concept
Hoofdstuk I Algemene
bepalingen
In deze verordening
wordt verstaan onder:
a.
GDe gemeenschappelijke regeling:
de Gemeenschappelijke Regeling Brandweer Delft-Rijswijk. Het betreft hier een
gemeenschappelijke regeling van de gemeenten Rijswijk en Delft. De regeling is
op 1 januari 2005 van kracht;
b.
Administratie: het systematisch
verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van
het besturen, het functioneren en het beheersen van de organisatie van de
gemeenschappelijke regeling ten behoeve van de verantwoording die daarover moet
worden afgelegd;
c.
Financiële administratie:
het onderdeel van de administratie dat het systematisch maken en verwerken van
aantekeningen omvat betreffende de financiële gegevens van de organisatie van
de gemeenschappelijke regeling, teneinde te komen tot een goed inzicht in:
1.
De
financieel-economische positie;
2.
Het
financiële beheer;
3.
De
uitvoering van de begroting;
4.
Het
afwikkelen van vorderingen en schulden;
5. Het afleggen van
rekening en verantwoording daarover.
d.
Administratieve organisatie:
het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen
en het instandhouden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke
informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding;
e.
Financieel beheer:
het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het
uitoefenen van de rechten van de gemeenschappelijke regeling;
f.
Rechtmatigheid: het in overeenstemming
zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder de Wet Gemeenschappelijke
Regelingen, oprichtingsakte, verordeningen en besluiten van het Algemeen
Bestuur en het Dagelijks Bestuur;
g.
Doelmatigheid:
het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van
middelen;
h.
Doeltreffendheid: de mate waarin de
beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden
behaald.
Hoofdstuk
II Begroting en verantwoording
Kaderstellen
1.
Het
Algemeen Bestuur stelt in ieder geval bij de aanvang van de nieuwe
zittingsperiode een programma-indeling vast. Bij een programma gaat het in de
kern steeds om de 3 wW-vragen:
§
Wat
willen we?
§
Wat
gaan we daar voor doen?
§
Wat
mag het kosten?
2.
Het
Algemeen Bestuur stelt per programma vast:
§
de
beoogde maatschappelijke effecten;
§
de
te leveren goederen en diensten;
§
de
baten en lasten.
3.
De programmabegroting is
onderverdeeld naar producten en bijbehorende productramingen.
4.
De onderverdeling van de
programma’s in de producten staat voor de zittingsperiode van het Algemeen
Bestuur vast, tenzij er dringende redenen zijn tot wijzigingen. Wijzigingen
worden door het
Dagelijks Bestuur middels begrotingswijziging aan het Algemene Bestuur ter goedkeuring
voorgelegd.
1.
Het
Algemeen Bestuur stelt jaarlijks op voorstel van het Dagelijks Bestuur, in
beginsel in het Algemeen Bestuur van juni, de beleidskaders vast met
betrekking tot de programmabegroting vast. In deze programmabegroting
worden per programma aangegeven:
§
De beoogde maatschappelijke
effecten;
§
De te leveren goederen en
diensten;
§
De baten en lasten op programmaniveau uitgewerkt naar bijbehorende productramingen;
1.
;
1.
Het Algemeen Bestuur stelt jaarlijks de programmabegroting
vast waarin per programma wordt aangegeven:
§
De beoogde maatschappelijke effecten;
§
De te leveren goederen en diensten;
§
De baten en lasten.
1.
Het Dagelijks Bestuur stelt per programma
indicatoren met betrekking tot de beoogde maatschappelijke effecten en de te
leveren goederen en diensten;
2.
Het
Algemeen Bestuur stelt de indicatoren met betrekking tot de beoogde maatschappelijke
effecten en de te leveren goederen en diensten , bedoeld in het derde lid, vast;
1.
Het Dagelijks Bestuur draagt zorg voor het verzamelen en
vastleggen van gegevens over de geleverde goederen en diensten en de
maatschappelijke effecten, opdat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het
beleid zoals vastgesteld door het Algemeen Bestuur, kunnen worden getoetst;
3.
4.
Het Algemeen Bestuur
autoriseert met het vaststellen van de financiële positie de investeringskredieten,
zoals opgenomen in het in de eerste jaarschijf vast te stellen investeringsplan
Artikel 4. Financiële
positie
5.
Het
Dagelijks Bestuur draagt er zorg voor dat al het beleid waartoe het Algemeen
Bestuur heeft besloten in de uiteenzetting van de financiële positie en de
meerjarenramingen is opgenomen;
Het totaalbedrag aan verleende
garanties en waarborgen worden bij de uiteenzetting van de financiële positie expliciet vermeld;
1.Het Algemeen Bestuur
autoriseert met het vaststellen van de financiële positie de investeringskredieten,
zoals opgenomen in het in de eerste jaarschijf vast te stellen investeringsplan.
3.Bij elke begroting en
jaarstukken wordt een overzicht gegeven van de toedeling van de producten uit
de productraming aan de programma’s;
3.De onderverdeling van de
programma’s in de producten staat voor de zittingsperiode van het Algemeen
Bestuur vast, tenzij er dringende redenen zijn tot wijzigingen. Wijzigingen
worden bij de begroting expliciet vermeld.
1.Het Dagelijks Bestuur biedt
uiterlijk in de vergadering van het Algemeen Bestuur van juni van het
begrotingsjaar een nota aan over de kaders (kadernota) voor het volgende
begrotingsjaar en de vier opvolgende jaren. In deze nota worden de bevindingen
betrokken uit de rapportage van de begrotingsuitvoering bedoeld in artikel 9 en
de jaarstukken bedoeld in artikel 10;
1.Het Algemeen Bestuur stelt
deze nota uiterlijk 1 juli vast.
Uitvoering
1.
Het
Dagelijks Bestuur stelt regels op die waarborgen dat de uitvoering van de programmabegroting begroting rechtmatig,
doelmatig en doeltreffend verloopt;
1.
Het Dagelijks Bestuur draagt er, ten aanzien van de
productenraming, zorg voor dat:
2.
de lasten en baten, door middel van kostentoerekening,
eenduidig zijn toegewezen aan de producten van de productraming;
a.de budgetten uit de
productraming en kredieten voor investeringen passen binnen de kaders zoals
geautoriseerd bij de vaststelling van de uiteenzetting van de financiële positie;
a.
de lasten van de producten niet dusdanig worden
overschreden en de baten niet dusdanig worden onderschreden dat de realisatie
van andere producten binnen hetzelfde programma onder
druk komt.
3.
Het
Dagelijks Bestuur draagt er zorg voor dat de lasten van de programma’s zoals
geautoriseerd in de (gewijzigde) programmabegroting begroting niet
worden overschreden.
4.
Eventueel naar het oordeel van
het Dagelijks Bestuur gewenste en/of noodzakelijke aanpassingen van het
budgettaire kader op
programmaniveau worden via afzonderlijk
beleidsvoorstel met bijbehorende begrotingswijziging aan het Algemeen Bestuur
ter besluitvorming voorgelegd.
Beheersing en interne
controle
1.
Het
Dagelijks Bestuur draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de
rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van
de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de
beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het Dagelijks Bestuur maatregelen tot
herstel;
2.
Het
Dagelijks Bestuur draagt, waar mogelijk, zorg voor de jaarlijkse interne
toetsing van een aantalde bedrijfsonderdelen op juistheid,
volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening, de
rechtmatigheid van beheershandelingen en op misbruik en oneigenlijk gebruik van
de regelingen;
3.
Het
Dagelijks Bestuur zorgt op basis van de resultaten van de toets, bedoeld in het
derde lid, indien nodig voor een plan van verbetering. Het Dagelijks Bestuur
neemt op basis van het plan van verbetering maatregelen voor herstel van de
tekortkomingen;
4.
De
resultaten van de toets en het plan van verbetering worden ter kennisgeving aan
het Algemeen Bestuur aangeboden.
Rapportage en verantwoording
1.
Het
Dagelijks Bestuur informeert het Algemeen Bestuur in de vorm van tussentijdse rapportages na de voortgangsrapportages drie maal per jaar,
door middel van de voorjaarsnota, de najaarsnota en éénmaal in de vorm van een
jaarrekening, over de realisatie van de programmabegroting begroting van de
gemeente van het lopende boekjaar;
2.
De
inrichting van de tussentijdse rapportages sluit aan bij de programma-indeling
van de begroting;
3.
De rapportages gaan in op
afwijkingen, zowel wat betreft de lasten, de geleverde goederen en diensten en
indien daar aanleiding voor is de maatschappelijke effecten;
De
rapportages gaan in op afwijkingen, zowel wat betreft de lasten, de geleverde
goederen en diensten en indien daar aanleiding voor is de maatschappelijke
effecten. In de rapportages wordt in
ieder geval aandacht besteed aan afwijkingen van:
a.
De renteontwikkeling op de kapitaalmarkt;
a.
Te verwachten resultaten uit grondexploitatie;
a.
Overige risico’s.
4.
Het
Dagelijks Bestuur informeert in ieder geval vooraf het Algemeen
Bestuur en neemt pas een besluit nadat het Algemeen Bestuur in de gelegenheid
is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het Dagelijks Bestuur te
brengen voorzover het niet bij begroting vastgestelde afzonderlijke verplichtingen
(maar wel passend binnen het bij de begroting vastgestelde budgettair kader) betreft inzake:
a.
Investeringen
groter dan € 100.000,00;
a.
Aankoop en verkoop van goederen en diensten groter dan €
100.000,00;
b.
Het
verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 100.000,00.
Het Dagelijks Bestuur informeert
vooraf het Algemeen Bestuur en neemt pas
een besluit nadat het Algemeen Bestuur in de gelegenheid is
gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het Dagelijks Bestuur te
brengen indien het Dagelijks Bestuur
niet bij de begroting geregelde verplichtingen aangaat waarvan de jaarlijkse lasten
groter zijn dan
€ 50.000,00;
Het
Dagelijks Bestuur informeert vooraf het Algemeen Bestuur en neemt pas een
besluit over het aangaan van eventuele garantie- en borgstellingen nadat het
Algemeen Bestuur in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter
kennis van het Dagelijks Bestuur te brengen.
1.
Het
Dagelijks Bestuur draagt zorg voor een adequate vertaling van de verantwoording
van de geleverde goederen/diensten naar de productenrealisatie en
programma-verantwoording;
2.
Het
Dagelijks Bestuur legt verantwoording af over de uitvoering van de programma’s.
In de programmaverantwoording
geeft het Dagelijks Bestuur aan:
a.
Wat
is bereikt;
b.
Welke
goederen en diensten zijn geleverd;
c.
Wat
de kosten en de
opbrengsten geweest zijn (op programmaniveau uitgewerkt naar bijbehorende
productramingen);
d.
Hoe
de resultaten zich verhouden tot de in de begroting gestelde doelen.
3.
Het
Algemeen Bestuur bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma’s of de
beleidsdoelen van de programma’s bijstelling behoeven.
Hoofdstuk III Financiële positie
Kaderstellen
1.
Activa met een
verkrijgingprijs van minder dan € 15.000,00 worden niet geactiveerd;
2.
Geactiveerde kosten voor
onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief worden lineair in 5 jaar
afgeschreven;
1.
Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling
voor een bepaald actief, het saldo van agio
en disagio worden lineair in 5 jaar afgeschreven;
3.
Kosten
voor het afsluiten van geldleningen worden bij voorkeur afgeschreven op basis
van de looptijd van de aan te gane lening;
4.
De
vanaf 2004 te plegen materiele vaste activa met economisch nut, zoals
bedoeld in artikel 35 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en
gemeenten (BBV), worden op basis van historische kostprijs lineair
afgeschreven; met
uitzondering van opgenomen acitva van in exploitatie opgenomen complexen. Deze
activa worden conform het BBV als kosten opgenomen en dus niet geactiveerd;
5.Activa met een verkrijgingprijs van minder dan €
15.000,00 worden niet geactiveerd, uitgezonderd
gronden en terreinen;
1.Onder activa met een meerjarig
maatschappelijk nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het BBV provincies en
gemeenten, worden verstaan investeringen in aanleg en onderhoud van:
(inrichting) wegen, waterwegen, civiele kunstwerken,
groen en kunstwerken;
1.Aankoop en vervaardiging van
activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen
van derden en bestemmingsreserves ten laste van de exploitatiebegroting
gebracht.
1.Op basis van actuele
kostprijsberekeningen worden de toekomstige verliezen ingeschat en wordt ten
laste van de exploitatierekening een voorziening opgenomen ter hoogte van de te
verwachten verliezen in de toekomst;
Ten behoeve van de
oninbaarheid van vorderingen wordt een voorziening dubieuze debiteuren ten
laste van de exploitatierekening gevormd. Op basis van een beoordeling op
inbaarheid van de openstaande vorderingen ouder dan drie maanden wordt het
mogelijk verlies ingeschat, voor zover deze groter zijn dan € 5.000,00 per
vordering. Bij vorderingen kleiner dan € 5.000,00 wordt een percentage gestort
in de voorziening, afhankelijk van het jaar van ontstaan:
a. Huidig boekjaar 10% van het
openstaande bedrag;
b. Boekjaar -1 20% van
het openstaande bedrag;
c. Boekjaar -2 40% van
het openstaande bedrag;
d. Boekjaar -3 60% van
het openstaande bedrag;
e. Boekjaar -4 80% van
het openstaande bedrag;
f.
Boekjaar
-5 en verder 100%
van het openstaande bedrag.
Het Dagelijks Bestuur biedt gaat in een afzonderlijke
paragraaf bij de programmabegroting
en de programmaverantwoording in op de eens in de vier jaar,
gelijktijdig met de in artikel 6 genoemde nota, de (bijgestelde) “Nota Reserves en
Voorzieningen” aan;
3.
De nota
behandelt de vorming en besteding van reserves
en voorzieningen.;
1.
Voor
het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de
gemeenschappelijke regeling wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd.
Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen ook die indirecte
kosten betrokken die rechtstreeks samenhangen met het
betreffende product;
2.
Bij de indirecte kosten worden
betrokken de bijdragen aan reserves voor de noodzakelijke vervanging van de
betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en de
compensabele BTW;
1.
De omslagrente voor de rentetoerekening van de
kapitaallasten wordt bepaald door het rentetotaal van de uitstaande leningen en de
bij de programmabegroting
vastgestelde
gecalculeerde rente over het eigen vermogen en de voorzieningen.de gemiddelde marktrente voor
langlopende geldleningen met een looptijd van 10 jaar.
3.
1.
Het Dagelijks Bestuur draagt bij de
uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor:
a.
Het aantrekken van voldoende financiële middelen
en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door het
Algemeen Bestuur vastgestelde kaders van de programmabegroting uit te kunnen voeren voeren;(het
beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals
renterisico’s, en kredietrisico’s);
b.
Het zoveel mogelijk beperken van de kosten van
de leningen en het bereiken van een voldoende rendement op de uitzettingen;
c.
Het beperken van de interne verwerkingskosten en
externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.
2.
Het Dagelijks Bestuur neemt
bij de uitvoering van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:
2.
Het Dagelijks Bestuur neemt bij de uitvoering van
de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:
a.
Het uitzetten van overtollige geldmiddelen
gebeurt uitsluitend bij financiële instellingen met minimaal een AAAA-rating
afgegeven door ten minste één gezaghebbend rating agency agency;of bij
instellingen voor wiens waardepapieren een solvabiliteitsratio geldt van 0%;
b.
Overtollige geldmiddelen worden uitsluitend
uitgezet tegen vastrentende waarden, danwel in producten waarbij de hoofdsom
ten minste aan het eind van de looptijd 100% van de inlegwaarde bedraagt;
a.
Derivaten worden uitsluitend
gebruikt ter beperking van financiële risico’s;
c.
Voor het aantrekken van financieringen voor
langer dan 1 jaar worden ten minste 2 prijsopgaven bij verschillende financiële
instellingen gevraagd;
d.
Overeenkomsten voor het aangaan van leningen,
het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro;
e.
Voor het de kasgeldlimiet en de renterisiconorm gelden
de wettelijke waarden. Het Dagelijks Bestuur informeert het Algemeen Bestuur
indien het kasgeldlimiet of de renterisiconorm dreigen te worden overschreden.
3.
Het
Dagelijks Bestuur stelt regels op ter uitvoering van het gestelde onder het
eerste tot en met het tweede lid en legt deze regels alsmede de regels voor
taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende
informatievoorziening vast in een Besluit Treasurystatuut. Het Dagelijks
Bestuur zendt het Besluit Treasurystatuut ter kennisgeving aan het Algemeen
Bestuur;
4.
Bij de programmabegroting en de jaarstukken (programmaverantwoording) doet het Dagelijks Bestuur in de paragraaf
Financiering verslag van:
a.
De kasgeldlimiet;
b.
De renterisiconorm;
c.
De liquiditeitsplanning en
voor wat de begroting betreft de financieringsbehoefte voor de komende vier
jaar;
d.
De rentevisie;
e.
De rentekosten en renteopbrengsten verbonden aan de
financieringsfunctie..
1.
Het
Dagelijks Bestuur draagt zorgt voor een actuele en volledige registratie van
bezittingen;
2.
Het
Dagelijks Bestuur draagt er zorg voor dat de registratie en de ontwikkeling van
de bezittingen en het vermogen van de gemeenschappelijke regeling worden
gecontroleerd, met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de
uitstaande leningen, de vorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen en
de schulden jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en
bedrijfsmiddelen ten minste éénmaal in de vier jaar;
3.
Bij
afwijkingen in de registratie van bezittingen neemt het Dagelijks Bestuur
maatregelen voor herstel van de tekortkomingen. De resultaten van de controle
en eventuele plannen van verbetering worden ter kennisgeving aan het Algemeen
Bestuur aangeboden.
1.
Het Dagelijks Bestuur biedt ten minste éénmaal in
de vier jaar een (bijgestelde) “Nota Weerstandsvermogen
en Risicomanagement” aan. In deze nota wordt ingegaan op het risicomanagement,
het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, het
weerstandsvermogen of anderszins. In de nota wordt tevens de gewenste weerstandscapaciteit
bepaald;
1.
Het
Dagelijks Bestuur geeft aan in de paragraaf Weerstandsvermogen van de programmabegroting begroting en
van de jaarstukken (programmaverantwoording) de risico’s van materieel belang en een
inschatting van de kans dat deze risico’s zich voordoen;.
2.
In de paragraaf Weerstandsvermogen wordt ingegaan
op de weerstandscapaciteit, het risicomanagement, en in hoeverre schade en
verliezen als gevolg van de risico’s van materieel belang door verzekeringen,
voorzieningen, het weerstandsvermogen of anderszins kunnen worden opgevangen
Tegenvallende renteontwikkeling op
de kapitaalmarkt;
a.
Tegenvallende realisatie op begrote
subsidieverwachtingen;
a.
Lopende en
te verwachten claims van derden;
a.
Nog niet getaxeerde kosten van (vermoedde) milieuverontreiniging;
Overschrijding openeinde
regelingen en subsidies;
a.
Dreigend faillissement van
derden bij wie borgstellingen, garanties, leningen of vorderingen
uitstaan.
3.
Het
Dagelijks Bestuur geeft aan in de paragraaf Weerstandsvermogen van de begroting
en van de jaarstukken de weerstandscapaciteit en in hoeverre schade en
verliezen als gevolg van de risico’s van
materieel belang met de weerstandscapaciteit kunnen worden opgevangen.
Bij de begroting en de
jaarstukken doet het Dagelijks Bestuur in de paragraaf Financiering in ieder
geval verslag van:
a.De kasgeldlimiet;
a.De renterisiconorm;
a.De liquiditeitsplanning en
voor wat de begroting betreft de financieringsbehoefte voor de komende vier
jaar;
a.De rentevisie;
a.De rentekosten en
renteopbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie.
1.
Het Dagelijks Bestuur stelt ten minste éénmaal in
de vier jaar een “Nota Bedrijfsvoering“ vast. De nota wordt ter kennisgeving
aan het Algemeen Bestuur gezonden;
1.
In
de paragraaf Bedrijfsvoering van de programmabegroting begroting wordt
ingegaan op de tijdelijke en actuele onderwerpen die
aandacht behoeven.
2.
In de bedrijfsvoeringparagraaf
in de programmaverantwoording wordt gerapporteerd over de bij de begroting
bepaalde onderwerpen aangaande de bedrijfsvoering, alsmede over nieuwe
ontwikkelingen. Daarbij wordt speciale aandacht gegeven aan:
a.
Aantal
personeelsleden in dienst, onderverdeeld naar leeftijd en beloningsschaal;
b.
De
instroom, uitstroom en het percentage ziekteverzuim van personeel;
c.
De
directe loonkosten;
d.
De
personeelskosten;
e.
De
kosten van inleenkrachten;
f.
De
kosten van ingehuurde externen;
g.
De
huisvestingskosten;
h.
De
automatiserings- en informatiseringkosten;
i.
Facilitaire
zaken;
j.
Inkoop.
Hoofdstuk
IV Financiële organisatie en
administratie
De administratie is
zodanig van opzet en werking dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
a. Het sturen en beheersen
van activiteiten en processen in de gemeenschappelijke regeling;
b. Het verstrekken van
informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut,
activa
met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen, schulden
enzovoorts;
a.
Het verschaffen van informatie aan de budgethouders en het
maken van kostencalculaties;
c.
d. Het bevorderen van de
rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde
bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en terzake
geldende wet- en regelgeving;
e. Het afleggen van
verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid
van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting
en terzake geldende wet- en regelgeving;
f.
De
controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende
informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en
de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde
beleidsdoelen.
Het Dagelijks Bestuur
draagt er zorg voor dat:
a.
De
inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het BBV
provincies en gemeenten en andere relevante wet- en regelgeving;
b.
De
vereiste informatie verstrekt wordt aan het rijk, de provincie en de Europese
Unie, alsmede aan andere instellingen die specifieke
verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenschappelijke regelingen.
Het Dagelijks Bestuur
draagt de zorg voor en legt in een besluit vast:
a.
Een
eenduidige indeling van de organisatie van de gemeenschappelijke regeling en
een eenduidige toewijzing van de taken aan de organisatie;
b.
Een
adequate scheiding, voor zover mogelijk gezien de grootte van de organisatie,
van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen
van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte
informatie is gewaarborgd;
c.
De
verlening van mandaten, volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten
laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;
d.
De
regels voor de opdrachtverlening en de verrekening van leveringen tussen de
gemeenschappelijke regeling en derden;
e.
De
te maken afspraken met de organisatie over de te leveren prestaties, de
daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de
voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;
f.
De
regels voor de verlening van décharge over het, in een kalenderjaar, gevoerde beheer
van de gemeenschappelijke regeling.
Het Dagelijks Bestuur
draagt zorg voor en legt in een besluit vast de interne regels voor de inkoop
en aanbesteding van werken en diensten. De regels waarborgen dat wordt
gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie.
Hoofdstuk
V Slotbepalingen
Deze verordening treedt
in werking werking de dag na de
eerst vergadering van het Algemeen bestuur, waarin deze verordening is
vastgesteld, per 1 januari
2005, met dien verstande dat de programmabegrotingbegroting, de
meerjarenbegroting, de jaarstukken (de programmaverantwoording), de
uitvoeringsinformatie, en
de informatie voor derden en de daarbij behorende toelichtingen met ingang van
de programmabegroting begroting voor
het begrotingsjaar 2005 voldoen aan de bepalingen van deze verordening.
Deze verordening kan
worden aangehaald onder de naam “Financiële Verordening” van de
Gemeenschappelijke Regeling Brandweer Delft-Rijswijk.
Aldus
vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling
Brandweer Delft-Rijswijk in de zijn openbare
vergadering van XX 20042005.