1.2 Bomen hebben
natuurwaarde.
1.3 Bomen met een
bijzondere waarde.
2.1 Diversiteit brengen in
de boombeplanting.
2.5 Aandacht voor groen bij
nieuwbouw en herstructurering.
2.6 Bescherming bij
graafwerkzaamheden.
2.7 Beschermen van
monumentale bomen.
3.1 Aanvullen Handboek
Openbare Ruimte.
3.2 Opzetten
groenbeheersysteem..
3.3 Uitbreiden van
monumentale bomenlijst
3.4 Informatievoorziening
verbeteren.
2.3 Bomen met een
bijzondere waarde.
3.3 Standplaats en
plantwijze.
3.4 Conditie en
levensduurverwachting.
3.8 Belang van de nieuwe
inrichting.
3.9 Verplantbaarheid van de
boom..
4.
Voorschriften en beperkingen
1.
Bomenkaart (uit
Ecologieplan Delft)
2.
Primair netwerk (uit
Ecologieplan Delft)
3.
Secundair netwerk (uit
Ecologieplan Delft)
4.
Technische
kwaliteitseisen nieuwe aanplant
5.
Poster ‘boombescherming
op bouwlocaties’
6.
Monumentale bomenlijst
(peiljaar 2003)
7.
Methode Raad (versie
2001)
8.
Basiskaart monumentale
bomen
9.
Basiskaart theoretische
vervangingen
10.
Voorbeeldkaart
bovengrondse groeiruimte Hof van Delft
Delft telt meer dan 40.000 bomen, de bomen in de
Delftse Hout niet meegerekend. De meeste van deze bomen zijn in beheer bij de gemeente:
zo’n 35.000 exemplaren. Ze staan verspreid door de stad, langs wegen, op
pleinen en in plantsoenen. Met aandacht voor aanleg, beheer en bescherming
probeert de gemeente deze bomen de kans te geven om gezond tot wasdom te komen
en zo de stad te verfraaien.
Dit beleidsplan De juiste boom op de juiste plaats beschrijft hoe de gemeente omgaat met bomen
in Delft. De aanleiding voor dit plan is de behoefte om het vorige beleidsplan Bomen
op dreef uit 1993 aan te scherpen en te actualiseren. Een tweede aanleiding
is de toezegging om het beleid rond kapvergunningen te evalueren.
Het beleidsplan bestaat uit
drie delen, waarvan er nu twee gereed zijn. Deel A gaat in op het bomenbeleid
in het algemeen, en sluit daarmee aan op Bomen op dreef. Dit deel gaat in op de functies van bomen in de
stad, op technische randvoorwaarden en op oplossingen voor ervaren knelpunten.
Deel B
beschrijft het gemeentelijk beleid rond de afgifte van kapvergunningen. Het is
een toelichting op en een beleidsuitwerking van de Bomenverordening 1998.
In dit deel zijn vele juridische en vaktechnische problemen opgelost, met als
gevolg dat de Bomenverordening 1998 op diverse onderdelen juridisch is
bijgesteld.
Na goedkeuring van de delen A en B wordt vervolgens deel
C nader uitgewerkt. Dit derde deel – dat op een later tijdstip in deze nota
wordt opgenomen – omvat een meerjarig beheerplan voor het bomenbestand. Daarmee krijgt het eerste vervangingsplan
(met bijbehorende financiële consequenties) gestalte.
Wel zijn in deel C van deze nota de uitgangspunten en probleemgebieden voor het
vervangingsbeleid vastgelegd.
De voorstellen uit dit bomenbeleid wijken in
financieel opzicht slechts in geringe mate af van het oorspronkelijke beleid.
De uitvoering van het bomenbeleid vraagt de volgende financiële onderbouwing:
·
bijhouden
veiligheidslogboek bomen (zie deel A, 1.4);
·
aanvullen Handboek
Openbare Ruimte (zie deel A, 3.1);
·
opzetten
groenbeheersysteem (zie deel A, 3.2);
·
uitbreiden van
monumentale bomenlijst (zie deel A, 3.3);
·
informatievoorziening
verbeteren (zie deel A, 3.4);
·
zorgvuldige procedure
kapvergunningen (zie deel B, 2.1);
·
subsidie onderhoud
monumentale bomen van particuliere huishoudens (zie deel B, 2.6).
Financieel overzicht
|
Jaarschijf 2004 |
Jaarschijf 2005 e.v. |
Bijhouden veiligheidslogboek bomen |
€ 20.000 |
€ 45.000 |
Aanvullen Handboek Openbare Ruimte |
nihil |
nihil |
Opstellen groenbeheersysteem |
nihil |
€
p.m |
Opstellen monumentale bomenlijst en monumentale groengebieden |
€ 20.000 |
nihil |
Informatievoorziening verbeteren |
nihil |
nihil |
Zorgvuldige procedure kapvergunningen |
nihil |
nihil |
Subsidie onderhoud monumentale bomen |
€ 10.000 |
€ p.m |
|
|
|
Bijhouden veiligheidslogboek
bomen
Dit veiligheidslogboek kent nog geen wettelijke
verplichting. Juridisch is het wel al noodzakelijk om aansprakelijkheid voor
schade als gevolg van door benadeelden geclaimd achterstallig onderhoud te
kunnen weerleggen. De invoering van dit geautomatiseerde logboek vraagt in 2004
€ 20.000, daarna structureel € 45.000 aan menskracht. Het vraagt geen extra
budget, omdat de werkzaamheden op dit moment reeds handmatig plaatsvinden.
Aanvullen Handboek Openbare Ruimte
Het inventariseren van technische en esthetische
eisen aan materialen, die geschikt zijn voor toepassing in de openbare ruimte –
in het Handboek Openbare Ruimte – is een continu proces en vraagt daarom
geen extra financiële inspanning.
Opzetten groenbeheersysteem
Het opzetten van een groenbeheersysteem inclusief het
bijhouden en muteren van de gewijzigde gegevens in het bomenbestand (aanbrengen
van nieuwe aanplant en vervangen van bestaande bomen) behoort tot de normale
onderhoudswerkzaamheden en vraagt daarom geen extra financiële inspanning.
Maar de uitvoering van de
uit het planmatig beheer voortkomende werkzaamheden vraagt wel het nodige extra
financiële budget, namelijk voor het opheffen van de onder- en bovengrondse
knelpunten. Het grote voordeel van het systeem is dat het ook planmatig beheren
van de bomen leidt tot geïntegreerd aanpakken van reconstructies. Ruim van te
voren wordt duidelijk welke wegen, straten, pleinen uit beheersoogpunt
(vervangen wegdek, riolering, bomen, beplanting) aan vernieuwing toe zijn. Op
dit moment is de werkwijze nog dat tijdens de werkvoorbereiding een begroting
wordt opgesteld voor een voorgenomen werk. In de toekomst, na invoering van het
systeem, ontstaat een financieel overzicht voor de langere termijn.
Er wordt tot nu toe niet gewerkt met
vervangingsinvesteringen in het groen. Uitgangspunt is, dat planmatig beheer
geen verhoging van budgetten met zich meebrengt, wel worden de gevraagde
investeringen inzichtelijk.
De meerkosten voor de uitvoering komen voort uit het
verbeteren van de onder- en bovengrondse voorzieningen. Deze kosten zijn op dit
moment nog moeilijk in te schatten, maar zullen in deel C nader worden
uitgewerkt.
Uitbreiden van monumentale bomenlijst
Ook het opstellen en daarna bijhouden van de
monumentale bomenlijst is een continu proces. Deze werkzaamheden zijn nieuw
opgezet in dit beleid. Daar waar het gemeentelijke bomen betreft kunnen de
werkzaamheden worden geïntegreerd in het veiligheidslogboek. Potentiële
kanshebbers worden in het bilateraal overleg tussen de ‘groene’ afdelingen
eenmaal per vijf jaar besproken.
Bij particuliere bomen zijn de werkzaamheden
complexer, ook juridisch gezien. Bomen mogen niet zonder meer op een lijst
worden gezet. De eenvoudigste procedure is het toevoegen van bomen op vrijwillige
basis. In alle andere gevallen zal de boom via de gebruikelijke juridische
procedures (met mogelijkheid van bezwaar voor de eigenaar) op de lijst worden
geplaatst. Via een regelmatig terugkerende procedure worden eigenaren gevraagd
of zij bomen op de lijst willen laten plaatsen. Daarnaast is er behoefte aan
het registreren van potentieel monumentale gebieden: bomen zijn door de
leeftijd wellicht nog niet monumentaal, maar kunnen bij ongestoord ouder worden
deze status bereiken. Daarnaast kan het groengebied een belangrijke
cultuurhistorische waarde hebben, die behouden dient te blijven. Controle en
uitwerking vragen circa 160 mensuren, dus circa
€ 20.000. Daarvan komt € 10.000 uit ecologiereserve
en € 10.000 uit de lopende onderhoudsbegroting van het vakteam Groen.
Informatievoorziening verbeteren
Dit is een continu proces waar ook nu al enige
menskracht aan wordt besteed. De extra inspanningen kunnen worden bekostigd uit
het wegvallen van de werkzaamheden van een groot aantal pro forma verstrekte kapvergunningen.
Hoewel in de marge, zullen de drukkosten in 2004 hoger uitvallen, doordat er
nieuwe folders moeten worden gemaakt.
Zorgvuldige
procedure kapvergunningen
Invoering van dit beleid
vermindert het aantal aanvragen, door het vergroten van de vrijstellingen. Tot
nu toe zijn er circa 150-175 aanvragen per jaar afgehandeld. Eenderde van de
aanvragen betreft gemeentelijke aanvragen; de overige 100-110 aanvragen komen
van particuliere huishoudens, woningbouwverenigingen, scholen en bedrijven.
Uitgaande van het nieuw beleid vermindert het aantal aanvragen van met name
particuliere huishoudens (tot nu toe circa 75 aanvragen per jaar).
Daar staat tegenover dat de overblijvende aanvragen
(ongeveer nog 75 aanvragen per jaar, dus een halvering van het huidige aantal
aanvragen) een zorgvuldiger procedure moeten doorlopen, dus ook relatief meer
tijd vragen. Daarnaast gaat het bijhouden van de subsidie voor monumentale
bomen meer menskracht vragen. Binnen de huidige beschikbare menskracht moet een
en ander budgettair neutraal verlopen.
Subsidie onderhoud monumentale bomen van particuliere
huishoudens
Ten behoeve van de in te stellen reserve wordt een
startsubsidie gevraagd van € 10.000. Dit kan bekostigd worden uit het
groencompensatiefonds (de Ikea-gelden). Daarna moet de reserve gevuld worden
door bijdragen uit de financiële herplantplicht.
Het controleren van aanvragen vraagt daarnaast enige
menskracht. Er wordt echter van uitgegaan dat deze uren beschikbaar komen
binnen de bestaande formatie door het verminderen van het aantal
kapvergunningen.
Bomen in de stad
Bomen in de stad hebben diverse functies. Door de
juiste toepassing van bomen krijgen verschillende ruimten in de stad een heel eigen
sfeer en een eigen karakter. Bomen versterken ook de natuur in de stad. Het
onderhoud is afhankelijk van de plek in de stad en de functies van de boom.
Bomen in de knel
In de stad zijn de groeiomstandigheden voor bomen verre
van ideaal. Het streven is de gemiddelde levensduur van de bomen in Delft te
verhogen, door onder- en bovengrondse knelpunten in beleid en beheer op te
lossen.
Uitgangspunten zijn:
·
diversiteit houden in
de boombeplanting;
·
bomen gespreid
verjongen, om kaalslag te voorkomen;
·
bomen groeikansen
bieden;
·
bij het vervangen van
dode bomen rekening houden met de resterende levensduur van de omringende
bomen;
·
meer aandacht geven aan
bomen bij nieuwbouw en herstructurering;
·
bomen beschermen bij
graafwerkzaamheden;
·
monumentale bomen
beschermen;
·
het beleid voor
privé-tuinen richten op kortdurende aanwezigheid van veel jonge bomen.
Ambities
·
afstemmen van het
bomenbeleid op duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit
·
verhogen van natuurwaarden
·
zorg voor en behoud van structuurbepalende
bomen
·
bestaande boomruimte
behouden en versterken
Overzicht van
actiesUitvoeringsprogramma
De genoemde constateringen en knelpunten leiden tot
de volgende concrete acties:
·
het Handboek Openbare Ruimte wordt aangevuld
met technische randvoorwaarden, zowel in ondergrondse als bovengrondse
voorzieningen;
·
er komt een
geautomatiseerd groenbeheersysteem waarin het noodzakelijk onderhoud van bomen
wordt vastgelegd en gepland;
·
het overzicht van monumentale
bomen in de stad wordt uitgebreid met bomen van particulieren;
·
de gevolgen van het
beleid worden uitgedragen. Bij elke bouwaanvraag voegt de gemeente een
voorlichtingsfolder en een kapaanvraagformulier toe. Bij elke afgegeven
bouwvergunning en bij elke toestemming voor tracéwerkzaamheden worden
richtlijnen Boombescherming op bouwlocaties uitgereikt en gehandhaafd
Bomen in de stad hebben
diverse functies. Ze spelen een rol bij de indeling in ruimten en zijn van
betekenis voor de samenhang tussen de ruimten waarin ze staan en hun omgeving.
Bomen dragen zo bij aan de aankleding en de herkenbaarheid van de stad. Het
beleid is erop gericht de kwaliteit van de bestaande structuren en de
individuele bomen te behouden en waar mogelijk te versterken.
Door de
juiste toepassing van bomen krijgen verschillende ruimten in de stad een heel
eigen sfeer en een eigen karakter. Het plantverband (zoals bomenrij, boomgroep
of solitaire boom) en de plantafstand bepalen de rol die bomen spelen bij de
indeling in ruimte en het geven van samenhang en herkenbaarheid.
Niet alleen bomenlanen, boomgroepen of solitaire
bomen dragen bij aan de kwaliteit van de openbare ruimte. Veel mensen ervaren
ook open ruimten, zoals in het Abtswoudsepark, juist als een verademing in het
steeds dichter wordende stedelijk gebied. Dit geldt ook voor bijvoorbeeld de
Bieslandse Bovenpolder, waar de openheid kwaliteit heeft. Ook deze
landschappelijke waarden moeten behouden blijven.
De bomen worden in drie
categorieën ingedeeld: bomen met natuurwaarde, bomen met een bijzondere waarde
en stadsbomen. De volgende paragrafen gaan in op de functies van bomen in de
stad.
Bomen spelen een rol voor de natuur in de stad. Bomen
beïnvloeden het microklimaat in de stad. Hierdoor wordt het stedelijk milieu
beter leefbaar voor planten en dieren, maar ook voor de mens:
·
bomen matigen de
temperatuurextremen, doordat bomen veel water verdampen en directe
zonnestraling op de bodem wegvangen;
·
bomen breken de wind.
Dit is vooral nodig tussen de hoge flats in de moderne buitenwijken waar
krachtige valwinden kunnen ontstaan;
·
straatbomen filteren
stof- en rookdeeltjes uit de lucht. Na een regenbui is de boom schoon en het
stof naar de bodem gespoeld.
Bovendien bieden met name de inheemse bomen
woonruimte en voedsel aan verschillende soorten vogels, zoogdieren en insecten.
Via lange lanen die de stad doorkruisen kunnen zij zich door de stad en van en
naar het buitengebied verplaatsen. In Delft liggen enkele gebieden – zoals de
parken en begraafplaatsen – die groot genoeg zijn als leefgebied voor
populaties van diersoorten. Ook dieren uit deze populaties moeten zich kunnen
verplaatsen naar andere gebieden, omdat er voor het voortbestaan genetische
uitwisseling moet zijn met andere populaties. Groene gebiedjes die op zichzelf
te klein zijn als leefgebied kunnen worden verbonden met andere gebieden. Deze
ecologische boomstructuren versterken de natuurwaarde.
Deze structuurbepalende bomen verdienen bijzondere aandacht
door de specifieke functie die zij vervullen. Het gaat om:
·
structuurbepalende
bomen (voorbeeld: Buitenhofdreef);
·
bomen in ecologische
verbindingszones (voorbeeld: Tanthofkade);
·
monumentale bomen
(voorbeeld: bruine beuk bij de Nieuwe Kerk);
·
beeldbepalende bomen
(voorbeeld: de eiken bij de St. Sebastiaansbrug);
·
bomen met een bepaalde
historische waarde (voorbeeld: de koningslinde aan het Oostplantsoen);
·
bomen met een bepaalde
zeldzaamheidswaarde (voorbeeld: de hulst aan de Barbarasteeg).
Voor deze bomen geldt een grote terughoudendheid in
de afgifte van kapvergunningen (zie deel B paragraaf 2.3).
Om de bescherming te regelen heeft Delft groene
hoofdstructuren aangewezen, die zijn vastgelegd in de bomenkaart van het
Ecologieplan Delft (bijlage 1). Deze hoofdstructuren zijn het uitgangspunt bij
het bepalen van planologische randvoorwaarden voor ruimtelijke ordening, structuurplannen en bestemmingsplannen. Delft streeft
ernaar bomen in deze hoofdstructuren te behouden en te versterken. Zowel
boomstructuren als individuele bomen worden bovendien beschermd met behulp van
het stelsel van kapvergunningen. De juridische basis is vastgelegd in de Bomenverordening
Delft 1998.
De (gewenste) structuurbepalende boombeplantingen zijn
schematisch samengevoegd in het primair en secundair netwerk van het
Ecologieplan Delft en zijn toegevoegd als bijlagen 2 en 3. Een lijst van
(gemeentelijke) monumentale bomen is opgenomen als bijlage 6, de monumentale
bomen zijn weergegeven op de basiskaart monumentale bomen (bijlage 8).
Alle overige bomen in de
stad hebben geen bijzondere waarde, maar dragen in hoge mate bij aan het
woonklimaat, maar staan vaak op plaatsen, waar de groeiomstandigheden niet
optimaal zijn. Voorbeelden hiervan zijn straatbomen in smalle straatjes, die
dicht op gevels zijn geplant. Deze
bomen veroorzaken op langere termijn veel overlast aan de omwonenden: de
verharding wordt opgedrukt en de takken slaan tegen de gevel.
Ook bomen in (achter)tuinen
van bewoners vallen in deze categorie. Bewoners kiezen vaak een boom, die te
groot wordt voor hun tuin.
Voor deze categorie bomen
is het belangrijk, dat het aantal zoveel mogelijk gehandhaafd blijft. Deze
bomen zullen nooit de monumentale status bereiken. Daarom wordt voor deze bomen
de kapvergunningenprocedure zo eenvoudig mogelijk gemaakt door deze bomen
zoveel mogelijk kapvergunningvrij te maken. Voor particuliere tuineigenaren
wordt daardoor de herplant met een jong exemplaar gestimuleerd.
Concreet betekent dit dat
de inrichting wordt afgestemd op de ontwikkelingskansen van de boom en dat de
kapvergunningprocedure voor stadsbomen wordt vereenvoudigd.
Per definitie wordt hiermee
bereikt, dat de aanwezige boomruimte zoveel mogelijk wordt behouden en
versterkt. Dit kan leiden tot noodzakelijke aanpassingen van ondergrondse
structuur (kabels en leidingen). Financiering wordt binnen de redelijkheid van
het budget meegenomen binnen de
projectfinanciering.
Bomen staan op verschillende plekken en hebben
meerdere functies. Soms heeft de natuurfunctie de overhand, zoals in de Delftse
Hout. Soms prevaleert het esthetische belang. Het merendeel van de bomen dient
het algemeen belang. Zij maken deel uit van de leefomgeving, maar behoeven geen
specifieke maatregelen gericht op het versterken van de functie.
Bomen met een natuurfunctie mogen dood hout bezitten
en ‘gecontroleerd’ omvallen. Zij hoeven niet zoals de bomen in de stedelijke
omgeving modelbomen te zijn zonder kruisende of schurende takken, zonder
dubbele top of zonder plakoksels. Zij mogen op natuurlijke manier uitgroeien.
Bomen met een specifieke esthetische functie zoals leibomen zullen veelvuldig
worden gesnoeid. Alle andere bomen krijgen onderhoud dat is toegespitst op de
soort. Ook de standplaats heeft daarbij invloed. De groeiomstandigheden van een
boom in bestrating zijn nooit optimaal. Daarom vragen deze bomen net als de
meeste stadsbomen intensievere begeleiding.
Goede zorg voor bomen – zowel in aanleg als beheer –
houdt in dat de juiste groeiomstandigheden voldoende aandacht krijgen. De
juiste boom op de juiste plaats vereist:
·
voorwaarden waarmee ontwerpers rekening moeten houden om bomen
in te passen. Deze voorwaarden worden vastgelegd in het Handboek Openbare
Ruimte;
·
een groenbeheersysteem
waarin het noodzakelijk onderhoud van bomen wordt vastgelegd en gepland. Momenteel
is het hele bomenbestand al geïnventariseerd op locatie, soort, leeftijd, maat
en kwaliteit. ‘Beheer op maat’ is het uitgangspunt;
·
het volgen van de
gezondheid van bomen ten behoeve van de veiligheid. Hiervoor wordt een logboek
ontwikkeld.
Deze werkwijze biedt de mogelijkheid om het beheer
van de bomen in de stad te plannen voor de lange termijn. Met behulp van de verzamelde gegevens wordt
het bomenbestand geanalyseerd en worden vervangingsplannen opgesteld, die erop
gericht zijn een meer evenwichtige leeftijdsopbouw met een grote diversiteit
aan boomsoorten te verkrijgen.
Bomen hebben ruimte
nodig om tot wasdom te komen. Boven de grond moet voldoende ruimte zijn voor de
ontwikkeling van de kruin. En er moet voldoende geschikte grond aanwezig zijn
voor de ontwikkeling van het wortelgestel, zodat de boom kan beschikken over
voldoende voedsel, water en zuurstof en zich goed kan verankeren. Bomen hebben
ook tijd nodig om tot wasdom te
komen.
In de stad zijn de groeiomstandigheden voor bomen
verre van ideaal. Een boom staat hier bloot aan uiteenlopende bedreigingen. De
gemiddelde levensduur van een boom in een stad is niet hoog: ze worden niet
ouder dan gemiddeld zo’n 35 jaar.
Het streven is de gemiddelde levensduur van de bomen
in Delft te verhogen. Dit kan door her en der de groeiplaatsomstandigheden van
de bomen te verbeteren (zie de technische kwaliteitseisen in bijlage 4). De
bomenstructuur kan verder worden versterkt door onderstaande knelpunten in het
bestaande beleid en het beheer op te lossen.
Het beheer van het Delftse
bomenbestand geeft aanleiding tot bijstellingen. Voor het bomenbestand is nog
geen structureel vervangingsplan gemaakt en een meerjarig beheerplan ontbreekt.
Met name het toepassen van duurzame houtsoorten en het op peil houden van
diversiteit in boomsoorten verdient daarbij aandacht.
Diversiteit
aan bomen in soort, leeftijd, grootte, bloeirijkdom en groeitempo is
belangrijk, omdat dat een garantie is voor een gezond en gevarieerd
boombestand. Door zowel exoten als inheemse bomen met hun cultuurvariëteiten
toe te passen wordt een evenwichtig boombestand opgebouwd. Ook zal worden
gestreefd naar het vervangen van bomen met een kortdurende omlooptijd zoals
populieren en wilgen (de “wijkers”) door bomen met een lange omlooptijd zoals
es, plataan, iep, linde, eik, etc, etc. (de “blijvers”), met name langs de
doorgaande boomstructuren.
Nu gaat
in de praktijk de voorkeur nog vaak uit naar inheemse soorten. Dat mag geen
regel worden. Het alleen toepassen van inheemse soorten op onze laaggelegen en
vochtige gronden zou betekenen dat alleen populier, wilg, iep, els en berk in
aanmerking komen. Cultuurvariëteiten (binnen één soort geselecteerde type met
specifieke eigenschappen, die een ‘eigen’ naam krijgen) en ‘exoten’ als plataan
en sommige eiken en esdoorns zouden dan niet meer in aanmerking komen, hoewel
deze soorten over het algemeen stormen beter weten te trotseren dan de inheemse
soorten.
Een reden om de variatie op peil te houden is dat
monoculturen lastig te beheren zijn en gevoelig zijn voor ziekten en plagen.
Diversiteit in het bomenbestand voorkomt kaalslag door gelijktijdig kaprijp
zijn en grootschalige uitval door ziekten of plagen. Hierbij gaat het om het
versterken van de diversiteit op stads- en wijkniveau, niet op straatniveau of
per individuele boom.
Ziekten mogen overigens geen reden zijn om
boomsoorten uit te sluiten, omdat dit ten koste gaat van de diversiteit en
daardoor van de natuurwaarde. Variatie in soorten en het direct verwijderen van
aangetaste bomen bieden de beste bescherming tegen verspreiding van ziekten en plagen.
Ziekten die voorkomen zijn bacterievuur (bij onder
meer meidoorn, lijsterbes en peer), verwelkingsziekte (esdoorn, paardekastanje,
linde en iep), meniezwammetje (iep, esdoorn, paardekastanje en linde),
watermerkziekte (wilg, in het bijzonder bij de schietwilg en de treurwilg),
tak- en bloesemziekte (meidoorn, sierpeer en sierappel) en zwamvorming.
De bekendste ziekte is de iepziekte. Per jaar wordt
bij gemiddeld 200 bomen iepziekte geconstateerd. Ongeveer 50 procent hiervan is
in eigendom en beheer bij de gemeente. Besmette bomen worden direct verwijderd.
Uit de registratiegegevens blijkt dat veel soorten en cultivars vatbaar zijn
voor de iepziekte. Op de lijst komen de soorten veldiep en hollandse iep veel
voor, maar de ziekte treft ook cultivars. De gemeente blijft toch iepen
planten, als oorspronkelijke en inheemse boom. De gemeente maakt dan een keuze
uit ‘resistente’ iepen.
Het is van belang bij vervangingsoperaties ‘kaalslag’
te voorkomen, door de bomen niet allemaal tegelijk te vervangen, maar gespreid
over enkele jaren.
Vervanging begint bij de snelgroeiende soorten
als populieren en wilgen langs hoofdstraten en waterlopen. Deze takelen af en zijn
de komende 10-15 jaar aan kap toe. De bomen moeten worden vervangen door
duurzamere boomsoorten (bijvoorbeeld es, linde, esdoorn), waarbij de juiste
onderlinge plantafstanden zullen worden aangehouden. Deel C omvat een planmatig
vervangingsschema.
Kaalslag dreigt, omdat de leeftijdsopbouw van de
bomen in een aantal wijken zeer gelijkmatig is. Een groot deel van het
bomenbestand is aangeplant in de jaren vijftig en zestig. Dit komt omdat in de
oorlogsjaren bijna alle bomen zijn gekapt en die na de oorlog weer zijn
vervangen. In dezelfde periode zijn bovendien enkele nieuwe wijken gebouwd en
aangeplant. Bij de aanleg zijn veel bomen dicht op elkaar en op de gevels
geplant. Ook is indertijd gekozen voor snelgroeiende bomen als populier en
wilg, om de nieuwe wijken snel een groene aanblik te geven.
Dat betekent dat in bepaalde delen van de stad een
groot deel van het bomenbestand in een korte tijd aan vervanging toe is. Veel
populieren zijn indertijd als ‘wijker’ geplant om beschutting te creëren,
waarin de duurzame boomsoorten (‘blijvers’) kunnen groeien. Behalve populieren
en wilgen zijn ook veel boompjes in woonstraten (zoals meidoorns en meelbessen)
op korte termijn toe aan vervanging.
In stedelijke omstandigheden komen veel bomen niet
tot wasdom, omdat de groeiomstandigheden niet optimaal zijn. In het verleden
was de gedachte dat binnen een stad zoveel gebeurde dat de bomen toch niet
volwassen zouden worden. Het beleid wordt er nu op gericht nieuwe bomen te
planten die ook volwassen kunnen worden.
Bij herinrichtingen krijgen goede groeiomstandigheden
voor bomen voortaan extra aandacht. Ook het samenvoegen van groenstroken verbetert de
toekomstige groeiomstandigheden, zodat bomen meer ruimte krijgen om uit te
kunnen groeien.
In de ecologische en ruimtelijke hoofdstructuur is ruimte aanwezig om
elke boom volwassen te laten worden. Mede versterkt door het
kapvergunningenbeleid is het beleid hier om bomenrijen te handhaven en te
versterken.
Daar waar voor stadsbomen in de dicht bebouwde
omgeving zowel ondergronds als bovengronds geen ruimte beschikbaar is, zullen
ze bij herinrichtingen en eventueel ook op verzoek van bewoners verdwijnen. Delft
staat voor de moeilijke taak haar bomenbestand te verjongen. Veel bomen zijn
geplant in de jaren dertig, vijftig, zestig en zeventig van de vorige eeuw.
Tegelijkertijd is de druk op de ondergrondse ruimte verveelvoudigd. Elektriciteit, water en gas deden hun
intrede, even later gevolgd door riolering en telefoon en vervolgens door een
centraal antennesysteem en overige bekabelingen voor de elektronische snelweg.
Nu liggen alle stoepen vol met allerlei kabels en leidingen, waarbij door de
minimale afstand tot een kabel of leiding (variërend tussen 1 en 2 meter) geen
ruimte overblijft om een bestaande boom terug te planten. Concreet betekent dit
extra aandacht voor bomen bij herinrichting en streven naar koppeling van
groenstroken.
Een aantal van de karakteristieke laanbeplantingen is
binnen afzienbare tijd aan verjonging toe. Dit mag geen reden zijn
tegelijkertijd een ander ruimtebeslag neer te leggen, die de groeiplaats van de
bomen aantast.
In boombeplantingen vervangt de gemeente vrijwel automatisch
elke boom die dood gaat door een nieuwe boom (‘inboeten’). Het nieuwe beleid
gaat ervan uit bomen niet meer automatisch te vervangen door een jong
exemplaar, maar dit per geval te bekijken en daarbij rekening te houden met de
resterende levensduur (langer dan 10 jaar) van de omringende bomen. Deze nieuwe
aanpak is gewenst, omdat het automatisch inboeten per boom de mogelijkheden
beperkt om een boombeplanting structureel te verbeteren door naast de
bodemomstandigheden ook een betere standplaats te realiseren. Planningen voor
grote reconstructies zijn reeds lang van te voren bekend. Daar kan op worden
ingespeeld door niet slechts voor enkele jaren te investeren met jonge bomen,
maar alle werkzaamheden in één keer uit te voeren, waarbij in de meeste
gevallen door de gelijktijdige aanpak de groeiomstandigheden aanmerkelijk
kunnen worden verbeterd. Zowel de levensduur van de bomen, de veiligheid van de
weggebruiker als het integraal verbeteren van de woonomgeving worden hierdoor
aanmerkelijk bevorderd.
Bomen met een onevenwichtige leeftijdsopbouw
bemoeilijken ook de visuele inspectie van bomenrijen. Deze inspectie is bedoeld
om slechte of ongezonde bomen tijdig op te merken, zodat kan worden voorkomen
dat ze gevaar opleveren voor weggebruikers. Voor de inspectie is het gewenst om
per (gedeelte van een) straat zoveel mogelijk bomen van dezelfde
leeftijdsopbouw en soort te kiezen. Juist het onderlinge verschil in
bladgrootte, -kleur en -hoeveelheid geeft de eerste indicatie, dat er mogelijk
iets mis is met de gezondheid van een boom. De waarnemingen worden opgenomen in
het logboek. Het bijhouden daarvan is op dit moment nog geen wettelijke
verplichting, maar bij aansprakelijkheidsstellingen als gevolg van schade moet
de eigenaar wel kunnen aantonen dat er adequaat onderhoud is gepleegd.
Bij nieuwbouw of
herstructurering van bestaande bouwpercelen of van de openbare ruimte blijkt
niet altijd voldoende aandacht te zijn voor de bestaande bomen (en groenstroken),
waardoor bomen kunnen verdwijnen. In elke fase van het planproces moet daarom
aandacht zijn voor het belang van bomen.
Bij de afgifte van bouwvergunningen wordt nog niet
altijd voldoende getoetst of afspraken over het behoud van bestaande bomen zijn
nagekomen (bijvoorbeeld de randvoorwaarden in het bestemmingsplan) of dat
bestaande bomen mogelijk behouden hadden kunnen worden door het plan enigszins
te wijzigen. Tijdige voorlichting moet ervoor zorgen dat alle betrokkenen in
het bouwproces meer rekening houden met het bomenbeleid.
Bomen worden op dit moment onvoldoende beschermd als
in de buurt ervan graafwerkzaamheden voor kabels en leidingen worden verricht
en/of bouwactiviteiten worden uitgevoerd. Dit kan leiden tot een verminderde
groei of stabiliteit of tot het vervroegd sterven van de boom. Vaak is de
schade pas na 4 of 5 jaar zichtbaar.
Om schade te voorkomen neemt de gemeente de
richtlijnen Boombescherming op bouwlocaties, vastgesteld door de
Vereniging Stadswerk Nederland, op in de besteksvoorwaarden (bijlage 5).
Vrijwel iedereen hecht grote waarde aan bomen met
een monumentaal karakter. Toch zijn ze niet voldoende beschermd tegen het
kappen bij bouwplannen en reconstructies. Om zicht te krijgen op bomen die door
hun monumentaal karakter zeker bescherming moeten hebben, is het gewenst om een
overzicht te maken met monumentale bomen in Delft.
Of een boom monumentaal is hangt af van een aantal
factoren, welke per boom moeten worden afgewogen. Bepalende factoren in de
afweging zijn:
·
de boom is ouder dan 50
jaar en moet nog minstens enkele tientallen jaren te leven hebben;
·
de boom heeft een bijzondere
esthetische waarde;
·
de boom heeft een
(cultuur)historische waarde;
·
de boom heeft een
bepaalde zeldzaamheid.
Een eerste inventarisatie heeft een overzicht
opgeleverd met bijna 200 monumentale
gemeentelijke bomen van zeer uitlopende soorten (zie bijlage 6). De meeste van
deze monumentale bomen staan in de binnenstad. Het overzicht zal in samenspraak
met de eigenaren nog worden aangevuld met bomen op particulier terrein.
De
monumentale bomen van Delft worden – voor zover dat nog niet is gebeurd –
zoveel mogelijk opgenomen in de bestemmingsplannen. Zo worden de bomen extra
beschermd, omdat ze al in een vroeg stadium in de planvoorbereiding als ‘vast’
gegeven worden beschouwd. In de bestemmingsplannen wordt als voorschrift
opgenomen dat binnen een straal van 8 meter rond de stam van een monumentale
boom géén bebouwing is toegestaan. Moet een monumentale boom om een bepaalde
reden toch worden gerooid, dan is in alle gevallen een kapvergunning vereist.
Daarnaast
kent Delft een aantal groengebieden met een cultuurhistorisch belang, een
natuurbelang (ecozones) of waar een jong bomenbestand in de toekomst kan
uitgroeien tot een monumentaal bomenbestand. Deze groengebieden zowel in
gemeentelijk als in particulier eigendom verdienen het te worden beschermd.
Deze groengebieden zullen tegelijkertijd met het inventariseren van de
monumentale bomen in kaart worden gebracht. De ecozones zijn al vastgelegd in
het Ecologieplan Delft. In deze groengebieden krijgen alle bomen een bijzondere
waarde toegewezen, zodat zij ongeacht dikte of kwaliteit kapvergunningplichtig
zijn. Bij de actualisering van de bestemmingsplannen worden deze groengebieden
met een beschermde status vastgelegd.
Voor bomen in een privé-tuin is voortaan geen
kapaanvraag meer noodzakelijk als de tuin kleiner is dan 80 vierkante meter of
als de boom dicht op een gevel staat. Een uitzondering geldt uiteraard voor
bomen die staan op de monumentale bomenlijst.
Aanleiding voor deze wijziging in het
kapvergunningenbeleid (zie deel B) is de constatering dat een boom in een
privé-tuin zelden volwassen wordt. Vrijwel geen enkele tuin is groot genoeg om
zonder overlast voor de gebruiker of de buren een uitgegroeide boom te kunnen
herbergen. Een tweede aanleiding is dat kapvergunningen voor deze bomen nu
vrijwel automatisch worden verleend, zodat sprake is van overbodige
bureaucratie.
Tot nu toe moet voor elke boom met een stamdiameter
van 25 cm of meer op 1.30 meter hoogte van de stam een kapvergunning worden
aangevraagd. Dit is een maatregel die een averechts effect kan hebben. Een
bewoner die eenmaal is geconfronteerd met zo’n procedure, zal niet snel geneigd
zijn om een nieuwe boom aan te planten. Dat is jammer, want (ook jonge) bomen
in tuinen hebben een functie in het leefmilieu van de buurt.
Anders dan het beleid voor de gemeentelijke bomen en
de bomen in semi-openbare gebieden (zoals terreinen van woningcorporaties,
ziekenhuis en TU) wordt het beleid voor deze stadsbomen in privé-tuinen niet
gericht op het volwassen laten worden van deze bomen, maar op kortdurende
aanwezigheid van veel jonge bomen.
Als gevolg van de beleidswijziging zijn bewoners niet
meer afhankelijk van de gemeente of van buren (die bezwaar kunnen indienen)
wanneer zij besluiten die ene grote blauwceder of kastanje te verwijderen.
Achterliggende gedachte daarbij is dat bewoners enerzijds bomen langer zullen
laten staan (want hij kan toch elk moment worden verwijderd), anderzijds ook
sneller tot de aanplant van nieuwe bomen zullen overgaan.
De hiervoor genoemde constateringen en knelpunten
leiden tot de volgende concrete acties:
Het Handboek Openbare Ruimte wordt aangevuld met technische randvoorwaarden, zowel
in ondergrondse als bovengrondse voorzieningen.
Er komt een geautomatiseerd groenbeheersysteem waarin
het noodzakelijk onderhoud van bomen wordt vastgelegd en gepland.
Het overzicht van monumentale
bomen in de stad wordt uitgebreid met bomen van particulieren. Deze Monumentale bomen worden opgenomen in
de bestemmingsplannen. Voorkeur gaat uit naar vrijwillige plaatsing van
particuliere bomen op de Monumentale bomenlijst. In alle andere gevallen zullen
monumentale bomen door middel van aanwijzing door het college op de Bomenlijst
worden geplaatst, waarna de gebruikelijke bestuursrechtelijke weg wordt
gevolgd. Eigenaren worden verplicht zich te houden aan de voorwaarden die
worden gesteld aan monumentale bomen ‘als ware de boom reeds in het
bestemmingsplan opgenomen’. Deze
procedure zal ook worden gevolgd voor de groengebieden met cultuurhistorische
waarde of met een aanzienlijk bomenbestand, die in potentie tot monumentaal
kunnen uitgroeien.Daarnaast zijn alle bomen met een stamomvang met
een diameter groter dan of gelijk aan 25 cm op 1.30 meter boven maaiveld
beschermd via de bomenverordening. Het juridische kader wordt behandeld in deel
B van deze nota.
De mate van succes van het gemeentelijke bomenbeleid
hangt mede af van de bekendheid hiervan bij degenen die met bomen te maken hebben.
De gevolgen van het beleid worden uitgedragen met behulp van onder meer
publicaties in de media, presentaties voor onder meer gemeentelijke afdelingen,
nutsbedrijven en het duurzaamheidsplatform, en het verspreiden van posters (zie
bijlage 5).
Bij elke bouwaanvraag moet standaard een
voorlichtingsfolder en een kapaanvraagformulier worden toegevoegd, zodat
betrokkenen vroegtijdig weten met welke onderdelen zij rekening moeten houden
bij het indienen van een bouwaanvraag.
Bij elke afgegeven bouwvergunning of bij elke
toestemming voor tracéwerkzaamheden reikt de gemeente de richtlijnen Boombescherming
op bouwlocaties uit. Bovendien worden deze richtlijnen opgenomen in
gemeentelijke besteksvoorwaarden bij werken waarbij bomen binnen de werkgrenzen
aanwezig zijn. Handhaving is in handen van gemeentelijke toezichthouders.
Daarnaast blijft de gemeente bewoners informeren over
werkzaamheden aan boombeplantingen. Kap en vervanging zijn noodzakelijke
onderhoudsmaatregelen die ten goede komen aan een duurzaam bomenbeheer. Door de
werkzaamheden op een verantwoorde manier aan te kondigen en uit te voeren is
het voor de bewoners duidelijk dat ook de gemeente voorzichtig met groen
omgaat.
3.5 Vervangen van huidig bomenbestand
Niet alle bomen tegelijk vervangen, maar de
vervangingen zoveel mogelijk over de jaren verspreiden, te beginnen met de snelgroeiende soorten als populieren en
wilgen die langs hoofdstraten en waterlopen zijn geplant. Deze takelen af en
zijn de komende 10-15 jaar aan kap toe. De bomen moeten worden vervangen door
duurzamere boomsoorten (bijvoorbeeld es, linde, esdoorn) waarbij de juiste
onderlinge plantafstanden zullen worden aangehouden. In deel C wordt een
planmatig vervangingsschema gepresenteerd.
Nadere
informatie over de eisen die bomen stellen aan hun groeiplaats en over de
omstandigheden die de gezondheid van de bomen kunnen bedreigen, is te vinden in
de onderstaande literatuur:
·
Atsma, J. en Y. in ’t Velt, Stadsbomen Vademecum deel
2, groeiplaats en aanplant. Praktijkschool Arnhem, Arnhem 1992.
·
Kabels, leidingen en
boomwortels een ondergrondse concurrentie. SVT mededeling 25. Uitgeverij van de Vereniging van Nederlandse
gemeenten, 1985.
·
Verkeer en groen in
het stedelijk gebied. SVT mededeling
34. Uitgeverij van de Vereniging van Nederlandse gemeenten, 1986.
·
OBIS. Bomen in straatprofielen. Uitgeverij van
de Vereniging van Nederlandse gemeenten, 1988.
·
Groenwerk. Praktijkboek voor bos, natuur en
stedelijk groen,
deel 7. Uitgave van IBN-dlo, IKC natuurbeheer, IPC-groene ruimte en
Elsevier bedrijfsinformatie bv. ISBN 90-5439-081-6.
·
Stadsbomen vademecum
deel 4. Uitgave: IPC Groene Ruimte,
Arnhem en Bomenstichting, Utrecht. ISBN 90-74481-03-5.
Goede en gezonde bomen dragen bij aan een goed woon-
en leefmilieu. Zeker in Delft, waar de ruimte beperkt is, is het daarom
belangrijk om zorgvuldig om te gaan met bomen. Toch komt het voor dat bomen, om
uiteenlopende redenen, moeten wijken. Verplanten kan in een enkel geval een
oplossing zijn. Maar meestal is kappen onvermijdelijk.
Er kunnen verschillende redenen zijn om over te gaan
tot kappen. Vaak heeft het te maken met de gezondheid van bomen en met de
veiligheid op straat en in plantsoenen. Beschadigde bomen kunnen omwaaien of er
kunnen takken afbreken. Sommige ziektes maken het noodzakelijk om bomen te
rooien.
Bomen kunnen elkaar ook in de weg staan als ze te
groot worden. Dan worden bomen weggehaald om resterende bomen de mogelijkheid
te geven om uit te groeien. Het kan ook zijn dat bomen te dicht op een woning
staan, waardoor er bijvoorbeeld te weinig licht binnenkomt, of waardoor de
boomwortels de fundering aantasten.
Soms moeten bomen ook wijken voor veranderingen en werkzaamheden
in de stad. Bijvoorbeeld voor de bouw van nieuwe woningen, de aanleg van wegen,
de herinrichting van de bestaande omgeving, het vernieuwen van kademuren en het
vervangen van kabels en leidingen.
Dit kapvergunningenbeleidsplan (onderdeel van de
beleidsnota ’De juiste boom op de juiste plaats’) beschrijft het gemeentelijk
beleid rond de afgifte van kapvergunningen. Dit plan geeft aan hoe de
bomenverordening in de praktijk wordt gebracht. Het doel van het
kapvergunningenbeleid is:
·
een bijdrage te leveren
aan het behoud en de ontwikkeling van het bomenbestand in Delft, in
kwantitatieve en kwalitatieve zin;
·
te komen tot een
zorgvuldige en consequente belangenafweging bij het beoordelen van de aanvragen
van kapvergunningen.
Hoofdstuk 1 geeft weer welke
bomen kapvergunningplichtig zijn en welke procedure er door de gemeente wordt
gevolgd nadat een kapaanvraag is ingediend.
Hoofdstuk 2 geeft weer hoe de afwegingsprocedure is
die de gemeente hanteert om tot het besluit te komen om een kapvergunning te
verlenen of te weigeren. Ook wordt in dit hoofdstuk toegelicht wanneer een
herplantplicht of een financiële herplantplicht wordt opgelegd en wat er met de
ontvangen gelden wordt gedaan.
Hoofdstuk 3 geeft een toelichting op de
afwegingscriteria die de gemeente in haar procedure gebruikt om tot het besluit te komen om een kapvergunning te
verlenen of te weigeren.
Hoofdstuk 4 geeft weer welke voorschriften en
beperkingen er aan een kapvergunning kunnen worden verbonden.
In de bomenverordening Delft 1998 is geregeld dat er
een vergunning noodzakelijk is voor het kappen van bomen binnen de bebouwde kom
van de gemeente Delft met een stamdiameter van 25 cm of meer op 130 cm hoogte.
In artikel 8, lid 3 worden een aantal uitzonderingen genoemd. In de volgende
gevallen hoeft geen kapvergunning te worden aangevraagd:
1.
aAls de boom
in een achtertuin staat met een maximale oppervlakte van 80 m2;
2.
aAls de boom
een populier of een wilg is;
3.
aAls de boom
een conifeer is;
4.
aAls de boom
bij wijze van dunning moet worden geveld;
5.
aAls de boom
op minder dan 2 meter afstand van de gevel van een bouwwerk (groter dan 2 m2)
staat. Indien de gevel van het bouwwerk een begrenzing is van een verblijfsruimte
dan geldt de maat van 5 meter van de gevel van het bouwwerk;
6.
aAls de boom
iepziekte heeft (zie paragraaf 2.2 en paragraaf 3, ad 4).
Bovenstaande uitzonderingen
gelden niet voor bomen die zijn geplaatst op de door burgemeester en wethouders
vastgestelde monumentale bomenlijst zoals vastgelegd in bijlage 4. Voor de monumentale bomen op deze
lijst moet altijd een kapvergunning
worden aangevraagd.
Als op 130 cm boven de grond de dikte van de stam 25 cm
of meer is (ofwel de omtrek groter dan 78 cm), is voor het kappen van de
boom een vergunning nodig.
Een kapvergunning is ook nodig als het gaat om het
verplanten of ingrijpend snoeien van een boom met een stamdiameter van 25 cm of
meer (genoemde uitzonderingen daargelaten). Een vergunning kan alleen worden
aangevraagd door de eigenaar of met toestemming van de eigenaar. Aanvragen van
gemeentelijke diensten krijgen dezelfde behandeling als aanvragen van
particulieren.
Bij de afgifte van een kapvergunning worden geen
kosten in rekening gebracht. In den lande is het wel gebruikelijk leges te
heffen variërend van circa € 15 tot €
50. € 50 dekt de administratieve kosten, maar zeker niet de afdelingskosten.
Een bedrag groter dan € 50 jaagt eigenaren op kosten en werkt illegale kap in
de hand. De gemeente Delft heeft daarom besloten geen leges te heffen voor de
afgifte van een kapvergunning.
De procedure voor de afhandeling van kapaanvragen is
zorgvuldig en kost veel tijd (zie paragraaf 1.2 en 1.3). Daarom is het
uitgangspunt gehanteerd dat bomen waarvoor in principe altijd een vergunning
wordt verleend, zoveel mogelijk zijn vrijgesteld van de kapvergunningplicht.
Voor bomen in kleinere
achtertuinen (kleinere particulieren) en bomen die
te dicht op de gevel van bouwwerken staan wordt in principe altijd toestemming
gegeven om te mogen kappen. V vandaar dat
ze zijn uitgezonderd van de kapvergunningplicht. Coniferen kunnen slecht tegen
bestrating en houden over het algemeen niet van natte gronden, en zijn om die
redenen vrijgesteld van de kapvergunningplicht. Daarnaast worden ze niet of
nauwelijks als openbare straatbeplanting aangebracht. Populieren en wilgen
worden in een stedelijke omgeving niet oud (gemiddeld circa 30 à 35 jaar). Ze
krijgen op een gegeven moment in ernstige mate last van takbreuk
(dit is het gemakkelijk uitvallen van grote takken) en leveren dan gevaar op
voor passanten. Het is
niet wenselijk om in de vrij toegankelijke openbare ruimte dergelijke bomen te
handhaven. Populieren of wilgen op oudere leeftijd moeten daarom op tijd worden
geveld. Voor burgers is het vaak niet herkenbaar dat zo’n populier of wilg in
een slechte conditie verkeert, omdat de boom ziet er
gezond uitziet.
Om langdurige procedures met bewoners te voorkomen en zodoende
ongelukken voor te zijn, zijn populieren en wilgen (met uitzondering van
treurwilgen) vrijgesteld van de kapvergunningplicht. Uiteraard worden
voorgenomen vellingen van gemeentelijke bomen wel op de gebruikelijke manier
gepubliceerd en/of rechtstreeks aan de omwonenden bekend gemaakt.
Ook bomen die bij wijze van dunning moeten worden
geveld zijn vrijgesteld van de kapvergunningplicht. Onder dunning wordt een
velling verstaan die uitsluitend als verzorgingsmaatregel ter bevordering van
de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd. Dunnen is noodzakelijk,
omdat in de aanlegfase bewust wordt gekozen wordt voor
een te kleine plantafstand om snel een groen beeld te bereiken. Bij het kappen
van een boom waarbij dunning als reden wordt opgegeven mag geen andere motief
dan gewone onderhoudswerkzaamheden meespelen (de beplanting op zich blijft dus
gehandhaafd). Omdat het onderhoudswerk betreft, is dunnen van bomen (in bijvoorbeeld
bosplantsoen of in een bomenrij of -groep) zonder kapvergunning toegestaan.
Dunnen in een bomenrij is als onderhoudsmaatregel noodzakelijk om een goed
sluitende bomenrij te verkrijgen, waarbij de bomen ook in de breedte de ruimte
krijgen om goed uit te kunnen groeien. Het streven is gericht op het bereiken
van de natuurlijke habitusgroeiomstandigheden. Dunnen in bosplantsoen
is als onderhoudsmaatregel noodzakelijk om het gewenste eindbeeld van een goed
sluitende, dichte beplanting te kunnen bereiken. Dunnen geeft vaak een tijdelijk
kaal beeld. De gemeente heeft daarom tot taak de direct omwonenden voor te
lichten indien als een dunning wordt uitgevoerd.
Niet kapvergunningplichtige bomen in eigendom van
de gemeente
Het niet kapvergunningplichtig zijn van een boom
betekent niet dat de
gemeente een boom door de gemeente zomaar wordt gekapt.
Bomen in de openbare ruimte hebben een publieke functie. Er zal altijd een reële afweging
worden gemaakt tussen het individuele belang van de aanvrager (en de direct
betrokkenen) en het algemeen belang, voordat tot kap wordt overgegaan. Bomen
met een bijzondere waarde (zie paragraaf 2.3) worden alleen gekapt als hier
zwaarwegende argumenten voor zijn (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden ten behoeve van het vervangen van rioleringen
en dergelijke).
De aanvraag van een kapvergunning
gebeurt via een speciaal aanvraagformulier. Dit formulier moet volledig zijn
ingevuld en zijn voorzien van een duidelijke tekening waaruit blijkt om welke
boom of bomen de aanvraag gaat en wat de exacte locatie is.
Als de aanvraag binnen is controleert de gemeente het
formulier op volledigheid. Ook controleert zij of de eigenaar het formulier door de eigenaar is (mede) heeft ondertekend.
Indien het formulier niet volledig is ingevuld, wordt de kapaanvraag niet in
behandeling genomen en naar de aanvrager ter aanvulling teruggestuurd.
De gemeente publiceert elke kapaanvraag in de
Stadskrant. De aanvraag ligt vervolgens 2 weken ter inzage. Een belanghebbende die
het niet eens is met de voorgenomen kap, kan hierover binnen deze termijn
schriftelijk een ‘zienswijze’ geven. Deze mening weegt mee bij het al of niet
verlenen van de vergunning.
Na de afweging van verschillende belangen (zie
volgende paragraaf) neemt het college van burgemeester en wethouders binnen 2
maanden na de ontvangst van de aanvraag, het besluit om de kapvergunning te
verlenen of te weigeren.
De gemeente publiceert elke
verleende vergunning opnieuw in de Stadskrant. Er De aanvrager mag pas
van de vergunning gebruik worden gemaakten als een
bezwaartermijn van 6 weken is verstreken en er geen bezwaarschrift is
ingediend. Indien er wel bezwaar is ingediend geldt de standaardvoorwaarde van
feitelijk niet-gebruik (zie bomenverordening Delft 1998, artikel 12) totdat:
·
6 weken zijn verstreken
nadat er beslist is op het bezwaar van belanghebbenden en de President van de
Arrondissementsrechtbank geen verzoek heeft ontvangen om de kapvergunning te
schorsen;
·
de President van de
Arrondissementsrechtbank positief heeft beslist op een verzoek om van de
kapvergunning gebruik te mogen maken voordat de bezwaartermijn is verstreken.
Belanghebbenden hebben op deze wijze de mogelijkheid
om bezwaar te maken zonder dat de boom direct gekapt wordt en zonder dat zij
direct naar de rechter hoeven. Deze zorgvuldigheid is wenselijk omdat er sprake
is van een onomkeerbaar proces. De minimale termijn die verstrijkt tussen het
indienen van de kapaanvraag en het in werking treden van de kapvergunning
bedraagt hierdoor 3 à 3,5 maanden.
Belanghebbenden die het niet eens zijn met het
besluit om een kapvergunning te verlenen of te weigeren kunnen een gemotiveerd
bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en wethouders. Dit
moet gebeuren binnen 6 weken nadat
het besluit aan de aanvrager van de kapvergunning is verzonden. Zonodig kan men
eerst een voorlopig bezwaarschrift indienen, dat later met een motivering wordt
aangevuld.
Tijdens de bezwaarschriftprocedure mag van de
verleende vergunning geen gebruik worden gemaakt. De aanvrager van de
kapvergunning moet met het kappen van de boom wachten totdat het
bezwaar door de Commissie van de beroep- en bezwaarschriften het bezwaar heeft is afgehandeld
en burgemeesters en wethouders een heroverwegingsbesluit hebben genomen.
Betreft het echter een spoedeisende velling dan kan de aanvrager een verzoek om
een voorlopige voorziening indienen bij de President van de
Arrondissementsrechtbank te Den Haag.
Om bij een aanvraag voor een kapvergunning te
beslissen of de vergunning wel of niet
verleend moet worden, maakt de gemeente een afweging tussen alle betrokken
belangen. Dit betreft de individuele belangen van de aanvrager en de direct
betrokkenen, maar ook het algemeen belang. Hierbij spelen de gebruiks- en
belevingswaarde, de historische waarde en de natuur- en milieuwaarde een
belangrijke rol.
De gemeente maakt het volgende onderscheid:
1.
dDe aanvraag
betreft een ‘noodzakelijke kap’ (zie 2.2):;
kapvergunning wordt altijd verleend;
2.
dDe aanvraag
betreft bomen met een bijzondere waarde (zie 2.3): kapvergunning wordt alleen verleend bij
zwaarwegende argumenten;
3.
dDe aanvraag
betreft stadsbomen: ; kapvergunning
wordt verleend bij reële argumenten.
De belangenafweging speelt alleen voor de aanvragen 2
en 3. Het is moeilijk om de belangenafweging te objectiveren. Er zijn veel
criteria van invloed op de waardebepaling van de boom. Deze criteria zijn in
het volgende hoofdstuk weergegeven.
Wanneer de gemeente besluit dat de bomen mogen worden
verwijderd, dan kan in bepaalde gevallen gekeken worden of het redelijk en
mogelijk is de bomen te verplanten. Het verplanten van grote bomen brengt hoge
kosten met zich mee. Dit varieert van enkele honderden euro’s tot enkele
duizenden euro’s per boom bij een gecompliceerde verplanting. Boven een
stamdiameter van 25 cm nemen de kosten sterk toe. Verplanten is geen standaardoplossing
om bomen te verwijderen, maar kan wel door de gemeente worden aanbevolen bij
bomen die een redelijke kans maken de verplanting te overleven.
Naast de hoge kosten heeft verplanten nog een aantal
andere bezwaren: de kroon wordt drastisch gesnoeid, er treedt een periode van
groeistilstand op, er is veel nazorg nodig en de levensduur wordt veelal
bekort. Ook is het soms noodzakelijk om al 2 à 3 jaar van tevoren met voorbereidende werkzaamheden te
beginnen, wil de boom een goede kans van slagen hebben.
Als de boom aan de volgende voorwaarden voldoet,
geeft de gemeente een vergunning om de boom te verplanten in plaats van te
vellen:
·
de verplanting van de
boom heeft een goede kans van slagen;
·
de boom is een duurzame
houtsoort;
·
de boom heeft een fraai
uiterlijk;
·
de boom kan naar een
geschikte plaats worden verplant.
In bepaalde gevallen is het
kappen van bomen onvermijdelijk en spreekt de gemeente van een ‘noodzakelijke kap’.
In de volgende gevallen is er sprake van zo’n kap en wordt er altijd een
vergunning verleend:
·
in het geval van een
gevaarlijke situatie (de boom dreigt om te vallen);
·
in het geval van zieke
bomen die een gevaar vormen voor de gezondheid van andere bomen;
·
in het geval van bomen
met onvermijdelijke of reeds aangerichte schade met onvoldoende
overlevingskansen.
Als er sprake is van directe gevaarzetting of van
iepziekte is de eigenaar van de boom verplicht om de boom direct (zonder
vergunning) te (laten) vellen. De velling wordt in de stadskrant gepubliceerd.
Indien een boom aan de volgende 2 criteria voldoet,
wordt de boom beschouwd als een boom met een bijzondere waarde:
1.
de boom is monumentaal* en/of is structuurbepalend** en/of
maakt onderdeel uit van de ecologische boomstructuur (zie kaart in bijlage 8)
en/of heeft een historische waarde en/of heeft een beeldbepalende functie voor
de omgeving en/of heeft een bepaalde zeldzaamheidswaarde en/of is geplant als
gevolg van een herplantplicht;
2. de boom verkeert niet in een onomkeerbaare
slechte conditie en volledig verval van de
boom is niet binnen 10 jaar te verwachten.
* Monumentale bomen
Een monumentale boom is een boom die een grote betekenis
heeft door schoonheid, geschiedenis of zeldzaamheid. Tevens is de boom minstens
vijftig jaar oud en moet hij nog minstens enkele tientallen jaren te leven
hebben.
In Delft is een lijst opgesteld waarop de
belangrijkste gemeentelijke monumentale bomen zijn weergegeven (peiljaar 2003).
Deze lijst – die nog wordt uitgebreid
met particuliere bomen – is opgenomen in bijlage 4. Ook zijn deze bomen
ingetekend op de kaart in bijlage 7. Voorkeur gaat uit naar vrijwillige
plaatsing van particuliere bomen op de Monumentale bomenlijst. In alle andere
gevallen zullen monumentale bomen door middel van aanwijzing door het college
op de Bomenlijst worden geplaatst, waarna de gebruikelijke bestuursrechtelijke
weg wordt gevolgd. Eigenaren worden verplicht zich te houden aan de voorwaarden
die worden gesteld aan monumentale bomen ‘als ware de boom reeds in het
bestemmingsplan opgenomen’. Dit
betekent dat de Bomenlijst een inspraakplichtig instrument is, waarbij de
eigenaren, die niet akkoord gaan met plaatsing van hun boom op deze lijst via
een zienswijze en bezwaarprocedure moeten aantonen waarom hun boom niet als
monumentaal moet worden aangemerkt. Daar staat tegenover, dat de particuliere
eigenaar van een monumentale boom een beroep kan doen op een bijdrage in het
onderhoud vanuit het fonds gevuld vanuit de financiële herplantplicht (zie
hiervoor 2.6. Financiële herplantplicht).
Het feit dat een boom niet op de lijst staat houdt
niet in dat de boom niet monumentaal is. Per kapaanvraag wordt een boom apart
beoordeeld of hij monumentaal is of niet. Als
een boom op de lijst staat is hij in ieder geval monumentaal, maar het kan best zijn
dat de lijst in de loop der jaren wijzigt of dat er enkele monumentale bomen
bij particulieren niet zijn opgenomen (niet zichtbaar) en
de lijst daarmee niet volledig is. Deze bomen zijn pas herkenbaar als
monumentale bomen op het moment van toetsing voor een kapvergunning. Op dat
moment worden ze alsnog op de lijst geplaatst.
** Structuurbepalende bomen
Structuurbepalende bomen zijn bomen die structuren
creëren en versterken. Ze vervullen een belangrijke rol bij de indeling in
ruimten. Structuren kunnen bestaan uit vlakken (buurten, wijken) of lijnen
(wegen, waterlopen) of punten (pleinen, bijzondere plekken).
Structuurbepalende bomen betreffen:
·
lLaanboombeplantingen
die structuur en accent geven aan straten, wegen of waterlopen;
·
bBomen die
onderscheid aanbrengen in buurten, wijken of stadsdelen;
·
bBomen die
bepaalde punten in de stad accentueren en versterken.
Per kapaanvraag wordt een boom apart beoordeeld
of hij
de
betreffende boom structuurbepalend is of niet. Als de boom onderdeel
uitmaakt van de hoofdstructuur die is weergegeven op de Bomenkaart uit het
Ecologieplan Delft “b(zie bijlage
1) is het in ieder geval een boom waarvoor een grote terughoudendheid geldt in
de afgifte van kapvergunningen. Op de ‘“Bbasiskaart
boomstructuur”’ zijn de hoofdstructuurlijnen in Delft
weergegeven. De kaart is gebaseerd op de verkeerslijnen genoemd in het “hHandboek oOpenbare rRuimte stad uimte stad”
en het “Hhandboek oOpenbare Rruimte
binnenstad” en zijn op
hun beurt weer afgeleid van het “Verkeers- en Vervoersplan gemeente Delft 2010”. Ook zijn de bijzondere openbare
ruimten in de Binnenstad weergegeven. Deze zijn overgenomen uit het H“handboek oOpenbare Rruimte
binnenstad”.
Daarnaast stelt Delft een lijst
op van groengebieden met een cultuurhistorisch belang of waar een jong
bomenbestand in de toekomst kan uitgroeien tot een monumentaal bomenbestand. In
deze groengebieden krijgen alle bomen een bijzondere waarde toegewezen, zodat
zij ongeacht dikte of kwaliteit kapvergunningplichtig zijn.
In het volgende schema is in
het kort weergegeven welke stappen worden doorlopen bij het behandelen van een aanvraag
voor een kapvergunning.
Indien de boombeplanting is aangemerkt als
boombeplanting met een bijzondere waarde (zie 2.3) wordt een herplantplicht opgelegd.
De herplant vindt zo mogelijk plaats op dezelfde plek en anders binnen
hetzelfde perceel. Een voorwaarde is dat er voldoende boven- en ondergrondse
ruimte is om een nieuwe boom te planten. Indien dit niet het geval is wordt er
geen herplantplicht opgelegd. Het verplicht herplanten van een boom op een
andere plaats is niet gewenst, omdat er niet altijd een geschikte plaats
beschikbaar is om de boom te planten en er voldoende bomen in Delft worden
aangeplant op nieuwe plaatsen (zie deel A). Het wordt niet als zinvol gezien om
‘gedwongen’ naar een geschikte plaats te moeten zoeken.
Indien van herplantplicht sprake is wordt voor de
nieuw te planten boom een minimale maat opgelegd van 16-18 (dit is de
stamomtrek in cm). Indien er sprake is van het verdwijnen van een boom in het
kader van een bouwplan en/of reconstructie, wordt een minimale maat opgelegd
van 25-30.
In het voorschrift om tot herplant over te gaan wordt
de boomgrootte voorgeschreven. Het is gewenst om een zo groot mogelijke
boomsoort te kiezen, die op die plek tot wasdom kan
komen. Via een advies zal hier sturing aan worden gegeven. Slechts in
bijzondere situaties zal de exacte soort worden voorgeschreven.
In bepaalde gevallen wordt legt de gemeente een
financiële herplantplicht opgelegd indien niet tot herplant kan
worden overgegaan (zie 2.6).
Bomen
in eigendom van de gemeente
Voor gemeentebomen die gekapt
worden, omdat ze ziek zijn of in een slechte conditie verkeren, bestaat een
apart ‘inboetbeleid’ (zie deel A,). In de meeste gevallen wordt er
voor een boom die ziek is of in een slechte conditie verkeert,
een nieuwe boom teruggeplaatst.
In bijzondere gevallen wordt een financiële
herplantplicht opgelegd indien niet tot een herplant kan worden overgegaan. Dit
betreft bomen met een bijzondere waarde die moeten wijken voor een bouwplan
en/of reconstructie. Hieronder vallen ook de monumentale bomen die zijn
geplaatst op de monumentale bomenlijst (zie bijlage 6). De grootte van het
bedrag wordt bepaald via de methode Raad. Dit is een ingewikkelde rekenmethode
die door boomtaxateurs wordt gebruikt om de waarde van de boom in een
geldbedrag uit te drukken (zie bijlage 7).
Voor het bepalen van de waarde van bomen bestaan drie
methoden, namelijk:
·
a) markt- of handelswaarde;
·
b) vervangingswaarde;
·
c) methode Raad.
De markt- of handelswaarde wordt toegepast bij bomen
met een primaire handelswaarde, zoals kwekerijbomen of bomen in een
productiebos. Van beiden is in het kader van de
bomenverordening geen sprake.
De vervangingswaarde wordt gebruikt bij bomen,
waarbij de sierwaarde voorop staat, zoals bomen in stedelijk groen of
particuliere tuinen. Voor het toepassen van deze methode moet worden
vastgesteld, dat terug planten met
een zelfde kwaliteit reëel is en dat de betrokken boom dermate is beschadigd,
dat er een absolute noodzaak is tot vervanging. De vervangingswaarde is
eenvoudig vast te stellen door het bepalen van de aankoopsom en de plantprijs
inclusief eventueel benodigde nazorg.
De methode Raad is een abstracte rekenmethode en
wordt toegepast, wanneer bomen moeten wijken voor
herinrichtingen of bouwplannen. De methode Raad is een algemeen juridisch
erkende rekenmethode.
Het geld dat wordt ontvangen, wordt apart gehouden
en besteed aan het instandhouden van het bomenbestand in Delft. Hieronder valt
ook de (onderhouds)snoei van monumentale bomen van particuliere eigenaren die
het onderhoud niet kunnen doorberekenen aan huurders of gebruikers en/of de
onderhoudskosten niet als bedrijfskosten kunnen opvoeren. Een particulier die
eigenaar is van een boom die op de monumentale bomenlijst staat (zie bijlage 4)
en aan bovengenoemde voorwaarde voldoet, kan een bijdrage krijgen indien hij de
boom wil laten snoeien, mits hij dit laat uitvoeren door een erkend boomverzorger. De bijdrage
bedraagt de helft van de totale kosten van de snoei. De aanvraag wordt
beoordeeld door het vakteam Groen van de gemeente Delft.
Om in aanmerking te komen voor een vergoeding dient
de boom ten minste 30 jaar oud te zijn (in het geval van een monumentale boom
die is herplant;,
een monumentale boom is normaal gesproken ouder dan 50 jaar). Hiermee wordt al
in de volwassen fase de mogelijkheid geboden de boom optimaal door snoei te
begeleiden.
Wanneer een particulier meent denkt een monumentale
boom te bezitten en daarmee aanspraak te maakent op subsidie, en de boom staat
niet op de monumentale bomenlijst, dan kan de particulier verzoeken of de
boom aan de lijst kan worden toe tge voegden.
Bij de volgende snoeisoorten
kan aanspraak worden gemaakt op een subsidie:
·
sSnoei
als gevolg van storm-, bliksem-, ijzelschade;
·
sSnoei
ter herstel van de oorspronkelijke snoeivorm, bijvoorbeeld leibomen (in overleg met het vakteam Groen);
·
sStabiliteitsnoei;
·
sSnoei ter herstel
van het evenwicht tussen kroon/stam/ wortels;
·
sSnoei van
foutief geplaatste takken.
Om ook de eerste aanvragen te kunnen honoreren, stelt de gemeente zal
een startsubsidie van € 10.000 door de gemeente beschikbaar worden
gesteld. De subsidieaanvragen worden afgehandeld in volgorde van
binnenkomst. Als er niet voldoende budget beschikbaar is, worden de aanvragen
aangehouden totdat er wel weer voldoende budget beschikbaar is. Het doel van de
financiële herplantplicht is een bijdrage te leveren aan het instandhouden van
het bomenbestand in Delft. Daar Delft een compacte stad is heeft het in stand
houden van belangrijke monumentale bomen in Delft de voorkeur boven het planten
van een boom op een plaats, waar de boom geen volwassen fase kan bereiken.
Het is belangrijk om de diverse vergunningaanvragen
op gelijke wijze te beoordelen, zodat zoveel mogelijk gelijkvormige
beslissingen worden genomen. Om dit te bereiken is een standaard
adviesformulier ontwikkeld dat voor elke kapaanvraag wordt ingevuld. Via dit
formulier worden er verschillende afwegingscriteria doorlopen en bekeken,
waardoor de waarde van de boom kan worden vastgesteld en een afweging kan
worden gemaakt.
Bij de afweging tussen het behouden, verplanten en
het verwijderen of eventueel vervangen van een boom spelen de volgende criteria
een rol:
·
lLeeftijd en omvang van de boom;
·
boomsoort en uiterlijk;
en omvang van de boom;
Boomsoort en uiterlijk;
·
Standplaats
standplaats
en plantwijze;
·
cConditie en
levensduurverwachting;
·
fFunctie;
·
hHistorie;
·
hHinder;
·
8. bBelang van de
nieuwe inrichting;
·
9. vVerplantbaarheid
van de boom.
Bij de belangenafweging wordt bekeken welke criteria
een bepaald gewicht aan de boom geven en in welke mate dit gewicht aanwezig is.
Hieruit volgt een bepaald belang om de boom te behouden die afgewogen wordt
tegen de argumenten om de boom te verwijderen.
Ook bomen in eigendom van de gemeente,
die niet kapvergunningplichtig zijn, zullen zo’n belangenafweging doorlopen
voordat beslist wordt om wel of niet tot kap over te gaan.
Hoe ouder en groter de boom, hoe meer waarde de boom
heeft. Een boom van minstens 50 jaar oud met een grote betekenis voor
schoonheid, geschiedenis en zeldzaamheid wordt een monumentale boom genoemd
(zie ook deel A, paragraaf 3.5).
Langzaam groeiende, lang levende
bomen als eik en linde, zijn van grotere waarde dan snelgroeiende bomen met een
korte ‘omlooptijd’, als populier, els
en wilg.
Bomen van een bijzondere soort of zeldzaamheid zijn
van grotere waarde dan de veel voorkomende boomsoorten. Mooi gevormde bomen
zijn van grotere waarde dan bomen met een minder fraai uiterlijk.
De standplaats van één of meerdere bomen is van grote
invloed op de beleving van de boom of bomen. Als de belevingswaarde hoog is,
dan heeft ook de boom een grote waarde. Enkele voorbeelden:
·
eEen
vrijstaande boom op een markante plaats heeft een grote (belevings)waarde;
·
eEen boom in een
gebied waar weinig andere bomen en groenvoorzieningen zijn (bijvoorbeeld in de
binnenstad) heeft een grotere (belevings)waarde dan een boom in een gebied waar
veel andere bomen en groenvoorzieningen zijn (bijvoorbeeld in een park in een
groene buitenwijk);
·
eEen boom die
vanaf de openbare weg goed zichtbaar is heeft een grotere (belevings)waarde dan
een vergelijkbare boom in een achtertuin.
Bij de belangenafweging speelt ook mee of er meer
bomen of plantsoenen in de directe omgeving aanwezig zijn. Is dit het geval,
dan kan de boom eerder gemist worden en is hij minder van waarde.
Ook de
plantwijze speelt een belangrijke rol bij de beleving van de boom. Onder
plantwijze wordt verstaan in welk plantverband de boom staat: alleen
(solitair), in een laan (een rij bomen) of in een grote of kleine groep. Het
verwijderen van één boom uit een laan of groep bomen wordt eerder toegestaan
dan het verwijderen van een hele laan of groep bomen, ten minste als het laan-
of groepseffect (en dus ook de belevingswaarde) na verwijdering van de boom
blijft bestaan. Voor solitaire bomen geldt dat de belevingswaarde altijd wordt
aangetast.
Conditievermindering is vaak het
gevolg van menselijke ingrepen in de boven- of ondergrondse groeiplaats. Conditievermindering ontstaat bijvoorbeeld door
zuurstof- en vochttekort als gevolg van wortelverlies, bodemverdichting,
bodemverontreiniging of flinke schade aan stam of kroon.
Conditievermindering kan ook een
natuurlijke oorzaak hebben, zoals aantasting door ziekte, flinke stormschade of
een achteruitgang in de vitaliteit door ouderdom.
Belangrijk bij het vaststellen
van de conditievermindering is of de boom kan herstellen. Indien een boom in
een zodanig slechte conditie verkeert dat deze niet meer kan herstellen, wordt
een kapvergunning verleend.
Naast conditievermindering van
de bomen speelt besmettingsgevaar van zieke bomen een belangrijke rol. Iepen
met iepziekte moeten zo snel mogelijk worden verwijderd en vernietigd om
besmetting van andere bomen te voorkomen. In de bomenverordening Delft 1998,
artikel 17, is geregeld dat iepziekte bomen direct geveld moeten worden. Hier
is geen kapvergunning voor nodig.
Een tweede aspect bij
conditievermindering is de levensduurverwachting, oftewel hoe
lang verwacht men dat de boom nog te leven heeft. Voor bomen met een
levensduurverwachting van minder dan 10 jaar is het weigeren van een
kapvergunning niet zinvol. Beter is het direct te kiezen voor kap en herplant,
zeker wanneer hiermee betere groeiomstandigheden voor de nieuwe boom kunnen
worden gerealiseerd
Bomen vervullen in het stedelijk
milieu een aantal belangrijke functies. Hoe meer functies de boom vervult des
te groter is zijn waarde.
De volgende functies kunnen
worden genoemd:
·
stedebouwkundig-ruimtelijke
functie;
·
esthetische functie;
·
milieufunctie: invloed
op het stadsklimaat;
·
milieufunctie: invloed
op de luchtkwaliteit;
·
milieufunctie: demping/
verstrooiing van geluid;
·
ecologische functie;
·
sociaal-psychologische
functies.
Bomen hebben waarde, wanneer zij
op de juiste plaats staan. De boom kan op die plek uitgroeien tot een volwassen
exemplaar. Er is voldoende ondergrondse en bovengrondse ruimte. De habitus kan
zich vrij ontwikkelen (uitgezonderd lei- of knotbomen). De boom is voldoende
tot goed onderhouden of achterstallig onderhoud kan worden ingehaald.
Bomen die deel uitmaken van de
ecologische hoofdstructuur van Delft vervullen een belangrijke ecologische
functie. Ze staan in groengebieden die met elkaar zijn verbonden en leveren
hierdoor een belangrijke bijdrage aan de instandhouding van
levensgemeenschappen. De ecologische boomstructuur van Delft is weergegeven in
bijlage 1. de Bomenkaart uit het Ecologieplan Delft.
Bomen zijn van grote betekenis
wanneer ze een historische waarde vertegenwoordigen. Bomen met een historische
waarde zijn bomen die een eenheid vormen met een historisch monument, een
historisch stadsgedeelte of een beschermd stadsgezicht. Bomen kunnen ook een
historische waarde hebben doordat ze op een plaats staan die is verbonden met
een legende of anekdote.
De bomen zelf kunnen ook een
historische betekenis hebben, bijvoorbeeld de bomen die als herdenkingsboom
zijn geplant ter gelegenheid van een bijzondere gebeurtenis.
Een kapvergunning wordt vaak
aangevraagd, omdat de boom in de weg staat of hinder geeft, bijvoorbeeld bij:
·
bouwactiviteiten in de
buurt van bomen: woningbouw, wegenbouw, waterbouw, scholen;
·
verkeersveiligheid:
uitzicht, doorrijhoogte, straatverlichting;
·
overlast: schaduw,
vallend blad, vruchten, hinderlijke tak- of wortelgroei, honingdauw,
en dergelijked;
·
te dicht op de
bebouwing.
Vooral indien een kapvergunning wordt aangevraagd in
verband met hinder zal er spraken zijn van meerdere en vaak tegengestelde
belangen. Bij de belangenafweging zal moeten worden nagegaan of er andere
oplossingen mogelijk zijn om de hinder te beperken. Kap mag pas als laatste
oplossing in aanmerking komen.
Overlast van een boom door een natuurlijke
(seizoensafhankelijke) oorzaak (bijvoorbeeld vallend blad en vruchten)
Een kapvergunning wordt ook wel eens aangevraagd,
omdat er een plan is ontwikkeld om een gebied een geheel nieuwe inrichting te geven.
Bij de kapaanvraag zal het belang van de nieuwe inrichting duidelijk moeten
zijn wil de gemeente een goede belangenafweging kunnen maken.
Wanneer handhaving van de boom niet mogelijk is, zal
frequenter dan in het verleden de mogelijkheid tot verplanten worden
meegewogen. Het kostenaspect speelt tot een diameter van circa 35 cm hierin
geen rol (verplanten is namelijk altijd duurder dan het planten van een nieuwe
boom). Daar
staat tegenover dat verplanten tegen beter weten in vermeden dient te worden.
De boom dienmoet een goede kans te hebben om
de verplanting te overleven. De maximale diameter kan circa 35 cm bedragen en
is ook soortafhankelijk. Platanen, kastanjes en linden laten zich relatief eenvoudig
verplanten. Bij andere soorten is de maximale stamdiameter, wederom op circa
1.30 meter boven maaiveld gemeten, een stuk geringer.
Ook speelt de plaats van de bomen een rol.
Aanwezigheid van kabels en leidingen dicht bij de kluit kan de verplantbaarheid
beperken. Ook moet worden afgezien van het verplanten van een boom vanuit de
open grond naar een plaats in (half)verharding.
Per boom zullen worden de voor- en
nadelen terdege worden bekeken en worden meegewogen
bij het afgeven van de kapvergunning.
In de Bbomenverordening
Delft 1998 (artikel 4) is geregeld dat aan een verleende vergunning
voorschriften en beperkingen kunnen worden verbonden, voor zover ze strekken
tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning
is vereist.
De volgende voorschriften worden regelmatig in de
kapvergunning opgenomen:
1.
hHerplantplicht.
Burgemeester en wethouders kunnen aan bepaalde vergunningen het voorschrift
verbinden dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig bepaalde
aanwijzingen moet worden herplant (zie 2.5 en 2.6);
2.
kKoppeling
bouwvergunning. Als de kapvergunning wordt verleend in het kader van de
uitvoering van een bouwplan wordt aan de vergunning het voorschrift verbonden
dat niet eerder gekapt mag worden dan nadat de benodigde bouwvergunning is
verleend;
3.
wWachttermijn.
Aan de vergunning wordt de standaardvoorwaarde van feitelijk niet-gebruik
verbonden (zie 1.3).
De bomenverordening (artikel 13) schrijft voor dat de
vergunning 3 jaar geldig is vanaf het moment dat de vergunning onherroepelijk
is geworden. Deze geldigheidsduur wordt in de vergunning vermeld.
De flora- en faunawet schrijft voor dat het broeden
van (beschermde) vogels niet mag worden verstoord. Het gaat hierbij ook om
broedende vogels in de nabije omgeving van de boom. Er staat géén termijn
genoemd. In de kapvergunning wordt op het bestaan van dit voorschrift gewezen.
Geadviseerd wordt om niet te kappen tussen eind februari en half juli, tenzij
uitdrukkelijk is gecontroleerd dat zich geen nesten in de boom of de directe
nabijheid bevinden.
·
Stadsbomen vademecum deel 1
t/m 4. Uitgave: IPC Groene Ruimte.
·
Bomen en Wet,
mr. B. M. Visser. Uitgave :
Bomenstichting.
·
Richtlijnen 2001,
Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.
De
tekst van deel C Vervangingsbeleid wordt op een later tijdstip aan deze nota
toegevoegd. Wel kan vast inzicht worden gegeven in de te hanteren criteria van het
vervangingsbeleid.
Zoals al verwoord in deel A
is het niet zonder meer mogelijk om voor elke aanwezige boom een boom terug te
planten. Dit wordt deels veroorzaakt door de krappe openbare ruimte zowel
ondergronds als bovengronds, deels door het verdwijnen van de openbare groene
ruimte door het bebouwen of aanleggen van verkeersvoorzieningen.
Daarnaast
vraagt elke boom zijn eigen ruimte. Bomen van de eerste grootte vragen een
onderlinge afstand van 10 tot 15 meter, bomen van de derde grootte zo’n 8 tot
10 meter. Wanneer bomen van de derde grootte vervangen worden door een boom van
de eerste grootte zal automatisch een andere plantafstand worden gehanteerd en
het aantal bomen worden verminderd. Uitgangspunt bij de soortbepaling is de
aanwezige ruimte. Bij voldoende ruimte genieten bomen van de eerste grootte de
voorkeur, juist omdat in onze beperkte openbare ruimte (woonstraatjes)
noodgedwongen al gekozen zal moeten worden uit bomen van de tweede en derde
grootte.
Eigenschappen |
Hoogte
|
Stamdiameter |
Kroondiameter |
Kroonprojectie |
Boom
1ste grootte |
>
15 meter |
80
– 100 cm |
10
– 30 meter |
80
m2 |
Boom
2de grootte |
8
– 15 meter |
40-
6- cm |
7
- 10 meter |
30
m2 |
Boom
3de grootte |
<
8 meter |
20
– 40 cm |
5
– 7 meter |
20
m2 |
De
bestaande groenstructuren moeten in stand worden gehouden en waar mogelijk
versterkt. Hiervoor is o.a. het aanwijzen van ecozones en monumentale
groengebieden met een beschermde status in de bestemmingsplannen een middel.
Tevens betekent dit, dat de nieuwe bomenstructuur betere
groei/ontwikkelmogelijkheden moet kennen. Bij ontbreken van voldoende onder- of
bovengrondse ruimte moet vroegtijdig een afweging worden gemaakt tussen
technische maatregelen (bijvoorbeeld het stringent aanwijzen van het kabel- en
leidingentracé en het gebruik van mantelbuizen, waardoor de benodigde afstand
tussen boom en leiding kan worden verkleind) en de eisen aan de inrichting
(keuze uit minder bomen of minder parkeerplaatsen). Het vervangingsbeleid richt zich op het zoveel mogelijk behouden en versterken van de
aanwezige boomruimte. Dit kan leiden tot noodzakelijke aanpassingen van
ondergrondse structuur (kabels en leidingen). Financiering wordt binnen de
redelijkheid van het budget meegenomen
binnen de projectfinanciering.Bij bouwprojecten waar bomen moeten worden
gekapt, zal zoveel mogelijk in de ontwerpfase aandacht worden geschonken aan
heraanplant. Voorop staat de groentechnische, ecologische en ruimtelijke
kwaliteit. Het terugplanten van een gelijkaantal bomen is geen eis.
Alle bomen in Delft zijn
geïnventariseerd naar standplaats, soort en leeftijd. Het huidige bomenbestand
is niet voldoende evenwichtig in leeftijd en duurzaamheid. Een reden om de variatie op peil te brengen is dat
monoculturen lastig te beheren zijn en gevoelig zijn voor ziekten en plagen.
Diversiteit in het bomenbestand voorkomt kaalslag door gelijktijdig kaprijp
zijn en grootschalige uitval door ziekten of plagen. Hierbij gaat het om het
versterken van de diversiteit op stads- en wijkniveau..Bomen in bestrating hebben
over het algemeen slechtere groeiomstandigheden dan bomen in gazon of
beplanting. Dus is de gemiddelde levensverwachting van een boom in bestrating
korter dan van diezelfde boom in gras of beplanting. Sommige snelgroeiende
soorten zoals populier en berk hebben van nature een kortere levensverwachting
dan langzaam groeiende soorten zoals de eik. Ook zal worden gestreefd naar het vervangen van bomen
met een kortdurende omlooptijd zoals populieren en wilgen (de “wijkers”) door
bomen met een lange omlooptijd zoals es, plataan, iep, linde, eik, etc, etc.
(de “blijvers”), met name langs de doorgaande boomstructuren.
In
de onderstaande tabel is de globale levensverwachting voor een aantal soorten
uitgewerkt.
Boomsoort |
Straatboom |
Boom in gras of
beplanting |
Populier/wilg |
30
jaar |
45
jaar |
Es/plataan/iep/linde/eik |
50
jaar |
125
jaar |
Berk/els/sierpeer |
40
jaar |
65
jaar |
Sierkers/meidoorn/sierappel |
20
jaar |
30
jaar |
Toepassing
van deze criteria op het bomenbestand leidt tot een vijftal
vervangingsperioden, welke op basiskaart theoretisch vervangingen in bijlage 9
is weergegeven.
Het
betreft hier de theoretische vervangingswaarden. In de praktijk betekent dit
niet, dat alle bomen zonder nadere inspectie zonder meer gekapt worden. Wel
zorgt deze theoretische vervangingstermijn voor een intensievere inspectie van
deze bomen, zodat tijdig gevaarzetting wordt geconstateerd. Ook bepaalt de
leeftijd en de standplaats van de bomen het onderhoudsregime: hoe ouder de
boom, hoe intensiever de controle en de daaraan gekoppelde
onderhoudshandelingen. Aangezien bomen in bestrating een slechtere
levensverwachting hebben, worden deze op jongere leeftijd vaker geïnspecteerd.
Bomen in de bestrating zijn dus niet alleen duurder in de aanlegfase, zij
vragen ook een hoger onderhoudsbudget en zijn sneller aan vervanging toe. Met
name door het verbeteren van de ondergrondse omstandigheden kan veel winst
worden behaald voor de levensduur van deze bomen.
Daarnaast
zijn voor alle wijken de groeiomstandigheden in beeld gebracht. Als voorbeeld
is de voorbeeldkaart bovengrondse groeiruimten van de wijk Hof van Delft
toegevoegd (bijlage 10). Duidelijk is te zien, dat voor een groot aantal bomen de
bovengrondse groeiomstandigheden niet in orde zijn. Dan laten ook de
ondergrondse omstandigheden meestal te wensen over. In theorie betekent dit,
dat bij vervanging van bijvoorbeeld de Buitenwatersloot minder bomen, maar wel
in betere groeiomstandigheden terug komen.
Ook
zijn tijdens de kwaliteitsbeoordeling een aantal problematische gevallen naar
voren gekomen. Zo geven de iepen, die in de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw
zijn geplant o.a. langs de Voorhof- en Buitenhofdreef problemen. Het betreft
hier geënte bomen op een onderstam, die met het vorderen van
de leeftijd problemen geven met de ‘verenigbaarheid’ tussen de onderstam en de ent. Dit
uit zich door het tijdens wind afbreken van de stam op de entplaats, terwijl
het ogenschijnlijk om een gezonde boom gaat. Dit onverwachte omvallen van
bomen, weliswaar tot nu toe tijdens stormachtige omstandigheden, heeft ernstige
gevolgen voor de verkeersveiligheid op deze belangrijke hoofdroutes en
fietspaden. Daarnaast vallen er elk jaar bomen uit deze hoofd-boomstructuren
uit door de iepziekte. Ook de oudere populieren langs de hoofdverkeersroutes
vragen extra aandacht. Tot nu toe beperkt de overlast zich tot het laten vallen
van relatief dun hout, maar binnen een tiental jaren zal ook hier de moeilijke
beslissing tot vervanging moeten worden genomen. Gefaseerde vervanging behoort
bij deze hoofdstructuren tot de mogelijkheden die nader uitgewerkt moeten
worden. Het nieuwe beleid gaat ervan uit
bomen niet meer automatisch te vervangen door een jong exemplaar, maar dit per
geval te bekijken en daarbij rekening te houden met de resterende levensduur
(langer dan 10 jaar) van de omringende bomen. Deze nieuwe aanpak is gewenst,
omdat het automatisch inboeten per boom de mogelijkheden beperkt om een
boombeplanting structureel te verbeteren.
Het
totaaloverzicht met theoretische vervangingstermijnen maakt het mogelijk
problemen op langere termijn te zien aankomen en hiervoor geld te reserveren in
de Programmabegroting. Ook is een goede afstemming mogelijk binnen de
organisatie ten aanzien van grote reconstructies. Tijdens de start van de
werkzaamheden kan direct het belang van de bomen worden vastgesteld.
Zijn
de bomen binnenkort aan vervanging toe? Dan heeft handhaving van het bestaande
bomenbestand geen prioriteit tijdens de herinrichting. De aandacht gaat dan uit
naar het versterken van de aanwezige structuur en het structureel verbeteren
van de juiste groeiomstandigheden.
Hebben
de bomen daarentegen nog een levensverwachting van 20 jaar of meer, dan staat
handhaving en verbetering van de groeiomstandigheden voorop.
Tot slot: Het totaaloverzicht geeft een overzicht
van de theoretische vervangingstermijn. Goede groeiomstandigheden kunnen
deze termijn verlengen evenals een goed onderhoudsniveau. Ook de standplaats is
van belang. Ter illustratie een laatste voorbeeld: er is geen reden een gezonde
populier van 60 jaar in een grote groenstrook te kappen, wanneer uit het
logboek blijkt, dat de populier nog in blakende gezondheid verkeert en het vallende
hout geen gevaar voor de (verkeers)veiligheid oplevert. Ook bij reconstructie
van deze groenstrook staat het behoud van deze - volgens de theoretische
vervangingstermijn allang kaprijpe - populier voorop.
a)
Soortkeuze
Informatie over de specifieke eisen van boomsoorten
is te vinden in het Stadsbomen vademecum, deel 4. Dit boek geeft per soort een
beschrijving van kenmerken en eigenschappen. De voor Delft belangrijkste
kenmerken zijn:
§
toepassingsmogelijkheden
in verharding;
§
gevoeligheid voor
strooizout;
§
gevoeligheid voor
(zee)wind.
Naast de eisen die bomen stellen aan de
groeiomstandigheden zijn er nog andere belangrijke eigenschappen, waar rekening
mee gehouden moet worden:
·
wortelopslag;
·
opdrukking van verharding;
·
gevoeligheid voor
ziekten en plagen.
Tenslotte verdient de diversiteit in boomsoorten
aandacht. Uit controleoogpunt verdient het de voorkeur om één boomsoort per straat te kiezen. Verschillen
in ontwikkeling en gezondheid vallen dan eerder op door afwijkingen in
bladkleur, -grootte of bladhoeveelheid. Ook diktegroei kan beter worden
gevolgd. Per buurt of wijk is het wel van belang dat boomsoorten verschillen.
Monoculturen maken het eenvoudig dat ziekten en plagen zich verspreiden.
Het is beter soorten met een verhoogd risico op
ziekten en plagen niet langs een hoofdstructuur aan te planten, maar deze
soorten toe te passen langs kleinere wegen of in bredere groenstroken of
parken. Ditzelfde geldt voor bomen, die regelmatig last hebben van takbreuk.
Tot slot: afwisseling van soorten met een korte en lange levensduur zorgt voor
een evenwichtig boombestand.
b) Bovengrondse situatie
Bij het planten moet rekening gehouden worden met de
omvang die de boom in zijn volwassen stadium zal hebben. Wanneer de boom
eenmaal is geplant, zijn er geen maatregelen meer te nemen om de bovengrondse
ruimte te vergroten. Hierbij spelen zowel de toekomstige lengte als de
verwachte kroonomvang een belangrijke rol.
De boom moet een zodanige ruimte krijgen dat de boom
zich op natuurlijke wijze kan ontwikkelen zonder overlast te veroorzaken.
Kandelaberen (het verwijderen van alle takken tot op de stam) vermindert
tijdelijk de overlast, maar bevordert niet de conditie van de boom en dient
niet te worden toegepast. Ook lei- en knotbomen zijn in principe onnatuurlijke
groeivormen. In specifieke omstandigheden en om vormgevende redenen kan
hiervoor (tegen meerkosten in het onderhoud) worden gekozen.
De minimale afstand tussen hart van de boom en
gevelwand verschillen per boomgrootte.
Voor bomen van de eerste grootte geldt een
minimale afstand van 8 meter, voor bomen van de tweede grootte 6 meter
en voor bomen van de derde grootte 4 meter. Tussen de bomen geldt een
minimale afstand van respectievelijk 15 meter, 12 meter en 7 meter.
Om vormgevende redenen kan niet in alle gevallen (we
leven in een compacte stad) de gewenste afstand tussen boom en gevel worden
aangehouden. Het is constant zoeken naar een compromis tussen ruimte, milieu en
vormgeving.
Om milieuredenen kan gekozen worden de plantafstanden
in de rij tijdelijk minder lang te maken door extra bomen te planten. Daardoor
oogt de rij sneller groen. De extra geplante bomen worden na een tiental jaren
verwijderd (‘ dunnen’) en wanneer dit mogelijk is elders geplant.
In verband met de beperkte ruimte die bomen hebben om
op een ‘ natuurlijke’ wijze uit te groeien worden bijna alle bomen
opgekroond. In parken en bredere
groenstroken is dit niet noodzakelijk en kan de boom zijn natuurlijke habitus
bereiken. Dit beleid verdient op die plaatsen de voorkeur.
Naast de vrije groeiruimte moet ook rekening gehouden
worden met wind. In het westen is meer wind dan in het oosten van ons land.
Daarnaast kunnen in de stad bij hoge gebouwen vreemde val- en draaiwinden
ontstaan. Bomen groeien scheef of vertonen een eenzijdige kroonontwikkeling.
Bij windgevoelige soorten ontstaat bij veel wind een extreem hoog risico op
takbreuk.
c) Ondergrondse situatie
Ook de ondergrondse situatie verdient bij de aanleg
extra aandacht. Wanneer er niet voldoende ruimte is om een volwaardig plantgat
aan te brengen, wreekt zich dit al binnen enkele jaren. De boom ontwikkelt zich
niet optimaal en wordt gevoelig voor aantastingen. Maar hij blijft zoeken naar
ruimte en voedsel. Het gevolg is, dat de bestrating in ernstige mate wordt
opgedrukt. Herstel van te krappe groeiomstandigheden kan slechts tegen extreem
hoge kosten. Een boom heeft afhankelijk van de eerste, tweede of derde grootte
minimaal 12 m3, 9 m3 of 6 m3 goed doorwortelbare grond nodig.
De eisen welke straatbomen stellen zijn tegenstrijdig
aan die van verharding. Daarom is een speciaal grondmengsel ontwikkeld. Dit mengsel
bestaat uit ‘eentoppig’ zand met een korrelgrootte tussen 200 en 500 mu, een
organisch stof gehalte van 4 tot 5% en een laag kleigehalte (tot 5% lutum).
Een goede oplossing is de aanleg van wortelstraten.
Een wortelstraat is een brede strook goed doorwortelbare grond over de gehele
lengte van de bomenrij. Met name waar de grondwaterstand te hoog is (bomen
groeien slechts tot het grondwater) en slechts een ondiepe geul ter beschikking
gesteld kan worden, is dit een goede oplossing voor de bomen langs de grachten.
Via luchtkokers ontstaat een iets betere uitwisseling
van zuurstof en koolstofdioxide. Ma ar wanneer de rest van het plantgat sterk
is verdicht, zijn de luchtkokers slechts van beperkte waarde. Wel is het
voordeel van de kokers, dat er tijdens de eerste levensjaren extra water kan
worden gegeven.
Daarnaast speelt de ondergrondse infrastructuur een
rol. Creativiteit en kennis van alle bijkomende zaken zijn daarbij een
voorwaarde. De afstand tussen de stamvoet en de rand van de ‘ leidingstraat’
moet als volgt worden aangehouden:
§
bij bestaande bouw
minimaal 1 meter;
§
bij nieuwbouw minimaal
1,5 meter;
§
bij bomen die onderdeel
uitmaken van de ecologische hoofdstructuur minimaal 2,5 meter.
De NEN norm 1739 gaat uit van een minimale afstand
van 1 meter. Voor een duurzame boombeplanting is dit echter onvoldoende,
graafwerkzaamheden bij de wortels veroorzaken ernstige schade aan de
stabiliteit van de boom.
Daarnaast dienen werkzaamheden in de wortelzone
zoveel mogelijk te worden beperkt. Met het uitbreiden van de ondergrondse
infrastructuur komt het tegenwoordig meermalen voor, dat het beschikbare tracé
soms vol is. In dergelijke gevallen moet gekozen worden voor het stapelen van
leidingen in plaats van een nieuwe leiding in het wortelpakket van de boom neer
te leggen. Als vuistregel kan worden aangenomen, dat het wortelpakket net zo
groot is als de kroondiameter.
Dit is een voorbeeld
Methode Raad is een landelijk gebruikte methode,
waarmee de waarde van bomen in geld wordt uitgedrukt.
De boomwaarde volgens methode Raad wordt berekend met
een rekenkundig model, waarbij de éénheidsprijs per cm2 stamdoorsnede (gemeten
op 1,3 meter boven maaiveld) een belangrijke basis vormt. Deze éénheidsprijs
wordt jaarlijks geïndexeerd en is boomsoortafhankelijk.
De methode is vormgegeven via de volgende formule.
Boomwaarde (W)= Uitgangswaarde (U1xU2) x
Correctiefactoren (C1xC2xC3xC4xC5xC6)
(U1) éénheidsprijs x (U2) stamoppervlakte
U1 = de eenheidsprijs per cm2, soortklasse 1 t/m 7
U2 = stamoppervlakte in cm2 gemeten op 1,3 meter
boven maaiveld
Alle bomen hebben een klasse meegekregen met een
vaststaande eenheidspijs per cm2. Wanneer er sprake is van een vormboom zoals
knotes of leilinde, dan wordt boven de standaardklasse een extra klasse
toegevoegd. Is het onderhoud aan de vormboom intensief, dan komt er nog een
klasse bij.
Bomen met een derde naam oftewel cultivar worden
eveneens een klasse hoger ingedeeld dan de soort.
Bijvoorbeeld: Tilia cordata 'Rancho' als leilinde
heeft de volgende klasse: 3 (boomsoort linde) + 1 (cultivar) + 1 (leilinde) = 5
(C1) standplaatsfactor x
(C2) plantwijzefactor x (C3) afschrijvingsfactor x (C4) onderhoudsindicatie x
(C5) conditie/levensverwachting x (C6) herplantindicatie
C1 = standplaats gerelateerd aan gebruiksintensiteit
van de grond
Indeling: klasse 1 zeer extensief factor 0,4
klasse
2 extensief factor 0,6
klasse
3 intensief factor 0,8
klasse
4 zeer intensief factor 1,0
C2 = plantwijze gerelateerd aan onderhoudskosten
Indeling: klasse 1 beplantingsvak factor 0,6
klasse
2 groep factor
0,8
klasse
3 straat/laanbomen factor 0,9
klasse
4 solitair factor 1,0
C3 = afschrijving van huidige levensfase in relatie
tot functionele gebruiksfunctie
Indeling: klasse 1 eindfase factor 0,6
klasse
2 2e helft volwasfase factor
0,8
klasse
3 t/m 1e helft volwasfase factor
1,0
C4 = functioneel onderhoud in relatie tot de
kwaliteit
Indeling:
klasse 1 zeer slecht factor 0,2
klasse
2 slecht factor 0,4
klasse
3 voldoende factor 0,7
klasse
4 goed factor 1,0
klasse
5 intensief factor 1,2
C5 = huidige conditie en toekomstige
levensverwachting
Indeling:
klasse 1 zeer slecht tot dood factor 0,0
klasse
2 slecht factor 0,2
klasse
3 matig factor
0,4
klasse
4 voldoende factor 0,6
klasse
5 goed factor
0,8
klasse
6 optimaal factor
1,0
C6 = gebaseerd op verwachte omvang herplantmateriaal
Indeling: klasse 1 <12 factor 0,6
klasse
2 12/16 factor 0,7
klasse
3 16/20 factor 0,8
klasse
4 20/30 factor 0,9
klasse
5 30/40 factor 1,0
klasse
6 40/60 factor 1,1
klasse
7 60/80 factor 1,2
klasse
8 >80 factor 1,3
Zie voor
uitgebreidere informatie: “Richtlijnen 2001” van de Nederlandse Vereniging van
Taxateurs van Bomen
Dit is een voorbeeld
Dit is een voorbeeld