Nota aan B&W

datum 30 juni 2004 (revisie 18 augustus 2004)

nr. 444589

 

Onderwerp: strategisch inzamelplan

 

 

Inleiding

Het strategisch inzamelplan is een van de grote ontwikkelingen bij de Reiniging. De grofvuilnota is reeds per

1 januari 2004 in uitvoering gegaan. De bedrijfsvoering van de Reiniging wordt aangepast en versterkt mede vanwege de problemen rond het financieel beheer van de reinigingstaken in 2003. Daarover is de nota “Verandering bedrijfsvoering Reiniging” verschenen die op

15 januari 2004 in de commissie Leefbaarheid aan de orde is geweest. Bovendien oriënteert de Reiniging zich op haar schaalgrootte en positie in de regio.

Al met al een zware opgave die een grote inzet vraagt van een deel van de gemeentelijke organisatie.

 

Eén van de voorstellen in de nota “Verandering bedrijfsvoering Reiniging” behelsde de mogelijkheid de frequentie van de inzameling van GFT van 1 maal per week naar 1 maal per twee weken terug te brengen en zodoende een noodzakelijke besparing te realiseren. Dit voorstel was gedaan vanuit de optiek dat veel gemeenten in de omgeving om de week GFT inzamelen.

De meerderheid van de commissie was geen voorstander van dit voorstel. Ook over een verhoging van het tarief (afvalstoffenheffing) met € 7,- per huishouden om de wekelijkse inzameling in stand te houden adviseerde de commissie negatief.

 

In reactie op het advies van de commissie heeft wethouder Torenstra de commissie bericht dat “het college besloten heeft de dienstverlening van het GFT voorlopig niet te wijzigen en ook de tariefsverhoging voorlopig niet door te voeren. In september 2004 zal het college de raad een voorstel doen voor een “Strategisch inzamelplan”, waarbij de keuze voorgelegd zal worden voor verhoging van de afvalstoffenheffing of voor een goedkopere wijze van inzamelen.

 

Om aan deze toezegging te kunnen voldoen heeft de Reiniging bijgaande verkennende notitie laten maken (Strategische Inzamelplan gemeente Delft - schoner, goedkoper en milieurendement door aanpassing van de afvalinzameling in de nabije toekomst, juni 2004). Deze is als  bijlage toegevoegd[1]. De situatiebeschrijving van Delft laat zien dat de afvalverwijdering in Delft redelijk op orde is. Ook onderzoek naar de efficiency van de inzamelroutes laat dat zien. Verfijning is mogelijk, maar gelet op de maatregelen die al genomen zijn in het kader van de “Verandering bedrijfsvoering Reiniging” thans niet aan de orde. In relatie tot de oorspronkelijke vraag en discussie in de commissie Leefbaarheid spitst deze notitie zich toe op de inzameling van Restafval en GFT.

 

Sleutelelementen uit de strategische verkenning zijn:

  1. kwaliteit van de openbare ruimte (schoon) en de toegankelijkheid van de systemen en stank overlast (gebruiksgemak),
  2. kosten (inzameling en verwerking) en beheersing van de kostenontwikkeling,
  3. bijdrage aan het behalen van de milieudoelstellingen.

 

Schoon wordt vooral bereikt door het verstrekken van de juiste inzamelmiddelen en het stimuleren van de burgers deze goed te gebruiken, gemak heeft vooral te maken met de mogelijkheid om zo eenvoudig mogelijk van het afval af te komen. Inzamelkosten worden vooral beïnvloed door de inzamelfrequentie, de verwerkingskosten (vooral door het al dan niet scheiden van afvalstromen). De milieudoelstellingen worden slechts bereikt als een verdergaande scheiding sterker wordt gestimuleerd en ondersteund.

 

Kwaliteit openbare ruimte (‘schoon’)

Afvalinzameling en vooral de wijze waarop de inzameling plaatsvindt, heeft een direct gevolg voor het ontstaan van zwerfvuil. De kwaliteit van de leefomgeving wordt mede bepaald door een goede inpassing van de inzamelmiddelen in de openbare ruimte. Bijvuil op aanbiedplaatsen of ondergrondse containers, openstaande verzamelcontainers, zwerfvuil als gevolg van papierinzameling e.d. worden negatief gewaardeerd. Nog afgezien van de extra kosten die met het opruimen zijn gemoeid. Voor een verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte is het nodig te investeren in de inzamelmiddelen. Dat blijkt ook uit de ervaringen met de ondergrondse containers en met het nieuwe grofvuilbeleid. Kern, een schone straat, wordt bereikt enerzijds door passende aanbiedmiddelen te verstrekken en anderzijds door afwijkend gedrag te bestraffen.

De Strategische verkenning onderstreept ook nog eens hoezeer het nodig is maatwerk per wijk te leveren, omdat de openbare ruimte en de bebouwing de toepassing van bepaalde inzamelmiddelen mede bepalen. Kortom, het sterk doorzetten van het reeds ingezette beleid. Dit biedt de mogelijkheid ook aan te sluiten bij de wijkaanpak. Burgers geven vaak aan dat ze last hebben van zwerfafval in hun wijk. Het stimuleren en motiveren van burgers is een belangrijke sleutel tot succes. Het is van belang om te horen hoe de bewoners van een wijk aankijken tegen de wijze van afvalinzameling en of daar verbetering in mogelijk is. Hoe lager de drempel hoe hoger de bereidheid om mee te werken. Maatwerk kan ook betekenen dat op wijkdagen één of meerdere open containers neergezet worden om grofvuil of andere voorjaarsschoonmaakafval aan te bieden. Maatwerk, afwijkend van het routinematig en efficiënt inzamelen, brengt echter ook extra kosten mee. Deze kosten zijn voor iedere variant gelijk en daarom niet afzonderlijk meegenomen.

 

Voorlichting en communicatie zijn nodig om maatwerk te begeleiden en de burger betrokken te houden bij de verschillende mogelijkheden van afvalinzameling en schoonhouden in hun wijk.

Toezicht en handhaving van afgesproken gedragsregels vormen het sluitstuk van het beleid om de kwaliteit van de openbare ruimte te verbeteren. Ook daar zal rond het thema afval meer inspanning voor nodig zijn.

 

Schoon wordt bereikt door het voorkomen van zwerfvuil bij de huis aan huis papierinzameling en het voorkomen van een stinkende minicontainer door een ander opzet van de inzameling van keuken afval.

Het gemak van de burger wordt bereikt als het eenvoudig is om van het afval af te komen. Stelling daarbij is dat het voor een burger lastiger is om, om de twee weken een bak buiten te zetten ten opzichte van wekelijkse aanbieding.

 

Kosten ontwikkeling

Jaarlijks blijft de hoeveelheid afval die burgers aanbieden toenemen. De landelijke trend is thans ca 3 á 4 % per jaar. Zonder beleidsaanpassingen zou dit een vrijwel evenredige kostenstijging voor inzameling en verwerking betekenen, dus tot tariefstijgingen van 3 a 4 % boven de normale jaarlijkse indexering. De afgelopen jaren hebben ook een boventrendmatige stijging van de afvalstoffenheffing gekend.

 

In de kosten van afvalverwerking voor de burger spelen de “verwerkingskosten” bij de eindverwerker een belangrijke rol (ca 45%). Delft heeft, met omliggende gemeenten, een relatief gunstig verwerkingscontract voor het restafval bij AVR tot 2009. Naast kostenstijging door toename van de hoeveelheid afval per inwoner is het realistisch om rekening te houden met een sprongsgewijze verhoging van het verwerkingstarief na 2009. De omvang daarvan is nu niet te voorspellen en hangt er mede van af of Delft samen met de omliggende gemeenten een sterke onderhandelingspositie kan opbouwen.

 

Zonder ingrijpen in de systematiek van de afvalinzameling en verwerking is voor de komende jaren een (voortgaande) boventrendmatige stijging van de tarieven onvermijdelijk. Met aanpassingen aan de systematiek, gericht op het behalen van een forse (eenmalige) kostenreductie, is het echter mogelijk om, met gebruikmaking van de vereveningsreserve, in elk geval voor de eerstkomende jaren tariefstijgingen te beperken tot de normale indexering.

 

 

Milieudoelstellingen

Delft scoort op basis van de AOO (landelijk Afval Overleg Orgaan) doelstellingen goed, maar als daar de sorteeranalyses bij worden betrokken blijkt dat er nog een behoorlijke verbetering mogelijk is. Het verdergaand scheiden is alleen interessant als de meerkosten voor scheiding opwegen tegen de minder-kosten bij verwerking. Met name op het gebied van eenmalige verpakkingen (petflessen, drankkartons, blikjes en blisterverpakkingen) zal de komende jaren veel gebeuren.

Indien de inzamelfrequentie van GFT wordt verminderd is het te verwachten dat er in het geheel ook minder GFT zal worden ingezameld. Het is niet te voorspellen hoeveel de afname zal bedragen maar deze ligt in de orde van grootte van 10% . Negatieve aspecten van scheiding zoals stankoverlast dienen geminimaliseerd te worden.

Een slimme scheiding kan dus een behoorlijke bijdrage leveren aan de benodigde kostenreductie.

 

Conclusie

Wil Delft de ontwikkelingen kunnen opvangen zonder een forse toename van de afvalstoffenheffing, dan is het noodzakelijk om elders in de afvalketen kosten te reduceren. Dit klemt temeer, daar ook ingezet is op maatwerkinzameling per wijk, op een koers van meer voorlichting en communicatie en sterkere nadruk op toezicht en handhaving. Kostenbesparing kan door wijziging van de inzamelfrequentie en door verdergaande scheiding. De verwerking van deelfracties kan tegen lagere verwerkingskosten plaatsvinden, terwijl de extra inzamelkosten lager zijn dan de besparing op verwerkingskosten.Daarnaast is het nodig en mogelijk besparingen op de inzamelkosten te behalen door voortdurend op de efficiency van de inzameling te sturen en het aanpassen van de (inzamel)frequentie maar ook door het inzetten van verdergaande mechanisering en uitbreiding van verzamelvoorzieningen. Inzamelkosten maken momenteel 55% van de totale kosten uit.

 

Varianten

Op basis van de geschetste ontwikkelingen is een aantal varianten verder uitgewerkt.

 

  1. huidige situatie iedere week grijs en groen afval ophalen middels minicontainers;
  2. wekelijks grijs afval en twee wekelijks groen afval middels minicontainers;
  3. om de week grijs en groen afval ophalen middels minicontainers;
  4. om de week grijs afval ophalen met een minicontainer, alleen keukenafval wekelijks ophalen in biologisch afbreekbare plastic zakken en papier en eenmalige verpakking om de week ophalen in een minicontainer; Het (grof)tuinafval kan in aparte ophaalrondes worden opgehaald, gelijk aan de grofvuil regeling.
  5. geen gescheiden inzameling meer maar wekelijks grijs en groen integraal ophalen.

 

Variant

1

2

3

4

5

Schoon

0

0

0

+

+

Kosten

0

+

+

+

0

Milieudoelstelling

0

-

-

+

-

 

De huidige situatie wordt voorgesteld met een 0  en een relatieve verbetering + en evenzo een relatieve verslechtering een -. Wanneer deze samen in een tabel staan, valt op dat bij variant 4 er relatief de grootste verbetering optreedt. Hieronder worden de scores uit de tabel per variant verder toegelicht.

 

1.       huidige systeem.

2.       de inzamelkosten zullen dalen omdat er minder service geboden wordt. Verwacht wordt dat er bij deze werkwijze minder GFT scheiding zal plaatsvinden en dat betekent een verslechtering van de milieudoelstellingen

3.       bij deze variant worden de containers om de week opgehaald en dus wordt er minder service geleverd dan bij de vorige variant. Voor het overige is deze variant gelijk aan variant 2.

4.       De kans op zwerfvuil vermindert wanneer papier en verpakkingsmateriaal afzonderlijk worden verzameld. Dit betekent een positieve score op het criterium schoon. Het aantal keren dat de reiniging langs komt is bij deze variant lager, waardoor de inzamelkosten lager uit zullen vallen. Doordat er een betere scheiding mogelijk is van bepaalde stromen die nu nog in het restafval zitten zullen ook de verwerkingskosten lager uitkomen. Om diezelfde reden scoort deze variant ook beter op de milieudoelstelling (hergebruik papier, drankkartons, kunststofflessen blik enz.)

5.       Alles in containers ( dus ook het oud papier ) geeft minder kans op zwerfvuil en is dus positief voor het criterium schoon. Er is een daling te verwachten van de inzamelkosten, maar de verwerkingskosten zullen toenemen. Per saldo heeft dit geen effect op de kosten. Omdat het afval niet meer gescheiden wordt scoort deze variant slecht op het criterium van de milieudoelstellingen.

 

In onderstaande figuur is variant 4 verder doorgerekend. De figuur geeft een indicatie van het kostenverloop van deze variant in de loop van de tijd.

 

Deze grafiek is gebaseerd op inzameling van grijs met minicontainer eens per twee weken, keukenafval wekelijks in bioplasticzakken en eenmalige verpakkingen en papier (de zogenoemde droge fractie) middels minicontainer eens per twee weken. De alternerende inzameling (éénmaal per twee weken) zorgt voor een aanzienlijke reductie van de inzamelkosten. De extra inzet voor de inzameling van de bioplasticzakken gebeurt met kleinere (dus goedkopere) voertuigen. Bovendien is dit werk geschikt voor oudere beladers. Zodat het ook een positief effect op de inzet van oudere medewerkers heeft. De verwerkingskosten stijgen door de toename van het brandbare afval, maar stijgen minder snel door betere scheiding van afval. Papier en verpakkingsmateriaal wordt namelijk na inzameling gescheiden. Bij de varianten dient een aantal kanttekeningen geplaatst te worden:

 

Met het opzetten van de wekelijkse inzameling van keukenafval in bioplasticzakken worden de volgende doelen bereikt;

 

De wijze van distribueren van bioplasticzakken (denk aan 5 liter zakken, kostprijs ongeveer 0,4 cent per stuk) moet nog nader uitgewerkt worden. Die is afhankelijk van de keuze of de zakken gratis ter beschikking gesteld worden of gekocht moeten worden. Distributie via huis aan huis verspreiding of via de supermarkten is een mogelijkheid. Ophalen bij afvalbrengpunten en het overlaadstation is een variant. Misbruik van de zakken door de consument dient vermeden te worden.

Ook de inzamelwijze vergt nadere uitwerking. Bij laagbouw zou het inzamelen later op de dag kunnen starten, om te voorkomen dat de bioplasticzak de avond tevoren al aan de straat wordt gezet.

In de hoogbouw zou, voor het keuken afval, kunnen worden aangesloten bij het bestaande systeem van aparte verzamelcontainers.

Opmerking: bij een afwijking van de wekelijkse inzameling dient voorals nog ontheffing te worden aangevraagd bij de inspectie milieuhygiëne. Dit is, mits gebaseerd op een degelijk plan, een formaliteit.

 

De gezamenlijke inzameling van papier en éénmalige verpakkingen (blik, blikjes, petflessen, drankkartons (melk, sap) in een aparte minicontainer levert een droge fractie van circa 15 % (in gewicht niet in volume) van het totaal op die door de verwerker nagescheiden dient te worden in de oorspronkelijke stromen (blik, blikjes, petflessen, drankkartons). Omdat daarmee materiaalhergebruik bevorderd wordt scoort deze variant goed op de milieudoelstellingen. De ontwikkeling sluit aan bij het Europese beleid om statiegeldsystemen af te schaffen. Het effect van deze vorm van papierinzameling is een vergaande reductie van zwerfvuil op straat. Het vergt wel andere afspraken met de huidige papierinzamelaar.

 

Het alternerend inzamelen van de restfractie vergt over het algemeen de introductie van een grotere (240 l) minicontainer of de toepassing van twee 140 l mini’s. Dit is maatwerk waarin de keuze aan de klant is, met dien verstande dat de 240 l mini uitgangspunt is, tenzij de klant anders wenst. Onderzocht moet worden of in variant 4 de combinatie van twee 140 l minicontainers (één voor de restfractie en één voor  het oud papier en verpakkingsafval ) afdoende is per huishouden, naast de bioplasticzak en de overige inzamelinfrastructuur.

 

Alle berekeningen zijn uitgevoerd voor de 16.000 aansluitingen die hun afval aanbieden in minicontainers (16.000 van de in totaal 43.000 aansluitingen).

In variant 4 kan de binnenstad meelopen in het gebruik van de bioplasticzakken. Omdat in de binnenstad het afval  voornamelijk in zakken wordt aangeboden is er een fors zwerfvuilprobleem. Oplossingen in de vorm van inpandige afvalopslag, ondergrondse opslag of bovengrondsopslag in verzamelcontainers zullen moeten worden uitgewerkt en vragen aanvullende investeringen. Met name ook omdat de oplossingen in het straatbeeld dienen te passen. Voor de binnenstad dient dus een apart plan te worden opgesteld.

Voor de gestapelde bouw, huizen zonder tuin of achterom en hoogbouw wordt vooral gekeken naar verzamelcontainers. Dit geldt zowel voor GFT als voor de droge restfractie (papier, verpakkingen). Dit zijn relatief goedkope oplossingen. Ze dienen echter wel ingepast te worden in de openbare ruimte (half ondergronds, inpandig of in cocon of met een scherm er omheen). De mogelijkheid van toepassing van een selectief toegangssysteem voor de gebruikers dient overwogen te worden, mede om verkeerd aanbiedgedrag tegen te gaan. De voorzieningen rond deze categorie woningen dienen nader uitgewerkt te worden in nauwe samenwerking met de woningeigenaren.

 

Conclusie:

De geschetste variant 4 komt tegemoet aan de gewenste kostenbesparing en heeft een positief effect op de kwaliteit van de leefomgeving (schoon) en het milieu. Stapsgewijze invoering van deze variant, via de varianten 1 en 2 is te overwegen, maar vergt van de burger, uitgesmeerd over een aantal jaren, een aantal aanpassingen in afvalaanbiedgedrag. Daarom wordt een éénmalige implementatie beter geacht.

De integrale invoering van deze variant in de hele stad vergt echter nadere uitwerking van de introductie van de bioplasticzak, van de aanpak van de  hoogbouw en van het centrumgebied. Tevens vergt deze variant een forse communicatieve inzet, omdat van burgers een ander scheidingsgedrag gevraagd wordt. Toezicht en handhaving dienen geïntensiveerd te worden om te voorkomen dat toch vervuiling van de openbare ruimte optreedt.

Derhalve wordt de volgende besluitvorming aan het college voorgelegd:

 

Besluitvorming B&W:

·         het college kiest voor de strategische richting van variant 4, die in december  2004 nader uitgewerkt is in een implementatieplan zodat implementatie in de zomer 2005 kan plaatsvinden;

·         in het plan wordt specifieke aandacht gegeven aan de afvalinzameling in de binnenstad en rond de hoogbouw;

·         bij het plan wordt een communicatieplan uitgewerkt;

·         wijk- en buurtgerichte aanpak waarbij maatwerk wordt geleverd voor wat betreft de afvalinzameling, inclusief inpassing openbare ruimte, wordt met extra aandacht en inzet doorgezet;

·         in het plan wordt specifieke aandacht besteed aan toezicht en handhaven

·         zo spoedig mogelijk een second opinion te overleggen aan het College, waarin onder meer getoetst is op de elementen schoon, kosten en milieurendement en gebruikersvriendelijkheid

 



[1] Het  Strategisch Inzamelplan kijkt naar het totale aanbod van afval en mogelijkheden tot gescheiden inzameling, vanuit de invalshoek dat de afvalketen in zijn totaliteit samenhangt. Bovendien zal de Europese regelgeving landelijke en dus ook lokale overheden dwingen het scheiden van afval te intensiveren. Dit is een lijn die ook in het Duurzaamheidsplan is uitgezet.