Stuk 168 I        

459306                                                                                     Delft, 12 oktober 2004.

 

 

Onderwerp: Verordening Wet Kinderopvang Delft

 

 

Aan de gemeenteraad,

 

Geachte dames en heren,

 

Per 1 januari 2005 wordt de Wet Kinderopvang (WK) van kracht. Deze wet beoogt het ouders/verzorgers makkelijker te maken om werk en zorg te combineren. De kosten van de kinderopvang worden gedragen door ouders, werkgevers en overheid samen.

De inkomensafhankelijke tege­moetkoming aan ouders vindt plaats via de Belastingdienst.   Hierdoor hebben de ouders zelf zeggenschap over de keus voor een kindercentrum. Maar niet alleen werkenden kunnen straks gebruik maken van de WK. Een aantal in de wet benoemde doelgroepen zal na invoering van de WK een beroep op de gemeente kunnen doen voor het betalen van een deel van de kosten die zij maken voor kinderopvang. De gemeente Delft is met ingang van 2005 verantwoordelijk voor de financiering van de kosten van kinderopvang van de in de WK genoemde doelgroepen, deze wettelijke taak moet worden vastgelegd in een gemeentelijke verordening. Het is niet mogelijk gebleken de verordening tegelijkertijd met de nota  ”Kinderopvang in uitvoering” (registratienummer 452588) aan te bieden, deze nota is akkoord bevonden in de commissie Werk, Zorg & Onderwijs van donderdag 9 september j.l. Het nagezonden paneladvies behorende bij de nota is voor u ter inzage gelegd.
De verordening Wet Kinderopvang Delft wordt u bij ter vaststelling aangeboden. De huidige verordening Kinderopvang Delft 1992, komt per 1 januari 2005 te vervallen met uitzondering van de artikelen die betrekking hebben op peuterspeelzalen, die worden ingetrokken op het tijdstip van inwerkingtreding van de “Verordening peuterspeelzalen”. De kwaliteitsregels kinderopvang zijn in de nieuwe wet kinderopvang bij wet geregeld.

 

Wij stellen u voor

1.       Vast te stellen de Verordening Wet Kinderopvang Delft;

2.       Akkoord te gaan met het handhaven van de bestaande verordening kinderopvang Delft 1992 tot 1 januari 2005 met uitzondering van de artikelen die betrekking hebben op peuterspeelzalen die worden ingetrokken op het tijdstip van inwerkingtreding van de “Verordening peuterspeelzalen”.

 

Hoogachtend,

 

Burgemeester en wethouders van Delft,

 

 

mr.drs. G.A.A. Verkerk              ,burgemeester.

 

 

mr.drs. H.G.L.M. Camps                       ,secretaris.


 

 

Stuk 168 II

459306

 

 

 

De Raad van de gemeente Delft,

 

gelezen het voorstel van het college van 5 oktober 2004:

 

gelet op artikel 25 van de Wet kinderopvang, artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 25 van de Tijdelijke referendumwet;

 

overwegende, dat het noodzakelijk is de verlening, de voorschotverlening en de vaststelling van de tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang (gemeentebijdrage) bij verordening te regelen;

 

b e s l u i t :

 

I.                     vast te stellen: de verordening Wet kinderopvang Delft.

II.                   In te trekken per 1 januari 2005: de verordening Kinderopvang Delft 1992 vastgesteld op 29 oktober 1992 met uitzondering van de artikelen die betrekking hebben op peuterspeelzalen, die worden ingetrokken op het tijdstip van inwerkingtreding van de “Verordening peuterspeelzalen”.

 

 

 

Hoofdstuk 1                 Algemene bepalingen

 

Artikel 1           Begripsbepalingen

 

1.        In deze verordening wordt verstaan onder:
a. wet: de Wet kinderopvang;
b. college: het college van burgemeester en wethouders van Delft;
c. kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie: de kinderopvang ten behoeve van de doelgroep als bedoeld in artikel 6 van de wet, eerste lid, onderdelen k en l;

d. gemeentebijdrage kinderopvang: de tegemoetkoming van de gemeente in de kosten van kinderopvang;

2.        De begripsbepalingen van de wet en de Algemene wet bestuursrecht zijn op deze verordening van toepassing, tenzij daarvan uitdrukkelijk wordt afgeweken.

 

Artikel 2           Reikwijdte van de verordening

 

Deze verordening heeft betrekking op de aanspraak op een gemeentebijdrage in de kosten van kinderopvang ten behoeve van de in artikel 22 van de wet genoemde doelgroepen.

 

 

Hoofdstuk 2                 De toekenningsprocedure

 

Paragraaf 1     De aanvraag voor een gemeentebijdrage


Artikel 3           Te verstrekken gegevens bij de aanvraag

 

1.        Een aanvraag voor een gemeentebijdrage in de kosten van kinderopvang bevat:

a.        naam, adres en sofi-nummer van de ouder;

b.        als de ouder een partner heeft: de naam en het sofi-nummer van de partner en, als dit afwijkt van het adres van de ouder: het adres van de partner;

c.        naam, geboortedatum en sofi-nummer van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;

d.        een offerte of contract van het kindercentrum of het gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen. De offerte bevat in ieder geval gegevens over: het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang;

e.        gegevens of een verwijzing naar gegevens waaruit blijkt dat de ouder behoort tot de groep personen als bedoeld in artikel 22 van de wet;

f.          een machtiging voor rechtstreekse betaling van de gemeentebijdrage aan het kindercentrum of het gastouderbureau, dan wel een opgave van het bankrekeningnummer van de ouder, indien deze heeft aangegeven een dergelijke machtiging niet te willen;

g.        overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de gemeentebijdrage;

h.        de handtekening van de ouder en, als de ouder een partner heeft, van de partner.

2.        Het college kan bepalen dat de aanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

 

 

Paragraaf 2     De verlening van de gemeentebijdrage

 

Artikel 4           Het besluit tot verlenen van de gemeentebijdrage

 

1.       Het college besluit over de aanvraag binnen vier weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

2.       Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het stelt de ouder hiervan schriftelijk in kennis.

 

Artikel 5           Weigeringsgrond

Het college weigert de gemeentebijdrage indien de ouder niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 22 van de wet.

 

Artikel 6           De ingangsdatum van de gemeentebijdrage

 

1.        De gemeentebijdrage wordt verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de gemeentebijdrage door het college in ontvangst is genomen.

2.        Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de gemeentebijdrage verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.


Artikel 7           De periode waarvoor de gemeentebijdrage wordt verleend

 

1.        De gemeentebijdrage wordt verleend voor de periode van maximaal een kalenderjaar.

2.        In afwijking van het eerste lid kan het college de gemeentebijdrage voor een andere periode verlenen.

3.        Voordat de toekenningsperiode afloopt, moet de ouder die ook daarna nog aanspraak wil maken op een gemeentebijdrage, een aanvraag indienen voor verlenging.
Artikel 3 is overeenkomstig van toepassing.

 

Artikel 8           De omvang van de kinderopvang

 

1.        Het college verleent de gemeentebijdrage voor het aantal uren kinderopvang dat door de ouder is aangevraagd.

2.        In afwijking van het eerste lid, verleent het college bij een ouder als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel a, of tweede lid, onderdeel a, van de wet de gemeentebijdrage voor het aantal uren kinderopvang dat naar zijn oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is voor de combinatie van arbeid, scholing of het volgen van een traject en zorg.

 

Artikel 9           Inhoud van de beschikking

 

Het besluit tot verlening van een gemeentebijdrage in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval:

a.        de vaststelling van de gemeentelijke doelgroep als bedoeld in artikel 22 van de wet, waartoe de ouder behoort;

b.        de naam en de geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de gemeentebijdrage betrekking heeft;

c.        de naam en het adres van het kindercentrum of het gastouderbureau dat de kinderopvang verzorgt;

d.        de periode en de omvang van de kinderopvang waarvoor de gemeentebijdrage wordt verleend;

e.        de wijze waarop het bedrag van de gemeentebijdrage wordt bepaald en het bedrag dat op basis hiervan wordt verleend;

f.          de wijze waarop de gemeentebijdrage wordt uitbetaald;

g.        de wijze waarop de gemeentebijdrage na afloop van de toekenningsperiode wordt vastgesteld;

h.        de verplichtingen van de ouder.

 

 

Paragraaf 3     De bevoorschotting en uitbetaling van de gemeentebijdrage

 

Artikel 10         De bevoorschotting van de gemeentebijdrage

1.       De gemeentebijdrage wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald.

2.       Het college kan nadere voorschriften stellen over de wijze van bevoorschotting.


Artikel 11          Betaling op declaratiebasis

 

1.        De uitbetaling van de verleende gemeentebijdrage geschiedt per maand, op declaratiebasis.

2.        Voor de declaratie overlegt de ouder aan het college de factuur van het kindercentrum of het gastouderbureau.

3.        Als de ouder hiervoor een machtiging aan het college heeft afgegeven, worden de maandbedragen na ontvangst van de factuur rechtstreeks overgemaakt aan het kindercentrum of het gastouderbureau.

4.        Bij het ontbreken van een machtiging voor rechtstreekse betaling aan het kindercentrum of het gastouderbureau, worden de maandbedragen binnen twee weken na ontvangst van de declaratie overgemaakt op het bankrekeningnummer van de ouder.

 

 

Paragraaf 4     De vaststelling van de gemeentebijdrage

 

Artikel 12         Ambtshalve vaststelling

 

1.        De ouder, die geen of slechts voor een gedeelte van de verleningsperiode, een machtiging heeft afgegeven voor rechtstreekse betaling aan het kindercentrum of het gastouderbureau, legt uiterlijk op het in de beschikking vermelde tijdstip over, over deze periode bewijzen van de betalingen voor de kinderopvang.

2.        De vaststelling van de gemeentebijdrage geschiedt ambtshalve binnen acht weken:
a. na afloop van de toekenningsperiode, als de ouder voor de gehele periode een machtiging heeft afgegeven voor rechtstreekse betaling aan het kindercentrum of het gastouderbureau; of
b. nadat de gegevens, als bedoeld in het eerste lid, zijn ontvangen of nadat de datum waarvoor de gegevens uiterlijk moesten zijn verstrekt, is verstreken zonder dat de ouder aan zijn informatieplicht heeft voldaan.

 

 

Paragraaf 5     Verplichtingen van de ouder

 

Artikel 13         Inlichtingenplicht

 

1.        De ouder verstrekt op verzoek aan het college, binnen een door het college gestelde redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de gemeentebijdrage van belang kunnen zijn. 

2.        De ouder doet het college onmiddellijk, na het bekend worden daarvan, uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot een verlaging  van de gemeentebijdrage.

 

 

Artikel 14         Bestuurlijke boete

 

1.       Indien de ouder de verplichting als bedoeld in artikel 13 van deze verordening niet nakomt, kan  het college – met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 72 tot en met 84 van de wet – aan de ouder een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste  € 2269,-.

2.       Het college kan met betrekking tot het opleggen van een bestuurlijke boete nadere regels stellen.

 

Hoofdstuk 3                 Kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie

 

Artikel 15         Vaststelling sociaal-medische indicatie

De aanvraag voor een gemeentebijdrage voor kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie omvat tevens een aanvraag voor toetsing van de noodzaak van deze sociaal-medische indicatie, voor zover de noodzaak van deze indicatie niet reeds op basis van een aparte aanvraag voor de gevraagde periode van kinderopvang is getoetst.

 

Artikel 16         Weigeringgrond

Het college weigert de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie vast te stellen of een gemeentebijdrage op deze grond toe te kennen, als de ouder of de partner:

a.       reeds een gemeentebijdrage in de kosten van kinderopvang ontvangt of kan ontvangen.

b.       de ouder of de partner niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 6 van de wet, eerste lid,  onderdeel k  of l van de wet.

 

 

Artikel 17         De beschikking sociaal-medische indicatie
In het besluit op de aanvraag tot vaststelling van een sociaal-medische indicatie, komen in ieder geval de volgende aspecten naar voren:

a.        De aanwezigheid van een sociaal-medische indicatie, gesteld door GGZ, maatschappelijk werker of een andere erkende hulpverlener;

b.        De geldigheidsduur van de indicatie;

c.        De omvang van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht.

 

Hoofdstuk 4                 Slotbepalingen

 

Artikel 18         Inwerkingtreding

1.        De verordening treedt, onder toepassing van artikel 25 van de Tijdelijke Referendumwet, inwerking de dag na haar bekendmaking en werkt terug tot 1 oktober 2004.

2.        In afwijking van het eerste lid, treden artikel 1, eerste lid, onder c en hoofdstuk 3 pas in werking op het moment dat artikel 6, eerste lid, onder k en l, en artikel 23 van de wet in werking treden.

3.        De verordening Kinderopvang 1992 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2005 met uitzondering van de artikelen die betrekking hebben op peuterspeelzalen die worden ingetrokken op het tijdstip van inwerkingtreding van de ‘Verordening peuterspeelzalen’.

 

 

Artikel 19         Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet kinderopvang Delft.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 28 oktober 2004.

 

 

 

,burgemeester.

 

 

 

,griffier.