Inleiding

Voor u ligt de Delftse coffeeshopnota 2004. Deze nota kwam o.a. tot stand naar aanleiding van een ingediende motie bij de behandeling in de Raad van de begroting 2004, waarin werd voorgesteld om het aantal coffeeshops in Delft te verlagen. Toegezegd werd om te komen met een beleidsnotitie die meerdere aspecten zou belichten met betrekking tot het gevoerde en te voeren beleid ten aanzien van de verkoop van cannabisproducten. Op die toezegging is de motie ingetrokken.

 

Naar aanleiding van het verleden jaar in werking getreden bestemmingsplan Binnenstad is door de Delftse afdeling van Koninklijk Horeca Nederland gevraagd om geen coffeeshops meer toe te staan langs de horecaroutes. Die vraag kon in dat kader niet aan de orde zijn, omdat het bestemmingsplan geen aparte horecacategorie van softdrugsverstrekkende coffeeshops kent. Via deze nota kan die discussie wel worden gevoerd.

Daarnaast is enige jaren geleden een lid b aan artikel 13 van de Opiumwet toegevoegd waarin de burgemeester verregaande bestuursrechtelijke bevoegdheden kreeg toebedeeld om het gevoerde coffeeshopbeleid goed te kunnen handhaven en slagvaardig te kunnen optreden tegen handel buiten de shops om. Uit jurisprudentie die is ontstaan op artikel 13b van de Opiumwet blijkt dat een op schrift gesteld handhavingsbeleid (een zogenaamde “Handhavingsmatrix”) noodzakelijk is voor een houdbaar handhavingsbeleid. Over dit onderwerp verschaft deze nota informatie.

Ook was er nog de nota Integraal Veiligheidsbeleid waarin tevens herziening van het coffeeshopbeleid werd toegezegd.

Naast de handhavingsmatrix en een toelichting op het bestaande preventiebeleid, wordt in deze nota geadviseerd om het aantal coffeeshops in Delft op termijn terug te brengen van zes naar vier.

De nota wordt mede gedragen door de uitkomsten van overleg met Parnassia, het PRAT, het Openbaar Ministerie en de politie.

 

 

De nota bestaat uit de volgende paragrafen:

1.       Het Nederlandse drugsbeleid

1.1    Effect  Nederlandse drugsbeleid

2.       Het gedoogbeleid voor softdrugsverstrekkende coffeeshops

2.1    AHOJG-criteria

2.2    Maximumstelsel

2.3    Het Delftse Coffeeshopbeleid

2.4    Growshops

2.5   Ervaringen 1997 - 2003

2.6   Herziening van het huidige beleid

3.       Het maximumstelsel in Delft

3.1   Het THC-gehalte in cannabis

3.2      Verlaging van maximum aantal van zes naar vier shops

3.3      Zienswijze politie over verlaging van zes naar vier coffeeshops

3.4      Bestuurlijke keuze welke coffeeshops op termijn afvallen

4.       Preventie

5.       Handhaving

5.1    Handhavingsmatrix

5.2    Integrale controle

6.      De Wet Bibob

7.      Beslispunten

 

1. Het Nederlandse drugsbeleid

Het Nederlandse drugsbeleid wordt door drie factoren bepaald:

·       het beschermen van de (volks)gezondheid,

·       het bestrijden van de (drugs)criminaliteit, en

·       het tegengaan van overlast.

Het primaat ligt bij de gezondheidsbescherming.

Zowel op  beleidsmatig als op strafrechtelijk terrein wordt onderscheid gemaakt tussen drugs met een onaanvaardbaar risico (harddrugs) en cannabis, zodat uitdrukking wordt gegeven aan de verschillen in gezondheidsrisico’s van deze middelen. Daarnaast wordt door dit onderscheid  de vraagzijde en de aanbodzijde van de markten voor cannabis en harddrugs van elkaar gescheiden. Dit leidde in veel gemeenten tot een coffeeshopbeleid waarbij onder strikte voorwaarden de verkoop van gebruikershoeveelheden hasj en marihuana wordt gedoogd. Overigens zijn en blijven bezit en verkoop van zowel cannabis als harddrugs verboden.

 

1.1  Effect Nederlandse drugsbeleid

De Nationale Drugsmonitor 2003 vermeldt de resultaten van het Nederlands drugsbeleid ten aanzien van het gebruik van cannabis.

Op de vraag of versoepeling van de cannabiswetten leidt tot een toename van het aantal consumenten luidt het antwoord: nee. Dit geldt voor zowel vergelijkingen tussen als binnen landen. Ook is bekeken of de beschikbaarheid van cannabis en de prijs invloed heeft op gebruik.

Hoewel Nederland bekend staat als zeer tolerant staat ten opzichte van cannabisgebruikers blijkt dat Nederland een gemiddelde positie inneemt voor wat betreft het aantal gebruikers van cannabis.

 

Alle onderzoeksresultaten bij elkaar genomen zou men kunnen concluderen dat strafrechtelijk cannabisbeleid niet of nauwelijks invloed heeft op cannabisgebruik. Hierbij wordt opgemerkt, dat:

·       er spaarzame gegevens bekend zijn die dwingen daar een kanttekening bij te plaatsen. Misschien trekt een lage prijs nieuwe gebruikers aan. Misschien heeft ruimere beschikbaarheid van drugs een licht aanzuigende werking;

·       als dat waar is, is nog de vraag of een bescheiden toestroom van nieuwe consumenten tot meer problematisch gebruik van cannabis leidt. Mensen die vanwege persoonlijke problemen hun heil zoeken in onder meer cannabis, doen dit nu al;

·       cannabisgebruik in Zweden het laagste is in Europa. Daar is gedurende vele jaren in zeer streng beleid tegen cannabisgebruik gevoerd.

 

De voortgangsrapportage van het Nederlandse drugsbeleid 2002 geeft aan dat het beleid ten aanzien van coffeeshops blijkt te werken en wordt voortgezet. Wel wordt gepleit voor een betere bestuurlijke inbedding, aangepaste regelgeving en extra inspanningen gericht op de handhaving, waaronder concrete afspraken tussen gemeentebesturen, politie en het openbaar ministerie in het driehoeksoverleg.

In het nieuwe Nederlandse drugsbeleid komt duidelijk naar voren dat de overheid groot belang hecht aan de gezamenlijke aanpak van Justitie/politie, zorg en preventie en de lokale overheden om de risico’s van drugsgebruik voor het individu, zijn directe omgeving en de samenleving te beperken. Bescherming van kwetsbare groepen, met name jongeren, staat hier voorop.

 

2. Het gedoogbeleid voor softdrugsverstrekkende coffeeshops

2. 1  AHOJG criteria

Een gemeente kan, in overleg met OM en politie, besluiten één of meerdere coffeeshops toe te laten.Coffeeshops zijn alcoholvrije horecagelegenheden waar onder strikte voorwaarden handel in en gebruik van softdrugs plaatsvindt. Voor de exploitatie van een gedoogde coffeeshop gelden de zogenoemde AHOJG-criteria, welke inhouden:

A geen affichering: betekent geen reclame anders dan een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit;

H geen harddrugs: dit betekent dat geen harddrugs voorhanden mogen zijn en/of verkocht worden;

O geen overlast: onder overlast kan worden verstaan parkeeroverlast rond de coffeeshops, geluidshinder, vervuiling en/of voor of nabij de coffeeshop rondhangende klanten;

J geen verkoop aan jeugdigen en geen toegang aan jeugdigen tot een coffeeshop: gelet op de toename van het cannabisgebruik onder jongeren is gekozen voor een strikte handhaving van de leeftijdsgrens van 18 jaar;

G geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie: dat wil zeggen hoeveelheden groter dan geschikt voor eigen gebruik (= 5 gram); onder "transactie" wordt begrepen alle koop en verkoop in één coffeeshop op een zelfde dag met betrekking tot een zelfde koper.

Wanneer een gedoogde coffeeshop zich houdt aan de door de lokale driehoek vastgestelde beleidsregels (minimaal de AHOJG-criteria), wordt door het OM niet opgetreden. De lokale driehoek stelt ook een maximale handelsvoorraad vast waartegen niet zal worden opgetreden. Deze voorraad mag niet meer zijn dan 500 gram.

Bij overtreding van de beleidsregels of wanneer cannabis op andere punten wordt verkocht zal wel strafrechtelijk worden opgetreden.

 

2.2  Maximumstelsel.

Toepassing van een maximumstelsel betekent dat in een gemeente een vastgesteld maximum aantal coffeeshops wordt toegelaten. Dit maximum wordt bepaald aan de hand van een analyse van de lokale situatie. Met dit stelsel wordt beoogd de problematiek rond de verkoop van softdrugs beheersbaar te houden. Voor het vaststellen van het maximum aantal toegestane coffeeshops bestaan geen officiële (landelijke) normen. Veelal wordt in de praktijk het inwonertal als zodanig gebruikt. De ervaringscijfers van de afgelopen jaren leren dat één coffeeshop op 15.000-40.000 inwoners voldoende is voor een evenwicht tussen vraag en aanbod. Er zijn echter meer factoren die een rol kunnen spelen, zoals de samenstelling van de bevolking en de eventuele regiofunctie van de gemeente.

Met de aanwezigheid van coffeeshops wordt het mogelijk gemaakt enige controle uit te oefenen op de handel in en het gebruik van softdrugs. Met het tot nu toe gevoerde gedoogbeleid wordt het voorts mogelijk gemaakt de overlast beheersbaar te houden.

 

2.3  Het Delftse coffeeshopbeleid

In 1997 is het eerste Delftse coffeeshopbeleid vastgesteld. Aanleiding hiertoe was de behoefte om de handel in softdrugs in Delft te reguleren, o.a. door vaststelling van een maximum aantal coffeeshops. Voor 1997 ontstond er een wildgroei van coffeeshops. Zo waren er shops gevestigd in de Nieuwstraat , Binnenwatersloot, Zuiderstraat, Broerhuisstraat en twee in de Kromstraat.  In 1997 is het aantal coffeeshops vastgesteld op zes. Deze shops zijn in Delft gevestigd aan:

1.     de Van Leeuwenhoeksingel 52, coffeeshop De Rits

2.     de Kromstraat 22a, coffeeshop ‘t Keldertje

3.     het Achterom 19a, coffeeshop Boeddha

4.     de De Vlouw 48, coffeeshop De Vlouw

5.     de Breestraat 30, coffeeshop The Game

6.     de Peperstraat 8, coffeeshop The Future.

 

2.4 Growshops

De afgelopen jaren zijn in Nederland winkels opgericht die zich specialiseren in het toeleveren van de uitrusting voor het kweken van hennep: zogenaamde “Growshops”. De producten die worden geleverd zijn legaal zoals belichtingunits, kweekbakjes, potgrond e.d. Het leveren van wietplantjes  en –stekjes is nadrukkelijk niet toegestaan en  strafbaar gesteld in de Opiumwet. Vanzelfsprekend is de verleiding groot om naast de eerdergenoemde legale goederen ook dergelijke plantjes en/of stekjes aan te bieden voor de thuisteelt. Het is dan ook zaak om de activiteiten in een dergelijke shop goed in de gaten te houden. Delft heeft momenteel twee Growshops die respectievelijk zijn gevestigd aan de Brasserskade en in de Nijverheidsstraat.

 

2.5    Ervaringen 1997 – 2003

De ervaringen met de Delftse coffeeshops in de periode van 1997 tot 2003 waren overwegend positief. De shops lijken zich goed te houden aan de gedoogcriteria, met uitzondering van de maximum toegestane handelsvoorraad. In de periode 1997 tot 2003 is viermaal een overschrijding van dit criterium geconstateerd. 

De Delftse afdeling van Koninklijk Horeca Nederland (KHN) heeft aangegeven dat softdrugsverstrekkende shops bij voorkeur niet in of langs uitgaansgebieden, dan wel belangrijke horecaroutes moeten worden gevestigd. In Delft doet deze situatie zich voor in de Kromstraat. Deze opvatting van KHN is geuit bij de inspraak rondom het nieuwe bestemmingsplan  Binnenstad, maar kon daarin niet worden meegenomen omdat het bestemmingsplan geen aparte horecacategorie van softdrugsverstrekkende coffeeshops kent. Op dergelijke shops rust slechts de planologische bestemming “horeca”. Voor de discussie over de plek  van coffeeshops is destijds verwezen naar deze, toen nog toekomstige, nota. 

 

2.6   Herziening van het huidige beleid

Als gevolg van de gewijzigde wet- en regelgeving, waaronder de zogenaamde “Damocles regeling” als bedoeld in artikel 13b van de Opiumwet, is het noodzakelijk het uit 1997 daterende Delftse  beleid op onderdelen te herzien. Tevens vindt een heroverweging plaats over het aantal shops in Delft. Uitgangspunten zijn, naast het reeds eerder genoemde volksgezondheidmotief:

·       Streven naar een strikt evenwicht in vraag en aanbod. Indien de vraag groter is dan het aanbod betstaat immers de kans dat de handel in softdrugs zich verplaatst naar straat. Omgekeerd, dus indien het aanbod de vraag overstijgt, wordt het gebruik van softdrugs te uitnodigend;

·       Houden van toezicht. Het verkopen van softdrugs kan slechts worden gedoogd indien de AHOJG-criteria strak worden nageleefd. Hierdoor is een reguliere controle van de shops zeer gewenst.

Het college is van mening, dat het bestaande preventiebeleid in voldoende mate inspeelt op de (aard van de) problematiek. Zie hiervoor par. 4.

 

3.  Het maximumstelsel in Delft

Het maximum aantal toegestane coffeeshops in Delft is in 1997 bepaald op zes. De stellige indruk bestaat dat invoering van bijvoorbeeld een nulbeleid zal leiden tot een grote uitwijk naar het illegale circuit, met als gevolg een moeilijk beheersbare toename van overlast en drugsgerelateerde criminaliteit. Deze indruk wordt zowel door de politie als Parnassia onderschreven.  Op basis van de ervaringen met de coffeeshops in Delft tot nu is het niet gewenst het toegestane aantal van zes verder uit te breiden. Toename van het aantal coffeeshops zal zeer waarschijnlijk leiden tot een toenemende aantasting van het woon- en leefklimaat. Indien de onder punt 2.2 genoemde factor “inwonertal” (inhoudende één coffeeshop op 15.000-40.000 inwoners) wordt toegepast op Delft, zou Delft tussen de twee en maximaal zes coffeeshops kunnen hebben. Zou men op een gemiddelde gaan zitten, dan komen we uit op vier shops. Weliswaar zou men Delft enige regiofunctie kunnen toedichten,  hetgeen een groter aantal zou kunnen rechtvaardigen, maar de nabijheid van met name Den Haag en Rotterdam compenseert op dat punt.

Een aantal van vier, dus één shop op 25.000 inwoners, wordt zowel door de verslavingszorg (Parnassia) als door de politie toereikend genoemd.

 

3.1  Het THC-gehalte in cannabis

De afgelopen jaren is regelmatig het gehalte van het werkende bestanddeel in cannabis producten in het nieuws geweest. Uit onderstaande tabel van het Trimbosinstituut blijkt dat het gemiddelde gehalte van in Nederland geteelde cannabis producten is toegenomen.

 

Gemiddeld THC percentage in cannabisproducten tussen 1999 en 2003

Jaar

1999

2000

2001

2002

Nederwiet

8,6

11,3

15,2

18,0

Buitenl. wiet

5,0

5,1

6,6

6,2

Nederhasj

20,7

16,0

33,0

35,8

Buitenl. hasj

11,0

12,2

17,8

16,6

 

Op rijksniveau wordt momenteel onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om dit gehalte te reguleren. Uit onderzoek blijkt dat er bij ervaren gebruikers niet of nauwelijks extra risico’s zijn verbonden aan het gebruik van cannabis met een hoog THC-gehalte.

Bij onervaren gebruikers is volgens ervaringsdeskundigen sprake van een verhoogd risico. Deze eerste conclusies zijn overigens niet gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, doch op de ervaringen van deskundigen uit o.a. de verslavingszorg. Op de vraag of een hoger gehalte aan THC eerder leidt tot psychotische stoornissen kan echter vooralsnog geen harde conclusie worden verbonden. Bij een kleine groep lijkt wel verband te bestaan tussen cannabisgebruik en psychische stoornissen. Hier loopt nog nader onderzoek naar.

Dit benadrukt in ieder geval de noodzaak van deskundige voorlichting rondom drugsbeleid aan m.n. jongeren. Het Delftse beleid voorziet hierin.

 

3.2   Verlaging maximumaantal van zes naar vier

Zoals eerder onder punt 3 is vermeld, zijn zowel de politie als Parnassia van mening dat één softdrugsverstrekkende coffeeshop op 25.000 inwoners in de Delftse situatie voldoende evenwicht geeft aan de vraag- en aanbodzijde.

Er zijn ook andere redenen om niet méér coffeeshops toe te staan dan nodig zijn om op een redelijke wijze aan de vraag naar softdrugs te kunnen voldoen:

1.     Het blijft van belang  geen uitnodigend beleid voor softdruggebruik te voeren. Vooral naar jongeren en andere nieuwe gebruikers is terughoudendheid op zijn plaats, mede i.v.m. de mogelijke negatieve effecten van toename van het THC-gehalte.

2.     Er is sprake van een flinke toename van het illegaal kweken van hennep in Delft en omgeving. Dit gaat veelal gepaard met vormen van randcriminaliteit. Beperking van het aantal verkooppunten kan hierop een positief effect hebben.

3.     Alhoewel er geen bewezen verband bestaat tussen het gebruik van soft- en harddrugs blijkt de handel in harddrugs zich in een aantal gevallen wel in de omgeving van coffeeshops te concentreren; er ontstaat een soort “scene”.

 

Concreet betekent dit dat het aantal shops kan dalen van zes naar vier, omdat Delft zich niet onderscheidt ten opzichte van andere steden  waardoor naar beneden of boven zou moeten worden afgeweken. Hiervoor zijn markttechnische en beleidsinhoudelijke argumenten.

Deze redenering volgend ben ik dan ook voornemens om het maximum aantal shops op te termijn te verlagen van zes naar vier. Deze verlaging wordt mede ingegeven vanuit een oogpunt van volksgezondheid; er moet een evenwicht zijn tussen vraag en aanbod van softdrugs. Bij de afweging welke shops moeten afvallen om tot een aantal van vier te komen, laat ik tevens overwegingen vanuit openbare orde aspecten en overwegingen op grond van een aangenaam woon- en verblijfsklimaat in belangrijke mate meewegen.

 

3.3   Zienswijze politie over verlaging van zes naar vier coffeeshops

Het Delftse onderdeel van het politiekorps Haaglanden concludeert dat bij het merendeel van de bestaande coffeeshops  in Delft sprake is van een eigen doelgroep (klantenkring) hetgeen rust geeft in het wereldje van de coffeeshops. Bij een vermindering van dit aantal naar vier zou met name de locatie een rol moeten spelen.  Als er een keuze gemaakt moet worden, is met name de shop op het Stationsplein een vestiging die voor sluiting in aanmerking zou moeten komen.  Er is hier in veel mindere mate sprake van een vaste klantenkring en het is een “hangplek” voor personen die zich op en rond het station ophouden. In het belang van openbare orde en terugdringen van criminaliteit op en rond het station is een sluiting van deze coffeeshop op termijn zeker gewenst. Bij deze coffeeshop wordt bij sloop van de huidige panden in verband met de bouw van de spoorzône die vraag sowieso actueel. Zou er dan een alternatieve lokatie moeten worden gezocht ? Die vraag wordt in dit kader ontkennend beantwoord.

Een tweede locatie is “ t Keldertje”in de Kromstraat. Deze coffeeshop geeft op zich niet direct aanleiding tot klachten, wel is er in het straatje sprake van een concentratie van ondernemingen die veel jeugdigen aantrekt, terwijl de Kromstraat eerder is geconfronteerd met een harddrugsmilieu. Dit geeft met regelmaat  aanleiding tot overlast en heeft inmiddels geleid tot klachten van de plaatselijke horeca, vertegenwoordigd door de Delftse afdeling van KHN. Nederland. Dit zou een aanleiding kunnen zijn om op termijn ook de verkoop van softdrugs vanuit deze coffeeshop te beëindigen.

 

3.4  Bestuurlijke keuze welke coffeeshops op termijn afvallen

 

Coffeeshop De Rits

De Rits aan de Van Leeuwenhoekssingel is de enige shop die buiten de binnenstad is gevestigd. Uit eerdergenoemde informatie van o.a. de politie blijkt dat het Centraal Station en de directe omgeving steeds meer onder druk komt te staan door overlast van junks en dealers (transfergebied). Tevens nodigt een coffeeshop die pal naast een station ligt onmiskenbaar uit tot coffeeshoptoerisme.

Dit bij elkaar opgeteld kom ik tot de conclusie dat de ligging van coffeeshop De Rits onwenselijk is geworden. Ik ben dan ook voornemens om op termijn coffeeshop De Rits af te voeren van de lijst van gedoogde softdrugsverstrekkende coffeeshops. De nadruk ligt op termijn, omdat de situatie nu nog niet zo urgent is dat ik zou moeten overgaan tot onmiddellijke intrekking van de Horecaexploitatievergunning. De huidige exploitant mag de shop nog voortzetten. Bij wisseling  van eigenaar, waaronder tevens wordt verstaan het bij- of afschrijven van een vennoot, of opheffing van de shop (bijvoorbeeld in het kader van de realisering van de spoortunnel), zal echter een einde komen aan het gedogen van het verstrekken van softdrugs in De Rits. Dit zal tevens het geval zijn indien de Horecaexploitatievergunning van rechtswege vervalt als bedoeld in artikel 13 van de Exploitatieverordening Horeca. Dit artikel luidt:

“De vergunning vervalt van rechtswege indien de exploitatie van het horecabedrijf voor een periode langer dan zestien weken is of wordt onderbroken”. Een dergelijke situatie zou zich kunnen voordoen indien de coffeeshop op grond van een bestuurlijke maatregel voor een periode van langer dan zestien weken wordt gesloten.

Overigens vervalt in dit laatste geval niet de horecabestemming van het pand; er kan een nieuwe Exploitatievergunning worden aangevraagd voor een “gewoon” horecabedrijf, zolang althans het pand bestaat.

 

Coffeeshop ’t Keldertje aan de Kromstraat 24

Eerder constateerde ook de politie dat de Kromstraat nog steeds onder druk daar waar het gaat om hangjongeren en drugsgebruik. Een softdrugsverstrekkende coffeeshop vergroot dit aanzuigingseffect. In 2003 is nog een café in de Kromstraat gesloten vanwege handel in harddrugs.

Bovendien is het niet wenselijk om een coffeeshop te vestigen aan een horecaroute. Er gaat een ongewenst uitnodigende werking van uit.

Zoals eerder is opgemerkt, is ook de Delftse afdeling van Koninklijk Horeca Nederland van mening dat een softdrugsverstrekkende shop in de Kromstraat het verblijfsklimaat aldaar negatief beïnvloedt. Ik deel die opvatting. Bij wisseling van de coffeeshophouder, waaronder tevens wordt verstaan het bij- of afschrijven van een vennoot, zal, evenals wat voor De Rits geldt, een einde komen aan de gedoogsituatie en zal deze locatie in ieder geval komen te vervallen als softdrugsverstrekkend punt. Ook hier geldt weer dat deze situatie zich tevens voordoet indien de Horecaexploitatievergunning van rechtswege vervalt.

 

4. Preventie

Cannabis is de meest gebruikte drug in Nederland. De laatste jaren vond een stabilisatie plaats van het gebruik onder scholieren, maar een groei van het gebruik onder de algemene bevolking.

 

Uit onderzoek is gebleken, dat het moeilijk is te zeggen welk effect preventie-interventies daadwerkelijk heeft op het gebruik van cannabis. Hiervoor is in Nederland te weinig onderzoek gedaan. Toch kan men wel zeggen dat goed uitgevoerde preventieve maatregelen zorgen voor uitstel en mindering van consumptie van genotmiddelen onder jongeren, inclusief cannabis. (Nationale Drugs Monitor, 2003).

 

Een actief zorg- en preventiebeleid is één van de peilers van het Nederlands drugsbeleid. De overheid heeft in het nieuwe drugbeleid een hoofdlijnenakkoord vastgelegd waarin onder meer is aangegeven dat de komende jaren meer subsidie vrijkomt voor de preventie van onder andere het cannabisgebruik in Nederland.

 

Het Trimbos-instituut initieert in samenwerking met instellingen voor verslavingszorg in Nederland preventieve interventies met als doel:

-        Vergroting van kennis over cannabis

-        Minder consumptie van cannabis

-        Uitstel van de leeftijd waarop voor het eerst cannabis wordt gebruikt

-        Voorkoming van problematisch gebruik zoals, afhankelijkheid

-        Beperking van de gezondheidsschade en maatschappelijke overlast

 

Vanuit het project Drugs Voorlichting en Preventie van het Trimbos-instituut is het initiatief gelanceerd om preventie in en rond de coffeeshops uit te voeren.  In 2001 liepen hiervoor proeven in Leiden en Schiedam.

Sindsdien heeft Parnassia Preventie het project ‘The Healthy Coffeeshop’ geïnitieerd in de gemeenten Den Haag, Leiden, Zoetermeer en Gouda.

Het project heeft als doelstelling het risicovol cannabisgebruik van de plaatselijke bevolking te voorkomen. Dit project behelst diverse interventies, o.a.:

-        Cursus ‘Verantwoord ondernemerschap’ voor coffeeshoppersoneel en exploitanten

-        Het uitzetten van foldermateriaal in de coffeeshops

-        Het ontwikkelen van foldermateriaal (bijv. medicinale cannabis)

-        Het informeren en voorlichten van bezoekers van coffeeshops

-        Het bieden van een laagdrempelig hulpaanbod voor mensen die het cannabisgebruik willen minderen of stoppen

 

Resultaten uit onderzoek ontbreken nog, maar de ervaring in andere gemeenten leert dat de kennis over het product en gerelateerde problemen verhoogd is, zowel bij de bezoeker als het personeel. Tevens weet zowel personeel als bezoeker sneller de weg te vinden naar Parnassia Preventie voor advies of ondersteuning.

 

Parnassia Preventie ziet goede mogelijkheden om de coffeeshops in Delft op te nemen in het project, ten einde de gezondheidsrisico’s omtrent het cannabisgebruik in Delft te voorkomen of te beperken. Voor deze activiteit is ruimte gereserveerd in het Jaarwerkplan preventie Delft 2004 van Parnassia.

 

Drugsvoorlichting aan jongeren vindt plaats middels voorlichtingsprogramma’s op de scholen voor voortgezet onderwijs en groep 8 van het basisonderwijs (PRAT).

Op de basisscholen worden leerkrachten door GGD en Parnassia getraind om zelf voorlichting te geven over genotmiddelengebruik. Hierbij is veel aandacht voor sociale weerbaarheid en omgaan met groepsdruk. Tevens worden er ouderavonden georganiseerd en is er een nieuwsbrief voor ouders

T.b.v. het voortgezet onderwijs is een programma samengesteld waarin aandacht wordt besteed aan:

-        lessen aan leerlingen betreffende diverse genotmiddelen waaronder cannabis

-        ouderavonden m.b.t. kennis over middelen en contacten hierover tussen leerlingen en hun ouders

-        signalering van genotmiddelenproblematiek

-        huisregelbeleid

M.b.t. het onderwijsprogramma wordt samengewerkt tussen GGD, Parnassia, PRAT en de Onderwijs adviesdienst (Veilige school).

Verder zijn er o.a. preventieprogramma’s gericht op jongerenwerk, overlastgevende jongerengroepen (interventieteam) en studenten. Delft participeert tevens in de internetsite www.drugsweb.nl voor jongeren en de jaarlijkse campagne Drugs laat je niks wijsmaken, dit jaar geheel gewijd aan cannabisgebruik.

Meer informatie is te vinden in de Nota verslavingszorg 2004-2007 en het Jaarplan verslavingszorg 2004.

Het college is van mening, dat hiermee in voldoende mate wordt ingespeeld op de problematiek. In de aanpak verslavingszorg ligt de nadruk op het alcoholmatigingsbeleid en het maatschappelijk herstel van verslaafden.

 

 

5.  Handhaving

5. 1  Handhavingsmatrix

Een handhavingsmatrix is een beleidsdocument waarin afspraken over het gecombineerd optreden van gemeentebestuur, openbaar ministerie en politie zijn neergelegd. Hierdoor kunnen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke instrumenten op elkaar worden afgestemd.

De noodzaak van samenwerking tussen gemeentebestuur, OM en politie voor een goede handhaving van het lokaal drugsbeleid behoeft nauwelijks betoog. Elk van de partijen is immers slechts bevoegd voor een deel van de handhaving: de burgemeester kan weliswaar een coffeeshop sluiten, maar kan niet strafrechtelijk vervolgen. Dat doet de officier van justitie. En beiden hebben de politie nodig voor zowel de uitvoering van bestuurlijke maatregelen, zoals sluiting de strafrechtelijke maatregelen, opsporing en arrestatie.

In een handhavingsmatrix wordt concreet aangegeven wat de sancties zijn bij overtreding van de voorschriften van het coffeeshopbeleid. De gemeente (burgemeester), politie en OM hebben ieder eigen bevoegdheden op het terrein van handhaving. De handhavingsmatrix maakt inzichtelijk wanneer, door wie, met welk juridisch instrumentarium en met welke consequenties wordt opgetreden wanneer een coffeeshop zich niet houdt aan de vergunningvoorwaarden. Als bijlage van deze nota is de Delftse Handhavingsmatrix bijgevoegd, zoals deze daarmee is ingestemd  in de lokale driehoek van donderdag 11 maart 2004 en zoals die vervolgens door de burgemeester is vastgesteld..

 

5.2  Integrale controle

De politie zal samen met de gemeente toezicht houden op de coffeeshops. Daartoe verplichten beide zich tot twee gezamenlijke controles per shop per jaar.

 

6.  De Wet Bibob

Op 1 juni 2003 is de Wet BIBOB van kracht geworden. BIBOB staat voor: Bevordering Integriteits Beoordelingen door het Openbaar Bestuur (BIBOB). Het BIBOB instrumentarium is bedoeld om bestuursorganen een extra mogelijkheid te geven een vergunning te weigeren of in te trekken. Dit kan indien er een ‘ernstige mate van gevaar’ is dat de vergunning (mede) gebruikt wordt om strafbare feiten te plegen, of om uit strafbare feiten verkregen geld wit te wassen.

Coffeeshops nemen een bijzondere positie in, omdat het gaat om het gedogen van strafbaar handelen. BIBOB moet worden beschouwd als toets van de integriteit van de coffeeshophouder en niet om een extra mogelijkheid te hebben om lokaal coffeeshopbeleid vorm te geven. BIBOB is vooral belangrijk om te voorkomen dat vergunning verleend wordt aan coffeeshophouders die financiële banden met criminele organisaties onderhouden. De gemeente ontwikkelt hier momenteel separaat beleid op dat in de loop van dit jaar zal worden vastgesteld.

 

7.  Beslispunten

Naar aanleiding van deze nota besluit ik:

1.     het aantal softdrugsverstrekkende coffeeshops te verlagen van zes naar vier. De twee coffeeshops die op termijn moeten wijken zijn De Rits aan de Van Leeuwenhoeksingel 54 en ’t Keldertje in de Kromstraat 22a. De huidige exploitanten mogen de exploitatie voortzetten binnen de geldende regelgeving. Zodra er echter wijzigingen zijn in het ondernemerschap (verandering van eigenaar of verandering van vennoten), dan wel indien de Horecaexploitatievergunning van rechtswege vervalt, zullen de shops worden afgevoerd van de lijst van softdrugsverstrekkende coffeeshops;

2.     de huidige preventiemaatregelen onverkort voort te zetten;

3.     het toezicht op de coffeeshops te intensiveren door gezamenlijks controles van politie en gemeente uit voeren. Partijen verplichten zich tot het houden van twee gezamenlijke controles per shop per jaar;

De bijgevoegde handhavingsmatrix heb ik reeds m.i.v. 1 april 2004 vastgesteld.

 

De burgemeester van Delft,

 

 

 

 

mr. H.M.C.M. van Oorschot.

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage: Handhavingsmatrix coffeeshopbeleid