijke effecten;

§           De te leveren goederen en diensten;

§           De baten en lasten op programmaniveau uitgewerkt naar bijbehorende productramingen;

 

1.        ;

1.        Het Algemeen Bestuur stelt jaarlijks de programmabegroting vast waarin per programma wordt aangegeven:

§        De beoogde maatschappelijke effecten;

§        De te leveren goederen en diensten;

§        De baten en lasten.

1.        Het Dagelijks Bestuur stelt per programma indicatoren met betrekking tot de beoogde maatschappelijke effecten en de te leveren goederen en diensten;

2.        Het Algemeen Bestuur stelt de indicatoren met betrekking tot de beoogde maatschappelijke effecten en de te leveren goederen en diensten , bedoeld in het derde lid, vast;

 

1.        Het Dagelijks Bestuur draagt zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde goederen en diensten en de maatschappelijke effecten, opdat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid zoals vastgesteld door het Algemeen Bestuur, kunnen worden getoetst;

3.         

 

4.        Het Algemeen Bestuur autoriseert met het vaststellen van de financiële positie de investeringskredieten, zoals opgenomen in het in de eerste jaarschijf vast te stellen investeringsplan

 

Artikel 4.   Financiële positie

5.        Het Dagelijks Bestuur draagt er zorg voor dat al het beleid waartoe het Algemeen Bestuur heeft besloten in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen is opgenomen;

 

Het totaalbedrag aan verleende garanties en waarborgen worden bij de uiteenzetting  van de financiële positie expliciet vermeld;

1.Het Algemeen Bestuur autoriseert met het vaststellen van de financiële positie de investeringskredieten, zoals opgenomen in het in de eerste jaarschijf vast te stellen investeringsplan.

Artikel 5.  Producten

3.Bij elke begroting en jaarstukken wordt een overzicht gegeven van de toedeling van de producten uit de productraming aan de programma’s;

3.De onderverdeling van de programma’s in de producten staat voor de zittingsperiode van het Algemeen Bestuur vast, tenzij er dringende redenen zijn tot wijzigingen. Wijzigingen worden bij de begroting expliciet vermeld.


Artikel 6.  Kaders begroting

1.Het Dagelijks Bestuur biedt uiterlijk in de vergadering van het Algemeen Bestuur van juni van het begrotingsjaar een nota aan over de kaders (kadernota) voor het volgende begrotingsjaar en de vier opvolgende jaren. In deze nota worden de bevindingen betrokken uit de rapportage van de begrotingsuitvoering bedoeld in artikel 9 en de jaarstukken bedoeld in artikel 10;

1.Het Algemeen Bestuur stelt deze nota uiterlijk 1 juli vast.

 

Uitvoering

Artikel 74.           Uitvoering programmabegroting

1.        Het Dagelijks Bestuur stelt regels op die waarborgen dat de uitvoering van de programmabegroting begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt;

 

1.        Het Dagelijks Bestuur draagt er, ten aanzien van de productenraming, zorg voor dat:

2.         de lasten en baten, door middel van kostentoerekening, eenduidig zijn toegewezen aan de producten van de productraming;

a.de budgetten uit de productraming en kredieten voor investeringen passen binnen de kaders zoals geautoriseerd bij de vaststelling van de uiteenzetting van de financiële positie;

 

a.        de lasten van de producten niet dusdanig worden overschreden en de baten niet dusdanig worden onderschreden dat de realisatie van andere producten binnen hetzelfde programma onder druk komt.

3.        Het Dagelijks Bestuur draagt er zorg voor dat de lasten van de programma’s zoals geautoriseerd in de (gewijzigde) programmabegroting begroting niet worden overschreden.

 

4.        Eventueel naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur gewenste en/of noodzakelijke aanpassingen van het budgettaire kader op programmaniveau worden via afzonderlijk beleidsvoorstel met bijbehorende begrotingswijziging aan het Algemeen Bestuur ter besluitvorming voorgelegd.

Beheersing en interne controle

Artikel 85.           Interne controle

1.        Het Dagelijks Bestuur draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het Dagelijks Bestuur maatregelen tot herstel;

 

2.        Het Dagelijks Bestuur draagt, waar mogelijk, zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van een aantalde bedrijfsonderdelen op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening, de rechtmatigheid van beheershandelingen en op misbruik en oneigenlijk gebruik van de regelingen;

 

3.        Het Dagelijks Bestuur zorgt op basis van de resultaten van de toets, bedoeld in het derde lid, indien nodig voor een plan van verbetering. Het Dagelijks Bestuur neemt op basis van het plan van verbetering maatregelen voor herstel van de tekortkomingen;

 

4.        De resultaten van de toets en het plan van verbetering worden ter kennisgeving aan het Algemeen Bestuur aangeboden.

Rapportage en verantwoording

Artikel 96.           Tussentijdse rapportage en informatie

1.        Het Dagelijks Bestuur informeert het Algemeen Bestuur in de vorm van tussentijdse rapportages na de voortgangsrapportages drie maal per jaar, door middel van de voorjaarsnota, de najaarsnota en éénmaal in de vorm van een jaarrekening, over de realisatie van de programmabegroting begroting van de gemeente van het lopende boekjaar;

 

2.        De inrichting van de tussentijdse rapportages sluit aan bij de programma-indeling van de begroting;

 

3.        De rapportages gaan in op afwijkingen, zowel wat betreft de lasten, de geleverde goederen en diensten en indien daar aanleiding voor is de maatschappelijke effecten;


De rapportages gaan in op afwijkingen, zowel wat betreft de lasten, de geleverde goederen en diensten en indien daar aanleiding voor is de maatschappelijke effecten. In de rapportages wordt in ieder geval aandacht besteed aan afwijkingen van:

a.        De renteontwikkeling op de kapitaalmarkt;

a.        Te verwachten resultaten uit grondexploitatie;

a.        Overige risico’s.

4.        Het Dagelijks Bestuur informeert in ieder geval vooraf het Algemeen Bestuur en neemt pas een besluit nadat het Algemeen Bestuur in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het Dagelijks Bestuur te brengen voorzover het niet bij begroting vastgestelde afzonderlijke verplichtingen (maar wel passend binnen het bij de begroting vastgestelde budgettair kader) betreft inzake:

a.        Investeringen groter dan € 100.000,00;

a.        Aankoop en verkoop van goederen en diensten groter dan € 100.000,00;

b.        Het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 100.000,00.

Het Dagelijks Bestuur informeert vooraf het Algemeen Bestuur en neemt pas een besluit nadat het Algemeen Bestuur in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het Dagelijks Bestuur te brengen indien het Dagelijks Bestuur niet bij de begroting geregelde verplichtingen aangaat waarvan de jaarlijkse lasten groter zijn dan
€ 50.000,00;

Het Dagelijks Bestuur informeert vooraf het Algemeen Bestuur en neemt pas een besluit over het aangaan van eventuele garantie- en borgstellingen nadat het Algemeen Bestuur in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het Dagelijks Bestuur te brengen.

Artikel 107.           Jaarstukken

1.        Het Dagelijks Bestuur draagt zorg voor een adequate vertaling van de verantwoording van de geleverde goederen/diensten naar de productenrealisatie en programma-verantwoording;

 

2.        Het Dagelijks Bestuur legt verantwoording af over de uitvoering van de programma’s. In de programmaverantwoording geeft het Dagelijks Bestuur aan:

a.        Wat is bereikt;

b.        Welke goederen en diensten zijn geleverd;

c.        Wat de kosten en de opbrengsten geweest zijn (op programmaniveau uitgewerkt naar bijbehorende productramingen);

d.        Hoe de resultaten zich verhouden tot de in de begroting gestelde doelen.

3.        Het Algemeen Bestuur bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma’s of de beleidsdoelen van de programma’s bijstelling behoeven.

Hoofdstuk III      Financiële positie

Kaderstellen

Artikel 118.           Waardering & afschrijving vaste activa

1.        Activa met een verkrijgingprijs van minder dan € 15.000,00 worden niet geactiveerd;

2.        Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief worden lineair in 5 jaar afgeschreven;

1.        Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief, het saldo van agio en disagio worden lineair in 5 jaar afgeschreven;

3.        Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden bij voorkeur afgeschreven op basis van de looptijd van de aan te gane lening;

4.        De vanaf 2004 te plegen materiele vaste activa met economisch nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV), worden op basis van historische kostprijs lineair afgeschreven; met uitzondering van opgenomen acitva van in exploitatie opgenomen complexen. Deze activa worden conform het BBV als kosten opgenomen en dus niet geactiveerd;


5.Activa met een verkrijgingprijs van minder dan € 15.000,00 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen;

1.Onder activa met een meerjarig maatschappelijk nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het BBV provincies en gemeenten, worden verstaan investeringen in aanleg en onderhoud van: (inrichting) wegen, waterwegen, civiele kunstwerken, groen en kunstwerken;

1.Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden en bestemmingsreserves ten laste van de exploitatiebegroting gebracht.

Artikel 129.           Voorzieningen

1.Op basis van actuele kostprijsberekeningen worden de toekomstige verliezen ingeschat en wordt ten laste van de exploitatierekening een voorziening opgenomen ter hoogte van de te verwachten verliezen in de toekomst;

Ten behoeve van de oninbaarheid van vorderingen wordt een voorziening dubieuze debiteuren ten laste van de exploitatierekening gevormd. Op basis van een beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen ouder dan drie maanden wordt het mogelijk verlies ingeschat, voor zover deze groter zijn dan € 5.000,00 per vordering. Bij vorderingen kleiner dan € 5.000,00 wordt een percentage gestort in de voorziening, afhankelijk van het jaar van ontstaan:

a.       Huidig boekjaar                                10% van het openstaande bedrag;

b.       Boekjaar -1                                      20% van het openstaande bedrag;

c.       Boekjaar -2                                      40% van het openstaande bedrag;

d.       Boekjaar -3                                      60% van het openstaande bedrag;

e.       Boekjaar -4                                      80% van het openstaande bedrag;

f.         Boekjaar -5 en verder                        100% van het openstaande bedrag.

Artikel 1310.         Reserves en voorzieningen

Het Dagelijks Bestuur biedt gaat in een afzonderlijke paragraaf bij de programmabegroting en de programmaverantwoording in op de eens in de vier jaar, gelijktijdig met de in artikel 6 genoemde nota, de (bijgestelde) “Nota Reserves en Voorzieningen” aan;

3.        De nota behandelt de vorming en besteding van reserves en voorzieningen.;

Artikel 1411.         Kostprijsberekening

1.        Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeenschappelijke regeling wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen ook die indirecte kosten betrokken die rechtstreeks samenhangen met het betreffende product;

 

2.        Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan reserves voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en de compensabele BTW;

 

1.        De omslagrente voor de rentetoerekening van de kapitaallasten wordt bepaald door het rentetotaal van de uitstaande leningen en de bij de programmabegroting vastgestelde gecalculeerde rente over het eigen vermogen en de voorzieningen.de gemiddelde marktrente voor langlopende geldleningen met een looptijd van 10 jaar.

3.         

Artikel 1512.         Financieringsfunctie

1.        Het Dagelijks Bestuur draagt bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor:

a.        Het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door het Algemeen Bestuur vastgestelde kaders van de programmabegroting uit te kunnen voeren voeren;(het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, en kredietrisico’s);

b.        Het zoveel mogelijk beperken van de kosten van de leningen en het bereiken van een voldoende rendement op de uitzettingen;

c.        Het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

 

2.        Het Dagelijks Bestuur neemt bij de uitvoering van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:


2.        Het Dagelijks Bestuur neemt bij de uitvoering van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:

a.        Het uitzetten van overtollige geldmiddelen gebeurt uitsluitend bij financiële instellingen met minimaal een AAAA-rating afgegeven door ten minste één gezaghebbend rating agency agency;of bij instellingen voor wiens waardepapieren een solvabiliteitsratio geldt van 0%;   

b.        Overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, danwel in producten waarbij de hoofdsom ten minste aan het eind van de looptijd 100% van de inlegwaarde bedraagt;

a.        Derivaten worden uitsluitend gebruikt ter beperking van financiële risico’s;

c.        Voor het aantrekken van financieringen voor langer dan 1 jaar worden ten minste 2 prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

d.        Overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro;

e.        Voor het de kasgeldlimiet en de renterisiconorm gelden de wettelijke waarden. Het Dagelijks Bestuur informeert het Algemeen Bestuur indien het kasgeldlimiet of de renterisiconorm dreigen te worden overschreden.

3.        Het Dagelijks Bestuur stelt regels op ter uitvoering van het gestelde onder het eerste tot en met het tweede lid en legt deze regels alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in een Besluit Treasurystatuut. Het Dagelijks Bestuur zendt het Besluit Treasurystatuut ter kennisgeving aan het Algemeen Bestuur;

4.        Bij de programmabegroting en de jaarstukken (programmaverantwoording) doet het Dagelijks Bestuur in de paragraaf Financiering verslag van:

 

a.             De kasgeldlimiet;

b.             De renterisiconorm;

c.             De liquiditeitsplanning en voor wat de begroting betreft de financieringsbehoefte voor de komende vier jaar;

d.             De rentevisie;

e.             De rentekosten en renteopbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie..

Artikel 1613.         Registratie bezittingen, activa en vermogen

1.        Het Dagelijks Bestuur draagt zorgt voor een actuele en volledige registratie van bezittingen;

 

2.        Het Dagelijks Bestuur draagt er zorg voor dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeenschappelijke regeling worden gecontroleerd, met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de vorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen en de schulden jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste éénmaal in de vier jaar;

 

3.        Bij afwijkingen in de registratie van bezittingen neemt het Dagelijks Bestuur maatregelen voor herstel van de tekortkomingen. De resultaten van de controle en eventuele plannen van verbetering worden ter kennisgeving aan het Algemeen Bestuur aangeboden.

Artikel 1714.         Weerstandsvermogen en risicomanagement

1.        Het Dagelijks Bestuur biedt ten minste éénmaal in de vier jaar een (bijgestelde) “Nota Weerstandsvermogen en Risicomanagement” aan. In deze nota wordt ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, het weerstandsvermogen of anderszins. In de nota wordt tevens de gewenste weerstandscapaciteit bepaald;

1.        Het Dagelijks Bestuur geeft aan in de paragraaf Weerstandsvermogen van de programmabegroting begroting en van de jaarstukken (programmaverantwoording) de risico’s van materieel belang en een inschatting van de kans dat deze risico’s zich voordoen;.

2.        In de paragraaf Weerstandsvermogen wordt ingegaan op de weerstandscapaciteit, het risicomanagement, en in hoeverre schade en verliezen als gevolg van de risico’s van materieel belang door verzekeringen, voorzieningen, het weerstandsvermogen of anderszins kunnen worden opgevangen

 Tegenvallende renteontwikkeling op de kapitaalmarkt;

a.        Tegenvallende realisatie op begrote subsidieverwachtingen;

a.        Lopende en te verwachten claims van derden;

a.        Nog niet getaxeerde kosten van (vermoedde) milieuverontreiniging;


Overschrijding openeinde regelingen en subsidies;

a.        Dreigend faillissement van derden bij wie borgstellingen, garanties, leningen of vorderingen uitstaan.

3.        Het Dagelijks Bestuur geeft aan in de paragraaf Weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken de weerstandscapaciteit en in hoeverre schade en verliezen als gevolg van de risico’s van materieel belang met de weerstandscapaciteit kunnen worden opgevangen.

Artikel 18.  Financiering

Bij de begroting en de jaarstukken doet het Dagelijks Bestuur in de paragraaf Financiering in ieder geval verslag van:

a.De kasgeldlimiet;

a.De renterisiconorm;

a.De liquiditeitsplanning en voor wat de begroting betreft de financieringsbehoefte voor de komende vier jaar;

a.De rentevisie;

a.De rentekosten en renteopbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie.

Artikel 1915.         Bedrijfsvoering

1.        Het Dagelijks Bestuur stelt ten minste éénmaal in de vier jaar een “Nota Bedrijfsvoering“ vast. De nota wordt ter kennisgeving aan het Algemeen Bestuur gezonden;

1.        In de paragraaf Bedrijfsvoering van de programmabegroting begroting wordt ingegaan op de tijdelijke en actuele onderwerpen die aandacht behoeven.

 

2.        In de bedrijfsvoeringparagraaf in de programmaverantwoording wordt gerapporteerd over de bij de begroting bepaalde onderwerpen aangaande de bedrijfsvoering, alsmede over nieuwe ontwikkelingen. Daarbij wordt speciale aandacht gegeven aan:

a.        Aantal personeelsleden in dienst, onderverdeeld naar leeftijd en beloningsschaal;

b.        De instroom, uitstroom en het percentage ziekteverzuim van personeel;

c.        De directe loonkosten;

d.        De personeelskosten;

e.        De kosten van inleenkrachten;

f.          De kosten van ingehuurde externen;

g.        De huisvestingskosten;

h.        De automatiserings- en informatiseringkosten;

i.          Facilitaire zaken;

j.          Inkoop.

 

Hoofdstuk IV      Financiële organisatie en administratie

Artikel 2016.         Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

a.       Het sturen en beheersen van activiteiten en processen in de gemeenschappelijke regeling;

b.       Het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen, schulden enzovoorts;

a.       Het verschaffen van informatie aan de budgethouders en het maken van kostencalculaties;


c. 

d.       Het bevorderen van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en terzake geldende wet- en regelgeving;

e.       Het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en terzake geldende wet- en regelgeving;

f.         De controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen.

Artikel 2117.         Financiële administratie

Het Dagelijks Bestuur draagt er zorg voor dat:

a.        De inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het BBV provincies en gemeenten en andere relevante wet- en regelgeving;

 

b.        De vereiste informatie verstrekt wordt aan het rijk, de provincie en de Europese Unie, alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 2218.         Financiële organisatie

Het Dagelijks Bestuur draagt de zorg voor en legt in een besluit vast:

a.        Een eenduidige indeling van de organisatie van de gemeenschappelijke regeling en een eenduidige toewijzing van de taken aan de organisatie;

b.        Een adequate scheiding, voor zover mogelijk gezien de grootte van de organisatie, van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie is gewaarborgd;

c.        De verlening van mandaten, volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

d.        De regels voor de opdrachtverlening en de verrekening van leveringen tussen de gemeenschappelijke regeling en derden;

e.        De te maken afspraken met de organisatie over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

f.          De regels voor de verlening van décharge over het, in een kalenderjaar, gevoerde beheer van de gemeenschappelijke regeling.

 

Artikel 2319.         Aanbesteding en inkoop

Het Dagelijks Bestuur draagt zorg voor en legt in een besluit vast de interne regels voor de inkoop en aanbesteding van werken en diensten. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie.

Hoofdstuk V      Slotbepalingen

Artikel 2420.         Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking werking de dag na de eerst vergadering van het Algemeen bestuur, waarin deze verordening is vastgesteld, per 1 januari 2005, met dien verstande dat de programmabegrotingbegroting, de meerjarenbegroting, de jaarstukken (de programmaverantwoording), de uitvoeringsinformatie, en de informatie voor derden en de daarbij behorende toelichtingen met ingang van de programmabegroting begroting voor het begrotingsjaar 2005 voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

Artikel 2521.         Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Financiële Verordening” van de Gemeenschappelijke Regeling Brandweer Delft-Rijswijk.

Aldus vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Brandweer Delft-Rijswijk in de zijn openbare vergadering van XX 20042005.