Inhoud

INLEIDING.. 4

                                           

Financiën. 5

 

Deel A: Bomenbeleid. 7

 

Samenvatting. 8

 

1 Bomen in de stad. 9

1.1 Bomen bepalen sfeer 9

1.2 Bomen hebben natuurwaarde. 9

1.3 Bomen met een bijzondere waarde. 9

1.4 Stadsbomen. 10

1.5 Onderhoud op maat 10

 

2. Bomen in de knel 11

2.1 Diversiteit brengen in de boombeplanting. 11

2.2 Bomen gespreid verjongen. 11

2.3 Bomen groeikansen bieden. 12

2.4 Vervangen van dode bomen. 12

2.5 Aandacht voor groen bij nieuwbouw en herstructurering. 12

2.6 Bescherming bij graafwerkzaamheden. 12

2.7 Beschermen van monumentale bomen. 13

2.8 Bomen in privé-tuinen. 13

 

3. Overzicht van acties. 14

3.1 Aanvullen Handboek Openbare Ruimte. 14

3.2 Opzetten groenbeheersysteem.. 14

3.3 Uitbreiden van monumentale bomenlijst 14

3.4 Informatievoorziening verbeteren. 14

 

Literatuur 15

 

Deel B: Kapvergunningenbeleid. 16

 

Inleiding. 17

 

1. Procedure kapaanvragen. 18

1.1 Criteria kapvergunning. 18

1.2 Aanvraag kapvergunning. 19

1.3 Publicatie kapvergunning. 20

1.4 Bezwaarschriften. 20

1.5 De procedure in schema. 21

 

2. Afwegingsprocedure. 22

2.1 Algemeen. 22

2.2 Noodzakelijke kap. 22

2.3 Bomen met een bijzondere waarde. 22

2.4 De afweging in schema. 23

2.5 Herplantplicht 24

2.6 Financiële herplantplicht 24

 

3. Afwegingscriteria. 26

3.1 Leeftijd en omvang. 26

3.2 Boomsoort en uiterlijk. 26

3.3 Standplaats en plantwijze. 26

3.4 Conditie en levensduurverwachting. 26

3.5 Functie. 27

3.6 Historie. 27

3.7 Hinder 27

3.8 Belang van de nieuwe inrichting. 28

3.9 Verplantbaarheid van de boom.. 28

 

4. Voorschriften en beperkingen. 29

 

Literatuur 30

 

Deel C: Vervangingsbeleid. 31

 

Inleiding. 32

 

 

Bijlagen

1.         Bomenkaart (uit Ecologieplan Delft)

2.         Primair netwerk (uit Ecologieplan Delft)

3.         Secundair netwerk (uit Ecologieplan Delft)

4.         Technische kwaliteitseisen nieuwe aanplant

5.         Poster ‘boombescherming op bouwlocaties’

6.         Monumentale bomenlijst (peiljaar 2003)

7.         Methode Raad (versie 2001)

8.         Basiskaart monumentale bomen

9.         Basiskaart theoretische vervangingen

10.     Voorbeeldkaart bovengrondse groeiruimte Hof van Delft


INLEIDING

 

Delft telt meer dan 40.000 bomen, de bomen in de Delftse Hout niet meegerekend. De meeste van deze bomen zijn in beheer bij de gemeente: zo’n 35.000 exemplaren. Ze staan verspreid door de stad, langs wegen, op pleinen en in plantsoenen. Met aandacht voor aanleg, beheer en bescherming probeert de gemeente deze bomen de kans te geven om gezond tot wasdom te komen en zo de stad te verfraaien.

 

Dit beleidsplan De juiste boom op de juiste plaats beschrijft hoe de gemeente omgaat met bomen in Delft. De aanleiding voor dit plan is de behoefte om het vorige beleidsplan Bomen op dreef uit 1993 aan te scherpen en te actualiseren. Een tweede aanleiding is de toezegging om het beleid rond kapvergunningen te evalueren.

 

Het beleidsplan bestaat uit drie delen, waarvan er nu twee gereed zijn. Deel A gaat in op het bomenbeleid in het algemeen, en sluit daarmee aan op Bomen op dreef. Dit deel gaat in op de functies van bomen in de stad, op technische randvoorwaarden en op oplossingen voor ervaren knelpunten.

 

Deel B beschrijft het gemeentelijk beleid rond de afgifte van kapvergunningen. Het is een toelichting op en een beleidsuitwerking van de Bomenverordening 1998. In dit deel zijn vele juridische en vaktechnische problemen opgelost, met als gevolg dat de Bomenverordening 1998 op diverse onderdelen juridisch is bijgesteld.

 

Na goedkeuring van de delen A en B wordt vervolgens deel C nader uitgewerkt. Dit derde deel – dat op een later tijdstip in deze nota wordt opgenomen – omvat een meerjarig beheerplan voor het bomenbestand. Daarmee krijgt het eerste vervangingsplan (met bijbehorende financiële consequenties) gestalte. Wel zijn in deel C van deze nota de uitgangspunten en probleemgebieden voor het vervangingsbeleid vastgelegd.

 

 


Financiën

 

De voorstellen uit dit bomenbeleid wijken in financieel opzicht slechts in geringe mate af van het oorspronkelijke beleid. De uitvoering van het bomenbeleid vraagt de volgende financiële onderbouwing:

·           bijhouden veiligheidslogboek bomen (zie deel A, 1.4);

·           aanvullen Handboek Openbare Ruimte (zie deel A, 3.1);

·           opzetten groenbeheersysteem (zie deel A, 3.2);

·           uitbreiden van monumentale bomenlijst (zie deel A, 3.3);

·           informatievoorziening verbeteren (zie deel A, 3.4);

·           zorgvuldige procedure kapvergunningen (zie deel B, 2.1);

·           subsidie onderhoud monumentale bomen van particuliere huishoudens (zie deel B, 2.6).

 

Financieel overzicht

 

 

Jaarschijf 2004

Jaarschijf 2005 e.v.

Bijhouden veiligheidslogboek bomen

€ 20.000

€ 45.000

Aanvullen Handboek Openbare Ruimte

nihil

            nihil

Opstellen groenbeheersysteem

nihil

              p.m

Opstellen monumentale bomenlijst  en  monumentale groengebieden     

€ 20.000

nihil

Informatievoorziening verbeteren            

nihil

nihil

Zorgvuldige procedure kapvergunningen

nihil

nihil

Subsidie onderhoud monumentale bomen 

€ 10.000

   p.m

 

 

 

 

Bijhouden veiligheidslogboek bomen

Dit veiligheidslogboek kent nog geen wettelijke verplichting. Juridisch is het wel al noodzakelijk om aansprakelijkheid voor schade als gevolg van door benadeelden geclaimd achterstallig onderhoud te kunnen weerleggen. De invoering van dit geautomatiseerde logboek vraagt in 2004 € 20.000, daarna structureel € 45.000 aan menskracht. Het vraagt geen extra budget, omdat de werkzaamheden op dit moment reeds handmatig plaatsvinden.

 

Aanvullen Handboek Openbare Ruimte

Het inventariseren van technische en esthetische eisen aan materialen, die geschikt zijn voor toepassing in de openbare ruimte – in het Handboek Openbare Ruimte – is een continu proces en vraagt daarom geen extra financiële inspanning.

 

Opzetten groenbeheersysteem

Het opzetten van een groenbeheersysteem inclusief het bijhouden en muteren van de gewijzigde gegevens in het bomenbestand (aanbrengen van nieuwe aanplant en vervangen van bestaande bomen) behoort tot de normale onderhoudswerkzaamheden en vraagt daarom geen extra financiële inspanning.

Maar de uitvoering van de uit het planmatig beheer voortkomende werkzaamheden vraagt wel het nodige extra financiële budget, namelijk voor het opheffen van de onder- en bovengrondse knelpunten. Het grote voordeel van het systeem is dat het ook planmatig beheren van de bomen leidt tot geïntegreerd aanpakken van reconstructies. Ruim van te voren wordt duidelijk welke wegen, straten, pleinen uit beheersoogpunt (vervangen wegdek, riolering, bomen, beplanting) aan vernieuwing toe zijn. Op dit moment is de werkwijze nog dat tijdens de werkvoorbereiding een begroting wordt opgesteld voor een voorgenomen werk. In de toekomst, na invoering van het systeem, ontstaat een financieel overzicht voor de langere termijn.

 

Er wordt tot nu toe niet gewerkt met vervangingsinvesteringen in het groen. Uitgangspunt is, dat planmatig beheer geen verhoging van budgetten met zich meebrengt, wel worden de gevraagde investeringen inzichtelijk.

De meerkosten voor de uitvoering komen voort uit het verbeteren van de onder- en bovengrondse voorzieningen. Deze kosten zijn op dit moment nog moeilijk in te schatten, maar zullen in deel C nader worden uitgewerkt.

 

Uitbreiden van monumentale bomenlijst

Ook het opstellen en daarna bijhouden van de monumentale bomenlijst is een continu proces. Deze werkzaamheden zijn nieuw opgezet in dit beleid. Daar waar het gemeentelijke bomen betreft kunnen de werkzaamheden worden geïntegreerd in het veiligheidslogboek. Potentiële kanshebbers worden in het bilateraal overleg tussen de ‘groene’ afdelingen eenmaal per vijf jaar besproken.

Bij particuliere bomen zijn de werkzaamheden complexer, ook juridisch gezien. Bomen mogen niet zonder meer op een lijst worden gezet. De eenvoudigste procedure is het toevoegen van bomen op vrijwillige basis. In alle andere gevallen zal de boom via de gebruikelijke juridische procedures (met mogelijkheid van bezwaar voor de eigenaar) op de lijst worden geplaatst. Via een regelmatig terugkerende procedure worden eigenaren gevraagd of zij bomen op de lijst willen laten plaatsen. Daarnaast is er behoefte aan het registreren van potentieel monumentale gebieden: bomen zijn door de leeftijd wellicht nog niet monumentaal, maar kunnen bij ongestoord ouder worden deze status bereiken. Daarnaast kan het groengebied een belangrijke cultuurhistorische waarde hebben, die behouden dient te blijven. Controle en uitwerking vragen circa 160 mensuren, dus circa

€ 20.000. Daarvan komt € 10.000 uit ecologiereserve en € 10.000 uit de lopende onderhoudsbegroting van het vakteam Groen.

 

Informatievoorziening verbeteren

Dit is een continu proces waar ook nu al enige menskracht aan wordt besteed. De extra inspanningen kunnen worden bekostigd uit het wegvallen van de werkzaamheden van een groot aantal pro forma verstrekte kapvergunningen. Hoewel in de marge, zullen de drukkosten in 2004 hoger uitvallen, doordat er nieuwe folders moeten worden gemaakt.

 

Zorgvuldige procedure kapvergunningen

Invoering van dit beleid vermindert het aantal aanvragen, door het vergroten van de vrijstellingen. Tot nu toe zijn er circa 150-175 aanvragen per jaar afgehandeld. Eenderde van de aanvragen betreft gemeentelijke aanvragen; de overige 100-110 aanvragen komen van particuliere huishoudens, woningbouwverenigingen, scholen en bedrijven. Uitgaande van het nieuw beleid vermindert het aantal aanvragen van met name particuliere huishoudens (tot nu toe circa 75 aanvragen per jaar).

Daar staat tegenover dat de overblijvende aanvragen (ongeveer nog 75 aanvragen per jaar, dus een halvering van het huidige aantal aanvragen) een zorgvuldiger procedure moeten doorlopen, dus ook relatief meer tijd vragen. Daarnaast gaat het bijhouden van de subsidie voor monumentale bomen meer menskracht vragen. Binnen de huidige beschikbare menskracht moet een en ander budgettair neutraal verlopen.

 

Subsidie onderhoud monumentale bomen van particuliere huishoudens

Ten behoeve van de in te stellen reserve wordt een startsubsidie gevraagd van € 10.000. Dit kan bekostigd worden uit het groencompensatiefonds (de Ikea-gelden). Daarna moet de reserve gevuld worden door bijdragen uit de financiële herplantplicht.

Het controleren van aanvragen vraagt daarnaast enige menskracht. Er wordt echter van uitgegaan dat deze uren beschikbaar komen binnen de bestaande formatie door het verminderen van het aantal kapvergunningen.

 

 



Deel A: Bomenbeleid

 

Samenvatting

 

 

Bomen in de stad

 

Bomen in de stad hebben diverse functies. Door de juiste toepassing van bomen krijgen verschillende ruimten in de stad een heel eigen sfeer en een eigen karakter. Bomen versterken ook de natuur in de stad. Het onderhoud is afhankelijk van de plek in de stad en de functies van de boom.

 

Bomen in de knel

 

In de stad zijn de groeiomstandigheden voor bomen verre van ideaal. Het streven is de gemiddelde levensduur van de bomen in Delft te verhogen, door onder- en bovengrondse knelpunten in beleid en beheer op te lossen.

Uitgangspunten zijn:

·           diversiteit houden in de boombeplanting;

·           bomen gespreid verjongen, om kaalslag te voorkomen;

·           bomen groeikansen bieden;

·           bij het vervangen van dode bomen rekening houden met de resterende levensduur van de omringende bomen;

·           meer aandacht geven aan bomen bij nieuwbouw en herstructurering;

·           bomen beschermen bij graafwerkzaamheden;

·           monumentale bomen beschermen;

·           het beleid voor privé-tuinen richten op kortdurende aanwezigheid van veel jonge bomen.

 

Ambities

 

·           afstemmen van het bomenbeleid op duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit

·           verhogen van natuurwaarden

·           zorg voor en behoud van structuurbepalende bomen

·           bestaande boomruimte behouden en versterken

 

Overzicht van actiesUitvoeringsprogramma

 

De genoemde constateringen en knelpunten leiden tot de volgende concrete acties:

·           het Handboek Openbare Ruimte wordt aangevuld met technische randvoorwaarden, zowel in ondergrondse als bovengrondse voorzieningen;

·           er komt een geautomatiseerd groenbeheersysteem waarin het noodzakelijk onderhoud van bomen wordt vastgelegd en gepland;

·           het overzicht van monumentale bomen in de stad wordt uitgebreid met bomen van particulieren;

·           de gevolgen van het beleid worden uitgedragen. Bij elke bouwaanvraag voegt de gemeente een voorlichtingsfolder en een kapaanvraagformulier toe. Bij elke afgegeven bouwvergunning en bij elke toestemming voor tracéwerkzaamheden worden richtlijnen Boombescherming op bouwlocaties uitgereikt en gehandhaafd

 


1 Bomen in de stad

 

 

Bomen in de stad hebben diverse functies. Ze spelen een rol bij de indeling in ruimten en zijn van betekenis voor de samenhang tussen de ruimten waarin ze staan en hun omgeving. Bomen dragen zo bij aan de aankleding en de herkenbaarheid van de stad. Het beleid is erop gericht de kwaliteit van de bestaande structuren en de individuele bomen te behouden en waar mogelijk te versterken. 

 

1.1 Bomen bepalen sfeer

 

Door de juiste toepassing van bomen krijgen verschillende ruimten in de stad een heel eigen sfeer en een eigen karakter. Het plantverband (zoals bomenrij, boomgroep of solitaire boom) en de plantafstand bepalen de rol die bomen spelen bij de indeling in ruimte en het geven van samenhang en herkenbaarheid.

Niet alleen bomenlanen, boomgroepen of solitaire bomen dragen bij aan de kwaliteit van de openbare ruimte. Veel mensen ervaren ook open ruimten, zoals in het Abtswoudsepark, juist als een verademing in het steeds dichter wordende stedelijk gebied. Dit geldt ook voor bijvoorbeeld de Bieslandse Bovenpolder, waar de openheid kwaliteit heeft. Ook deze landschappelijke waarden moeten behouden blijven.

 

De bomen worden in drie categorieën ingedeeld: bomen met natuurwaarde, bomen met een bijzondere waarde en stadsbomen. De volgende paragrafen gaan in op de functies van bomen in de stad.

 

1.2 Bomen hebben natuurwaarde

 

Bomen spelen een rol voor de natuur in de stad. Bomen beïnvloeden het microklimaat in de stad. Hierdoor wordt het stedelijk milieu beter leefbaar voor planten en dieren, maar ook voor de mens:

·       bomen matigen de temperatuurextremen, doordat bomen veel water verdampen en directe zonnestraling op de bodem wegvangen;

·       bomen breken de wind. Dit is vooral nodig tussen de hoge flats in de moderne buitenwijken waar krachtige valwinden kunnen ontstaan;

·       straatbomen filteren stof- en rookdeeltjes uit de lucht. Na een regenbui is de boom schoon en het stof naar de bodem gespoeld.

Bovendien bieden met name de inheemse bomen woonruimte en voedsel aan verschillende soorten vogels, zoogdieren en insecten. Via lange lanen die de stad doorkruisen kunnen zij zich door de stad en van en naar het buitengebied verplaatsen. In Delft liggen enkele gebieden – zoals de parken en begraafplaatsen – die groot genoeg zijn als leefgebied voor populaties van diersoorten. Ook dieren uit deze populaties moeten zich kunnen verplaatsen naar andere gebieden, omdat er voor het voortbestaan genetische uitwisseling moet zijn met andere populaties. Groene gebiedjes die op zichzelf te klein zijn als leefgebied kunnen worden verbonden met andere gebieden. Deze ecologische boomstructuren versterken de natuurwaarde.

 

1.3 Bomen met een bijzondere waarde

 

Deze structuurbepalende bomen verdienen bijzondere aandacht door de specifieke functie die zij vervullen. Het gaat om:

·         structuurbepalende bomen (voorbeeld: Buitenhofdreef);

·         bomen in ecologische verbindingszones (voorbeeld: Tanthofkade);

·         monumentale bomen (voorbeeld: bruine beuk bij de Nieuwe Kerk);

·         beeldbepalende bomen (voorbeeld: de eiken bij de St. Sebastiaansbrug);

·         bomen met een bepaalde historische waarde (voorbeeld: de koningslinde aan het Oostplantsoen);

·         bomen met een bepaalde zeldzaamheidswaarde (voorbeeld: de hulst aan de Barbarasteeg).

Voor deze bomen geldt een grote terughoudendheid in de afgifte van kapvergunningen (zie deel B paragraaf 2.3).

 

Om de bescherming te regelen heeft Delft groene hoofdstructuren aangewezen, die zijn vastgelegd in de bomenkaart van het Ecologieplan Delft (bijlage 1). Deze hoofdstructuren zijn het uitgangspunt bij het bepalen van planologische randvoorwaarden voor ruimtelijke ordening, structuurplannen en bestemmingsplannen. Delft streeft ernaar bomen in deze hoofdstructuren te behouden en te versterken. Zowel boomstructuren als individuele bomen worden bovendien beschermd met behulp van het stelsel van kapvergunningen. De juridische basis is vastgelegd in de Bomenverordening Delft 1998.

 

De (gewenste) structuurbepalende boombeplantingen zijn schematisch samengevoegd in het primair en secundair netwerk van het Ecologieplan Delft en zijn toegevoegd als bijlagen 2 en 3. Een lijst van (gemeentelijke) monumentale bomen is opgenomen als bijlage 6, de monumentale bomen zijn weergegeven op de basiskaart monumentale bomen (bijlage 8).

 

1.4 Stadsbomen

 

Alle overige bomen in de stad hebben geen bijzondere waarde, maar dragen in hoge mate bij aan het woonklimaat, maar staan vaak op plaatsen, waar de groeiomstandigheden niet optimaal zijn. Voorbeelden hiervan zijn straatbomen in smalle straatjes, die dicht op gevels zijn geplant.  Deze bomen veroorzaken op langere termijn veel overlast aan de omwonenden: de verharding wordt opgedrukt en de takken slaan tegen de gevel.

Ook bomen in (achter)tuinen van bewoners vallen in deze categorie. Bewoners kiezen vaak een boom, die te groot wordt voor hun tuin.

Voor deze categorie bomen is het belangrijk, dat het aantal zoveel mogelijk gehandhaafd blijft. Deze bomen zullen nooit de monumentale status bereiken. Daarom wordt voor deze bomen de kapvergunningenprocedure zo eenvoudig mogelijk gemaakt door deze bomen zoveel mogelijk kapvergunningvrij te maken. Voor particuliere tuineigenaren wordt daardoor de herplant met een jong exemplaar gestimuleerd.

Concreet betekent dit dat de inrichting wordt afgestemd op de ontwikkelingskansen van de boom en dat de kapvergunningprocedure voor stadsbomen wordt vereenvoudigd.

Per definitie wordt hiermee bereikt, dat de aanwezige boomruimte zoveel mogelijk wordt behouden en versterkt. Dit kan leiden tot noodzakelijke aanpassingen van ondergrondse structuur (kabels en leidingen). Financiering wordt binnen de redelijkheid van het  budget meegenomen binnen de projectfinanciering.

 

1.5 Onderhoud op maat

 

Bomen staan op verschillende plekken en hebben meerdere functies. Soms heeft de natuurfunctie de overhand, zoals in de Delftse Hout. Soms prevaleert het esthetische belang. Het merendeel van de bomen dient het algemeen belang. Zij maken deel uit van de leefomgeving, maar behoeven geen specifieke maatregelen gericht op het versterken van de functie.

Bomen met een natuurfunctie mogen dood hout bezitten en ‘gecontroleerd’ omvallen. Zij hoeven niet zoals de bomen in de stedelijke omgeving modelbomen te zijn zonder kruisende of schurende takken, zonder dubbele top of zonder plakoksels. Zij mogen op natuurlijke manier uitgroeien. Bomen met een specifieke esthetische functie zoals leibomen zullen veelvuldig worden gesnoeid. Alle andere bomen krijgen onderhoud dat is toegespitst op de soort. Ook de standplaats heeft daarbij invloed. De groeiomstandigheden van een boom in bestrating zijn nooit optimaal. Daarom vragen deze bomen net als de meeste stadsbomen intensievere begeleiding.

 

Goede zorg voor bomen – zowel in aanleg als beheer – houdt in dat de juiste groeiomstandigheden voldoende aandacht krijgen. De juiste boom op de juiste plaats vereist:

·           voorwaarden waarmee ontwerpers rekening moeten houden om bomen in te passen. Deze voorwaarden worden vastgelegd in het Handboek Openbare Ruimte;

·           een groenbeheersysteem waarin het noodzakelijk onderhoud van bomen wordt vastgelegd en gepland. Momenteel is het hele bomenbestand al geïnventariseerd op locatie, soort, leeftijd, maat en kwaliteit. ‘Beheer op maat’ is het uitgangspunt;

·           het volgen van de gezondheid van bomen ten behoeve van de veiligheid. Hiervoor wordt een logboek ontwikkeld.

Deze werkwijze biedt de mogelijkheid om het beheer van de bomen in de stad te plannen voor de lange termijn. Met behulp van de verzamelde gegevens wordt het bomenbestand geanalyseerd en worden vervangingsplannen opgesteld, die erop gericht zijn een meer evenwichtige leeftijdsopbouw met een grote diversiteit aan boomsoorten te verkrijgen.


2. Bomen in de knel

 

 

Bomen hebben ruimte nodig om tot wasdom te komen. Boven de grond moet voldoende ruimte zijn voor de ontwikkeling van de kruin. En er moet voldoende geschikte grond aanwezig zijn voor de ontwikkeling van het wortelgestel, zodat de boom kan beschikken over voldoende voedsel, water en zuurstof en zich goed kan verankeren. Bomen hebben ook tijd nodig om tot wasdom te komen.

In de stad zijn de groeiomstandigheden voor bomen verre van ideaal. Een boom staat hier bloot aan uiteenlopende bedreigingen. De gemiddelde levensduur van een boom in een stad is niet hoog: ze worden niet ouder dan gemiddeld zo’n 35 jaar.

Het streven is de gemiddelde levensduur van de bomen in Delft te verhogen. Dit kan door her en der de groeiplaatsomstandigheden van de bomen te verbeteren (zie de technische kwaliteitseisen in bijlage 4). De bomenstructuur kan verder worden versterkt door onderstaande knelpunten in het bestaande beleid en het beheer op te lossen.

 

2.1 Diversiteit brengen in de boombeplanting

 

Het beheer van het Delftse bomenbestand geeft aanleiding tot bijstellingen. Voor het bomenbestand is nog geen structureel vervangingsplan gemaakt en een meerjarig beheerplan ontbreekt. Met name het toepassen van duurzame houtsoorten en het op peil houden van diversiteit in boomsoorten verdient daarbij aandacht.

 

Diversiteit aan bomen in soort, leeftijd, grootte, bloeirijkdom en groeitempo is belangrijk, omdat dat een garantie is voor een gezond en gevarieerd boombestand. Door zowel exoten als inheemse bomen met hun cultuurvariëteiten toe te passen wordt een evenwichtig boombestand opgebouwd. Ook zal worden gestreefd naar het vervangen van bomen met een kortdurende omlooptijd zoals populieren en wilgen (de “wijkers”) door bomen met een lange omlooptijd zoals es, plataan, iep, linde, eik, etc, etc. (de “blijvers”), met name langs de doorgaande boomstructuren.

Nu gaat in de praktijk de voorkeur nog vaak uit naar inheemse soorten. Dat mag geen regel worden. Het alleen toepassen van inheemse soorten op onze laaggelegen en vochtige gronden zou betekenen dat alleen populier, wilg, iep, els en berk in aanmerking komen. Cultuurvariëteiten (binnen één soort geselecteerde type met specifieke eigenschappen, die een ‘eigen’ naam krijgen) en ‘exoten’ als plataan en sommige eiken en esdoorns zouden dan niet meer in aanmerking komen, hoewel deze soorten over het algemeen stormen beter weten te trotseren dan de inheemse soorten.

Een reden om de variatie op peil te houden is dat monoculturen lastig te beheren zijn en gevoelig zijn voor ziekten en plagen. Diversiteit in het bomenbestand voorkomt kaalslag door gelijktijdig kaprijp zijn en grootschalige uitval door ziekten of plagen. Hierbij gaat het om het versterken van de diversiteit op stads- en wijkniveau, niet op straatniveau of per individuele boom. 

 

Ziekten mogen overigens geen reden zijn om boomsoorten uit te sluiten, omdat dit ten koste gaat van de diversiteit en daardoor van de natuurwaarde. Variatie in soorten en het direct verwijderen van aangetaste bomen bieden de beste bescherming tegen verspreiding van ziekten en plagen.

Ziekten die voorkomen zijn bacterievuur (bij onder meer meidoorn, lijsterbes en peer), verwelkingsziekte (esdoorn, paardekastanje, linde en iep), meniezwammetje (iep, esdoorn, paardekastanje en linde), watermerkziekte (wilg, in het bijzonder bij de schietwilg en de treurwilg), tak- en bloesemziekte (meidoorn, sierpeer en sierappel) en zwamvorming.

De bekendste ziekte is de iepziekte. Per jaar wordt bij gemiddeld 200 bomen iepziekte geconstateerd. Ongeveer 50 procent hiervan is in eigendom en beheer bij de gemeente. Besmette bomen worden direct verwijderd. Uit de registratiegegevens blijkt dat veel soorten en cultivars vatbaar zijn voor de iepziekte. Op de lijst komen de soorten veldiep en hollandse iep veel voor, maar de ziekte treft ook cultivars. De gemeente blijft toch iepen planten, als oorspronkelijke en inheemse boom. De gemeente maakt dan een keuze uit ‘resistente’ iepen.

 

2.2 Bomen gespreid verjongen

 

Het is van belang bij vervangingsoperaties ‘kaalslag’ te voorkomen, door de bomen niet allemaal tegelijk te vervangen, maar gespreid over enkele jaren.

Vervanging begint bij de snelgroeiende soorten als populieren en wilgen langs hoofdstraten en waterlopen. Deze takelen af en zijn de komende 10-15 jaar aan kap toe. De bomen moeten worden vervangen door duurzamere boomsoorten (bijvoorbeeld es, linde, esdoorn), waarbij de juiste onderlinge plantafstanden zullen worden aangehouden. Deel C omvat een planmatig vervangingsschema.

Kaalslag dreigt, omdat de leeftijdsopbouw van de bomen in een aantal wijken zeer gelijkmatig is. Een groot deel van het bomenbestand is aangeplant in de jaren vijftig en zestig. Dit komt omdat in de oorlogsjaren bijna alle bomen zijn gekapt en die na de oorlog weer zijn vervangen. In dezelfde periode zijn bovendien enkele nieuwe wijken gebouwd en aangeplant. Bij de aanleg zijn veel bomen dicht op elkaar en op de gevels geplant. Ook is indertijd gekozen voor snelgroeiende bomen als populier en wilg, om de nieuwe wijken snel een groene aanblik te geven.

Dat betekent dat in bepaalde delen van de stad een groot deel van het bomenbestand in een korte tijd aan vervanging toe is. Veel populieren zijn indertijd als ‘wijker’ geplant om beschutting te creëren, waarin de duurzame boomsoorten (‘blijvers’) kunnen groeien. Behalve populieren en wilgen zijn ook veel boompjes in woonstraten (zoals meidoorns en meelbessen) op korte termijn toe aan vervanging.

 

 

2.3 Bomen groeikansen bieden

 

In stedelijke omstandigheden komen veel bomen niet tot wasdom, omdat de groeiomstandigheden niet optimaal zijn. In het verleden was de gedachte dat binnen een stad zoveel gebeurde dat de bomen toch niet volwassen zouden worden. Het beleid wordt er nu op gericht nieuwe bomen te planten die ook volwassen kunnen worden.

Bij herinrichtingen krijgen goede groeiomstandigheden voor bomen voortaan extra aandacht. Ook het samenvoegen van groenstroken verbetert de toekomstige groeiomstandigheden, zodat bomen meer ruimte krijgen om uit te kunnen groeien. In de ecologische en ruimtelijke hoofdstructuur is ruimte aanwezig om elke boom volwassen te laten worden. Mede versterkt door het kapvergunningenbeleid is het beleid hier om bomenrijen te handhaven en te versterken.

Daar waar voor stadsbomen in de dicht bebouwde omgeving zowel ondergronds als bovengronds geen ruimte beschikbaar is, zullen ze bij herinrichtingen en eventueel ook op verzoek van bewoners verdwijnen. Delft staat voor de moeilijke taak haar bomenbestand te verjongen. Veel bomen zijn geplant in de jaren dertig, vijftig, zestig en zeventig van de vorige eeuw. Tegelijkertijd is de druk op de ondergrondse ruimte verveelvoudigd.  Elektriciteit, water en gas deden hun intrede, even later gevolgd door riolering en telefoon en vervolgens door een centraal antennesysteem en overige bekabelingen voor de elektronische snelweg. Nu liggen alle stoepen vol met allerlei kabels en leidingen, waarbij door de minimale afstand tot een kabel of leiding (variërend tussen 1 en 2 meter) geen ruimte overblijft om een bestaande boom terug te planten. Concreet betekent dit extra aandacht voor bomen bij herinrichting en streven naar koppeling van groenstroken.

 

Een aantal van de karakteristieke laanbeplantingen is binnen afzienbare tijd aan verjonging toe. Dit mag geen reden zijn tegelijkertijd een ander ruimtebeslag neer te leggen, die de groeiplaats van de bomen aantast.

 

 

Met name voor het woongenot van de Delftse inwoner is een lichte koersverandering noodzakelijk. Daar waar voor bomen in de dicht bebouwde omgeving zowel ondergronds als bovengronds geen ruimte beschikbaar is, zullen ze bij herinrichtingen en ook op verzoek van bewoners verdwijnen.

 

2.4 Vervangen van dode bomen

 

In boombeplantingen vervangt de gemeente vrijwel automatisch elke boom die dood gaat door een nieuwe boom (‘inboeten’). Het nieuwe beleid gaat ervan uit bomen niet meer automatisch te vervangen door een jong exemplaar, maar dit per geval te bekijken en daarbij rekening te houden met de resterende levensduur (langer dan 10 jaar) van de omringende bomen. Deze nieuwe aanpak is gewenst, omdat het automatisch inboeten per boom de mogelijkheden beperkt om een boombeplanting structureel te verbeteren door naast de bodemomstandigheden ook een betere standplaats te realiseren. Planningen voor grote reconstructies zijn reeds lang van te voren bekend. Daar kan op worden ingespeeld door niet slechts voor enkele jaren te investeren met jonge bomen, maar alle werkzaamheden in één keer uit te voeren, waarbij in de meeste gevallen door de gelijktijdige aanpak de groeiomstandigheden aanmerkelijk kunnen worden verbeterd. Zowel de levensduur van de bomen, de veiligheid van de weggebruiker als het integraal verbeteren van de woonomgeving worden hierdoor aanmerkelijk bevorderd.

Bomen met een onevenwichtige leeftijdsopbouw bemoeilijken ook de visuele inspectie van bomenrijen. Deze inspectie is bedoeld om slechte of ongezonde bomen tijdig op te merken, zodat kan worden voorkomen dat ze gevaar opleveren voor weggebruikers. Voor de inspectie is het gewenst om per (gedeelte van een) straat zoveel mogelijk bomen van dezelfde leeftijdsopbouw en soort te kiezen. Juist het onderlinge verschil in bladgrootte, -kleur en -hoeveelheid geeft de eerste indicatie, dat er mogelijk iets mis is met de gezondheid van een boom. De waarnemingen worden opgenomen in het logboek. Het bijhouden daarvan is op dit moment nog geen wettelijke verplichting, maar bij aansprakelijkheidsstellingen als gevolg van schade moet de eigenaar wel kunnen aantonen dat er adequaat onderhoud is gepleegd.

 

2.5 Aandacht voor groen bij nieuwbouw en herstructurering

 

Bij nieuwbouw of herstructurering van bestaande bouwpercelen of van de openbare ruimte blijkt niet altijd voldoende aandacht te zijn voor de bestaande bomen (en groenstroken), waardoor bomen kunnen verdwijnen. In elke fase van het planproces moet daarom aandacht zijn voor het belang van bomen.

Bij de afgifte van bouwvergunningen wordt nog niet altijd voldoende getoetst of afspraken over het behoud van bestaande bomen zijn nagekomen (bijvoorbeeld de randvoorwaarden in het bestemmingsplan) of dat bestaande bomen mogelijk behouden hadden kunnen worden door het plan enigszins te wijzigen. Tijdige voorlichting moet ervoor zorgen dat alle betrokkenen in het bouwproces meer rekening houden met het bomenbeleid.

 

2.6 Bescherming bij graafwerkzaamheden

 

Bomen worden op dit moment onvoldoende beschermd als in de buurt ervan graafwerkzaamheden voor kabels en leidingen worden verricht en/of bouwactiviteiten worden uitgevoerd. Dit kan leiden tot een verminderde groei of stabiliteit of tot het vervroegd sterven van de boom. Vaak is de schade pas na 4 of 5 jaar zichtbaar.

Om schade te voorkomen neemt de gemeente de richtlijnen Boombescherming op bouwlocaties, vastgesteld door de Vereniging Stadswerk Nederland, op in de besteksvoorwaarden (bijlage 5).

 

2.7 Beschermen van monumentale bomen

 

Vrijwel iedereen hecht grote waarde aan bomen met een monumentaal karakter. Toch zijn ze niet voldoende beschermd tegen het kappen bij bouwplannen en reconstructies. Om zicht te krijgen op bomen die door hun monumentaal karakter zeker bescherming moeten hebben, is het gewenst om een overzicht te maken met monumentale bomen in Delft.

Of een boom monumentaal is hangt af van een aantal factoren, welke per boom moeten worden afgewogen. Bepalende factoren in de afweging zijn:

·           de boom is ouder dan 50 jaar en moet nog minstens enkele tientallen jaren te leven hebben;

·           de boom heeft een bijzondere esthetische waarde;

·           de boom heeft een (cultuur)historische waarde;

·           de boom heeft een bepaalde zeldzaamheid.

Een eerste inventarisatie heeft een overzicht opgeleverd met bijna 200 monumentale gemeentelijke bomen van zeer uitlopende soorten (zie bijlage 6). De meeste van deze monumentale bomen staan in de binnenstad. Het overzicht zal in samenspraak met de eigenaren nog worden aangevuld met bomen op particulier terrein.

De monumentale bomen van Delft worden – voor zover dat nog niet is gebeurd – zoveel mogelijk opgenomen in de bestemmingsplannen. Zo worden de bomen extra beschermd, omdat ze al in een vroeg stadium in de planvoorbereiding als ‘vast’ gegeven worden beschouwd. In de bestemmingsplannen wordt als voorschrift opgenomen dat binnen een straal van 8 meter rond de stam van een monumentale boom géén bebouwing is toegestaan. Moet een monumentale boom om een bepaalde reden toch worden gerooid, dan is in alle gevallen een kapvergunning vereist.

 

Daarnaast kent Delft een aantal groengebieden met een cultuurhistorisch belang, een natuurbelang (ecozones) of waar een jong bomenbestand in de toekomst kan uitgroeien tot een monumentaal bomenbestand. Deze groengebieden zowel in gemeentelijk als in particulier eigendom verdienen het te worden beschermd. Deze groengebieden zullen tegelijkertijd met het inventariseren van de monumentale bomen in kaart worden gebracht. De ecozones zijn al vastgelegd in het Ecologieplan Delft. In deze groengebieden krijgen alle bomen een bijzondere waarde toegewezen, zodat zij ongeacht dikte of kwaliteit kapvergunningplichtig zijn. Bij de actualisering van de bestemmingsplannen worden deze groengebieden met een beschermde status vastgelegd.

 

2.8 Bomen in privé-tuinen

 

Voor bomen in een privé-tuin is voortaan geen kapaanvraag meer noodzakelijk als de tuin kleiner is dan 80 vierkante meter of als de boom dicht op een gevel staat. Een uitzondering geldt uiteraard voor bomen die staan op de monumentale bomenlijst.

Aanleiding voor deze wijziging in het kapvergunningenbeleid (zie deel B) is de constatering dat een boom in een privé-tuin zelden volwassen wordt. Vrijwel geen enkele tuin is groot genoeg om zonder overlast voor de gebruiker of de buren een uitgegroeide boom te kunnen herbergen. Een tweede aanleiding is dat kapvergunningen voor deze bomen nu vrijwel automatisch worden verleend, zodat sprake is van overbodige bureaucratie.

Tot nu toe moet voor elke boom met een stamdiameter van 25 cm of meer op 1.30 meter hoogte van de stam een kapvergunning worden aangevraagd. Dit is een maatregel die een averechts effect kan hebben. Een bewoner die eenmaal is geconfronteerd met zo’n procedure, zal niet snel geneigd zijn om een nieuwe boom aan te planten. Dat is jammer, want (ook jonge) bomen in tuinen hebben een functie in het leefmilieu van de buurt.

Anders dan het beleid voor de gemeentelijke bomen en de bomen in semi-openbare gebieden (zoals terreinen van woningcorporaties, ziekenhuis en TU) wordt het beleid voor deze stadsbomen in privé-tuinen niet gericht op het volwassen laten worden van deze bomen, maar op kortdurende aanwezigheid van veel jonge bomen.

Als gevolg van de beleidswijziging zijn bewoners niet meer afhankelijk van de gemeente of van buren (die bezwaar kunnen indienen) wanneer zij besluiten die ene grote blauwceder of kastanje te verwijderen. Achterliggende gedachte daarbij is dat bewoners enerzijds bomen langer zullen laten staan (want hij kan toch elk moment worden verwijderd), anderzijds ook sneller tot de aanplant van nieuwe bomen zullen overgaan.


3. Overzicht van actiesUitvoeringsprogramma

 

 

De hiervoor genoemde constateringen en knelpunten leiden tot de volgende concrete acties:

 

3.1 Aanvullen Handboek Openbare Ruimte

 

Het Handboek Openbare Ruimte wordt aangevuld met technische randvoorwaarden, zowel in ondergrondse als bovengrondse voorzieningen.

 

3.2 Opzetten groenbeheersysteem

 

Er komt een geautomatiseerd groenbeheersysteem waarin het noodzakelijk onderhoud van bomen wordt vastgelegd en gepland.

 

3.33 Uitbreiden van mMonumentale bomenlijst opnemen in bestemmingsplannen

 

Het overzicht van monumentale bomen in de stad wordt uitgebreid met bomen van particulieren. Deze Monumentale bomen worden opgenomen in de bestemmingsplannen. Voorkeur gaat uit naar vrijwillige plaatsing van particuliere bomen op de Monumentale bomenlijst. In alle andere gevallen zullen monumentale bomen door middel van aanwijzing door het college op de Bomenlijst worden geplaatst, waarna de gebruikelijke bestuursrechtelijke weg wordt gevolgd. Eigenaren worden verplicht zich te houden aan de voorwaarden die worden gesteld aan monumentale bomen ‘als ware de boom reeds in het bestemmingsplan opgenomen’.  Deze procedure zal ook worden gevolgd voor de groengebieden met cultuurhistorische waarde of met een aanzienlijk bomenbestand, die in potentie tot monumentaal kunnen uitgroeien.Daarnaast zijn alle bomen met een stamomvang met een diameter groter dan of gelijk aan 25 cm op 1.30 meter boven maaiveld beschermd via de bomenverordening. Het juridische kader wordt behandeld in deel B van deze nota.

 

3.42 Informatievoorziening verbeteren

 

De mate van succes van het gemeentelijke bomenbeleid hangt mede af van de bekendheid hiervan bij degenen die met bomen te maken hebben. De gevolgen van het beleid worden uitgedragen met behulp van onder meer publicaties in de media, presentaties voor onder meer gemeentelijke afdelingen, nutsbedrijven en het duurzaamheidsplatform, en het verspreiden van posters (zie bijlage 5).

Bij elke bouwaanvraag moet standaard een voorlichtingsfolder en een kapaanvraagformulier worden toegevoegd, zodat betrokkenen vroegtijdig weten met welke onderdelen zij rekening moeten houden bij het indienen van een bouwaanvraag.

Bij elke afgegeven bouwvergunning of bij elke toestemming voor tracéwerkzaamheden reikt de gemeente de richtlijnen Boombescherming op bouwlocaties uit. Bovendien worden deze richtlijnen opgenomen in gemeentelijke besteksvoorwaarden bij werken waarbij bomen binnen de werkgrenzen aanwezig zijn. Handhaving is in handen van gemeentelijke toezichthouders.

Daarnaast blijft de gemeente bewoners informeren over werkzaamheden aan boombeplantingen. Kap en vervanging zijn noodzakelijke onderhoudsmaatregelen die ten goede komen aan een duurzaam bomenbeheer. Door de werkzaamheden op een verantwoorde manier aan te kondigen en uit te voeren is het voor de bewoners duidelijk dat ook de gemeente voorzichtig met groen omgaat.

3.5 Vervangen van huidig bomenbestand

 

Niet alle bomen tegelijk vervangen, maar de vervangingen zoveel mogelijk over de jaren verspreiden, te beginnen met  de snelgroeiende soorten als populieren en wilgen die langs hoofdstraten en waterlopen zijn geplant. Deze takelen af en zijn de komende 10-15 jaar aan kap toe. De bomen moeten worden vervangen door duurzamere boomsoorten (bijvoorbeeld es, linde, esdoorn) waarbij de juiste onderlinge plantafstanden zullen worden aangehouden. In deel C wordt een planmatig vervangingsschema gepresenteerd.

Een structureel boombeleid houdt ook in dat herinrichting van de openbare ruimte noodzakelijk is. Hierbij speelt met name het samenvoegen van groenstroken een rol, waarbij de toekomstige groeiomstandigheden worden verbeterd, zodat de bomen meer ruimte krijgen om uit te kunnen groeien.
Literatuur

 

 

Nadere informatie over de eisen die bomen stellen aan hun groeiplaats en over de omstandigheden die de gezondheid van de bomen kunnen bedreigen, is te vinden in de onderstaande literatuur:

 

·       Atsma, J. en Y. in ’t Velt, Stadsbomen Vademecum deel 2, groeiplaats en aanplant. Praktijkschool Arnhem, Arnhem 1992.

 

·       Kabels, leidingen en boomwortels een ondergrondse concurrentie. SVT mededeling 25. Uitgeverij van de Vereniging van Nederlandse gemeenten, 1985.

 

·       Verkeer en groen in het stedelijk gebied. SVT mededeling 34. Uitgeverij van de Vereniging van Nederlandse gemeenten, 1986.

 

·       OBIS. Bomen in straatprofielen. Uitgeverij van de Vereniging van Nederlandse gemeenten, 1988.

 

·       Groenwerk. Praktijkboek voor bos, natuur en stedelijk groen, deel 7. Uitgave van IBN-dlo, IKC natuurbeheer, IPC-groene ruimte en Elsevier bedrijfsinformatie bv. ISBN 90-5439-081-6.

 

·       Stadsbomen vademecum deel 4. Uitgave: IPC Groene Ruimte, Arnhem en Bomenstichting, Utrecht. ISBN 90-74481-03-5.



Deel B: Kapvergunningenbeleid

 

Inleiding

 

 

Goede en gezonde bomen dragen bij aan een goed woon- en leefmilieu. Zeker in Delft, waar de ruimte beperkt is, is het daarom belangrijk om zorgvuldig om te gaan met bomen. Toch komt het voor dat bomen, om uiteenlopende redenen, moeten wijken. Verplanten kan in een enkel geval een oplossing zijn. Maar meestal is kappen onvermijdelijk.

 

Er kunnen verschillende redenen zijn om over te gaan tot kappen. Vaak heeft het te maken met de gezondheid van bomen en met de veiligheid op straat en in plantsoenen. Beschadigde bomen kunnen omwaaien of er kunnen takken afbreken. Sommige ziektes maken het noodzakelijk om bomen te rooien.

Bomen kunnen elkaar ook in de weg staan als ze te groot worden. Dan worden bomen weggehaald om resterende bomen de mogelijkheid te geven om uit te groeien. Het kan ook zijn dat bomen te dicht op een woning staan, waardoor er bijvoorbeeld te weinig licht binnenkomt, of waardoor de boomwortels de fundering aantasten.

Soms moeten bomen ook wijken voor veranderingen en werkzaamheden in de stad. Bijvoorbeeld voor de bouw van nieuwe woningen, de aanleg van wegen, de herinrichting van de bestaande omgeving, het vernieuwen van kademuren en het vervangen van kabels en leidingen.

 

Dit kapvergunningenbeleidsplan (onderdeel van de beleidsnota ’De juiste boom op de juiste plaats’) beschrijft het gemeentelijk beleid rond de afgifte van kapvergunningen. Dit plan geeft aan hoe de bomenverordening in de praktijk wordt gebracht. Het doel van het kapvergunningenbeleid is:

·                een bijdrage te leveren aan het behoud en de ontwikkeling van het bomenbestand in Delft, in kwantitatieve en kwalitatieve zin;

·                te komen tot een zorgvuldige en consequente belangenafweging bij het beoordelen van de aanvragen van kapvergunningen.

 

Hoofdstuk 1 geeft weer welke bomen kapvergunningplichtig zijn en welke procedure er door de gemeente wordt gevolgd nadat een kapaanvraag is ingediend.

 

Hoofdstuk 2 geeft weer hoe de afwegingsprocedure is die de gemeente hanteert om tot het besluit te komen om een kapvergunning te verlenen of te weigeren. Ook wordt in dit hoofdstuk toegelicht wanneer een herplantplicht of een financiële herplantplicht wordt opgelegd en wat er met de ontvangen gelden wordt gedaan.

 

Hoofdstuk 3 geeft een toelichting op de afwegingscriteria die de gemeente in haar procedure  gebruikt om tot het besluit te komen om een kapvergunning te verlenen of te weigeren.

 

Hoofdstuk 4 geeft weer welke voorschriften en beperkingen er aan een kapvergunning kunnen worden verbonden.


 

1. Procedure kapaanvragen

 

 

1.1 Criteria kapvergunning

 

In de bomenverordening Delft 1998 is geregeld dat er een vergunning noodzakelijk is voor het kappen van bomen binnen de bebouwde kom van de gemeente Delft met een stamdiameter van 25 cm of meer op 130 cm hoogte. In artikel 8, lid 3 worden een aantal uitzonderingen genoemd. In de volgende gevallen hoeft geen kapvergunning te worden aangevraagd:

1.       aAls de boom in een achtertuin staat met een maximale oppervlakte van 80 m2;

2.       aAls de boom een populier of een wilg is;

3.       aAls de boom een conifeer is;

4.       aAls de boom bij wijze van dunning moet worden geveld;

5.       aAls de boom op minder dan 2 meter afstand van de gevel van een bouwwerk (groter dan 2 m2) staat. Indien de gevel van het bouwwerk een begrenzing is van een verblijfsruimte dan geldt de maat van 5 meter van de gevel van het bouwwerk;

6.       aAls de boom iepziekte heeft (zie paragraaf 2.2 en paragraaf 3, ad 4).

 

Bovenstaande uitzonderingen gelden niet voor bomen die zijn geplaatst op de door burgemeester en wethouders vastgestelde monumentale bomenlijst zoals vastgelegd in  bijlage 4. Voor de monumentale bomen op deze lijst moet altijd een kapvergunning  worden aangevraagd.

 

Als op 130 cm boven de grond de dikte van de stam 25 cm of meer is (ofwel de omtrek groter dan 78 cm), is voor het kappen van de boom een vergunning nodig.

 

 

Een kapvergunning is ook nodig als het gaat om het verplanten of ingrijpend snoeien van een boom met een stamdiameter van 25 cm of meer (genoemde uitzonderingen daargelaten). Een vergunning kan alleen worden aangevraagd door de eigenaar of met toestemming van de eigenaar. Aanvragen van gemeentelijke diensten krijgen dezelfde behandeling als aanvragen van particulieren.

 

Bij de afgifte van een kapvergunning worden geen kosten in rekening gebracht. In den lande is het wel gebruikelijk leges te heffen variërend van circa  € 15 tot € 50. € 50 dekt de administratieve kosten, maar zeker niet de afdelingskosten. Een bedrag groter dan € 50 jaagt eigenaren op kosten en werkt illegale kap in de hand. De gemeente Delft heeft daarom besloten geen leges te heffen voor de afgifte van een kapvergunning.

 

De procedure voor de afhandeling van kapaanvragen is zorgvuldig en kost veel tijd (zie paragraaf 1.2 en 1.3). Daarom is het uitgangspunt gehanteerd dat bomen waarvoor in principe altijd een vergunning wordt verleend, zoveel mogelijk zijn vrijgesteld van de kapvergunningplicht. Voor bomen in kleinere achtertuinen (kleinere particulieren) en bomen die te dicht op de gevel van bouwwerken staan wordt in principe altijd toestemming gegeven om te mogen kappen. V vandaar dat ze zijn uitgezonderd van de kapvergunningplicht. Coniferen kunnen slecht tegen bestrating en houden over het algemeen niet van natte gronden, en zijn om die redenen vrijgesteld van de kapvergunningplicht. Daarnaast worden ze niet of nauwelijks als openbare straatbeplanting aangebracht. Populieren en wilgen worden in een stedelijke omgeving niet oud (gemiddeld circa 30 à 35 jaar). Ze krijgen op een gegeven moment in ernstige mate last van takbreuk (dit is het gemakkelijk uitvallen van grote takken) en leveren dan gevaar op voor passanten. Het is niet wenselijk om in de vrij toegankelijke openbare ruimte dergelijke bomen te handhaven. Populieren of wilgen op oudere leeftijd moeten daarom op tijd worden geveld. Voor burgers is het vaak niet herkenbaar dat zo’n populier of wilg in een slechte conditie verkeert, omdat de boom ziet er gezond uitziet. Om langdurige procedures met bewoners te voorkomen en zodoende ongelukken voor te zijn, zijn populieren en wilgen (met uitzondering van treurwilgen) vrijgesteld van de kapvergunningplicht. Uiteraard worden voorgenomen vellingen van gemeentelijke bomen wel op de gebruikelijke manier gepubliceerd en/of rechtstreeks aan de omwonenden bekend gemaakt.

 

Ook bomen die bij wijze van dunning moeten worden geveld zijn vrijgesteld van de kapvergunningplicht. Onder dunning wordt een velling verstaan die uitsluitend als verzorgingsmaatregel ter bevordering van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd. Dunnen is noodzakelijk, omdat in de aanlegfase bewust wordt gekozen wordt voor een te kleine plantafstand om snel een groen beeld te bereiken. Bij het kappen van een boom waarbij dunning als reden wordt opgegeven mag geen andere motief dan gewone onderhoudswerkzaamheden meespelen (de beplanting op zich blijft dus gehandhaafd). Omdat het onderhoudswerk betreft, is dunnen van bomen (in bijvoorbeeld bosplantsoen of in een bomenrij of -groep) zonder kapvergunning toegestaan. Dunnen in een bomenrij is als onderhoudsmaatregel noodzakelijk om een goed sluitende bomenrij te verkrijgen, waarbij de bomen ook in de breedte de ruimte krijgen om goed uit te kunnen groeien. Het streven is gericht op het bereiken van de natuurlijke habitusgroeiomstandigheden. Dunnen in bosplantsoen is als onderhoudsmaatregel noodzakelijk om het gewenste eindbeeld van een goed sluitende, dichte beplanting te kunnen bereiken. Dunnen geeft vaak een tijdelijk kaal beeld. De gemeente heeft daarom tot taak de direct omwonenden voor te lichten indien als een dunning wordt uitgevoerd.

 

Niet kapvergunningplichtige bomen in eigendom van de gemeente

Het niet kapvergunningplichtig zijn van een boom betekent niet dat de gemeente een boom door de gemeente zomaar wordt gekapt. Bomen in de openbare ruimte hebben een publieke functie. Er zal altijd een reële afweging worden gemaakt tussen het individuele belang van de aanvrager (en de direct betrokkenen) en het algemeen belang, voordat tot kap wordt overgegaan. Bomen met een bijzondere waarde (zie paragraaf 2.3) worden alleen gekapt als hier zwaarwegende argumenten voor zijn (bijvoorbeeld  graafwerkzaamheden ten behoeve van het vervangen van rioleringen en dergelijke).

 

1.2 Aanvraag kapvergunning.

 

De aanvraag van een kapvergunning gebeurt via een speciaal aanvraagformulier. Dit formulier moet volledig zijn ingevuld en zijn voorzien van een duidelijke tekening waaruit blijkt om welke boom of bomen de aanvraag gaat en wat de exacte locatie is.

Als de aanvraag binnen is controleert de gemeente het formulier op volledigheid. Ook controleert zij of de eigenaar het formulier door de eigenaar is (mede) heeft ondertekend. Indien het formulier niet volledig is ingevuld, wordt de kapaanvraag niet in behandeling genomen en naar de aanvrager ter aanvulling teruggestuurd.

 

De gemeente publiceert elke kapaanvraag in de Stadskrant. De aanvraag ligt vervolgens 2 weken ter inzage. Een belanghebbende die het niet eens is met de voorgenomen kap, kan hierover binnen deze termijn schriftelijk een ‘zienswijze’ geven. Deze mening weegt mee bij het al of niet verlenen van de vergunning.

 

Na de afweging van verschillende belangen (zie volgende paragraaf) neemt het college van burgemeester en wethouders binnen 2 maanden na de ontvangst van de aanvraag, het besluit om de kapvergunning te verlenen of te weigeren.

 

1.3 Publicatie kapvergunning

 

De gemeente publiceert elke verleende vergunning opnieuw in de Stadskrant. Er De aanvrager mag pas van de vergunning gebruik worden gemaakten als een bezwaartermijn van 6 weken is verstreken en er geen bezwaarschrift is ingediend. Indien er wel bezwaar is ingediend geldt de standaardvoorwaarde van feitelijk niet-gebruik (zie bomenverordening Delft 1998, artikel 12) totdat:

·       6 weken zijn verstreken nadat er beslist is op het bezwaar van belanghebbenden en de President van de Arrondissementsrechtbank geen verzoek heeft ontvangen om de kapvergunning te schorsen;

·       de President van de Arrondissementsrechtbank positief heeft beslist op een verzoek om van de kapvergunning gebruik te mogen maken voordat de bezwaartermijn is verstreken.

Belanghebbenden hebben op deze wijze de mogelijkheid om bezwaar te maken zonder dat de boom direct gekapt wordt en zonder dat zij direct naar de rechter hoeven. Deze zorgvuldigheid is wenselijk omdat er sprake is van een onomkeerbaar proces. De minimale termijn die verstrijkt tussen het indienen van de kapaanvraag en het in werking treden van de kapvergunning bedraagt hierdoor 3 à 3,5 maanden.

 

1.4 Bezwaarschriften

 

Belanghebbenden die het niet eens zijn met het besluit om een kapvergunning te verlenen of te weigeren kunnen een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en wethouders. Dit moet gebeuren binnen 6 weken nadat het besluit aan de aanvrager van de kapvergunning is verzonden. Zonodig kan men eerst een voorlopig bezwaarschrift indienen, dat later met een motivering wordt aangevuld.

Tijdens de bezwaarschriftprocedure mag van de verleende vergunning geen gebruik worden gemaakt. De aanvrager van de kapvergunning moet met het kappen van de boom wachten totdat het bezwaar door de Commissie van de beroep- en bezwaarschriften het bezwaar heeft is afgehandeld en burgemeesters en wethouders een heroverwegingsbesluit hebben genomen. Betreft het echter een spoedeisende velling dan kan de aanvrager een verzoek om een voorlopige voorziening indienen bij de President van de Arrondissementsrechtbank te Den Haag.

 


1.5 De procedure in schema.

 

 

 

 

 


 

2. Afwegingsprocedure

 

 

2.1 Algemeen

 

Om bij een aanvraag voor een kapvergunning te beslissen of de vergunning wel of niet  verleend moet worden, maakt de gemeente een afweging tussen alle betrokken belangen. Dit betreft de individuele belangen van de aanvrager en de direct betrokkenen, maar ook het algemeen belang. Hierbij spelen de gebruiks- en belevingswaarde, de historische waarde en de natuur- en milieuwaarde een belangrijke rol.

 

De gemeente maakt het volgende onderscheid:

1.    dDe aanvraag betreft een ‘noodzakelijke kap’ (zie 2.2):; kapvergunning wordt altijd verleend;

2.    dDe aanvraag betreft bomen met een bijzondere waarde (zie 2.3): kapvergunning wordt alleen verleend bij zwaarwegende argumenten;

3.    dDe aanvraag betreft stadsbomen: ; kapvergunning wordt verleend bij reële argumenten.

 

De belangenafweging speelt alleen voor de aanvragen 2 en 3. Het is moeilijk om de belangenafweging te objectiveren. Er zijn veel criteria van invloed op de waardebepaling van de boom. Deze criteria zijn in het volgende hoofdstuk weergegeven.

Wanneer de gemeente besluit dat de bomen mogen worden verwijderd, dan kan in bepaalde gevallen gekeken worden of het redelijk en mogelijk is de bomen te verplanten. Het verplanten van grote bomen brengt hoge kosten met zich mee. Dit varieert van enkele honderden euro’s tot enkele duizenden euro’s per boom bij een gecompliceerde verplanting. Boven een stamdiameter van 25 cm nemen de kosten sterk toe. Verplanten is geen standaardoplossing om bomen te verwijderen, maar kan wel door de gemeente worden aanbevolen bij bomen die een redelijke kans maken de verplanting te overleven.

 

Naast de hoge kosten heeft verplanten nog een aantal andere bezwaren: de kroon wordt drastisch gesnoeid, er treedt een periode van groeistilstand op, er is veel nazorg nodig en de levensduur wordt veelal bekort. Ook is het soms noodzakelijk om al 2 à 3 jaar van tevoren  met voorbereidende werkzaamheden te beginnen, wil de boom een goede kans van slagen hebben.

 

Als de boom aan de volgende voorwaarden voldoet, geeft de gemeente een vergunning om de boom te verplanten in plaats van te vellen:

·       de verplanting van de boom heeft een goede kans van slagen;

·       de boom is een duurzame houtsoort;

·       de boom heeft een fraai uiterlijk;

·       de boom kan naar een geschikte plaats worden verplant.

 

2.2 Noodzakelijke kap

 

In bepaalde gevallen is het kappen van bomen onvermijdelijk en spreekt de gemeente van een ‘noodzakelijke kap’. In de volgende gevallen is er sprake van zo’n kap en wordt er altijd een vergunning verleend:

·       in het geval van een gevaarlijke situatie (de boom dreigt om te vallen);

·       in het geval van zieke bomen die een gevaar vormen voor de gezondheid van andere bomen;

·       in het geval van bomen met onvermijdelijke of reeds aangerichte schade met onvoldoende overlevingskansen.

 

Als er sprake is van directe gevaarzetting of van iepziekte is de eigenaar van de boom verplicht om de boom direct (zonder vergunning) te (laten) vellen. De velling wordt in de stadskrant gepubliceerd.

 

2.3 Bomen met een bijzondere waarde

 

Indien een boom aan de volgende 2 criteria voldoet, wordt de boom beschouwd als een boom met een bijzondere waarde:

1.    de boom is monumentaal* en/of is structuurbepalend** en/of maakt onderdeel uit van de ecologische boomstructuur (zie kaart in bijlage 8) en/of heeft een historische waarde en/of heeft een beeldbepalende functie voor de omgeving en/of heeft een bepaalde zeldzaamheidswaarde en/of is geplant als gevolg van een herplantplicht;

2. de boom verkeert niet in een onomkeerbaare slechte conditie en volledig verval van de   boom is niet binnen 10 jaar te verwachten.

 

* Monumentale bomen

Een monumentale boom is een boom die een grote betekenis heeft door schoonheid, geschiedenis of zeldzaamheid. Tevens is de boom minstens vijftig jaar oud en moet hij nog minstens enkele tientallen jaren te leven hebben.

 

In Delft is een lijst opgesteld waarop de belangrijkste gemeentelijke monumentale bomen zijn weergegeven (peiljaar 2003). Deze lijst –  die nog wordt uitgebreid met particuliere bomen – is opgenomen in bijlage 4. Ook zijn deze bomen ingetekend op de kaart in bijlage 7. Voorkeur gaat uit naar vrijwillige plaatsing van particuliere bomen op de Monumentale bomenlijst. In alle andere gevallen zullen monumentale bomen door middel van aanwijzing door het college op de Bomenlijst worden geplaatst, waarna de gebruikelijke bestuursrechtelijke weg wordt gevolgd. Eigenaren worden verplicht zich te houden aan de voorwaarden die worden gesteld aan monumentale bomen ‘als ware de boom reeds in het bestemmingsplan opgenomen’.  Dit betekent dat de Bomenlijst een inspraakplichtig instrument is, waarbij de eigenaren, die niet akkoord gaan met plaatsing van hun boom op deze lijst via een zienswijze en bezwaarprocedure moeten aantonen waarom hun boom niet als monumentaal moet worden aangemerkt. Daar staat tegenover, dat de particuliere eigenaar van een monumentale boom een beroep kan doen op een bijdrage in het onderhoud vanuit het fonds gevuld vanuit de financiële herplantplicht (zie hiervoor 2.6. Financiële herplantplicht).

Het feit dat een boom niet op de lijst staat houdt niet in dat de boom niet monumentaal is. Per kapaanvraag wordt een boom apart beoordeeld of hij monumentaal is of niet. Als een boom op de lijst staat is hij in ieder geval monumentaal, maar het kan best zijn dat de lijst in de loop der jaren wijzigt of dat er enkele monumentale bomen bij particulieren niet zijn opgenomen (niet zichtbaar) en de lijst daarmee niet volledig is. Deze bomen zijn pas herkenbaar als monumentale bomen op het moment van toetsing voor een kapvergunning. Op dat moment worden ze alsnog op de lijst geplaatst.

 

** Structuurbepalende bomen

Structuurbepalende bomen zijn bomen die structuren creëren en versterken. Ze vervullen een belangrijke rol bij de indeling in ruimten. Structuren kunnen bestaan uit vlakken (buurten, wijken) of lijnen (wegen, waterlopen) of punten (pleinen, bijzondere plekken).

Structuurbepalende bomen betreffen:

·       lLaanboombeplantingen die structuur en accent geven aan straten, wegen of waterlopen;

·       bBomen die onderscheid aanbrengen in buurten, wijken of stadsdelen;

·       bBomen die bepaalde punten in de stad accentueren en versterken.

 

Per kapaanvraag wordt een boom apart beoordeeld of hij de betreffende boom structuurbepalend is of niet. Als de boom onderdeel uitmaakt van de hoofdstructuur die is weergegeven op de Bomenkaart uit het Ecologieplan Delft “b(zie bijlage 1) is het in ieder geval een boom waarvoor een grote terughoudendheid geldt in de afgifte van kapvergunningen. Op de Bbasiskaart boomstructuur zijn de hoofdstructuurlijnen in Delft weergegeven. De kaart is gebaseerd op de verkeerslijnen genoemd in het hHandboek oOpenbare rRuimte stad uimte stad” en het Hhandboek oOpenbare Rruimte binnenstad en zijn op hun beurt weer afgeleid van het Verkeers- en Vervoersplan gemeente Delft 2010. Ook zijn de bijzondere openbare ruimten in de Binnenstad weergegeven. Deze zijn overgenomen uit het H“handboek oOpenbare Rruimte binnenstad. 

 

Daarnaast stelt Delft een lijst op van groengebieden met een cultuurhistorisch belang of waar een jong bomenbestand in de toekomst kan uitgroeien tot een monumentaal bomenbestand. In deze groengebieden krijgen alle bomen een bijzondere waarde toegewezen, zodat zij ongeacht dikte of kwaliteit kapvergunningplichtig zijn.

 

2.4 De afweging in schema.

 

In het volgende schema is in het kort weergegeven welke stappen worden doorlopen bij het behandelen van een aanvraag voor een kapvergunning.

 

 

 

 

2.5 Herplantplicht

 

Indien de boombeplanting is aangemerkt als boombeplanting met een bijzondere waarde (zie 2.3) wordt een herplantplicht opgelegd. De herplant vindt zo mogelijk plaats op dezelfde plek en anders binnen hetzelfde perceel. Een voorwaarde is dat er voldoende boven- en ondergrondse ruimte is om een nieuwe boom te planten. Indien dit niet het geval is wordt er geen herplantplicht opgelegd. Het verplicht herplanten van een boom op een andere plaats is niet gewenst, omdat er niet altijd een geschikte plaats beschikbaar is om de boom te planten en er voldoende bomen in Delft worden aangeplant op nieuwe plaatsen (zie deel A). Het wordt niet als zinvol gezien om ‘gedwongen’ naar een geschikte plaats te moeten zoeken.

 

Indien van herplantplicht sprake is wordt voor de nieuw te planten boom een minimale maat opgelegd van 16-18 (dit is de stamomtrek in cm). Indien er sprake is van het verdwijnen van een boom in het kader van een bouwplan en/of reconstructie, wordt een minimale maat opgelegd van 25-30.

In het voorschrift om tot herplant over te gaan wordt de boomgrootte voorgeschreven. Het is gewenst om een zo groot mogelijke boomsoort te kiezen, die op die plek tot wasdom kan komen. Via een advies zal hier sturing aan worden gegeven. Slechts in bijzondere situaties zal de exacte soort worden voorgeschreven.

 

In bepaalde gevallen wordt legt de gemeente een financiële herplantplicht opgelegd indien niet tot herplant kan worden overgegaan (zie 2.6).

 

Bomen in eigendom van de gemeente

Voor gemeentebomen die gekapt worden, omdat ze ziek zijn of in een slechte conditie verkeren, bestaat een apart ‘inboetbeleid’ (zie deel A,). In de meeste gevallen wordt er voor een boom die ziek is of in een slechte conditie verkeert, een nieuwe boom teruggeplaatst.

 

2.6 Financiële herplantplicht

 

In bijzondere gevallen wordt een financiële herplantplicht opgelegd indien niet tot een herplant kan worden overgegaan. Dit betreft bomen met een bijzondere waarde die moeten wijken voor een bouwplan en/of reconstructie. Hieronder vallen ook de monumentale bomen die zijn geplaatst op de monumentale bomenlijst (zie bijlage 6). De grootte van het bedrag wordt bepaald via de methode Raad. Dit is een ingewikkelde rekenmethode die door boomtaxateurs wordt gebruikt om de waarde van de boom in een geldbedrag uit te drukken (zie bijlage 7).

 

Voor het bepalen van de waarde van bomen bestaan drie methoden, namelijk:

·         a)   markt- of handelswaarde;

·         b)  vervangingswaarde;

·         c)  methode Raad.

 

De markt- of handelswaarde wordt toegepast bij bomen met een primaire handelswaarde, zoals kwekerijbomen of bomen in een productiebos. Van beiden is in het kader van de bomenverordening geen sprake.

De vervangingswaarde wordt gebruikt bij bomen, waarbij de sierwaarde voorop staat, zoals bomen in stedelijk groen of particuliere tuinen. Voor het toepassen van deze methode moet worden vastgesteld, dat terug planten met een zelfde kwaliteit reëel is en dat de betrokken boom dermate is beschadigd, dat er een absolute noodzaak is tot vervanging. De vervangingswaarde is eenvoudig vast te stellen door het bepalen van de aankoopsom en de plantprijs inclusief eventueel benodigde nazorg.

De methode Raad is een abstracte rekenmethode en wordt toegepast, wanneer bomen moeten wijken voor herinrichtingen of bouwplannen. De methode Raad is een algemeen juridisch erkende rekenmethode.

 

Het geld dat wordt ontvangen, wordt apart gehouden en besteed aan het instandhouden van het bomenbestand in Delft. Hieronder valt ook de (onderhouds)snoei van monumentale bomen van particuliere eigenaren die het onderhoud niet kunnen doorberekenen aan huurders of gebruikers en/of de onderhoudskosten niet als bedrijfskosten kunnen opvoeren. Een particulier die eigenaar is van een boom die op de monumentale bomenlijst staat (zie bijlage 4) en aan bovengenoemde voorwaarde voldoet, kan een bijdrage krijgen indien hij de boom wil laten snoeien, mits hij dit laat uitvoeren door  een erkend boomverzorger. De bijdrage bedraagt de helft van de totale kosten van de snoei. De aanvraag wordt beoordeeld door het vakteam Groen van de gemeente Delft.

Om in aanmerking te komen voor een vergoeding dient de boom ten minste 30 jaar oud te zijn (in het geval van een monumentale boom die is herplant;, een monumentale boom is normaal gesproken ouder dan 50 jaar). Hiermee wordt al in de volwassen fase de mogelijkheid geboden de boom optimaal door snoei te begeleiden.

 

Wanneer een particulier meent denkt een monumentale boom te bezitten en daarmee aanspraak te maakent op subsidie, en de boom staat niet op de monumentale bomenlijst, dan kan de particulier verzoeken of de boom aan de lijst kan worden toe tge voegden.

 

Bij de volgende snoeisoorten kan aanspraak worden gemaakt op een subsidie:

·                sSnoei als gevolg van storm-, bliksem-, ijzelschade;

·                sSnoei ter herstel van de oorspronkelijke snoeivorm, bijvoorbeeld leibomen (in overleg met het vakteam Groen);

·                sStabiliteitsnoei;

·                sSnoei ter herstel van het evenwicht tussen kroon/stam/ wortels;

·                sSnoei van foutief geplaatste takken.

 

Om ook de eerste aanvragen te kunnen honoreren, stelt de gemeente zal een startsubsidie van € 10.000 door de gemeente beschikbaar worden gesteld. De subsidieaanvragen worden afgehandeld in volgorde van binnenkomst. Als er niet voldoende budget beschikbaar is, worden de aanvragen aangehouden totdat er wel weer voldoende budget beschikbaar is. Het doel van de financiële herplantplicht is een bijdrage te leveren aan het instandhouden van het bomenbestand in Delft. Daar Delft een compacte stad is heeft het in stand houden van belangrijke monumentale bomen in Delft de voorkeur boven het planten van een boom op een plaats, waar de boom geen volwassen fase kan bereiken.

 

 


3. Afwegingscriteria

 

 

Het is belangrijk om de diverse vergunningaanvragen op gelijke wijze te beoordelen, zodat zoveel mogelijk gelijkvormige beslissingen worden genomen. Om dit te bereiken is een standaard adviesformulier ontwikkeld dat voor elke kapaanvraag wordt ingevuld. Via dit formulier worden er verschillende afwegingscriteria doorlopen en bekeken, waardoor de waarde van de boom kan worden vastgesteld en een afweging kan worden gemaakt.

 

Bij de afweging tussen het behouden, verplanten en het verwijderen of eventueel vervangen van een boom spelen de volgende criteria een rol:

·       lLeeftijd en omvang van de boom;

·       boomsoort en uiterlijk;

en omvang van de boom;

Boomsoort en uiterlijk;

·       Standplaats standplaats en plantwijze;

·       cConditie en levensduurverwachting;

·       fFunctie;

·       hHistorie;

·       hHinder;

·       8.  bBelang van de nieuwe inrichting;

·       9.  vVerplantbaarheid van de boom.

 

Bij de belangenafweging wordt bekeken welke criteria een bepaald gewicht aan de boom geven en in welke mate dit gewicht aanwezig is. Hieruit volgt een bepaald belang om de boom te behouden die afgewogen wordt tegen de argumenten om de boom te verwijderen.

Ook bomen in eigendom van de gemeente, die niet kapvergunningplichtig zijn, zullen zo’n belangenafweging doorlopen voordat beslist wordt om wel of niet tot kap over te gaan.

 

3.1 Leeftijd en omvang

 

Hoe ouder en groter de boom, hoe meer waarde de boom heeft. Een boom van minstens 50 jaar oud met een grote betekenis voor schoonheid, geschiedenis en zeldzaamheid wordt een monumentale boom genoemd (zie ook deel A, paragraaf 3.5).

 

3.2 Boomsoort en uiterlijk

 

Langzaam groeiende, lang levende bomen als eik en linde, zijn van grotere waarde dan snelgroeiende bomen met een korte omlooptijd, als populier, els en wilg.

Bomen van een bijzondere soort of zeldzaamheid zijn van grotere waarde dan de veel voorkomende boomsoorten. Mooi gevormde bomen zijn van grotere waarde dan bomen met een minder fraai uiterlijk.

 

3.3 Standplaats en plantwijze

 

De standplaats van één of meerdere bomen is van grote invloed op de beleving van de boom of bomen. Als de belevingswaarde hoog is, dan heeft ook de boom een grote waarde. Enkele voorbeelden:

·       eEen vrijstaande boom op een markante plaats heeft een grote (belevings)waarde;

·       eEen boom in een gebied waar weinig andere bomen en groenvoorzieningen zijn (bijvoorbeeld in de binnenstad) heeft een grotere (belevings)waarde dan een boom in een gebied waar veel andere bomen en groenvoorzieningen zijn (bijvoorbeeld in een park in een groene buitenwijk);

·       eEen boom die vanaf de openbare weg goed zichtbaar is heeft een grotere (belevings)waarde dan een vergelijkbare boom in een achtertuin.

Bij de belangenafweging speelt ook mee of er meer bomen of plantsoenen in de directe omgeving aanwezig zijn. Is dit het geval, dan kan de boom eerder gemist worden en is hij minder van waarde.

Ook de plantwijze speelt een belangrijke rol bij de beleving van de boom. Onder plantwijze wordt verstaan in welk plantverband de boom staat: alleen (solitair), in een laan (een rij bomen) of in een grote of kleine groep. Het verwijderen van één boom uit een laan of groep bomen wordt eerder toegestaan dan het verwijderen van een hele laan of groep bomen, ten minste als het laan- of groepseffect (en dus ook de belevingswaarde) na verwijdering van de boom blijft bestaan. Voor solitaire bomen geldt dat de belevingswaarde altijd wordt aangetast.

 

3.4 Conditie en levensduurverwachting

 

Conditievermindering is vaak het gevolg van menselijke ingrepen in de boven- of ondergrondse groeiplaats. Conditievermindering ontstaat bijvoorbeeld door zuurstof- en vochttekort als gevolg van wortelverlies, bodemverdichting, bodemverontreiniging of flinke schade aan stam of kroon.

Conditievermindering kan ook een natuurlijke oorzaak hebben, zoals aantasting door ziekte, flinke stormschade of een achteruitgang in de vitaliteit door ouderdom.

Belangrijk bij het vaststellen van de conditievermindering is of de boom kan herstellen. Indien een boom in een zodanig slechte conditie verkeert dat deze niet meer kan herstellen, wordt een kapvergunning verleend.

 

Naast conditievermindering van de bomen speelt besmettingsgevaar van zieke bomen een belangrijke rol. Iepen met iepziekte moeten zo snel mogelijk worden verwijderd en vernietigd om besmetting van andere bomen te voorkomen. In de bomenverordening Delft 1998, artikel 17, is geregeld dat iepziekte bomen direct geveld moeten worden. Hier is geen kapvergunning voor nodig.

 

Een tweede aspect bij conditievermindering is de levensduurverwachting, oftewel hoe lang verwacht men dat de boom nog te leven heeft. Voor bomen met een levensduurverwachting van minder dan 10 jaar is het weigeren van een kapvergunning niet zinvol. Beter is het direct te kiezen voor kap en herplant, zeker wanneer hiermee betere groeiomstandigheden voor de nieuwe boom kunnen worden gerealiseerd

 

3.5 Functie

 

Bomen vervullen in het stedelijk milieu een aantal belangrijke functies. Hoe meer functies de boom vervult des te groter is zijn waarde.

De volgende functies kunnen worden genoemd:

·       stedebouwkundig-ruimtelijke functie;

·       esthetische functie;

·       milieufunctie: invloed op het stadsklimaat;

·       milieufunctie: invloed op de luchtkwaliteit;

·       milieufunctie: demping/ verstrooiing van geluid;

·       ecologische functie;

·       sociaal-psychologische functies.

 

Bomen hebben waarde, wanneer zij op de juiste plaats staan. De boom kan op die plek uitgroeien tot een volwassen exemplaar. Er is voldoende ondergrondse en bovengrondse ruimte. De habitus kan zich vrij ontwikkelen (uitgezonderd lei- of knotbomen). De boom is voldoende tot goed onderhouden of achterstallig onderhoud kan worden ingehaald.

 

Bomen die deel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur van Delft vervullen een belangrijke ecologische functie. Ze staan in groengebieden die met elkaar zijn verbonden en leveren hierdoor een belangrijke bijdrage aan de instandhouding van levensgemeenschappen. De ecologische boomstructuur van Delft is weergegeven in bijlage 1. de Bomenkaart uit het Ecologieplan Delft.

 

3.6 Historie

 

Bomen zijn van grote betekenis wanneer ze een historische waarde vertegenwoordigen. Bomen met een historische waarde zijn bomen die een eenheid vormen met een historisch monument, een historisch stadsgedeelte of een beschermd stadsgezicht. Bomen kunnen ook een historische waarde hebben doordat ze op een plaats staan die is verbonden met een legende of anekdote.

De bomen zelf kunnen ook een historische betekenis hebben, bijvoorbeeld de bomen die als herdenkingsboom zijn geplant ter gelegenheid van een bijzondere gebeurtenis.

 

3.7 Hinder

 

Een kapvergunning wordt vaak aangevraagd, omdat de boom in de weg staat of hinder geeft, bijvoorbeeld bij:

·       bouwactiviteiten in de buurt van bomen: woningbouw, wegenbouw, waterbouw, scholen;

·       verkeersveiligheid: uitzicht, doorrijhoogte, straatverlichting;

·       overlast: schaduw, vallend blad, vruchten, hinderlijke tak- of wortelgroei, honingdauw, en dergelijked;

·       te dicht op de bebouwing.

 

Vooral indien een kapvergunning wordt aangevraagd in verband met hinder zal er spraken zijn van meerdere en vaak tegengestelde belangen. Bij de belangenafweging zal moeten worden nagegaan of er andere oplossingen mogelijk zijn om de hinder te beperken. Kap mag pas als laatste oplossing in aanmerking komen.

Overlast van een boom door een natuurlijke (seizoensafhankelijke) oorzaak (bijvoorbeeld vallend blad en vruchten)

 

3.8 Belang van de nieuwe inrichting

 

Een kapvergunning wordt ook wel eens aangevraagd, omdat er een plan is ontwikkeld om een gebied een geheel nieuwe inrichting te geven. Bij de kapaanvraag zal het belang van de nieuwe inrichting duidelijk moeten zijn wil de gemeente een goede belangenafweging kunnen maken.

 

3.9 Verplantbaarheid van de boom

 

Wanneer handhaving van de boom niet mogelijk is, zal frequenter dan in het verleden de mogelijkheid tot verplanten worden meegewogen. Het kostenaspect speelt tot een diameter van circa 35 cm hierin geen rol (verplanten is namelijk altijd duurder dan het planten van een nieuwe boom).  Daar staat tegenover dat verplanten tegen beter weten in vermeden dient te worden. De boom dienmoet een goede kans te hebben om de verplanting te overleven. De maximale diameter kan circa 35 cm bedragen en is ook soortafhankelijk. Platanen, kastanjes en linden laten zich relatief eenvoudig verplanten. Bij andere soorten is de maximale stamdiameter, wederom op circa 1.30 meter boven maaiveld gemeten, een stuk geringer.

Ook speelt de plaats van de bomen een rol. Aanwezigheid van kabels en leidingen dicht bij de kluit kan de verplantbaarheid beperken. Ook moet worden afgezien van het verplanten van een boom vanuit de open grond naar een plaats in (half)verharding. 

Per boom zullen worden de voor- en nadelen terdege worden bekeken en worden meegewogen bij het afgeven van de kapvergunning.


4. Voorschriften en beperkingen

 

 

In de Bbomenverordening Delft 1998 (artikel 4) is geregeld dat aan een verleende vergunning voorschriften en beperkingen kunnen worden verbonden, voor zover ze strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning is vereist.

 

De volgende voorschriften worden regelmatig in de kapvergunning opgenomen:

1.    hHerplantplicht. Burgemeester en wethouders kunnen aan bepaalde vergunningen het voorschrift verbinden dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig bepaalde aanwijzingen moet worden herplant (zie 2.5 en 2.6);

2.    kKoppeling bouwvergunning. Als de kapvergunning wordt verleend in het kader van de uitvoering van een bouwplan wordt aan de vergunning het voorschrift verbonden dat niet eerder gekapt mag worden dan nadat de benodigde bouwvergunning is verleend;

3.    wWachttermijn. Aan de vergunning wordt de standaardvoorwaarde van feitelijk niet-gebruik verbonden (zie 1.3).

De bomenverordening (artikel 13) schrijft voor dat de vergunning 3 jaar geldig is vanaf het moment dat de vergunning onherroepelijk is geworden. Deze geldigheidsduur wordt in de vergunning vermeld.

 

De flora- en faunawet schrijft voor dat het broeden van (beschermde) vogels niet mag worden verstoord. Het gaat hierbij ook om broedende vogels in de nabije omgeving van de boom. Er staat géén termijn genoemd. In de kapvergunning wordt op het bestaan van dit voorschrift gewezen. Geadviseerd wordt om niet te kappen tussen eind februari en half juli, tenzij uitdrukkelijk is gecontroleerd dat zich geen nesten in de boom of de directe nabijheid bevinden.


 

Literatuur

 

 

·         Stadsbomen vademecum deel 1 t/m 4. Uitgave: IPC Groene Ruimte.

 

·         Bomen en Wet, mr. B. M. Visser. Uitgave : Bomenstichting.

 

·         Richtlijnen 2001, Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.





Deel C: Vervangingsbeleid

 

 

De tekst van deel C Vervangingsbeleid wordt op een later tijdstip aan deze nota toegevoegd. Wel kan vast inzicht worden gegeven in de te hanteren criteria van het vervangingsbeleid.

 

Inleiding

 

Zoals al verwoord in deel A is het niet zonder meer mogelijk om voor elke aanwezige boom een boom terug te planten. Dit wordt deels veroorzaakt door de krappe openbare ruimte zowel ondergronds als bovengronds, deels door het verdwijnen van de openbare groene ruimte door het bebouwen of aanleggen van verkeersvoorzieningen.

Daarnaast vraagt elke boom zijn eigen ruimte. Bomen van de eerste grootte vragen een onderlinge afstand van 10 tot 15 meter, bomen van de derde grootte zo’n 8 tot 10 meter. Wanneer bomen van de derde grootte vervangen worden door een boom van de eerste grootte zal automatisch een andere plantafstand worden gehanteerd en het aantal bomen worden verminderd. Uitgangspunt bij de soortbepaling is de aanwezige ruimte. Bij voldoende ruimte genieten bomen van de eerste grootte de voorkeur, juist omdat in onze beperkte openbare ruimte (woonstraatjes) noodgedwongen al gekozen zal moeten worden uit bomen van de tweede en derde grootte.

 

Eigenschappen

Hoogte

Stamdiameter

Kroondiameter

Kroonprojectie

Boom 1ste grootte

> 15 meter

80 – 100 cm

10 – 30 meter

80 m2

Boom 2de grootte

8 – 15 meter

40- 6- cm

7 - 10 meter

30 m2

Boom 3de grootte

< 8 meter

20 – 40 cm

5 – 7 meter

20 m2

 

 

De bestaande groenstructuren moeten in stand worden gehouden en waar mogelijk versterkt. Hiervoor is o.a. het aanwijzen van ecozones en monumentale groengebieden met een beschermde status in de bestemmingsplannen een middel. Tevens betekent dit, dat de nieuwe bomenstructuur betere groei/ontwikkelmogelijkheden moet kennen. Bij ontbreken van voldoende onder- of bovengrondse ruimte moet vroegtijdig een afweging worden gemaakt tussen technische maatregelen (bijvoorbeeld het stringent aanwijzen van het kabel- en leidingentracé en het gebruik van mantelbuizen, waardoor de benodigde afstand tussen boom en leiding kan worden verkleind) en de eisen aan de inrichting (keuze uit minder bomen of minder parkeerplaatsen). Het vervangingsbeleid richt zich op het zoveel mogelijk behouden en versterken van de aanwezige boomruimte. Dit kan leiden tot noodzakelijke aanpassingen van ondergrondse structuur (kabels en leidingen). Financiering wordt binnen de redelijkheid van het  budget meegenomen binnen de projectfinanciering.Bij bouwprojecten waar bomen moeten worden gekapt, zal zoveel mogelijk in de ontwerpfase aandacht worden geschonken aan heraanplant. Voorop staat de groentechnische, ecologische en ruimtelijke kwaliteit. Het terugplanten van een gelijkaantal bomen is geen eis.

 

Alle bomen in Delft zijn geïnventariseerd naar standplaats, soort en leeftijd. Het huidige bomenbestand is niet voldoende evenwichtig in leeftijd en duurzaamheid. Een reden om de variatie op peil te brengen is dat monoculturen lastig te beheren zijn en gevoelig zijn voor ziekten en plagen. Diversiteit in het bomenbestand voorkomt kaalslag door gelijktijdig kaprijp zijn en grootschalige uitval door ziekten of plagen. Hierbij gaat het om het versterken van de diversiteit op stads- en wijkniveau..Bomen in bestrating hebben over het algemeen slechtere groeiomstandigheden dan bomen in gazon of beplanting. Dus is de gemiddelde levensverwachting van een boom in bestrating korter dan van diezelfde boom in gras of beplanting. Sommige snelgroeiende soorten zoals populier en berk hebben van nature een kortere levensverwachting dan langzaam groeiende soorten zoals de eik. Ook zal worden gestreefd naar het vervangen van bomen met een kortdurende omlooptijd zoals populieren en wilgen (de “wijkers”) door bomen met een lange omlooptijd zoals es, plataan, iep, linde, eik, etc, etc. (de “blijvers”), met name langs de doorgaande boomstructuren.

 

In de onderstaande tabel is de globale levensverwachting voor een aantal soorten uitgewerkt.

 

Boomsoort

Straatboom

Boom in gras of beplanting

Populier/wilg

30 jaar

45 jaar

Es/plataan/iep/linde/eik

50 jaar

125 jaar

Berk/els/sierpeer

40 jaar

65 jaar

Sierkers/meidoorn/sierappel

20 jaar

30 jaar

 

 

Toepassing van deze criteria op het bomenbestand leidt tot een vijftal vervangingsperioden, welke op basiskaart theoretisch vervangingen in bijlage 9 is weergegeven.

Het betreft hier de theoretische vervangingswaarden. In de praktijk betekent dit niet, dat alle bomen zonder nadere inspectie zonder meer gekapt worden. Wel zorgt deze theoretische vervangingstermijn voor een intensievere inspectie van deze bomen, zodat tijdig gevaarzetting wordt geconstateerd. Ook bepaalt de leeftijd en de standplaats van de bomen het onderhoudsregime: hoe ouder de boom, hoe intensiever de controle en de daaraan gekoppelde onderhoudshandelingen. Aangezien bomen in bestrating een slechtere levensverwachting hebben, worden deze op jongere leeftijd vaker geïnspecteerd. Bomen in de bestrating zijn dus niet alleen duurder in de aanlegfase, zij vragen ook een hoger onderhoudsbudget en zijn sneller aan vervanging toe. Met name door het verbeteren van de ondergrondse omstandigheden kan veel winst worden behaald voor de levensduur van deze bomen. 

 

Daarnaast zijn voor alle wijken de groeiomstandigheden in beeld gebracht. Als voorbeeld is de voorbeeldkaart bovengrondse groeiruimten van de wijk Hof van Delft toegevoegd (bijlage 10). Duidelijk is te zien, dat voor een groot aantal bomen de bovengrondse groeiomstandigheden niet in orde zijn. Dan laten ook de ondergrondse omstandigheden meestal te wensen over. In theorie betekent dit, dat bij vervanging van bijvoorbeeld de Buitenwatersloot minder bomen, maar wel in betere groeiomstandigheden terug komen.

 

Ook zijn tijdens de kwaliteitsbeoordeling een aantal problematische gevallen naar voren gekomen. Zo geven de iepen, die in de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw zijn geplant o.a. langs de Voorhof- en Buitenhofdreef problemen. Het betreft hier geënte bomen op een onderstam, die met het vorderen van de leeftijd problemen geven met de ‘verenigbaarheid’ tussen de onderstam en de ent. Dit uit zich door het tijdens wind afbreken van de stam op de entplaats, terwijl het ogenschijnlijk om een gezonde boom gaat. Dit onverwachte omvallen van bomen, weliswaar tot nu toe tijdens stormachtige omstandigheden, heeft ernstige gevolgen voor de verkeersveiligheid op deze belangrijke hoofdroutes en fietspaden. Daarnaast vallen er elk jaar bomen uit deze hoofd-boomstructuren uit door de iepziekte. Ook de oudere populieren langs de hoofdverkeersroutes vragen extra aandacht. Tot nu toe beperkt de overlast zich tot het laten vallen van relatief dun hout, maar binnen een tiental jaren zal ook hier de moeilijke beslissing tot vervanging moeten worden genomen. Gefaseerde vervanging behoort bij deze hoofdstructuren tot de mogelijkheden die nader uitgewerkt moeten worden. Het nieuwe beleid gaat ervan uit bomen niet meer automatisch te vervangen door een jong exemplaar, maar dit per geval te bekijken en daarbij rekening te houden met de resterende levensduur (langer dan 10 jaar) van de omringende bomen. Deze nieuwe aanpak is gewenst, omdat het automatisch inboeten per boom de mogelijkheden beperkt om een boombeplanting structureel te verbeteren.

 

Het totaaloverzicht met theoretische vervangingstermijnen maakt het mogelijk problemen op langere termijn te zien aankomen en hiervoor geld te reserveren in de Programmabegroting. Ook is een goede afstemming mogelijk binnen de organisatie ten aanzien van grote reconstructies. Tijdens de start van de werkzaamheden kan direct het belang van de bomen worden vastgesteld.

Zijn de bomen binnenkort aan vervanging toe? Dan heeft handhaving van het bestaande bomenbestand geen prioriteit tijdens de herinrichting. De aandacht gaat dan uit naar het versterken van de aanwezige structuur en het structureel verbeteren van de juiste groeiomstandigheden.

Hebben de bomen daarentegen nog een levensverwachting van 20 jaar of meer, dan staat handhaving en verbetering van de groeiomstandigheden voorop.

 

Tot slot: Het totaaloverzicht geeft een overzicht van de theoretische vervangingstermijn. Goede groeiomstandigheden kunnen deze termijn verlengen evenals een goed onderhoudsniveau. Ook de standplaats is van belang. Ter illustratie een laatste voorbeeld: er is geen reden een gezonde populier van 60 jaar in een grote groenstrook te kappen, wanneer uit het logboek blijkt, dat de populier nog in blakende gezondheid verkeert en het vallende hout geen gevaar voor de (verkeers)veiligheid oplevert. Ook bij reconstructie van deze groenstrook staat het behoud van deze - volgens de theoretische vervangingstermijn allang kaprijpe - populier voorop. 



 

 

 

Bijlage 1:

Bomenkaart (uit Ecologieplan Delft)  

 



 

Bijlage 2:

Primair netwerk (uit Ecologieplan Delft)



 

Bijlage 3:

Secundair netwerk (uit Ecologieplan Delft)

 


 


 

 

 

 

 

Bijlage 4:

Technische kwaliteitseisen nieuwe aanplant


 

Bijlage 4: Technische kwaliteitseisen nieuwe aanplant

 

 

a)      Soortkeuze

 

Informatie over de specifieke eisen van boomsoorten is te vinden in het Stadsbomen vademecum, deel 4. Dit boek geeft per soort een beschrijving van kenmerken en eigenschappen. De voor Delft belangrijkste kenmerken zijn:

§                                                                     toepassingsmogelijkheden in verharding;

§                                                                     gevoeligheid voor strooizout;

§                                                                     gevoeligheid voor (zee)wind.

 

Naast de eisen die bomen stellen aan de groeiomstandigheden zijn er nog andere belangrijke eigenschappen, waar rekening mee gehouden moet worden:

·                                                                                       wortelopslag;

·                                                                                       opdrukking van verharding;

·                                                                                       gevoeligheid voor ziekten en plagen.

 

Tenslotte verdient de diversiteit in boomsoorten aandacht. Uit controleoogpunt verdient het de voorkeur  om één boomsoort per straat te kiezen. Verschillen in ontwikkeling en gezondheid vallen dan eerder op door afwijkingen in bladkleur, -grootte of bladhoeveelheid. Ook diktegroei kan beter worden gevolgd. Per buurt of wijk is het wel van belang dat boomsoorten verschillen. Monoculturen maken het eenvoudig dat ziekten en plagen zich verspreiden.

Het is beter soorten met een verhoogd risico op ziekten en plagen niet langs een hoofdstructuur aan te planten, maar deze soorten toe te passen langs kleinere wegen of in bredere groenstroken of parken. Ditzelfde geldt voor bomen, die regelmatig last hebben van takbreuk. Tot slot: afwisseling van soorten met een korte en lange levensduur zorgt voor een evenwichtig boombestand.

 

 

b) Bovengrondse situatie

 

Bij het planten moet rekening gehouden worden met de omvang die de boom in zijn volwassen stadium zal hebben. Wanneer de boom eenmaal is geplant, zijn er geen maatregelen meer te nemen om de bovengrondse ruimte te vergroten. Hierbij spelen zowel de toekomstige lengte als de verwachte kroonomvang een belangrijke rol.

 

De boom moet een zodanige ruimte krijgen dat de boom zich op natuurlijke wijze kan ontwikkelen zonder overlast te veroorzaken. Kandelaberen (het verwijderen van alle takken tot op de stam) vermindert tijdelijk de overlast, maar bevordert niet de conditie van de boom en dient niet te worden toegepast. Ook lei- en knotbomen zijn in principe onnatuurlijke groeivormen. In specifieke omstandigheden en om vormgevende redenen kan hiervoor (tegen meerkosten in het onderhoud) worden gekozen.

 

De minimale afstand tussen hart van de boom en gevelwand verschillen per boomgrootte.

Voor bomen van de eerste grootte geldt een minimale afstand van 8 meter, voor bomen van de tweede grootte 6 meter en voor bomen van de derde grootte 4 meter. Tussen de bomen geldt een minimale afstand van respectievelijk 15 meter, 12 meter en 7 meter.

 

Om vormgevende redenen kan niet in alle gevallen (we leven in een compacte stad) de gewenste afstand tussen boom en gevel worden aangehouden. Het is constant zoeken naar een compromis tussen ruimte, milieu en vormgeving.

Om milieuredenen kan gekozen worden de plantafstanden in de rij tijdelijk minder lang te maken door extra bomen te planten. Daardoor oogt de rij sneller groen. De extra geplante bomen worden na een tiental jaren verwijderd (‘ dunnen’) en wanneer dit mogelijk is elders geplant.

 

In verband met de beperkte ruimte die bomen hebben om op een ‘ natuurlijke’ wijze uit te groeien worden bijna alle bomen opgekroond.  In parken en bredere groenstroken is dit niet noodzakelijk en kan de boom zijn natuurlijke habitus bereiken. Dit beleid verdient op die plaatsen de voorkeur.

 

Naast de vrije groeiruimte moet ook rekening gehouden worden met wind. In het westen is meer wind dan in het oosten van ons land. Daarnaast kunnen in de stad bij hoge gebouwen vreemde val- en draaiwinden ontstaan. Bomen groeien scheef of vertonen een eenzijdige kroonontwikkeling. Bij windgevoelige soorten ontstaat bij veel wind een extreem hoog risico op takbreuk.

 

 

c)  Ondergrondse situatie 

 

Ook de ondergrondse situatie verdient bij de aanleg extra aandacht. Wanneer er niet voldoende ruimte is om een volwaardig plantgat aan te brengen, wreekt zich dit al binnen enkele jaren. De boom ontwikkelt zich niet optimaal en wordt gevoelig voor aantastingen. Maar hij blijft zoeken naar ruimte en voedsel. Het gevolg is, dat de bestrating in ernstige mate wordt opgedrukt. Herstel van te krappe groeiomstandigheden kan slechts tegen extreem hoge kosten. Een boom heeft afhankelijk van de eerste, tweede of derde grootte minimaal 12 m3, 9 m3 of 6 m3 goed doorwortelbare grond nodig.

De eisen welke straatbomen stellen zijn tegenstrijdig aan die van verharding. Daarom is een speciaal grondmengsel ontwikkeld. Dit mengsel bestaat uit ‘eentoppig’ zand met een korrelgrootte tussen 200 en 500 mu, een organisch stof gehalte van 4 tot 5% en een laag kleigehalte (tot 5% lutum).

 

Wortelstraat

Een goede oplossing is de aanleg van wortelstraten. Een wortelstraat is een brede strook goed doorwortelbare grond over de gehele lengte van de bomenrij. Met name waar de grondwaterstand te hoog is (bomen groeien slechts tot het grondwater) en slechts een ondiepe geul ter beschikking gesteld kan worden, is dit een goede oplossing voor de bomen langs de grachten.

 

Luchtkokers

Via luchtkokers ontstaat een iets betere uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide. Ma ar wanneer de rest van het plantgat sterk is verdicht, zijn de luchtkokers slechts van beperkte waarde. Wel is het voordeel van de kokers, dat er tijdens de eerste levensjaren extra water kan worden gegeven. 

 


Daarnaast speelt de ondergrondse infrastructuur een rol. Creativiteit en kennis van alle bijkomende zaken zijn daarbij een voorwaarde. De afstand tussen de stamvoet en de rand van de ‘ leidingstraat’ moet als volgt worden aangehouden:

§                                             bij bestaande bouw minimaal 1 meter;

§                                             bij nieuwbouw minimaal 1,5 meter;

§                                             bij bomen die onderdeel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur minimaal 2,5 meter.

De NEN norm 1739 gaat uit van een minimale afstand van 1 meter. Voor een duurzame boombeplanting is dit echter onvoldoende, graafwerkzaamheden bij de wortels veroorzaken ernstige schade aan de stabiliteit van de boom.

 

Daarnaast dienen werkzaamheden in de wortelzone zoveel mogelijk te worden beperkt. Met het uitbreiden van de ondergrondse infrastructuur komt het tegenwoordig meermalen voor, dat het beschikbare tracé soms vol is. In dergelijke gevallen moet gekozen worden voor het stapelen van leidingen in plaats van een nieuwe leiding in het wortelpakket van de boom neer te leggen. Als vuistregel kan worden aangenomen, dat het wortelpakket net zo groot is als de kroondiameter.


 

 

 

 

 

Bijlage 5:

Poster “boombescherming op bouwlocaties”


 

Dit is een voorbeeld

 

 

 

 

Bijlage 6:

Monumentale bomenlijst (peiljaar 2003)




 

 

 

 

 

Bijlage 7:

Methode Raad (versie 2001)

 


 

Bijlage 7: Methode Raad (versie 2001)

 

 

Methode Raad is een landelijk gebruikte methode, waarmee de waarde van bomen in geld wordt uitgedrukt.

De boomwaarde volgens methode Raad wordt berekend met een rekenkundig model, waarbij de éénheidsprijs per cm2 stamdoorsnede (gemeten op 1,3 meter boven maaiveld) een belangrijke basis vormt. Deze éénheidsprijs wordt jaarlijks geïndexeerd en is boomsoortafhankelijk.

 

De methode is vormgegeven via de volgende formule.

Boomwaarde (W)= Uitgangswaarde (U1xU2) x Correctiefactoren (C1xC2xC3xC4xC5xC6)

 

Uitgangswaarde

(U1) éénheidsprijs x (U2) stamoppervlakte

U1 = de eenheidsprijs per cm2, soortklasse 1 t/m 7

U2 = stamoppervlakte in cm2 gemeten op 1,3 meter boven maaiveld

 

Alle bomen hebben een klasse meegekregen met een vaststaande eenheidspijs per cm2. Wanneer er sprake is van een vormboom zoals knotes of leilinde, dan wordt boven de standaardklasse een extra klasse toegevoegd. Is het onderhoud aan de vormboom intensief, dan komt er nog een klasse bij.

Bomen met een derde naam oftewel cultivar worden eveneens een klasse hoger ingedeeld dan de soort.

Bijvoorbeeld: Tilia cordata 'Rancho' als leilinde heeft de volgende klasse: 3 (boomsoort linde) + 1 (cultivar) + 1 (leilinde) = 5

 

Correctiefactoren

(C1) standplaatsfactor x (C2) plantwijzefactor x (C3) afschrijvingsfactor x (C4) onderhoudsindicatie x (C5) conditie/levensverwachting x (C6) herplantindicatie

 

C1 = standplaats gerelateerd aan gebruiksintensiteit van de grond

          Indeling:   klasse 1 zeer extensief   factor 0,4

                        klasse 2 extensief          factor 0,6

                        klasse 3 intensief                 factor 0,8

                        klasse 4 zeer intensief    factor 1,0

C2 = plantwijze gerelateerd aan onderhoudskosten

          Indeling:   klasse 1 beplantingsvak        factor 0,6

                        klasse 2 groep                           factor 0,8

                        klasse 3 straat/laanbomen    factor 0,9

                        klasse 4 solitair                   factor 1,0

C3 = afschrijving van huidige levensfase in relatie tot functionele gebruiksfunctie

          Indeling:   klasse 1 eindfase                             factor 0,6

                        klasse 2 2e helft volwasfase         factor 0,8

                        klasse 3 t/m 1e helft volwasfase   factor 1,0

C4 = functioneel onderhoud in relatie tot de kwaliteit

          Indeling: klasse 1 zeer slecht  factor 0,2

                        klasse 2 slecht        factor 0,4

                        klasse 3 voldoende   factor 0,7

                        klasse 4 goed                factor 1,0

                        klasse 5 intensief           factor 1,2


C5 = huidige conditie en toekomstige levensverwachting

          Indeling: klasse 1 zeer slecht tot dood  factor 0,0

                        klasse 2 slecht                    factor 0,2

                        klasse 3 matig                           factor 0,4

                        klasse 4 voldoende               factor 0,6

                        klasse 5 goed                            factor 0,8

                        klasse 6 optimaal                       factor 1,0

C6 = gebaseerd op verwachte omvang herplantmateriaal

          Indeling:  klasse 1 <12          factor 0,6

                        klasse 2 12/16       factor 0,7

                        klasse 3 16/20       factor 0,8

                        klasse 4 20/30       factor 0,9

                        klasse 5 30/40       factor 1,0

                        klasse 6 40/60       factor 1,1

                        klasse 7 60/80       factor 1,2

                        klasse 8 >80          factor 1,3

 

Zie voor uitgebreidere informatie: “Richtlijnen 2001” van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen


 

 

 

 

 

Bijlage 8: Basiskaart monumentale bomen



 

 

 

Bijlage 9:

Basiskaart theoretische vervangingen


 

Dit is een voorbeeld

 

 

 

 

Bijlage 10:

Basiskaart bovengrondse groeiruimten Hof van Delft


 

Dit is een voorbeeld