Deze notitie is opgesteld naar aanleiding van het
verzoek van de gemeenteraad om te onderzoeken of tot instelling van een
jeugdbrandweer kan worden gekomen. In eerste instantie is dat verzoek gedaan
door de CDA-fractie bij de behandeling van de zomernota in september 2000. Door
de burgemeester is de toezegging gedaan dat het onderzoek zou worden
uitgevoerd. Bij de behandeling van de Begroting 2004 op 30 september 2003 heeft
de fractie van de Chistenunie/SGP een motie ingediend om het onderzoek te laten
plaatsvinden. Deze notitie dient daartoe. In deze notitie worden de diverse
invalshoeken, die bij een jeugdbrandweer aan de orde zijn, beschreven. Verder
wordt aangegeven hoe een jeugdbrandweer-organisatie in Delft kan worden
opgebouwd, wat de kosten ervan zijn en in hoeverre er sprake kan zijn van
doorstroming vanuit de jeugdbrandweer naar de vrijwillige of beroepsbrandweer.
Voor het verzamelen van gegevens is contact opgenomen met diverse korpsen die
over een jeugdbrandweer beschikken[1].
Tevens is gebruik gemaakt van nr. 7-7 uit de reeks Handboeken voor de
brandweer, Jeugdbrandweer[2].
Deze notitie bevat voorts een globale beschrijving
en een globale kostenindicatie (zie bijlage) en is bedoeld als eerste document
om ter besluitvorming op hoofdlijnen voor te leggen.
Met een jeugdbrandweer worden diverse doelen
gediend.
In de tweede plaats wordt aan de deelnemende
jongeren kennis bijgebracht over brandveiligheid en hulpverlening. Dit
verbreedt hun kijk op een belangrijke activiteit in de samenleving en op de
overheid.
In de derde plaats kan via een jeugdbrandweer een
wervingskanaal voor de brandweer worden geopend: jong geleerd is oud gedaan.
Navraag bij de diverse korpsen geeft aan dat er
vrijwel geen beroepsbrandweerkorpsen met een vergelijkbare organisatie
(24-uursdienst) zijn, die beschikken over een jeugdbrandweer.
Er zijn verschillende mogelijkheden om de
jeugdbrandweer een plek te geven. In Ede bijvoorbeeld is de jeugdbrandweer een
aparte stichting, maar wordt wel geleid door brandweermensen, in
Pijnacker-Nootdorp is de jeugdbrandweer onderdeel van de gemeentelijke
brandweer. Beide opties zijn mogelijk, echter er is altijd begeleiding nodig
van brandweermensen vanwege de inhoudelijke kennis die nodig is. Ook wordt door
de naamgeving vaak aangenomen dat de jeugdbrandweer onderdeel is van de
brandweer, dus is het van belang invloed te kunnen uitoefenen op de kwaliteit van
de jeugdbrandweer.
Om een jeugdbrandweer op te zetten is een
behoorlijke hoeveelheid tijd en capaciteit nodig. Naast de tijd die benodigd is
voor het opstellen van reglementen en het daadwerkelijk opzetten zijn er
structureel diverse activiteiten, die moeten worden begeleid. Voor de initiële
opzet van de organisatie is ongeveer 50 uur geraamd, exclusief de werving en
selectie van jeugdbrandweer.
Een jeugdbrandweer kent veelal één oefenavond per
week, waarbij voor de begeleiding en instructie geldt dat voor een groep van 8
jongeren, 3 begeleiders nodig zijn, die tevens een brandweerachtergrond hebben.
De meeste korpsen beschikken over 1 of 2 groepen van 6 tot 8 personen, met per
groep 3 tot 4 begeleiders. In Pijnacker zijn er bijvoorbeeld 5 begeleiders voor
11 jongeren. In Barendrecht zijn er 6 op ongeveer 14 jongeren. Naast deze
oefenavond zijn er diverse evenementen, zoals weekenden, wedstrijden en
zomerkampen. De totale tijdsinvestering komt gemiddeld uit op ongeveer 18 uren
per week (0.5 fte), die met name in de avonden en weekenden worden besteed door
diverse begeleiders. Bij de berekening van de kosten voor begeleiding is
uitgegaan van kosten op basis van instructeursuren, omdat er in Delft geen
sprake is van vrijwilligers die dit werk kunnen doen. De mensen die hiervoor in
aanmerking komen, zitten veelal in de 24-uursdienst en hebben daardoor één van
de drie weekenden vrij.
Naast de begeleiding van de jongeren dient aandacht
te worden besteed aan werving en selectie, verzekering en de medische keuring
van jeugdbrandweerlieden. De kosten daarvoor zijn gebaseerd op deel 7 van de
serie “handboeken voor de brandweer”, dat specifiek aan de jeugdbrandweer is
gewijd.
Voor de jeugdbrandweer zijn diverse middelen
noodzakelijk, zoals een (beperkt) blusvoertuig, slangen, opzetstukken,
straalpijpen en dergelijke. Ook zijn overalls, handschoenen, laarzen en helmen
noodzakelijk. Verder zijn diverse oefenmaterialen nodig, zoals knetterkasten,
vlammenborden, speciale oefenpoppen, EHBO-materialen en dergelijke alsmede een
opslagruimte voor deze middelen. In de bijlage is een kostenoverzicht
opgenomen, waarin zowel de personele als materiële kosten zijn opgenomen. Een
aantal van deze materialen kunnen worden overgenomen van de brandweer
(tweedehands), een aantal andere materialen kan alleen nieuw worden
aangeschaft.
Aan de onderzochte korpsen is de vraag voorgelegd
welk percentage jeugdbrandweerlieden doorstroomt naar de beroepsbrandweer en
hoeveel naar de vrijwillige brandweer. Het percentage doorstroom naar de
vrijwillige brandweer varieert sterk, ongeveer van 5 tot 80 procent (80% bij
jeugdbrandweren die bij voorbaat selecteren op geschiktheid in de toekomst als
vrijwilliger). Het percentage doorstroom naar de beroepsbrandweer is laag
(ongeveer 5 procent), met name in korpsen met specialismen als duiken en
ongevalsbestrijding gevaarlijke stoffen (vergelijkbaar met Delft), omdat
hiervoor zwaardere eisen van toepassing zijn. Een andere reden is dat jeugdbrandweerlieden tot 18 jaar bij de
jeugdbrandweer kunnen blijven en dan moeten uitstromen. Diverse korpsen
(Velzen, Almelo) geven aan dat 18 jaar erg jong is om als brandweerman te gaan
werken. Ook de brandweer van Delft selecteert onder mensen met enige werk- en
levenservaring. Dit geldt zowel voor parttimers als voor beroepsmensen, omdat
beiden, met uitzondering van duiken, dezelfde functie vervullen.
In de bijlage zijn de diverse kosten, die met een
jeugdbrandweer zijn gemoeid, opgenomen. Globaal geeft dit het volgende beeld.
De benodigde middelen zijn éénmalig €18.200,-.
Daarbij komen nog de jaarlijkse structurele kosten van €37.168,-.[3]
Deze middelen zijn niet opgenomen in het budget van de sector brandweerzorg en
rampenbestrijding. Gezien de huidige knelpunten is er ook geen financiering
vanuit het brandweerbudget mogelijk, zonder de kwaliteit van de brandweerzorg
in Delft onder druk te zetten. Een alternatief is mogelijk om middelen die zijn
toegekend ten behoeve van Jeugd- en Jongerenwerk in te zetten om de
jeugdbrandweer te financieren of als nieuw beleid. Echter, het gaat om een
beperkte groep jongeren die voor de jeugdbrandweer in aanmerking zullen
(willen) komen. De investering per jongere is dan ook erg hoog.
Als de doorstroming naar het professionele korps
beperkt zal zijn en de kosten voor de zinvolle vrijetijdsbesteding per jongere
erg hoog zijn resteert de vraag of het derde doel van de jeugdbrandweer (jongeren
laten kennismaken met aspecten van brandveiligheid en hulpverlening) wellicht
nog op een andere (en goedkopere) manier kan worden gediend. Hierbij valt te
denken aan bijv. kennismaking met hetr brandweerwerk via de brede school. Ook
hier zijn kosten mee gemoeid, maar het bereik van een dergelijke aanpak is
groter en de kosten/jongere dus aanzienlijk lager. Bovendien zullen de kosten
ook in absolute zin aanzienlijk lager kunnen zijn, omdat de intensiteit van
zo’n programma aanzienlijk bescheidener zal kunnen zijn. Het is de moeite waard
dit verder te onderzoeken.
Samengevat zijn er 4 mogelijkheden:
Gezien het bovenstaande is het college van mening,
dat geen voorstel aan de gemeenteraad dient te worden gedaan voor de oprichting
van een jeugdbrandweer. Wel acht het college het zinvol te onderzoeken of het
brandweerwerk, brandveiligheid en hulpverlening via de brede school beter onder
de aandacht kunnen worden gebracht van jongeren. Het college zal daar nog dit
jaar via het brede schoolprogramma op terugkomen.
Graag verneemt het college de opvatting van de
commissie Leefbaarheid t.a.v. deze conclusie.