Delfts Ontwikkelingsprogramma Stedelijke Vernieuwing 2005-2015(DOP2)                                    Status: DEFINITIEF

 

>ISV2: van beleid naar prestaties<                                           

 

Inhoudsopgave                                                                                  REG.NR.  465928

______________________________________________________________

 

HOOFDSTUK 0.                     Waarom een geactualiseerd DOP?. 3

0.1          Nieuwe ISV-periode, nieuw DOP.. 3

0.2          Verankering in programmabegroting. 3

 

HOOFDSTUK 1:                    Inleiding. 4

1.1          Vergelijking ISV1 en ISV2. 4

1.2          Extra accent op regionale afstemming. 4

1.3          Extra accent op investeren in sociaal-fysieke processen. 4

1.4          Plaatsbepaling van het DOP.. 5

1.5          Leeswijzer. 5

 

HOOFDSTUK 2:                    Kansrijk Delft 6

2.1          Inleiding. 6

2.2          Sterke en zwakke punten. 6

2.3          Kansen en bedreigingen. 8

 

HOOFDSTUK 3:                      Delft in 2015. 11

3.1          Delft 2015: ambities kennis, economie en cultuur. 11

3.2          Delft 2015: ambities duurzaamheid. 11

3.3          Delft 2015: ambities wonen en samenleven. 12

 

HOOFDSTUK 4:                      De programma’s 2005-2010. 13

4.1          Themaprogramma Kennis, economie en cultuur. 15

4.2          Themaprogramma Wonen/ samenleven. 18

4.3          Themaprogramma Duurzaamheid. 21

4.4          Gebiedsgericht programma Woonwijken. 23

4.5          Gebiedsgericht programma Spoorzone. 25

4.6          Gebiedsgericht programma Binnenstad. 26

4.7          Gebiedsgericht programma TU-gebied en Schie-oevers. 27

4.8          Te bereiken effecten ISV2. 29

4.9          Financieel overzicht gebiedsgerichte programma’s. 30

 

BIJLAGEN  32

Bijlage 1.  Fasering opgenomen investeringen 2005-2009. 33

Bijlage 2:  Inventarisatie projecten en programma’s ISV2. 35

Bijlage 3.  Verslag van de ISV2-conferentie, gehouden op 29 juni 2004. 37

Bijlage 4: ISV2-bodemmodule. 42

Bijlage 5: Bovenlokale afstemming. 44

Bijlage 6: Totstandkoming en verdere uitvoering van het DOP.. 50

 


HOOFDSTUK 0.           Waarom een geactualiseerd DOP?

_________________________________________________________________________________

 

0.1         Nieuwe ISV-periode, nieuw DOP

 

Op 1 januari 2005 begint de tweede periode van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV). Deze periode loopt van 2005 t/m 2009. Om net als in het eerste ISV-tijdvak (periode 2000 t/m 2004) in aanmerking te komen voor ISV-gelden, moet een nieuw Ontwikkelingsprogramma worden ingediend bij de provincie Zuid-Holland. Daarbij is het niet nodig om vanaf nul te beginnen. Al in 1998 is de zogenaamde Ontwikkelingsvisie Delft 2025 vastgesteld. Met het Delfts OntwikkelingsProgramma (DOP 1) in 2000 is er een programmatische vertaling van deze ontwikkelingsvisie gekomen. Het stellen van prioriteiten heeft jaarlijks plaats gevonden via de Programmabegroting en via daarop afgestemde meerjarenramingen. Voor het ontwikkelingsprogramma in de 2e ISV-periode dienen deze eerdere documenten als kader. Door het DOP 1 te actualiseren en aan te passen aan nieuwe uitgangspunten en inzichten is dit tweede Delftse Ontwikkelingsprogramma tot stand gekomen.

 

Het DOP is hoofdzakelijk bedoeld als visiedocument en is dus geen blauwdruk voor de besteding van de ISV2 budgetten. Het stuk beantwoordt vragen als “Waar willen we met Delft naar toe in de komende jaren?”. Het geeft, naast een uitwerking van de stadsvisie en actualisatie van DOP1, een overzicht van de investeringsopgave voor de komende jaren.

 

0.2       Verankering in programmabegroting

 

De gemeente Delft streeft naar een meerjarige integrale investeringsplanning, waarover door de Raad wordt besloten in het kader van de Programmabegroting. Hierin zijn de investeringen ten laste van de algemene dienst, diverse reserves en de subcircuits in onderlinge samenhang afgewogen. Dit betekent dat de financiële kaders voor ISV2 reeds op hoofdlijnen in de Programmabegroting 2004 zijn bepaald. In de Programmabegroting 2005 zijn deze kaders geactualiseerd. Hierbinnen worden vervolgens jaarlijks via de Meerjarenraming[1] voor het ISV (MR-ISV) en bijbehorend verdeelbesluit budgetten toegedeeld aan ISV-projecten en themaprogramma’s. In de MR-ISV wordt ook de jaarlijkse toelichting op de jaarrekening en de (conclusies van de) ISV-monitor opgenomen als basis voor de vijfjaarlijkse verantwoording achteraf. In de financiële paragraaf van dit Ontwikkelingsprogramma wordt bij de raming van de met de diverse programma’s gemoeide kosten en dekkingsbronnen geanticipeerd op de indicatieve budgettoekenning die de provincie begin maart 2004 heeft vastgesteld alsmede op de in augustus 2004 bekend geworden indicatie van de extra bodemgelden. Dit doen we, omdat gezien de aard en omvang van de Delftse stedelijke vernieuwingsopgave, continuïteit van ISV-middelen en van overige provinciale en rijksgelden belangrijk is.

 

 


HOOFDSTUK 1:                       Inleiding

________________________________________________________________________

 

1.1       Vergelijking ISV1 en ISV2

 

De revitalisering van de Nederlandse steden is een belangrijke opgave voor de stedelijke vernieuwing in de periode ISV1 (2000 t/m 2004) en blijft dat ook in de komende ISV2 periode (2005 t/m 2009). Alleen zo kan een stad een aantrekkelijk vestigingsklimaat zijn en blijven voor bewoners, bedrijven en instellingen en kan zij de stedelijke cultuur in stand houden. Ontwikkelingen als de achteruitgang van wijken door het verdwijnen van sociale infrastructuur, de eenzijdige woningvoorraad en bevolkingssamenstelling, toename van criminaliteit en onveiligheidsgevoelens, lagere arbeidsparticipatie en een slechte kwaliteit van de leefomgeving moeten worden voorkomen dan wel worden tegengegaan. Tegelijkertijd moeten bewoners met midden- en hogere inkomens weer aan de stad gebonden worden

 

Het Rijksbeleidskader voor ISV2 en dat van de provincie Zuid-Holland wordt zowel inhoudelijk als procesmatig als uitgangspunt gebruikt bij dit Ontwikkelingsprogramma. Het beleidskader is ten opzichte van de vorige periode enigszins versmald in die zin dat dit meer gericht wordt op de prestatievelden wonen, omgevingskwaliteit, zorgvuldig ruimtegebruik en fysieke voorwaarden voor een aantrekkelijke, sociale en veilige omgeving. Ten opzichte van ISV1 zijn daarnaast de belangrijkste verschillen:

q       Nieuw prestatieveld is het scheppen van ‘fysieke voorwaarden voor een aantrekkelijke sociale en veilige omgeving’;

q       Het prestatieveld ‘omgevingskwaliteit’ is uitgebreid met doelstellingen op het gebied de ‘cultuurimpuls’;

q       Nieuw zijn elf verplichte ‘outputindicatoren’, als basis voor de ISV-doelstelling en -monitoring;

q       Er wordt in ISV2 meer aandacht gegeven aan de ‘bovenlokale afstemming’; het provinciaal beleidskader somt hiertoe een groot aantal onderwerpen op waarvan profilering de belangrijkste is;

q       Het prestatieveld ‘economische structuurversterking’ wordt niet meer genoemd;

q       Voor de op te stellen financiële paragraaf is een format ontwikkeld; het begrip ‘multiplier’ wordt in het beleidskader niet meer vermeld.

Hieronder worden hier twee zaken uitgelicht die binnen dit DOP voor de komende ISV-periode extra aandacht krijgen.

 

1.2       Extra accent op regionale afstemming

 

In de volgende hoofdstukken staat bij diverse onderdelen expliciet of impliciet vermeld dat Delft belang hecht aan de hierboven genoemde bovenlokale afstemming. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de wens om op een aantal terreinen vanuit zicht op de naburige gemeentes gekozen wordt voor een eigen profilering (Delft Kennisstad en het gebruik maken van de sterke identiteit van de binnenstad). In andere gevallen gaat het niet om het profileren, maar juist het zoeken van afstemming van ontwikkelingsrichtingen op het gebied van de woningmarkt en de ontwikkeling van kantoren en bedrijventerreinen. Met betrekking tot wonen wordt verwezen naar de regionale Woonvisie. Voor wat de kantoren en bedrijven betreft, wordt verwezen naar de regionale afspraken rond de Kantorenstrategie, het DÉCOR uitwerkingsprogramma 2003-2005 en naar de regionale afspraken over de ontwikkeling van bedrijventerreinen. Dit Ontwikkelingsprogramma spoort met deze en andere regionaal gemaakte afspraken en Delft zal zich ook in de komende ISV-periode blijven inspannen om de bovenlokale afstemming op een juiste wijze vorm te geven. In bijlage 5 zijn onderwerpen, afspraken en partners opgesomd waaromtrent en waarmee bovenlokale afstemming heeft plaatsgevonden, plaatsvindt en in de komende periode zal worden voortgezet.

 

1.3       Extra accent op investeren in sociaal-fysieke processen

 

De Wet Stedelijke Vernieuwing definieert ‘stedelijke vernieuwing’ als volgt: stedelijke vernieuwing is het geheel van “op stedelijk gebied gerichte fysieke inspanningen die strekken tot verbetering van de leefbaarheid en veiligheid, bevordering van een duurzame ontwikkeling en verbetering van de woon- en milieukwaliteit, versterking van de cultuurhistorische kwaliteiten, bevordering van de sociale samenhang, verbetering van de bereikbaarheid, verhoging van de kwaliteit van de openbare ruimte of anderszins tot structurele kwaliteitsverhoging van dat stedelijk gebied.” 

De gemeente Delft wil de komende ISV-periode haar beleid ‘van hard naar zacht’ verder doorzetten door meer te investeren in sociale processen. Daarom zal zij het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing in ISV2 meer richten op het bereiken van verbeteringen op naast fysieke ook daaraan gerelateerde sociale beleidsterreinen. ISV-projecten moeten daarom meer gericht worden op samenwerking in de wijken en het bereiken van ‘sociaal rendement’.

 

1.4       Plaatsbepaling van het DOP

 

In het Delfts OntwikkelingsProgramma worden programma’s beschreven die de gemeente de komende jaren in het kader van de stedelijke vernieuwing samen met lokale partners wil realiseren. Inhoudelijk is het een actualisatie van het in april 2000 vastgestelde DOP voor de periode 2000-2010. Overeenkomstig de sturingsfilosofie van het ISV leggen de opgenomen programma’s een verbinding tussen de stads- of ontwikkelingsvisie en de (huidige en toekomstige) projecten en programma’s in de stad en worden de te bereiken doelen geformuleerd, als basis voor periodieke monitoring in het kader van het ISV. Sterk samengevat komt de in dit Ontwikkelingsprogramma weergegeven aanpak neer op het versterken van de aantrekkingskracht van de stad, het versterken van de woonfunctie, het verbeteren van de leefbaarheid en veiligheid en de zorg voor de meest kwetsbaren. Het belangrijkste nieuwe aandachtspunt voor ISV2 is het programma Wonen, Zorg en Welzijn (zie paragraaf 4.2). In DOP2 wordt daarnaast gekozen voor een voortzetting van de aanpak uit DOP1 (waar onder het wijkgericht werken), een verdere verbetering van de omgevingskwaliteit en waar mogelijk een verhoging van het tempo van uitvoering van stedelijke vernieuwingsprojecten. 

 

1.5       Leeswijzer

 

In hoofdstuk 2 staat een sterkte-zwakte analyse van de stad, bezien vanuit de diverse bij de stedelijke vernieuwing in Delft betrokken partners. In hoofdstuk 3 wordt een schets gegeven van Delft in 2015. Het is een toekomstvisie; een beschrijving van het ambitieniveau dat Delft bij de uitvoering van haar programma hanteert. Hoofdstuk 4 vervolgens, beschrijft de drie themaprogramma’s en vier gebiedsgerichte programma’s die Delft wil uitvoeren in de periode 2005-2010 (ISV2), compleet met een overzicht van de te bereiken effecten, die de basis zullen zijn voor de monitoring en verantwoording in ISV2. De bijlagen tenslotte, geven een overzicht van de opgenomen investeringen (bijlage 1), projecten en programma’s (bijlage 2), verslag van de gehouden ISV2 conferentie met lokale partners (bijlage 3), de ISV2 bodemmodule (bijlage 4), bovenlokale afstemming (bijlage 5). Bijlage 6 tenslotte, gaat in op de totstandkoming van het DOP en de verdere procedure.


HOOFDSTUK 2:                       Kansrijk Delft

_________________________________________________________________________________

 

2.1       Inleiding

 

Een belangrijk vertrekpunt voor het Ontwikkelingsprogramma is ook deze keer weer een analyse van sterkten, zwakten, kansen en bedreigingen van Delft. Deze bepalen immers onze ontwikkelingsstrategieën en programma’s voor de komende ISV-periode. Daarbij is vooruitgekeken naar de situatie van de komende vijf jaren. Ten opzichte van het vorige Ontwikkelingsprogramma is er in deze analyse meer aandacht voor de sociale dimensies van ontwikkelingen in Delft.

 

2.2       Sterke en zwakke punten

 

Fysiek sterke punten van Delft zijn:

 

-          De historische allure van de binnenstad, die grotendeels is opgeknapt met onder andere de heringerichte markt en de autoluwe gebieden. Daarnaast verkeren de aanwezige monumenten in vergelijking met andere steden in een relatief goede staat. De binnenstad als totaal draagt in belangrijke mate bij aan het sterke imago en het karakter van Delft.

 

-          Delft kent geen verpauperde wijken. De voorzieningen in de wijken zijn redelijk op orde en goed toegankelijk. In de afgelopen jaren zijn multifunctionele buurtaccommodaties gebouwd, veel speelplekken in overleg met bewoners opnieuw ingericht, veel ondergrondse containers geplaatst en zijn er meerdere 30-km gebieden ingericht. Daarnaast is en wordt door Delft veel geïnvesteerd in groene en blauwe netwerken. Vooral de aantakkingen op het fietspadennet/ groen-blauwe netwerk is een sterk punt.

 

-          Delft is goed bereikbaar met de tram en de trein. Het is een van de weinige gemeenten in Nederland die een tramverbinding heeft met een nabijgelegen stedelijke agglomeratie. De ligging van Delft tussen Den Haag en Rotterdam betekent een strategische positie in de Zuidvleugel van de Randstad. Direct rond de stad bevindt zich niet alleen een recreatief netwerk (Midden Delfland en Delftse Hout), maar ook een wijk als Emerald met duurdere woningen.

 

Sociaal sterke punten zijn:

 

-          De Delftse wijkaanpak is als proces goed op de rails gezet. De samenwerking aan de leefbaarheid in de wijken van bewoners, bedrijven, instellingen en gemeente is goed op gang gekomen. Daardoor zal deze werkwijze kunnen worden voortgezet.  Ook is er sprake van een goede samenwerking in de sportsector, rondom de brede school en met jongeren.

 

-          Delft is een populaire woonstad. Mensen blijken bewust te kiezen voor wonen in deze stad.

 

-          De gemeente heeft ervoor gekozen om een beleidsmatige koppeling te leggen tussen harde en zachte sectoren en beleidsterreinen. Dit is af te lezen uit de versterking voor wijk- en sportverenigingen en een groei van de in de stad aanwezige kinderopvangvoorzieningen en multifunctionele wijkaccommodaties met een breed sociaal- cultureel programma.   Daarnaast voert de gemeente een krachtig armoedebeleid. Het gebruik van regelingen zoals de Delftpas wordt aangemoedigd. Via een speciaal team worden actief huishoudens benaderd die zich financieel onder de armoedegrens bevinden en gewezen op inkomensondersteunende regelingen. Met een integrale aanpak op brede schoolgebied speelt Delft tevens in op maatschappelijke behoeftes en ontwikkelingen, zoals het voorkomen van (onderwijs) achterstanden, een sluitende en kwalitatief goede dagopvang, meer activiteiten in de wijk en een beperking van sociaal-emotionele problematiek. De gemeente Delft zet zich tenslotte samen met diverse partners in om in iedere wijk een gezondheidscentrum te realiseren, dan wel bestaande op te knappen of uit te breiden. Hiermee wordt een tekort aan huis- en tandartsen in  Delft voorkomen, de zorg in de wijk wordt toegankelijker en de Jeugdgezondheidszorg krijgt op wijkniveau vorm.

 

Cultureel en (kennis)economische sterke punten zijn:

 

-          Delft kent relatief veel kennisinstituten, meestal gelieerd aan de alom bekende Technische Universiteit en T.N.O. Het technisch onderwijs is met meerdere onderwijsinstellingen ruim vertegenwoordigd. Ook kennisintensieve bedrijven zijn in ruime mate aanwezig. De broedplaatsfunctie van dit type bedrijvigheid is gestimuleerd door de realisatie van bedrijfsverzamelgebouwen, met name Radex en TU/Rotterdamseweg.  De woon-werk balans is verbeterd ten opzichte van de situatie rond 2000.

 

-          De Delftse opleidingen en onderzoeksinstituten staan vanwege het sterke imago nationaal en internationaal hoog aangeschreven. Dit uit zich onder andere in een groeiende instroom van studenten in de Delftse onderwijsinstellingen, hetgeen een relatief hoog opleidingsniveau van een deel van de Delftse bevolking tot gevolg heeft.

 

-          De voltooiing en de komst van nieuwe winkels en voorzieningen in het Zuidpoortgebied hebben een positieve uitwerking op de rest van de Delftse binnenstad. Een bezoek aan de binnenstad wordt hiermee nog aantrekkelijker.

 

Fysiek zwakke punten zijn:

 

-          Delft kent een eenzijdige woningtypologie. Er is een tekort aan duurdere woningen, weinig aanbod aan grondgebonden (middel)dure koopwoningen en weinig aanbod aan dure huurwoningen. Ook is er een tekort aan goede ouderenwoningen, al of niet met bijpassende zorgvoorzieningen. Daarnaast is er een tekort aan woningen voor starters en pas afgestudeerden en is er onvoldoende woonruimte voor hoger opgeleid personeel. Met name de wijken Buitenhof en Voorhof kennen een eenzijdige woningvoorraad. In delen van de wijk Voorhof (Poptahof en Dirk Costerplein en omgeving) is een overmaat aan gestapelde hoogbouw met woningen met een beperkt woonoppervlak, gelegen aan één ontsluiting. Tenslotte kent Delft in het algemeen weinig ruim opgezette groenstedelijke wijken en woningen. Daarnaast komt vanwege de complexiteit van de opgave de vernieuwing van woonwijken maar langzaam van de grond.

 

-          Delft kent hier en daar enkele tekortkomingen met betrekking tot omgevingskwaliteit. Zo wordt de stad doorkruist in Noord-Zuid richting door de spoorlijn Rotterdam – Delft - Den Haag, door de A13 en door de Schie. De spoorlijn en de A13 veroorzaken (toenemende) geluidshinder in en rond de aangrenzende woningen. De binnenstad kent bovendien een excentrische ligging ten opzichte van de rest van de stad.   Tenslotte behoeft de inrichting van het openbaar gebied en het beheer van gebouwen hier en daar verbetering.

 

Sociaal zwakke punten zijn:

 

-          Een aantal wijken kent geen goede mix van bewoners met een verschillende sociaal-economische positie.

 

-          In enkele buurten (Voorhof-Poptahof, Voorhof-Zuidoost, Buitenhof-Gilliswijk) doen zich sociale problemen voor. De sociale samenhang in die buurten staat onder druk. In sommige wijken, waaronder de binnenstad wordt, het als een gemis ervaren dat er te weinig ruimte is voor jongeren.

 

In cultureel en kennis/economisch opzicht zwakke punten zijn:

 

-          De huisvesting en voorzieningen voor studenten blijven volgens deskundigen achter bij de vraag. Zo is er bijvoorbeeld geen ontmoetingscentrum voor Nederlandse en buitenlandse studenten. Delft kent daarnaast nog niet voldoende tussenvormen tussen wonen en een hotelvoorziening: short stay housing.

 

-          De binnenstad kent nog te weinig kwaliteitsdetailhandel in vergelijking met andere middelgrote steden. Dit heeft te maken met een beperkte regionale functie van de stad.

 

-             De werkgelegenheid in de stad kan beter. Delft kent in verhouding bijvoorbeeld weinig kleinschalige productiebedrijven met een hoog kennisniveau en mist een goed 4 sterren congreshotel nabij de binnenstad. Wegens het gebrek aan ruimte en voorzieningen zijn in de afgelopen periode een aantal doorgroeiende bedrijven naar elders verhuisd. Voorts blijft in Delft de activering van langdurig ingeschreven werkzoekenden de nodige aandacht verdienen.

 

2.3       Kansen en bedreigingen

 

Delft is ook een zeer kansrijke stad.

 

Fysieke kansen zijn:

 

-          De stad Delft is compact. Alles is daardoor bereikbaar, dus niet ver van elkaar gelegen. Door de aanwezigheid van voorzieningen en de binnenstad is sprake van een goede concurrentiepositie ten opzichte van de omringende Vinex-gebieden. Tenslotte vormen de opgeknapte binnenstad, een verdere uitbouw van nabijgelegen recreatieve voorzieningen direct grenzend aan de zuidkant van Delft en het opnieuw promoten en verder vormgeven van Delft als fietsstad nieuwe kansen voor de vergroting van de leefbaarheid.

 

-          Delft kent de komende jaren vele kansen voor herontwikkeling van gebieden in de stad. Door deze kansen te benutten, kunnen tekorten op de woningmarkt worden verminderd, zoals het tekort aan woningen voor hoger opgeleid personeel van kennisintensieve bedrijven en het tekort aan ouderenwoningen al of niet met zorgvoorziening. Daarnaast kan door deze herontwikkeling de gewenste doorstroming op gang komen en ondergaat de stad de noodzakelijke vernieuwing. 

 

-          Het in wijken aanwezige voorzieningenniveau (buurtaccommodaties, Brede School, gezondheidscentra, winkels, scholen etc.) biedt kansen voor leefbare buurten. Dit vormt een goede basis voor een verdere doorzetting van de wijkaanpak.

 

Sociale kansen zijn:

 

-          Vergroting van de betrokkenheid van bewoners bij hun directe woon- en leefomgeving is een kans. Hiervoor is het  benutten van de aanwezige sociale infrastructuur belangrijk. Ook is het noodzakelijk deze infrastructuur te versterken op een aantal punten. Daarbij kan gedacht worden aan de verdere ontwikkeling van wijkinformatiepunten en het opzetten en uitvoeren van kunstprojecten. Een versterking van de betrokkenheid wordt ook verwacht van het bouwen van woningen aan de bovenkant van de woningmarkt, omdat daarmee een wooncarrière in Delft mogelijk blijft. De ontwikkeling en uitvoering van kleinschalige herstructureringsprojecten kan tenslotte ook kansen bieden voor ‘duurzame’ sociale structuren, omdat niet iedereen verhuist en nieuwe bewoners gemakkelijker opgenomen worden in de bestaande sociale structuren.

 

-          Daar waar zich in buurten sociale problemen voordoen, kunnen wijzigingen in de woningdifferentiatie nieuwe kansen op sociaal terrein bieden.

 

Culturele en kennis-economische kansen zijn:

 

-          Kennisinstituten en –bedrijven als motor. Het concept voor het Technopolis Innovation Park en het Delfts Cluster (TNO/ TU/ kennisbedrijven) wordt in dit verband gezien als de belangrijkste kans voor Delft in de komende jaren. De relatief hoog opgeleide beroepsbevolking is een belangrijk gegeven in het kader van Delft Kennisstad. Onderwijs is dan ook een belangrijke succesfactor: van basisonderwijs t/m hoger beroepsonderwijs. Door de vestiging van kleinschalige bedrijven met een hoog kennisniveau in Technopolis in het TU-Zuid gebied wordt de Delftse economie en de werkgelegenheid gestimuleerd.

 

-          Er liggen ook andere kansen voor extra economische ontwikkeling in Delft. Het aanboren van extra bestedingen door bewoners van de rond Delft gelegen Vinex-wijken bijvoorbeeld, kan een kans bieden voor een groter draagvlak van de winkels in de Delftse binnenstad. Op het gebied van toerisme zijn extra entertainmentactiviteiten mogelijk. Daarnaast vormen infrastructurele projecten kansen voor extra economische ontwikkeling. De vestiging van nieuwe, op landelijk niveau opererende bedrijven in de dienstverleningsector geldt tenslotte ook als kans.

 


Delft kent echter ook een aantal bedreigingen:

 

Fysieke bedreigingen zijn:

 

-          Een gebrek aan nieuwe woningbouwlocaties waardoor de huidige kwantitatieve en kwalitatieve tekorten verder toenemen en ongewenste neveneffecten ontstaan[2]. Met name een verder uitstel van de Spoorzone zou hieraan bij kunnen dragen. Een algehele veroudering en een afname van de woon- en markttechnische kwaliteit van de woningvoorraad en woonomgeving en het afhaken van investeerders zou hiervan het gevolg zijn. Verder kan ook een te grote verdichting van bepaalde delen van de stad een bedreiging vormen voor de leefbaarheid in het algemeen. Op langere termijn tenslotte, wordt door de Delftse corporaties de dreigende leegstand van appartementencomplexen met 4 woonlagen zonder lift gezien als bedreiging gezien omdat deze in de toekomst mogelijk niet meer (geheel) aansluiten bij de vraag.

 

-          De toenemende automobiliteit heeft naast positieve ook negatieve gevolgen voor de bereikbaarheid van de stad, voor de aanwezige luchtkwaliteit en voor de geluidsniveaus. Anders gezegd: door de autonome groei van het autobezit en –gebruik ontstaat een steeds grotere druk op de leefbaarheid in het algemeen en op de parkeerdruk in woongebieden in het bijzonder. Daarnaast kan een verminderde bereikbaarheid in het algemeen een negatief effect hebben op de vestiging van nieuwe bedrijven. 

 

-          Door de hoge parkeernormen wordt de bouw van nieuwbouw van woningen in bestaand stedelijk gebied zonder betaald parkeren financieel bemoeilijkt. Verder wordt de exploitatie van het net van stadsbuslijnen in het algemeen steeds moeilijker financierbaar waardoor in het uiterste geval lijnen zullen moeten worden opgeheven.

 

Sociale bedreigingen zijn:

 

-          De algemeen landelijke trend van individualisering is ook voelbaar in Delft. Dit geldt ook voor de groei in onveiligheidsgevoelens van de burgers in Delft. De onveiligheidsgevoelens hebben bijvoorbeeld betrekking  op het station Delft en omgeving en op station Delft-Zuid. Ook in de wijken zelf voelen mensen zich soms onveilig. Tenslotte wordt de mogelijke ‘import’ van de grootstedelijke problemen uit de nabijgelegen grote steden Rotterdam en Den Haag als een bedreiging ervaren.

 

-          Tekorten aan opvang en werk hebben negatieve sociale gevolgen. Daarom is het van groot belang tegemoet te komen aan de toenemende vraag naar voorzieningen voor ouderen en voldoende doorstromingsmogelijkheden en voldoende opvang voor kansarme burgers in psychische nood en isolement te realiseren.  Met het stimuleren van de kenniseconomie moet opgelet worden dat laagopgeleiden voldoende aansluiting houden op de arbeidsmarkt. Ook voor deze groep dienen voldoende kansen op de arbeidsmarkt gecreëerd te worden.

 


Culturele en kennis-economische bedreigingen zijn:

 

-          Het draagvlak van de Delftse winkelvoorzieningen kan onder druk komen te staan bijvoorbeeld door te weinig kopers met een middelhoog of hoger inkomen. Een mogelijke verschraling van het aanbod van winkels in de  binnenstad kan het gevolg zijn. Hierdoor kan de centrumfunctie van Delft worden aangetast. Door autonome economische ontwikkelingen (lagere bestedingen en hogere vereiste vloerproductiviteiten) komt daarnaast het draagvlak van buurtwinkelcentra onder druk te staan waardoor leegstand dreigt. 

 

-          Er kan zich een tekort aan voorzieningen voor ‘kenniswerkers’ voordoen. De kans bestaat dat studenten afhaken doordat in Delft te weinig voorzieningen voor hen aanwezig zijn. Met name speelt hier het dreigend gebrek aan huisvestingsmogelijkheden voor studenten. Verder wordt als bedreiging gezien dat het hoger personeel van kennisintensieve bedrijven en onderwijsinstellingen naar elders uitwijken als blijkt dat voor hen in of rondom Delft te weinig huisvestingsmogelijkheden zijn.

 

-          Problemen met aantrekken van nieuwe bedrijvigheid. In de kantorenmarkt is momenteel vanwege het slechte economische klimaat een zekere overcapaciteit. De mogelijke concurrentie tussen Technopolis en het Rotterdamse Schieveen in de strijd om kennisintensieve bedrijven wordt daarnaast gezien als een potentiële bedreiging. Tenslotte kunnen bedrijven ook afhaken vanwege bijvoorbeeld een te geringe bereikbaarheid en/of te beperkte huisvestingsmogelijkheden van hoger personeel. 

 


HOOFDSTUK 3:                                   Delft in 2015

_________________________________________________________________________________

 

In dit hoofdstuk wordt een toekomstbeeld van Delft geschetst. Dit wordt gedaan aan de hand van een beschrijving van ambities die per themagebied in de periode tot 2015 gesteld worden. Er worden drie themaprogramma’s onderscheiden: kennis, economie en cultuur, duurzaamheid, en wonen en samenleven. Deze programma’s worden in hoofdstuk 4 beschreven en betreffen de periode 2005 -2010. Het toekomstbeeld kan gezien worden als een samenvatting van de ‘stadsvisie’ en is inhoudelijk gebaseerd op de destijds vastgestelde Ontwikkelingsvisie Delft 2025 en op de toekomstvisie van het Delfts Ontwikkelingsprogramma voor de eerste ISV-periode.

 

3.1       Delft 2015: ambities kennis, economie en cultuur

 

1.                   Delft kent een complementaire positie tussen steden in de Randstad binnen het concept van de “Kennisalliantie Zuid-Holland” en de “Zuidvleugel”. Via een profilering als moderne kennisstad met een gave historische kern heeft Delft een duidelijke positionering binnen het stedelijk netwerk in de regio gekregen. Delft onderscheidt zich daardoor ook ten opzichte van steden als Den Haag en Rotterdam. Delft is een goed functionerende stad met de schaalvoordelen van een middelgrote stad zonder de nadelen van een grote stad;

2.                   In 2015 is er voldoende kleinschalige bedrijvigheid in wijken en langs belangrijke stedelijke routes. De vestiging van bedrijven, die weinig of geen milieuhinder veroorzaken (categorie 1 en 2) is  gestimuleerd in dynamische wijken zoals TU-noord en Westerkwartier en in Tanthof aan de rand van de wijk. Op stedelijk niveau is het aantal werkers vanuit huis  toegenomen. In 2015 bestaan er voldoende werkgelegenheidsmogelijkheden voor de beroepsbevolking;

3.                   Er is zo min mogelijk sprake van ‘weglek’ van bewoners en/of bedrijven naar andere gebieden, omdat er in Delft een veelheid is aan moderne bedrijvigheid, goede woongelegenheid, goede voorzieningen en een goed opgeleide beroepsbevolking;

4.                   Delft is in 2015 bekend als cultuur- en historische stad en voorziet in voldoende mate in vestigingsvoorwaarden van zoveel mogelijk vormen van kunst (waar onder architectuur) en cultuur en is tevens een broedplaats voor de kunstsector;

5.                   In 2015 heeft een verdere uitbouw van de broedplaatsfunctie van Delft plaatsgevonden, gericht op nieuwe bedrijvigheid en technieken en op nieuwe woonvormen. Zo is onder meer het concept van Technopolis in relatie tot de TU en TNO verder uitgedragen. Delft is daarnaast de vindplaats van enkele unieke Nederlandse kennisclusters;

6.                   De binnenstad is levendig en bruist en is ‘de huiskamer van stad en regio’. De kwaliteit van de binnenstad is op peil gebleven via een beleid dat gericht is op beheer, onderhoud en handhaving. Er is geen (noemenswaardige) leegstand in de winkels; er is veel ‘te doen’. Toerisme floreert en er zijn voldoende culturele voorzieningen en activiteiten van relatief hoog niveau. Veel toeristen en kopers uit omliggende gebieden voelen zich aangetrokken door winkels en evenementen. Een versterking van de centrumfunctie heeft plaatsgevonden. Het tot woningen verbouwen van opslagruimten boven winkels heeft tenslotte bijgedragen aan de leefbaarheid en veiligheid in de binnenstad.

 

3.2       Delft 2015: ambities duurzaamheid

 

1.                   Delft is een compacte stad met goede verbindingen tussen delen van de stad. Verankering aan het bovenregionale netwerk - in het bijzonder de VINEX-locaties - heeft plaatsgevonden; Daarnaast is verdichting en intensief ruimtegebruik  gerealiseerd en heeft waar mogelijk verdunning plaatsgevonden, bijvoorbeeld bij herstructurering om groen, water in de wijk te brengen;

2.                   Door uitvoering van het Klimaatplan op alle beleidsterreinen is  in 2015 een ruime bijdrage geleverd aan duurzaam bouwen, energiebesparing en NOx-reductie en aan de CO²-reductie. Zo wordt het opnieuw gebruiken van restwarmte van DSM Gist ten behoeve van wijkverwarming in wijken  als kans benut. Met betrekking tot luchtkwaliteit en geluidhinder van de A13 voldoet Delft in 2010 aan de in het Besluit Luchtkwaliteit genoemde normen en als deze niet worden gehaald, zal Delft zich inspannen om beperkende maatregelen te doen treffen.

3.                   Water en ecologie: Verbetering van watersystemen (integraal waterbeheer en natuurvriendelijke oevers en kades) vindt bij herontwikkeling plaats. Realisatie van een aantal stadsecologische zones met vergroting en verbetering van recreatieve mogelijkheden heeft plaatsgevonden. Daarnaast zijn ecologische zones in nieuwe of te herontwikkelen gebieden verbonden met bestaande ecologische zones in de rest van de stad. Ten slotte is de natuurkwaliteit van het stedelijk groen in kaart gebracht en is voldoende duurzame boombeplanting ontwikkeld en in stand gehouden;

4.                   Het vastleggen en benutten van de cultuurhistorische waarden van te herstructureren gebieden heeft bijgedragen aan een verduurzaming van de  stad;

5.                   Op het gebied van verkeer en vervoer zijn openbaar vervoer, fietspaden en parkeer- en stallingsvoorzieningen voor auto en fiets in stand gebleven, verbeterd en waar mogelijk uitgebreid. De ambitie is hierbij dat Delft in 2015 een goed functionerend regionaal hoofdnet kent van tram (lijn 1 en 19) en trein, aangevuld met vraaggestuurde taxi-busvoorzieningen. Ook behoort Delft weer tot de top 3 van ‘fietssteden’ in Nederland, door onder andere een fietsinfrastructuur met een hoog comfort- en kwaliteitsniveau en in zoveel mogelijk wijken (sociaal) veilige routes voor kwetsbare verkeersdeelnemers zoals kinderen en ouderen. Er is een volledig en goed uitgerust netwerk van fietspaden en oversteekvoorzieningen en er zijn voldoende fietsenstallingen in woonwijken, nabij de stations en in de binnenstad. Daarnaast hebben er een of meerdere ‘pilots’ op fietsgebied plaatsgevonden. Tenslotte heeft verfijning van het autoluw+ beleid in de binnenstad plaatsgevonden en de realisatie van extra gebouwde parkeervoorzieningen dan wel voldoende parkeermogelijkheden in de openbare ruimte waarbij voldoende omgevingskwaliteit als randvoorwaarde geldt.

 

3.3               Delft 2015: ambities wonen en samenleven

 

1.                   Verbreden van de variëteit in woningaanbod en woonmilieus, zodat er voor de Delftse bewoners meer te kiezen valt. Dit betekent het vergroten van de woningdifferentiatie in de bestaande woningvoorraad. Zo bestaat een substantieel deel van de woningvoorraad anno 2015 uit veranderbare woningen met een herkenbaar adres, een straat met stoep en in een goed te beheren en aantrekkelijke woonomgeving. Door de realisatie van uitbreidingslocaties wordt voldaan aan de vraag naar kwaliteit van woningen en woonmilieus. Functieveranderingslocaties dragen bij aan de grotere verscheidenheid van het woningaanbod. In de aanpak van gebieden met grootschalige galerijflats als (nagenoeg) enige woningsoort is tenslotte ook een belangrijke slag gemaakt.

2.                   Via de wijkaanpak is een bijdrage geleverd aan een schoon, heel, veilig, gevarieerd en duurzaam leefklimaat voor bewoners, werkenden en bezoekers;

3.                   Er zijn voldoende sport- en recreatiemogelijkheden (sportvelden, zwembad Kerkpolder, Delftse Hout) in of in de buurt van Delft, die qua inrichting, ontsluiting en bereikbaarheid zoveel mogelijk zijn afgestemd op het gebruik ervan;

4.                   Op wijkniveau zijn goed gesitueerde en gebruikte voorzieningen op het gebied van  welzijn, zorg, onderwijs, kinderopvang en buurt-onderwijs-sport gerealiseerd. Voor alle wijken zijn bijvoorbeeld wijkwebsites [HP1] en wijkservice- of informatiepunten gerealiseerd. Buurt- en wijkwinkelcentra zijn zoveel mogelijk in stand gehouden en in alle wijken zijn gezondheidscentra en buurtaccommodaties aanwezig. Dit aanbod aan voorzieningen draagt in algemene zin bij aan het goed ‘samenleven’ van burgers.

5.                   In wijken en buurten is voldoende omgevingskwaliteit gerealiseerd. De openbare ruimte en het groen is op een hoger kwaliteitsniveau gebracht door de (her)ontwikkeling van gebieden in het kader van stedelijke vernieuwing, door het intensiveren van het dagelijks beheer en onderhoud en door werkwijzen (inclusief handhaving) onderling af te stemmen. Herinrichting is minimaal uitgevoerd volgens het niveau dat vastgelegd is in de Delftse handboeken ‘Openbare Ruimte Binnenstad’ en ‘Stad’. Bovendien is bij de herinrichting van de openbare ruimte voldoende rekening gehouden met de aangrenzende bebouwing of directe omgeving, dus met identiteit, maar ook met het wijkgericht werken, een functionele indeling, veiligheid en met onderhoudseisen. Met een kwaliteitsimpuls is de herkenbaarheid, toegankelijkheid, veiligheid, maar ook de toekomstwaarde van de openbare ruimte verbeterd. Ook is en wordt door woningcorporaties en andere eigenaren van panden voldoende aandacht besteed aan onderhoud en beheer van de directe omgeving van gebouwen.

HOOFDSTUK 4:                                   De programma’s 2005-2010

________________________________________________________________________

 

Om de voor 2015 geformuleerde ambities te bereiken worden 3 themaprogramma’s en 4 gebiedsgerichte programma voor de periode 2005-2010 voorgesteld. De onderlinge verbanden tussen deze twee soorten programma’s waarborgen de beoogde samenhang binnen het Ontwikkelingsprogramma.

 


Themaprogramma’s:

 

 

Gebiedsgerichte programma’s:


Hieronder wordt een overzicht van de programma’s in beeld gebracht:

 

 

Elk programma bestaat uit een aantal deelprogramma’s. In dit hoofdstuk worden de programma’s en deelprogramma’s op hoofdlijnen beschreven. Het zijn zonder uitzondering voortzettingen en actualisaties van reeds in ISV1 in gang gezette programma’s en projecten. Omdat het in het DOP gaat om de hoofdlijnen van het te voeren beleid wordt er kortheidshalve per deelprogramma een overzicht gegeven van relevante beleidsstukken. Vervolgens wordt een overzicht gegeven van de met de uitvoering van de programma’s in 2010 te bereiken effecten. Deze effecten vormen de basis voor de verplicht uit te voeren jaarlijkse ISV-monitor waarmee zonodig een jaarlijkse bijsturing van ons beleid via de Meerjarenraming ISV, kan plaatsvinden. De te bereiken effecten zijn zoveel mogelijk ‘haalbaar’ en ‘meetbaar’ geformuleerd, waarbij naast het ISV2 beleidskader[3] ook het beschikbaarheidscriterium is meegewogen. Het hoofdstuk wordt tenslotte afgesloten met een overzicht van de naar verwachting met de programma’s gemoeide kosten en de verdeling daarvan over de bij stedelijke vernieuwing betrokken partners volgens het format dat het ministerie VROM voor ISV2 heeft vastgesteld.

 

De uitvoering telt. Het afmaken van reeds in gang gezette programma’s en projecten is dus belangrijk. Dat betekent voor ons dat er vooruitgang geboekt moet worden op het concrete niveau van projecten en deelprojecten die in bepaalde gebieden van de stad ontwikkeld zijn en uitgevoerd moeten worden. Minder beleid, meer uitvoering dus en een vooruitgang, die bijdraagt aan het bereiken van de geformuleerde doelstellingen.

 


4.1       Themaprogramma Kennis, economie en cultuur

________________________________________________________________________

 

 

Sinds 1995 is “Delft Kennisstad” leidend voor de stadsstrategie en het economisch beleid van de gemeente. In het kader van de profilering van Delft in de regio is het thema Delft Kennisstad zeer belangrijk. De inzet van Delft is om technologisch onderzoek en de productie van kennis en hoogwaardige producten te bevorderen en daarmee nieuwe bedrijven en werkgelegenheid mogelijk te maken. De gemeente tracht in samenwerking met het bedrijfsleven het ‘kennisprofiel’ van de stad te bevorderen. De met dit themaprogramma nagestreefde ambities staan vermeld in paragraaf 3.1[HP2] . Het themaprogramma wordt hieronder uitgewerkt in een aantal deelprogramma’s.

 

Deelprogramma a: bedrijfsterreinen en kantoren

 

Voor een in economisch opzicht vitale stad is het nodig dat in voldoende mate kan worden voorzien in de lokale vraag naar bedrijfs- en kantoorruimten. Voor reguliere soorten van bedrijvigheid worden vanaf 2006 enkele locaties in de Harnaschpolder op de markt gebracht. Het gaat daarbij in totaal om netto circa 54 ha, verdeeld over een hoogwaardig, modern en gemengd segment. De ontwikkeling en uitgifte vinden plaats in samenwerking met de gemeenten Den Haag en Midden Delfland. Om tegemoet te komen aan de vraag van Delftse bedrijven vanaf 2010 wordt in het kader van het regionale bedrijfsterreinenbeleid met het Stadsgewest Haaglanden en met buurgemeenten tijdig relevant aanbod ontwikkeld. Daarnaast kan bij toekomstige herstructurering van het  bestaande bedrijventerrein Schie-oevers ook ruimte vrij komen voor nieuw te vestigen bedrijven. Voor kantoren is momenteel voldoende aanbod aan beschikbare kantoorpanden (circa 35.000 m2 bruto vloeroppervlak). Daarnaast zijn er plannen om de komende jaren kantoren bij NS station Delft Zuid te realiseren (circa 30.000 m2 bvo, zie gebiedsgericht programma TU-gebied en Schie-oevers) en na 2010 bij het NS station Delft (circa 50.000 m2 bvo, zie gebiedsgericht programma Spoorzone). In de periode 2010-2015 wordt vooralsnog gestreefd naar een toevoeging van gemiddeld 10.000 m2 kantoren per jaar. Dit deelprogramma is afgestemd op regionale afspraken rond de Kantorenstrategie, het DÉCOR uitwerkingsprogramma 2003-2005 en regionale afspraken over de ontwikkeling van bedrijventerreinen. Bij het realiseren ervan zet Delft meer dan voorheen in op actieve acquisitie. Voor ondersteunende infrastructurele maatregelen tenslotte, nodig voor de bereikbaarheid van kantoren en bedrijven, wordt kortheidshalve verwezen naar deelprogramma e, ‘openbaar vervoer en wegen’, van het themaprogramma Duurzaamheid (zie paragraaf 4.3).

               

Verwijzing naar relevante beleidsstukken:

            Nota Delft Kennisstad (1998), nota De Economie van Delft: op weg naar 2015 (2004), nota            economische parameters (2004).

 

Deelprogramma b: Innoverend midden en kleinbedrijf

 

De kenniseconomie (techniek, Research & Development, nieuwe diensten, organisatie en marktontwikkeling) krijgt primair gestalte in steden en stedelijke regio’s waarin kennisinstellingen, bedrijvigheid en arbeidsmarkt gevestigd zijn. Mits de hiervoor benodigde infrastructuur op orde is, liggen hier bij uitstek de mogelijkheden voor innovatie en vergroting van de concurrentiekracht. In dit kader is en worden in Delft projecten en initiatieven van burgers, bedrijven en organisaties gestimuleerd. Onderdeel hiervan vormt het aanbieden van huisvesting voor startende bedrijven in bedrijfsverzamelgebouwen zoals BTC en Radex. Daarnaast worden particuliere initiatieven gestimuleerd om bedrijvencentra voor jonge (innovatieve) ondernemers en bedrijven te realiseren en worden ondernemersnetwerken (waar onder ook het allochtone business-netwerk) ondersteund. Tenslotte wordt bij de ontwikkeling van het Technopolis Innovation Park gestreefd naar de realisatie van faciliteiten voor ‘doorstartende’ ondernemers, tijdelijke huisvesting, laboratoria en zogenaamde ‘cleanrooms’.

               

Verwijzing naar relevante beleidsstukken:

            Nota Delft Kennisstad (1998), nota De economie van Delft: op weg naar 2015 (2004), nota economische parameters (2004), regionale Structuurvisie detailhandel.

 

Deelprogramma c: Wijkeconomie

 

De leefbaarheid van wijken wordt onder andere bevorderd door het in samenwerking tussen betrokken partners realiseren van verbeterprogramma’s voor commerciële en niet-commerciële voorzieningen. Daarnaast moet de economie in wijken worden gerevitaliseerd of gestimuleerd. Het zoveel mogelijk stimuleren van winkels, bedrijven en werkgelegenheid maakt dan ook onderdeel uit van de herstructureringsaanpak. Verder is en wordt in alle bestemmingsplannen in Delft vanaf 1997-1998 ruimte gecreëerd voor kleinschalige (niet overlastgevende) huisgebonden bedrijvigheid. Bij de ontwikkeling van de destijds in de Ontwikkelingsvisie Delft 2025 aangegeven ‘ruggengraten’ wordt ook rekening gehouden met ruimtelijke mogelijkheden voor (kleine) bedrijven en kantoren. Daarnaast is een beleid ontwikkeld, dat het functioneren van buurtwinkelcentra in wijken ondersteunt. Dit gebeurt  door het optimaal inrichten van de omgeving dan wel het subsidiëren van vernieuwing van winkels via de subsidieregeling Steun Bedrijven Stadsvernieuwing. Voor detailhandel en horeca zijn en worden tenslotte diverse programma’s in het kader van het Binnenstadsmanagement gerealiseerd (zie gebiedsgericht programma binnenstad).   

               

Verwijzing naar relevante beleidsstukken:

            Nota Wijkeconomie/ buurtwinkelcentra (2003), Nota brancheringsbeleid Binnenstad          (2003), nota Delft Monitor Binnenstad (2004)

 

Deelprogramma d: Arbeidsmarkttoetreding

 

De Delftse arbeidsmarkt wordt voor een belangrijk deel ingekleurd door het feit dat Delft een kennisstad is. Het werklozenbestand van de stad bestaat voor een belangrijk deel uit laag opgeleiden, terwijl de arbeidsmarkt vooral ruimte biedt aan hoog opgeleiden. De studentenpopulatie zorgt voor enige verdringing op de arbeidsmarkt met name in horeca en de toerismebranche. Daarnaast zijn laagopgeleiden vaak aangewezen op werk in de eigen gemeente en is het percentage laagopgeleiden onder de Delftse werkzoekenden bovengemiddeld. Binnen het werkgelegenheidsbeleid is het daarom van extra belang banen te creëren voor laagopgeleiden. Delft Kennisstad levert voor laag opgeleide werklozen overigens ook kansen op. Hierbij moet met name gedacht worden aan groeimogelijkheden in laagdrempelige sectoren als beveiliging en schoonmaak. Voor een optimale werking van de lokale arbeidsmarkt wordt een zeer nauwe samenhang gezocht tussen de Delftse ketenpartners inzake arbeidstoeleiding, waarbij met name het Centrum voor Werk en Inkomen, de uitvoeringsorganisaties voor gesubsidieerde arbeid en sociale werkvoorziening, het regionaal opleidingscentrum en lokale werkgelegenheidsprojecten zoals het kringloopbedrijf betrokken zijn. Middels de Werkagenda, een project waarmee de producten van deze partners beter op het bedrijfsleven worden afgestemd, wordt de samenhang tussen deze ketenpartners verder versterkt en gepromoot. Middels het Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid Haaglanden wordt daarnaast een stimulans gegeven om een regionaal werkgelegenheidsbeleid te ontwikkelen, waarbij met name een sectorale aanpak centraal staat. Kansen liggen hier vooral in de tuinbouwsector. Tenslotte streeft Delft naar een betere aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. Hierbij worden projecten ingezet om het bedrijfsleven nauwer te betrekken bij het onderwijs, maar ook om laagopgeleid personeel na instroom mogelijkheden te verschaffen zich verder te ontwikkelen en te scholen.

 

 

                Verwijzing naar relevante beleidsstukken:

            Nota Beleidsplan Werk en Inkomen (2004)

 

Deelprogramma e: Toerisme, Cultureel erfgoed en monumenten

 

Dit deelprogramma heeft te maken met de profilering en identiteit van Delft ten opzichte van andere steden in de regio. Belangrijke exponenten van het nationaal cultureel erfgoed zijn immers in Delft te vinden. Cultureel erfgoed beslaat een heel scala aan onderwerpen. Archeologie en monumenten behoren ertoe, evenals archieven en museale collecties, stedenbouwkundige structuren en stads- en dorpsgezichten. Maar ook podia, ateliers, (landschaps)architectuur, stedenbouw, en kunst in de openbare ruimte maken er onderdeel van uit. [HP3] De komende jaren neemt het aantal gemeentelijke monumenten toe tot circa 930 per 1-1-2010, waarbij ook de gebieden buiten het historisch centrum aandacht krijgen. Ook in de ISV2 periode wordt verbetering van monumenten, gevels en stoepen voortgezet. Het monumentenbeleid stoelt op de vier pijlers: inventariseren, beschermen, instandhouden en kennis delen. Om de waarde te bepalen en eventueel behoud, bescherming of herstructurering van wederopbouwarchitectuur en stedenbouw mogelijk te maken, is inventariserend veld- en literatuuronderzoek noodzakelijk. Dit zal worden uitgevoerd in 2005/2006 waarna bepaald kan worden welke gebouwen en gebieden (buiten het historische centrum) beschermd en in stand gehouden moeten worden. De resultaten van de inventarisatie worden tevens gebruikt bij herstructurering van de bestaande woningvoorraad en bij kwaliteitsverbetering van bestaande woningen. Het aspect “kennis delen” wordt gerealiseerd door het ontsluiten van de cultuurhistorische informatie over monumenten middels de cultuurhistorische kennisbank. Het Gemeentearchief bouwt in samenwerking met Archeologie, Gemeentemusea en Monumenten een historisch geografisch informatiesysteem. Dit bevat gegevens over eigenaren, gebruik, waarde en bebouwing van alle Delftse percelen vanaf de late middeleeuwen. Op basis van de kennisbank zijn en worden voor diverse Delftse buurten websites gebouwd waarop het erfgoed en de geschiedenis zijn ontsloten (Agnetapark, Stationsbuurt, Rotterdamseweg, Poptahof). Dit geeft een buurt een identiteit en vormt een kader voor de verhalen in en over de buurt. Die verhalen worden gebruikt voor eigentijdse wervende presentaties in samenwerking met Delftse bedrijven, speciaal om extra profilering te geven aan de ontwikkeling van een of meerdere culturele stedelijke zones, te weten: Rotterdamseweg/Gelatine, Agathaplein, Bacinol/Kalverbos, Zuidpoort en de oude stadspoorten. Ambities op het gebied van toerisme/stadsmarketing tenslotte, zijn het verbeteren van de dienstverlening aan de toerist en het toeristisch bedrijfsleven, het (verder) ontwikkelen van het toeristisch product Delft, het optimaal benutten van de aantrekkingskracht en het imago van Delft als ’shopstad’ en het stimuleren van netwerkvorming. Toerisme en stadsmarketing worden uitgewerkt in het kader van het gebiedsgericht programma binnenstad.

 

                Verwijzing naar relevante beleidsstukken:

            Nota Cultureel Erfgoed (2004), Nota Monumentenzorg Delft (2004), Nota Culturele Planologie Delft (2004), nota Bezoekersmanagement e/o evenementenbeleid (2004)


4.2       Themaprogramma Wonen/ samenleven

________________________________________________________________________

 

De ambities die met dit themaprogramma worden nagestreefd  zijn beschreven in paragraaf 3.3. Kort samengevat geldt de ambitie om gezamenlijk met lokale partners (corporaties, ontwikkelaars, bouwers, organisaties van woonconsumenten) een optimale ontwikkeling van het wonen in Delft en een schone, hele en veilige stad te realiseren.

 

Deelprogramma a:  Herstructurering woonwijken

 

De uitvoering van herstructureringsplannen blijkt – ook in Delft – trager te verlopen dan verwacht. Dit heeft velerlei oorzaken. Herstructurering van de naoorlogse wijken en buurten blijft desondanks van groot strategisch belang voor Delft. Delft kent immers nog steeds geen verpauperde wijken, maar deze bedreiging is er wel als de woningmarkt ontspant. Daarnaast kunnen de toenemende kwalitatieve en kwantitatieve tekorten en de eenzijdige woningtypologie in Delft door herstructurering moeten worden aangevuld of doorbroken. Daarom blijft Delft samen met de corporaties de komende periode inzetten op:

 

q       Het beter laten aansluiten van de bestaande woningvoorraad op de gevraagde woonkwaliteiten door woningen aan de markt te onttrekken die niet meer voldoen, woningen aan te passen, te verbeteren, toe te voegen of te vervangen;

q       Een gedifferentieerd woningaanbod in wijken en buurten door bij herstructureringsprojecten en functieveranderingslocaties afhankelijk van projectspecifieke omstandigheden het gewenste woningaanbod en woonmilieu te realiseren.

 

Verwijzing naar relevante beleidsstukken:

Dit deelprogramma wordt verder uitgewerkt in de ‘Woonvisie Delft’ van de gezamenlijke corporaties en in de nota ‘Toekomstvisie omvang woningvoorraad Delft’ van de gemeente Delft. Zie verder de Regionale woonvisie Haaglanden (2003)

 

Deelprogramma b: Differentiatie woonmilieus

 

De Delftse wijken kennen qua woningtype en woonmilieu momenteel ‘veel van hetzelfde’. Als Delft in de toekomst ook aantrekkelijk wil blijven, is het dus goed om te blijven streven naar een verdergaande differentiatie van woonmilieus. Dit kan worden bereikt door in te zetten op:

 

q       Het toevoegen van woonkwaliteit door woningverbetering, extra grondgebonden woningen in de duurdere prijsklassen, meer ouderenhuisvesting al of niet in combinatie met zorg maar ook door nieuwe woonmilieus te realiseren of de bestaande kwaliteiten van woningen en woonomgeving daartoe aan te passen en te verhogen;

q       Minder eenzijdige buurten met meer identiteit en keuzemogelijkheden dus voldoende aanbod van woningen in een groen tuinstedelijk milieu (ruime grondgebonden gezinswoningen in het groen) en in het woonmilieu van de stadswijk (stadswoningen, ruime appartementen, woonwerkappartementen);

q       Voldoende huisvesting voor hoogopgeleide en financieel draagkrachtige werknemers van kennisintensieve bedrijven en instellingen;

q       Het meer in relatie brengen van aantal huur- en koopwoningen met de vraag in Delft en in de regio, door uitbreiding van het aantal koopwoningen in het middeldure en duurdere prijssegment en nieuwbouw in de sociale sector in principe in omvang te beperken tot een niveau dat slechts voorziet in de Delftse woningbehoefte. Hierbij geldt wel als randvoorwaarde het gemiddeld totaalcijfer 30% sociaal per 2015 (incl. ingrijpende woningverbetering), conform de regionale Woonvisie Haaglanden.

q       Een substantieel deel van de woningvoorraad bestaat in 2015 uit veranderbare woningen met toekomstwaarde. De eisen van het ‘aanpasbaar bouwen’ worden hierbij gehanteerd.

q       De nieuw te bouwen wijken wordt gericht gebouwd voor een gedifferentieerde bevolkingssamenstelling wat betreft afkomst, leeftijd en inkomen. Delft is een multiculturele stad waar de spreiding van autochtonen en niet-westerse allochtonen niet gelijk verdeeld is over de stad. Zonder ingrijpen zal deze ruimtelijke segregatie toenemen. Nieuwbouw en herstructurering en het vergroten van het aanbod in en de bekendheid met andere wijken voor met name de groep niet-westerse allochtonen zal naar verwachting het meest bijdragen tot het gewenste resultaat.

q       De realisatie van goedkope kamers (woonruimten) voor jongeren en studenten blijft een belangrijk aandachtspunt. Daarnaast moeten er meer woningen voor starters en afstudeerders van de opleidingen in Delft beschikbaar komen.

q       De herinrichting en beheer van het openbaar gebied en gebouwen, waardoor een bijdrage wordt geleverd aan het verhogen van de omgevingskwaliteit. In het kader van het project Beheer Openbare Ruimte zijn inmiddels de interne organisatorische, financiële en technische randvoorwaarden benoemd en vastgesteld om uitvoering te geven aan nader benoemde kwaliteitsdoelstellingen op het gebied van beheer van de openbare ruimte in Delft. In vervolg op dit project wordt het technisch beheer op orde gebracht door de opstelling van technische beheerplannen per gebied, als voorloper van daarna vast te stellen meerjaren beheerplannen voor heel Delft. Daarnaast wordt gewerkt aan de opstelling van een beheervisie, die de huidige en gewenste onderhouds- en ontwerpkwaliteit vastlegt en een basis vormt voor een (nog) meer beheerbewuste planvorming.  Ook wordt een advies voorbereid aan het gemeentebestuur over een structuurwijziging van de begroting (betere afstemming op beheer) en over nut en noodzaak van instelling van een aparte voorziening voor onderhoudsprojecten. Als pilot voor de opstelling van meerjaarlijkse beheerplannen tenslotte, wordt de actualisatie van het Gemeentelijk Rioleringsplan gekozen, uiteindelijk vast te stellen door de Gemeenteraad.

 

                Verwijzing naar relevante beleidsstukken:

Uitwerkingsdocument woonmilieus (2004), Welstandsnota (2004), onderhoudsplan Binnenstad (2004), Integraal Handhavingsplan Binnenstad (2004), Nota segregatie en wonen (2004) , handboeken ‘Openbare Ruimte Binnenstad’, ‘Stad’ en ‘Wijken’, Eindrapportage Project Beheer Openbare Ruimte Delft (2004).

 

Deelprogramma c: Wonen, zorg en welzijn

 

De integratie van wonen, zorg en welzijn wordt de komende jaren belangrijk. De vergrijzing neemt toe en daarnaast is er een grote opgave in verband met de verwachte extramuralisering. Om dit op te vangen is in 2004 is een nota opgesteld waarin de visie op deze gebieden is verwoord. Uitgangspunt is dat ouderen en gehandicapten zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen en dat zorg- en welzijnsdiensten aan huis worden gebracht of in de nabije omgeving aanwezig zijn. Hiervoor worden zogenaamde woonservicezones gerealiseerd. Hierin komen woonzorgcombinaties met de garantie van 24 uurs zorg om de extramuralisering op te vangen. Daarnaast worden woningen gerealiseerd voor bijzondere doelgroepen waar geplande zorg- en welzijnsdiensten geleverd kunnen worden. Een substantieel aantal nieuwbouwwoningen wordt als ‘nul-trede-woningen’ gerealiseerd. Daarnaast worden bestaande woningen ‘opgeplust’. Met alle betrokken partijen op het gebied van wonen, zorg en welzijn worden prestatieafspraken gemaakt. Alle betrokken partijen en de afgevaardigden van belangenorganisaties nemen deel aan de Stuurgroep Wonen, Zorg en Welzijn. Hier vindt de aansturing van het programma plaats. Naast de zorg voor ouderen en gehandicapten is er ook aandacht voor andere kwetsbare groepen zoals verslaafden, dak- en thuislozen en mensen met psychische problemen. Ook zij behoeven een goede huisvesting en adequate opvang en verzorging. Het overleg met corporaties en zorginstellingen “Bijzondere Aandacht Woonproblemen” waar probleemhuishoudens worden besproken, wordt voortgezet en zal vanaf begin 2005 worden omgezet naar een signaleringsoverleg in het kader van de omschakeling naar een Geestelijke Gezondsheids Zorg - vangnet. Onderzocht wordt tenslotte, of het opstellen van een regionale sociale agenda een instrument kan zijn om te komen tot intergemeentelijke afstemming voor het beleid ten aanzien van wonen-zorg-welzijn.

 

Verwijzing naar relevante beleidsstukken:

Nota Opplussen woningen (2004), nota Wonen, zorg en Welzijn, de opgave voor Delft (2004), Meerjarennota Integraal Gehandicaptenbeleid 2003-2007 deel 1 en 2       (2003 resp. 2004).

 

Deelprogramma d: Buurtaccommodaties

 

In de ISV1-periode zijn er buurtaccommodaties gebouwd en zijn twee jongerenvoorzieningen ‘omgezet’ in permanente accommodaties. In ISV2 is de uitdaging om naast de voltooiing van het ingezette bouwprogramma voor buurtaccommodaties de bestaande en nieuw gerealiseerde accommodaties optimaal te laten functioneren. Daartoe zal worden ingezet op samenwerking tussen zoveel mogelijk betrokken partijen. Zelforganisaties van minderheden krijgen voor het organiseren van activiteiten gericht op integratie in buurtaccommodaties ruimten ter beschikking.

 

                Verwijzing naar relevante beleidsstukken:

            Nota Knopen in de Wijken (2000) ), nota Integratiebeleid (2003).

 

Deelprogramma e: Buurt Onderwijs Sport (BOS)

 

Het sportbeleid wordt verbreed in de richting van bewegingsonderwijs, buurt/wijkwerk en jongerenwerk. Bindend thema hierbij is ‘samenhang en samenwerking’. Speerpunt in het beleid is ‘Opvoeding door Sport’. De opvoedende waarde van sport wordt ingezet om een blijvend effect te bereiken. Om dit beleid stevig te verankeren wordt ingezet op ontwikkeling en stimulering van samenwerking tussen organisaties op het gebied van Buurt- en wijkwerk, Onderwijs en Sport (BOS), waarbij de gemeente zich richt op de rol van regisseur. Bij de aanpak wordt wijkgericht gewerkt, wat het voordeel heeft dat aangesloten wordt bij reeds bestaande structuren in de wijk. Inzet is om een samenhangend pakket activiteiten samen te stellen waarmee het voor jongeren mogelijk wordt aan de Norm ‘Gezond Bewegen’ te voldoen. Deze BOS – activiteiten vullen het pakket activiteiten in de Brede School aan. Daarnaast richt het sportbeleid zich op het ontwikkelen van een zogenaamd BOS – J Model voor de doelgroep jongeren 12 – 18 jaar. Naast het buurt- en wijkwerk, onderwijs en  sport wordt hier aansluiting gezocht bij het jongerenwerk. Ook hier geldt dat de BOS – J activiteiten de Brede School – activiteiten aanvullen. Tenslotte wordt de BOS – systematiek en -doelstelling verder doorgetrokken naar andere doelgroepen (jongeren 18 – 23, allochtonen, ouderen). Wat de sport betreft richt het beleid zich dan zowel op de georganiseerde als ongeorganiseerde sport. Om BOS (J) – activiteiten te kunnen realiseren moeten aanvullende maatregelen getroffen worden op het gebied van accommodaties (sportvelden, overdekte sportaccommodaties, speelpleinen bij scholen, trapvelden in de wijken) en begeleiding (stageafspraken met Haagse Hogeschool/HALO en Mondriaan; inzet van stagiaires op scholen en bij sportverenigingen; ontwikkelen actief vrijwilligersbeleid met accent op jeugdparticipatie, scheppen van perspectief op werkgelegenheid in de vrije tijdssector).

 

                Verwijzing naar relevante beleidsstukken:

            sportvisie 2000+6 (2000), nota Integraal Jongerenbeleid (2003).

 

Deelprogramma f: Brede School

 

In het brede schoolbeleid speelt Delft met een integrale aanpak in op maatschappelijke behoeftes en ontwikkelingen, zoals het voorkomen van (onderwijs) achterstanden, een sluitende en kwalitatief goede dagopvang, meer activiteiten in de wijk en een beperking van sociaal-emotionele problematiek. De aanpak voltrekt zich langs drie lijnen: de programmalijn, de huisvestingslijn en de samenwerkingslijn. Via deze actielijnen wordt een samenhangend, wijkgericht pakket van schoolse en buitenschoolse activiteiten en kinderopvang vormgegeven. In de programmalijn worden op stedelijke niveau naschoolse activiteitenprogramma’s voor kinderen ontwikkeld, die zijn opgezet op wijkniveau en worden uitgevoerd in of dichtbij scholen en buitenschoolse opvang. Samenhang met andere beleidsterreinen is hierbij het devies.  Zoals hierboven al beschreven staat wordt het Brede Schoolprogramma op het gebied van de sport aangevuld door de activiteiten vanuit de organisatie van Buurt Onderwijs en Sport (zie deelprogramma e). Op het gebied van de jeugdgezondheidszorg heeft de brede schoolaanpak een versterkend effect op de JGZ-teams .  Het  zorgaanbod voor leerlingen en ouders wordt toegankelijker en beter afgestemd op de vraag door afstemming in wijkwerkgroepen en koppeling met het brede schoolprogramma. De huisvestingslijn behelst een fysieke koppeling van scholen, buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen (concentraties van functies op buurtniveau) door middel van het treffen van huisvestingsvoorzieningen in, aan of dichtbij schoolgebouwen. In de samenwerkingslijn wordt vanuit de gemeenten procesondersteuning geboden om een organisatorische en inhoudelijke koppeling van scholen en buitenschoolse opvang tot stand te brengen, te faciliteren en verder te intensiveren. Met ingang van 2004 draaien de brede schoolprogramma’s in alle wijken van de stad. In multifunctionele accommodaties werken scholen, kinderopvanginstellingen en aanbieders van sport-, ICT-, cultuur- en natuur en milieuactiviteiten samen aan het vergroten van ontwikkelingskansen van kinderen. De komende periode wordt een verdere uitbreiding van het aantal clusters van samenwerkende instellingen in multifunctionele accommodaties en een goede spreiding daarvan over de wijken in de stad voorzien. Hierbij wordt een koppeling gemaakt met de investeringsimpuls van het rijk aan het (lokaal) onderwijsbeleid inzake de modernisering van schoolgebouwen. Nog te realiseren projecten zijn onder andere het scholencomplex aan de Van Rijslaan en het schoolgebouw aan de Van Slingelandstraat. Andere initiatieven zoals de nieuwbouw Harnaschpolder en de aanpassing van het scholencomplex Tanthof-Oost worden de komende tijd verder uitgewerkt.

 

                Verwijzing naar relevante beleidsstukken:

            Nota brede school ontwikkeling in Delft; beleid en aanpak tweede fase (2000), Nota brede school ontwikkeling in Delft; beleid en aanpak derde fase (2004).

 

Deelprogramma g: Veiligheid

 

Veiligheid is en blijft een belangrijk thema. Het integraal veiligheidsbeleid wordt daarom voortgezet en vormgegeven door preventieve maatregelen, repressie en nazorg en waar mogelijk via gebiedsgerichte en doelgroepgerichte activiteiten. In dit kader zijn bijvoorbeeld plannen in uitvoering met betrekking tot cameratoezicht rond het station Delft en wordt er gewerkt aan het zoveel mogelijk implementeren van het Politiekeurmerk Veilig Wonen inclusief Veilige Woonomgeving. Dit keurmerk heeft de realisatie van meer sociaal ‘veilige’ gebouwen en gebieden als doel. Bij nieuwbouw en herstructurering wordt het Politiekeurmerk zoveel mogelijk – dus binnen budgettaire mogelijkheden - meegenomen in programma’s van eisen. Daarnaast wordt de aanpak van enge plekken voortgezet.

 

                Verwijzing naar relevante beleidsstukken:

            Nota Integraal Veiligheidsbeleid ‘naar een veiliger Delft, plan van aanpak 2004-2006          (2003), nota Veilig Wonen/ PKVW (2002), Uitvoeringsnota PKVW (2004)


4.3       Themaprogramma Duurzaamheid

________________________________________________________________________

 

De met dit themaprogramma nagestreefde ambities staan vermeld in paragraaf 3.2. Kort samengevat is de ambitie bij het streven naar een duurzame ontwikkeling van Delft gericht op innovatie van techniek en (maatschappelijke) organisaties. Met het gemeentelijk beleid ten aanzien van verkeer en vervoer wordt daarnaast het vergroten van de leefbaarheid, het verbeteren van de verkeersveiligheid en het waarborgen van bereikbaarheid in algemene zin beoogd.

 

Deelprogramma a: Water en ecologie

 

In het Waterplan Delft en in het Duurzaamheidsplan (3D) zijn concrete projecten en maatregelen opgenomen. Een zevental projecten worden in het kader van het 3D-programma uitgevoerd. De projecten ‘Ecologische Hoofdstructuur in Delft’ en ‘Recreatiewater in en om Delft’ zijn met name bedoeld om te komen tot beter in de stad geïntegreerde groenvoorzieningen. In dit kader worden een aantal stadsecologische zones met recreatieve mogelijkheden vergroot en worden ecologische zones in nieuwe en te herontwikkelen gebieden verbonden met bestaande ecologische zones in de rest van de stad. In het kader van het Waterplan Delft is een watersysteemanalyse uitgevoerd waarbij in kwantitatief en kwalitatief opzicht is gekeken naar het functioneren van het watersysteem. In dit kader worden diverse verbeteringsmaatregelen uitgevoerd. Daarnaast wordt een waterstructuurvisie uitgevoerd specifiek gericht op waterberging. Dit leidt tot gebiedsgerichte oplossingsrichtingen voor extra waterberging in Delft. Voor de wijken Buitenhof, Voorhof, Tanthof Oost en West (Hoge en Lage Abtwoudsepolder) zijn deze maatregelen inmiddels in beeld gebracht. De maatregelen worden samengevoegd in een tweede uitvoeringsprogramma van het Waterplan en in samenwerking met het Hoogheemraadschap Delfland uitgevoerd.

 

Verwijzing naar relevante beleidsstukken:

Nota Ecologie (2004), Waterplan Delft (2002), 3D Duurzaamheidsplan (2003), Programma Water en Ecologie ISV2 (2004), regionaal Milieubeleidskader (2004)

 

Deelprogramma b: Verbetering klimaat en milieu

 

Diverse projecten worden uitgevoerd in het kader van het Duurzaamheidsplan 3D. Het 3D-programma wordt verder uitgewerkt in de diverse gebiedsgerichte programma’s die deels doorlopen in de ISV2-periode. Daarnaast wordt het opnieuw gebruiken van de restwarmte van DSM Gist ten behoeve van wijkverwarming in de wijken Spoorzone, Poptahof en Harnaschpolder als een belangrijke kans op milieugebied gezien in de komende jaren. Met betrekking tot luchtkwaliteit en geluidhinder van de A13 voldoet Delft in 2010 aan de in het Besluit Luchtkwaliteit genoemde normen. Als deze niet worden gehaald, zal Delft zich inspannen om beperkende maatregelen te doen treffen. Bij de opstelling van het lokale plan van aanpak met maatregelen bij overschrijding langs lokale wegen zal ook het regionale plan van aanpak luchtkwaliteit met maatregelen voor bovenlokale wegen zoals de A13 worden betrokken.

 

                Verwijzing naar relevante beleidsstukken:

            3D Milieubeleidsplan (2002), Luchtkwaliteitsplan (2004), Klimaatbeleidsplan (2002), nota bedrijven en milieu (2003), regionaal Milieubeleidskader (2004), regionaal plan van aanpak luchtkwaliteit stadsgewest Haaglanden

 

Deelprogramma c: Bodemsanering

 

Iedere 5 jaar neemt Delft een aantal bodemonderzoeken en bodemsaneringsoperaties voor haar rekening en legt hierover verantwoording af aan de Provincie Zuid-Holland. Door de Provincie is aangegeven dat zij eerst het beschikbaar budget per gemeente bekend maakt, waarna de gemeente haar bodemprogramma kan opstellen. De Provincie heeft begin augustus 2004 een ‘handreiking’ voor het opstellen van de bodemmodule uitgereikt. Daarnaast is het indicatief beschikbare extra bodembudget door de Provincie eerst eind augustus 2004 bekend gemaakt. Het bedraagt voor Delft slechts € 450.000,- voor de gehele ISV2-periode (2005 t/m 2009). Daarnaast lijkt er binnen het Stadsgewest Haaglanden overeenstemming over een additioneel BLS bodembudget van ca € 2 mln. In vergelijking met de totale werkvoorraad in Delft (schatting € 38 miljoen) kan gezien de beperkte middelen in de komende ISV2 periode echter nog steeds maar een klein deel worden aangepakt. In paragraaf 4.8 is daarom als minimaal te bereiken effect gekozen voor een ‘voorzichtige’ invulling op basis van de in december 2004 bekende indicatieve additionele bodemgelden. 

 

                Verwijzing naar relevante beleidsstukken:

            Bodemmodule ISV2 (zie bijlage 4).

 

Deelprogramma d: Geluidhinder

 

Dit deelprogramma betreft de sanering van woningen op de zogenaamde A- en B-lijst. Dit programma wordt uitgevoerd en wordt ook in ISV2 doorgezet. Omdat de ondertunneling van het spoortraject per 31-12-2009 nog niet voltooid zal zijn, maar wel in gang gezet, worden in de ISV2- periode geen woningen van de raillijst gesaneerd. In de periode 2010 t/m 2014 wordt in principe de sanering van de raillijst voor wat betreft woningen in de wijken Tanthof en Voorhof ter hand genomen.

 

                Verwijzing naar relevante beleidsstukken:

            Geluidsaneringen A-lijst, B-lijst en Raillijst

 

Deelprogramma e: Openbaar vervoer en wegen

 

Hierbij gaat het om de Delftse Spoortunnel, de Stedenbaan, tramlijn 19 [4]) en HOV-buslijn 37 [5]) en de uitvoering van het parkeren in gebieden waar stedelijke vernieuwing plaatsvindt. De optimalisatie van het stadbusnet wordt voorgestaan door een betere afstemming van de diensten op de behoefteen er wordt gestreefd naar een verbetering van de doorstroming en van de dienstuitvoering. De aanwezigheid van het snelwegennet rond Delft en een verdere optimalisering van de bereikbaarheid over de weg (afronding van de tracestudie A4 Delft-Schiedam en N74, vergroting van de capaciteit van enkele kruispunten, extra brug over de Schie en de extra afslag van de A13) zijn gunstig voor nieuwe en bestaande bedrijven. De zuidelijke randweg in Rijswijk biedt verder mogelijkheden voor een ontlasting van wegen rond de binnenstad van Delft. Binnen Haaglanden neemt Delft deel aan het zogenaamde LOB-traject (voluit ‘’locatieontwikkeling en bereikbaarheid’’), waarbij er gestudeerd wordt op de mogelijkheden van bestaande en nieuwe haltes aan de ‘oude lijn’. In dat kader wordt ook naar toekomstig intensief en zorgvuldig ruimtegebruik gestreefd rond Station Delft en station Delft-Zuid.

 

                Verwijzing naar relevante beleidsstukken:

            Lokaal Verkeers- en Vervoersplan (LVVP,2005), regionale nota Mobiliteit (2004)

 

 

Deelprogramma f: Fietsverkeer

 

Delft heeft een Fietsactieplan II opgesteld met als doel de met Fietsactieplan I bereikte resultaten te consolideren. Dit betreft met name het stimuleren en optimaliseren van fietsenstallingen in woonwijken en bij bedrijven en het completeren van fietsroutes en het verbeteren van bestaande routes. Met het aanbrengen van verbeteringen van diverse langzaam verkeersroutes en stallingsvoorzieningen voor fietsen wil Delft ook een poging doen om weer een status te verwerven als ‘fietsstad’. Gemikt wordt op een plaats in de top 3 van fietssteden in Nederland. In ISV2 zullen bijvoorbeeld ook mogelijkheden worden aangegrepen om extra Oost-West [HP4] verbindingsroutes te realiseren (Kerkpolder tot en met het Schie-oevers gebied, fietstunnel onder de A13 naar Emerald en fietstunnel onder het spoor en brug over de Schie tussen Tanthof en Schie-oevers-Zuid en Technopolis). Daarnaast worden veilige routes voor kinderen gerealiseerd.

 

                Verwijzing naar relevante beleidsstukken:

Fietsactieplan I (2002), Fietsactieplan II (2004), Lokaal Verkeers- en Vervoersplan (2004), Plan van Aanpak veilige ‘kindroutes’ (2004), regionale nota Mobiliteit (2004)


4.4       Gebiedsgericht programma Woonwijken

________________________________________________________________________

 

In ISV2 wordt een belangrijk deel van het woningbestand door de corporaties in samenwerking met de gemeente opgeknapt. Deels worden bestaande projecten voortgezet. Deels worden nieuwe geïntroduceerd:

 

·       De herstructurering van de Wippolder loopt door in ISV2. De tweede en de derde fase gaan in het eerste deel van ISV2 hun beslag krijgen. Daarnaast wordt de aanpak van de Jan de Oudeweg door Vidomes uitgevoerd. Bij dit project worden bestaande woningen herbouwd;

·       De herstructurering van Die Delfgaauwse Weye fase 2 en 3 wordt ook in ISV2 afgerond. De uitvoering van dit project in ISV1 is vertraagd vanwege financieringstekorten. Door nieuwe afspraken is het kader gevormd voor uitvoering in de eerste helft van ISV2;

·       De herstructurering van de Poptahof is met de vaststelling van het Masterplan en de realisatie van de nieuwe buurtaccommodatie in de uitvoeringsfase beland. De uitvoering wordt voorzien in ISV2 en zal daarna doorlopen;

·       De herstructurering van de Bomenwijk is nieuw in de planning. In overleg met de betrokken corporatie wordt een aanpak bepaald, uit te voeren in ISV2;

·       De herstructurering van de Indische buurt zal ook in ISV2 plaatsvinden;

·       In ISV2 zal ook de aanpak worden bepaald van het complex Krakeelpolderweg en omgeving;

·       Ook in Buitenhof-Noord worden door corporaties in ISV2 enkele complexen onderzocht. Onder andere betreft dit de Gilleswijk en wordt gestudeerd op een zorgboulevard in combinatie met woningbouw. Verder worden in dit gebied Sterflats opgeplust en circa 100 woningen Pijperring verbeterd;

·       Over de hele stad gezien, worden circa 1.000 woningen opgeplust.

·       Verder geldt het creëren van de woonservicezones, met name de pilots in de wijken Voorhof, Buitenhof-noord en in de Kuyperwijk als kans in de komende jaren (extra ouderenwoningen met 24 uurs zorgvoorzieningen). In combinatie hiermee ontstaan nieuwe allianties tussen corporaties en de zorg- en welzijnssector.

·       Nabij de binnenstad ligt het Koepoortgebied. In dit aan de oostkant van de binnenstad gelegen gebied worden de komende periode woningen gerealiseerd en in combinatie met het autoluw maken van de binnenstad wordt een ondergrondse parkeergarage gebouwd.

 

Om deze plannen samen met de corporaties uit te voeren, is het van belang dat er op korte termijn goede afspraken worden gemaakt over de verdeling van de inzet van mensen en middelen bij herstructureringsprojecten (inclusief de verdeling van verantwoordelijkheden en kostenverdeling). Hierbij kan worden aangesloten bij de landelijke handreiking ‘verdeelsleutel rond kostenverdeling’.

In aanvulling op deze projecten, is het programma Woonwijken ook gericht op het in overleg met marktpartijen en corporaties realiseren van toekomstige ‘inbreidingslocaties’ voor woningen zoals de locaties Reinier de Graafweg, sporthal Buitenhof en omgeving en het zogeheten VDD-terrein. Een mogelijke ontwikkelingslocatie is ook het terrein van Combiwerk, als dit bedrijf zich in de toekomst mocht verplaatsen naar een bedrijventerrein.

Een belangrijke nieuwe opgave dient zich aan op en rond de Harnaschpolder, waar de gemeente Delft in samenwerking met diverse ontwikkelaars en buurgemeente Midden Delfland een nieuwe woonwijk en een nieuw hoogwaardig bedrijvengebied ontwikkelt. Deze samenwerking is gericht op een optimale ontwikkeling van dit voorlopig laatste uitleggebied van Delft en op het verder inrichten van het groengebied Midden-Delfland, direct ten zuiden van de Delftse wijk Tanthof. Omdat de locaties Harnaschpolder en VDD-terrein voorlopig de laatste uitbreidingslocaties van Delft zullen zijn, zijn de ambities om hier hoogwaardige woonmilieus te realiseren hoog.  De woningen die worden gerealiseerd zullen qua doelgroep, sector, prijs een kwaliteit een aanvulling moeten zijn op de tekorten die in de bestaande woningvoorraad  zijn geconstateerd[6]. Dit betekent dat voor deze locaties het accent vooral moet komen te liggen op het  middeldure en dure segment in de koopsector. De bouw van deze woningen komt in sterke mate tegemoet aan de vraag en brengt in een woningmarkt die nu vast zit de noodzakelijke en gewenste doorstroming op gang. In zijn effect is deze doorstroming ook van belang voor de huishoudens die zijn aangewezen op woningen in de sociale sector (bijvoorbeeld starters). Duurder bouwen levert immers ook een bijdrage in het bestrijden van de goedkope scheefheid. Binnen het bouwprogramma voor Harschpolder zal ook aandacht zijn voor speciale doelgroepen. Er zullen levensloopbestendige zorgwoningen (Focuswoningen) worden gerealiseerd voor ouderen en speciale woningen voor mensen met een functiebeperking. Daarnaast is 15% sociale koop en 15% sociale huur van belang voor de doorstroming vanuit toekomstige herstructureringsprojecten. De ontwikkeling van deze gebieden worden gezien als kansrijk voor Delft omdat ook nieuwe grondgebonden woningen in dure huur en koop, en nieuwe bedrijven kunnen worden gerealiseerd.  Om het gebied Harnaschpolder op een juiste wijze te kunnen ontsluiten, wordt onder andere een vergroting van de capaciteit van het bestaande kruispunt van Foreestweg – Provinciale weg voorzien.

 

Kleinere functieveranderinglocaties zijn als inbreidings- en verdichtinglocaties voor woningbouw ook een kans voor de stad. Gedoeld wordt op leegkomende schoolgebouwen, evt. vertrek van Combiwerk, herindeling van het Sint Joris terrein en evt. bestaande en/of toekomstige kantorenlocaties. Het invoeren van collectief particulier opdrachtgeverschap a la Schutterstraat en consumentgericht bouwen kan worden onderzocht in bijvoorbeeld de Harnaschpolder om de betrokkenheid van toekomstige bewoners bij hun woon- en leefomgeving verder te vergroten.

Tenslotte wordt in ISV2 vanwege het gebleken succes in het kader van de wijkaanpak in samenwerking met bewoners en overige instellingen  geïnvesteerd in de woonwijken via de systematiek van de wijkbudgetten. Voor alle wijken worden jaarlijks wijkprogramma’s opgesteld. Daarnaast wordt er naar gestreefd om in alle wijken (met uitzondering van de binnenstad) goed functionerende multifunctionele voorzieningenclusters (gezondheidscentra, buurtaccommodaties, wijkservicepunten, jongerenaccommodaties, tienerruimten en speelplekken[7]) te realiseren. Verder worden ‘enge plekken’ aangepakt en worden de komende periode gefaseerd in alle wijken kindveilige routes gerealiseerd. Zie ook bijlage 2 voor meer gegevens van de verschillende Delftse projecten en programma’s in ISV2. Ook kan worden verwezen naar de nota doorontwikkeling Wijkaanpak (2002), nota oogst 5 jaar wijkaanpak (2003), handleiding Delftse wijkaanpak (2003) en de wijkprogramma’s van de Delftse wijken (2004).

 

 


4.5       Gebiedsgericht programma Spoorzone

________________________________________________________________________

 

De herontwikkeling van de Spoorzone geldt als de grootste kans voor Delft. Het betekent een nieuwe impuls aan imago van en het hart voor Delft, maakt het stedenbaanconcept en de vestiging van kennisintensieve bedrijven op landelijk niveau mogelijk, zorgt voor de opheffing van de tweedeling van de stad, maakt de stad completer door extra aanbod dure huur- en koopappartementen, voegt een bestuurs- en kantoorcentrum toe en verbetert het station en de overige overstapvoorzieningen. De spoorzone is dus een project van zeer grote strategische betekenis voor Delft. Voor de uitvoering ervan is brede steun aanwezig op lokaal niveau, maar ook van het stadsgewest Haaglanden, de provincie Zuid-Holland en de Tweede Kamer. Zo is er op 20 februari 2002 door partijen een intentieovereenkomst ondertekend en er is op 18 december 2003 een motie aangenomen in de Tweede Kamer aan de minister van Verkeer en Waterstaat met het verzoek om na 2010 voldoende geld vrij te maken voor het eerste deel van dit project. Op 24 november 2004 heeft de minister aangegeven deze motie toch te gaan uitvoeren, zodat Delft in de ISV2-periode samen met betrokken partners kan starten met de uitvoering. Een belangrijke activiteit is de permanente communicatie met bewoners, bedrijven en belanghebbenden. Voor dit project gelden tegelijkertijd meerdere, elkaar beïnvloedende doelstellingen:

 

·       De gefaseerde vervanging van het tweesporig viaduct door een tunnelconstructie die een viersporige tunnel mogelijk maakt en waarin in de eerste fase de eerste twee sporen worden aangelegd.In de tweede fase worden nog twee extra sporen toegevoegd. Bij viersporigheid wordt de capaciteit van het bestaande spoortraject vergroot, wordt de ‘flessenhals’ in de Randstad weggenomen en wordt de bereikbaarheid met het openbaar vervoer in het zuidelijk deel van de Randstad aanmerkelijk verbeterd.

·       Opheffing van (geluid)hinder door het realiseren van een ondergronds tracé en het door de realisatie van een parkeergarage leveren van een bijdrage aan de parkeerproblematiek in de naastgelegen Olofsbuurt.

·       Betere ruimtelijke en functionele relaties tussen de binnenstad en de woonwijken in het westen van Delft, een verbetering van de leefbaarheid en kwaliteit openbare ruimte in het gebied en een extra mogelijkheid tot het creëren van een nieuwe ‘identiteit’ voor de stad Delft.

·       Intensief ruimtegebruik, extra werkgelegenheid en vergroting van de leefbaarheid door toevoeging van extra woon- en overige functies, te weten circa 1500 woningen in duurdere segmenten[8] en extra commerciële functies, waar onder circa 50.000 vierkante meter kantoorruimte (zoals een Stadskantoor annex bestuurscentrum en een nieuw stationsgebouw).  Daarnaast wordt een stadspark, waterpartijen en een stadsgracht langs de westrand van de binnenstad gerealiseerd en krijgt het huidige stationsgebouw een eventuele horeca-invulling.

·       De realisatie van een openbaar vervoerknooppunt van formaat.

·       Door de nieuwe spoortunnel wordt de realisering van de ‘stedenbaan’ Amsterdam-Dordrecht mogelijk.

 

Het programma Spoorzone is belangrijk voor de profilering van Delft. Met betrekking tot de te realiseren woningen wordt gestreefd naar een stedelijk woonmilieu dat zich duidelijk onderscheidt van dat van de kleinere gemeenten in de regio. De te realiseren commerciële functies zullen een duidelijke impuls betekenen voor de lokale en regionale economie. Daarnaast zal rond het nieuwe station Delft sprake zijn van intensief en zorgvuldig gebruik van de beschikbare ruimte.

Tussen de betrokken partijen (Stadsgewest, Provincie, Rijk, Prorail, gemeente, corporaties, private partijen) zijn er inmiddels toezeggingen gedaan of zijn er afspraken gemaakt over de financiering van dit belangrijke project. Hiermee wordt de realisatie ervan haalbaar en blijft de bereikbaarheid van de stad Delft ook in de toekomst gewaarborgd.

 

Voor de kortere termijn tenslotte, is in dit gebied ook aandacht voor de handhaving van de openbare orde op zijn plaats door de aanpak van de criminaliteit op en rond de perrons, camerabewaking, aanpak onveilige plekken etcetera.  In de loop van 2008 zal het huidige Bacinol-gebouw waarschijnlijk moeten wijken voor de ontwikkeling van de Spoorzone. In dat geval wordt gezocht naar alternatieve huisvestingsmogelijkheden voor betrokken ondernemers op het gebied van kunst, design en architectuur.


4.6       Gebiedsgericht programma Binnenstad

________________________________________________________________________

 

De binnenstad van Delft is voor de ‘identiteit’ en de positie van Delft in de regio zeer belangrijk. De binnenstad heeft in ISV1 voor de handhaving en duurzame versterking van haar positie een krachtige kwaliteitsimpuls gekregen. Deze impuls heeft met name plaats gevonden door het binnenstadsmanagement. Bij deze vorm van management gaat het om een geïntegreerde en actiegerichte benadering van alle relevante beleidsterreinen: van economie tot restauratie en van verkeer en vervoer tot horeca. In dit verband zijn diverse projecten uitgevoerd of in gang gezet. Voorbeelden hiervan zijn de stimulering en verbetering van winkels en toerisme, de forse kwaliteitsverbetering van de openbare ruimte (autoluwe gebieden en herinrichting markt), de gevelverbetering, de verbetering van de bereikbaarheid (onder andere door pollers) en beheer en handhaving. In de periode ISV2 zal voor de binnenstad een omslag plaatsvinden van ‘ontwikkeling’ naar ‘beheer’. Lopende projecten en plannen worden zoveel mogelijk afgerond. 

 

In het bestemmingsplan Binnenstad zijn alle resterende transformatielocaties benoemd. Voor ISV2 is vooral het Zuidpoortgebied van belang. In dit gebied wordt in 2005 het volgende programma gerealiseerd: toevoeging van circa 11.000 m2 verkoopvloeroppervlakte aan winkels, enkele horecagelegenheden, amusementsvoorzieningen, in totaal circa 250 duurdere appartementen, een ondergrondse parkeergarage met ongeveer 840 bezoekersplaatsen, een bioscoop en een discotheek. De verplaatsing van de openbare bibliotheek en van het kunstcentrum naar het zogenaamde “Hoogovenpand” moet nog plaatsvinden. Daarnaast wordt in samenwerking met particuliere investeerders gewerkt aan de herontwikkeling van veld 9, 9a, waarin onder andere circa 130 woningen voor senioren worden gerealiseerd, en van veld 10 (3e fase Zuidpoort). Zodra de ondergrondse parkeergarage in Zuidpoort operationeel is, wordt gestart met de herontwikkeling van het zogenaamde “Gasthuisterrein” waar woningen met werkruimten en een gebouwde (bewoners)parkeervoorziening gerealiseerd zal worden. Verder wordt in het Zuidpoortgebied een halte van het Hoogwaardig Openbaar Vervoersnet (Agglonet) gerealiseerd.

 

Voor toekomstige herontwikkeling zijn in het noordelijke binnenstad diverse  functieveranderingslocaties van belang (met name Paardenmarkt) en in het zuidelijk gebied het Gasthuisterrein en de 3e fase Zuidpoort/Yperdek respectievelijk In de Veste. Inspanningen in het kader van het binnenstadsmanagement zijn in de komende periode vooral gericht op het in samenwerking met de betrokken partners verbeteren van het economisch functioneren, het verbeteren van het verblijfsklimaat voor bewoners, bezoekers en winkelend publiek en op het verder uitdragen van het aanwezige ‘cultureel erfgoed’. Zo wordt het bezoekersmanagement dat gericht is op de ‘kooptoerist’ en de cultuur-historisch geïnteresseerde toerist, en een evenementenbeleid uitgevoerd waardoor het economisch draagvlak van de binnenstad verder kan worden verbeterd. Daarnaast wordt getracht het toeristisch product Delft verder te verbeteren door bijvoorbeeld het realiseren van een Vermeercentrum of een Delfts Aardewerkcentrum. In het kader van het Meerjaren Marketingplan Toerisme 2000-2004 worden door Delft Marketing de belangrijkste toeristische taken (regie, gastheerschap en marketing) uitgevoerd. Met Zuidpoort en het historisch winkelgebied heeft Delft immers een volledig en uniek winkelaanbod, dat via marketing in de regio - met name in de nabije Vinexlocaties - aan de man kan worden gebracht.

 

Verder krijgt in de komende ISV2-periode de uitvoering van het brancheringsbeleid voor de winkels in de binnenstad en de herontwikkeling verder vorm via een eventueel op te richten Vastgoed OntwikkelingsMaatschappij. Met betrekking tot de noodzakelijke intensivering van het onderhoudsniveau van het openbaar gebied wordt een uitvoeringsnota opgesteld specifiek voor de binnenstad. In het Zuidpoortgebied en aan de Oude Langendijk komen bewaakte fietsenstallingen. Tenslotte wordt de projectmatige verbetering van gevels voortgezet, indien mogelijk in combinatie met herinrichting van straten.


4.7       Gebiedsgericht programma TU-gebied en Schie-oevers

_________________________________________________________________________________

 

Het TU-gebied bestaat uit 3 deelgebieden: het oudere, noordelijke TU-gebied, de kern van het universiteitsterrein (TU-midden) en het gebied TU-Zuid. De TU Delft heeft het voornemen om de onderwijsactiviteiten in het gebied TU-midden te concentreren. Het gebied TU-Zuid komt hierdoor beschikbaar als hoogwaardige bedrijvenlocatie en in het noordelijk TU-gebied komt ruimte vrij voor herontwikkeling. De ontwikkeling van het TU-terrein heeft tot doel de kwaliteiten van het totale gebied nu en in de toekomst te vergroten en de relaties met andere stadsdelen te verbeteren. Deze doelen worden - in relatie tot de hieronder genoemde deelprogramma’s - ook door  een aantal infrastructurele maatregelen bereikt. Een belangrijk onderdeel van de plannen voor het TU-gebied zijn de plannen voor de toekomstige tramlijn 19 en de verbetering van de bereikbaarheid van dit gebied met de fiets middels het autovrij maken van de Mekelweg, de aanleg van een fietstunnel onder de A13 naar Emerald en de verbetering van de bereikbaarheid met de auto door de verbreding van de Kruithuisweg, de aanleg van de Schiebrug en op termijn een extra aansluiting op A13. De strategie van Delft Kennisstad is onlosmakelijk met het TU gebied verbonden. De aanwezigheid van een Technische Universiteit en de verankering daarvan in de stad verbetert het vestigingsklimaat voor kennisbedrijven en versterkt daarmee de positie van Delft in de regio. De volgende deelprojecten kunnen onderscheiden worden:

 

Noordelijk TU-gebied: De herontwikkeling van het TU-noord gebied is een grote kans voor de verdere ontwikkeling van Delft in de komende jaren. In de ISV2-periode wordt dit gebied door woningcorporatie DuWo in samenwerking met particuliere investeerders herontwikkeld tot een woon-werklocatie, die een koppeling vormt tussen de binnenstad en het TU-gebied. Gezien de kwaliteiten van het gebied - monumentale bebouwing in een parkachtige setting, centrale ligging in de stad - kan hier een kwalitatief hoogwaardige campus ontstaan met circa 750 studenteneenheden met 1, 2 en 3 kamers en een ontmoetingscentrum (International Student House). De locatie biedt daarnaast mogelijkheden voor de vestiging van specifieke functies, zoals een congreshotel met 4 sterren, die zowel voor de stad als voor de TU iets extra’s kunnen betekenen. Naast deze ontwikkeling wordt het Hoofdgebouw en omgeving, het huidige Mijnbouwgebouw en het Scheikundegebouw door andere ontwikkelaars herontwikkeld. Zo maakt bijvoorbeeld het laatste gebouw plaats voor circa 50 tot 60 grondgebonden woningen. Speciaal aandachtspunt in het deelproject TU-Noord is de financiering van de verbetering van de inrichting van het openbaar gebied, de verkeerscirculatie en van de benodigde parkeervoorzieningen. Het TU-noord gebied fungeert met deze aanpak als functionele en ruimtelijke schakel tussen de binnenstad enerzijds en het TU-gebied met haar instellingen en kennisintensieve bedrijven anderzijds. Door onder andere hergebruik van bestaande gebouwen wordt een duurzaam plan gerealiseerd. De herontwikkeling van het noordelijk TU-gebied zal binnenkort starten. Deze ontwikkeling zal met name plaatsvinden door marktpartijen. Herstructurering van TU-midden is een investering van de TU, TNO en diverse HBO-instellingen. De woningbouwcorporatie DuWo zal investeren in de genoemde woningen voor studenten.

 

TU-midden en TNO-gebied: Een herstructurering van bebouwing en open ruimte en clustering van onderwijsvoorzieningen leidt tot een universiteitsterrein, flexibel genoeg om in te spelen op toekomstige ontwikkelingen en met een hoogwaardige uitstraling. Het gaat hierbij voornamelijk om investeringen door de TU, die naar verwachting vooral na 2010 zullen plaatsvinden. Er zijn reeds circa 110 studenteneenheden. Daarnaast worden in dit gebied door DuWo in 2006 en 2007 ongeveer 700 extra 1-,2- en 3-kamer-studenteneenheden met aanvullende voorzieningen gerealiseerd nabij de Mekelweg, Korvezeestraat en de Balthasar van der Polweg. Het TNO-gebied krijgt in de toekomst een woonfunctie, aangevuld met bedrijven (onder andere TNO) en multifunctionele voorzieningen. Het TU-middengebied wordt hiermee herontwikkeld tot een universiteitsterrein nieuwe stijl door het samenbrengen van onderwijsfuncties en –voorzieningen.

 

Zuidelijk TU-gebied/ Technopolis Innovation Park: Hierbij gaat het om de ontwikkeling tot een hoogwaardige bedrijvenlocatie vooral voor bedrijven die de economische structuur van de stad versterken en die aansluiten op het Delft Kennisstad profiel (Delfts Cluster: TU, TNO en andere kennisintensieve bedrijven). Het gaat om een combinatie van onderzoek, laboratoria en productie, met de daarbij behorende kantoorfuncties. Er zijn goede mogelijkheden voor uitwisseling van kennis en kunde tussen bedrijven en TU. Bedrijven in TU-Zuid bieden studenten voorts de mogelijkheid om naast hun studie werkervaring op te doen, bijvoorbeeld in de vorm van stages. Daarnaast kunnen de hier gevestigde bedrijven gebruik maken van op het TU-terrein aanwezige faciliteiten. Er bestaat verder veel aandacht voor de inrichting van het gebied en vormgeving van de bebouwing. Bij de inrichting wordt rekening gehouden met de doortrekking van tramlijn 19 naar dit gebied. Water- en groenelementen worden benut als structurerende principes. Met de ontwikkeling van Technopolis als kennisintensief bedrijven- en kantorenterrein, wordt tevens een duurzame inrichting van het terrein gerealiseerd, rekening houdend met voldoende voorzieningen op het gebied van water en ecologie, waar onder natuurvriendelijke oevers. Verder wordt de bereikbaarheid van het terrein verbeterd door een of meerdere van de volgende maatregelen: capaciteitsvergroting kruising Kruithuisweg/ Schieweg, ongelijkvloerse kruising Voorhofdreef, brug over de Schie, extra aansluiting op A13, realisatie tramlijn 19. Al met al betreft het deelprogramma Technopolis een meerjarige ontwikkeling, waarbij forse infrastructurele ingrepen gerealiseerd moeten worden, die zonder financiële inspanningen van derden (provincie, rijk) niet mogelijk zijn. De eind 1998 ondertekende intentieovereenkomst tussen gemeente en TU vormt het startpunt van een intensief samenwerkingstraject ten behoeve van de ontwikkeling van het TU-gebied, met name het zuidelijk TU-gebied. Er wordt een samenwerkingsovereenkomst voorbereid waarin afspraken tussen de partners worden vastgelegd. Voor het zuidelijk TU-gebied is gekozen voor een PPS-constructie. Voor dit gebied zal in de samenwerkingsovereenkomst de fasering worden geregeld.

In het voorjaar van 2003 is tussen de gemeenten Delft en Rotterdam, de Erasmus Universiteit en de TU Delft afgesproken de samenwerking nader te onderzoeken. Dit heeft onder meer in april 2004 geleid tot een intentieverklaring over de samenwerking rond Schieveen en het Technopolis Innovation Park, de zgn. A-13 Kennisboulevard. Er werd overeengekomen te streven naar een complementaire en gefaseerde invulling van deze gebieden. Op basis van een op te stellen profiel voor de A-13 Kennisboulevard wordt anno 2004 een gezamenlijk marketing en acquisitieconcept ontwikkeld. Er wordt ook een marktstudie verricht om vraag en aanbod van met name R&D bedrijven en instellingen in kaart te brengen. Naast de hierboven genoemde partijen is ook de Provincie Zuid-Holland betrokken bij de verdere uitwerking.

 

Er wordt daarnaast gewerkt aan het bedrijventerrein Schie-oevers, een terrein van 127 hectare groot waar 5600 mensen werken bij ongeveer 360 bedrijven. Er zijn korte termijn acties in gang gezet en acties die op de wat langere termijn spelen. Op de korte termijn is sprake van parkmanagement en handhaving. Hierbij gaat het om intensief beheer, een betere bewegwijzering en de uitvoering van een aantal verkeerstechnische maatregelen. Ook dient de Schieweg ten zuiden van de Kruithuisweg te worden verbeterd. Op de langere termijn wordt gedacht aan een optimalisering van de bereikbaarheidsstructuur door het realiseren van een extra verbinding over de Schie in het verlengde van de Schieweg aan de zuidkant van het terrein, zodat ook de ontsluiting van het TU-terrein beter wordt. Voor een goede ontsluiting van het Schie-oeversgebied is een vergroting van de capaciteit van het kruispunt Schieweg-Kruithuisweg noodzakelijk. Dit heeft ook voordelen voor de ontsluiting van Technopolis bij realisatie van een nieuwe brug over de Schie. Daarnaast wordt gewerkt aan een gebiedsvisie. Het uitvoeringstempo zal vooral afhangen van de mogelijkheden en wensen van de in dit gebied aanwezige bedrijven. In het noordelijk Schie-oeversgebied zijn er de komende periode bij vertrek van bedrijven wellicht nog enkele beperkte mogelijkheden tot functieverandering. In dat laatste geval zou nog een woongebiedje kunnen ontstaan met een hoge woonkwaliteit: uitzicht over het water, oevers gebruiken voor recreatie, als verbinding tussen de wijk Voorhof en de binnenstad. Het zuidelijk Schie-oeversgebied daarentegen is en blijft een bedrijvengebied.

 

De aanpak van het gebied rond NS station-Zuid tenslotte, komt in ISV2 ook tot ontwikkeling. Hier is een bestemmingsplan en een ontwikkelingsovereenkomst vastgesteld die voorzien in de realisatie van een P+R-station en openbaar vervoerknooppunt, infrastructurele maatregelen en de vestiging van circa 30.000 m2 kantoren.


4.8       Te bereiken effecten ISV2

_________________________________________________________________________________

 

Zoals aan het begin van dit hoofdstuk al is aangegeven, sluit dit hoofdstuk af met een overzicht van de per 1 januari 2010 minimaal te bereiken effecten. Deze zijn inhoudelijk afgeleid van de door het Rijk voor ISV2 verplicht gestelde elf ‘outputindicatoren’ en gerelateerd aan de in dit Ontwikkelingsprogramma opgenomen programma’s. Ze zijn daarbij zo SMART mogelijk geformuleerd. Het DOP moet echter geen keurslijf worden, anders gezegd: Delft wil tijdens de uitvoering van DOP2 kunnen veranderen in de uitvoering van de opgenomen programma’s en projecten teneinde de geschetste effecten te bereiken (liefst meer). Hoewel de programma’s in dit Ontwikkelingsprogramma breder zijn en de ambities hoger, kiest Delft er in het kader van ISV2 dus voor om (overigens net als in ISV1) niet alle ambities te laten terugkeren in de te bereiken effecten. De door Delft jaarlijks te verrichten inhoudelijke monitoring zal dan ook (alleen) op de hieronder vermelde effecten worden gebaseerd.

 

De te bereiken effecten per 1-1-2010 van de in dit Ontwikkelingsprogramma opgenomen programma’s en projecten zijn derhalve:

 

1.   Zoveel mogelijk gebieden waar de fysieke culturele kwaliteiten onderdeel uitmaken van de gebiedontwikkeling en een optimale borging hiervan in plannen en beleid.  In minimaal zes wijken is per 1-1-2010 ten opzichte van de nulmeting minimaal één extra deelproject van het project “Kunst in de wijken’’ uitgevoerd. 

Nulmeting: Per 1-1-2005 zijn in het kader van het project “Kunst in de wijken’’ de volgende deelprojecten uitgevoerd: Wandschappen (Wippolder), VGTO (Vrijenban), Stiefmoederproject (Binnenstad), Delftse Donderslag (Binnenstad), Jurk van Delft (alle wijken), Groeten uit Delft (alle wijken), Fotoproject (Poptahof-Voorhof), Macho’s Hoornsestraat (Hof van Delft-Voordijkshoorn), Kunstpaviljoen (Voorhof), Muurbeschildering Kromstraat (Binnenstad), Huiskamers vele culturen (Buitenhof), Wijkmarkt (Binnenstad), Kunstwerk schoolplein (Hof van Delft-Voordijkshoorn), Wijktheather (Tanthof en Hof van Delft-Voordijkshoorn), Herinneringen (Hof van Delft-Voordijkshoorn).

 

2.    Zoveel mogelijk nieuwe woningen in uitleglocaties. Het totaal aantal nieuw gebouwde woningen in de Harnaschpolder en VDD-terrein samen moet per 1-1-2010 minimaal 910 woningen zijn. Daarvan worden minimaal 188 woningen in de categorie ‘goedkoop’ gerealiseerd en minimaal 860 woningen in de koopsector.

Nulmeting: per 1-1-2005 zijn nog geen woningen gerealiseerd in de Harnaschpolder of op het VDD-terrein.

 

3.    Zoveel mogelijk nieuwe woningen in bestaand bebouwd gebied. Het totaal aantal nieuw te bouwen woningen in bebouwd gebied van 1-1-2000 moet per 1-1-2010 minimaal 2.000 woningen zijn voor uitbreiding, en minimaal 890 woningen voor vervanging. Van de woningen voor uitbreiding zijn per 1-1-2010 minimaal 1.060 woningen in de categorie ‘goedkoop’ en minimaal 900 woningen in de koopsector gerealiseerd. Van de woningen voor vervanging zijn per 1-1-2010 minimaal 435 woningen ‘goedkoop’ en minimaal 680 woningen in de koopsector gerealiseerd.

Nulmeting: per 1-1-2005 zijn deze woningen nog niet gerealiseerd

 

4.    Meer volledig toegankelijke woningen. In de periode van 1-1-2005 t/m 1-1-2010  zijn minstens 470 nieuwe woningen met zorg, waarvan minstens 370 woningen met 24 uurs zorg gerealiseerd. Daarnaast is in deze periode het woningaanbod voor bijzondere doelgroepen (mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking) aangepast door de realisatie van minimaal 300 nieuwe nultredewoningen.

Nulmeting: per 1-1-2005 zijn deze woningen nog niet gerealiseerd.

 

5.    Een grotere differentiatie in huur- en koopwoningen. In de periode van 1-1-2005 t/m 1-1-2010 zijn in Delft per saldo minimaal 300 woningen ‘omgezet’ van huur naar koop en zijn er minimaal 300 woningen gesloopt.

Nulmeting: per 1-1-2003 zijn er in Delft 33.451 huurwoningen en 14.330 koopwoningen. In totaal zijn er per 1-1-2003 47.781 woningen.

 

6.    Zoveel mogelijk woningen zijn ingrijpend verbeterd. Tussen 1-1-2005 en 1-1-2010 dienen minimaal 300 woningen ingrijpend te zijn verbeterd.

Nulmeting: deze ingrepen hebben nog niet plaatsgevonden

 

7.    Zoveel mogelijk openbare ruimte waarbij sprake is van een kwaliteitsimpuls. Voor 1-1-2010 is door de uitvoering van projecten waarbij sprake is van herinrichting van minimaal 20.000 m2 openbaar toegankelijk gebied aan kwaliteit verbeterd door het kwaliteitsniveau minimaal een niveau hoger te brengen. 

Nulmeting: het huidig areaal wordt momenteel in beeld gebracht. Daarnaast wordt gewerkt aan een op te stellen beheervisie, waarmee o.a. kwaliteitsniveaus worden vastgesteld. Ook wordt een projectenlijst opgesteld. Per 1-1-2005 is binnen deze projecten nog geen openbaar gebied opnieuw ingericht.

 

8.    Zoveel mogelijk woningen toevoegen aan het bestaand bebouwd gebied. Per 1-1-2010 dienen minimaal 2.200 woningen aan het bestaand bebouwd gebied 1-1-2000 te zijn toegevoegd (saldo toegevoegde minus onttrokken woningen).

Nulmeting: per 1 januari 2003 staan in Delft 49.549 woningen. Anno 2004 zijn dat er ongeveer 49.900.

 

9.       Een aantrekkelijke, sociale en veilige woonomgeving voor bewoners. Er dient per 1-1-2010 in Delft minimaal één voorzieningencluster per wijk te functioneren. Doelstelling is in elke wijk (m.u.v. de binnenstad) minimaal één buurtaccommodatie, één brede school voorziening, één gezondheidscentrum en één wijkinformatiepunt te (laten) realiseren en/of goed te laten functioneren.

Nulmeting: Per ultimo 2004 zijn in alle wijken buurtaccommodaties aanwezig maar in Tanthof en Kuyperwijk is de nieuwbouw nog niet gerealiseerd. Verder zijn er brede school voorzieningen in alle wijken, gezondheidscentra in drie wijken en wijkservicepunten in twee wijken.

 

10.   Zo min mogelijk stagnatie van de stedelijke vernieuwingsopgave door bodemsanering  Van de werkvoorraad gerelateerd aan het landsdekkend beeld bodemsanering (incl. onderzoek) wordt minimaal 1% aangepakt voor 1-1-2010. Er wordt minimaal 150  m2 en 250 m3 bodem gesaneerd en worden minimaal drie bodemonderzoeken uitgevoerd. Daarnaast wordt minimaal 50.000 m3 grondwater gesaneerd. In totaal worden minimaal 26.900 prestatie-eenheden[9]) bodem- incl. grondwatersanering gerealiseerd en wordt minimaal 1% in eigen beheer dus zonder overheidsbijdrage uitgevoerd.  Ook wordt een stimuleringsbeleid gevoerd voor sanering in eigen beheer.

Nulmeting: De totale werkvoorraad is in 2004 geïnventariseerd. Zie ook bodemmodule ISV2 (bijlage 4)

 

11.   Minder geluidsbelasting van woningen. Het aantal woningen die per 1-1-2010 zijn gesaneerd, bedraagt minimaal 42 woningen (A-lijst). Met betrekking tot de raillijstwoningen geldt de zogenaamde ‘gemotiveerde nulambitie’ (zie deelprogramma d van het themaprogramma Duurzaamheid).

Nulmeting: Het totaal aantal niet-gesaneerde woningen met een geluidsbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai (65 db(A) of hoger) is anno 2004: 42. Het totaal aantal niet-gesaneerde woningen met een geluidsbelasting als gevolg van railverkeerslawaai (65 db(A) of hoger) is anno 2004 ongeveer 600.

 

Met betrekking tot de meetbaarheid in toetsbare resultaten van de opgenomen programma’s gelden de hierboven aangegeven ‘te bereiken effecten’. Om te monitoren in hoeverre deze effecten daadwerkelijk bereikt worden en het beleid zonodig bij te sturen, zal de gemeente Delft het door haar in ISV1 ontwikkelde stelsel van kwaliteitszorg’ hanteren. Dit houdt in dat naast deze inhoudelijke monitor jaarlijks de voortgang van projecten wordt gevolgd middels een procesmatige monitor. De aldus tot stand gekomen ISV-monitoring vormt aan het eind van de ISV2 periode de basis voor het dan door Delft op te stellen verantwoordingsverslag.

 

4.9       Financieel overzicht gebiedsgerichte programma’s

 

Het ISV-beleidskader schrijft voor dat de gemeente in een financiële paragraaf inzicht geeft in de diverse met stedelijke vernieuwing verband houdende kosten, alsmede van de wijze waarop deze over de verschillende bij stedelijke vernieuwing betrokken partners worden  verdeeld. De wet Stedelijke Vernieuwing spreekt hier van een geschatte omvang van de benodigde investeringen in de eerste vijfjaarlijkse periode en van een ‘doorzicht’ naar het volgende tijdvak. Daarom hebben we de diverse gebiedsgerichte programma’s in financiën vertaald. Deels met aannames, deels aan de hand van beschikbare informatie. De fasering van de investeringen in de komende ISV2-periode is weergegeven in bijlage 1. 

 

 


 


Indicatief overzicht totale investeringen ISV2-periode en bijbehorende dekking (bedragen x Î. 1.000,-)

 

 

Het bovenstaande overzicht geeft een indicatie van de met de gebiedsgerichte en de diverse themaprogramma’s verband houdende totale investeringen en van de wijze waarop wij verwachten dat deze kosten over de verschillende partners kunnen worden verdeeld.  Het financieel overzicht laat weliswaar geen verschil zien tussen de geraamde investeringen en de verwachte dekkingen (verdeeld over de diverse bij de stedelijke vernieuwing in Delft betrokken partners) maar in het tweede tijdvak (2005 t/m 2009) er wel een ‘berekend tekort’, voor alle programma’s bij elkaar, van ongeveer 29,9 mln. euro op de verwachte ISV-gelden (incl. bodem). De te verwachten totale ISV-bijdrage is niet voldoende om dit tekort in zijn geheel te dekken. Wij achten dit tekort gerelateerd aan de totale opgave echter aanvaardbaar (slechts 2 %). Het zal moeten worden gedekt door extra bijdragen en subsidies. Wij zullen trachten daarvoor ook andere middelen in te zetten. Hiervoor zullen wij actief zoeken naar aanvullende (externe) financieringsmogelijkheden. Een en ander wordt door ons jaarlijks nader uitgewerkt via het traject van de gemeentelijke jaarrekening en dat van de Meerjarenramingen Stedelijke Vernieuwing (MR-ISV). In het laatstgenoemd kader worden overigens ook de ISV-uitgaven verantwoord en begroot, waarmee er tevens een basis wordt gelegd voor de in 2010 op te stellen vijfjaarlijkse financiële verantwoording (bestedingsverslag).

 

 


 BIJLAGEN

_________________________________________________________


 

Bijlage 1.  Fasering opgenomen investeringen 2005-2009

 

 


 

Overzicht fasering investeringen in de periode 2005 t/m 2009

bedragen x € 1.000,-

 

Toelichting

 

Het financieel overzicht geeft een beeld van de fasering die wij samen met lokale partners de komende periode voor ogen hebben. In de eerste jaren gaat het daarbij om de aanpak van de woonwijken, Binnenstad en TU-gebied. In de jaren daarna krijgen daarnaast de herstructurering van de Spoorzone prioriteit.


Bijlage 2:  Inventarisatie projecten en programma’s ISV2




 


 


 


 




 


Bijlage 3.  Verslag van de ISV2-conferentie, gehouden op 29 juni 2004.

_______________________________________________________________________

 

Opening

Tijdens de inloop worden beelden vertoond van lopende projecten en gerealiseerde resultaten. Henny Pries (avondvoorzitter) opent de avond en heet de aanwezigen welkom.

 

Resultaten ISV1

Peter de Jong (coördinator ISV) geeft een toelichting op de resultaten van het ISV1-programma van de afgelopen 5 jaar. In 2000 zijn in het kader van DOP1 (Delfts Ontwikkelingsprogramma) 27 doelen geformuleerd. Deze doelen worden elk jaar gemonitord en op basis hiervan vindt bijsturing plaats. Resultaten moeten passen binnen de Wet Stedelijke Vernieuwing, bijdragen aan DOP1 doelen, met SV/ISV-bijdrage gerealiseerd zijn, en in de periode 2000 t/m 2004 zichtbaar zijn geworden. Er volgt hierna een opsomming van de gerealiseerde resultaten op de gebieden economie, wonen, duurzaamheid, mobiliteit en leefbaarheid. Conclusie is dat er in het kader van het ISV in Delft al veel bereikt is, maar dat er ook nog veel projecten in uitvoering zijn waardoor de resultaten nog niet (helemaal) zichtbaar zijn. ISV1 loopt dan ook door in ISV2: het is een rijdende trein.

 

ISV2-programma

Wethouder Rik Grashoff geeft een toelichting op het ISV2-programma. Hij vervangt Jan Torenstra, die wegens persoonlijke omstandigheden vanavond helaas niet aanwezig kan zijn.

Het is de bedoeling met ISV2 naadloos aan te sluiten op ISV1. Dit is nodig vanwege de vereiste continuïteit in beleid en bestuur en om lange termijn ontwikkelingen goed af te kunnen ronden. Vijf jaar is hier natuurlijk niet voldoende voor. Er zijn wel een aantal accentverschuivingen gezien de kaders van het rijk/provincie:

Ø       Er wordt aangestuurd op een betere bovenlokale afstemming;

Ø       Aantrekkelijke, sociale en veilige woonomgeving: de omgevingskwaliteit en het culturele element zijn belangrijker geworden;

Ø       De economische structuurversterking wordt niet meer genoemd (maar zit wel in het ISV2- programma).

Er zijn 3 velden waarin volgens het werkdocument met ISV/DOP2 resultaten moeten worden behaald, namelijk CKE, Duurzaamheid, Wonen en Samenleven. De doelen zijn:

Ø       Verbeteren fysieke kwaliteit van de openbare ruimte;

Ø       Veel nieuwe woningen bouwen en daarmee het woningaanbod verruimen en herschikken van het aanbod koop-huur;

Ø       Toegankelijkheid van woningen verbeteren;

Ø       Sociaal veilige woonomgeving;

Ø       Bodem/geluidssanering, al worden deze waarschijnlijk drastisch beperkt vanwege bezuinigingen;

Ø       Combinatie van hard en zacht. Er wordt getracht een relatie tussen de fysieke investeringen en de sociale programma’s te leggen en te behouden.

 

Delft heeft weliswaar een ruimer investeringsbudget tot zijn beschikking dan het ISV-budget alleen, maar de kosten van alle ambities stijgen momenteel wel boven de beschikbare middelen uit. Het is daarom belangrijk om prioriteiten te stellen en het betekent ook dat er niet veel nieuwe projecten meer bij kunnen komen.

 

Reacties

De zaal krijgt nu de gelegenheid om reacties te geven op het werkdocument. (# vraag of reactie, * antwoord)

            # Hoeveel geld stond er voor ISV1 en hoeveel is hiervan omgezet en hoe verhoudt zich dat tot ISV2?

* Voor ISV1 stond ca € 14 mln., hiervan is op dit moment ca €10 mln. uitgegeven. Aan het eind van ISV1 wordt een licht negatief saldo verwacht. Voor ISV2 is tot nu toe ca € 9,8 mln. toegezegd, hieraan worden waarschijnlijk nog bodemgelden toegevoegd, al zal dat minder zijn dan Delft nodig heeft zodat er alsnog geschrapt zal moeten worden in het ISV2- bodemprogramma. Het ISV2-budget zal na prioritering geheel worden uitgegeven aan de in DOP2 opgenomen programma’s.

            # In het werkdocument staan hoge ambities genoemd voor monumentenzorg. Dit staat echter tegenover een sterke reductie (halvering) van het subsidiebudget. De    gemeente legt hiermee veel verantwoordelijkheid bij de eigenaren.

* Gezien het gebrek aan middelen heeft het gemeentebestuur pijnlijk moeten snijden in (bijna) alle programma’s. Hierin zijn dus keuzes gemaakt. Dit heeft consequenties voor de fasering. In ISV1 is op monumentengebied echter al veel gedaan en met het resterend budget is er nog wel het een en ander mogelijk.

            # In ISV1 wordt een multiplier effect van 10 genoemd. Ik zie dat in ISV2 niet meer terug. Hoe zit dat?

* Het rijk heeft diverse onderzoeken gedaan naar de multiplier. De resultaten waren echter zeer verschillend. De indruk is dat het multipliereffect daarom is geschrapt uit het beleidskader voor ISV2. De multiplier is in Delft dan ook niet als beleidsuitgangspunt geformuleerd. Wel wordt als voorbeeld genoemd dat de gemeente bij de herstructurering van de Poptahof waarschijnlijk ca. € 6 mln. investeert en dat daar uiteindelijk ca € 200 mln. zal worden omgezet.

            # Op p. 28 van het werkdocument wordt een bedrag van € 48 mln. genoemd voor ISV-gelden. Waar komt dit bedrag vandaan?

* Dit is het bedrag dat Delft had willen krijgen van de provincie. Het is gebaseerd op de ambities van Delft en een inventarisatie van projecten. Omdat dit het indicatief toegekend budget overschrijdt, moeten hier nog wel prioriteiten worden gesteld. Vanuit de ISV-wetgeving wordt voorgeschreven dat een overzicht wordt gegeven van het totaal aan verwachte investeringen en daaraan wordt volgens Delft voldaan met het overzicht op blz. 28.

            # De corporaties zien veel terug in het document van de woonvisie die de corporaties destijds hebben laten maken. De corporaties zouden wel meer willen,       maar moeten terughoudend zijn. In grote lijnen wordt het voorgestelde ISV2-programma door hen onderschreven.

            # In het document staat dat van hard naar zacht wordt gewerkt. In paragraaf 4.8 (te bereiken effecten) staat echter veel hard en weinig zacht.

* Harde en zachte doelstellingen zijn in de Delftse ISV2-programma’s wel degelijk in evenwicht. Het ISV-beleidskader schrijft voor niet-rechtstreekse gemeenten als Delft echter alleen fysieke indicatoren verplicht voor. Delft kiest ervoor daar niet nog meer indicatoren aan toe te voegen.

            # In paragraaf 4.8 (p. 26) komen punt 3 en 8 niet op hetzelfde neer?

* De punten 3 en 8 zijn inderdaad dubbel. Dit houdt verband met het feit dat deze door het rijk ook dubbel worden genoemd in het ISV2-beleidskader. In feite gaat het hier om dezelfde doelstelling of indicator.

            # Waarom wordt een project als de opvang van verslaafden niet apart genoemd in het werkdocument?

* De discussie over de dagopvang is een redelijk geïsoleerde discussie over een bestaande voorziening, bovendien op een klein schaalniveau. Niet alle projecten in Delft zijn in het Ontwikkelingsprogramma opgenomen.

# Op p. 23 wordt in een voetnoot de bouw van jongerenwoningen in het Spoorzonegebied wel erg makkelijk geschrapt. Het draagvlak hiervoor is echter breed. DUWO wil er graag aan mee werken om de financiële randvoorwaarden aantrekkelijker te maken.

* De voetnoot is een beetje cryptisch. In de grondexploitatie is rekening gehouden met lagere grondwaarden voor 150 woningen in de sociale sector. Bij meer woningen op hetzelfde oppervlak zou jongerenhuisvesting bijvoorbeeld wel mogelijk zijn. De voetnoot wordt in die geest aangepast.

            # Op p. 21 wordt een aandeel van 30% sociale woningbouw genoemd voor de Harnaschpolder. Hoe is de verdeling van sociale koop en sociale huur?

* Op dit moment wordt in dit project uitgegaan van 15% sociale koop en 15% sociale huur.

            # In het werkdocument staat dat door de eenzijdige kwaliteit van de detailhandel de regiofunctie van de stad te kort schiet. De eenzijdige winkelvoorraad komt echter            ook voort uit de eenzijdige woningvoorraad en daarmee de eenzijdige sociale opbouw. Wanneer er meer dure woningen komen, zal er ook markt zijn voor andere          detailhandel en kan Delft de regiofunctie beter vervullen.

* Er is inderdaad sprake van een soort kip-ei verhaal. Met de nieuwe detailhandel in Zuidpoort wordt al geprobeerd het winkelaanbod in Delft te verbreden.

            # Het is een goed leesbaar werkdocument. Positief is dat er veel aandacht is voor de kwaliteit van de openbare ruimte. Het versterken van het woningaanbod mag          niet ten koste gaan van de openbare ruimte. Het is oa gezien de krappe middelen belangrijk dat er een regionale visie is, waarmee bepaald kan worden welke dingen         we eventueel aan anderen kunnen overlaten en welke dingen we zelf kunnen doen.

* Regionale afstemming is een belangrijk aandachtpunt in het ISV2-beleidskader. Er heeft al veel regionale afstemming plaatsgevonden tussen gemeenten in onze regio en binnen het stadsgewest Haaglanden. Het werkdocument wordt binnenkort ook bespoken met Haaglanden. De provincie maakt daarnaast ook een regionale afweging bij het verstrekken van de ISV-gelden. Het document moet wel een beknopt document blijven, op hoofdlijnen dus (het Rijk streeft naar max. 30 pagina’s).

 

Forumdiscussie

In de pauze worden enkele markante uitspraken van deelnemers aan de begin 2004 gehouden voorbereidende inventarisatieronde getoond. Daarna vindt een forumdiscussie plaats onder leiding van Henny Pries. Er wordt gediscussieerd over de mogelijke oorzaken en oplossingen van knelpunten in de uitvoering van stedelijke vernieuwing. Het Forum bestaat uit: Marja Van Leeuwen (directeur Vidomes Delft), Sicco de Vries (stafdirecteur Ballast Nedam), Alex Moret (bouwcoördinator bij de gemeente Rotterdam) en Christiaan Baljé (wethouder Volkshuisvesting).

Na een rondje langs de forumleden wordt gesteld dat men positief is over de stedelijke vernieuwing in Delft. De projecten lopen en men heeft het idee op de goede koers te zitten. Gewezen wordt op de herstructurering van de wijk Wippolder die nu bijna helemaal vernieuwd is en op het feit dat men (nog steeds) trots is op deze wijk. Processen zijn wel lang en lastig. Omdat er in Delft nog steeds veel belangstelling is voor woningen is het gevoel van urgentie voor herstructurering bij corporaties ook niet zo groot. Marja van Leeuwen noemt in dit verband het feit dat voor elke woning gemiddeld ongeveer 150 reacties worden ontvangen.

Vrijwel iedereen is het er desondanks over eens dat herstructurering noodzakelijk is. Er moet ingesprongen worden op veranderde woonwensen en op de vergrijzing. Daarnaast bestaat er een aanzienlijke groep scheefwoners, die momenteel niet doorstromen vanwege het gebrek aan passend aanbod. Er is ook concurrentie aanwezig en te verwachten van omliggende VINEX locaties. Er moet daarom voorkomen worden dat een nog groter deel van de draagkrachtige bevolking wegtrekt. Dit vraagt om een kwaliteitsslag en een herschikking van het aandeel huur- en koopwoningen. Deze herschikking moet vanwege het nagenoeg ontbreken van grote ontwikkelingslocaties plaatsvinden binnen het bebouwde gebied.

Femke Stolker vindt het teleurstellend dat de herstructurering zo langzaam gaat. Er zijn wel plannen, maar het duurt te lang en de mensen zitten toch lang op een woning te wachten, wat frustreert. Er wordt door het panel een aantal oorzaken genoemd voor het traag verlopen van de herstructurering. De procedures zijn tijdrovend. In Rotterdam probeert men op dit moment de artikel 19 procedures in te korten in samenwerking met provincie. Uit de reacties blijkt echter dat de RO procedures niet altijd maatgevend zijn. Er gaat meer tijd zitten in het vooraf vaststellen van het ambitieniveau, draagvlakvorming en in het financieel haalbaar maken van projecten. De risico’s voor de partners zijn daarbij groot, dus overeenstemming wordt niet zo makkelijk bereikt.

Een verschil tussen Rotterdam en Delft is dat Delft geen echt verpauperde wijken kent (dichtgetimmerde woningen, leegstand en slechte technische staat). Femke Stolker ziet wel signalen van beginnende verpaupering en wijst daarom op de noodzaak van een hoger tempo. Christiaan Baljé gebruikt in dit verband echter liever geen termen als verpaupering, omdat dit de wijk immers onterecht kan stigmatiseren. 

De herstructurering stuit bij bewoners en omwonenden op veel weerstand. Door problemen in het sociaal beheer is de noodzaak van herstructurering aan bewoners ook moeilijk uit te leggen. Het creëren van dit draagvlak kost daarom tijd. Daarnaast maakt de druk op de woningmarkt dat een schuif/verhuisoperatie moeilijk grootschalig is uit te voeren. Het aanbod van vervangende woonruimte is namelijk gering, zodat het tijd kost om vervangende woonruimte te realiseren of te vinden. Tijdens de herstructurering moet daarnaast ook prettig gewoond kunnen worden. De periode dat de wijk tijdens de ingreep een slechte uitstraling heeft, moet dan ook zo kort mogelijk gehouden worden. Dit goed voorbereiden, kost ook tijd. Wil Bonet geeft aan dat dit betekent dat de herstructurering in een verantwoord tempo moet plaatsvinden zodat ook het sociale klimaat op orde blijft. Maar je moet wel bewust voor dat tempo kunnen kiezen; het moet je niet overkomen.

Alex Moret geeft aan dat het in Rotterdam een tijd heeft geduurd voordat de ambtelijke organisatie uit haar klassieke rol trad en de corporaties waren ingespeeld op een meer terughoudende rol van de gemeente. De gemeente Rotterdam verwacht nu van de corporaties dat zij en andere marktpartijen voortaan de kar trekken. De aanwezige vertegenwoordigers van corporaties waarderen echter een meer actieve houding van de gemeente Delft. Zij vinden dat een dergelijk proces in onderlinge samenwerking moet worden ondernomen.

Vervolgens vraagt Henny Pries de forumleden wat de belangrijkste maatregelen zijn die volgens hen nu moeten worden genomen. Marja van Leeuwen wil met de gemeente en andere partners om de tafel om alle mogelijke locaties in beeld te brengen voor het realiseren van de toekomstige vraag. Sicco de Vries geeft aan dat er bestuurlijk overeenstemming moet zijn over de beschikbaarheid van locaties. Hij is op zich niet voor het opofferen van groene ruimte, er moet een zorgvuldige stedenbouwkundige afweging gemaakt worden. Daarnaast is hij van mening dat er in wijken en buurten meer accenten moeten worden gelegd, zodat de verschillende wijken zich beter van elkaar onderscheiden. Hij geeft aan dat de markt namelijk best bereid is te investeren, maar dat er dan wel een markt aanwezig moet zijn.

Alex Moret vindt dat het vanwege de grondpositie van corporaties belangrijk is met hen de dialoog aan te gaan en ook afspraken te maken over het tempo. Ook de sociale component moet niet vergeten worden. Wanneer een goede kwaliteit gerealiseerd wordt, willen mensen ook terugkeren zodat de sociale structuur in stand blijft of herstelt. Dit kan ook in de vorm van koop, als men kijkt naar het aantal scheefwoners. Christiaan Baljé concludeert dat het inbreidingsvraagstuk een belangrijke opgave is voor Delft. De noodzaak blijft om daarbij kwaliteit te realiseren, omdat het wat de vraag naar woningen betreft in de toekomst niet altijd vanzelf goed zal blijven gaan. Er is een gedeeld belang en de uitdaging is ervoor te zorgen dat we gezamenlijk kwaliteit (blijven) realiseren.

 

Afsluiting

Rik Grashoff maakt als afsluiting een balans van de avond op.

De stedelijke vernieuwing ligt op koers. Over de breedte gezien is overeenstemming over het werkdocument. Dit zit kwalitatief goed in elkaar gezien de vanavond gemaakte opmerkingen. Aandachtpunten zijn:

Ø       De regionale afstemming moet in het werkdocument meer expliciet gemaakt worden;

Ø       De ‘zachte’ beleidsonderwerpen moeten in (de redactie van) het werkdocument misschien nog iets meer tot uiting worden gebracht;

Ø       De schaarste aan locaties is iets waar we mee moeten leren leven. Naast de Harnaschpolder, VDD en de Spoorzone zijn de komende jaren geen andere locaties van belang te verwachten. Dit noopt tot creativiteit. Hij nodigt de corporaties dan ook uit om met initiatieven te komen, zoals bij de Vermeertoren.

Ø       Er is overeenstemming dat de herstructurering toch wel traag verloopt. Oorzaken zijn de RO-procedures, de noodzaak tot gedegen planvorming, de financiële haalbaarheid en de beperkte mogelijkheden tot uitplaatsing van bewoners gezien het feit dat herstructurering in Delft steeds inbreiding betekent.

Ø       Wat vooral zorgen baart, is de aanpak van gebieden met grootschalige galerijflats als (nagenoeg) enige woningsoort. Tot op heden lijkt het namelijk wel te lukken om meer kleinschalige ontwikkelingen voor elkaar te krijgen (Wippolder, Delfgaauwse Weye, Bomenwijk), maar de schaal van de Poptahof bijvoorbeeld, hebben we met elkaar nog niet in de vingers. De financiën blijven onduidelijk en er is geen ruimte om veel projecten te doen die een dergelijk groot beslag leggen op de financiële middelen. De uitdaging is wel dat we met de Poptahof aantonen dat we deze schaal ook aankunnen en ervan leren voor de andere wijken en buurten met grootschalige hoogbouw. Gezien de kwalitatieve vraag en de verduurzaming hebben we daarbij onze gehele capaciteit nodig.

Ø       Het te voeren beleid, zoals ook is opgenomen in het werkdocument, gericht op het voldoen aan vooral de kwalitatieve vraag naar woningen, wordt gesteund. Het is goed daarbij wel voldoende aandacht te (blijven) geven aan de ‘bijzonderheid’ en stedenbouwkundige accentuering van wijken.

Henny Pries dankt de aanwezigen voor hun komst en nodigt ze uit voor een borrel.


 

Bijlage 4: ISV2-bodemmodule

_______________________________________________________________________________

 

Voor de komende ISV-periode (2005 t/m 2009) heeft de provincie Zuid-Holland aangekondigd € 450.000 beschikbaar te stellen voor bodemsanering en onderzoek. Daarnaast is er vanuit Haaglanden (VINAC BLS-gelden) budget beschikbaar. Alhoewel het exacte bedrag hiervan nog niet is vastgesteld, is in deze bodemmodule uitgegaan van het bedrag voor bodemonderzoek en -sanering in ISV2 zoals dat is weergegeven in de concept MR-ISV 2004-2009 (totaal beschikbaar € 1.994.000 incl. BTW).

 

In de handreiking bodemmodule zoals die door de Provincie is opgesteld wordt gevraagd aan te geven welk deel van de werkvoorraad de gemeente aan gaat pakken. Aangezien er op dit moment (december 2004) zowel bij de provincie Zuid-Holland als bij de gemeente Delft nog geen compleet beeld van de Delftse werkvoorraad is, kan hier nog geen definitieve uitspraak over worden gedaan. Om deze reden is derhalve in de lijst van indicatoren (zie blz. 36 van het DOP) uitgegaan van het aanpakken van minimaal 1% van de werkvoorraad. Daarnaast wordt op z’n minst 1% van de werkvoorraad in eigen beheer aangepakt. Gezien de dynamiek van de stedelijke ontwikkeling in Delft wordt verwacht dat met name dit laatste percentage uiteindelijk hoger zal uitkomen. Hierbij kan gedacht worden aan de bodemonderzoeken en saneringen die gaan plaatsvinden in het Zuidpoortgebied, de Spoorzone, de Schie-oevers en diverse inbreidinglocaties in de binnenstad.   

 

In de ISV2-bodemmodule is budget gereserveerd voor het vaststellen van de grondwaterkwaliteit na de in de eerste ISV-periode uitgevoerde grondsanering ter plaatse van de voormalige gasfabriek Zuidwal (onder 1. in de tabel) en voor het in stand houden van de grondwatersanering ter plaatse van de Oostsingel (onder 4.). Daarnaast worden in ieder geval twee bodemonderzoeken uitgevoerd op locaties waar mobiele bodemverontreinigingen verwacht worden (2 en 3). Verder is een relatief groot bedrag gereserveerd om in de komende periode, wanneer wel duidelijk is wat de werkvoorraad precies is, locaties aan te pakken. Het gaat daarbij zowel om het uitvoeren van bodemonderzoeken als om een bijdrage aan bodemsaneringen in het stedelijk gebied (zie punt 5). Door het budget op deze manier te reserveren wordt voldoende vrijheid gehouden om optimaal in te spelen op zowel stedelijke ontwikkelingen als op het verkleinen van de werkvoorraad.

 

In onderstaande tabel is e.e.a. cijfermatig weergegeven:

 

Projecten

2005

2006

2007

2008

2009

TOTAAL

1. Zuidwal

200.000

 

 

 

 

200.000

2. Beukenlaan 2 (voh)

40.000

 

 

 

 

40.000

3. Rotterdamseweg 222

40.000

 

 

 

 

40.000

4. Oostsingel (pluim)

30.000

30.000

20.000

20.000

20.000

120.000

5. ISV-bodemsanering en onderzoek overig

249.000

329.000

339.000

339.000

338.000

1.594.000

Totaal

 

 

 

 

 

1.994.000

 

 

In de handreiking van de provincie Zuid-Holland wordt gevraagd te laten zien welke onderzoeken en saneringen uit de vorige ISV-periode wel en niet gedaan zijn en in te gaan op eventuele doorloop. Voor de verantwoording van de activiteiten van de afgelopen ISV-periode wordt verwezen naar het verantwoordings- en bestedingsverslag dat de gemeente Delft in het voorjaar van 2005 over de eerste ISV-periode gaat opstellen. De in deze periode uitgevoerde bodemonderzoeken en saneringen zullen hier een onderdeel van uitmaken.  Ook wordt hiervoor verwezen naar de ISV-monitor en Meerjarenraming (MR-ISV) die jaarlijks door de gemeente Delft wordt opgesteld en waar ook de bodemprojecten in behandeld worden.

 

Door de provincie is aangegeven dat de gemeente Delft de lopende nazorg-projecten in het stedelijk gebied (zoals de Asepta grondwatersanering) over moet nemen. De gemeente heeft hierop aangegeven geen projecten zonder budget over te willen nemen. Bovendien passen dergelijke projecten niet in de doelstellingen van het ISV-programma (stagnatie in stedelijke ontwikkeling opheffen). De provincie heeft toegezegd, omdat meer gemeenten in de provincie Zuid-Holland met dit probleem kampen, actie richting VROM te ondernemen. Het overnemen van nazorgprojecten is en blijft derhalve een knelpunt.

 

 

 


Bijlage 5: Bovenlokale afstemming

_______________________________________________________________________________

 

Bovenlokale afstemming is in ISV2 belangrijker dan in ISV1. Dit blijkt uit zowel het Rijks- als het Provinciale ISV2-beleidskader. Het Rijksbeleidskader bijvoorbeeld vereist tenminste intergemeentelijke afstemming op de volgende onderdelen:

·         Zorgvuldig ruimtegebruik: de intensiveringsopgave.

Delft heeft haar beleid, programma’s en projecten regionaal afgestemd en zal dit in de komende ISV-periode ook blijven doen. Voor de intergemeentelijke afstemming binnen het stadsgewest Haaglanden van het meerjaren ontwikkelingsprogramma GSB Den Haag 2005-2010 en de meerjaren ontwikkelingsprogramma’s van de programmagemeenten Delft, Leidschendam-Voorburg, Rijswijk en Zoetermeer is in het opstellingstraject van een adhoc ingesteld ‘ISV-coördinatoren-overleg’ en van de reguliere overleggen (ACC’s) van het stadsgewest Haaglanden gebruik gemaakt. In dit afstemmingsoverleg is op alle in de beleidskaders genoemde aspecten gelet.

 

De (negen) gemeenten Den Haag, Delft, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Rijswijk, Pijnacker-Nootdorp, Wassenaar, Westland en Zoetermeer werken samen in het stadsgewest Haaglanden. Basis hiervoor is de Kaderwet Bestuur in verandering en diens opvolger de Wet gemeenschappelijke regelingen-PLUS. De samenhang tussen de gemeenten en de omvangrijke opgaven op het vlak van bereikbaarheid, wonen en de economische ontwikkeling vormen de belangrijkste redenen om in de regio intensief samen te werken. De samenwerking strekt zich uit tot wettelijk vastgelegde onderwerpen, maar behelst ook vele andere onderwerpen. In stadsgewestelijk verband wordt op een aantal thema’s van het rijkskader ISV2 regionaal beleid geformuleerd dat kaderstellend of richtinggevend is voor een lokale nadere invulling. Hieronder volgt een weergave van de hoofdlijnen van regionale afspraken voor zover deze betrekking hebben op ISV2.

 

Regionaal Stuctuurplan Haaglanden

In het Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP) 'Haaglanden, Groene schakel in de Randstad` (februari 2002) staat hoe de regio Haaglanden de komende jaren (tot 2010 met een doorkijk tot 2020) ruimtelijk wordt ingevuld en hoe wordt omgegaan met toekomstige ruimteclaims. De ruimtelijke consequenties van het vigerende stadsgewestelijke (sectoraal) beleid zijn verwerkt in het RSP. Het RSP is het ruimtelijk integratiekader voor stadsgewestelijke plannen en programma’s.

 

Wonen

De regionale Woonvisie Haaglanden (november 2003) heeft een planhorizon tot 2015 en geeft aan welke maatregelen genomen moeten worden om in de toekomst aan de wensen van de woonconsument te voldoen. Want ondanks de huidige kwaliteiten van de regio – groen, blauw, en compact - sluit een deel van het huidige woningaanbod niet meer aan op de vraag. De ambitie is om in de periode tot 2015 in totaal in de regio 60.000 woningen bij te bouwen en 30.000 woningen te transformeren (10.000 over een periode van 5 jaar). Voor verkoop van huurwoningen is een ambitie van ruim 3.000 woningen in 5 jaar (10.000 voor de planperiode). Dit ambitieprogramma  wordt uitgewerkt in een woningdifferentiatie (30% sociale woningen per gebiedsprofiel c.q. gemeente, waarvan 10% goedkope koopwoningen; 30% middeldure woningen en 40% dure woningen) dat betrekking heeft op de gehele looptijd. De regionale woonvisie gaat voor de totale regio uit van een verdichting van 4.000 woningen in bestaand stedelijk gebied in een periode van 5 jaar (12.000 voor de planperiode). De woonvisie benoemt 8 gebiedsprofielen met lokale accenten op basis van onderscheidende thema’s en woonmilieus, om de samenhang van de regio te waarborgen. Eén of meer gemeenten zijn beheerder van een gebiedsprofiel en dienen dit in hun planvorming en uitvoering te bewaken en te versterken. De gebiedsprofielen zijn Wonen in de stad (Den Haag), Wonen in een historische kennisstad (Delft), Wonen in het groen aan de stad (Rijswijk, Leidschendam-Voorburg en VINEX-locaties Den Haag), Wonen in een moderne volwassen stad (Zoetermeer), Wonen tussen glas, groen en steden (Pijnacker-Nootdorp en VINEX-lokaties), Wonen tussen glas (Westland), Wonen in het groen (Midden-Delfland) en Wonen en landgoed (Wassenaar). Daarnaast zijn 8 transformaties beschreven die van regionaal belang zijn: Samenhang in de Vlietzone (buurgemeenten), Werken en wonen in Rijswijk (Plaspoelpolder, station, De Bogaard), Oud én nieuw gaan samen in Delft (samenhang bouwen en verbeteren), Centrumstedelijk wonen op het spoor (Delft), Dynamiek in Zoetermeer, Centrum stedelijk wonen in Den Haag (CS, centrum, Binckhorst/Utrechtse baan), Stadswonen in Den Haag (vooroorlogse zuidrand Den Haag) en Groenstedelijk perspectief (Zuid-West Den Haag). De afspraak uit de woonvisie Haaglanden is dat 30% van de totale nieuwbouw in Haaglanden in het sociale segment gerealiseerd zal worden. Hiertoe worden gerekend: huurwoningen tot de huurprijsgrens en sociale koopwoningen onder een te indexeren stichtingskostengrens. Ingrijpende woningverbeteringen van sociale huurwoningen mogen meegerekend worden voor het bereiken van het percentage. Het begrip 'goedkoop' zoals dat door het rijk in het kader van ISV2 gedefinieerd is (huur onder de kwaliteitskortingsgrens) vormt een deel van het regionaal gedefinieerde begrip 'sociaal'.

 

De Regionale woonvisie vormt het kader voor het Convenant Woningbouwafspraken 2005 tot 2010 (2005) tussen het stadsgewest Haaglanden, de gemeente Den Haag, de provincie Zuid-Holland en het rijk. In het convenant en de bijbehorende toekenning van BLS-subsidie (Besluit Locatiegebonden subsidies) aan de regio is op basis van de in de woonvisie geformuleerde ambities afgesproken dat de gemeenten in het stadsgewest gezamenlijk in de periode 2005-2010 tenminste 34.000 woningen zullen realiseren. Dit is een bruto aantal, dus inclusief vervangende nieuwbouw. Voor de interne verdeling van de BLS-gelden wordt dit regionaal totaal vervolgens vertaald in een gemeentelijke (VINAC-) taakstelling, waarbij tevens het in de regionale woonvisie vastgelegde percentage van 30% te bouwen sociale woningen (incl. ingrijpende woningverbetering) wordt berekend. Aandachtspunt bij dit laatste is dat de planhorizon van de woonvisie (2015) langer is dan die van het convenant woningbouwafspraken en langer is dan de ISV2-periode (beiden 2010). De gemeenten dienen jaarlijks aan het stadsgewest te rapporteren over de voortgang van de totale woningbouwopgave en het aantal gerealiseerde sociale woningen. Over ondertekening van het convenant en de uitwerking ervan wordt begin 2005 besloten.

 

Het stadsgewest Haaglanden en de Vereniging Sociale Verhuurders Haaglanden (SVH) hebben gezamenlijk regionale prestatieafspraken opgesteld, waarmee onder andere afspraken zijn gemaakt over het in elke gemeente toewijzen van tenminste 70% van de vrijkomende huurwoningen aan woningzoekenden met een laag inkomen. Voor betaalbare nieuwbouwwoningen is dit percentage 90%. Doelstelling hierbij is het aanbod van betaalbare woningen, en daarmee dus de keuze-mogelijkheden voor woningzoekenden met een lager inkomen (BBSH-doelgroep) in de regio te vergroten. Deze afspraken worden begin 2005 vernieuwd voor weer een periode van 4 jaar. Daarnaast kent het stadsgewest een regionale Huisvestingsverordening, waarin voor de gehele regio onder andere een open regionaal werkend aanbodsysteem voor sociale huurwoningen is vastgelegd.

 

Milieu

Het Regionaal kader voor milieusamenwerking in Haaglanden is eind 2003 door het dagelijks bestuur van het stadsgewest Haaglanden vastgesteld. Het kader geldt voor de jaren 2004 en 2005. In deze twee jaren worden op tien speerpunten beleidsdoelen geformuleerd, die vanaf 2006 de basis vormen van de regionale milieusamenwerking in Haaglanden. De speerpunten zijn: duurzaam waterbeheer, vergunningverlening en handhaving/professionalisering, luchtkwaliteit, geluid, klimaatbeleid/energiebeleid, mobiliteit, duurzaam ondernemen en duurzame bedrijventerreinen, gebiedsgerichte aanpak glastuinbouw, afval en externe veiligheid.

 

In 2004 zijn regionale afspraken gemaakt voor de vergunningverlening en handhaving/professionalisering, luchtkwaliteit, geluid en mobiliteit. De nalevingsstrategie milieuhandhaving bevat afspraken over toezicht op naleving van milieuwet- en regelgeving en kan tevens toegepast worden op wet- en regelgeving van bouw- en woningtoezicht en ruimtelijke ordening. Het regionale plan van aanpak luchtkwaliteit Haaglanden (2004), beschrijft maatregelen voor overschrijdingen van luchtkwaliteitsnormen veroorzaakt door bovenlokale wegen. Gemeenten met binnenstedelijke overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen hebben lokale plannen van aanpak opgesteld of werken daaraan. Jaarlijks geeft het stadsgewest in de rapportage Luchtkwaliteit Haaglanden inzicht in de overschrijdingen van luchtkwaliteitsnormen. Gegevens voor de rapportage worden aangeleverd door de gemeenten. Voor geluid en mobiliteit wordt in de (concept) Regionale Nota Mobiliteit voorgesteld een Regionale Verkeersmilieukaart te ontwikkelen, die een regionaal beeld geeft van de milieu-effecten van verkeer en vervoer en gemeenten ondersteunt bij de jaarlijkse verplichte rapportages luchtkwaliteit en bij het maken van geluidbelastingskaarten (vanaf 2007 verplicht).

 

Bereikbaarheid

De Regionale Nota Mobiliteit Haaglanden (RNM) (concept december 2004) biedt het kader voor het verkeers- en vervoersbeleid en de maatregelen die de komende jaren genomen moeten worden. De RNM vertaalt de belangrijke onderdelen van de Nota Mobiliteit (V&W) door in regionaal beleid. Haaglanden streeft in de RNM naar een beter bereikbare, verkeersveiliger en meer leefbare regio in 2020. Concreet betekent dit:

-          40% meer openbaarvervoerritten in 2020 ten opzichte van 2003

-          meer (korte) verplaatsingen op de fiets

-          kortere en beter voorspelbare reistijd met de auto in de spits

-          minder verkeersslachtoffers en

-          verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving.

In de RNM is voorts aangegeven dat:

-          nieuw te ontwikkelen locaties moeten liggen aan bestaande OV en weginfrastructuur;

-          eventuele locatie-ontsluitende wegen moeten de doorstroming op het regionaal wegennet niet verstoren

-          bij noodzakelijke aanvullende infrastructuur moet bezien worden of meebetaald kan worden uit de grondexploitatie.

Haaglanden stelt als randvoorwaarden aan de inrichting van (nieuwe) locaties:

-          het waarborgen van de eisen voor veiligheid, geluid, lucht, groen;

-          het garanderen van optimale fiets- en keteninfrastructuur; 

-          een duurzaam veilige inrichting en

-          actief mobiliteitsmanagement in bedrijvengebieden in samenhang met werkgerelateerd parkeerbeleid.

Betere overstappunten, betere reis- en route-informatie voor alle vervoerwijzen en meer maatwerk in parkeren zorgen ervoor dat mensen bewuster kiezen hoe en wanneer ze reizen. Belangrijk is dat vooral in het woon-werkverkeer meer mensen met de fiets of met het openbaar vervoer reizen. Dit schept ruimte op de weg voor de mensen die de auto echt nodig hebben, zoals het zakelijk verkeer en het goederenvervoer. Veel grote infrastructuurprojecten worden in de komende jaren gepland, zoals RandstadRail, tramlijn 19, station Ypenburg en lijn 37, het Trekvliettracé, de A4 Midden Delfland en de N470. Haaglanden investeert fors in o.a. spitstrams en interliners. Twee of drie Stedenbaan-pilots gaan van start rondom de stations Delft-Zuid en Binckhorst (en evt. Bleizo). De internationale positie van Den Haag vereist een aansluiting van 8 x per dag op de HSL-Zuid en realisatie van de HST-Oost. De spoortunnel Delft is noodzakelijk voor een goede verbinding met de mainports Rotterdam-Haven en Amsterdam-Schiphol en over de financiering daarvan zijn toezeggingen gedaan en/of afspraken gemaakt. Alle knelpunten in het regionaal fietsnet zijn in 2015 opgelost. Samen met alle wegbeheerders is een netwerkvisie voor het regionaal wegennet ontwikkeld en is een groot aantal benuttingsmaatregelen benoemd, die in de komende jaren uitgewerkt en uitgevoerd worden. Haaglanden wil vanuit de netwerkaanpak ook verder invulling geven aan dynamisch verkeersmanagement. In het kader van stedelijke distributie gaat het stadsgewest in een regionaal overleg samen met de gemeenten en de overige betrokken partijen bekijken of er draagvlak is om te komen tot afspraken om de vroege venster-uren (vanaf 6 uur ’s ochtends) beter te benutten. Hierbij wordt ook een verband gelegd met voertuigeisen en de fysieke beperkingen voor het geldtransport. De infrastructurele projecten en beleidsgerichte maatregelen, die nodig zijn om ambities te realiseren, zijn uitgewerkt in het uitvoeringsprogramma 2005-2008. Het uitvoeringsprogramma wordt 4-jaarlijks geactualiseerd.  

 

Economie

In het stadsgewest wordt op regionaal beleid gemaakt voor een aantal economische onderwerpen. Voor de MOP’s zijn de relevante documenten de Kantorenstrategie, het Leisurebeleid, de Bedrijventerreinenstrategie en de Structuurvisie detailhandel. In de Kantorenstrategie (juni 2004) zijn afspraken gemaakt over de verdeling van de kantoorontwikkeling in de Haaglanden-gemeenten. Vanwege de economische realiteit is er sprake van bijstelling naar beneden van het aantal te ontwikkelen kantooroppervlak in verhouding tot het regionale aanbod zoals dat was afgesproken in 2001 in het RSP. Het ontwikkelingsprogramma van bedrijventerreinen in Haaglanden is vastgelegd in het Regionale structuurplan Haaglanden (2001). Het RSP gaat regionaal uit van een behoefte van 35 ha per jaar. De monitor 2003 en 2004 wijzen echter op een achterblijvende uitgifte. Dit en andere ontwikkelingen als herstructurering, segmentering en vertraagde aanbodontwikkeling maken het noodzakelijk dat er een nieuwe bedrijventerreinenstrategie wordt opgesteld. Hier is in oktober 2004 een begin mee gemaakt. De afronding en bestuurlijke vaststelling is in het voorjaar 2005 voorzien. In de Structuurvisie detailhandel zijn de afspraken over de ontwikkeling van de detailhandel in de regio vastgelegd op basis van een wensbeeld. De huidige structuurvisie dateert van 2001 en heeft een looptijd tot 2005 en dient te worden geactualiseerd. Daarmee wordt op korte termijn een aanvang gemaakt. Haaglanden heeft begin 2002 een regionaal Leisurebeleid vastgesteld. Hierin zijn afspraken gemaakt over de locaties voor bovenregionale leisure-ontwikkelingen. Er zijn 18 concentratie-gebiedengebieden benoemd waar grootschalige leisure-initiatieven een plek kunnen vinden. Tevens is een aantal strategische concentratiegebieden aangewezen waar bovenlokale leisure initiatieven bij voorkeur zouden moeten plaatsvinden. Ook zijn aanvullende criteria genoemd en is een bestuurlijk afwegingsschema opgenomen. 

 

Groen

Voor grootschalige groenprojecten in de stad in relatie tot de groenplannen om de stad en in de regio is intergemeentelijke afstemming van belang. Hiertoe hanteert het stadsgewest Haaglanden het belang van een goede leefomgeving als uitgangspunt, zowel als woonomgeving als voor het economische vestigingsklimaat. In het Regionaal Structuurplan van Haaglanden (2002) is dit uitgangspunt uitgewerkt onder paragraaf 2.6 “Het groene casco”. De groene leefomgeving krijgt ruimtelijk gestalte in het groen-blauwe netwerk dat voor een groot deel nog bestaat en dat voor een deel opnieuw gerealiseerd moet worden. In het sterk verstedelijkte Haaglanden worden binnen het netwerk diverse belangen gecombineerd, zoals recreatieve mogelijkheden, in stand houden en bevorderen van de ecologische en landschappelijke diversiteit en waterbeheer.

 

Ten aanzien van de afstemming van grootschalige groenprojecten in de stad, in relatie tot de groenplannen om de stad en in de regio vormt daarnaast de - uitwerking van de - groenparagraaf van het (te ondertekenen) Convenant Woningbouw-afspraken 2005-2010 een belangrijk aspect. In december 2004 is/wordt tevens door alle partijen in de Zuidvleugel een samenwerkingsovereenkomst getekend, om te komen tot een aanbod aan het ministerie van LNV met als doel de stagnatie en impasse rond de realisering van het Groen om de stad (GIOS) te doorbreken. Deze samenwerkingsovereenkomst maakt de afspraak om in september 2005 te komen tot een financieel en planologisch gedekt aanbod aan het rijk. In het komende overleg met de Haaglanden gemeenten over het GIOS zal, indien wenselijk, ook het groen in de stad uit de MOP’s worden meegenomen.

 

Met haar deelname aan het Groenfonds Midden Delfland tenslotte, werkt Delft mee aan de uitvoering van het reconstructieplan Midden Delfland. Daarnaast werkt Delft mee aan een nader onderzoek naar de mogelijkheid van regionale samenwerking tussen gebiedbeheerders van groengebieden ten oosten van Delft (Delftse Hout, Dobbeplas, Balijbos en Bieslandsebos). Ook wordt door Delft meegewerkt aan de realisatie van het deelproject Zwethzone van het strategisch groenproject Vinac Landgoederenzone Haaglanden en aan het regionale groenproject Vinac Zwethzone. In meer algemene zin tenslotte, worden door Delft de in het Streekplan aangegeven groengebieden ‘verankerd’ in lokale bestemmingsplannen.

 

Water

Het stadsgewest Haaglanden, gemeenten, het Hoogheemraadschap van Delfland en de provincie Zuid-Holland werken sinds oktober 2003 in het project Waterkader Haaglanden gezamenlijk aan de uitvoering van een duurzaam watersysteem. Doel van het project is om tot een Regionaal Bestuursakkoord Water te komen (2005), waarin een integrale visie op en de uitvoering van locale en regionale waterbeheersmaatregelen op de korte en lange termijn worden vastgelegd.

 

Samenvattend

Onderwerpen waaromtrent en partners waarmee de regionale afstemming heeft plaatsgevonden, plaatsvindt en in de komende periode zal worden voortgezet, zijn:


 

Spoorzone:

Rijk: Ministeries van V&W (MIT) en VROM (BIRK)

Provincie Zuid-Holland

Stadsgewest Haaglanden (BOR en OV)

Gemeente Rijswijk

 

Harnaschpolder:

Gemeente Midden Delfland

Gemeente Den Haag

 

Technopolis/ TU-Zuid (incl. Samenwerking Schieveen):

Rijk: Ministeries V&W (MIT) en EZ

Provincie Zuid-Holland

Stadsgewest Haaglanden

Gemeente Rotterdam

Gemeente Midden-Delfland

TU Delft en ov. Kennisinstituten w.o. Erasmus Universiteit

 

 

Windmolens Schie-A13:

Gemeente Pijnacker- Nootdorp

Provincie Zuid-Holland

 

Reconstructieplan/ Groenfonds Midden Delfland:

Gemeente Den Haag

Gemeente Midden Delfland

 

Projecten Zwethzone:

Stadsgewest Haaglanden

Gemeente Midden Delfland

Gemeente Westland

Gemeente Rijswijk

Gemeente Den Haag

 

Delftse Hout, Bieslandsebos, Balijbos en Dobbeplas:

Groenservice Zuid-Holland

Staatsbosbeheer

Gemeente Pijnacker-Nootdorp

Regionaal groenbeleid:

Stadsgewest Haaglanden

Provincie Zuid-Holland

Bestuurlijk platform Zuidvleugel

Ministerie LNV

 

Regionaal werkgelegenheidsbeleid:

Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid Haaglanden

 

Regionale beleidsafstemming wonen:

Gemeente Midden-Delfland

Gemeente Rijswijk

Gemeente Den Haag

Gemeente Pijnacker-Nootdorp

Stadsgewest Haaglanden

 

Sluipverkeer Delft-Zuid:

Deelgemeente Overschie

Gemeente Schiedam

Gemeente Vlaardingen

Gemeente Midden Delfland

Gemeente Pijnacker-Nootdorp

 

Fiets- en OV tunnel A13 ter hoogte van TU-TNO:

Gemeente Pijnacker-Nootdorp

Stadsgewest Haaglanden

RWS-ZH

 

Tramlijn 19:

Stadsgewest Haaglanden

Gemeente Rijswijk

Gemeente Den Haag

 

Toerisme / Stadsmarketing:

-Ontwikkeling (zakelijk) toerisme in de regio:       Gemeente Den Haag

-Marketing van Westlandse producten: Gemeente Westland

 

Culturele planologie en archeologie (inclusief CHER-planning, opbouw kennisbank):

Gemeente Pijnacker-Nootdorp

Gemeente Midden-Delfland

Gemeente Westland

 

Maatschappelijke opvang en vrouwenopvang:

Gemeente Westland

Oostland

 

Preventie en nazorg van dak- en thuislozen:

Gemeente Westland, Oostland

 

Wonen, zorg en welzijn:

Corporaties

Zorgaanbieders

Provincie Zuid-Holland

 

Regionaal structuurplan:

Stadsgewest Haaglanden,

Alle overige gemeenten binnen Haaglanden

 

Vierstedenland West:

Gemeente Den Haag

Gemeente Leiden

Gemeente Zoetermeer

 

Regionale nota mobiliteit, ‘netwerk voor Haaglanden’, LOB-traject:

Stadsgewest Haaglanden

Alle overige gemeenten binnen Haaglanden

 

SWINGH

Provincie Zuid-Holland

RWS Zuid-Holland

Gemeente Leiden

Private partijen

 

Regionaal bedrijfsterreinenbeleid:

Stadsgewest Haaglanden

Gemeente Rijswijk

Gemeente Pijnacker

Gemeente Rotterdam

 

Kantorenstrategie:

Stadsgewest Haaglanden

Gemeente Rijswijk

Gemeente Den Haag

Gemeente Rotterdam

 

Overleg detailhandel en leisurebeleid:

Stadsgewest Haaglanden

Gemeente Rijswijk

Gemeente Den Haag

Gemeente Rotterdam

 

Regionaal milieubeleid (Waterkader):

Stadsgewest Haaglanden

Alle overige gemeenten binnen Haaglanden



Bijlage 6: Totstandkoming en verdere uitvoering van het DOP

_______________________________________________________________________________

 

1          Interviewronde

 

Nog voordat er sprake was van een tekst voor het Ontwikkelingsprogramma, zijn interviews gehouden met ‘stake-holders’ binnen de gemeente en direct aansluitend met externe, te weten: corporaties, projectontwikkelaars, Kamer van Koophandel, TU-Delft, Politie en Breed Welzijn Delft. Op deze wijze ontstond een gemeenschappelijk beeld, van waaruit dit werkdocument voor het DOP is geschreven, als basis voor de werkconferentie.

 

2          Overleg met externe partners; werkconferentie

 

In juni 2004 heeft de gemeente, met het werkdocument als inzet, alle interne en externe partners in de stad uitgenodigd voor een zgn. ‘ISV2-werkconferentie’. Er is een verslag opgesteld (bijlage 3) en het werkdocument is op basis van de in de werkconferentie gehouden discussies ‘omgebouwd’ tot concept Ontwikkelingsprogramma.

 

3          Overleg met corporaties

 

De corporaties zijn begin 2004 op directeursniveau betrokken in de interviewronde. Het nadien opgestelde werkdocument voor het Delfts OntwikkelingsProgramma is met de corporaties besproken via de werkconferentie.

 

4          Overleg met Haaglanden

 

Vanaf medio 2004 zijn rond de thema’s wonen en profilering een aantal ambtelijke en bestuurlijke overleggen georganiseerd door Haaglanden in samenwerking met de provincie Zuid-Holland. Bedoeling hiervan was te komen tot een inhoudelijke afstemming van Ontwikkelingsprogramma’s tussen gemeenten, Stadsgewesten en Provincie. Delft nam hieraan deel. De ambtelijk gemaakte opmerkingen zijn opgenomen in het concept Ontwikkelingsprogramma. Het advies van Haaglanden heeft nadien tot de volgende wijzigingen geleid:

 

 

5          Overleg met provincie

 

De gemeente Delft heeft deelgenomen aan het ambtelijk overleg over de opstelling van het provinciaal beleidskader rond het ISV. Daarnaast is de provincie bij de interviewronde betrokken geweest en zij was bij de behandeling van het werkdocument van het DOP in de werkconferentie uitgenodigd. Separaat heeft ambtelijk contact plaatsgevonden over de inhoud van het werkdocument. De daarbij door de provincie gemaakte opmerkingen zijn zoveel mogelijk verwerkt. Separaat heeft overleg plaatsgevonden over de ISV2-bodemmodule (thema-programma duurzaamheid). Het concept DOP2 is ruim voor 1 oktober 2004 bij de provincie ingediend. De provinciale toets van het toegezonden concept DOP2 heeft nadien geleid tot de volgende wijzigingen:

 

·         Aanscherping prestatie-indicator cultuurimpuls

·         Toevoeging bodemmodule ISV2 incl. onderbouwing

·         Nulambitie raillijst-woningen

·         Toevoeging enkele extra prestatie-indicatoren woningbouw conform Rijksbeleidskader

·         Vermelding regionaal milieubeleidskader

·         Toevoeging overlegverbanden regionaal groenbeleid

·         Diverse toevoegingen rond het thema bereikbaarheid (oa LOB-traject)

·         Actualisatie financiële paragraaf met betrekking tot bodemgelden

 

6          Ter inzage legging

 

Het concept Ontwikkelingsprogramma is gedurende de maand oktober 2004 twee weken ter inzage gelegd. Vooraf is deze ter inzage legging gepubliceerd in de lokale media. Hiermee zijn bewoners en overige belanghebbenden in de gelegenheid gesteld eventuele reacties of zienswijzen in te dienen dan wel mondelinge toelichting te vragen. Er zijn echter geen reacties noch zienswijzen ingediend, zodat het concept, vanuit de ter inzage legging althans, niet behoefde te worden gewijzigd.

 
7          Hoe verder?

 

Het Ontwikkelingsprogramma zoals dat door de gemeenteraad vastgesteld, is een voorlopig eindproduct en zeker geen blauwdruk. Programma’s worden verder ontwikkeld en naar concrete projecten doorvertaald. En wel op zodanige wijze dat de aangegeven meetbare effecten ook daadwerkelijk worden bereikt. ‘Het resultaat telt’ is daarbij ons motto. Garanties kunnen wij niet geven; inzet wel. Met een flexibele inzet van financiële middelen en maatwerk per gebied moet de komende jaren het beoogde maatschappelijk rendement ingeboekt kunnen worden.

De verdere uitwerking van de aangeduide programma’s zal de komende vijf jaar in een intensieve vorm van samenwerking met externe partners plaatsvinden. Het voorliggende Ontwikkelingsprogramma voor de stad Delft vormt daarvoor de basis en biedt voldoende flexibiliteit om in te kunnen spelen op de snel veranderende maatschappij. De uitvoering van ieder gebiedsgericht programma kent daarbij zijn eigen werkwijze, die toegesneden is op de specifieke situatie in het betreffende gebied. Via het binnenstadsmanagement, wijkbeheer en het projectmatig werken wordt actief gewerkt aan de uitvoering van de aangegeven gebiedsgerichte programma’s. Een discussie over de verdeling van de ISV-gelden wordt jaarlijks in het kader van de Programmabegroting en de Meerjarenraming gevoerd zodra er meer zekerheid is over hoeveel geld Delft kan verwachten in het kader van het ISV en de verschillende projecten verder zijn uitgewerkt.


COLOFON

 

 

UITGAVE

Gemeente Delft

Cluster Wijk- en Stadszaken

Sector Wijkzaken en Projecten

Januari-september 2004

 

ALGEMENE INFORMATIE

Wijkzaken en Projecten

Peter de Jong

telefoon: (015) 2602508

bezoekadres: Barbarasteeg 2

emailadres: dop@delft.nl

postadres: Postbus 340, 2600 AH Delft

 

MET DANK AAN

DOP2 kwam mede tot stand met medewerking van:

voor de gemeente Delft:

Jan Torenstra (coördinerend Wethouder ISV, algemeen)

Olga van Kalles (bestuursassistent, algemeen)

Rik Grashoff (wethouder, SWOT)

Florence Duyvendijk (CKE, themaprogramma kennis en cultuur)

Tineke Kronshorst (Sector BM, themaprogramma kennis en cultuur)

John van der Bie (Wonen, themaprogramma wonen/samenleven)

Theo Wissink (Wonen, ISV-monitor, themaprogramma wonen/samenleven, alg. ondersteuning)

Eric Bavelaar en Jan Nederveen (Mobiliteit, themaprogramma duurzaamheid)

Annemijn Cappenberg (Milieu, themaprogramma duurzaamheid)

Rob van de Berg (Welzijn, themaprogramma wonen/samenleven)

Kristel Albers (RO, Delft in 2015)

Ron Houben (Onderwijs, SWOT, themaprogramma wonen/samenleven)

Sicco Kuiper (IB, kaartmateriaal)

JanGeert van der Post (DPP, Spoorzone)

Wilke Ruiter (W&P, Binnenstad)

Edith Bijleveld (DPP, Spoorzone, TU-gebied)

Geert Huizing (W&P, woonwijken)

Monique Peltenburg (Wijkzaken, themaprogramma wonen/samenleven)

Johan de Ruijter (S&C, financiële overzichten)

voor de corporaties:

Gert de Ouden (Vestia Delft)

Wil Bonet en Dennis Gerlof (Delftwonen)

Marja van Leeuwen (Vidomes)

Jan Benschop en Frans van der Zon (DuWo)

voor de overige organisaties:

Ruud van Wijngaarde, Rob Koeders (KvK)

Dick Gutlich (TU Delft)

Sikko de Vries (Ballast Nedam)

Paul Rensen (BWD, SWOT)

Kees Zandbergen (Politie, SWOT)

De op 29 juni 2004 gehouden ISV2 conferentie is begeleid door Henny Pries (P2 Managers, Rosmalen)



[1] Per 1 januari 2005 houdt het Stadsvernieuwingsfonds op te bestaan. Onze (resterende) voornemens uit de Meerjarenraming Stadsvernieuwing (MRSV) zijn daarom integraal opgenomen in dit Ontwikkelingsprogramma en worden na 1 januari 2005 opgenomen in de MR-ISV.

 

[2] De schaarste aan nieuwe locaties is voor Delft inmiddels een voldongen feit. Naast de Harnaschpolder, VDD, TU-gebied en Spoorzone komen de komende jaren immers geen andere grote locaties beschikbaar. Dit noopt tot creativiteit, waarbij met name de Delftse corporaties - als grootste eigenaar - het voortouw hebben.

[3] De effecten zijn gebaseerd op de inmiddels door het Rijk voor ISV2 verplicht gestelde elf ‘outputindicatoren’. 

[4] Tramlijn 19 loopt in de toekomst vanaf Leidseveen via het viaduct over de A13 over het tracé van tramlijn 1 naar station Delft en van daar af via de Zuidwal en de bestaande brug over de Schie resp. de Michiel de Ruyterweg naar TU Zuid/ Technopolis.

[5] Buslijn 37 loopt in de toekomst vanuit Wateringseveld via de A4 en de Reinier de Graafweg/ Westlandseweg naar het station Delft.

[6] Toekomstvisie omvang woningvoorraad Delft, november 2003

[7] Waar onder zogenaamde ‘kooivelden’ in de wijken Voorhof, Poptahof, Buitenhof, Brasserskade en in de Kuyperwijk

[8] Vanuit de corporaties wordt bij het realiseren van woningen in het Spoorzone-gebied in verband met de noodzakelijke verjonging van de woningvoorraad aangedrongen op het mogelijk maken van 30% sociale woningbouw, waar onder circa 150 eenheden jongerenhuisvesting. In de grondexploitatie is rekening gehouden met een lagere grondwaarde voor 150 woningen in de categorie sociale koop/ huur. Bezien moet worden welke ruimte er is om de wens van de corporaties te realiseren (bijvoorbeeld door het verhogen van de woningaantallen).

[9]) onderbouwing bpe’s : sanering Rotterdamseweg riool fase 3, oppervlakte 150 m2, verwijderen 250 m3 = 900 bpe’s, grondwatersanering pluimgebied Oostsingel, oppervlakte 6000 m2, saneren 50.000 m3  grondwater = 26.000 bpe’s, totaal 26.900 pbe’s


 [HP1]

 [HP2] Deze voetnoot is erg dubbelop, omdat men het ook in 3.1 kan lezen.

 [HP3]

 [HP4]