Opdrachtgever
Gemeente Rijswijk
Bogaardplein 15
2284 DP Rijswijk
Telefoon : 070 - 3261000
Fax : 070 - 3261810
Mevrouw G.W. van der Wel-Markerink,
burgemeester
Opdrachtnemer
De Waal 28
5684 PH Best
Telefoon : 0499 - 328400
Fax : 0499 - 328401
avd@adviesbureauvandijke.nl
Rapportagedata
Kenmerk : -/-
Versie/datum
:
Status :
Opgesteld door : mr. K. Kappetijn
(projectleider)
mr. M.E.
Tsoutsanis- van der Koogh
(uitvoerend projectleider)
Concept
Gecontroleerd
door :
Paraaf :
……………………
Definitief :
Geautoriseerd
door : mr. K. Kappetijn
Datum : 11-03-2004
Paraaf :
……………………
Oplevering : 11-03-2004
Deze nota “Versterking in
samenwerking” betreft de brandweerzorg in de gemeenten Rijswijk en Delft.
De colleges van B&W van
Rijswijk en Delft hebben ieder voor zich geconcludeerd dat de brandweerzorg in
de twee gemeenten versterkt dient te worden, zowel in de breedte als in de
diepte. Er dienen inhaalslagen en structurele capaciteiten georganiseerd te
worden. Voortvarendheid is voor de twee gemeenten geboden om knelpunten aan te
pakken. Nog meer voortvarendheid is vereist om de kansen te benutten van een
gezamenlijke aanpak. Daarop gerichte acties dienen snel ingezet te worden om te
voorkomen dat er belemmeringen ontstaan ten aanzien van huisvesting, de
oplossing van knelpunten en niet op de laatste plaats de daadwerkelijke
versterking in samenwerking van beide brandweerkorpsen.
Vanuit deze visie hebben de beide
colleges van B&W met instemming van de beide raadscommissies een uitvoerig vooronderzoek verricht naar de
mogelijkheid van intergemeentelijke samenwerking in de vorm van een eventuele
fusie van de beide brandweerorganisaties. Voor dit doel is een
projectorganisatie in het leven geroepen met een stuurgroep, projectgroep en
diverse werkgroepen. Daarnaast is er een Bijzonder Overleg gevormd, bestaande
uit de leden van de onderdeelcommissies van beide brandweerorganisaties, die
zich hebben vertegenwoordigd in de projectgroep en de diverse werkgroepen.
De resultaten van dit
vooronderzoek zijn neergelegd in de rapportage, die aan dit voorstel is
gehecht. Het rapport levert veel informatie over de huidige situatie en hoe van
daaruit gekomen kan worden tot een gefuseerde brandweerorganisatie. Het gaat in
op de nieuwe taakstelling voor het verzorgingsgebied van de beide gemeenten
samen en op het daarbij oplossen van de bestaande knelpunten. Er zijn tevens
financiële verkenningen uitgevoerd.
Nu het vooronderzoek is afgerond,
is het stadium gekomen voor de gemeenteraden om tot besluitvorming over te gaan
over het vervolg. Deze nota is bedoeld dit proces van besluitvorming te
ondersteunen. De nota is als volgt gestructureerd:
1. Inleiding;
2.
Achtergronden;
2.1
Verantwoordelijkheid
van een gemeente voor een hedendaagse brandweerorganisatie;
2.2
Trends
en ontwikkelingen;
3.1
Taakstelling van de nieuwe brandweerorganisatie;
3.2
Benodigde capaciteit;
3.3
Hoofdlijnen van de organisatie;
4. Financiën;
4.1
Inleiding;
4.2 Raming
structurele kosten fusiebrandweer;
4.3
Overzicht incidentele kosten en frictiekosten fusiebrandweer Delft/Rijswijk;
4.4 Raming kosten per inwoner;
4.5 Toerekening kosten naar de
deelnemende gemeenten;
5. Aandachtspunten;
6. Gevraagde
besluitvorming;
Het streven is om op basis van het
door de gemeenten zelf uitgevoerde onderzoek een principe-besluit te nemen
waarin het voornemen tot fusie van beide brandweren wordt uitgesproken, binnen
de randvoorwaarden zoals opgenomen in het onderzoek. Dit besluit zou in
maart/april 2004 kunnen worden genomen. Vervolgens zou de stuurgroep de
opdracht kunnen krijgen om de daadwerkelijke fusie voor te bereiden middels het
opstellen van een organisatie- en beleidsplan, met gemeenschappelijke regeling,
formatieplan, materieel en huisvestingsplan en meerjarenbegroting. Dit dient te
leiden tot finale besluitvorming in december 2004.
1. Inleiding
Onze samenleving wordt gaandeweg
steeds kwetsbaarder. Veiligheid wordt steeds meer als een bestuurlijk product
gezien. Brandweerzorg en rampenbestrijding hebben de laatste jaren tot forse
taakuitbreiding geleid. Door de schaalvergroting in de industrie en in de
dienstverlening, door het toegenomen vervoer en door een beter oog voor het
milieu is de brandweerzorg bovendien steeds ingewikkelder geworden en nemen de
risico’s voor het personeel toe.
De brandweer dient zo goed
mogelijk voorbereid te zijn op een incident. Het gemeente-bestuur heeft, als
werkgever, zware verplichtingen op basis van de Arbo-wet. Vaardigheden dienen
door opleiding en oefening te worden geborgd. Persoonlijke
beschermingsmiddelen, gereedschap en voertuigen dienen (mede in Europees
verband) aan steeds hogere eisen te voldoen. Voor risicovolle locaties dienen
bereikbaarheidskaarten, aanvalsplannen of rampenbestrijdingsplannen te worden
gemaakt. Daarnaast wordt van de brandweer, als organisatie, steeds meer
gevraagd op de gebieden nazorg en bedrijfsvoering. Incidenten zijn
ingrijpender, de ervaringen “harder” en daarmee de kans op traumatische
ervaringen groter. Dit vraagt om passende opvang en zorg.
Ook de publieke verantwoording
over effectieve taakuitvoering en over een doelmatige inzet van middelen is de
laatste jaren verscherpt. Bestuurlijk is daarom de arbeidsmarkt voor brandweer
- en veiligheidspersoneel een mee te wegen factor bij het kiezen van een ontwikkelingsrichting.
Goede mensen met de vereiste deskundigheid en de nodige vaardigheden zijn
schaars en kiezen voor grotere organisaties en/of uitdagende werkzaamheden in
een groter verband.
De verantwoordelijkheid van het
gemeentebestuur voor fysieke veiligheid en voor snelle en doeltreffende
hulpverlening is een gegeven; deze verantwoordelijkheid adequaat in te vullen
is de bestuurlijke opdracht. Het toont durf en daadkracht om daarvoor
intergemeentelijke samenwerking op te zoeken.
De zorg voor brandveiligheid,
hulpverlening en rampenbestrijding is opgedragen aan de gemeenten.
De raad is er voor verantwoordelijk
dat aan burgers, bedrijven en instellingen brandweerzorg en rampenbeheersing
wordt aangereikt, het gemeentebestuur geeft invulling aan die
verantwoordelijkheid door op een bestuurlijk adequaat niveau de brandweer in de
gemeentelijke organisatie te dimensioneren. Bepaalde taken kunnen gemeentelijk
worden opgepakt en uitgevoerd, voor andere taken is intergemeentelijke
samenwerking noodzakelijk en zijn taken opgedragen aan de regionale brandweer.
De gemeentelijke taakstelling voor
wat betreft brandweerzorg en rampenbestrijding is op hoofdlijnen wettelijk vastgelegd.
De oude traditionele brandweer, die met name op de repressieve taken was
gericht en in deze specifieke taakuitvoering wat op afstand stond van de
gemeentelijke organisatie, behoort tot het verleden. Binnen een gemeentelijke
organisatie is samenhang in taakuitvoering op het gebied van brede
brandweerzorg, rampenbestrijding en integrale veiligheid van belang om adequaat
invulling te geven aan de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor veiligheid. De
hedendaagse invulling ervan omvat de gehele veiligheidsketen: pro-actie,
preventie, preparatie, repressie en nazorg. Door deze ketenbenadering wordt het
terrein van fysieke veiligheid in totaliteit bestreken; de onderlinge effecten
tussen de verschillende schakels van de keten worden zichtbaar; de samenhang
binnen de taakstelling van een moderne brandweerorganisatie wordt sterker.
Pro-actie is
het structureel voorkomen van onveiligheid, bijvoorbeeld door vanuit
veiligheidsoptiek invloed uit te oefenen op het maken van ruimtelijke plannen.
Preventie is
het voorkomen van directe oorzaken van onveiligheid en het beperken van de
gevolgen ervan door het doorvoeren van preventieve maatregelen in een bepaald
gebied, bijvoorbeeld aan vergunningen voorwaarden verbinden met het oog op
veiligheid.
Preparatie is de
daadwerkelijke voorbereiding op de bestrijding van mogelijke aantasting van de
veiligheid, zoals het opstellen van en het oefenen met aanval- en
rampenplannen.
Repressie is
de bestrijding van onveiligheid en de verlening van hulp in acute noodsituaties
door de daadwerkelijke inzet van brandweer, politie en andere
hulpverleningsdiensten.
Nazorg is
alles wat nodig is om zo snel mogelijk terug te keren naar de normale
verhoudingen, door bijvoorbeeld opvang van slachtoffers en hulp bij de
afwikkeling van schadeclaims.
Binnen de indeling van de schakels
van de veiligheidsketen is het van belang inhoudelijk en organisatorisch
onderscheid te maken naar:
Basiszorg de zorg voor de dagelijkse
werkzaamheden in het verzorgingsgebied.
Specialismen bijzondere brandweertaken, die
regionaal zijn verdeeld.
Rampenbestrijding voorbereiding hierop als taakstelling
van de brandweer in intergemeentelijk dan wel regionaal verband en het
daadwerkelijk in grootschalig verband optreden.
Naast de inhoudelijke taakstelling
dient de hedendaagse brandweer een (steeds forsere) bijdrage te leveren aan de
gemeentelijke bedrijfsvoering. Gedacht kan worden aan de jaarlijkse begroting
en rekening, voorzien van jaarplan en jaarverslag, meerjarenbeleidsplannen,
managementrapportages (ambtelijk en bestuurlijk), voorjaars- en najaarsnota's
en kadernota's.
2.2 Trends
en ontwikkelingen
Versterkingstrajecten
hulpverleningsdiensten
In de jaren negentig zijn, voor elk
van de hulpverleningsdisciplines (brandweer, politie en geneeskundige
hulpverlening bij ongevallen en rampen/GHOR) grotere projecten gestart. Al deze
projecten zijn gericht op versterking van de organisaties (individueel en in
relatie tot elkaar), verbetering van de kwaliteit en versterking van de verbinding
tussen de ambtelijke/operationele organisaties en het openbaar bestuur.
Bij de politie heeft het
versterkingstraject geresulteerd in de opheffing van gemeentelijke en
rijkspolitie en de vorming van regiopolitie en verdere ontwikkeling op het
terrein van openbare orde en veiligheid en strafrechtshandhaving.
In de geneeskundige sector
zijn met het project versterking GHOR (P-GHOR) de geneeskundige ketenpartners
nadrukkelijker in beeld gekomen als partijen die, onder verantwoordelijkheid
van het openbaar bestuur, een (grote) bijdrage dienen te leveren aan de
grootschalige calamiteitenbestrijding.
Voor de brandweer en
rampenbestrijding is het Project Versterking Brandweer (PVB) doorlopen. Het
project is gestart in 1994 en als zodanig landelijk afgerond in 2000 en voor
verdere ontwikkeling overgedragen aan de partijen (gemeenten en regio’s) in het
land. Het PVB maakte duidelijk dat brandweerzorg niet meer alleen gaat om het
organiseren van brandweermensen, de noodzakelijke voertuigen en materieel en
een kazerne. Brandweer en rampenbestrijding zijn faciliteiten die, afgestemd op
de lokale situatie, structureel en op een adequaat niveau dienen te worden
geborgd. De burgerij gaat er vanuit dat deze zorg op hoog niveau wordt
geleverd. Hulpverleners mogen er op vertrouwen dat bestuurlijk randvoorwaarden
worden gesteld die hen in staat stellen om deze hoogwaardige zorg te leveren.
Door het Project Versterking Brandweer (PVB) kwamen diverse knelpunten van
zowel technische als organisatorische aard aan de orde, hetgeen gezien de
toenemende taakverzwaring niet verwonderlijk was. Het PVB maakte de dringende
behoefte aan modernisering van de brandweerorganisaties manifest.
De genoemde versterkingstrajecten
komen onder meer samen in de landelijke beleidslijn om in multidisciplinair
verband (de drie hulpverleningsdiensten gezamenlijk) gemeenschappelijke
meldkamers te realiseren, beheers- en organisatieplannen op te stellen en te
implementeren, meer gezamenlijk te oefenen en in afstemming met elkaar verder
beleid te ontwikkelen op het gebied van openbare orde en veiligheid. Om dit
beleid in de praktijk waar te maken is van rijkswege gestuurd op het
geografisch gelijk maken van de grenzen van de regionale organisaties. In dit
traject van territoriale congruentie is in het land per 2003 de begrenzing van
de regiopolitie, GHOR-regio en de regionale brandweer zoveel mogelijk met
elkaar in overeenstemming gebracht.
De afgelopen jaren is het beleid
aangescherpt mede naar aanleiding van grote incidenten of rampen, zoals
Culemborg (vuurwerk), de Bijlmer (vliegtuig), Rotterdam (CMI, gevaarlijke
stoffen), Eindhoven (vliegtuig), Enschede (vuurwerk), Drachten (ATF,
gevaarlijke stoffen) en Volendam (cafebrand). Qua grootschaligheid past daarbij
zeker ook de hoogwatersituatie die voor delen van het land twee maal aan de
orde zijn geweest. Het wordt steeds duidelijker dat veiligheid en
veiligheidsdenken bestuurlijke aandacht behoeven en verdienen.
Vanuit de centrale overheid worden
de gemeenten in het algemeen, en de brandweer in het bijzonder, geconfronteerd
met de opdracht bewuster om te gaan met de voorbereiding en coördinatie van de
lokale veiligheid. In dit kader noemen wij:
·
De Leidraad Maatramp, waarin gemeenten geleid worden langs
het proces van risico-inventarisatie;
·
De Leidraad Operationele Prestaties, waarin de gemeenten een
handvat aangereikt krijgen voor de kwantificering van de operationele diensten,
op basis van de uitkomsten uit de Leidraad Maatramp;
·
De Leidraad Oefenen Brandweer, waarin richtlijnen en
meetbare doelen voor het oefenen van de brandweer worden gesteld;
·
De aanbevelingen zoals gedaan door de commissie Oosting en
de Inspectie voor Brandweer en Rampenbestrijding na analyse van de
gebeurtenissen in Enschede;
·
De aanbevelingen zoals gedaan door de commissies
Verstede/Polak en Alders na analyse van de gebeurtenissen in Volendam;
·
De adviezen van de commissie Welschen over de integrale
bestuurlijke inbedding van gemeentelijk handhavingsbeleid en de communicatie
daarover van de gemeente met de gemeentelijke samenleving;
·
Het rapport van de commissie Brouwer over de effectieve
aanpak van lokale veiligheidszorg in totaliteit.
·
Het rapport van de Raad voor het Openbaar Bestuur over de
nadere invulling van congruente veiligheidsregio’s.
De hulpverleningsdiensten, en in
het bijzonder de brandweer, zullen in de komende jaren een kwaliteitssprong
(moeten) maken. Van het bestuur wordt een forse stimulans gevraagd in de vorm
van vast te stellen beleid, taken, doelen, producten en te leveren kwaliteit en
kwantiteit. Managementcontracten worden ook voor de hulpverleningsdiensten
bespreekbaar en kwaliteit van de geleverde producten dient te kunnen worden
aangetoond. Afspraak wordt afspraak, prijs/prestatie wordt een managementinstrument.
Kwaliteit wordt meetbaar, en daarmee toetsbaar gemaakt, zowel voor planning als
voor verantwoording.
2.3 Knelpunten brandweerzorg
Rijswijk en Delft
De gemeentelijke verantwoordelijkheid voor een
hedendaagse brandweer kan pas in volle omvang gedragen worden als duidelijk is
waar het concreet aan schort, waar de versterking zich op moet richten en hoe
dit het beste kan worden gerealiseerd. Eerdere onderzoeken hebben knelpunten op
het terrein van brandweerzorg, rampenbeheersing en integrale veiligheid binnen
de beide gemeenten aangetoond. Te noemen valt het rapport van Mede voor wat
betreft Rijswijk, de uitkomsten van de audit op grond van het “Normenboek
brandweer” van de Hulpverleningsregio Haaglanden voor Rijswijk en Delft en
recent de eigen inventarisatie van Delft in het licht van de verkenning van
samenwerking met Rijswijk.
In het vooronderzoek is vervolgens
een totale inventarisatie van de bestaande knelpunten in de beide gemeenten
gemaakt om zo richting te geven aan het zoeken naar oplossingen.
Samengevat is er onderscheid te
maken tussen knelpunten (2.3.1.) binnen de schakels van de veiligheidsketen,
(2.3.2.) binnen de organisatie van rampenbeheersing en (2.3.3.) op het gebied
van de bedrijfsvoering, financiën en huisvesting.
2.3.1 Knelpunten binnen de
veiligheidsketen
Zowel in Delft als in Rijswijk
vereisen delen van uitvoering binnen de taakvelden proactie, preventie en
preparatie kwalitatieve versterking.
In het algemeen worden in beide
gemeenten functies nog op een te laag kwalitatief niveau vervuld. Er is
onvoldoende capaciteit om beleid te ontwikkelen en het bestuur adequaat te
adviseren. Specifiek is verder op deze taakvelden van de veiligheidsketen het
volgende te onderkennen.
Pro-actie
In Rijswijk is er geen capaciteit
op het terrein van pro-actie; van enige structurele betrokkenheid bij
vraagstukken van ruimtelijke ordening is daardoor nog geen sprake. In Delft is
de beschikbare capaciteit voor pro-actie onvoldoende.
Preventie
In Rijswijk is de achterstand op
het terrein van gebruiksvergunningverlening nagenoeg ingelopen. In Delft is
dit, op de kantoorgebouwen na, ook het geval. Omdat vergunning-verlening worden
betaald uit leges, moet er budget beschikbaar komen voor het omzetten van
vergunningverlening- naar handhavingsplaatsen. In Delft bestaat ten aanzien van
de handhaving van de vergunningen in het kader van bouw- en milieuregelgeving
een nijpend tekort aan capaciteit, terwijl er in Rijswijk een dergelijk tekort
dreigt. De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor veiligheid binnen de gemeente
dient mede gedragen te worden door adequate controle en handhaving van
verleende vergunningen.
Preparatie
Er is reeds in het algemeen
geconstateerd dat het niveau van
preparatie in zowel Rijswijk als Delft kwalitatieve impulsen nodig heeft. Het
gaat dan met name om het ontwikkelen van beleid en het vastleggen van plannen,
operationele regelingen en procedures.
Verder is er op het terrein van
opleiden en oefenen op onderdelen in beide brandweerorganisaties een knelpunt
bij de implementatie van de Leidraad Oefenen; er ontbreken middelen voor het
realistisch oefenen. Hierdoor komt de brandweer bij een incident minder
voorbereid ter plaatse dan is gewenst.
Ten aanzien van logistiek kent
Rijswijk een knelpunt, namelijk bij de interne procedure van kleinschalige
incidenten. Het regionaal materieel en personeels spreidingsplan (MPSP) is
uitgangspunt voor het kwantitatieve en kwalitatieve niveau van het materieel in
Rijswijk en Delft.
Repressie
Naast het genoemde MPSP als
regionaal dekkingsplan, zijn de handleidingen zorgnormen voor brandweer en
hulpverlening zowel in Rijswijk als in Delft leidend bij de repressieve
taakuitvoering. In Rijswijk is er een dermate capaciteitsprobleem binnen de
uitrukdienst, dat de bruto sterkte onvoldoende is om de netto sterkte in stand
te houden. Dat wil zeggen dat de totale personeelsformatie voor de operationele
taken te klein is om de dagelijkse sterkte te waarborgen. In Delft is er
onvoldoende mogelijkheid om dagdienstpersoneel te benutten voor het meedraaien
in repressieve functies. Zowel in Rijswijk als in Delft is er gebrek aan
vrijwilligers om de capaciteit binnen de repressieve taakuitvoering te
versterken. Delft kent onvoldoende aanvulling van vrijwilligers. In Rijswijk
heeft men vanwege de capaciteitsproblemen bij de repressieve taakuitvoering
bestuurlijk opdracht gegeven om de mogelijkheden van de inzet van vrijwilligers
te bezien.
Verder kent Rijswijk een FLO-
problematiek (functioneel leeftijdsontslag bij repressieve functies) in de zin
dat de kosten ervan hoog zijn; de regeling geldt vanaf 55 jaar. Bestuurlijk is
opdracht gegeven in brede zin naar een goedkopere aanpak te zoeken.
2.3.2 Knelpunten bij de
organisatie van de rampenbestrijding
De knelpunten die eerder binnen de
veiligheidsketen ten aanzien van preparatie en repressie werden genoemd, wreken
zich natuurlijk ook bij de operationele opschaling naar grootschalige
incidentbestrijding. Daar waar het gaat om de gemeentelijke voorbereiding met betrekking tot
rampenbestrijding, heeft met name Rijswijk te weinig capaciteit voor
beleidsontwikkeling, -advisering en –uitvoering op het brede terrein van
rampenbeheersing.
2.3.3 Knelpunten ten aanzien van
bedrijfsvoering, financiën en huisvesting
Bedrijfsvoering
In beide brandweerorganisaties is
er onvoldoende capaciteit voor het leveren van een kwalitatieve bijdrage aan
Planning & Control-documenten ten behoeve van het gemeentelijk management.
Dit komt de bedrijfsvoering van de eigen brandweerorganisaties niet ten goede.
Financiën
Er zijn in Rijswijk en Delft
gemeentebrede bezuinigingsoperaties aan de gang, die veel inzet en creativiteit
van het brandweermanagement vergen om een enerzijds een bijdrage te leveren,
net als andere gemeentelijke diensten, maar anderzijds dit niet ten koste te
laten gaan van de kwaliteit van de dienstverlening voor brandweerzorg aan de
burgers. Voorshands zijn de beide brandweren nog buiten schot gebleven.
Voor Rijswijk ligt per 1 januari
2004 nog de opdracht een bezuiniging van € 60.000 te
realiseren. Deze bezuiniging is binnen het financiële kader voor de nieuwe
organisatie opgenomen (zie tabel in paragraaf 4.2.)
In Delft zullen per 1 januari 2005
naar verwachting de inkomsten van derden in het kader van het
samenwerkingsverband met TU, TNO en DSM sterk verminderen. Ook hiermee is in de
financiële opzet van de nieuwe organisatie rekening gehouden (zie € 240.000 in
het *) - overzicht onder de tabel in paragraaf 4.2.)
Huisvesting
De beide korpsen kennen jarenlange
huisvestingsproblemen. In beide gemeenten zijn vergevorderde plannen voor
nieuwbouw van kazernes en zijn reeds kredieten door de gemeenteraden
beschikbaar gesteld.
2.4. Oplossingsrichtingen
Versterking van de brandweerzorg
vraagt een flinke investering in de twee gemeenten. Uit het rapport van het
vooronderzoek blijkt dat Rijswijk en Delft een goede richting kunnen inslaan
met het kiezen voor de meest vergaande vorm van samenwerking, namelijk met een
fusie van de beide brandweerorganisaties:
Het vooronderzoek heeft zich
alleen op Rijswijk en Delft gericht en niet op mogelijke samenwerking met
andere buurgemeenten. Daarvoor golden de volgende overwegingen en motivaties.
Toen het college van B&W van
de gemeente Rijswijk indertijd specifiek buurgemeenten uitnodigde voor
verkennende gesprekken over brandweersamenwerking, bleken alleen de gemeenten
Delft en Den Haag daarin geïnteresseerd. De overige gemeenten hadden (dan wel
krijgen) vanwege herindelingsprocessen gefuseerde brandweerorganisaties.
Het verschil in uitkomsten van
mogelijke samenwerking tussen Rijswijk met Delft dan wel Rijswijk met Den Haag
is in de oriëntatiefase uitvoerig onderwerp van bestuurlijke en ambtelijke
aandacht geweest. De verschillen en dus ook de effecten van samenwerking zijn
op hoofdlijnen als volgt te beschrijven:
·
De schaalgrootte van Rijswijk en Delft qua inwonertal en
verzorgingsgebied is duidelijk meer in balans dan die van Rijswijk en Den Haag;
·
De inbreng van Rijswijk en dus de zeggenschap binnen een
gefuseerde brandweerorganisatie met Delft is gelijkwaardiger dan met Den Haag,
die tevens centrumgemeente is binnen de regio;
·
De brandweerorganisaties van Rijswijk en Delft versterken
elkaar in kennis en kunde; dat kan vanuit Rijswijk ten opzichte van Den Haag
niet worden gesteld;
·
De aanpak rond fysieke veiligheid is in Rijswijk en Delft
meer van gelijke aard dan in Den Haag, vanwege de extra nadruk op openbare
veiligheid in de rol van regeringshoofdstad;
·
Het zijn van onvergelijkbare grootheden leidt tot de
inschatting dat de samenwerking tussen Rijswijk en Den Haag niet per definitie
de kwaliteit van de operationele dekking in Rijswijk versterkt; in ieder geval
zal het de veiligheidsbeleving van de Rijswijkse burger naar verwachting niet
automatisch positief beïnvloeden (”Rijswijkse brandweer als uitrukpost van
brandweer Den Haag”).
·
Feit is dat de cultuur en de opzet van de Rijswijkse en
Delftse brandweerorganisaties meer met elkaar overeen komen dan die van
Rijswijk en Den Haag.
3. Opzet nieuwe gefuseerde
brandweer Rijswijk-Delft
3.1 Taakstelling van de nieuwe
gefuseerde brandweer
Voor de taakstelling van nieuwe
organisatie vormen wet- en regelgeving en actuele beleidsinhoudelijke inzichten
de basis. De taakstelling richt zich op de hele veiligheidsketen, inclusief de
taakstelling op het terrein van rampenbeheersing. De wettelijke grondslag is
met name te vinden in de Gemeentewet, de Brandweerwet, De Wet Rampen en Zware
Ongevallen, de Woningwet, de Wet Milieubeheer en alle hieruit voortvloeiende
Algemene Maatregelen van Bestuur en Ministeriele regelingen. Het landelijk
beleid is verder vervat in kabinetsstandpunten (Oosting en Alders),
circulaires, Leidraden en Handboeken etc.
3.2. Hoofdlijnen van de nieuwe
fusieorganisatie
Het is van belang om voor het
gemeenschappelijk perspectief van de gemeenten Rijswijk en Delft ten aanzien
van brandweerzorg en rampenbeheersing eerst de uitgangspunten te definiëren en
vervolgens nader in te gaan op de omvang en structuur van de organisatie, de
huisvesting, de operationele voertuigen en de verschillende taakvelden. Dan
ontstaat een beeld van de nieuwe fusieorganisatie ter ondersteuning van de
gevraagde besluitvorming.
Uitgangspunten voor de
nieuwe organisatie
·
Er ontstaat een intergemeentelijk samenwerkingsverband op
grond van een gemeenschappelijke regeling voor een verzorgingsgebied van ca.
150.000 inwoners met een kazerne in zowel in Rijswijk en Delft, met nadere
taakverdeling en ruimtebeslag;
·
Operationele brandbestrijding en hulpverlening blijven
primair gemeentelijk uitgevoerd;
·
Leiding en management van de nieuwe brandweerorganisatie
worden gezamenlijk ingevuld;
·
Eisen op basis van wet- en regelgeving zijn ondergrens in
het versterkingstraject;
·
De lat wordt ten aanzien van het totale takenpakket, de
daarvoor noodzakelijke personele capaciteit en het vereiste materieel in de
eerste en tweede lijn, bestuurlijk gelegd op het kwaliteitsniveau van het
Project Versterking Brandweer (PVB),
aangevuld met kwaliteitsniveau zoals dat is vastgesteld in het normenboek voor
de Hulpverleningsregio Haaglanden;
·
Trends en ontwikkelingen, zoals geschetst in dit voorstel
worden geïmplementeerd;
·
Optimale aansluiting met de regionale brandweer staat
centraal;
Omvang en structuur nieuwe organisatie
Ter bepaling van de omvang van het
takenpakket van de brandweer (kwantitatief en kwalitatief) bestaat een
landelijke berekeningsmethodiek. Met gebruikmaking van kengetallen kan de
noodzakelijke capaciteit worden bepaald voor de uitvoering van het takenpakket
van een hedendaagse brandweer op het minimum niveau dat is afgesproken in het
kader van Project Versterking Brandweer.
De structuur van de nieuwe
fusieorganisatie wordt gevonden binnen de kaders van de Wet
Gemeenschappelijke regelingen. Voor de intergemeentelijke samenwerking tussen
Rijswijk en Delft ligt het voor de hand de nieuwe gefuseerde
brandweerorganisatie in te bedden in een gemeenschappelijke regeling, met een
(dagelijks) bestuur van in ieder geval de beide burgemeesters (als
portefeuillehouders brandweerzorg en rampenbeheersing), de nieuwe te benoemen
commandant van de gefuseerde brandweerorganisatie als eerste adviseur van dit
bestuur en adviseurschap van de beide gemeentesecretarissen (als
eindverantwoordelijken van de respectievelijke ambtelijke organisaties ).
Verdere uitwerking komt bij het opstellen van de regeling aan de orde.
De structuur van de nieuwe fusieorganisatie
kent de volgende kenmerken. Er is een éénhoofdige leiding met een
plaatsvervanger, een bedrijfsbureau ten behoeve van alle aspecten van de
bedrijfsvoering, een klein stafbureau voor projecten en voor rampenbestrijding
en vervolgens in de lijn een verdeling in drie vaktechnische afdelingen, die de
hele veiligheidsketen beslaan.
Huisvesting en operationele voertuigen
Er wordt uitgegaan van één
organisatie met twee locaties: een hoofdkazerne in Delft en een kazerne in
Rijswijk. De contouren van de inrichting van de twee locaties zijn in het kader
van het uitvoerige vooronderzoek als volgt voorlopig bepaald. In Delft worden
naast management, bedrijfsbureau en stafbureaus ook de samenhangende
taakonderdelen op het gebied van pro-actie, preventie en preparatie gehuisvest;
uiteraard is de hoofdkazerne ook de basis van de uitrukdienst voor het
verzorgingsgebied van Delft, de logistieke ondersteuning en – bij opschaling –
is er een ingerichte ruimte voor de crisisstaf. In de kazerne van Rijswijk komt
er naast huisvesting voor de eigen uitrukdienst met logistieke ondersteuning,
ook accommodatie voor opleidingen en oefenen en ruimte voor de crisisstaf.
Binnen de huisvesting nemen de
operationele voertuigen een belangrijke plaats in. De analyse van de gemeentelijke
risico’s en de normtijden voor de hulpverlening bepalen aantal en functie van
repressief inzetbare voertuigen. De huidige opbouw van het voertuigenpark in
Rijswijk en Delft blijft in de nieuwe organisatie gehandhaafd, een marginale
aanpassing daargelaten.
Pro-actie en preventie
Het bij elkaar brengen van
deskundigheid is een voorwaarde voor de efficiënte en effectieve aanpak op deze
taakgebieden. Het betekent dat voor het gezamenlijke verzorgingsgebied van
Rijswijk en Delft meerjarenbeleid wordt ontwikkeld, aangevuld door een
jaarlijkse activiteitenplanning, waarbinnen het helder stellen van prioriteiten
en het leveren van maatwerk mogelijk is. De gezamenlijke organisatorische
aanpak zal tot de volgende resultaten leiden.
Pro-actie zal structureel in
Rijswijk vorm en inhoud kunnen krijgen. Op het gebied van preventie is de
achterstand ten aanzien van afgifte gebruiksvergunningen nagenoeg ingelopen. De
capaciteit voor controle en handhaving zal vergroot moeten worden.
Preparatie, repressie en nazorg
Voor het dragen van bestuurlijke
verantwoordelijkheid voor brandweerzorg en rampen-beheersing is een adequate
operationele voorbereiding een absolute voorwaarde. De bestuurlijke
verantwoordelijkheid strekt zich immers niet alleen uit over de feitelijke
incidentbestrijding, maar ook over de inzet van de eigen medewerkers.
In de nieuwe organisatie zullen
alle aspecten van preparatie sterk de aandacht krijgen. Het voorhanden hebben
van goede plannen, informatie en verbindingen, van adequaat materieel en beschermingsapparatuur,
van voldoende actueel aanbod in opleiden en oefenen, is van essentieel belang
voor de repressieve taakuitvoering
De repressieve operationele
basissterkte is afhankelijk van de veiligheidsrisico’s en de voor de
Hulpverleningsregio Haaglanden vastgestelde zorgnormen met de daaraan
gekoppelde opkomsttijden. Voorts speelt de vertaling naar eerste en
tweedelijnsvoertuigen volgens het regionaal materieel en personeels
spreidingsplan (MPSP) en de personele bezetting daarvan alsmede van het aandeel
van beroeps- en vrijwillig personeel daarbij een rol.
Nauw verbonden aan de
brandbestrijding en hulpverlening is de inzet van vrijwilligers. Ervaring leert
dat vrijwilligers veelal bij de brandweer zijn omdat ze een bijdrage willen
leveren aan de lokale samenleving. “Ik help mijn buren in nood, en zij helpen
mij als dat nodig is”. Dit, in combinatie met de interesse voor techniek en de
behoefte aan actie, maakt dat de feitelijke hulpverlening (basisbrandweerzorg)
in de lokale samenleving georganiseerd kan zijn met inzet van vrijwilligers.
Ten onrechte wordt wel eens verondersteld dat inzet van vrijwilligers een
besparing oplevert ten opzichte van het hebben van beroepspersoneel. Los van de
rechtspositionele vergoedingen dient ook in vrijwillig personeel geïnvesteerd
te worden, zoals in opleidingen en oefenen, persoonlijke bescherming en
uitrusting, faciliteiten op de kazerne en management etc. Verder blijft de
inzetbaarheid van vrijwilligers overdag een probleem.
Voor de basisbrandweerzorg in het
nieuwe verzorgingsgebied blijft het inzetten van vrijwilligers van belang naast
het werken met inzetbaar dagdienstpersoneel. Daardoor ontstaat de noodzakelijke
aanvulling van de huidige repressieve sterkte van de beide korpsen en worden de
bestaande knelpunten zowel in Rijswijk als in Delft opgelost. De totale
formatie van de nieuwe repressieve dienst is berekend op 90 fte´s, met dien
verstande dat dit aantal als plafond is vastgesteld. Het personeelsbestand
blijft ook in de toekomst binnen dit aantal (met een hoger aantal vrijwilligers
daalt het aantal beroeps en omgekeerd). Gevolgen van de implementatie van de
Leidraad Oefenen bij de brandweer (meer oefenen door vrijwilligers, meer
voorbereiden en nazorg door beroepskracht) worden meegenomen. Dat geldt ook voor
toepassing van nieuwe landelijke beleidslijnen.
Management, bedrijfsvoering en staf
De invulling van het management en
de staf vindt plaats uit de twee organisaties. Voor de invulling van de
bedrijfsvoeringsfuncties zijn er meerdere mogelijkheden:
Deze drie mogelijkheden krijgen
aandacht in de verdere uitwerking. Op voorhand is de opmerking op zijn plaats
dat, zeker in de aanloopperiode, keuze 2 de meeste efficiency, flexibiliteit en
continuïteit zal bieden.
3.3. Benodigde capaciteit per
schakel van de veiligheidsketen
In het vooronderzoek is uitvoerig
de huidige verdeling van capaciteit in de twee organisaties geanalyseerd.
Vervolgens is gekeken naar de taakstellingen in de nieuwe organisatie, zoals
deze met inbegrip van de oplossing van de bestaande knelpunten zullen luiden.
Zo ontstond de volgende toedeling van capaciteit per schakel van de
veiligheidsketen, hetgeen in wezen de schets van een formatieplan oplevert.
Directie / Commando
2 fte voor commandant/directeur
alsmede plaatsvervanger.
Pro-actie
3 fte voor
risico-inventarisatie en -analyse, routering gevaarlijke stoffen,advisering
streek en bestemmingsplannen, advisering infrastructuur (verkeersremmende
maatregelen).
Preventie
10 fte voor advisering bouw- en milieuvergunningen, afgifte,
controle en handhaving gebruiksvergunningen (stellen
van randvoorwaarden voor het brandveilig gebruik van een gebouw en de borging
van brandveiligheid voor de brandweer tijdens een inzet), geven van voorlichting en
instructie over brandveiligheid, vorming van en advisering over beleid ten
aanzien van brandveiligheid.
Preparatie
3 fte voor organisatie opleiden en oefenen, opstellen aanvalsplannen,
bereikbaarheids-kaarten.
6 fte voor organisatie onderhoud materieel, voertuigen en huisvesting.
Repressie
90 fte voor organisatie en
uitvoering van brandbestrijding en technische hulpverlening, basiszorg en
specialismen, rampenbestrijding. Dit wordt aangevuld met leiding vanuit het
operationeel piket van officieren.
Ten aanzien van de omvang van
de operationele organisatie dient het volgende in ogenschouw te worden genomen.
De functie van beroepsbrandweerlieden omvat doorgaans drie hoofdtaken:
1. Taken op het gebied van brandbestrijding en hulpverlening (“warme”
taken);
2. Taken voor het onderhoud van fysieke en technische vaardigheden (sport,
opleiding, bijscholing oefenen, realistisch oefenen);
3. Taken op een ander vakgebied, met veelal een directe link naar de
repressie (“koude” taken).
Vanuit een oogpunt van bedrijfsvoering enerzijds, als wel een
persoonlijke ontplooiing en betrokkenheid van de individuele medewerker
anderzijds is een nadere analyse van belang ten aanzien van de inzet van een
medewerker op de verschillende taakgebieden. Afgezet tegen de daadwerkelijke
beschikbaarheid van een medewerker in een bepaald rooster, moet het wellicht mogelijk zijn om met een goede
structurering van werkprocessen de inzet op met name taakgebied 3 te vergroten.
Nazorg
De hiervoor benodigde formatie is voor de dagelijkse werkzaamheden te
leveren vanuit de repressieve organisatie en is dan beschikbaar voor: opvang
slachtoffers, schade-beperking, opvang eigen medewerkers, evaluatie incidenten.
Naar behoefte en toegespitst op het incident, dan wel ten behoeve van
beleidsontwikkeling op dit taakdeel, kan door het management een nadere
formatieve invulling plaatsvinden vanuit de staande organisatie.
Rampenbestrijding
2 fte voor al hetgeen met de
gemeentelijke coördinatie van de voorbereiding op de rampenbestrijding te maken
heeft. De taakgebieden liggen besloten in de gemeentelijke ambtelijke
voorbereiding en worden voornamelijk uitgevoerd op het niveau van de Ambtenaar
Rampenbestrijding, waarvan de functie binnen de brandweerorganisatie is
ingebed.. Het opstellen en onderhouden van rampenplannen en
rampenbestrijdingsplannen behoren tot de kerntaken. Daar waar knelpunten zijn
geconstateerd in het vooronderzoek, worden deze onder het betreffende taakveld
vermeld. Wel moet worden opgemerkt dat
2 fte volgens de landelijke norm een krap bemeten capaciteit is.
Projecten
1 fte voor het opzetten en
begeleiden van nog nader te bepalen projecten. De taakinvulling is flexibel en
kan zich bijvoorbeeld ook uitstrekken op het terrein van de rampenbeheersing,
waardoor op dat vlak enige capaciteitsaanvulling mogelijk is. Een belangrijk project
voor de komende jaren zal het realiseren van twee brandweerkazernes zijn.
Bedrijfsvoering
6,5 fte voor de ondersteunende
functies op het gebied van personeelszaken, financiën/administratie,
automatisering/informatievoorziening, bestuurlijke/juridische zaken,
communicatie/voorlichting. De hier genoemde formatie dient een relatie te
hebben met de in paragraaf 3.2. onder “Management, bedrijfsvoering en staf”
genoemde mogelijkheid van inkoop.
4. Financiën
4.1 Inleiding
Voor het bepalen van de budgettaire
gevolgen van een fusie heeft een interne werkgroep financiën, bestaande uit
financieel adviseurs/controllers van zowel beide gemeenten als beide
brandweerkorpsen, verschillende analyses uitgevoerd. Deze analyses hebben
geleid tot de volgende ramingen:
o
Exclusief kosten voor huisvesting, FLO en werk voor derden;
o
.Deels vanwege het fusieproces (frictiekosten,
begeleidingskosten);
4.2 Raming structurele kosten
fusiebrandweer
Onderstaand wordt een raming
gegeven van de structurele kosten van de fusiebrandweer. Voor een meer
gedetailleerde uitwerking van de financiën wordt verwezen naar bijlage 1 van de
rapportage “Vooronderzoekfusie brandweer Delft/Rijswijk” en de rapportage van
de werkgroep financiën van december 2003.
Kosten op
basis van begrotingen 2004 (exclusief huisvesting, werken voor derden en FLO |
Rijswijk 2004 |
Delft 2004 |
Totaal 2004 |
|
Rijswijk en Delft gezamenlijk |
Opmerkingen
|
|
|
|
|
|
|
|
Lasten |
|
|
|
|
|
|
Salarissen |
2.089 |
3.985 |
6.074 |
|
5.500 |
128,06
fte wordt 122,5 fte |
ORT /
Piket |
|
|
|
|
350 |
|
ov
personele lasten |
141 |
142 |
283 |
|
283 |
|
Materiële
kosten |
399 |
832 |
1.231 |
|
1.231 |
Geen
aanschaf of overtolligheid |
Regionale
aangelegenheden |
249 |
432 |
681 |
|
681 |
|
Overhead |
399 |
1.396 |
1.795 |
|
1.795 |
Onderzoek
voor afbouw loopt |
Rampenbestrijding
|
15 |
- |
15 |
|
15 |
|
Bezuiniging
|
-/- 60 |
- |
-/- 60 |
|
-/- 60 |
|
Totaal lasten*) |
3.232 |
6.787 |
10.019 |
|
9.795 |
|
|
|
|
|
|
|
|
Baten |
|
|
|
|
|
|
Leges |
78 |
35 |
113 |
|
113 |
|
Inkomstenoverdracht |
175 |
181 |
356 |
|
356 |
|
|
|
|
63 |
|
63 |
|
Totaal baten |
253 |
279 |
532 |
|
532 |
|
|
|
|
|
|
|
|
Saldo
baten en lasten |
-/- 2.979 |
-/- 6.508 |
-/- 9.487 |
|
-/- 9.263 |
|
|
|
|
|
|
|
|
*)
Inclusief oplossing knelpunten :
Rijswijk |
Onderbezetting
uitrukdienst |
310 |
Delft |
Implementatie
Leidraad Oefenen |
70 |
Delft |
Onderbezetting
handhaving |
120 |
Delft |
Wegvallen
inkomsten derden |
240 |
Totaal |
|
740 |
4.3 Overzicht frictiekosten en
bijzondere kosten fusiebrandweer Delft/Rijswijk
De kosten voor het realiseren van
de nieuwe organisatie bestaan naast de structurele kosten, uit frictiekosten
(kosten die rechtsreeks het gevolg zijn van het effectueren van de fusie) en
bijzondere kosten (kosten, die buiten de beschouwing van de structurele kosten
zijn gelaten, namelijk van huisvesting en kosten die een nadrukkelijk
aandachtsveld vormen, namelijk van FLO).
Om de structurele kosten voor de
nieuwe organisatie te kunnen ramen is in het vooronderzoek een zorgvuldige
vergelijking tussen de huidige begrotingen van de twee brandweerorganisaties
gemaakt. De conclusie van het vooronderzoek is dat de totaalsom van de beide
begrotingen 2004 - met uitsluiten
van FLO en werken voor derden - het kader vormt voor de in de voorgaande
paragraaf geschetste nieuwe organisatie.
Voor de goede orde wordt opgemerkt
dat FLO - het eigen deel aan
achterblijvende kosten voor één gemeente buiten beschouwing gelaten – en werken
voor derden wel weer binnen genoemde kaderstellende totaalsom voor de begroting
van de nieuwe organisatie worden
begrepen.
Opgemerkt wordt dat voor een
aantal prognoses geldt dat op het moment van uitwerking nog niet alle
informatie beschikbaar was, en dat wijzigingen nog mogelijk zijn.
|
Prognose
in Euro’s |
|
Frictiekosten
|
|
|
Kosten voor externe ondersteuning begeleiding fusie 2e
fase |
€ 100.000 |
Volgens raming Rijswijk en Delft |
Kosten voor incidentele inspanning op communicatie over
fusie, houden open dag en opening nieuwe brandweer |
€ 20.000 |
Volgens raming Rijswijk en Delft |
Kosten voor secundaire arbeidsvoorwaarden |
-- |
Geen frictiekosten als wordt uitgegaan van evenwichtige
mix tussen Delft en Rijswijk |
Kosten afstoting materieel |
-- |
Geen frictiekosten omdat er geen overtollig materieel is
vanwege de fusie |
Vervroegde aflossing op kapitaalgoederen in gemeenten |
Pm |
Frictiekosten voor eventueel te betalen boeterentes |
Kosten voor achterblijven niet-herplaatsbaar personeel |
Pm |
Pas helder als feitelijke plaatsing heeft plaatsgevonden |
Aanpassen technische infrastructuur (bekabeling, glasvezel
werkplekaansluitingen) |
€
1.141.650 |
Volgens eerste raming M.van Dijk, gemeente Delft; krijgt
nog verdere uitwerking |
Kosten voor afbouw stafondersteuning in één van beide
gemeenten |
Pm |
|
Kosten voor afbouw overhead in één van beide gemeenten |
Pm |
|
|
|
|
Bijzondere kosten
|
|
|
Kosten voor bouw nieuwe kazerne Rijswijk |
€
5.485.000 |
Volgens raming Rijswijk |
Kosten voor bouw nieuwe kazerne Delft |
€
7.400.000 |
Volgens raming Delft |
Voordelig saldo FLO als vanaf 2005 volgens de FLO regeling
van Delft wordt gewerkt |
€ 803.791 |
Periode 2005-2012, minus kosten voor overgangsregeling
Rijswijk |
4.4 Raming kosten per inwoner
Kosten voor brandweer per inwoner
in 2004 en 2005 in Rijswijk en Delft:
-
Indien eigenstandig wordt verder gegaan, inclusief oplossing
knelpunten en FLO, exclusief huisvesting en werk voor derden
-
Kosten per inwoner 2004 en 2005, uitgaande van een
gefuseerde organisatie, inclusief oplossen knelpunten en inclusief FLO.
Gemeenten
|
Inwoners |
Kosten
(saldo 04) inclusief knelpunten |
FLO
kosten 2004 |
Totaal
:/: inwoners 2004 |
FLO
kosten 2005 |
Totaal
:/: inwoners 2005 |
|
|
|
|
|
|
|
Rijswijk |
48.122 |
€ 2.979.000 |
€ 487.190 |
€ 72,0 |
€ 537.544 |
€ 73,0 |
Delft |
96.095 |
€ 6.508.000 |
€ 245.792 |
€ 70,2 |
€ 319.421 |
€ 71,0 |
|
|
|
|
|
|
|
Fusiebrandweer |
144.217 |
€ 9.263.000 |
€ 732.919 |
€ 69,3 |
€ 721.539 |
€ 69,2 |
|
|
|
|
|
|
|
4.5 Toerekening kosten naar de deelnemende gemeenten
De kosten van de fusiebrandweer
dienen te worden toegerekend aan de deelnemende gemeenten. Onderstaand wordt
hiertoe een voorstel gedaan.
Kosten |
Sleutel |
|
|
Frictiekosten |
Per gemeente |
Kosten voor FLO-uitkeringen (bestaand personeel) |
Per huidig personeelslid bij eigen (voormalige) gemeente |
Kosten voor FLO-uitkeringen (overgangsregeling Rijswijk
naar Delft) |
Kosten Rijswijk |
Exploitatie, inclusief huisvesting |
Naar inwoner |
Gemeentelijke bijdrage aan de HRH |
Naar inwoner / per gemeente |
|
|
5. Aandachtspunten
Uit de voorgaande informatie
kunnen ter ondersteuning van de besluitvorming de volgende aandachtspunten
worden opgesomd en toegelicht.
1. Bezuinigingstaakstellingen
Rijswijk en Delft
De gemeente Rijswijk heeft per 1
januari 2004 een gemeentebrede taakstelling doorgevoerd van 5% van de
loonkosten van het personeel en was al eerder belast met een taakstellende
bezuiniging van € 60.000. Beide taakstellingen zijn reeds opgenomen in de
begroting voor de nieuwe organisatie.
Mogelijk toekomstige financiële
taakstellingen kunnen in de prognose voor de structurele kosten uiteraard nog
niet worden verwerkt. Zowel in Delft als in Rijswijk is een traject van
gemeentebrede bezuinigingen in gang gezet. Het onderdeel brandweerzorg en
rampenbestrijding zal daar niet van gevrijwaard blijven. Dat betekent dat de
huidige brandweerorganisaties door te fuseren niet ontslagen zijn van de
verplichting om in een (toekomstige) gemeentebrede bezuinigingsoperatie mee te
doen. Er zal dan een vertaling moeten komen naar en binnen de nieuwe
gezamenlijke brandweerorganisatie. De wijze waarop en de effecten daarvan
zullen voor het bestuur van de gemeenschappelijke regeling onderwerp van
bespreking, besluitvorming en verantwoording zijn.
2. Dienstverlening Delft richting
DSM Gist, TU en TNO.
Brandweer Delft heeft een
convenant met DSM Gist, TU en TNO voor het uitvoeren van diverse taken op het
gebied van bedrijfshulpverlening en bedrijfsbrandweerzorg. Een deel van de
inkomsten hiervan wordt ingezet ter versterking van brandweer Delft (zie
notitie knelpunten brandweer Delft).
De overeenkomst loopt af op
01.01.2005. Momenteel wordt gesproken over een nieuw convenant. De verwachting
is gezien de ontwikkelingen bij de bedrijven, dat de inkomsten fors zullen
teruglopen.
3. Huisvesting beide gemeenten
Voor de fusiebrandweer wordt
uitgegaan van twee uitruklocaties. Voor beide gemeenten is voorzien in
nieuwbouw voor de bestaande kazernes. In beide gemeenten moet de bouw van
kazernes nog starten, kredieten voor nieuwbouw zijn in principe toegekend. In
de geschetste prognoses zijn dan ook geen exploitatiekosten voor huisvesting
meegenomen. De verwachting is dat zowel de nieuwbouw van beide kazernes als de
exploitatie ervan tot minder kosten kan leiden:
1. Efficiëncy-winst
door gelijktijdige realisatie van twee nieuwe gebouwen;
2. Minder
benodigd vloeroppervlak in elke kazerne omdat geen dubbelfuncties nodig zijn
(één ademluchtwerkplaats, één slangenwerkplaats, één magazijn e.d.);
3. Het
openbaar lichaam van de brandweer kan kiezen voor de meest doelmatige wijze van
exploiteren, door de kazernes zelf in eigendom te verwerven of te huren van
(één van) beide gemeenten.
4.Personeelskosten
4.a.
FLO
Beide gemeenten kennen een
regeling voor functioneel leeftijdsontslag (FLO) voor operationeel personeel.
Beide regelingen verschillen op onderdelen. In Delft heeft reservering
plaatsgevonden voor betaling van de FLO-rechten, in Rijswijk worden de kosten
jaarlijks geprognosticeerd en meegenomen in de begroting. De kosten voor
bestaande FLO-uitkeringen blijven bij elke gemeente en zijn niet zichtbaar
gemaakt in de financiële prognoses. De FLO-rechten van huidig operationeel
personeel worden ondergebracht in de nieuwe fusieorganisatie. Voor de
gefuseerde organisatie zal aansluiting gezocht worden bij de FLO-regeling van
Delft. Voor een deel van het operationeel personeel van Rijswijk en Delft wordt
een overgangsregeling ontwikkeld.
De kosten van de overgangsregeling
die de kosten van de aangepaste FLO-regeling van Delft overstijgen komen voor
rekening van Rijswijk c.q Delft
4.b.
FUWA
In
het kader van de verdere vormgeving van de nieuwe organisatie zal geen totaal
nieuw traject van FUWA hoeven te worden gestart. De brandweerorganisatie van
Rijswijk heeft bijvoorbeeld recent een proces van functiewaardering doorlopen.
Daar waar maatwerk nodig blijkt bij het invullen van de nieuwe organisatie zal
FUWA uiteraard wel worden toegepast.
5. Frictiekosten
Door de fusie zullen frictiekosten
ontstaan. Dit zijn kosten die ten behoeve van de huidige organisatiewijze van
de brandweer worden gemaakt, maar die niet meer nodig zijn als wordt overgegaan
naar een gefuseerde organisatie dan wel noodzakelijk zijn ten behoeve van de
realisatie van de nieuwe fusie-organisatie. In de tabel in paragraaf 4.3. is
daar een overzicht van gemaakt. De daarin genoteerde p.m.posten vormen bij de
verder uitwerking nog een uitdrukkelijk aandachtspunt. Ter volledigheid van de
opsomming van de aandachtspunten in het verdere traject worden deze in de ze
paragraaf nogmaals beschreven:
·
Kosten bij gemeenten voor uitvoeren sociaal statuut (zoals
kosten voor eventueel achterblijven van niet-herplaatsbaar personeel);
·
Verschil tussen vervangingswaarde, boekwaarde en het bedrag
waarvoor kapitaalgoederen worden ingebracht in de nieuwe fusiebrandweer;
In deze fase van besluitvorming
over de fusie van beide brandweren kunnen hiervoor nog geen gerichte
calculaties worden gemaakt. Als bestuurlijke besluitvorming wordt voorgelegd
over definitieve fusie en de inrichting van de gefuseerde brandweer, zullen
deze kosten inzichtelijk worden gemaakt, inclusief een voorstel hoe hiermee
wordt omgegaan.
6. Onderzoek vrijwilligers
Het college van B&W van Rijswijk
heeft verzocht om bij het onderzoek naar de mogelijkheden van fusie tussen
Rijswijk en Delft ook te kijken naar de mogelijkheden om vrijwilligers in te
zetten. Een gericht onderzoek naar de mogelijkheden van de inzet van
vrijwilligers zal in de tweede fase (bij positieve besluitvorming in
maart/april 2004) van het fusieproces worden uitgevoerd.
Maar over dit onderwerp kan al wel
een aantal opmerkingen worden gemaakt.
Voor Rijswijk en Delft:
Specifiek voor Rijswijk:
7. Bijlagen
Organogrammen van de twee huidige brandweerorganisaties en
van de gezamenlijke toekomstige brandweerorganisatie.