Geacht college,

 

1. Inleiding

Wanneer huurders uit hun woning worden geplaatst en daarbij niet meewerken, kan het zijn dat het huisraad in opdracht van de verhuurder op de openbare weg wordt geplaatst. De gemeente dient als beheerder van de openbare ruimte er voor te zorgen dat de openbare weg niet anders wordt gebruikt dan overeenkomstig de bestemming daarvan.  Wanneer de eigenaar van het huisraad zelf geen voorzieningen heeft getroffen ontfermt de gemeente zich tot nu toe altijd over het huisraad door deze op te slaan en gedurende een bepaalde periode te bewaren. Door zich te ontfermen over het huisraad werpt de gemeente zich op als zaakwaarnemer en wordt hierdoor verantwoordelijk voor de opgeslagen huisraad. De eigenaar kan tegen betaling van de gemaakte kosten de zaken weer terugkrijgen. Reageert de eigenaar niet, dan wordt na verloop van de bewaartermijn de opgeslagen inboedel verkocht of vernietigd. De kosten voor vervoer, opslag en verwerking komen in dat geval volledig voor rekening van de gemeente.

 

Een uitspraak van de Raad van State op 7 november 2001 (Brunssum) heeft er echter toe geleid dat degene die opdracht geeft tot ontruiming, in de meeste gevallen de verhuurder, er ook voor moet zorgen dat de inboedel niet op straat achterblijft. Dreigt de inboedel niet te worden opgeruimd, dan kan de gemeente op grond van art 23 APV[1] op voorhand overgaan tot bestuursdwang[2] en de kosten van de toepassing van bestuursdwang verhalen op de verhuurder. Tot de uitspraak in november 2001 was er geen duidelijke jurisprudentie of de verhuurder ook als overtreder van artikel 23 APV kon worden gezien en of de kosten van bestuursdwang op hem verhaald konden worden. Duidelijk is nu dat de gemeente de kosten van bestuursdwang mag verhalen op de verhuurder. Bovengenoemde uitspraak creëert derhalve de mogelijkheid om kosten te verhalen, waarvoor de gemeente anders zou opdraaien. Dat de gemeente deze rechtspraak in praktijk wil brengen, brengt een beleidswijziging met zich. Een beleidswijziging dient op zorgvuldige wijze te geschieden, waarbij een overgangstermijn in acht wordt genomen. Daarnaast dient het beleid op behoorlijke wijze te worden bekend gemaakt.

 

In het onderstaande wordt achtereenvolgens beschreven wat de huidige situatie is en wat de nadelen hiervan zijn (§2); er wordt dieper ingegaan op de uitspraak van de Raad van State (§3); vervolgens wordt ingegaan op het nieuwe beleid en de uitvoering daarvan (§4); vervolgens komen enkele financiële en juridische aandachtspunten aan de orde (§5); tot slot volgt het voorstel aan het college van burgemeester en wethouders (§6).

 

2. Huidige situatie inboedelverwijdering bij huisuitzettingen

De huidige gang van zaken op gebied van inboedelverwijdering heeft de volgende nadelen:

1.      de huisuitzettingen vergen veel tijd van de Reinigingsinspecteurs en ontregelen de planning van de reinigingsdienst;

2.      de constructie van zaakwaarneming is juridisch niet waterdicht;

3.      de gemeente draait in de meeste gevallen op voor de kosten van verwijdering; vervoer, opslag en vernietiging.

 

2.1 Tijdsinzet inspectie

Tot nu toe melden gerechtsdeurwaarders (in opdracht van de verhuurder) huisuitzettingen bij de gemeente, waarna de reinigingsinspectie voor verwijdering, opslag en/of vernietiging van de inboedels zorgt. In 2002 waren 373 meldingen waarvan er 289 zijn geannuleerd, in 2003 was dit aantal 358 meldingen tegen 259 annuleringen. Ondanks het relatief weinig aantal (+/- 100) uitzettingen dat doorgaat per jaar, vergen de huisuitzettingen de nodige tijd van de inspectie. Te denken valt aan verwerking van administratieve gegevens, coördinatie van de verwijdering en opslag van inboedels op de dag van uitzetting en de verkoop van inboedels aan opkopers na de verstreken opslagtermijn. De tijd die gemoeid is met inboedelverwijdering en opslag door huisuitzettingen gaat ten koste van de tijd beschikbaar voor het toezicht houden op een schone leefomgeving. Bovendien is van te voren pas op zeer korte termijn zeker of een huisuitzetting wel of niet door gaat. Dit betekent voor de reinigingdienst dat voertuigen uit de reguliere planning van de ophaaldienst worden gehaald en ingezet worden voor de huisuitzettingen.

 

2.2 Manco’s in huidige procedure

Hoewel de inspectie zorgvuldig omgaat met inboedels is de huidige werkwijze juridisch niet waterdicht. Bij een huisuitzetting scheidt de inspecteur de inboedel tussen te bewaren goederen en goederen die vernietigd kunnen worden. Goederen worden vernietigd wanneer zij van dermate geringe waarde zijn of vanuit milieuhygiënisch oogpunt niet bewaard kunnen blijven (planten, vloerbedekking, matrassen, levensmiddelen, etc.). Zowel hetgeen dat wordt meegenomen en opgeslagen als hetgeen dat wordt vernietigd wordt vastgelegd op papier en foto’s en opgeborgen in het dossier van de desbetreffende persoon.  In het verleden zijn in de tijdsperiode tussen het moment van de uitzetting en het inladen van de te bewaren inboedel goederen “verdwenen”. Dit leidde toen tot diverse schadeclaims bij de gemeente. De verantwoordelijkheid van de gemeente om als een ‘goede huisvader op de spullen te passen” gaat echter pas in op het moment dat de inboedel wordt meegevoerd. Een goede verslaglegging van huisuitzettingen is daarom een vereiste om schadeclaims te  weerleggen.

 

De te bewaren inboedel wordt opgeslagen en zes maanden bewaard door de Reiniging. Indien de rechtmatige eigenaar in die zes maanden aanspraak doet op de inboedel, dan kan deze na betaling van de gemaakte transport- en opslagkosten de goederen meenemen. Voor het verstrijken van de opslagtermijn wordt nog een bericht met de inboedel gepubliceerd in de Stadskrant. Indien de rechtmatige eigenaar dan nog geen aanspraak doet op de goederen dan worden deze per opbod verkocht of vernietigd.

Door het meenemen en opslaan van de goederen neemt de gemeente vrijwillig het beheer op zich en treedt op dat moment in de rol van “zaakwaarnemer”. De gemeente dient “als een goede huisvader” voor de goederen te zorgen en is dus verantwoordelijk voor de spullen afkomstig uit de ontruiming. Dit is in principe oneindig in tijd, tenzij de aard van goederen zodanig is dat dit redelijkerwijs niet verlangd kan worden. Het verkopen na zes maanden is officieel juridisch niet juist en zou tot schadeclaims kunnen leiden.

 

2.3 Kosten voor de gemeente

Het verhalen van de kosten op de eigenaar is meestal geen optie omdat deze vaak moeilijk traceerbaar is of in betalingsproblemen verkeert. Wanneer de rechtmatige eigenaar geen aanspraak doet op de inboedel en de opkoper geen interesse heeft, wordt de inboedel vernietigd. De kosten van opslag en verwerking zijn in dat geval voor de gemeente.

 

3. Grondslag beleidswijziging: uitspraak Raad van State

De uitspraak van de Raad van State in november 2001 leidt er toe dat de verhuurder als opdrachtgever van de huisuitzetting verantwoordelijk is voor het verwijderen en het opslaan van inboedels die door een huisuitzetting op straat komen te staan. Het is de verhuurder die  (door middel van de een opdracht aan de deurwaarder) het in de APV opgenomen verbod voorwerpen op de openbare weg te plaatsen schendt of dreigt te schenden.

 

Doordat de verhuurder artikel 23 APV (verbod voorwerpen op de openbare weg te plaatsen) schendt of dreigt te schenden, mag de gemeente een verhuurder die een woning laat ontruimen aanschrijven dat zij overweegt bestuursdwang  toe te passen. In de aanschrijving zal de gemeente  de verhuurder (zo mogelijk ) ook waarschuwen dat zij bestuursdwang zal toepassen en de kosten hiervan op de verhuurder zal verhalen,  wanneer de ontruimde boedel niet uiterlijk binnen twee uur is verwijderd, vanaf het moment dat deze door de deurwaarder uit het huis is verwijderd en op straat is gezet.

 

In principe kan bestuursdwang alleen worden uitgeoefend wanneer er daadwerkelijk sprake is van een (begin van) overtreding. Het is vaste rechtspraak dat wanneer sprake is van “een klaarblijkelijk gevaar van een op zeer korte termijn te verwachten overtreding van een concreet bij of krachtens de wet gesteld voorschrift” dit voldoende grond is voor een preventieve bestuursdwangbeschikking. Als “klaarblijkelijk gevaar” c.q. ernstig vermoeden wordt bij een huisuitzetting de brief van de deurwaarder gezien, waarin deze aankondigt een bepaald pand te ontruimen.

 

Ook wanneer een huurder wordt uitgezet in verband met overlast kan – anders dan het COW meent[3] - bestuursdwang worden toegepast. Er zal sowieso preventieve bestuursdwang moeten worden toegepast c.q. preventief moeten worden aangezegd - teneinde de spullen te kunnen verwijderen. Juridisch maakt het geen verschil welke reden ten grondslag ligt aan het weer op orde brengen van de feitelijke situatie met het recht. De overtreding blijft immers hetzelfde als bij de andere situatie: het zonder vergunning plaatsen van de inboedel op straat. Ook al is er sprake van overlast, de overtreding blijft die van de APV en de verhuurder kan dat (o.a.) voorkomen door een vergunning aan te vragen. 

 

Nu de verhuurder, als opdrachtgever van de huisuitzetting, als overtreder dient te worden aangemerkt, is die verhuurder, gelet op art. 5:25 Awb, de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang verschuldigd. Uitgangspunt van art. 5:25 lid 1 Awb is dat de overtreder de kosten verbonden aan de toepassing bestuursdwang verschuldigd is, tenzij de kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen. De uitoefening van bestuursdwang en kostenverhaal gaan samen en er is – ook hier - geen sprake van een uitzonderingssituatie. Het algemeen belang is niet in die mate bij de huisuitzetting betrokken, dat moet worden geoordeeld dat de kosten in redelijkheid niet of niet geheel voor rekening van de verhuurder zouden behoren te komen. De verhuurder is verantwoordelijk voor het naleven van de APV.

 

4. Nieuwe situatie inboedelverwijdering bij huisuitzettingen

 

4.1 Beleidswijziging

Naar aanleiding van de uitspraak wil de gemeente haar beleid wijzigen, door:

1.      De verantwoordelijkheid voor de verwijdering en opslag van uitgezette inboedels bij de verhuurders te laten en;

2.      Dit beleid kracht bij te zetten door bestuursdwang toe te passen indien sprake is van schending van artikel 23 APV.

 

Ad 1. Verantwoordelijkheid bij verhuurders

 

Indien de verantwoordelijkheid ten aanzien van uitgezette inboedels bij de verhuurders komt te liggen is de te volgen procedure[4] van preventieve bestuursdwang als volgt:

1.      De deurwaarder stelt burgemeester en wethouders in kennis van de op handen zijnde executie van een vonnis tot ontruiming. Op grond van artikel 14 Gerechtsdeurwaarderwet is de deurwaarder verplicht een dergelijke aanzegging aan burgemeester en wethouders mee te delen.

2.      Burgemeester en wethouders zenden een vooraankondiging  bestuursdwang (brief 1, bijlage 2) aan de verhuurder die opdracht heeft gegeven de woningen te ontruimen (5:24 Awb => beslissing tot toepassing van bestuursdwang dient te worden bekendgemaakt aan de overtreder)

 

3.      Burgemeester en wethouders zenden een kopie van de vooraankondiging bestuursdwang aan de desbetreffende huurders (5:24 Awb => beslissing tot toepassing van bestuursdwang dient te worden bekendgemaakt aan rechthebbende op het gebruik van de zaak ten aanzien waarvan bestuursdwang zal worden toegepast)

 

4.      In de vooraankondiging stellen burgemeester en wethouders de verhuurder in de gelegenheid om zijn zienswijze(n) met betrekking tot het voornemen bestuursdwang toe te passen, kenbaar te maken.

 

5.      Met inachtneming van de zienswijzen wordt vervolgens het definitieve bestuursdwangbesluit verzonden (preventieve bestuursdwang: voordat de overtreding heeft plaatsgevonden wordt aangekondigd dat de gemeente met bestuursdwang zal optreden om de illegale situatie te beëindigen) (brief 2, bijlage 3).

 

6.      Indien de verhuurder niet overgaat tot het treffen van maatregelen, zal de gemeente (reiniging) de op de weg geplaatste goederen door middel van toepassen van bestuursdwang verwijderen en opslaan of vernietigen en zodoende zorgen voor herstel van de onwettige situatie.

 

7.      De gemeente kan de kosten van bestuursdwang verhalen op de verhuurder (brief 4, bijlage 5). Artikel 5:25 eerste lid Awb bepaalt dat de overtreder de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang verschuldigd is, tenzij de kosten redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen. Tot de toepassing van bestuursdwang behoort het meevoeren en opslaan van daarvoor vatbare zaken voor zover de toepassing van bestuursdwang dit vereist (artikel 5:29 eerste lid Awb).

 

Ad 2. Toepassen van bestuursdwang indien sprake is van schending van art. 23 APV

Op het moment dat bestuursdwang is toegepast (punt 5 e.v.hierboven) dient als volgt omgegaan te worden met de uitgezette huisraad:

·       Wanneer bestuursdwang is toegepast en de meegevoerde en opgeslagen goederen niet binnen 13 weken na de meevoering kan worden teruggegeven, is het bestuursorgaan bevoegd:

o      deze te verkopen;

o      of indien verkoop niet mogelijk is de zaak om niet aan een derde in eigendom over te dragen;

o      of te laten vernietigen.

·       Bij wijze van uitzondering kunnen binnen 13 weken de meegevoerde zaken worden verkocht, overgedragen of vernietigd, indien de kosten in verhouding tot de waarde van de zaak onevenredig hoog zijn.

·       Indien sprake is van gevaarlijke of aan binnen twee weken bederf onderhevige stoffen kan verkoop, eigendomsoverdracht of vernietiging binnen twee weken na verstrekking van het afschrift plaatsvinden.

 

 

 

4.2 Spoedeisende bestuursdwang

Spoedeisende bestuursdwang wordt toegepast wanneer er geen melding van de deurwaarder is ontvangen en geconstateerd wordt dat inboedels onaangekondigd op de openbare weg zijn geplaatst. De overtreding wordt dan beëindigd door de op de openbare weg geplaatste goederen en stoffen direct te verwijderen. Gelet op het bestaan van een gevaarlijke verkeerssituatie die door het plaatsen van goederen op de openbare weg ontstaat dient snel te worden opgetreden. Gelet op de aard van de overtreding is het niet mogelijk dan wel zinloos om de overtreder vooraf te waarschuwen c.q. in de gelegenheid te stellen zelf de overtreding te beëindigen.  De overtreder ontvangt achteraf alsnog zo spoedig mogelijk de beslissing tot toepassing van bestuursdwang op schrift (brief 3, bijlage 4).

 

Dezelfde aansprakelijkheden als bij zaakwaarnemer blijven bestaan, indien de gemeente de meegevoerde huisraad opslaat. Dit betekent dat de gemeente als een goed huisvader op de spullen zal moeten passen. In dit kader speelt ook het zorgvuldigheidsbeginsel (NJ 1993/571). Artikel 5:29 Awb bepaalt ook dat het bestuursorgaan zorg draagt voor bewaring van de opgeslagen zaken en dat het de zaken aan de rechthebbende dient terug te geven.

 

4.3 Uitvoering nieuw beleid

Tot de bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang behoort het meevoeren en opslaan van daarvoor vatbare zaken. Als hiertoe wordt overgegaan dan dient van het meevoeren een zeer gedetailleerd proces-verbaal te worden opgemaakt. Het is daarom raadzaam dat dit wordt opgemaakt door een buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA). De reinigingsinspectie heeft veel ervaring met huisuitzettingen en het opmaken van processen-verbaal. Bovendien zijn de meeste inspecteurs beëdigd BOA. Het is daarom voor de hand liggend om in de toekomst het toepassen van bestuursdwang bij de Reinigingsinspectie onder te brengen.

 

De bijkomende administratieve werkzaamheden kunnen uitgevoerd worden door de afdeling Bureau Management Ondersteuning van de sector Stadsbeheer.

 

4.4

Communicatie

Het vakteam Communicatie stelt verhuurders en deurwaarders op de hoogte van deze beleidswijziging voor ingang van het nieuwe huisuitzettingenbeleid.  De bij de gemeente bekende en in Delft werkzame verhuurders en deurwaarders zullen persoonlijk worden aangeschreven Daarnaast volgt publicatie in de Stadskrant

 

4.5 Overgangstermijn

Op 8 mei 2003 is het Centraal Overlegorgaan Woningcorporaties Delft op de hoogte gesteld van het voorgenomen beleid inzake verwijderen van inboedels na ontruiming en kostenverhaal bij bestuursdwang.

 

Na vaststelling van het nieuwe beleid door het college van Burgemeester en Wethouders geldt een overgangstermijn van 2,5 maand. De verhuurders hebben op deze wijze een redelijke termijn om te anticiperen op de gewijzigde omstandigheden. Afhankelijk van het moment van besluitvorming is het streven dit nieuwe beleid per 1 juni 2004 in te voeren.

 

Door de zes maanden die nu voor opgeslagen inboedels in acht worden genomen, betekent dat uiterlijk op 1 december 2004 de laatste opgeslagen inboedels volgens het huidige beleid worden verkocht of vernietigd.

 

5. Financiële en juridische aandachtspunten

 

5.1 Kostenverhaal bestuursdwang

Ingevolge artikel 5:25 van de Awb kunnen de kosten die zijn verbonden aan de toepas­sing van bestuursdwang op de overtreder worden verhaald, tenzij het onredelijk is om de kosten (geheel of gedeeltelijk) op betrokkene te verhalen. Het gaat dan om de kosten die het bestuursorgaan heeft moeten maken nadat de belanghebbenden zelf passief zijn gebleven de maatregelen ten uitvoer te leggen om de overtreding ongedaan te maken.

 

Tot deze kosten behoren in elk geval:

·       de kosten van opslag en bewaring. Kosten van bewaring worden in eerste instantie verhaald op de ontruimde. Haalt de ontruimde de goederen niet af binnen 13 weken, dan kunnen deze kosten alsnog als kosten van bestuursdwang worden verhaald op de overtreder. Daarbij dient een eventuele opbrengst uit verkoop wel eerst verrekend te worden;

·       de wettelijke rente en kosten van invordering;

·       de kosten van de voorbereiding en uitvoering van de bestuursdwang voor zover die zijn gemaakt na het verstrijken van de gegeven begunstigingstermijn, zulks eveneens bij de op het laatste moment (omdat de overtre­ding inmiddels was beëin­digd) niet uitge­voerde bestuursdwang; gedacht kan worden aan de kosten van ambtenaren of ander personeel dat belast wordt met de voorbereiding van de feitelijke maatregelen. Veel tijd kan nodig zijn voor het inschakelen van de uitvoerende ambtelijke diensten (of voor het voeren van overleg met particuliere aannemers die zullen worden ingeschakeld). De arbeidsuren die hiermee gemoeid zijn, kunnen als kosten van voorbereiding worden beschouwd.

·       de schade toegebracht aan derden/niet-overtreders als gevolg van het betreden van terrei­nen van derden/niet-overtreders.

 

Gedurende drie jaren na het tijdstip van verkoop heeft degene die op dat tijdstip eigenaar was (de uitgezette persoon, huurder ontruimde woning), recht op de opbrengst van de zaak onder aftrek van de ingevolge artikel 5:25 verschuldigde kosten en de kosten van de verkoop. Na het verstrijken van die termijn vervalt het eventuele batige saldo aan de rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan behoort (de gemeente). Dit betekent dat een eventueel batig saldo na de verstreken termijn van drie jaar de gemeente toekomt en dat een eventueel tekort na de verkoop van de goederen na een termijn van 13 weken alsnog door de verhuurder/overtreder vergoedt dient te worden 

 

De kosten die zijn gemaakt bij het uitoefenen van toezicht alsmede bij de voorbe­reiding van het bestuursdwangbesluit voorafgaande aan het verstrijken van de begunstigingstermijn kunnen niet in rekening worden gebracht.

 

 

 

5.2 Inzet medewerkers

Bij een uitzetting zijn de volgende afdelingen en medewerkers betrokken:

·       Afdeling BMO voor de administratieve handelingen;

·       Vakteam Reiniging met de reinigingsinspectie voor controle/ coördinatie en de medewerkers uitvoering voor het verwijderen van de inboedel;

·       Juridische Zaken voor juridisch ondersteuning.

 

In 2003 zijn 358 meldingen van huisuitzettingen geweest waarvan 259 zijn geannuleerd. In de nieuwe situatie blijven de administratieve handelingen in de vorm van correspondentie, registratie en publicaties gehandhaafd.  De nieuwe inzet van de toezichthouders laat zich moeilijk inschatten. Alles heeft te maken met hoe vaak bestuursdwang toegepast zal moeten worden. De toezichthouder zal in de nieuwe situatie immers moeten controleren of de door de deurwaarder aangemelde uitzetting volgens het nieuwe beleid binnen 2 uur van de straat is gehaald. Indien dat niet het geval is, zal evenals nu het geval is, de inboedel door de Reiniging verwijderd en opgeslagen worden.

 

5.3 Berekening kosten bestuursdwang/ kosten verwijdering

Op basis van de in § 5.1 genoemde kosten die verhaald kunnen worden, kost een uitzetting in 2004[5] (excl. BTW):

 

Opslag per 13m³ (of deel daarvan) per maand[6] (of deel daarvan)        € 1.400,-

Opslag per maand extra (of deel daarvan) tot 13m³  (of deel daarvan)      160,-

Direct of later afvoeren van afval incl. transport en verwerkingskosten      200,- per m³

 

Voorbeeld 1

Een uitgezette inboedel met een omvang van 5m³  die 3 maanden wordt opgeslagen (zonder af te voeren vuil na afloop door verkoop of om niet weggegeven) kost:

€ 1400,- + (2 * € 160,-) = € 1.720,-

 

Voorbeeld 2

Een uitgezette inboedel met een omvang van 5m³  die 3 maanden wordt opgeslagen, waarbij (na de verstreken opslagtermijn, na eventuele verkoop of om niet weggeven) 2m³  af te voeren vuil overblijft, kost dan;

€ 1400,- + (2 * € 160,-) + (2 * € 200,-) = € 2.120,-

 

Voorbeeld 3

Een uitgezette inboedel met een omvang van 16m³  (> 13m³ ) die 6 weken wordt opgeslagen (dit komt overeen met 2 maanden) en er blijft na die tijd 5m³  af te voeren vuil over kost:

(€ 1400,- * 2) + (2* € 160,-) + (5* € 200,-) = € 4.120,-

 

5.4 Huidig budget

Aangezien de toekomstige daadwerkelijke (met name administratie bestuursdwang) kosten zich moeilijk laten inschatten wordt voorgesteld het budget voor uitzettingen te handhaven in de begroting 2004 en 2005 en begin 2005 te beoordelen of dit budget voor de begroting 2006 aangepast moet worden.

 

5.5 Juridische aandachtspunten

Artikel 23 APV, hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht en de uitspraak van 7 november 2001 vormen voldoende grondslag voor het realiseren van nieuw beleid. Er behoeven geen nieuwe verordeningen te worden opgesteld of aangepast. Na vaststelling van het nieuwe beleid door het college kan het beleid direct uitgevoerd gaan worden.

 

Ten einde het nieuwe beleid effectief te kunnen uitvoeren is het raadzaam dat het college van burgemeester en wethouders haar bevoegdheden om bestuursdwang toe te passen mandateert aan het hoofd van de Sector Stadsbeheer.

 

6. Voorstel aan het College

Aan het college wordt gevraagd in te stemmen met:

1.      Het voorstel van de nieuwe procedure inzake huisuitzettingen opdat de verhuurders voor kosten opdraaien van inboedelverwijdering en opslag;

2.      Het hoofd van de Sector Stadsbeheer te mandateren voor het toepassen van bestuursdwang, verhalen van de kosten van bestuursdwang en de invordering van de kosten bij dwangbevel, zie bijgaand mandateringsbesluit;

3.      Het feitelijk (doen) toepassen van bestuursdwang door de Reiniging indien er geen maatregelen door de opdrachtgever van de ontruiming worden getroffen om de inboedel van straat te verwijderen;

4.      Een overgangstermijn van 2, 5 maand te hanteren na vaststelling door het college van het nieuwe beleid en zo te streven naar 1 juni 2004 als ingangsdatum van het beleid.

 

Hoogachtend,

 

R. Buise

Senior Juridisch Adviseur Wijk- en Stadszaken

 

F. Mantes

Beleidsadviseur Reiniging

 

Bijlagen:

  1. Procedure bestuursdwang
  2. Brief 1 “vooraankondiging bestuursdwang”
  3. Brief 2 “bestuursdwangbesluit”
  4. Brief 3 “spoedeisende bestuursdwang”
  5. Brief 4 “kostenverhaal bestuursdwang”
  6. Mandateringsbesluit inzake toepassing bestuursdwang huisuitzettingen

 

 

 



[1] Op grond van artikel 23 van de APV is het verboden de weg of een weggedeelte te gebruiken anders dan overeenkomstig de bestemming daarvan, tenzij wordt beschikt over een vergunning.

[2] Bestuursdwang is het op kosten van de overtreder of de nalatige door of vanwege een bestuursorgaan wegnemen, ontruimen, in de vorige toestand herstellen of verrichten van hetgeen in strijd met de regels wordt gedaan of nagelaten. Bevoegdheid tot bestuursdwang volt uit artikel 125 van de gemeentewet. De procedureregels met betrekking tot het toepassen van bestuursdwang staan beschreven in afdeling 5.3 van de Awb

[3] Standpunt Centraal Overlegorgaan Woningcorporaties Delft: In mei 2003 is tussen gemeente en corporaties overleg geweest over het voornemen van de gemeente haar beleid ten aanzien van uitgezette inboedels conform het voorstel in deze nota te wijzigen. In een gezamenlijke reactie heeft het COW eind december 2003 laten weten dat het COW ten aanzien van dit voorstel van mening is dat de verhuurders noch verplicht noch bevoegd zijn tot het opruimen van de inboedel omdat naar de mening van het COW de ontruimingsplichtige rechthebbende en overtreder is. Daarnaast is het COW van mening dat de verhuurder op basis van de uitspraak van de Raad van State niet gehouden is de kosten van bestuursdwang te voldoen wanneer de verhuurder de ontruiming laat uitvoeren op grond van overlast.

[4] Zie procesbeschrijving in bijlage 1

[5] Deze tarieven worden jaarlijks aan de prijsontwikkeling aangepast.

[6] In deze paragraaf wordt onder een maand de periode van datum maand x tot datum maand x+1 verstaan. Bijvoorbeeld van 15-01 tot en met 14-02