Nota versterking

in samenwerking

 


 

Opdrachtgever

Gemeente Rijswijk

Bogaardplein 15

2284 DP  Rijswijk

Telefoon  : 070 - 3261000

Fax : 070 - 3261810

Mevrouw G.W. van der Wel-Markerink,

burgemeester

 

 

Opdrachtnemer

Adviesbureau Van Dijke BV

De Waal 28

5684 PH Best

Telefoon  : 0499 - 328400

Fax         : 0499 - 328401

avd@adviesbureauvandijke.nl

 

 

Rapportagedata

Kenmerk           : -/-

Versie/datum     :

Status               :

Opgesteld door  : mr. K. Kappetijn
                          (projectleider)

mr. M.E. Tsoutsanis-   van der Koogh

                          (uitvoerend projectleider)

 

 

Concept

Gecontroleerd door          :

Datum               :

 

Paraaf               :

                          ……………………

 

 

Definitief            :

Geautoriseerd door          : mr. K. Kappetijn

Datum               : 11-03-2004

 

Paraaf               :

                          ……………………

 

 

Oplevering         : 11-03-2004

 

 

 

 


0. Leeswijzer

 

Deze nota “Versterking in samenwerking” betreft de brandweerzorg in de gemeenten Rijswijk en Delft.

De colleges van B&W van Rijswijk en Delft hebben ieder voor zich geconcludeerd dat de brandweerzorg in de twee gemeenten versterkt dient te worden, zowel in de breedte als in de diepte. Er dienen inhaalslagen en structurele capaciteiten georganiseerd te worden. Voortvarendheid is voor de twee gemeenten geboden om knelpunten aan te pakken. Nog meer voortvarendheid is vereist om de kansen te benutten van een gezamenlijke aanpak. Daarop gerichte acties dienen snel ingezet te worden om te voorkomen dat er belemmeringen ontstaan ten aanzien van huisvesting, de oplossing van knelpunten en niet op de laatste plaats de daadwerkelijke versterking in samenwerking van beide brandweerkorpsen.

Vanuit deze visie hebben de beide colleges van B&W met instemming van de beide  raadscommissies een uitvoerig vooronderzoek verricht naar de mogelijkheid van intergemeentelijke samenwerking in de vorm van een eventuele fusie van de beide brandweerorganisaties. Voor dit doel is een projectorganisatie in het leven geroepen met een stuurgroep, projectgroep en diverse werkgroepen. Daarnaast is er een Bijzonder Overleg gevormd, bestaande uit de leden van de onderdeelcommissies van beide brandweerorganisaties, die zich hebben vertegenwoordigd in de projectgroep en de diverse werkgroepen.     

De resultaten van dit vooronderzoek zijn neergelegd in de rapportage, die aan dit voorstel is gehecht. Het rapport levert veel informatie over de huidige situatie en hoe van daaruit gekomen kan worden tot een gefuseerde brandweerorganisatie. Het gaat in op de nieuwe taakstelling voor het verzorgingsgebied van de beide gemeenten samen en op het daarbij oplossen van de bestaande knelpunten. Er zijn tevens financiële verkenningen uitgevoerd.

Nu het vooronderzoek is afgerond, is het stadium gekomen voor de gemeenteraden om tot besluitvorming over te gaan over het vervolg. Deze nota is bedoeld dit proces van besluitvorming te ondersteunen. De nota is als volgt gestructureerd:

1.  Inleiding;

2.  Achtergronden;

2.1   Verantwoordelijkheid van een gemeente voor een hedendaagse brandweerorganisatie;

2.2   Trends en ontwikkelingen;

2.3 Knelpunten brandweer Rijswijk en brandweer Delft;

2.4 Oplossingsrichtingen;

3.  Opzet nieuwe gefuseerde brandweer;

            3.1 Taakstelling van de nieuwe brandweerorganisatie;

            3.2 Benodigde capaciteit;

            3.3 Hoofdlijnen van de organisatie;

4.  Financiën;

            4.1 Inleiding;

            4.2 Raming structurele kosten fusiebrandweer;

            4.3 Overzicht incidentele kosten en frictiekosten fusiebrandweer Delft/Rijswijk;

4.4 Raming kosten per inwoner;

4.5 Toerekening kosten naar de deelnemende gemeenten;

5.  Aandachtspunten;

6.  Gevraagde besluitvorming;

7.  Bijlagen.

 

Het streven is om op basis van het door de gemeenten zelf uitgevoerde onderzoek een principe-besluit te nemen waarin het voornemen tot fusie van beide brandweren wordt uitgesproken, binnen de randvoorwaarden zoals opgenomen in het onderzoek. Dit besluit zou in maart/april 2004 kunnen worden genomen. Vervolgens zou de stuurgroep de opdracht kunnen krijgen om de daadwerkelijke fusie voor te bereiden middels het opstellen van een organisatie- en beleidsplan, met gemeenschappelijke regeling, formatieplan, materieel en huisvestingsplan en meerjarenbegroting. Dit dient te leiden tot finale besluitvorming in december 2004.


1. Inleiding

 

Onze samenleving wordt gaandeweg steeds kwetsbaarder. Veiligheid wordt steeds meer als een bestuurlijk product gezien. Brandweerzorg en rampenbestrijding hebben de laatste jaren tot forse taakuitbreiding geleid. Door de schaalvergroting in de industrie en in de dienstverlening, door het toegenomen vervoer en door een beter oog voor het milieu is de brandweerzorg bovendien steeds ingewikkelder geworden en nemen de risico’s voor het personeel toe.

De brandweer dient zo goed mogelijk voorbereid te zijn op een incident. Het gemeente-bestuur heeft, als werkgever, zware verplichtingen op basis van de Arbo-wet. Vaardigheden dienen door opleiding en oefening te worden geborgd. Persoonlijke beschermingsmiddelen, gereedschap en voertuigen dienen (mede in Europees verband) aan steeds hogere eisen te voldoen. Voor risicovolle locaties dienen bereikbaarheidskaarten, aanvalsplannen of rampenbestrijdingsplannen te worden gemaakt. Daarnaast wordt van de brandweer, als organisatie, steeds meer gevraagd op de gebieden nazorg en bedrijfsvoering. Incidenten zijn ingrijpender, de ervaringen “harder” en daarmee de kans op traumatische ervaringen groter. Dit vraagt om passende opvang en zorg.

Ook de publieke verantwoording over effectieve taakuitvoering en over een doelmatige inzet van middelen is de laatste jaren verscherpt. Bestuurlijk is daarom de arbeidsmarkt voor brandweer - en veiligheidspersoneel een mee te wegen factor bij het kiezen van een ontwikkelingsrichting. Goede mensen met de vereiste deskundigheid en de nodige vaardigheden zijn schaars en kiezen voor grotere organisaties en/of uitdagende werkzaamheden in een groter verband. 

De verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur voor fysieke veiligheid en voor snelle en doeltreffende hulpverlening is een gegeven; deze verantwoordelijkheid adequaat in te vullen is de bestuurlijke opdracht. Het toont durf en daadkracht om daarvoor intergemeentelijke samenwerking op te zoeken.

 

2. Achtergronden

 

2.1 Verantwoordelijkheid van een gemeente voor een hedendaagse brandweer.

De zorg voor brandveiligheid, hulpverlening en rampenbestrijding is opgedragen aan de gemeenten.

De raad is er voor verantwoordelijk dat aan burgers, bedrijven en instellingen brandweerzorg en rampenbeheersing wordt aangereikt, het gemeentebestuur geeft invulling aan die verantwoordelijkheid door op een bestuurlijk adequaat niveau de brandweer in de gemeentelijke organisatie te dimensioneren. Bepaalde taken kunnen gemeentelijk worden opgepakt en uitgevoerd, voor andere taken is intergemeentelijke samenwerking noodzakelijk en zijn taken opgedragen aan de regionale brandweer.

De gemeentelijke taakstelling voor wat betreft brandweerzorg en rampenbestrijding is op hoofdlijnen wettelijk vastgelegd. De oude traditionele brandweer, die met name op de repressieve taken was gericht en in deze specifieke taakuitvoering wat op afstand stond van de gemeentelijke organisatie, behoort tot het verleden. Binnen een gemeentelijke organisatie is samenhang in taakuitvoering op het gebied van brede brandweerzorg, rampenbestrijding en integrale veiligheid van belang om adequaat invulling te geven aan de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor veiligheid. De hedendaagse invulling ervan omvat de gehele veiligheidsketen: pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg. Door deze ketenbenadering wordt het terrein van fysieke veiligheid in totaliteit bestreken; de onderlinge effecten tussen de verschillende schakels van de keten worden zichtbaar; de samenhang binnen de taakstelling van een moderne brandweerorganisatie wordt sterker.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Pro-actie                    is het structureel voorkomen van onveiligheid, bijvoorbeeld door vanuit veiligheidsoptiek invloed uit te oefenen op het maken van ruimtelijke plannen.                 

Preventie                    is het voorkomen van directe oorzaken van onveiligheid en het beperken van de gevolgen ervan door het doorvoeren van preventieve maatregelen in een bepaald gebied, bijvoorbeeld aan vergunningen voor­waarden verbinden met het oog op veiligheid.

Preparatie                  is de daadwerkelijke voorbereiding op de bestrijding van mogelijke aantasting van de veiligheid, zoals het opstellen van en het oefenen met aanval- en rampenplannen.

Repressie                            is de bestrijding van onveiligheid en de verlening van hulp in acute noodsituaties door de daadwerkelijke inzet van brandweer, politie en andere hulpverleningsdiensten.

Nazorg                                is alles wat nodig is om zo snel mogelijk terug te keren naar de normale verhoudingen, door bijvoorbeeld opvang van slachtoffers en hulp bij de afwikkeling van schadeclaims.

                                

Binnen de indeling van de schakels van de veiligheidsketen is het van belang inhoudelijk en organisatorisch onderscheid te maken naar:

Basiszorg                     de zorg voor de dagelijkse werkzaamheden in het verzorgingsgebied.

Specialismen                bijzondere brandweertaken, die regionaal zijn verdeeld.

Rampenbestrijding         voorbereiding hierop als taakstelling van de brandweer in intergemeentelijk dan wel regionaal verband en het daadwerkelijk in grootschalig verband optreden.

 

Naast de inhoudelijke taakstelling dient de hedendaagse brandweer een (steeds forsere) bijdrage te leveren aan de gemeentelijke bedrijfsvoering. Gedacht kan worden aan de jaarlijkse begroting en rekening, voorzien van jaarplan en jaarverslag, meerjarenbeleidsplannen, managementrapportages (ambtelijk en bestuurlijk), voorjaars- en najaarsnota's en kadernota's.

 

2.2 Trends en ontwikkelingen

Versterkingstrajecten hulpverleningsdiensten

In de jaren negentig zijn, voor elk van de hulpverleningsdisciplines (brandweer, politie en geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen/GHOR) grotere projecten gestart. Al deze projecten zijn gericht op versterking van de organisaties (individueel en in relatie tot elkaar), verbetering van de kwaliteit en versterking van de verbinding tussen de ambtelijke/operationele organisaties en het openbaar bestuur.

Bij de politie heeft het versterkingstraject geresulteerd in de opheffing van gemeentelijke en rijkspolitie en de vorming van regiopolitie en verdere ontwikkeling op het terrein van openbare orde en veiligheid en strafrechtshandhaving.

In de geneeskundige sector zijn met het project versterking GHOR (P-GHOR) de geneeskundige ketenpartners nadrukkelijker in beeld gekomen als partijen die, onder verantwoordelijkheid van het openbaar bestuur, een (grote) bijdrage dienen te leveren aan de grootschalige calamiteitenbestrijding.

Voor de brandweer en rampenbestrijding is het Project Versterking Brandweer (PVB) doorlopen. Het project is gestart in 1994 en als zodanig landelijk afgerond in 2000 en voor verdere ontwikkeling overgedragen aan de partijen (gemeenten en regio’s) in het land. Het PVB maakte duidelijk dat brandweerzorg niet meer alleen gaat om het organiseren van brandweermensen, de noodzakelijke voertuigen en materieel en een kazerne. Brandweer en rampenbestrijding zijn faciliteiten die, afgestemd op de lokale situatie, structureel en op een adequaat niveau dienen te worden geborgd. De burgerij gaat er vanuit dat deze zorg op hoog niveau wordt geleverd. Hulpverleners mogen er op vertrouwen dat bestuurlijk randvoorwaarden worden gesteld die hen in staat stellen om deze hoogwaardige zorg te leveren. Door het Project Versterking Brandweer (PVB) kwamen diverse knelpunten van zowel technische als organisatorische aard aan de orde, hetgeen gezien de toenemende taakverzwaring niet verwonderlijk was. Het PVB maakte de dringende behoefte aan modernisering van de brandweerorganisaties manifest.

De genoemde versterkingstrajecten komen onder meer samen in de landelijke beleidslijn om in multidisciplinair verband (de drie hulpverleningsdiensten gezamenlijk) gemeenschappelijke meldkamers te realiseren, beheers- en organisatieplannen op te stellen en te implementeren, meer gezamenlijk te oefenen en in afstemming met elkaar verder beleid te ontwikkelen op het gebied van openbare orde en veiligheid. Om dit beleid in de praktijk waar te maken is van rijkswege gestuurd op het geografisch gelijk maken van de grenzen van de regionale organisaties. In dit traject van territoriale congruentie is in het land per 2003 de begrenzing van de regiopolitie, GHOR-regio en de regionale brandweer zoveel mogelijk met elkaar in overeenstemming gebracht.

Aangescherpt beleid door grootschalige incidenten en rampen

De afgelopen jaren is het beleid aangescherpt mede naar aanleiding van grote incidenten of rampen, zoals Culemborg (vuurwerk), de Bijlmer (vliegtuig), Rotterdam (CMI, gevaarlijke stoffen), Eindhoven (vliegtuig), Enschede (vuurwerk), Drachten (ATF, gevaarlijke stoffen) en Volendam (cafebrand). Qua grootschaligheid past daarbij zeker ook de hoogwatersituatie die voor delen van het land twee maal aan de orde zijn geweest. Het wordt steeds duidelijker dat veiligheid en veiligheidsdenken bestuurlijke aandacht behoeven en verdienen.

Vanuit de centrale overheid worden de gemeenten in het algemeen, en de brandweer in het bijzonder, geconfronteerd met de opdracht bewuster om te gaan met de voorbereiding en coördinatie van de lokale veiligheid. In dit kader noemen wij:

·         De Leidraad Maatramp, waarin gemeenten geleid worden langs het proces van risico-inventarisatie;

·         De Leidraad Operationele Prestaties, waarin de gemeenten een handvat aangereikt krijgen voor de kwantificering van de operationele diensten, op basis van de uitkomsten uit de Leidraad Maatramp;

·         De Leidraad Oefenen Brandweer, waarin richtlijnen en meetbare doelen voor het oefenen van de brandweer worden gesteld;

·         De aanbevelingen zoals gedaan door de commissie Oosting en de Inspectie voor Brandweer en Rampenbestrijding na analyse van de gebeurtenissen in Enschede;

·         De aanbevelingen zoals gedaan door de commissies Verstede/Polak en Alders na analyse van de gebeurtenissen in Volendam;

·         De adviezen van de commissie Welschen over de integrale bestuurlijke inbedding van gemeentelijk handhavingsbeleid en de communicatie daarover van de gemeente met de gemeentelijke samenleving;

·         Het rapport van de commissie Brouwer over de effectieve aanpak van lokale veiligheidszorg in totaliteit.

·         Het rapport van de Raad voor het Openbaar Bestuur over de nadere invulling van  congruente veiligheidsregio’s.

De hulpverleningsdiensten, en in het bijzonder de brandweer, zullen in de komende jaren een kwaliteitssprong (moeten) maken. Van het bestuur wordt een forse stimulans gevraagd in de vorm van vast te stellen beleid, taken, doelen, producten en te leveren kwaliteit en kwantiteit. Managementcontracten worden ook voor de hulpverleningsdiensten bespreekbaar en kwaliteit van de geleverde producten dient te kunnen worden aangetoond. Afspraak wordt afspraak, prijs/prestatie wordt een managementinstrument. Kwaliteit wordt meetbaar, en daarmee toetsbaar gemaakt, zowel voor planning als voor verantwoording.

 

2.3 Knelpunten brandweerzorg Rijswijk en Delft

           De gemeentelijke verantwoordelijkheid voor een hedendaagse brandweer kan pas in volle omvang gedragen worden als duidelijk is waar het concreet aan schort, waar de versterking zich op moet richten en hoe dit het beste kan worden gerealiseerd. Eerdere onderzoeken hebben knelpunten op het terrein van brandweerzorg, rampenbeheersing en integrale veiligheid binnen de beide gemeenten aangetoond. Te noemen valt het rapport van Mede voor wat betreft Rijswijk, de uitkomsten van de audit op grond van het “Normenboek brandweer” van de Hulpverleningsregio Haaglanden voor Rijswijk en Delft en recent de eigen inventarisatie van Delft in het licht van de verkenning van samenwerking met Rijswijk.

In het vooronderzoek is vervolgens een totale inventarisatie van de bestaande knelpunten in de beide gemeenten gemaakt om zo richting te geven aan het zoeken naar oplossingen.

Samengevat is er onderscheid te maken tussen knelpunten (2.3.1.) binnen de schakels van de veiligheidsketen, (2.3.2.) binnen de organisatie van rampenbeheersing en (2.3.3.) op het gebied van de bedrijfsvoering, financiën en huisvesting.

 

2.3.1 Knelpunten binnen de veiligheidsketen

Zowel in Delft als in Rijswijk vereisen delen van uitvoering binnen de taakvelden proactie, preventie en preparatie kwalitatieve versterking.

In het algemeen worden in beide gemeenten functies nog op een te laag kwalitatief niveau vervuld. Er is onvoldoende capaciteit om beleid te ontwikkelen en het bestuur adequaat te adviseren. Specifiek is verder op deze taakvelden van de veiligheidsketen het volgende te onderkennen.

Pro-actie

In Rijswijk is er geen capaciteit op het terrein van pro-actie; van enige structurele betrokkenheid bij vraagstukken van ruimtelijke ordening is daardoor nog geen sprake. In Delft is de beschikbare capaciteit voor pro-actie onvoldoende.

Preventie

In Rijswijk is de achterstand op het terrein van gebruiksvergunningverlening nagenoeg ingelopen. In Delft is dit, op de kantoorgebouwen na, ook het geval. Omdat vergunning-verlening worden betaald uit leges, moet er budget beschikbaar komen voor het omzetten van vergunningverlening- naar handhavingsplaatsen. In Delft bestaat ten aanzien van de handhaving van de vergunningen in het kader van bouw- en milieuregelgeving een nijpend tekort aan capaciteit, terwijl er in Rijswijk een dergelijk tekort dreigt. De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor veiligheid binnen de gemeente dient mede gedragen te worden door adequate controle en handhaving van verleende vergunningen.

Preparatie

Er is reeds in het algemeen geconstateerd dat  het niveau van preparatie in zowel Rijswijk als Delft kwalitatieve impulsen nodig heeft. Het gaat dan met name om het ontwikkelen van beleid en het vastleggen van plannen, operationele regelingen en procedures.

Verder is er op het terrein van opleiden en oefenen op onderdelen in beide brandweerorganisaties een knelpunt bij de implementatie van de Leidraad Oefenen; er ontbreken middelen voor het realistisch oefenen. Hierdoor komt de brandweer bij een incident minder voorbereid ter plaatse dan is gewenst.

Ten aanzien van logistiek kent Rijswijk een knelpunt, namelijk bij de interne procedure van kleinschalige incidenten. Het regionaal materieel en personeels spreidingsplan (MPSP) is uitgangspunt voor het kwantitatieve en kwalitatieve niveau van het materieel in Rijswijk en Delft.

Repressie

Naast het genoemde MPSP als regionaal dekkingsplan, zijn de handleidingen zorgnormen voor brandweer en hulpverlening zowel in Rijswijk als in Delft leidend bij de repressieve taakuitvoering. In Rijswijk is er een dermate capaciteitsprobleem binnen de uitrukdienst, dat de bruto sterkte onvoldoende is om de netto sterkte in stand te houden. Dat wil zeggen dat de totale personeelsformatie voor de operationele taken te klein is om de dagelijkse sterkte te waarborgen. In Delft is er onvoldoende mogelijkheid om dagdienstpersoneel te benutten voor het meedraaien in repressieve functies. Zowel in Rijswijk als in Delft is er gebrek aan vrijwilligers om de capaciteit binnen de repressieve taakuitvoering te versterken. Delft kent onvoldoende aanvulling van vrijwilligers. In Rijswijk heeft men vanwege de capaciteitsproblemen bij de repressieve taakuitvoering bestuurlijk opdracht gegeven om de mogelijkheden van de inzet van vrijwilligers te bezien.

Verder kent Rijswijk een FLO- problematiek (functioneel leeftijdsontslag bij repressieve functies) in de zin dat de kosten ervan hoog zijn; de regeling geldt vanaf 55 jaar. Bestuurlijk is opdracht gegeven in brede zin naar een goedkopere aanpak te zoeken.

 

2.3.2 Knelpunten bij de organisatie van de rampenbestrijding

De knelpunten die eerder binnen de veiligheidsketen ten aanzien van preparatie en repressie werden genoemd, wreken zich natuurlijk ook bij de operationele opschaling naar grootschalige incidentbestrijding. Daar waar het gaat om de gemeentelijke  voorbereiding met betrekking tot rampenbestrijding, heeft met name Rijswijk te weinig capaciteit voor beleidsontwikkeling, -advisering en –uitvoering op het brede terrein van rampenbeheersing. 

 

2.3.3 Knelpunten ten aanzien van bedrijfsvoering, financiën en huisvesting

Bedrijfsvoering

In beide brandweerorganisaties is er onvoldoende capaciteit voor het leveren van een kwalitatieve bijdrage aan Planning & Control-documenten ten behoeve van het gemeentelijk management. Dit komt de bedrijfsvoering van de eigen brandweerorganisaties niet ten goede.

Financiën

Er zijn in Rijswijk en Delft gemeentebrede bezuinigingsoperaties aan de gang, die veel inzet en creativiteit van het brandweermanagement vergen om een enerzijds een bijdrage te leveren, net als andere gemeentelijke diensten, maar anderzijds dit niet ten koste te laten gaan van de kwaliteit van de dienstverlening voor brandweerzorg aan de burgers. Voorshands zijn de beide brandweren nog buiten schot gebleven.

Voor Rijswijk ligt per 1 januari 2004 nog de opdracht een bezuiniging van € 60.000 te realiseren. Deze bezuiniging is binnen het financiële kader voor de nieuwe organisatie opgenomen (zie tabel in paragraaf 4.2.)

In Delft zullen per 1 januari 2005 naar verwachting de inkomsten van derden in het kader van het samenwerkingsverband met TU, TNO en DSM sterk verminderen. Ook hiermee is in de financiële opzet van de nieuwe organisatie rekening gehouden (zie € 240.000 in het *) - overzicht onder de tabel in paragraaf 4.2.)

Huisvesting

De beide korpsen kennen jarenlange huisvestingsproblemen. In beide gemeenten zijn vergevorderde plannen voor nieuwbouw van kazernes en zijn reeds kredieten door de gemeenteraden beschikbaar gesteld.

 

2.4. Oplossingsrichtingen

Versterking van de brandweerzorg vraagt een flinke investering in de twee gemeenten. Uit het rapport van het vooronderzoek blijkt dat Rijswijk en Delft een goede richting kunnen inslaan met het kiezen voor de meest vergaande vorm van samenwerking, namelijk met een fusie van de beide brandweerorganisaties:

 

Het vooronderzoek heeft zich alleen op Rijswijk en Delft gericht en niet op mogelijke samenwerking met andere buurgemeenten. Daarvoor golden de volgende overwegingen en motivaties.

Toen het college van B&W van de gemeente Rijswijk indertijd specifiek buurgemeenten uitnodigde voor verkennende gesprekken over brandweersamenwerking, bleken alleen de gemeenten Delft en Den Haag daarin geïnteresseerd. De overige gemeenten hadden (dan wel krijgen) vanwege herindelingsprocessen gefuseerde brandweerorganisaties.

Het verschil in uitkomsten van mogelijke samenwerking tussen Rijswijk met Delft dan wel Rijswijk met Den Haag is in de oriëntatiefase uitvoerig onderwerp van bestuurlijke en ambtelijke aandacht geweest. De verschillen en dus ook de effecten van samenwerking zijn op hoofdlijnen als volgt te beschrijven:

·         De schaalgrootte van Rijswijk en Delft qua inwonertal en verzorgingsgebied is duidelijk meer in balans dan die van Rijswijk en Den Haag;

·         De inbreng van Rijswijk en dus de zeggenschap binnen een gefuseerde brandweerorganisatie met Delft is gelijkwaardiger dan met Den Haag, die tevens centrumgemeente is binnen de regio;

·         De brandweerorganisaties van Rijswijk en Delft versterken elkaar in kennis en kunde; dat kan vanuit Rijswijk ten opzichte van Den Haag niet worden gesteld;

·         De aanpak rond fysieke veiligheid is in Rijswijk en Delft meer van gelijke aard dan in Den Haag, vanwege de extra nadruk op openbare veiligheid in de rol van regeringshoofdstad;

·         Het zijn van onvergelijkbare grootheden leidt tot de inschatting dat de samenwerking tussen Rijswijk en Den Haag niet per definitie de kwaliteit van de operationele dekking in Rijswijk versterkt; in ieder geval zal het de veiligheidsbeleving van de Rijswijkse burger naar verwachting niet automatisch positief beïnvloeden (”Rijswijkse brandweer als uitrukpost van brandweer Den Haag”).

·         Feit is dat de cultuur en de opzet van de Rijswijkse en Delftse brandweerorganisaties meer met elkaar overeen komen dan die van Rijswijk en Den Haag.

Er zijn nog vier belangrijke argumenten voor enerzijds Rijswijk om af te zien van verder onderzoek naar mogelijke samenwerking met Den Haag en anderzijds Delft om samen met Rijswijk serieus een vooronderzoek in te stellen naar vergaande samenwerking:

·         Tijdens de voorbereiding en met de intentie om te komen tot een intensievere samenwerking met Delft is gaandeweg bij beide partners de behoefte ontstaan om de mogelijkheid van  fusie te onderzoeken. Functionerend in een dergelijk proces zou het dan niet netjes zijn wanneer een van de partijen uit zou kijken naar een andere partner.

·         Beide gemeenten werken op meer gebieden intensief samen zoals ten aanzien van onderwijs en gemeentearchief.

·         Binnen de intergemeentelijke samenwerking van de Hulpverleningsregio Haaglanden gaan Rijswijk en Delft samen een steviger positie innemen. Dat is bestuurlijk gezien van essentieel belang. De komende jaren zal immers de nadruk steeds meer worden gelegd op regionale samenwerking. Omdat door de fusie een kwalitatief en kwantitatief goed geordende brandweerorganisatie ontstaat voor een verzorgingsgebied van ca.150.000 inwoners en veel bedrijven en infrastructuur, ligt er binnen het regionale samenwerkingsverband zowel bestuurlijk als ambtelijk de uitdaging aan een sterkere rol en plaats invulling te geven. Voor Rijswijk en Delft samen ontstaat onmiskenbaar een gelijkwaardiger verhouding ten opzichte van de andere (heringedeelde) gemeenten en ten opzichte van de centrumgemeente Den Haag;

 

·         De brandweerorganisaties van Rijswijk en Delft staan in een zelfde traject van voorgenomen nieuwbouw van kazernes; daar kan in gezamenlijkheid een effectieve en efficiënte invulling aan worden gegeven, gebaseerd op één nieuw gefuseerde en op de hedendaagse eisen toegeruste brandweerorganisatie.  

 

3. Opzet nieuwe gefuseerde brandweer Rijswijk-Delft

 

3.1 Taakstelling van de nieuwe gefuseerde brandweer

Voor de taakstelling van nieuwe organisatie vormen wet- en regelgeving en actuele beleidsinhoudelijke inzichten de basis. De taakstelling richt zich op de hele veiligheidsketen, inclusief de taakstelling op het terrein van rampenbeheersing. De wettelijke grondslag is met name te vinden in de Gemeentewet, de Brandweerwet, De Wet Rampen en Zware Ongevallen, de Woningwet, de Wet Milieubeheer en alle hieruit voortvloeiende Algemene Maatregelen van Bestuur en Ministeriele regelingen. Het landelijk beleid is verder vervat in kabinetsstandpunten (Oosting en Alders), circulaires, Leidraden en Handboeken etc.

 

3.2. Hoofdlijnen van de nieuwe fusieorganisatie

Het is van belang om voor het gemeenschappelijk perspectief van de gemeenten Rijswijk en Delft ten aanzien van brandweerzorg en rampenbeheersing eerst de uitgangspunten te definiëren en vervolgens nader in te gaan op de omvang en structuur van de organisatie, de huisvesting, de operationele voertuigen en de verschillende taakvelden. Dan ontstaat een beeld van de nieuwe fusieorganisatie ter ondersteuning van de gevraagde besluitvorming.

 

 Uitgangspunten voor de nieuwe organisatie

·         Er ontstaat een intergemeentelijk samenwerkingsverband op grond van een gemeenschappelijke regeling voor een verzorgingsgebied van ca. 150.000 inwoners met een kazerne in zowel in Rijswijk en Delft, met nadere taakverdeling en ruimtebeslag;

·         Operationele brandbestrijding en hulpverlening blijven primair gemeentelijk uitgevoerd;

·         Leiding en management van de nieuwe brandweerorganisatie worden gezamenlijk ingevuld;

·         Eisen op basis van wet- en regelgeving zijn ondergrens in het versterkingstraject;

·         De lat wordt ten aanzien van het totale takenpakket, de daarvoor noodzakelijke personele capaciteit en het vereiste materieel in de eerste en tweede lijn, bestuurlijk gelegd op het kwaliteitsniveau van het Project  Versterking Brandweer (PVB), aangevuld met kwaliteitsniveau zoals dat is vastgesteld in het normenboek voor de Hulpverleningsregio Haaglanden;

·         Trends en ontwikkelingen, zoals geschetst in dit voorstel worden geïmplementeerd;

·         Optimale aansluiting met de regionale brandweer staat centraal;

 

Omvang en structuur nieuwe organisatie

Ter bepaling van de omvang van het takenpakket van de brandweer (kwantitatief en kwalitatief) bestaat een landelijke berekeningsmethodiek. Met gebruikmaking van kengetallen kan de noodzakelijke capaciteit worden bepaald voor de uitvoering van het takenpakket van een hedendaagse brandweer op het minimum niveau dat is afgesproken in het kader van Project Versterking Brandweer.

De structuur van de nieuwe fusieorganisatie wordt gevonden binnen de kaders van de Wet Gemeenschappelijke regelingen. Voor de intergemeentelijke samenwerking tussen Rijswijk en Delft ligt het voor de hand de nieuwe gefuseerde brandweerorganisatie in te bedden in een gemeenschappelijke regeling, met een (dagelijks) bestuur van in ieder geval de beide burgemeesters (als portefeuillehouders brandweerzorg en rampenbeheersing), de nieuwe te benoemen commandant van de gefuseerde brandweerorganisatie als eerste adviseur van dit bestuur en adviseurschap van de beide gemeentesecretarissen (als eindverantwoordelijken van de respectievelijke ambtelijke organisaties ). Verdere uitwerking komt bij het opstellen van de regeling aan de orde.

 

De structuur van de nieuwe fusieorganisatie kent de volgende kenmerken. Er is een éénhoofdige leiding met een plaatsvervanger, een bedrijfsbureau ten behoeve van alle aspecten van de bedrijfsvoering, een klein stafbureau voor projecten en voor rampenbestrijding en vervolgens in de lijn een verdeling in drie vaktechnische afdelingen, die de hele veiligheidsketen beslaan.

 

Huisvesting en operationele voertuigen

Er wordt uitgegaan van één organisatie met twee locaties: een hoofdkazerne in Delft en een kazerne in Rijswijk. De contouren van de inrichting van de twee locaties zijn in het kader van het uitvoerige vooronderzoek als volgt voorlopig bepaald. In Delft worden naast management, bedrijfsbureau en stafbureaus ook de samenhangende taakonderdelen op het gebied van pro-actie, preventie en preparatie gehuisvest; uiteraard is de hoofdkazerne ook de basis van de uitrukdienst voor het verzorgingsgebied van Delft, de logistieke ondersteuning en – bij opschaling – is er een ingerichte ruimte voor de crisisstaf. In de kazerne van Rijswijk komt er naast huisvesting voor de eigen uitrukdienst met logistieke ondersteuning, ook accommodatie voor opleidingen en oefenen en ruimte voor de crisisstaf.

Binnen de huisvesting nemen de operationele voertuigen een belangrijke plaats in. De analyse van de gemeentelijke risico’s en de normtijden voor de hulpverlening bepalen aantal en functie van repressief inzetbare voertuigen. De huidige opbouw van het voertuigenpark in Rijswijk en Delft blijft in de nieuwe organisatie gehandhaafd, een marginale aanpassing daargelaten.

 

Pro-actie en preventie

Het bij elkaar brengen van deskundigheid is een voorwaarde voor de efficiënte en effectieve aanpak op deze taakgebieden. Het betekent dat voor het gezamenlijke verzorgingsgebied van Rijswijk en Delft meerjarenbeleid wordt ontwikkeld, aangevuld door een jaarlijkse activiteitenplanning, waarbinnen het helder stellen van prioriteiten en het leveren van maatwerk mogelijk is. De gezamenlijke organisatorische aanpak zal tot de volgende resultaten leiden.

Pro-actie zal structureel in Rijswijk vorm en inhoud kunnen krijgen. Op het gebied van preventie is de achterstand ten aanzien van afgifte gebruiksvergunningen nagenoeg ingelopen. De capaciteit voor controle en handhaving zal vergroot moeten worden.

 

Preparatie, repressie en nazorg

Voor het dragen van bestuurlijke verantwoordelijkheid voor brandweerzorg en rampen-beheersing is een adequate operationele voorbereiding een absolute voorwaarde. De bestuurlijke verantwoordelijkheid strekt zich immers niet alleen uit over de feitelijke incidentbestrijding, maar ook over de inzet van de eigen medewerkers.

In de nieuwe organisatie zullen alle aspecten van preparatie sterk de aandacht krijgen. Het voorhanden hebben van goede plannen, informatie en verbindingen, van adequaat materieel en beschermingsapparatuur, van voldoende actueel aanbod in opleiden en oefenen, is van essentieel belang voor de repressieve taakuitvoering

De repressieve operationele basissterkte is afhankelijk van de veiligheidsrisico’s en de voor de Hulpverleningsregio Haaglanden vastgestelde zorgnormen met de daaraan gekoppelde opkomsttijden. Voorts speelt de vertaling naar eerste en tweedelijnsvoertuigen volgens het regionaal materieel en personeels spreidingsplan (MPSP) en de personele bezetting daarvan alsmede van het aandeel van beroeps- en vrijwillig personeel daarbij een rol. 

Nauw verbonden aan de brandbestrijding en hulpverlening is de inzet van vrijwilligers. Ervaring leert dat vrijwilligers veelal bij de brandweer zijn omdat ze een bijdrage willen leveren aan de lokale samenleving. “Ik help mijn buren in nood, en zij helpen mij als dat nodig is”. Dit, in combinatie met de interesse voor techniek en de behoefte aan actie, maakt dat de feitelijke hulpverlening (basisbrandweerzorg) in de lokale samenleving georganiseerd kan zijn met inzet van vrijwilligers. Ten onrechte wordt wel eens verondersteld dat inzet van vrijwilligers een besparing oplevert ten opzichte van het hebben van beroepspersoneel. Los van de rechtspositionele vergoedingen dient ook in vrijwillig personeel geïnvesteerd te worden, zoals in opleidingen en oefenen, persoonlijke bescherming en uitrusting, faciliteiten op de kazerne en management etc. Verder blijft de inzetbaarheid van vrijwilligers overdag een probleem.

Voor de basisbrandweerzorg in het nieuwe verzorgingsgebied blijft het inzetten van vrijwilligers van belang naast het werken met inzetbaar dagdienstpersoneel. Daardoor ontstaat de noodzakelijke aanvulling van de huidige repressieve sterkte van de beide korpsen en worden de bestaande knelpunten zowel in Rijswijk als in Delft opgelost. De totale formatie van de nieuwe repressieve dienst is berekend op 90 fte´s, met dien verstande dat dit aantal als plafond is vastgesteld. Het personeelsbestand blijft ook in de toekomst binnen dit aantal (met een hoger aantal vrijwilligers daalt het aantal beroeps en omgekeerd). Gevolgen van de implementatie van de Leidraad Oefenen bij de brandweer (meer oefenen door vrijwilligers, meer voorbereiden en nazorg door beroepskracht) worden meegenomen. Dat geldt ook voor toepassing van nieuwe landelijke beleidslijnen.     

 

Management, bedrijfsvoering en staf

De invulling van het management en de staf vindt plaats uit de twee organisaties. Voor de invulling van de bedrijfsvoeringsfuncties zijn er meerdere mogelijkheden:

  1. Als nieuwe brandweerorganisatie zelf voorzien in de behartiging van de ondersteunende functies (personeel, informatievoorziening, organisatieadvies, financiën, automatisering, communicatie, huisvesting en juridische zaken)
  2. Deze functies ”inkopen” bij hetzij Rijswijk hetzij Delft, waarbij de keuze bepaald wordt door de beste prijs/kwaliteit verhouding.
  3. De bedrijfsvoeringsfuncties geheel of gedeeltelijk “inkopen” bij derden, waarbij de keuze eveneens bepaald wordt door de beste prijs/kwaliteits verhouding.

 

Deze drie mogelijkheden krijgen aandacht in de verdere uitwerking. Op voorhand is de opmerking op zijn plaats dat, zeker in de aanloopperiode, keuze 2 de meeste efficiency, flexibiliteit en continuïteit zal bieden.

 

3.3. Benodigde capaciteit per schakel van de veiligheidsketen  

In het vooronderzoek is uitvoerig de huidige verdeling van capaciteit in de twee organisaties geanalyseerd. Vervolgens is gekeken naar de taakstellingen in de nieuwe organisatie, zoals deze met inbegrip van de oplossing van de bestaande knelpunten zullen luiden. Zo ontstond de volgende toedeling van capaciteit per schakel van de veiligheidsketen, hetgeen in wezen de schets van een formatieplan oplevert.

Directie / Commando

2 fte voor commandant/directeur alsmede plaatsvervanger.    

Pro-actie

     3 fte voor risico-inventarisatie en -analyse, routering gevaarlijke stoffen,advisering streek en bestemmingsplannen, advisering infrastructuur (verkeersremmende maatregelen).

Preventie

10 fte voor advisering bouw- en milieuvergunningen, afgifte, controle en handhaving gebruiksvergunningen (stellen van randvoorwaarden voor het brandveilig gebruik van een gebouw en de borging van brandveiligheid voor de brandweer tijdens een inzet), geven van voorlichting en instructie over brandveiligheid, vorming van en advisering over beleid ten aanzien van brandveiligheid.

Preparatie

3 fte voor organisatie opleiden en oefenen, opstellen aanvalsplannen, bereikbaarheids-kaarten.

6 fte voor organisatie onderhoud materieel, voertuigen en huisvesting.

Repressie

     90 fte voor organisatie en uitvoering van brandbestrijding en technische hulpverlening, basiszorg en specialismen, rampenbestrijding. Dit wordt aangevuld met leiding vanuit het operationeel piket van officieren.

     Ten aanzien van de omvang van de operationele organisatie dient het volgende in ogenschouw te worden genomen. De functie van beroepsbrandweerlieden omvat doorgaans drie hoofdtaken:

1.    Taken op het gebied van brandbestrijding en hulpverlening (“warme” taken);

2.    Taken voor het onderhoud van fysieke en technische vaardigheden (sport, opleiding, bijscholing oefenen, realistisch oefenen);

3.    Taken op een ander vakgebied, met veelal een directe link naar de repressie (“koude” taken).

Vanuit een oogpunt van bedrijfsvoering enerzijds, als wel een persoonlijke ontplooiing en betrokkenheid van de individuele medewerker anderzijds is een nadere analyse van belang ten aanzien van de inzet van een medewerker op de verschillende taakgebieden. Afgezet tegen de daadwerkelijke beschikbaarheid van een medewerker in een bepaald rooster, moet  het wellicht mogelijk zijn om met een goede structurering van werkprocessen de inzet op met name taakgebied 3 te vergroten.

Nazorg

De hiervoor benodigde formatie is voor de dagelijkse werkzaamheden te leveren vanuit de repressieve organisatie en is dan beschikbaar voor: opvang slachtoffers, schade-beperking, opvang eigen medewerkers, evaluatie incidenten. Naar behoefte en toegespitst op het incident, dan wel ten behoeve van beleidsontwikkeling op dit taakdeel, kan door het management een nadere formatieve invulling plaatsvinden vanuit de staande organisatie.

Rampenbestrijding

2 fte voor al hetgeen met de gemeentelijke coördinatie van de voorbereiding op de rampenbestrijding te maken heeft. De taakgebieden liggen besloten in de gemeentelijke ambtelijke voorbereiding en worden voornamelijk uitgevoerd op het niveau van de Ambtenaar Rampenbestrijding, waarvan de functie binnen de brandweerorganisatie is ingebed.. Het opstellen en onderhouden van rampenplannen en rampenbestrijdingsplannen behoren tot de kerntaken. Daar waar knelpunten zijn geconstateerd in het vooronderzoek, worden deze onder het betreffende taakveld vermeld.  Wel moet worden opgemerkt dat 2 fte volgens de landelijke norm een krap bemeten capaciteit is.  

Projecten

1 fte voor het opzetten en begeleiden van nog nader te bepalen projecten. De taakinvulling is flexibel en kan zich bijvoorbeeld ook uitstrekken op het terrein van de rampenbeheersing, waardoor op dat vlak enige capaciteitsaanvulling mogelijk is. Een belangrijk project voor de komende jaren zal het realiseren van twee brandweerkazernes zijn.

Bedrijfsvoering

6,5 fte voor de ondersteunende functies op het gebied van personeelszaken, financiën/administratie, automatisering/informatievoorziening, bestuurlijke/juridische zaken, communicatie/voorlichting. De hier genoemde formatie dient een relatie te hebben met de in paragraaf 3.2. onder “Management, bedrijfsvoering en staf” genoemde mogelijkheid van inkoop.


4. Financiën

 

4.1 Inleiding

Voor het bepalen van de budgettaire gevolgen van een fusie heeft een interne werkgroep financiën, bestaande uit financieel adviseurs/controllers van zowel beide gemeenten als beide brandweerkorpsen, verschillende analyses uitgevoerd. Deze analyses hebben geleid tot de volgende ramingen:

o        Exclusief kosten voor huisvesting, FLO en werk voor derden;

o        .Deels vanwege het fusieproces (frictiekosten, begeleidingskosten);

 

4.2 Raming structurele kosten fusiebrandweer

Onderstaand wordt een raming gegeven van de structurele kosten van de fusiebrandweer. Voor een meer gedetailleerde uitwerking van de financiën wordt verwezen naar bijlage 1 van de rapportage “Vooronderzoekfusie brandweer Delft/Rijswijk” en de rapportage van de werkgroep financiën van december 2003.

 

Kosten op basis van begrotingen 2004 (exclusief huisvesting, werken voor derden en FLO

Rijswijk 2004

Delft 2004

Totaal  2004

 

Rijswijk en Delft

gezamenlijk

Opmerkingen

 

 

 

 

 

 

 

Lasten

 

 

 

 

 

 

Salarissen

2.089

3.985

6.074

 

5.500

128,06 fte wordt 122,5 fte

ORT / Piket

 

 

 

 

350

 

ov personele lasten

141

142

283

 

283

 

Materiële kosten

399

832

1.231

 

1.231

Geen aanschaf of overtolligheid

Regionale aangelegenheden

249

432

681

 

681

 

Overhead

399

1.396

1.795

 

1.795

Onderzoek voor afbouw loopt

Rampenbestrijding

15

-

15

 

15

 

Bezuiniging

-/- 60

-

-/- 60

 

-/- 60

 

Totaal lasten*)

3.232

6.787

10.019

 

9.795

 

 

 

 

 

 

 

 

Baten

 

 

 

 

 

 

Leges

78

35

113

 

113

 

Inkomstenoverdracht

175

181

356

 

356

 

 

 

 

63

 

63

 

Totaal baten

253

279

532

 

532

 

 

 

 

 

 

 

 

Saldo baten en lasten

-/- 2.979

-/- 6.508

-/- 9.487

 

-/- 9.263

 

 

 

 

 

 

 

 

 

*)

Inclusief oplossing knelpunten :

Rijswijk

Onderbezetting uitrukdienst

310

Delft

Implementatie Leidraad Oefenen

70

Delft

Onderbezetting handhaving

120

Delft

Wegvallen inkomsten derden

240

                                        Totaal

 

740

4.3 Overzicht frictiekosten en bijzondere kosten fusiebrandweer Delft/Rijswijk

 

De kosten voor het realiseren van de nieuwe organisatie bestaan naast de structurele kosten, uit frictiekosten (kosten die rechtsreeks het gevolg zijn van het effectueren van de fusie) en bijzondere kosten (kosten, die buiten de beschouwing van de structurele kosten zijn gelaten, namelijk van huisvesting en kosten die een nadrukkelijk aandachtsveld vormen, namelijk van FLO).

Om de structurele kosten voor de nieuwe organisatie te kunnen ramen is in het vooronderzoek een zorgvuldige vergelijking tussen de huidige begrotingen van de twee brandweerorganisaties gemaakt. De conclusie van het vooronderzoek is dat de totaalsom van de beide begrotingen 2004  - met uitsluiten van  FLO en werken voor derden -  het kader vormt voor de in de voorgaande paragraaf geschetste nieuwe organisatie.

Voor de goede orde wordt opgemerkt dat FLO  - het eigen deel aan achterblijvende kosten voor één gemeente buiten beschouwing gelaten – en werken voor derden wel weer binnen genoemde kaderstellende totaalsom voor de begroting van de nieuwe organisatie  worden begrepen.

Opgemerkt wordt dat voor een aantal prognoses geldt dat op het moment van uitwerking nog niet alle informatie beschikbaar was, en dat wijzigingen nog mogelijk zijn.

 

 

Prognose in Euro’s

 

 

Frictiekosten

 

 

 

Kosten voor externe ondersteuning begeleiding fusie 2e fase

€ 100.000

Volgens raming Rijswijk en Delft

Kosten voor incidentele inspanning op communicatie over fusie, houden open dag en opening nieuwe brandweer

€ 20.000

Volgens raming Rijswijk en Delft

Kosten voor secundaire arbeidsvoorwaarden

--

Geen frictiekosten als wordt uitgegaan van evenwichtige mix tussen Delft en Rijswijk

Kosten afstoting materieel

--

Geen frictiekosten omdat er geen overtollig materieel is vanwege de fusie

Vervroegde aflossing op kapitaalgoederen in gemeenten

Pm

Frictiekosten voor eventueel te betalen boeterentes

Kosten voor achterblijven niet-herplaatsbaar personeel

Pm

Pas helder als feitelijke plaatsing heeft plaatsgevonden

Aanpassen technische infrastructuur (bekabeling, glasvezel werkplekaansluitingen)

€ 1.141.650

Volgens eerste raming M.van Dijk, gemeente Delft; krijgt nog verdere uitwerking

Kosten voor afbouw stafondersteuning in één van beide gemeenten

Pm

 

Kosten voor afbouw overhead in één van beide gemeenten

Pm

 

 

 

 

 

Bijzondere kosten

 

 

 

Kosten voor bouw nieuwe kazerne Rijswijk

€ 5.485.000

Volgens raming Rijswijk

Kosten voor bouw nieuwe kazerne Delft

€ 7.400.000

Volgens raming Delft

Voordelig saldo FLO als vanaf 2005 volgens de FLO regeling van Delft wordt gewerkt

€ 803.791

Periode 2005-2012, minus kosten voor overgangsregeling Rijswijk

 


4.4 Raming kosten per inwoner

Kosten voor brandweer per inwoner in 2004 en 2005 in Rijswijk en Delft:

-          Indien eigenstandig wordt verder gegaan, inclusief oplossing knelpunten en FLO, exclusief huisvesting en werk voor derden

-          Kosten per inwoner 2004 en 2005, uitgaande van een gefuseerde organisatie, inclusief oplossen knelpunten en inclusief FLO.

Gemeenten

 

Inwoners

Kosten (saldo 04) inclusief knelpunten

FLO kosten 2004

Totaal :/: inwoners 2004

FLO kosten 2005

Totaal :/: inwoners 2005

 

 

 

 

 

 

 

Rijswijk

48.122

€ 2.979.000

€ 487.190

€ 72,0

€ 537.544

€ 73,0

Delft

96.095

€ 6.508.000

€ 245.792

€ 70,2

€ 319.421

€ 71,0

 

 

 

 

 

 

 

Fusiebrandweer

144.217

€ 9.263.000

€ 732.919

€ 69,3

€ 721.539

€ 69,2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 4.5 Toerekening kosten naar de deelnemende gemeenten

De kosten van de fusiebrandweer dienen te worden toegerekend aan de deelnemende gemeenten. Onderstaand wordt hiertoe een voorstel gedaan.

Kosten

Sleutel

 

 

Frictiekosten

Per gemeente

Kosten voor FLO-uitkeringen (bestaand personeel)

Per huidig personeelslid bij eigen (voormalige) gemeente

Kosten voor FLO-uitkeringen (overgangsregeling Rijswijk naar Delft)

Kosten Rijswijk

Exploitatie, inclusief huisvesting

Naar inwoner

Gemeentelijke bijdrage aan de HRH

Naar inwoner / per gemeente

 

 

 

5. Aandachtspunten 

Uit de voorgaande informatie kunnen ter ondersteuning van de besluitvorming de volgende aandachtspunten worden opgesomd en toegelicht.

 

1. Bezuinigingstaakstellingen Rijswijk en Delft

De gemeente Rijswijk heeft per 1 januari 2004 een gemeentebrede taakstelling doorgevoerd van 5% van de loonkosten van het personeel en was al eerder belast met een taakstellende bezuiniging van € 60.000. Beide taakstellingen zijn reeds opgenomen in de begroting voor de nieuwe organisatie.

Mogelijk toekomstige financiële taakstellingen kunnen in de prognose voor de structurele kosten uiteraard nog niet worden verwerkt. Zowel in Delft als in Rijswijk is een traject van gemeentebrede bezuinigingen in gang gezet. Het onderdeel brandweerzorg en rampenbestrijding zal daar niet van gevrijwaard blijven. Dat betekent dat de huidige brandweerorganisaties door te fuseren niet ontslagen zijn van de verplichting om in een (toekomstige) gemeentebrede bezuinigingsoperatie mee te doen. Er zal dan een vertaling moeten komen naar en binnen de nieuwe gezamenlijke brandweerorganisatie. De wijze waarop en de effecten daarvan zullen voor het bestuur van de gemeenschappelijke regeling onderwerp van bespreking, besluitvorming en verantwoording zijn.

 

2. Dienstverlening Delft richting DSM Gist, TU en TNO.

Brandweer Delft heeft een convenant met DSM Gist, TU en TNO voor het uitvoeren van diverse taken op het gebied van bedrijfshulpverlening en bedrijfsbrandweerzorg. Een deel van de inkomsten hiervan wordt ingezet ter versterking van brandweer Delft (zie notitie knelpunten brandweer Delft).

De overeenkomst loopt af op 01.01.2005. Momenteel wordt gesproken over een nieuw convenant. De verwachting is gezien de ontwikkelingen bij de bedrijven, dat de inkomsten fors zullen teruglopen.

 

3. Huisvesting beide gemeenten

Voor de fusiebrandweer wordt uitgegaan van twee uitruklocaties. Voor beide gemeenten is voorzien in nieuwbouw voor de bestaande kazernes. In beide gemeenten moet de bouw van kazernes nog starten, kredieten voor nieuwbouw zijn in principe toegekend. In de geschetste prognoses zijn dan ook geen exploitatiekosten voor huisvesting meegenomen. De verwachting is dat zowel de nieuwbouw van beide kazernes als de exploitatie ervan tot minder kosten kan leiden:

1.       Efficiëncy-winst door gelijktijdige realisatie van twee nieuwe gebouwen;

2.       Minder benodigd vloeroppervlak in elke kazerne omdat geen dubbelfuncties nodig zijn (één ademluchtwerkplaats, één slangenwerkplaats, één magazijn e.d.);

3.       Het openbaar lichaam van de brandweer kan kiezen voor de meest doelmatige wijze van exploiteren, door de kazernes zelf in eigendom te verwerven of te huren van (één van) beide gemeenten.

 

4.Personeelskosten

4.a. FLO

Beide gemeenten kennen een regeling voor functioneel leeftijdsontslag (FLO) voor operationeel personeel. Beide regelingen verschillen op onderdelen. In Delft heeft reservering plaatsgevonden voor betaling van de FLO-rechten, in Rijswijk worden de kosten jaarlijks geprognosticeerd en meegenomen in de begroting. De kosten voor bestaande FLO-uitkeringen blijven bij elke gemeente en zijn niet zichtbaar gemaakt in de financiële prognoses. De FLO-rechten van huidig operationeel personeel worden ondergebracht in de nieuwe fusieorganisatie. Voor de gefuseerde organisatie zal aansluiting gezocht worden bij de FLO-regeling van Delft. Voor een deel van het operationeel personeel van Rijswijk en Delft wordt een overgangsregeling ontwikkeld.

De kosten van de overgangsregeling die de kosten van de aangepaste FLO-regeling van Delft overstijgen komen voor rekening van Rijswijk c.q Delft

4.b. FUWA

In het kader van de verdere vormgeving van de nieuwe organisatie zal geen totaal nieuw traject van FUWA hoeven te worden gestart. De brandweerorganisatie van Rijswijk heeft bijvoorbeeld recent een proces van functiewaardering doorlopen. Daar waar maatwerk nodig blijkt bij het invullen van de nieuwe organisatie zal FUWA uiteraard wel worden toegepast.

 

5. Frictiekosten

Door de fusie zullen frictiekosten ontstaan. Dit zijn kosten die ten behoeve van de huidige organisatiewijze van de brandweer worden gemaakt, maar die niet meer nodig zijn als wordt overgegaan naar een gefuseerde organisatie dan wel noodzakelijk zijn ten behoeve van de realisatie van de nieuwe fusie-organisatie. In de tabel in paragraaf 4.3. is daar een overzicht van gemaakt. De daarin genoteerde p.m.posten vormen bij de verder uitwerking nog een uitdrukkelijk aandachtspunt. Ter volledigheid van de opsomming van de aandachtspunten in het verdere traject worden deze in de ze paragraaf nogmaals beschreven:

·         Kosten bij gemeenten voor uitvoeren sociaal statuut (zoals kosten voor eventueel achterblijven van niet-herplaatsbaar personeel);

·         Verschil tussen vervangingswaarde, boekwaarde en het bedrag waarvoor kapitaalgoederen worden ingebracht in de nieuwe fusiebrandweer;

 

In deze fase van besluitvorming over de fusie van beide brandweren kunnen hiervoor nog geen gerichte calculaties worden gemaakt. Als bestuurlijke besluitvorming wordt voorgelegd over definitieve fusie en de inrichting van de gefuseerde brandweer, zullen deze kosten inzichtelijk worden gemaakt, inclusief een voorstel hoe hiermee wordt omgegaan.

 

6. Onderzoek vrijwilligers

Het college van B&W van Rijswijk heeft verzocht om bij het onderzoek naar de mogelijkheden van fusie tussen Rijswijk en Delft ook te kijken naar de mogelijkheden om vrijwilligers in te zetten. Een gericht onderzoek naar de mogelijkheden van de inzet van vrijwilligers zal in de tweede fase (bij positieve besluitvorming in maart/april 2004) van het fusieproces worden uitgevoerd.

 

Maar over dit onderwerp kan al wel een aantal opmerkingen worden gemaakt.

  1. Beide gemeenten beschikken nu over een operationele basissterkte van brandweer-personeel dat rond de klok op de kazerne aanwezig is en na alarm gelijk kan uitrukken. Mede daardoor kunnen goede (lees: snelle) opkomsttijden worden gerealiseerd. Alleen als vrijwilligers worden ingezet die ook gekazerneerd zijn, zal dezelfde kwaliteit kunnen worden geleverd. Als vrijwilligers eerst van hun werk- of woonadres moeten vertrekken, zal de kwaliteit achteruit gaan.
  2. Beide gemeenten bezetten nu (bijna) alle functieplaatsen van de operationele basissterkte (8 functies voor Rijswijk en 12 voor Delft) met beroepsbrandweerlieden. Daarvoor is een roosterfactor bepaald van 4,5. Dat betekent dat de bezetting van elke operationele functie ongeveer € 225.000 kost (4,5 x € 50.000). Als wordt gekozen voor een combinatiebezetting van beroeps gedurende werkdagen overdag en gekazerneerde vrijwilligers tijdens de avond-, nacht- en weekenduren zijn voor elke functieplaats 2 beroeps en 20 vrijwilligers noodzakelijk. De kosten voor een vrijwilliger bedragen circa € 6.500 per jaar. De bezetting van een operationele functie op deze manier kost derhalve ook ongeveer € 230.000 per jaar (2 x € 50.000 en 20 x € 6.500). Het werken met gekazerneerde vrijwilligers heeft meestal niet de financiële voordelen die vaak worden verondersteld.
  3. Het werken met vrijwilligers leidt tot een grotere slagkracht voor de organisatie. In geval van grote of langdurige calamiteiten of gelijktijdigheid van alarmeringen zijn meer operationeel inzetbare mensen beschikbaar, al is het op een langere opkomsttijd. De beschikbaarheid van (veel) vrijwilligers legt echter ook een claim op de organisatie en vraagt specifieke maatregelen in de aansturing van de afdelingen.

 


6.        Gevraagde besluitvorming

 

Voor Rijswijk en Delft:

  1. In te stemmen met de in deze nota en in het eindrapport “Vooronderzoek fusie brandweerorganisaties van de gemeenten Rijswijk en Delft, d.d. 14 januari 2004” geschetste ontwikkelingsrichting voor versterking van de brandweerzorg in de gemeenten Rijswijk en Delft door fusie van de beide brandweerorganisaties;
  2. In te stemmen met de in deze nota genoemde uitgangspunten van de nieuwe fusieorganisatie, waarbinnen de verdere uitwerking van de fusie dient te geschieden;
  3. De colleges van B&W te verzoeken om de voorbereiding van de daadwerkelijke fusie ter hand te nemen en finale besluitvorming voor te leggen aan de beide gemeenteraden, uiterlijk in december 2004;
  4. Voor het traject ter voorbereiding van de fusie een budget beschikbaar te stellen voor externe ondersteuning (€ 45.000 voor Rijswijk en € 55.000 voor Delft van het totaal van € 100.000) en voorlichting, communicatie en het houden van een open dag
    (€ 10.000 voor beide gemeenten van het totaal van € 20.000);

Specifiek voor Rijswijk:

  1. Een krediet ad € 100.000 beschikbaar te stellen voor noodzakelijke externe inhuur ter ondersteuning van de commandant brandweer van Rijswijk bij het verdere fusieproces;
  2. Het Rijswijkse aandeel van de onder 4 genoemde kosten (€ 45.000 + € 10.000 =
    € 55.000) alsmede de onder 5 genoemde kosten (€ 100.000), dus in totaal € 155.000, te dekken vanuit de post ‘Voorziening organisatieontwikkeling’.

 

7. Bijlagen

Organogrammen van de twee huidige brandweerorganisaties en van de gezamenlijke toekomstige brandweerorganisatie.