Delfts
Ontwikkelingsprogramma Stedelijke Vernieuwing 2005-2015(DOP2) Status:
DEFINITIEF
>ISV2: van beleid naar
prestaties<
Inhoudsopgave REG.NR.
465928
______________________________________________________________
HOOFDSTUK 0. Waarom een geactualiseerd DOP?
0.1 Nieuwe ISV-periode,
nieuw DOP
0.2 Verankering in
programmabegroting
1.2 Extra accent op
regionale afstemming
1.3 Extra accent op
investeren in sociaal-fysieke processen
1.4 Plaatsbepaling van
het DOP
3.1 Delft 2015:
ambities kennis, economie en cultuur
3.2 Delft 2015: ambities duurzaamheid
3.3 Delft 2015: ambities wonen en samenleven
HOOFDSTUK 4: De
programma’s 2005-2010
4.1 Themaprogramma
Kennis, economie en cultuur
4.2 Themaprogramma Wonen/ samenleven
4.3 Themaprogramma Duurzaamheid
4.4 Gebiedsgericht programma Woonwijken
4.5 Gebiedsgericht
programma Spoorzone
4.6 Gebiedsgericht
programma Binnenstad
4.7 Gebiedsgericht
programma TU-gebied en Schie-oevers
4.9 Financieel
overzicht gebiedsgerichte programma’s
Bijlage 1. Fasering opgenomen investeringen 2005-2009
Bijlage 2: Inventarisatie projecten en programma’s ISV2
Bijlage 3. Verslag van de ISV2-conferentie, gehouden op
29 juni 2004.
Bijlage 5:
Bovenlokale afstemming
Bijlage 6:
Totstandkoming en verdere uitvoering van het DOP
_________________________________________________________________________________
Op
1 januari 2005 begint de tweede periode van het Investeringsbudget Stedelijke
Vernieuwing (ISV). Deze periode loopt van 2005 t/m 2009. Om net als in het
eerste ISV-tijdvak (periode 2000 t/m 2004) in aanmerking te komen voor
ISV-gelden, moet een nieuw Ontwikkelingsprogramma worden ingediend bij de
provincie Zuid-Holland. Daarbij is het niet nodig om vanaf nul te beginnen. Al
in 1998 is de zogenaamde Ontwikkelingsvisie Delft 2025 vastgesteld. Met het
Delfts OntwikkelingsProgramma (DOP 1) in 2000 is er een programmatische
vertaling van deze ontwikkelingsvisie gekomen. Het stellen van prioriteiten
heeft jaarlijks plaats gevonden via de Programmabegroting en via daarop
afgestemde meerjarenramingen. Voor het ontwikkelingsprogramma in de 2e
ISV-periode dienen deze eerdere documenten als kader. Door het DOP 1 te
actualiseren en aan te passen aan nieuwe uitgangspunten en inzichten is dit
tweede Delftse Ontwikkelingsprogramma tot stand gekomen.
Het
DOP is hoofdzakelijk bedoeld als visiedocument en is dus geen blauwdruk voor de
besteding van de ISV2 budgetten. Het stuk beantwoordt vragen als “Waar willen
we met Delft naar toe in de komende jaren?”. Het geeft, naast een uitwerking
van de stadsvisie en actualisatie van DOP1, een overzicht van de
investeringsopgave voor de komende jaren.
De
gemeente Delft streeft naar een meerjarige integrale investeringsplanning,
waarover door de Raad wordt besloten in het kader van de Programmabegroting.
Hierin zijn de investeringen ten laste van de algemene dienst, diverse reserves
en de subcircuits in onderlinge samenhang afgewogen. Dit betekent dat de financiële
kaders voor ISV2 reeds op hoofdlijnen in de Programmabegroting 2004 zijn
bepaald. In de Programmabegroting 2005 zijn deze kaders geactualiseerd.
Hierbinnen worden vervolgens jaarlijks via de Meerjarenraming[1]
voor het ISV (MR-ISV) en bijbehorend verdeelbesluit budgetten toegedeeld aan
ISV-projecten en themaprogramma’s. In de MR-ISV wordt ook de jaarlijkse
toelichting op de jaarrekening en de (conclusies van de) ISV-monitor opgenomen
als basis voor de vijfjaarlijkse verantwoording achteraf. In de financiële
paragraaf van dit Ontwikkelingsprogramma wordt bij de raming van de met
de diverse programma’s gemoeide kosten en dekkingsbronnen geanticipeerd op de
indicatieve budgettoekenning die de provincie begin maart 2004 heeft
vastgesteld alsmede op de in augustus 2004 bekend geworden indicatie van de
extra bodemgelden. Dit doen we, omdat
gezien de aard en omvang van de Delftse stedelijke vernieuwingsopgave,
continuïteit van ISV-middelen en van overige provinciale en rijksgelden
belangrijk is.
________________________________________________________________________
Het
Rijksbeleidskader voor ISV2 en dat van de provincie Zuid-Holland wordt zowel
inhoudelijk als procesmatig als uitgangspunt gebruikt bij dit
Ontwikkelingsprogramma. Het beleidskader is ten opzichte van de vorige periode
enigszins versmald in die zin dat dit meer gericht wordt op de prestatievelden
wonen, omgevingskwaliteit, zorgvuldig ruimtegebruik en fysieke voorwaarden voor
een aantrekkelijke, sociale en veilige omgeving. Ten opzichte van ISV1 zijn
daarnaast de belangrijkste verschillen:
q Nieuw prestatieveld is het scheppen van ‘fysieke voorwaarden
voor een aantrekkelijke sociale en veilige omgeving’;
q Het prestatieveld ‘omgevingskwaliteit’ is uitgebreid met
doelstellingen op het gebied de ‘cultuurimpuls’;
q Nieuw zijn elf verplichte ‘outputindicatoren’, als basis
voor de ISV-doelstelling en -monitoring;
q Er wordt in ISV2 meer aandacht gegeven aan de ‘bovenlokale
afstemming’; het provinciaal beleidskader somt hiertoe een groot aantal
onderwerpen op waarvan profilering de belangrijkste is;
q Het prestatieveld ‘economische structuurversterking’ wordt
niet meer genoemd;
q Voor de op te stellen financiële paragraaf is een format
ontwikkeld; het begrip ‘multiplier’ wordt in het beleidskader niet meer
vermeld.
In
de volgende hoofdstukken staat bij diverse onderdelen expliciet of impliciet
vermeld dat Delft belang hecht aan de hierboven genoemde bovenlokale
afstemming. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de wens om op een aantal terreinen
vanuit zicht op de naburige gemeentes gekozen wordt voor een eigen profilering
(Delft Kennisstad en het gebruik maken van de sterke identiteit van de
binnenstad). In andere gevallen gaat het niet om het profileren, maar juist het
zoeken van afstemming van ontwikkelingsrichtingen op het gebied van de woningmarkt
en de ontwikkeling van kantoren en bedrijventerreinen. Met betrekking tot wonen
wordt verwezen naar de regionale Woonvisie. Voor wat de kantoren en bedrijven
betreft, wordt verwezen naar de regionale afspraken rond de Kantorenstrategie,
het DÉCOR uitwerkingsprogramma 2003-2005 en naar de regionale afspraken over de
ontwikkeling van bedrijventerreinen. Dit Ontwikkelingsprogramma spoort met deze
en andere regionaal gemaakte afspraken en Delft zal zich ook in de komende
ISV-periode blijven inspannen om de bovenlokale afstemming op een juiste wijze
vorm te geven. In bijlage 5 zijn onderwerpen, afspraken en partners
opgesomd waaromtrent en waarmee bovenlokale afstemming heeft plaatsgevonden,
plaatsvindt en in de komende periode zal worden voortgezet.
_________________________________________________________________________________
Een
belangrijk vertrekpunt voor het Ontwikkelingsprogramma is ook deze keer weer
een analyse van sterkten, zwakten, kansen en bedreigingen van Delft. Deze
bepalen immers onze ontwikkelingsstrategieën en programma’s voor de komende
ISV-periode. Daarbij is vooruitgekeken naar de situatie van de komende vijf
jaren. Ten opzichte van het vorige Ontwikkelingsprogramma is er in deze analyse
meer aandacht voor de sociale dimensies van ontwikkelingen in Delft.
Fysiek
sterke punten van Delft zijn:
-
De historische allure van de binnenstad, die
grotendeels is opgeknapt met onder andere de heringerichte markt en de autoluwe
gebieden. Daarnaast verkeren de aanwezige monumenten in vergelijking met andere
steden in een relatief goede staat. De binnenstad als totaal draagt in
belangrijke mate bij aan het sterke imago en het karakter van Delft.
-
Delft kent geen verpauperde wijken. De voorzieningen in
de wijken zijn redelijk op orde en goed toegankelijk. In de afgelopen jaren
zijn multifunctionele buurtaccommodaties gebouwd, veel speelplekken in overleg
met bewoners opnieuw ingericht, veel ondergrondse containers geplaatst en zijn
er meerdere 30-km gebieden ingericht. Daarnaast is en wordt door Delft veel
geïnvesteerd in groene en blauwe netwerken. Vooral de aantakkingen op het
fietspadennet/ groen-blauwe netwerk is een sterk punt.
-
Delft is goed bereikbaar met de tram en de trein. Het
is een van de weinige gemeenten in Nederland die een tramverbinding heeft met
een nabijgelegen stedelijke agglomeratie. De ligging van Delft tussen
Den Haag en Rotterdam betekent een strategische positie in de Zuidvleugel van
de Randstad. Direct rond de stad bevindt zich niet alleen een recreatief
netwerk (Midden Delfland en Delftse Hout), maar ook een wijk als Emerald met
duurdere woningen.
Sociaal
sterke punten zijn:
-
De Delftse wijkaanpak is als proces goed op de rails
gezet. De samenwerking aan de leefbaarheid in de wijken van bewoners,
bedrijven, instellingen en gemeente is goed op gang gekomen. Daardoor zal deze
werkwijze kunnen worden voortgezet. Ook is er sprake van een goede
samenwerking in de sportsector, rondom de brede school en met jongeren.
-
Delft is een populaire woonstad. Mensen blijken
bewust te kiezen voor wonen in deze stad.
-
De gemeente heeft ervoor gekozen om een beleidsmatige koppeling te leggen tussen harde en zachte sectoren en beleidsterreinen. Dit is af te lezen uit
de versterking voor wijk- en sportverenigingen en een groei van de in de stad
aanwezige kinderopvangvoorzieningen en multifunctionele wijkaccommodaties met
een breed sociaal- cultureel programma. Daarnaast voert de
gemeente een krachtig armoedebeleid. Het gebruik van regelingen zoals de
Delftpas wordt aangemoedigd. Via een speciaal team worden actief huishoudens
benaderd die zich financieel onder de armoedegrens bevinden en gewezen op
inkomensondersteunende regelingen. Met een integrale aanpak op brede
schoolgebied speelt Delft tevens in op maatschappelijke behoeftes en
ontwikkelingen, zoals het voorkomen van (onderwijs) achterstanden, een
sluitende en kwalitatief goede dagopvang, meer activiteiten in de wijk en een
beperking van sociaal-emotionele problematiek.
De gemeente Delft zet zich tenslotte samen met diverse partners in om in iedere
wijk een gezondheidscentrum te realiseren, dan wel bestaande op te knappen of
uit te breiden. Hiermee wordt een tekort aan huis- en tandartsen
in Delft voorkomen, de zorg in de wijk
wordt toegankelijker en de Jeugdgezondheidszorg krijgt op wijkniveau vorm.
Cultureel
en (kennis)economische sterke
punten zijn:
-
Delft kent relatief
veel kennisinstituten, meestal gelieerd aan de alom bekende Technische
Universiteit en T.N.O. Het technisch onderwijs is met meerdere
onderwijsinstellingen ruim vertegenwoordigd. Ook kennisintensieve bedrijven
zijn in ruime mate aanwezig. De broedplaatsfunctie van dit type bedrijvigheid
is gestimuleerd door de realisatie van bedrijfsverzamelgebouwen, met name Radex
en TU/Rotterdamseweg. De woon-werk
balans is verbeterd ten opzichte van de situatie rond 2000.
-
De Delftse
opleidingen en onderzoeksinstituten staan vanwege het sterke imago
nationaal en internationaal hoog aangeschreven. Dit uit zich onder andere in
een groeiende instroom van studenten in de Delftse onderwijsinstellingen,
hetgeen een relatief hoog opleidingsniveau van een deel van de Delftse
bevolking tot gevolg heeft.
-
De voltooiing en de
komst van nieuwe winkels en voorzieningen in het Zuidpoortgebied hebben
een positieve uitwerking op de rest van de Delftse binnenstad. Een bezoek aan
de binnenstad wordt hiermee nog aantrekkelijker.
Fysiek
zwakke punten zijn:
-
Delft kent een
eenzijdige woningtypologie. Er is een tekort aan duurdere woningen,
weinig aanbod aan grondgebonden (middel)dure koopwoningen en weinig aanbod aan
dure huurwoningen. Ook is er een tekort aan goede ouderenwoningen, al of niet
met bijpassende zorgvoorzieningen. Daarnaast is er een tekort aan woningen voor
starters en pas afgestudeerden en is er onvoldoende woonruimte voor hoger
opgeleid personeel. Met name de wijken Buitenhof en Voorhof kennen een
eenzijdige woningvoorraad. In delen van de wijk Voorhof (Poptahof en Dirk
Costerplein en omgeving) is een overmaat aan gestapelde hoogbouw met woningen
met een beperkt woonoppervlak, gelegen aan één
ontsluiting. Tenslotte kent Delft in het algemeen weinig ruim opgezette
groenstedelijke wijken en woningen. Daarnaast komt vanwege de complexiteit van
de opgave de vernieuwing van woonwijken maar langzaam van de grond.
-
Delft kent hier en
daar enkele tekortkomingen met betrekking tot omgevingskwaliteit. Zo
wordt de stad doorkruist in Noord-Zuid richting door de spoorlijn Rotterdam –
Delft - Den Haag, door de A13 en door de Schie. De spoorlijn en de A13
veroorzaken (toenemende) geluidshinder in en rond de aangrenzende woningen. De
binnenstad kent bovendien een excentrische ligging ten opzichte van de rest van
de stad. Tenslotte behoeft de
inrichting van het openbaar gebied en het beheer van gebouwen hier en daar
verbetering.
Sociaal
zwakke punten zijn:
-
Een aantal wijken kent geen goede mix van bewoners
met een verschillende sociaal-economische positie.
-
In enkele buurten (Voorhof-Poptahof, Voorhof-Zuidoost,
Buitenhof-Gilliswijk) doen zich sociale problemen voor. De sociale
samenhang in die buurten staat onder druk. In sommige wijken, waaronder de
binnenstad wordt, het als een gemis ervaren dat er te weinig ruimte is voor
jongeren.
In cultureel en
kennis/economisch opzicht zwakke punten zijn:
-
De huisvesting en voorzieningen voor studenten
blijven volgens deskundigen achter bij de vraag. Zo is er bijvoorbeeld geen
ontmoetingscentrum voor Nederlandse en buitenlandse studenten. Delft kent
daarnaast nog niet voldoende tussenvormen tussen wonen en een hotelvoorziening:
short stay housing.
-
De binnenstad kent nog te weinig kwaliteitsdetailhandel
in vergelijking met andere middelgrote steden. Dit heeft te maken met een
beperkte regionale functie van de stad.
-
De werkgelegenheid in de stad kan beter. Delft kent
in verhouding bijvoorbeeld weinig kleinschalige productiebedrijven met een hoog
kennisniveau en mist een goed 4 sterren congreshotel nabij de binnenstad.
Wegens het gebrek aan ruimte en voorzieningen zijn in de afgelopen periode een
aantal doorgroeiende bedrijven naar elders verhuisd. Voorts blijft in Delft de
activering van langdurig ingeschreven werkzoekenden de nodige aandacht
verdienen.
Delft
is ook een zeer kansrijke stad.
Fysieke kansen zijn:
-
De stad Delft is compact. Alles is daardoor
bereikbaar, dus niet ver van elkaar gelegen. Door de aanwezigheid van
voorzieningen en de binnenstad is sprake van een goede concurrentiepositie ten
opzichte van de omringende Vinex-gebieden. Tenslotte vormen de opgeknapte
binnenstad, een verdere uitbouw van nabijgelegen recreatieve voorzieningen
direct grenzend aan de zuidkant van Delft en het opnieuw promoten en verder
vormgeven van Delft als fietsstad nieuwe kansen voor de vergroting van de
leefbaarheid.
-
Delft kent de komende jaren vele kansen voor herontwikkeling
van gebieden in de stad. Door deze kansen te benutten, kunnen tekorten op de
woningmarkt worden verminderd, zoals het tekort aan woningen voor hoger
opgeleid personeel van kennisintensieve bedrijven en het tekort aan
ouderenwoningen al of niet met zorgvoorziening. Daarnaast kan door deze
herontwikkeling de gewenste doorstroming op gang komen en ondergaat de stad de
noodzakelijke vernieuwing.
-
Het in wijken
aanwezige voorzieningenniveau (buurtaccommodaties, Brede School,
gezondheidscentra, winkels, scholen etc.) biedt kansen voor leefbare buurten.
Dit vormt een goede basis voor een verdere doorzetting van de wijkaanpak.
Sociale
kansen zijn:
-
Vergroting van de betrokkenheid van bewoners bij hun
directe woon- en leefomgeving is een kans. Hiervoor is het benutten van de aanwezige sociale
infrastructuur belangrijk. Ook is het noodzakelijk deze infrastructuur te
versterken op een aantal punten. Daarbij kan gedacht worden aan de verdere
ontwikkeling van wijkinformatiepunten en het opzetten en uitvoeren van
kunstprojecten. Een versterking van
de betrokkenheid wordt ook verwacht van het bouwen van woningen aan de
bovenkant van de woningmarkt, omdat daarmee een wooncarrière in Delft mogelijk
blijft. De ontwikkeling en uitvoering van kleinschalige
herstructureringsprojecten kan tenslotte ook kansen bieden voor ‘duurzame’
sociale structuren, omdat niet iedereen verhuist en nieuwe bewoners
gemakkelijker opgenomen worden in de bestaande sociale structuren.
-
Daar waar zich in buurten sociale problemen voordoen, kunnen
wijzigingen in de woningdifferentiatie nieuwe kansen op sociaal terrein
bieden.
Culturele
en kennis-economische kansen
zijn:
-
Kennisinstituten en –bedrijven als motor.
Het concept voor het Technopolis Innovation Park en het Delfts Cluster (TNO/
TU/ kennisbedrijven) wordt in dit verband gezien als de belangrijkste kans voor
Delft in de komende jaren. De relatief hoog opgeleide beroepsbevolking is een
belangrijk gegeven in het kader van Delft Kennisstad. Onderwijs is dan ook een
belangrijke succesfactor: van basisonderwijs t/m hoger beroepsonderwijs. Door
de vestiging van kleinschalige bedrijven met een hoog kennisniveau in
Technopolis in het TU-Zuid gebied wordt de Delftse economie en de werkgelegenheid
gestimuleerd.
-
Er liggen ook andere kansen voor extra economische
ontwikkeling in Delft. Het aanboren van extra bestedingen door bewoners van
de rond Delft gelegen Vinex-wijken bijvoorbeeld, kan een kans bieden voor een
groter draagvlak van de winkels in de Delftse binnenstad. Op het gebied van
toerisme zijn extra entertainmentactiviteiten mogelijk. Daarnaast vormen infrastructurele projecten kansen voor
extra economische ontwikkeling. De vestiging van nieuwe, op landelijk niveau
opererende bedrijven in de dienstverleningsector geldt tenslotte ook als kans.
Delft kent echter ook een aantal bedreigingen:
Fysieke
bedreigingen zijn:
-
Een gebrek aan nieuwe woningbouwlocaties waardoor de
huidige kwantitatieve en kwalitatieve tekorten verder toenemen en ongewenste
neveneffecten ontstaan[2].
Met name een verder uitstel van de Spoorzone zou hieraan bij kunnen dragen. Een
algehele veroudering en een afname van de woon- en markttechnische kwaliteit
van de woningvoorraad en woonomgeving en het afhaken van investeerders zou
hiervan het gevolg zijn. Verder kan ook een te grote verdichting van bepaalde
delen van de stad een bedreiging vormen voor de leefbaarheid in het algemeen. Op langere termijn tenslotte, wordt door de Delftse
corporaties de dreigende leegstand van appartementencomplexen met 4 woonlagen
zonder lift gezien als bedreiging gezien omdat deze in de toekomst mogelijk
niet meer (geheel) aansluiten bij de vraag.
-
De toenemende automobiliteit heeft naast positieve
ook negatieve gevolgen voor de bereikbaarheid van de stad, voor de aanwezige
luchtkwaliteit en voor de geluidsniveaus. Anders gezegd: door de autonome groei
van het autobezit en –gebruik ontstaat een steeds grotere druk op de
leefbaarheid in het algemeen en op de parkeerdruk in woongebieden in het
bijzonder. Daarnaast kan een verminderde bereikbaarheid in het algemeen een
negatief effect hebben op de vestiging van nieuwe bedrijven.
-
Door de hoge parkeernormen wordt de bouw van
nieuwbouw van woningen in bestaand stedelijk gebied zonder betaald parkeren
financieel bemoeilijkt. Verder wordt de exploitatie van het net van stadsbuslijnen
in het algemeen steeds moeilijker financierbaar waardoor in het uiterste geval
lijnen zullen moeten worden opgeheven.
Sociale
bedreigingen zijn:
-
De algemeen landelijke trend van individualisering is
ook voelbaar in Delft. Dit geldt ook voor de groei in onveiligheidsgevoelens
van de burgers in Delft. De onveiligheidsgevoelens hebben bijvoorbeeld
betrekking op het station Delft en
omgeving en op station Delft-Zuid. Ook in de wijken zelf voelen mensen zich
soms onveilig. Tenslotte wordt de mogelijke ‘import’ van de grootstedelijke
problemen uit de nabijgelegen grote steden Rotterdam en Den Haag als een
bedreiging ervaren.
-
Tekorten aan opvang en werk hebben negatieve sociale
gevolgen. Daarom is het van groot belang tegemoet te komen aan de toenemende
vraag naar voorzieningen voor ouderen en voldoende doorstromingsmogelijkheden
en voldoende opvang voor kansarme burgers in psychische nood en isolement te
realiseren. Met het stimuleren van de
kenniseconomie moet opgelet worden dat laagopgeleiden voldoende aansluiting
houden op de arbeidsmarkt. Ook voor deze groep dienen voldoende kansen op de
arbeidsmarkt gecreëerd te worden.
Culturele en kennis-economische
bedreigingen zijn:
-
Het draagvlak van de Delftse winkelvoorzieningen kan
onder druk komen te staan bijvoorbeeld door te weinig kopers met een middelhoog
of hoger inkomen. Een mogelijke verschraling van het aanbod van winkels in
de binnenstad kan het gevolg zijn. Hierdoor
kan de centrumfunctie van Delft worden aangetast. Door autonome economische
ontwikkelingen (lagere bestedingen en hogere vereiste vloerproductiviteiten)
komt daarnaast het draagvlak van buurtwinkelcentra onder druk te staan waardoor
leegstand dreigt.
-
Er kan zich een tekort aan voorzieningen voor
‘kenniswerkers’ voordoen. De kans bestaat dat studenten afhaken doordat in
Delft te weinig voorzieningen voor hen aanwezig zijn. Met name speelt hier het
dreigend gebrek aan huisvestingsmogelijkheden voor studenten. Verder wordt als
bedreiging gezien dat het hoger personeel van kennisintensieve bedrijven en
onderwijsinstellingen naar elders uitwijken als blijkt dat voor hen in of
rondom Delft te weinig huisvestingsmogelijkheden zijn.
-
Problemen met aantrekken van nieuwe bedrijvigheid. In de
kantorenmarkt is momenteel vanwege het slechte economische klimaat een zekere
overcapaciteit. De mogelijke concurrentie tussen Technopolis en het Rotterdamse
Schieveen in de strijd om kennisintensieve bedrijven wordt daarnaast gezien als
een potentiële bedreiging. Tenslotte kunnen bedrijven ook afhaken vanwege
bijvoorbeeld een te geringe bereikbaarheid en/of te beperkte
huisvestingsmogelijkheden van hoger personeel.
_________________________________________________________________________________
In dit hoofdstuk wordt een toekomstbeeld van Delft geschetst. Dit wordt gedaan aan de hand van een
beschrijving van ambities die per themagebied in de periode tot 2015 gesteld
worden. Er worden drie themaprogramma’s onderscheiden: kennis, economie en
cultuur, duurzaamheid, en wonen en samenleven. Deze
programma’s worden in hoofdstuk 4 beschreven en betreffen de periode 2005
-2010. Het toekomstbeeld kan gezien worden als een samenvatting van de ‘stadsvisie’
en is inhoudelijk gebaseerd op de destijds vastgestelde Ontwikkelingsvisie
Delft 2025 en op de toekomstvisie van het Delfts Ontwikkelingsprogramma voor de
eerste ISV-periode.
1.
Delft kent een complementaire positie tussen steden in de
Randstad binnen het concept van de “Kennisalliantie Zuid-Holland” en de
“Zuidvleugel”. Via een profilering als moderne kennisstad met een gave
historische kern heeft Delft een duidelijke positionering binnen het stedelijk
netwerk in de regio gekregen. Delft onderscheidt zich daardoor ook ten
opzichte van steden als Den Haag en Rotterdam. Delft is een goed functionerende
stad met de schaalvoordelen van een middelgrote stad zonder de nadelen van een
grote stad;
2.
In 2015 is er voldoende kleinschalige bedrijvigheid
in wijken en langs belangrijke stedelijke routes. De vestiging van bedrijven,
die weinig of geen milieuhinder veroorzaken (categorie 1 en 2) is gestimuleerd in dynamische wijken zoals
TU-noord en Westerkwartier en in Tanthof aan de rand van de wijk. Op stedelijk
niveau is het aantal werkers vanuit huis
toegenomen. In 2015 bestaan er voldoende werkgelegenheidsmogelijkheden
voor de beroepsbevolking;
3.
Er is zo min mogelijk sprake van ‘weglek’ van
bewoners en/of bedrijven naar andere gebieden, omdat er in Delft een veelheid
is aan moderne bedrijvigheid, goede woongelegenheid, goede voorzieningen en een
goed opgeleide beroepsbevolking;
4.
Delft is in 2015 bekend als cultuur- en historische stad
en voorziet in voldoende mate in vestigingsvoorwaarden van zoveel mogelijk
vormen van kunst (waar onder architectuur) en cultuur en is tevens een
broedplaats voor de kunstsector;
5.
In 2015 heeft een verdere uitbouw van de broedplaatsfunctie
van Delft plaatsgevonden, gericht op nieuwe bedrijvigheid en technieken en op
nieuwe woonvormen. Zo is onder meer het concept van Technopolis in relatie tot
de TU en TNO verder uitgedragen. Delft is daarnaast de vindplaats van enkele
unieke Nederlandse kennisclusters;
6.
De binnenstad is levendig en bruist en is ‘de
huiskamer van stad en regio’. De kwaliteit van de binnenstad is op peil
gebleven via een beleid dat gericht is op beheer, onderhoud en handhaving. Er
is geen (noemenswaardige) leegstand in de winkels; er is veel ‘te doen’.
Toerisme floreert en er zijn voldoende culturele voorzieningen en activiteiten
van relatief hoog niveau. Veel toeristen en kopers uit omliggende gebieden
voelen zich aangetrokken door winkels en evenementen. Een versterking van de
centrumfunctie heeft plaatsgevonden. Het tot woningen verbouwen van
opslagruimten boven winkels heeft tenslotte bijgedragen aan de leefbaarheid en
veiligheid in de binnenstad.
1.
Delft is een compacte stad met goede verbindingen
tussen delen van de stad. Verankering aan het bovenregionale netwerk - in het
bijzonder de VINEX-locaties - heeft plaatsgevonden; Daarnaast is verdichting en
intensief ruimtegebruik gerealiseerd en
heeft waar mogelijk verdunning plaatsgevonden, bijvoorbeeld bij
herstructurering om groen, water in de wijk te brengen;
2.
Door uitvoering van het Klimaatplan op alle
beleidsterreinen is in 2015 een ruime
bijdrage geleverd aan duurzaam bouwen, energiebesparing en NOx-reductie en aan
de CO²-reductie. Zo wordt het opnieuw gebruiken van restwarmte van DSM Gist ten
behoeve van wijkverwarming in wijken
als kans benut. Met betrekking tot luchtkwaliteit en geluidhinder van de
A13 voldoet Delft in 2010 aan de in het Besluit Luchtkwaliteit genoemde normen
en als deze niet worden gehaald, zal Delft zich inspannen om beperkende
maatregelen te doen treffen.
3.
Water en ecologie: Verbetering van
watersystemen (integraal waterbeheer en natuurvriendelijke oevers en kades)
vindt bij herontwikkeling plaats. Realisatie van een aantal stadsecologische
zones met vergroting en verbetering van recreatieve mogelijkheden heeft
plaatsgevonden. Daarnaast zijn ecologische zones in nieuwe of te herontwikkelen
gebieden verbonden met bestaande ecologische zones in de rest van de stad. Ten
slotte is de natuurkwaliteit van het stedelijk groen in kaart gebracht en is
voldoende duurzame boombeplanting ontwikkeld en in stand gehouden;
4.
Het vastleggen en benutten van de cultuurhistorische
waarden van te herstructureren gebieden heeft bijgedragen aan een
verduurzaming van de stad;
5.
Op het gebied van verkeer
en vervoer zijn openbaar vervoer, fietspaden en parkeer- en
stallingsvoorzieningen voor auto en fiets in stand gebleven, verbeterd en waar
mogelijk uitgebreid. De ambitie is hierbij dat Delft in 2015 een goed
functionerend regionaal hoofdnet kent van tram (lijn 1 en 19) en trein,
aangevuld met vraaggestuurde taxi-busvoorzieningen. Ook behoort Delft weer tot
de top 3 van ‘fietssteden’ in Nederland, door onder andere een
fietsinfrastructuur met een hoog comfort- en kwaliteitsniveau en in zoveel
mogelijk wijken (sociaal) veilige routes voor kwetsbare verkeersdeelnemers
zoals kinderen en ouderen. Er is een volledig en goed uitgerust netwerk van
fietspaden en oversteekvoorzieningen en er zijn voldoende fietsenstallingen in
woonwijken, nabij de stations en in de binnenstad. Daarnaast hebben er een of
meerdere ‘pilots’ op fietsgebied plaatsgevonden. Tenslotte heeft verfijning van
het autoluw+ beleid in de binnenstad plaatsgevonden en de realisatie van extra
gebouwde parkeervoorzieningen dan wel voldoende parkeermogelijkheden in de
openbare ruimte waarbij voldoende omgevingskwaliteit als randvoorwaarde geldt.
1.
Verbreden van de variëteit in woningaanbod
en woonmilieus, zodat er voor de Delftse bewoners meer te kiezen valt. Dit
betekent het vergroten van de woningdifferentiatie in de bestaande
woningvoorraad. Zo bestaat een substantieel deel van de woningvoorraad anno
2015 uit veranderbare woningen met een herkenbaar adres, een straat met stoep
en in een goed te beheren en aantrekkelijke woonomgeving. Door de realisatie van uitbreidingslocaties wordt
voldaan aan de vraag naar kwaliteit van woningen en woonmilieus.
Functieveranderingslocaties dragen bij aan de grotere verscheidenheid van het
woningaanbod. In de aanpak van gebieden met grootschalige galerijflats als
(nagenoeg) enige woningsoort is tenslotte ook een belangrijke slag gemaakt.
2.
Via de wijkaanpak is een bijdrage geleverd aan
een schoon, heel, veilig, gevarieerd en duurzaam leefklimaat voor bewoners,
werkenden en bezoekers;
3.
Er zijn voldoende sport- en recreatiemogelijkheden
(sportvelden, zwembad Kerkpolder, Delftse Hout) in of in de buurt van Delft,
die qua inrichting, ontsluiting en bereikbaarheid zoveel mogelijk zijn
afgestemd op het gebruik ervan;
4.
Op wijkniveau zijn goed gesitueerde en gebruikte voorzieningen
op het gebied van welzijn, zorg,
onderwijs, kinderopvang en buurt-onderwijs-sport gerealiseerd. Voor alle wijken
zijn bijvoorbeeld wijkwebsites [HP1]en
wijkservice- of informatiepunten gerealiseerd. Buurt- en wijkwinkelcentra zijn
zoveel mogelijk in stand gehouden en in alle wijken zijn gezondheidscentra en
buurtaccommodaties aanwezig. Dit aanbod aan voorzieningen draagt in algemene
zin bij aan het goed ‘samenleven’ van burgers.
5.
In wijken en buurten is voldoende omgevingskwaliteit
gerealiseerd. De openbare ruimte en het groen is op een hoger kwaliteitsniveau
gebracht door de (her)ontwikkeling van gebieden in het kader van stedelijke
vernieuwing, door het intensiveren van het dagelijks beheer en onderhoud en
door werkwijzen (inclusief handhaving) onderling af te stemmen. Herinrichting
is minimaal uitgevoerd volgens het niveau dat vastgelegd is in de Delftse
handboeken ‘Openbare Ruimte Binnenstad’ en ‘Stad’. Bovendien is bij de
herinrichting van de openbare ruimte voldoende rekening gehouden met de
aangrenzende bebouwing of directe omgeving, dus met identiteit, maar ook met
het wijkgericht werken, een functionele indeling, veiligheid en met
onderhoudseisen. Met een kwaliteitsimpuls is de herkenbaarheid,
toegankelijkheid, veiligheid, maar ook de toekomstwaarde van de openbare ruimte
verbeterd. Ook is en wordt door woningcorporaties en andere eigenaren van
panden voldoende aandacht besteed aan onderhoud en beheer van de directe
omgeving van gebouwen.
________________________________________________________________________
Om de voor
2015 geformuleerde ambities te bereiken worden 3 themaprogramma’s en 4
gebiedsgerichte programma voor de periode 2005-2010 voorgesteld. De onderlinge verbanden tussen deze twee soorten
programma’s waarborgen de beoogde samenhang binnen het Ontwikkelingsprogramma.
Themaprogramma’s:
Gebiedsgerichte programma’s:
Hieronder
wordt een overzicht van de programma’s in beeld gebracht:
Elk
programma bestaat uit een aantal deelprogramma’s. In dit hoofdstuk worden de
programma’s en deelprogramma’s op hoofdlijnen beschreven. Het zijn zonder
uitzondering voortzettingen en actualisaties van reeds in ISV1 in gang gezette
programma’s en projecten. Omdat het in het DOP gaat om de hoofdlijnen van het
te voeren beleid wordt er kortheidshalve per deelprogramma een overzicht
gegeven van relevante beleidsstukken. Vervolgens wordt een overzicht gegeven
van de met de uitvoering van de programma’s in 2010 te bereiken effecten. Deze
effecten vormen de basis voor de verplicht uit te voeren jaarlijkse ISV-monitor
waarmee zonodig een jaarlijkse bijsturing van ons beleid via de Meerjarenraming
ISV, kan plaatsvinden. De te bereiken effecten zijn zoveel mogelijk ‘haalbaar’
en ‘meetbaar’ geformuleerd, waarbij naast het ISV2 beleidskader[3]
ook het beschikbaarheidscriterium is meegewogen. Het hoofdstuk wordt tenslotte
afgesloten met een overzicht van de naar verwachting met de programma’s
gemoeide kosten en de verdeling daarvan over de bij stedelijke vernieuwing
betrokken partners volgens het format dat het ministerie VROM voor ISV2 heeft
vastgesteld.
De
uitvoering telt. Het afmaken van reeds in gang gezette programma’s en projecten
is dus belangrijk. Dat betekent voor ons dat er vooruitgang geboekt moet worden
op het concrete niveau van projecten en deelprojecten die in bepaalde gebieden
van de stad ontwikkeld zijn en uitgevoerd moeten worden. Minder beleid, meer
uitvoering dus en een vooruitgang, die bijdraagt aan het bereiken van de
geformuleerde doelstellingen.
________________________________________________________________________
Sinds
1995 is “Delft Kennisstad” leidend voor de stadsstrategie en het economisch
beleid van de gemeente. In het kader van de profilering van Delft in de regio is het thema
Delft Kennisstad zeer belangrijk. De
inzet van Delft is om technologisch onderzoek en de productie van kennis en
hoogwaardige producten te bevorderen en daarmee nieuwe bedrijven en
werkgelegenheid mogelijk te maken. De gemeente tracht in samenwerking met het
bedrijfsleven het ‘kennisprofiel’ van de stad te bevorderen. De met dit
themaprogramma nagestreefde ambities staan vermeld in paragraaf 3.1[HP2]. Het themaprogramma wordt hieronder uitgewerkt in een
aantal deelprogramma’s.
Deelprogramma a:
bedrijfsterreinen en kantoren
Voor
een in economisch opzicht vitale stad is het nodig dat in voldoende mate kan
worden voorzien in de lokale vraag naar bedrijfs- en kantoorruimten. Voor
reguliere soorten van bedrijvigheid worden vanaf 2006 enkele locaties in de
Harnaschpolder op de markt gebracht. Het gaat daarbij in totaal om netto circa
54 ha, verdeeld over een hoogwaardig, modern en gemengd segment. De
ontwikkeling en uitgifte vinden plaats in samenwerking met de gemeenten Den
Haag en Midden Delfland. Om tegemoet te komen aan de vraag van Delftse
bedrijven vanaf 2010 wordt in het kader van het regionale
bedrijfsterreinenbeleid met het Stadsgewest Haaglanden en met buurgemeenten
tijdig relevant aanbod ontwikkeld. Daarnaast kan bij toekomstige
herstructurering van het bestaande
bedrijventerrein Schie-oevers ook ruimte vrij komen voor nieuw te vestigen
bedrijven. Voor kantoren is momenteel voldoende aanbod aan beschikbare
kantoorpanden (circa 35.000 m2 bruto vloeroppervlak).
Daarnaast zijn er plannen om de komende jaren kantoren bij NS station Delft
Zuid te realiseren (circa 30.000 m2 bvo, zie gebiedsgericht
programma TU-gebied en Schie-oevers) en na 2010 bij het NS station Delft (circa
50.000 m2 bvo, zie gebiedsgericht programma Spoorzone). In
de periode 2010-2015 wordt vooralsnog gestreefd naar een toevoeging van
gemiddeld 10.000 m2 kantoren per jaar. Dit deelprogramma is afgestemd op regionale afspraken rond de Kantorenstrategie, het
DÉCOR uitwerkingsprogramma 2003-2005 en regionale afspraken over de
ontwikkeling van bedrijventerreinen. Bij het realiseren ervan zet Delft meer dan
voorheen in op actieve acquisitie. Voor ondersteunende infrastructurele
maatregelen tenslotte, nodig voor de bereikbaarheid van kantoren en bedrijven,
wordt kortheidshalve verwezen naar deelprogramma e, ‘openbaar vervoer en
wegen’, van het themaprogramma Duurzaamheid (zie paragraaf 4.3).
Verwijzing
naar relevante beleidsstukken:
Nota
Delft Kennisstad (1998), nota De Economie van Delft: op weg naar 2015 (2004),
nota economische parameters
(2004).
Deelprogramma b: Innoverend
midden en kleinbedrijf
De kenniseconomie (techniek,
Research & Development, nieuwe diensten, organisatie en marktontwikkeling)
krijgt primair gestalte in steden en stedelijke regio’s waarin
kennisinstellingen, bedrijvigheid en arbeidsmarkt gevestigd zijn. Mits de
hiervoor benodigde infrastructuur op orde is, liggen hier bij uitstek de
mogelijkheden voor innovatie en vergroting van de concurrentiekracht. In dit
kader is en worden in Delft projecten en initiatieven van burgers, bedrijven en
organisaties gestimuleerd. Onderdeel hiervan vormt het aanbieden van
huisvesting voor startende bedrijven in bedrijfsverzamelgebouwen zoals BTC en
Radex. Daarnaast worden particuliere initiatieven gestimuleerd om
bedrijvencentra voor jonge (innovatieve) ondernemers en bedrijven te realiseren
en worden ondernemersnetwerken (waar onder ook het allochtone business-netwerk)
ondersteund. Tenslotte wordt bij de ontwikkeling van het Technopolis Innovation
Park gestreefd naar de realisatie van faciliteiten voor ‘doorstartende’
ondernemers, tijdelijke huisvesting, laboratoria en zogenaamde ‘cleanrooms’.
Verwijzing
naar relevante beleidsstukken:
Nota
Delft Kennisstad (1998), nota De economie van Delft: op weg naar 2015 (2004),
nota economische parameters (2004), regionale Structuurvisie detailhandel.
Deelprogramma c:
Wijkeconomie
De leefbaarheid van wijken wordt
onder andere bevorderd door het in samenwerking tussen betrokken partners
realiseren van verbeterprogramma’s voor commerciële en niet-commerciële
voorzieningen. Daarnaast moet de economie in wijken worden gerevitaliseerd of
gestimuleerd. Het zoveel mogelijk stimuleren van winkels, bedrijven en
werkgelegenheid maakt dan ook onderdeel uit van de herstructureringsaanpak.
Verder is en wordt in alle bestemmingsplannen in Delft vanaf 1997-1998 ruimte
gecreëerd voor kleinschalige (niet overlastgevende) huisgebonden bedrijvigheid.
Bij de ontwikkeling van de destijds in de Ontwikkelingsvisie Delft 2025
aangegeven ‘ruggengraten’ wordt ook rekening gehouden met ruimtelijke mogelijkheden
voor (kleine) bedrijven en kantoren. Daarnaast is een beleid ontwikkeld, dat
het functioneren van buurtwinkelcentra in wijken ondersteunt. Dit gebeurt door het optimaal inrichten van de omgeving
dan wel het subsidiëren van vernieuwing van winkels via de subsidieregeling
Steun Bedrijven Stadsvernieuwing. Voor detailhandel en horeca zijn en worden
tenslotte diverse programma’s in het kader van het Binnenstadsmanagement
gerealiseerd (zie gebiedsgericht programma binnenstad).
Verwijzing
naar relevante beleidsstukken:
Nota
Wijkeconomie/ buurtwinkelcentra (2003), Nota brancheringsbeleid Binnenstad (2003), nota Delft Monitor Binnenstad
(2004)
Deelprogramma d: Arbeidsmarkttoetreding
De
Delftse arbeidsmarkt wordt voor een belangrijk deel ingekleurd door het feit
dat Delft een kennisstad is. Het werklozenbestand van de stad bestaat voor een
belangrijk deel uit laag opgeleiden, terwijl de arbeidsmarkt vooral ruimte
biedt aan hoog opgeleiden. De studentenpopulatie zorgt voor enige verdringing
op de arbeidsmarkt met name in horeca en de toerismebranche. Daarnaast zijn
laagopgeleiden vaak aangewezen op werk in de eigen gemeente en is het
percentage laagopgeleiden onder de Delftse werkzoekenden bovengemiddeld. Binnen
het werkgelegenheidsbeleid is het daarom van extra belang banen te creëren voor
laagopgeleiden. Delft Kennisstad levert voor laag opgeleide werklozen overigens
ook kansen op. Hierbij moet met name gedacht worden aan groeimogelijkheden in
laagdrempelige sectoren als beveiliging en schoonmaak. Voor een optimale
werking van de lokale arbeidsmarkt wordt een zeer nauwe samenhang gezocht
tussen de Delftse ketenpartners inzake arbeidstoeleiding, waarbij met name het
Centrum voor Werk en Inkomen, de uitvoeringsorganisaties voor gesubsidieerde
arbeid en sociale werkvoorziening, het regionaal opleidingscentrum en lokale
werkgelegenheidsprojecten zoals het kringloopbedrijf betrokken zijn. Middels de
Werkagenda, een project waarmee de producten van deze partners beter op het
bedrijfsleven worden afgestemd, wordt de samenhang tussen deze ketenpartners
verder versterkt en gepromoot. Middels het Regionaal Platform
Arbeidsmarktbeleid Haaglanden wordt daarnaast een stimulans gegeven om een
regionaal werkgelegenheidsbeleid te ontwikkelen, waarbij met name een sectorale
aanpak centraal staat. Kansen liggen hier vooral in de tuinbouwsector.
Tenslotte streeft Delft naar een betere aansluiting van het onderwijs op de
arbeidsmarkt. Hierbij worden projecten ingezet om het bedrijfsleven nauwer te
betrekken bij het onderwijs, maar ook om laagopgeleid personeel na instroom
mogelijkheden te verschaffen zich verder te ontwikkelen en te scholen.
Verwijzing naar relevante beleidsstukken:
Nota
Beleidsplan Werk en Inkomen (2004)
Deelprogramma e:
Toerisme, Cultureel erfgoed en monumenten
Dit
deelprogramma heeft te maken met de profilering en identiteit van Delft
ten opzichte van andere steden in de regio. Belangrijke exponenten van het
nationaal cultureel erfgoed zijn immers in Delft te vinden. Cultureel erfgoed
beslaat een heel scala aan onderwerpen. Archeologie en monumenten behoren
ertoe, evenals archieven en museale collecties, stedenbouwkundige structuren en
stads- en dorpsgezichten. Maar ook podia, ateliers, (landschaps)architectuur,
stedenbouw, en kunst in de openbare ruimte maken er onderdeel van uit. [HP3]De komende jaren neemt het
aantal gemeentelijke monumenten toe tot circa 930 per 1-1-2010, waarbij ook de
gebieden buiten het historisch centrum aandacht krijgen. Ook in de ISV2 periode
wordt verbetering van monumenten, gevels en stoepen voortgezet. Het
monumentenbeleid stoelt op de vier pijlers: inventariseren, beschermen,
instandhouden en kennis delen. Om de waarde te bepalen en eventueel behoud,
bescherming of herstructurering van wederopbouwarchitectuur en stedenbouw
mogelijk te maken, is inventariserend veld- en literatuuronderzoek
noodzakelijk. Dit zal worden uitgevoerd in 2005/2006 waarna bepaald kan worden
welke gebouwen en gebieden (buiten het historische centrum) beschermd en in
stand gehouden moeten worden. De resultaten van de inventarisatie worden tevens
gebruikt bij herstructurering van de bestaande woningvoorraad en bij
kwaliteitsverbetering van bestaande woningen. Het aspect “kennis delen” wordt
gerealiseerd door het ontsluiten van de cultuurhistorische informatie over
monumenten middels de cultuurhistorische kennisbank. Het Gemeentearchief bouwt
in samenwerking met Archeologie, Gemeentemusea en Monumenten een historisch
geografisch informatiesysteem. Dit bevat gegevens over eigenaren, gebruik,
waarde en bebouwing van alle Delftse percelen vanaf de late middeleeuwen. Op
basis van de kennisbank zijn en worden voor diverse Delftse buurten websites
gebouwd waarop het erfgoed en de geschiedenis zijn ontsloten (Agnetapark,
Stationsbuurt, Rotterdamseweg, Poptahof). Dit geeft een buurt een identiteit en
vormt een kader voor de verhalen in en over de buurt. Die verhalen worden
gebruikt voor eigentijdse wervende presentaties in samenwerking met Delftse
bedrijven, speciaal om extra profilering te geven aan de ontwikkeling van een
of meerdere culturele stedelijke zones, te weten: Rotterdamseweg/Gelatine,
Agathaplein, Bacinol/Kalverbos, Zuidpoort en de oude stadspoorten. Ambities op
het gebied van toerisme/stadsmarketing tenslotte, zijn het verbeteren van de
dienstverlening aan de toerist en het toeristisch bedrijfsleven, het (verder)
ontwikkelen van het toeristisch product Delft, het optimaal benutten van de
aantrekkingskracht en het imago van Delft als ’shopstad’ en het stimuleren van
netwerkvorming. Toerisme en stadsmarketing worden uitgewerkt in het kader van
het gebiedsgericht programma binnenstad.
Verwijzing
naar relevante beleidsstukken:
Nota Cultureel Erfgoed (2004), Nota
Monumentenzorg Delft (2004), Nota Culturele Planologie Delft (2004), nota
Bezoekersmanagement e/o evenementenbeleid (2004)
________________________________________________________________________
De ambities die met dit themaprogramma worden
nagestreefd zijn beschreven in
paragraaf 3.3. Kort samengevat geldt de ambitie om gezamenlijk met lokale
partners (corporaties, ontwikkelaars, bouwers, organisaties van
woonconsumenten) een optimale ontwikkeling van het wonen in Delft en een
schone, hele en veilige stad te realiseren.
Deelprogramma
a: Herstructurering woonwijken
De uitvoering van herstructureringsplannen blijkt –
ook in Delft – trager te verlopen dan verwacht. Dit heeft velerlei oorzaken.
Herstructurering van de naoorlogse wijken en buurten blijft desondanks van
groot strategisch belang voor Delft. Delft kent immers nog steeds geen
verpauperde wijken, maar deze bedreiging is er wel als de woningmarkt ontspant.
Daarnaast kunnen de toenemende kwalitatieve en kwantitatieve tekorten en de
eenzijdige woningtypologie in Delft door herstructurering moeten worden
aangevuld of doorbroken. Daarom blijft Delft samen met de corporaties de
komende periode inzetten op:
q
Het beter laten aansluiten van de bestaande woningvoorraad
op de gevraagde woonkwaliteiten door woningen aan de markt te onttrekken die
niet meer voldoen, woningen aan te passen, te verbeteren, toe te voegen of te
vervangen;
q
Een gedifferentieerd woningaanbod in wijken en buurten door
bij herstructureringsprojecten en functieveranderingslocaties afhankelijk van
projectspecifieke omstandigheden het gewenste woningaanbod en woonmilieu te
realiseren.
Verwijzing
naar relevante beleidsstukken:
Dit deelprogramma wordt verder uitgewerkt in de ‘Woonvisie Delft’ van
de gezamenlijke corporaties en in de nota ‘Toekomstvisie omvang woningvoorraad
Delft’ van de gemeente Delft. Zie verder de Regionale woonvisie Haaglanden
(2003)
Deelprogramma b: Differentiatie
woonmilieus
De
Delftse wijken kennen qua woningtype en woonmilieu momenteel ‘veel van
hetzelfde’. Als Delft in de toekomst ook aantrekkelijk wil blijven, is het dus
goed om te blijven streven naar een verdergaande differentiatie van
woonmilieus. Dit kan worden bereikt door in te zetten op:
q
Het toevoegen van woonkwaliteit door woningverbetering, extra
grondgebonden woningen in de duurdere prijsklassen, meer ouderenhuisvesting al
of niet in combinatie met zorg maar ook door nieuwe woonmilieus te realiseren
of de bestaande kwaliteiten van woningen en woonomgeving daartoe aan te passen
en te verhogen;
q
Minder eenzijdige buurten met meer identiteit en keuzemogelijkheden dus
voldoende aanbod van woningen in een groen tuinstedelijk milieu (ruime
grondgebonden gezinswoningen in het groen) en in het woonmilieu van de
stadswijk (stadswoningen, ruime appartementen, woonwerkappartementen);
q
Voldoende huisvesting voor hoogopgeleide en financieel draagkrachtige
werknemers van kennisintensieve bedrijven en instellingen;
q
Het meer in relatie brengen van aantal huur- en koopwoningen met de
vraag in Delft en in de regio, door uitbreiding van het aantal koopwoningen in het
middeldure en duurdere prijssegment en nieuwbouw in de sociale sector in
principe in omvang te beperken tot een niveau dat slechts voorziet in de
Delftse woningbehoefte. Hierbij geldt wel als randvoorwaarde het gemiddeld
totaalcijfer 30% sociaal per 2015 (incl. ingrijpende woningverbetering),
conform de regionale Woonvisie Haaglanden.
q
Een substantieel deel van de woningvoorraad bestaat in 2015 uit
veranderbare woningen met toekomstwaarde. De eisen van het ‘aanpasbaar bouwen’
worden hierbij gehanteerd.
q
De nieuw te bouwen wijken
wordt gericht gebouwd voor een gedifferentieerde bevolkingssamenstelling wat
betreft afkomst, leeftijd en inkomen. Delft is een
multiculturele stad waar de spreiding van autochtonen en niet-westerse
allochtonen niet gelijk verdeeld is over de stad. Zonder ingrijpen zal deze
ruimtelijke segregatie toenemen. Nieuwbouw en herstructurering en het vergroten
van het aanbod in en de bekendheid met andere wijken voor met name de groep
niet-westerse allochtonen zal naar verwachting het meest bijdragen tot het
gewenste resultaat.
q
De realisatie van
goedkope kamers (woonruimten) voor jongeren en studenten blijft een belangrijk
aandachtspunt. Daarnaast moeten er meer woningen voor starters en afstudeerders
van de opleidingen in Delft beschikbaar komen.
q
De herinrichting en beheer van het openbaar gebied en gebouwen, waardoor
een bijdrage wordt geleverd aan het verhogen van de omgevingskwaliteit. In het
kader van het project Beheer Openbare Ruimte zijn inmiddels de interne
organisatorische, financiële en technische randvoorwaarden benoemd en
vastgesteld om uitvoering te geven aan nader benoemde kwaliteitsdoelstellingen
op het gebied van beheer van de openbare ruimte in Delft. In vervolg op dit
project wordt het technisch beheer op orde gebracht door de opstelling van
technische beheerplannen per gebied, als voorloper van daarna vast te stellen
meerjaren beheerplannen voor heel Delft. Daarnaast wordt gewerkt aan de
opstelling van een beheervisie, die de huidige en gewenste onderhouds- en
ontwerpkwaliteit vastlegt en een basis vormt voor een (nog) meer beheerbewuste
planvorming. Ook wordt een advies
voorbereid aan het gemeentebestuur over een structuurwijziging van de begroting
(betere afstemming op beheer) en over nut en noodzaak van instelling van een
aparte voorziening voor onderhoudsprojecten. Als pilot voor de opstelling van
meerjaarlijkse beheerplannen tenslotte, wordt de actualisatie van het
Gemeentelijk Rioleringsplan gekozen, uiteindelijk vast te stellen door de
Gemeenteraad.
Verwijzing naar relevante beleidsstukken:
Uitwerkingsdocument woonmilieus (2004), Welstandsnota (2004),
onderhoudsplan Binnenstad (2004), Integraal Handhavingsplan Binnenstad (2004),
Nota segregatie en wonen (2004) , handboeken ‘Openbare Ruimte Binnenstad’, ‘Stad’ en ‘Wijken’,
Eindrapportage Project Beheer Openbare Ruimte Delft (2004).
Deelprogramma c: Wonen,
zorg en welzijn
De
integratie van wonen, zorg en welzijn wordt de komende jaren belangrijk. De
vergrijzing neemt toe en daarnaast is er een grote opgave in verband met de
verwachte extramuralisering. Om dit op te vangen is in 2004 is een nota
opgesteld waarin de visie op deze gebieden is verwoord. Uitgangspunt is dat
ouderen en gehandicapten zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen en
dat zorg- en welzijnsdiensten aan huis worden gebracht of in de nabije omgeving
aanwezig zijn. Hiervoor worden zogenaamde woonservicezones gerealiseerd. Hierin
komen woonzorgcombinaties met de garantie van 24 uurs zorg om de
extramuralisering op te vangen. Daarnaast worden woningen gerealiseerd voor
bijzondere doelgroepen waar geplande zorg- en welzijnsdiensten geleverd kunnen
worden. Een substantieel aantal nieuwbouwwoningen wordt als
‘nul-trede-woningen’ gerealiseerd. Daarnaast worden bestaande woningen
‘opgeplust’. Met alle betrokken partijen op het gebied van wonen, zorg en
welzijn worden prestatieafspraken gemaakt. Alle betrokken partijen en de
afgevaardigden van belangenorganisaties nemen deel aan de Stuurgroep Wonen,
Zorg en Welzijn. Hier vindt de aansturing van het programma plaats. Naast de
zorg voor ouderen en gehandicapten is er ook aandacht voor andere kwetsbare
groepen zoals verslaafden, dak- en thuislozen en mensen met psychische
problemen. Ook zij behoeven een goede huisvesting en adequate opvang en
verzorging. Het overleg met corporaties en zorginstellingen “Bijzondere
Aandacht Woonproblemen” waar probleemhuishoudens worden besproken, wordt
voortgezet en zal vanaf begin 2005 worden omgezet naar een signaleringsoverleg
in het kader van de omschakeling naar een Geestelijke Gezondsheids Zorg -
vangnet. Onderzocht wordt tenslotte, of het opstellen van een regionale sociale
agenda een instrument kan zijn om te komen tot intergemeentelijke afstemming
voor het beleid ten aanzien van wonen-zorg-welzijn.
Verwijzing
naar relevante beleidsstukken:
Nota
Opplussen woningen (2004), nota Wonen, zorg en Welzijn, de opgave voor Delft (2004),
Meerjarennota Integraal Gehandicaptenbeleid 2003-2007 deel 1 en 2 (2003 resp. 2004).
Deelprogramma
d: Buurtaccommodaties
In de ISV1-periode zijn er buurtaccommodaties
gebouwd en zijn twee jongerenvoorzieningen ‘omgezet’ in permanente
accommodaties. In ISV2 is de uitdaging om naast de voltooiing van het ingezette
bouwprogramma voor buurtaccommodaties de bestaande en nieuw gerealiseerde
accommodaties optimaal te laten functioneren. Daartoe zal worden ingezet op
samenwerking tussen zoveel mogelijk betrokken partijen. Zelforganisaties van
minderheden krijgen voor het organiseren van activiteiten gericht op integratie
in buurtaccommodaties ruimten ter beschikking.
Verwijzing naar relevante beleidsstukken:
Nota Knopen in de Wijken (2000) ),
nota Integratiebeleid (2003).
Deelprogramma
e: Buurt Onderwijs Sport (BOS)
Het sportbeleid wordt verbreed in de richting van
bewegingsonderwijs, buurt/wijkwerk en jongerenwerk. Bindend thema hierbij is ‘samenhang en samenwerking’. Speerpunt in
het beleid is ‘Opvoeding door Sport’. De opvoedende waarde van sport wordt
ingezet om een blijvend effect te bereiken. Om dit beleid stevig te verankeren
wordt ingezet op ontwikkeling en stimulering van samenwerking tussen
organisaties op het gebied van Buurt- en wijkwerk, Onderwijs en Sport (BOS),
waarbij de gemeente zich richt op de rol van regisseur. Bij de aanpak wordt
wijkgericht gewerkt, wat het voordeel heeft dat aangesloten wordt bij reeds
bestaande structuren in de wijk. Inzet is om een samenhangend pakket
activiteiten samen te stellen waarmee het voor jongeren mogelijk wordt aan de
Norm ‘Gezond Bewegen’ te voldoen. Deze BOS – activiteiten vullen het pakket
activiteiten in de Brede School aan. Daarnaast richt het sportbeleid zich op
het ontwikkelen van een zogenaamd BOS – J Model voor de doelgroep jongeren 12 –
18 jaar. Naast het buurt- en wijkwerk, onderwijs en sport wordt hier aansluiting gezocht bij het jongerenwerk. Ook hier
geldt dat de BOS – J activiteiten de Brede School – activiteiten aanvullen.
Tenslotte wordt de BOS – systematiek en -doelstelling verder doorgetrokken naar
andere doelgroepen (jongeren 18 – 23, allochtonen, ouderen). Wat de sport
betreft richt het beleid zich dan zowel op de georganiseerde als
ongeorganiseerde sport. Om BOS (J) – activiteiten te kunnen realiseren moeten
aanvullende maatregelen getroffen worden op het gebied van accommodaties
(sportvelden, overdekte sportaccommodaties, speelpleinen bij scholen,
trapvelden in de wijken) en begeleiding (stageafspraken met Haagse
Hogeschool/HALO en Mondriaan; inzet van stagiaires op scholen en bij
sportverenigingen; ontwikkelen actief vrijwilligersbeleid met accent op
jeugdparticipatie, scheppen van perspectief op werkgelegenheid in de vrije
tijdssector).
Verwijzing naar relevante beleidsstukken:
sportvisie 2000+6
(2000), nota Integraal Jongerenbeleid (2003).
Deelprogramma
f: Brede School
In het brede schoolbeleid
speelt Delft met een integrale aanpak in op maatschappelijke behoeftes en
ontwikkelingen, zoals het voorkomen van (onderwijs) achterstanden, een
sluitende en kwalitatief goede dagopvang, meer activiteiten in de wijk en een
beperking van sociaal-emotionele problematiek. De aanpak voltrekt zich langs
drie lijnen: de programmalijn, de huisvestingslijn en de samenwerkingslijn. Via
deze actielijnen wordt een samenhangend, wijkgericht pakket van schoolse en
buitenschoolse activiteiten en kinderopvang vormgegeven. In de programmalijn
worden op stedelijke niveau naschoolse activiteitenprogramma’s voor kinderen
ontwikkeld, die zijn opgezet op wijkniveau en worden uitgevoerd in of dichtbij
scholen en buitenschoolse opvang. Samenhang met andere beleidsterreinen is
hierbij het devies. Zoals hierboven al
beschreven staat wordt het Brede Schoolprogramma op het gebied van de sport
aangevuld door de activiteiten vanuit de organisatie van Buurt Onderwijs en
Sport (zie deelprogramma e). Op het gebied van de jeugdgezondheidszorg heeft de
brede schoolaanpak een versterkend effect op de JGZ-teams . Het
zorgaanbod voor leerlingen en ouders wordt toegankelijker en beter
afgestemd op de vraag door afstemming in wijkwerkgroepen en koppeling met het
brede schoolprogramma. De huisvestingslijn behelst een fysieke koppeling van
scholen, buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen (concentraties van functies
op buurtniveau) door middel van het treffen van huisvestingsvoorzieningen in,
aan of dichtbij schoolgebouwen. In de samenwerkingslijn wordt vanuit de
gemeenten procesondersteuning geboden om een organisatorische en inhoudelijke
koppeling van scholen en buitenschoolse opvang tot stand te brengen, te
faciliteren en verder te intensiveren. Met ingang van 2004 draaien de brede
schoolprogramma’s in alle wijken van de stad. In multifunctionele accommodaties
werken scholen, kinderopvanginstellingen en aanbieders van sport-, ICT-,
cultuur- en natuur en milieuactiviteiten samen aan het vergroten van
ontwikkelingskansen van kinderen. De komende periode wordt een verdere
uitbreiding van het aantal clusters van samenwerkende instellingen in
multifunctionele accommodaties en een goede spreiding daarvan over de wijken in
de stad voorzien. Hierbij wordt een koppeling gemaakt met de investeringsimpuls
van het rijk aan het (lokaal) onderwijsbeleid inzake de modernisering van
schoolgebouwen. Nog te realiseren projecten zijn onder andere het
scholencomplex aan de Van Rijslaan en het schoolgebouw aan de Van
Slingelandstraat. Andere initiatieven zoals de nieuwbouw Harnaschpolder en de
aanpassing van het scholencomplex Tanthof-Oost worden de komende tijd verder
uitgewerkt.
Verwijzing naar relevante beleidsstukken:
Nota brede school
ontwikkeling in Delft; beleid en aanpak tweede fase (2000), Nota brede school
ontwikkeling in Delft; beleid en aanpak derde fase (2004).
Deelprogramma
g: Veiligheid
Veiligheid is en blijft een belangrijk thema. Het
integraal veiligheidsbeleid wordt daarom voortgezet en vormgegeven door
preventieve maatregelen, repressie en nazorg en waar mogelijk via
gebiedsgerichte en doelgroepgerichte activiteiten. In dit kader zijn
bijvoorbeeld plannen in uitvoering met betrekking tot cameratoezicht rond het
station Delft en wordt er gewerkt aan het zoveel mogelijk implementeren van het
Politiekeurmerk Veilig Wonen inclusief Veilige Woonomgeving. Dit keurmerk heeft
de realisatie van meer sociaal ‘veilige’
gebouwen en gebieden als doel. Bij nieuwbouw en
herstructurering wordt het Politiekeurmerk zoveel mogelijk – dus binnen
budgettaire mogelijkheden - meegenomen in programma’s van eisen. Daarnaast
wordt de aanpak van enge plekken voortgezet.
Verwijzing naar relevante beleidsstukken:
Nota Integraal
Veiligheidsbeleid ‘naar een veiliger Delft, plan van aanpak 2004-2006 (2003), nota Veilig Wonen/ PKVW (2002),
Uitvoeringsnota PKVW (2004)
________________________________________________________________________
De met dit
themaprogramma nagestreefde ambities staan vermeld in paragraaf 3.2. Kort samengevat is de ambitie bij het streven naar een
duurzame ontwikkeling van Delft gericht op innovatie van techniek en
(maatschappelijke) organisaties. Met het gemeentelijk beleid ten aanzien van
verkeer en vervoer wordt daarnaast het vergroten van de leefbaarheid, het
verbeteren van de verkeersveiligheid en het waarborgen van bereikbaarheid in
algemene zin beoogd.
Deelprogramma a:
Water en ecologie
In het
Waterplan Delft en in het Duurzaamheidsplan (3D) zijn concrete projecten en
maatregelen opgenomen. Een zevental projecten worden in het kader van het
3D-programma uitgevoerd. De projecten ‘Ecologische Hoofdstructuur in Delft’ en
‘Recreatiewater in en om Delft’ zijn met name bedoeld om te komen tot beter in
de stad geïntegreerde groenvoorzieningen. In dit kader worden een aantal
stadsecologische zones met recreatieve mogelijkheden vergroot en worden
ecologische zones in nieuwe en te herontwikkelen gebieden verbonden met
bestaande ecologische zones in de rest van de stad. In het
kader van het Waterplan Delft is een watersysteemanalyse uitgevoerd waarbij in
kwantitatief en kwalitatief opzicht is gekeken naar het functioneren van het
watersysteem. In dit kader worden diverse verbeteringsmaatregelen uitgevoerd.
Daarnaast wordt een waterstructuurvisie uitgevoerd specifiek gericht op
waterberging. Dit leidt tot gebiedsgerichte oplossingsrichtingen voor extra
waterberging in Delft. Voor de wijken Buitenhof, Voorhof, Tanthof Oost en West
(Hoge en Lage Abtwoudsepolder) zijn deze maatregelen inmiddels in beeld
gebracht. De maatregelen worden samengevoegd in een tweede uitvoeringsprogramma
van het Waterplan en in samenwerking met het Hoogheemraadschap Delfland
uitgevoerd.
Verwijzing
naar relevante beleidsstukken:
Nota
Ecologie (2004), Waterplan Delft (2002), 3D Duurzaamheidsplan (2003), Programma
Water en Ecologie ISV2 (2004), regionaal Milieubeleidskader (2004)
Deelprogramma b: Verbetering klimaat en milieu
Diverse
projecten worden uitgevoerd in het kader van het Duurzaamheidsplan 3D. Het
3D-programma wordt verder uitgewerkt in de diverse gebiedsgerichte programma’s
die deels doorlopen in de ISV2-periode. Daarnaast wordt het opnieuw gebruiken
van de restwarmte van DSM Gist ten behoeve van wijkverwarming in de wijken
Spoorzone, Poptahof en Harnaschpolder als een belangrijke kans op milieugebied
gezien in de komende jaren. Met betrekking tot luchtkwaliteit en geluidhinder
van de A13 voldoet Delft in 2010 aan de in het Besluit Luchtkwaliteit genoemde
normen. Als deze niet worden gehaald, zal Delft zich inspannen om beperkende
maatregelen te doen treffen. Bij de opstelling van het lokale plan van aanpak
met maatregelen bij overschrijding langs lokale wegen zal ook het regionale
plan van aanpak luchtkwaliteit met maatregelen voor bovenlokale wegen zoals de
A13 worden betrokken.
Verwijzing naar relevante beleidsstukken:
3D
Milieubeleidsplan (2002), Luchtkwaliteitsplan (2004), Klimaatbeleidsplan
(2002), nota bedrijven en milieu (2003), regionaal Milieubeleidskader (2004),
regionaal plan van aanpak luchtkwaliteit stadsgewest Haaglanden
Deelprogramma c:
Bodemsanering
Iedere
5 jaar neemt Delft een aantal bodemonderzoeken en bodemsaneringsoperaties voor
haar rekening en legt hierover verantwoording af aan de Provincie Zuid-Holland.
Door de Provincie is aangegeven dat zij eerst het beschikbaar budget per
gemeente bekend maakt, waarna de gemeente haar bodemprogramma kan opstellen. De
Provincie heeft begin augustus 2004 een ‘handreiking’ voor het opstellen van de
bodemmodule uitgereikt. Daarnaast is het indicatief beschikbare extra
bodembudget door de Provincie eerst eind augustus 2004 bekend gemaakt. Het
bedraagt voor Delft slechts € 450.000,- voor de gehele ISV2-periode (2005 t/m
2009). Daarnaast lijkt er binnen het Stadsgewest Haaglanden overeenstemming
over een additioneel BLS bodembudget van ca € 2 mln. In vergelijking met de
totale werkvoorraad in Delft (schatting € 38 miljoen) kan gezien de beperkte
middelen in de komende ISV2 periode echter nog steeds maar een klein deel
worden aangepakt. In paragraaf 4.8 is daarom als minimaal te bereiken
effect gekozen voor een ‘voorzichtige’ invulling op basis van de in december
2004 bekende indicatieve additionele bodemgelden.
Verwijzing naar relevante
beleidsstukken:
Bodemmodule ISV2 (zie bijlage 4).
Deelprogramma d: Geluidhinder
Dit
deelprogramma betreft de sanering van woningen op de zogenaamde A- en B-lijst.
Dit programma wordt uitgevoerd en wordt ook in ISV2 doorgezet. Omdat de
ondertunneling van het spoortraject per 31-12-2009 nog niet voltooid zal zijn,
maar wel in gang gezet, worden in de ISV2- periode geen woningen van de
raillijst gesaneerd. In de periode 2010 t/m 2014 wordt in principe de sanering
van de raillijst voor wat betreft woningen in de wijken Tanthof en Voorhof ter
hand genomen.
Verwijzing naar relevante beleidsstukken:
Geluidsaneringen
A-lijst, B-lijst en Raillijst
Hierbij gaat het om de
Delftse Spoortunnel, de Stedenbaan, tramlijn 19 [4])
en HOV-buslijn 37 [5]) en de
uitvoering van het parkeren in gebieden waar stedelijke vernieuwing
plaatsvindt. De optimalisatie van het stadbusnet wordt voorgestaan door een
betere afstemming van de diensten op de behoefteen er wordt gestreefd naar een
verbetering van de doorstroming en van de dienstuitvoering. De aanwezigheid van
het snelwegennet rond Delft en een verdere optimalisering van de bereikbaarheid
over de weg (afronding van de tracestudie A4 Delft-Schiedam en N74, vergroting
van de capaciteit van enkele kruispunten, extra brug over de Schie en de extra
afslag van de A13) zijn gunstig voor nieuwe en bestaande bedrijven. De
zuidelijke randweg in Rijswijk biedt verder mogelijkheden voor een ontlasting
van wegen rond de binnenstad van Delft. Binnen Haaglanden neemt Delft deel aan
het zogenaamde LOB-traject (voluit ‘’locatieontwikkeling en bereikbaarheid’’),
waarbij er gestudeerd wordt op de mogelijkheden van bestaande en nieuwe haltes
aan de ‘oude lijn’. In dat kader wordt ook naar toekomstig intensief en
zorgvuldig ruimtegebruik gestreefd rond Station Delft en station Delft-Zuid.
Verwijzing naar relevante beleidsstukken:
Lokaal
Verkeers- en Vervoersplan (LVVP,2005), regionale nota Mobiliteit (2004)
Deelprogramma f: Fietsverkeer
Delft heeft een
Fietsactieplan II opgesteld met als doel de met Fietsactieplan I bereikte
resultaten te consolideren. Dit betreft met name het stimuleren en
optimaliseren van fietsenstallingen in woonwijken en bij bedrijven en het
completeren van fietsroutes en het verbeteren van bestaande routes. Met het
aanbrengen van verbeteringen van diverse langzaam verkeersroutes en
stallingsvoorzieningen voor fietsen wil Delft ook een poging doen om weer een
status te verwerven als ‘fietsstad’. Gemikt wordt op een plaats in de top 3 van
fietssteden in Nederland. In ISV2 zullen bijvoorbeeld ook mogelijkheden worden
aangegrepen om extra Oost-West [HP4]verbindingsroutes te realiseren (Kerkpolder tot en met
het Schie-oevers gebied, fietstunnel onder de A13 naar Emerald en fietstunnel
onder het spoor en brug over de Schie tussen Tanthof en Schie-oevers-Zuid en
Technopolis). Daarnaast worden veilige routes voor kinderen gerealiseerd.
Verwijzing naar relevante beleidsstukken:
Fietsactieplan
I (2002), Fietsactieplan II (2004), Lokaal Verkeers- en Vervoersplan (2004),
Plan van Aanpak veilige ‘kindroutes’ (2004), regionale nota Mobiliteit (2004)
________________________________________________________________________
In ISV2 wordt een
belangrijk deel van het woningbestand door de corporaties in samenwerking met
de gemeente opgeknapt. Deels worden bestaande projecten voortgezet. Deels
worden nieuwe geïntroduceerd:
·
De herstructurering van
de Wippolder loopt door in ISV2. De tweede en de derde fase gaan in het
eerste deel van ISV2 hun beslag krijgen. Daarnaast wordt de aanpak van de Jan
de Oudeweg door Vidomes uitgevoerd. Bij dit project worden bestaande woningen
herbouwd;
·
De herstructurering
van Die Delfgaauwse Weye fase 2 en 3 wordt ook in ISV2 afgerond. De
uitvoering van dit project in ISV1 is vertraagd vanwege financieringstekorten.
Door nieuwe afspraken is het kader gevormd voor uitvoering in de eerste helft
van ISV2;
·
De herstructurering
van de Poptahof is met de vaststelling van het Masterplan en de
realisatie van de nieuwe buurtaccommodatie in de uitvoeringsfase beland. De
uitvoering wordt voorzien in ISV2 en zal daarna doorlopen;
·
De herstructurering
van de Bomenwijk is nieuw in de planning. In overleg met de betrokken
corporatie wordt een aanpak bepaald, uit te voeren in ISV2;
·
De herstructurering
van de Indische buurt zal ook in ISV2 plaatsvinden;
·
In ISV2 zal ook de
aanpak worden bepaald van het complex Krakeelpolderweg en omgeving;
·
Ook in Buitenhof-Noord
worden door corporaties in ISV2 enkele complexen onderzocht. Onder andere
betreft dit de Gilleswijk en wordt gestudeerd op een zorgboulevard in
combinatie met woningbouw. Verder worden in dit gebied Sterflats opgeplust en
circa 100 woningen Pijperring verbeterd;
· Over de
hele stad gezien, worden circa 1.000 woningen opgeplust.
· Verder
geldt het creëren van de woonservicezones, met name de pilots in de
wijken Voorhof, Buitenhof-noord en in de Kuyperwijk als kans in de komende
jaren (extra ouderenwoningen met 24 uurs zorgvoorzieningen). In combinatie
hiermee ontstaan nieuwe allianties tussen corporaties en de zorg- en
welzijnssector.
· Nabij de
binnenstad ligt het Koepoortgebied. In dit aan de oostkant van de
binnenstad gelegen gebied worden de komende periode woningen gerealiseerd en in
combinatie met het autoluw maken van de binnenstad wordt een ondergrondse
parkeergarage gebouwd.
Om
deze plannen samen met de corporaties uit te voeren, is het van belang dat er
op korte termijn goede afspraken worden gemaakt over de verdeling van de inzet
van mensen en middelen bij herstructureringsprojecten (inclusief de verdeling
van verantwoordelijkheden en kostenverdeling). Hierbij kan worden aangesloten bij de landelijke handreiking
‘verdeelsleutel rond kostenverdeling’.
In aanvulling op deze projecten, is het programma Woonwijken
ook gericht op het in overleg met marktpartijen en corporaties realiseren van
toekomstige ‘inbreidingslocaties’ voor woningen zoals de locaties Reinier de
Graafweg, sporthal Buitenhof en omgeving en het zogeheten VDD-terrein.
Een mogelijke ontwikkelingslocatie is ook het terrein van Combiwerk, als
dit bedrijf zich in de toekomst mocht verplaatsen naar een bedrijventerrein.
Een
belangrijke nieuwe opgave dient zich aan op en rond de Harnaschpolder,
waar de gemeente Delft in samenwerking met diverse ontwikkelaars en
buurgemeente Midden Delfland een nieuwe woonwijk en een nieuw hoogwaardig
bedrijvengebied ontwikkelt. Deze samenwerking is gericht op een optimale
ontwikkeling van dit voorlopig laatste uitleggebied van Delft en op het verder
inrichten van het groengebied Midden-Delfland, direct ten zuiden van de Delftse
wijk Tanthof. Omdat de locaties Harnaschpolder en VDD-terrein voorlopig de
laatste uitbreidingslocaties van Delft zullen zijn, zijn de ambities om hier
hoogwaardige woonmilieus te realiseren hoog.
De woningen die worden gerealiseerd zullen qua doelgroep, sector, prijs
een kwaliteit een aanvulling moeten zijn op de tekorten die in de bestaande
woningvoorraad zijn geconstateerd[6].
Dit betekent dat voor deze locaties het accent vooral moet komen te liggen op
het middeldure en dure segment in de
koopsector. De bouw van deze woningen komt in sterke mate tegemoet aan de vraag
en brengt in een woningmarkt die nu vast zit de noodzakelijke en gewenste
doorstroming op gang. In zijn effect is deze doorstroming ook van belang voor
de huishoudens die zijn aangewezen op woningen in de sociale sector
(bijvoorbeeld starters). Duurder bouwen levert immers ook een bijdrage in het
bestrijden van de goedkope scheefheid. Binnen het bouwprogramma voor
Harschpolder zal ook aandacht zijn voor speciale doelgroepen. Er zullen
levensloopbestendige zorgwoningen (Focuswoningen) worden gerealiseerd voor
ouderen en speciale woningen voor mensen met een functiebeperking. Daarnaast is
15% sociale koop en 15% sociale huur van belang voor de doorstroming vanuit
toekomstige herstructureringsprojecten. De ontwikkeling van deze gebieden
worden gezien als kansrijk voor Delft omdat ook nieuwe grondgebonden woningen
in dure huur en koop, en nieuwe bedrijven kunnen worden gerealiseerd. Om het gebied Harnaschpolder op een juiste
wijze te kunnen ontsluiten, wordt onder andere een vergroting van de capaciteit
van het bestaande kruispunt van Foreestweg – Provinciale weg voorzien.
Kleinere
functieveranderinglocaties zijn als inbreidings- en verdichtinglocaties
voor woningbouw ook een kans voor de stad. Gedoeld wordt op leegkomende
schoolgebouwen, evt. vertrek van Combiwerk, herindeling van het Sint Joris
terrein en evt. bestaande en/of toekomstige kantorenlocaties. Het invoeren van
collectief particulier opdrachtgeverschap a la Schutterstraat en
consumentgericht bouwen kan worden onderzocht in bijvoorbeeld de Harnaschpolder
om de betrokkenheid van toekomstige bewoners bij hun woon- en leefomgeving
verder te vergroten.
Tenslotte
wordt in ISV2 vanwege het gebleken succes in het kader van de wijkaanpak
in samenwerking met bewoners en overige instellingen geïnvesteerd in de woonwijken via de systematiek van de
wijkbudgetten. Voor alle wijken worden jaarlijks wijkprogramma’s opgesteld.
Daarnaast wordt er naar gestreefd om in alle wijken (met uitzondering van de
binnenstad) goed functionerende multifunctionele voorzieningenclusters
(gezondheidscentra, buurtaccommodaties, wijkservicepunten,
jongerenaccommodaties, tienerruimten en speelplekken[7])
te realiseren. Verder worden ‘enge plekken’ aangepakt en worden de komende
periode gefaseerd in alle wijken kindveilige routes gerealiseerd. Zie
ook bijlage 2 voor meer gegevens van de verschillende Delftse projecten en
programma’s in ISV2. Ook kan worden verwezen naar de nota doorontwikkeling
Wijkaanpak (2002), nota oogst 5 jaar wijkaanpak (2003), handleiding Delftse
wijkaanpak (2003) en de wijkprogramma’s van de Delftse wijken (2004).
________________________________________________________________________
De herontwikkeling van de Spoorzone
geldt als de grootste kans voor Delft. Het betekent een nieuwe impuls aan imago
van en het hart voor Delft, maakt het stedenbaanconcept en de vestiging van
kennisintensieve bedrijven op landelijk niveau mogelijk, zorgt voor de
opheffing van de tweedeling van de stad, maakt de stad completer door extra
aanbod dure huur- en koopappartementen, voegt een bestuurs- en kantoorcentrum
toe en verbetert het station en de overige overstapvoorzieningen. De spoorzone
is dus een project van zeer grote strategische betekenis voor Delft. Voor de
uitvoering ervan is brede steun aanwezig op lokaal niveau, maar ook van het stadsgewest
Haaglanden, de provincie Zuid-Holland en de Tweede Kamer. Zo is er op 20
februari 2002 door partijen een intentieovereenkomst ondertekend en er is op 18
december 2003 een motie aangenomen in de Tweede Kamer aan de minister van
Verkeer en Waterstaat met het verzoek om na 2010 voldoende geld vrij te maken
voor het eerste deel van dit project. Op 24 november 2004 heeft de minister
aangegeven deze motie toch te gaan uitvoeren, zodat Delft in de ISV2-periode
samen met betrokken partners kan starten met de uitvoering. Een belangrijke
activiteit is de permanente communicatie met bewoners, bedrijven en
belanghebbenden. Voor dit project gelden tegelijkertijd meerdere, elkaar
beïnvloedende doelstellingen:
·
De gefaseerde vervanging van het
tweesporig viaduct door een tunnelconstructie die een viersporige tunnel
mogelijk maakt en waarin in de eerste fase de eerste twee sporen worden
aangelegd.In de tweede fase worden nog twee extra sporen toegevoegd. Bij
viersporigheid wordt de capaciteit van het bestaande spoortraject vergroot,
wordt de ‘flessenhals’ in de Randstad weggenomen en wordt de bereikbaarheid met
het openbaar vervoer in het zuidelijk deel van de Randstad aanmerkelijk
verbeterd.
·
Opheffing van (geluid)hinder door het
realiseren van een ondergronds tracé en het door de realisatie van een
parkeergarage leveren van een bijdrage aan de parkeerproblematiek in de
naastgelegen Olofsbuurt.
·
Betere ruimtelijke en functionele
relaties tussen de binnenstad en de woonwijken in het westen van Delft, een
verbetering van de leefbaarheid en kwaliteit openbare ruimte in het gebied en
een extra mogelijkheid tot het creëren van een nieuwe ‘identiteit’ voor de stad
Delft.
·
Intensief ruimtegebruik, extra
werkgelegenheid en vergroting van de leefbaarheid door toevoeging van extra woon-
en overige functies, te weten circa 1500 woningen in duurdere segmenten[8]
en extra commerciële functies, waar onder circa 50.000 vierkante meter kantoorruimte (zoals
een Stadskantoor annex bestuurscentrum en een nieuw stationsgebouw). Daarnaast
wordt een stadspark, waterpartijen en een stadsgracht langs de westrand van de
binnenstad gerealiseerd en krijgt het huidige stationsgebouw
een eventuele horeca-invulling.
·
De realisatie van een openbaar
vervoerknooppunt van formaat.
·
Door de nieuwe spoortunnel wordt de
realisering van de ‘stedenbaan’ Amsterdam-Dordrecht mogelijk.
Het programma Spoorzone is belangrijk voor de
profilering van Delft. Met betrekking tot de te realiseren woningen wordt
gestreefd naar een stedelijk woonmilieu dat zich duidelijk onderscheidt van dat
van de kleinere gemeenten in de regio. De te realiseren commerciële functies
zullen een duidelijke
impuls betekenen voor de lokale en regionale economie. Daarnaast zal rond het
nieuwe station Delft sprake zijn van intensief en zorgvuldig gebruik van de
beschikbare ruimte.
Tussen de betrokken partijen (Stadsgewest, Provincie,
Rijk, Prorail, gemeente, corporaties, private partijen) zijn er inmiddels
toezeggingen gedaan of zijn er afspraken gemaakt over de financiering van dit
belangrijke project. Hiermee wordt de realisatie ervan haalbaar en blijft de
bereikbaarheid van de stad Delft ook in de toekomst gewaarborgd.
Voor de kortere termijn tenslotte, is in dit gebied
ook aandacht voor de handhaving van de openbare orde op zijn plaats door de aanpak
van de criminaliteit op en rond de perrons, camerabewaking, aanpak onveilige
plekken etcetera. In de loop van 2008
zal het huidige Bacinol-gebouw waarschijnlijk moeten wijken voor de
ontwikkeling van de Spoorzone. In dat geval wordt gezocht naar alternatieve
huisvestingsmogelijkheden voor betrokken ondernemers op het gebied van kunst,
design en architectuur.
________________________________________________________________________
De binnenstad van Delft is voor de ‘identiteit’ en de
positie van Delft in de regio zeer belangrijk. De binnenstad heeft in ISV1 voor
de handhaving en duurzame versterking van haar positie een krachtige
kwaliteitsimpuls gekregen. Deze impuls heeft met name plaats gevonden door het binnenstadsmanagement.
Bij deze vorm van management gaat het om een geïntegreerde en actiegerichte
benadering van alle relevante beleidsterreinen: van economie tot restauratie en
van verkeer en vervoer tot horeca. In dit verband zijn diverse projecten uitgevoerd
of in gang gezet. Voorbeelden hiervan zijn de stimulering en verbetering van
winkels en toerisme, de forse kwaliteitsverbetering van de openbare ruimte
(autoluwe gebieden en herinrichting markt), de gevelverbetering, de verbetering
van de bereikbaarheid (onder andere door pollers) en beheer en handhaving. In
de periode ISV2 zal voor de binnenstad een omslag plaatsvinden van
‘ontwikkeling’ naar ‘beheer’. Lopende projecten en plannen worden zoveel
mogelijk afgerond.
In het bestemmingsplan Binnenstad zijn alle resterende
transformatielocaties benoemd. Voor ISV2 is vooral het Zuidpoortgebied van belang.
In dit gebied wordt in 2005 het volgende programma gerealiseerd: toevoeging van
circa 11.000 m2 verkoopvloeroppervlakte
aan winkels, enkele horecagelegenheden, amusementsvoorzieningen, in totaal
circa 250 duurdere appartementen, een ondergrondse parkeergarage met ongeveer
840 bezoekersplaatsen, een bioscoop en een discotheek. De verplaatsing van de
openbare bibliotheek en van het kunstcentrum naar het zogenaamde “Hoogovenpand”
moet nog plaatsvinden. Daarnaast wordt in samenwerking met particuliere
investeerders gewerkt aan de herontwikkeling van veld 9, 9a, waarin onder
andere circa 130 woningen voor senioren worden gerealiseerd, en van veld 10 (3e
fase Zuidpoort). Zodra de ondergrondse parkeergarage in Zuidpoort operationeel
is, wordt gestart met de herontwikkeling van het zogenaamde “Gasthuisterrein”
waar woningen met werkruimten en een gebouwde (bewoners)parkeervoorziening
gerealiseerd zal worden. Verder wordt in het Zuidpoortgebied een halte van het
Hoogwaardig Openbaar Vervoersnet (Agglonet) gerealiseerd.
Voor toekomstige
herontwikkeling zijn in het noordelijke binnenstad diverse functieveranderingslocaties van
belang (met name Paardenmarkt) en in het zuidelijk gebied het Gasthuisterrein
en de 3e fase Zuidpoort/Yperdek respectievelijk In de Veste.
Inspanningen in het kader van het binnenstadsmanagement zijn in de
komende periode vooral gericht op het in samenwerking met de betrokken partners
verbeteren van het economisch functioneren, het verbeteren van het
verblijfsklimaat voor bewoners, bezoekers en winkelend publiek en op het verder
uitdragen van het aanwezige ‘cultureel erfgoed’. Zo wordt het
bezoekersmanagement dat gericht is op de ‘kooptoerist’ en de cultuur-historisch
geïnteresseerde toerist, en een evenementenbeleid uitgevoerd waardoor het
economisch draagvlak van de binnenstad verder kan worden verbeterd. Daarnaast
wordt getracht het toeristisch product Delft verder te verbeteren door bijvoorbeeld
het realiseren van een Vermeercentrum of een Delfts Aardewerkcentrum. In het
kader van het Meerjaren Marketingplan Toerisme 2000-2004 worden door Delft
Marketing de belangrijkste toeristische taken (regie, gastheerschap en
marketing) uitgevoerd. Met Zuidpoort en het historisch winkelgebied heeft Delft
immers een volledig en uniek winkelaanbod, dat via marketing in de regio - met
name in de nabije Vinexlocaties - aan de man kan worden gebracht.
Verder krijgt in de
komende ISV2-periode de uitvoering van het brancheringsbeleid voor de winkels
in de binnenstad en de herontwikkeling verder vorm via een eventueel op te
richten Vastgoed OntwikkelingsMaatschappij. Met betrekking tot de noodzakelijke
intensivering van het onderhoudsniveau van het openbaar gebied wordt een
uitvoeringsnota opgesteld specifiek voor de binnenstad. In het Zuidpoortgebied
en aan de Oude Langendijk komen bewaakte fietsenstallingen. Tenslotte wordt de
projectmatige verbetering van gevels voortgezet, indien mogelijk in combinatie
met herinrichting van straten.
_________________________________________________________________________________
Het TU-gebied bestaat uit 3 deelgebieden: het oudere, noordelijke
TU-gebied, de kern van het universiteitsterrein (TU-midden) en het gebied
TU-Zuid. De TU Delft heeft het voornemen om de onderwijsactiviteiten in het
gebied TU-midden te concentreren. Het gebied TU-Zuid komt hierdoor beschikbaar
als hoogwaardige bedrijvenlocatie en in het noordelijk TU-gebied komt ruimte
vrij voor herontwikkeling. De ontwikkeling van het TU-terrein heeft tot doel de
kwaliteiten van het totale gebied nu en in de toekomst te vergroten en de
relaties met andere stadsdelen te verbeteren. Deze doelen worden - in relatie tot
de hieronder genoemde deelprogramma’s - ook door een aantal infrastructurele maatregelen bereikt. Een belangrijk
onderdeel van de plannen voor het TU-gebied zijn de plannen voor de toekomstige
tramlijn 19 en de verbetering van de bereikbaarheid van dit gebied met de fiets
middels het autovrij maken van de Mekelweg, de aanleg van een fietstunnel onder
de A13 naar Emerald en de verbetering van de bereikbaarheid met de auto door de
verbreding van de Kruithuisweg, de aanleg van de Schiebrug en op termijn een
extra aansluiting op A13. De strategie van Delft Kennisstad is onlosmakelijk
met het TU gebied verbonden. De aanwezigheid van een Technische Universiteit en
de verankering daarvan in de stad verbetert het vestigingsklimaat voor
kennisbedrijven en versterkt daarmee de positie van Delft in de regio. De
volgende deelprojecten kunnen onderscheiden worden:
Noordelijk TU-gebied:
De herontwikkeling van het TU-noord gebied is een
grote kans voor de verdere ontwikkeling van Delft in de komende jaren. In
de ISV2-periode wordt dit gebied door woningcorporatie DuWo in samenwerking met
particuliere investeerders herontwikkeld tot een woon-werklocatie, die een
koppeling vormt tussen de binnenstad en het TU-gebied. Gezien de kwaliteiten
van het gebied - monumentale bebouwing in een parkachtige setting, centrale
ligging in de stad - kan hier een kwalitatief hoogwaardige campus ontstaan met
circa 750 studenteneenheden met 1, 2 en 3 kamers en een ontmoetingscentrum
(International Student House). De locatie biedt daarnaast mogelijkheden voor de
vestiging van specifieke functies, zoals een congreshotel met 4 sterren, die
zowel voor de stad als voor de TU iets extra’s kunnen betekenen. Naast deze
ontwikkeling wordt het Hoofdgebouw en omgeving, het huidige Mijnbouwgebouw en
het Scheikundegebouw door andere ontwikkelaars herontwikkeld. Zo maakt
bijvoorbeeld het laatste gebouw plaats voor circa 50 tot 60 grondgebonden
woningen. Speciaal aandachtspunt in het deelproject TU-Noord is de financiering
van de verbetering van de inrichting van het openbaar gebied, de
verkeerscirculatie en van de benodigde parkeervoorzieningen. Het TU-noord gebied fungeert met deze
aanpak als functionele en ruimtelijke schakel tussen de binnenstad enerzijds en
het TU-gebied met haar instellingen en kennisintensieve bedrijven anderzijds.
Door onder andere hergebruik van bestaande gebouwen wordt een duurzaam plan
gerealiseerd. De herontwikkeling van het
noordelijk TU-gebied zal binnenkort starten. Deze ontwikkeling zal met name
plaatsvinden door marktpartijen. Herstructurering van TU-midden
is een investering van de TU, TNO en diverse HBO-instellingen. De
woningbouwcorporatie DuWo zal investeren in de genoemde woningen voor
studenten.
TU-midden en TNO-gebied: Een herstructurering van bebouwing en open ruimte en
clustering van onderwijsvoorzieningen leidt tot een universiteitsterrein,
flexibel genoeg om in te spelen op toekomstige ontwikkelingen en met een
hoogwaardige uitstraling. Het gaat hierbij voornamelijk om investeringen door
de TU, die naar verwachting vooral na 2010 zullen plaatsvinden. Er zijn reeds
circa 110 studenteneenheden. Daarnaast worden in dit gebied door DuWo in 2006
en 2007 ongeveer 700 extra 1-,2- en 3-kamer-studenteneenheden met aanvullende
voorzieningen gerealiseerd nabij de Mekelweg, Korvezeestraat en de Balthasar
van der Polweg. Het TNO-gebied krijgt in de toekomst een woonfunctie, aangevuld
met bedrijven (onder andere TNO) en multifunctionele voorzieningen. Het
TU-middengebied wordt hiermee herontwikkeld tot een universiteitsterrein nieuwe
stijl door het samenbrengen van onderwijsfuncties en –voorzieningen.
Zuidelijk TU-gebied/ Technopolis
Innovation Park: Hierbij gaat
het om de ontwikkeling tot een hoogwaardige bedrijvenlocatie vooral voor
bedrijven die de economische structuur van de stad versterken en die aansluiten
op het Delft Kennisstad profiel (Delfts Cluster: TU, TNO en andere
kennisintensieve bedrijven). Het gaat om een combinatie van onderzoek,
laboratoria en productie, met de daarbij behorende kantoorfuncties. Er zijn
goede mogelijkheden voor uitwisseling van kennis en kunde tussen bedrijven en
TU. Bedrijven in TU-Zuid bieden studenten voorts de mogelijkheid om naast hun
studie werkervaring op te doen, bijvoorbeeld in de vorm van stages. Daarnaast
kunnen de hier gevestigde bedrijven gebruik maken van op het TU-terrein
aanwezige faciliteiten. Er bestaat verder veel aandacht voor de inrichting van
het gebied en vormgeving van de bebouwing. Bij de inrichting wordt rekening
gehouden met de doortrekking van tramlijn 19 naar dit gebied. Water- en
groenelementen worden benut als structurerende principes. Met de
ontwikkeling van Technopolis als kennisintensief bedrijven- en kantorenterrein,
wordt tevens een duurzame inrichting van het terrein gerealiseerd, rekening
houdend met voldoende voorzieningen op het gebied van water en ecologie, waar
onder natuurvriendelijke oevers. Verder wordt de bereikbaarheid van het terrein
verbeterd door een of meerdere van de volgende maatregelen:
capaciteitsvergroting kruising Kruithuisweg/ Schieweg, ongelijkvloerse kruising
Voorhofdreef, brug over de Schie, extra aansluiting op A13, realisatie tramlijn
19. Al met al betreft het
deelprogramma Technopolis een meerjarige ontwikkeling, waarbij forse
infrastructurele ingrepen gerealiseerd moeten worden, die zonder financiële inspanningen van derden (provincie, rijk) niet mogelijk
zijn. De eind 1998 ondertekende intentieovereenkomst tussen
gemeente en TU vormt het startpunt van een intensief samenwerkingstraject ten
behoeve van de ontwikkeling van het TU-gebied, met name het zuidelijk
TU-gebied. Er wordt een samenwerkingsovereenkomst voorbereid waarin afspraken
tussen de partners worden vastgelegd. Voor het zuidelijk TU-gebied is gekozen voor een PPS-constructie. Voor dit gebied
zal in de samenwerkingsovereenkomst de fasering worden geregeld.
In het voorjaar van 2003 is tussen de gemeenten
Delft en Rotterdam, de Erasmus Universiteit en de TU Delft afgesproken de
samenwerking nader te onderzoeken. Dit heeft onder meer in april 2004 geleid
tot een intentieverklaring over de samenwerking rond Schieveen en het
Technopolis Innovation Park, de zgn. A-13 Kennisboulevard. Er werd
overeengekomen te streven naar een complementaire en gefaseerde invulling van
deze gebieden. Op basis van een op te stellen profiel voor de A-13 Kennisboulevard
wordt anno 2004 een gezamenlijk marketing en acquisitieconcept ontwikkeld. Er
wordt ook een marktstudie verricht om vraag en aanbod van met name R&D
bedrijven en instellingen in kaart te brengen. Naast de hierboven genoemde
partijen is ook de Provincie Zuid-Holland betrokken bij de verdere uitwerking.
Er wordt daarnaast gewerkt aan het
bedrijventerrein Schie-oevers, een terrein van 127 hectare groot waar
5600 mensen werken bij ongeveer 360 bedrijven. Er zijn korte termijn acties in
gang gezet en acties die op de wat langere termijn spelen. Op de korte termijn
is sprake van parkmanagement en handhaving. Hierbij gaat het om intensief
beheer, een betere bewegwijzering en de uitvoering van een aantal
verkeerstechnische maatregelen. Ook dient de Schieweg ten zuiden van de
Kruithuisweg te worden verbeterd. Op
de langere termijn wordt gedacht aan een optimalisering van de
bereikbaarheidsstructuur door het realiseren van een extra verbinding over de
Schie in het verlengde van de Schieweg aan de zuidkant van het terrein, zodat
ook de ontsluiting van het TU-terrein beter wordt. Voor een goede ontsluiting
van het Schie-oeversgebied is een vergroting van de capaciteit van het
kruispunt Schieweg-Kruithuisweg noodzakelijk. Dit heeft ook voordelen voor de
ontsluiting van Technopolis bij realisatie van een nieuwe brug over de Schie.
Daarnaast wordt gewerkt aan een gebiedsvisie. Het uitvoeringstempo zal vooral
afhangen van de mogelijkheden en wensen van de in dit gebied aanwezige
bedrijven. In het noordelijk Schie-oeversgebied zijn er de komende periode bij
vertrek van bedrijven wellicht nog enkele beperkte mogelijkheden tot
functieverandering. In dat laatste geval zou nog een woongebiedje kunnen
ontstaan met een hoge woonkwaliteit: uitzicht over het water, oevers gebruiken
voor recreatie, als verbinding tussen de wijk Voorhof en de binnenstad. Het
zuidelijk Schie-oeversgebied daarentegen is en blijft een bedrijvengebied.
De aanpak van het gebied rond NS
station-Zuid tenslotte, komt in ISV2 ook tot ontwikkeling. Hier is een
bestemmingsplan en een ontwikkelingsovereenkomst vastgesteld die voorzien in de
realisatie van een P+R-station en openbaar vervoerknooppunt, infrastructurele
maatregelen en de vestiging van circa 30.000 m2 kantoren.
_________________________________________________________________________________
Zoals aan het begin van dit hoofdstuk al is
aangegeven, sluit dit hoofdstuk af met een overzicht van de per 1 januari 2010 minimaal
te bereiken effecten. Deze zijn inhoudelijk afgeleid van de door het Rijk
voor ISV2 verplicht gestelde elf ‘outputindicatoren’ en gerelateerd aan de in
dit Ontwikkelingsprogramma opgenomen programma’s. Ze zijn daarbij zo SMART
mogelijk geformuleerd. Het DOP moet echter geen keurslijf worden, anders
gezegd: Delft wil tijdens de uitvoering van DOP2 kunnen veranderen in de
uitvoering van de opgenomen programma’s en projecten teneinde de geschetste
effecten te bereiken (liefst meer). Hoewel de programma’s in dit
Ontwikkelingsprogramma breder zijn en de ambities hoger, kiest Delft er in het
kader van ISV2 dus voor om (overigens net als in ISV1) niet alle ambities te
laten terugkeren in de te bereiken effecten. De door Delft jaarlijks te
verrichten inhoudelijke monitoring zal dan ook (alleen) op de hieronder
vermelde effecten worden gebaseerd.
De te bereiken
effecten per 1-1-2010 van de in dit Ontwikkelingsprogramma opgenomen
programma’s en projecten zijn derhalve:
1. Zoveel mogelijk
gebieden waar de fysieke culturele kwaliteiten onderdeel uitmaken van de
gebiedontwikkeling en een optimale borging hiervan in plannen en beleid. In minimaal zes
wijken is per 1-1-2010 ten opzichte van de nulmeting minimaal één extra deelproject van het project “Kunst in de wijken’’
uitgevoerd.
Nulmeting: Per 1-1-2005 zijn in het kader van het project “Kunst in
de wijken’’ de volgende deelprojecten uitgevoerd: Wandschappen (Wippolder),
VGTO (Vrijenban), Stiefmoederproject (Binnenstad), Delftse Donderslag
(Binnenstad), Jurk van Delft (alle wijken), Groeten uit Delft (alle wijken),
Fotoproject (Poptahof-Voorhof), Macho’s Hoornsestraat (Hof van
Delft-Voordijkshoorn), Kunstpaviljoen (Voorhof), Muurbeschildering Kromstraat
(Binnenstad), Huiskamers vele culturen (Buitenhof), Wijkmarkt (Binnenstad),
Kunstwerk schoolplein (Hof van Delft-Voordijkshoorn), Wijktheather (Tanthof en
Hof van Delft-Voordijkshoorn), Herinneringen (Hof van Delft-Voordijkshoorn).
2.
Zoveel
mogelijk nieuwe woningen in uitleglocaties. Het totaal aantal nieuw gebouwde woningen in de
Harnaschpolder en VDD-terrein samen moet per 1-1-2010 minimaal 910 woningen
zijn. Daarvan worden minimaal 188 woningen in de categorie ‘goedkoop’
gerealiseerd en minimaal 860 woningen in de koopsector.
Nulmeting: per 1-1-2005 zijn nog geen woningen gerealiseerd in de
Harnaschpolder of op het VDD-terrein.
3.
Zoveel
mogelijk nieuwe woningen in bestaand bebouwd gebied. Het totaal aantal nieuw te bouwen woningen in bebouwd
gebied van 1-1-2000 moet per 1-1-2010 minimaal 2.000 woningen zijn voor
uitbreiding, en minimaal 890 woningen voor vervanging. Van de woningen voor
uitbreiding zijn per 1-1-2010 minimaal 1.060 woningen in de categorie
‘goedkoop’ en minimaal 900 woningen in de koopsector gerealiseerd. Van de
woningen voor vervanging zijn per 1-1-2010 minimaal 435 woningen ‘goedkoop’ en
minimaal 680 woningen in de koopsector gerealiseerd.
Nulmeting: per 1-1-2005 zijn deze woningen nog niet gerealiseerd
4.
Meer volledig toegankelijke woningen. In de periode van 1-1-2005 t/m 1-1-2010 zijn minstens 470 nieuwe woningen met zorg,
waarvan minstens 370 woningen met 24 uurs zorg gerealiseerd. Daarnaast is in
deze periode het woningaanbod voor bijzondere doelgroepen (mensen met een
verstandelijke of lichamelijke beperking) aangepast door de realisatie van
minimaal 300 nieuwe nultredewoningen.
Nulmeting:
per 1-1-2005 zijn deze woningen nog niet gerealiseerd.
5.
Een grotere differentiatie in huur- en koopwoningen. In de periode van 1-1-2005 t/m 1-1-2010 zijn in Delft per
saldo minimaal 300 woningen ‘omgezet’ van huur naar koop en zijn er minimaal
300 woningen gesloopt.
Nulmeting: per 1-1-2003 zijn er in Delft 33.451 huurwoningen en
14.330 koopwoningen. In totaal zijn er per 1-1-2003 47.781 woningen.
6.
Zoveel mogelijk woningen zijn ingrijpend verbeterd. Tussen 1-1-2005 en 1-1-2010 dienen minimaal 300 woningen
ingrijpend te zijn verbeterd.
Nulmeting: deze ingrepen hebben nog niet plaatsgevonden
7.
Zoveel mogelijk openbare ruimte waarbij sprake is van een
kwaliteitsimpuls. Voor
1-1-2010 is door de uitvoering van projecten waarbij sprake is van
herinrichting van minimaal 20.000 m2 openbaar toegankelijk gebied aan kwaliteit
verbeterd door het kwaliteitsniveau minimaal een niveau hoger te brengen.
Nulmeting: het huidig areaal wordt momenteel in beeld gebracht.
Daarnaast wordt gewerkt aan een op te stellen beheervisie, waarmee o.a.
kwaliteitsniveaus worden vastgesteld. Ook wordt een projectenlijst opgesteld.
Per 1-1-2005 is binnen deze projecten nog geen openbaar gebied opnieuw
ingericht.
8.
Zoveel mogelijk woningen toevoegen aan het bestaand bebouwd
gebied. Per 1-1-2010
dienen minimaal 2.200 woningen aan het bestaand bebouwd gebied 1-1-2000 te zijn
toegevoegd (saldo toegevoegde minus onttrokken woningen).
Nulmeting: per 1 januari 2003 staan in Delft 49.549 woningen. Anno
2004 zijn dat er ongeveer 49.900.
9.
Een aantrekkelijke,
sociale en veilige woonomgeving voor bewoners. Er dient per 1-1-2010 in Delft minimaal één voorzieningencluster per wijk te functioneren.
Doelstelling is in elke wijk (m.u.v. de binnenstad) minimaal één buurtaccommodatie, één brede school voorziening, één gezondheidscentrum en één wijkinformatiepunt te (laten) realiseren en/of goed te
laten functioneren.
Nulmeting: Per ultimo 2004 zijn in alle wijken buurtaccommodaties
aanwezig maar in Tanthof en Kuyperwijk is de nieuwbouw nog niet gerealiseerd. Verder
zijn er brede school voorzieningen in alle wijken, gezondheidscentra in drie
wijken en wijkservicepunten in twee wijken.
10. Zo min
mogelijk stagnatie van de stedelijke vernieuwingsopgave door bodemsanering Van de werkvoorraad
gerelateerd aan het landsdekkend beeld bodemsanering (incl. onderzoek) wordt minimaal
1% aangepakt voor 1-1-2010. Er wordt minimaal 150 m2 en 250 m3 bodem gesaneerd en worden
minimaal drie bodemonderzoeken uitgevoerd. Daarnaast wordt minimaal 50.000 m3
grondwater gesaneerd. In totaal worden minimaal 26.900 prestatie-eenheden[9]) bodem- incl. grondwatersanering gerealiseerd en wordt
minimaal 1% in eigen beheer dus zonder overheidsbijdrage uitgevoerd. Ook wordt een stimuleringsbeleid gevoerd
voor sanering in eigen beheer.
Nulmeting: De totale werkvoorraad is in 2004 geïnventariseerd. Zie ook bodemmodule ISV2 (bijlage 4)
11. Minder
geluidsbelasting van woningen.
Het aantal woningen die per 1-1-2010 zijn gesaneerd, bedraagt minimaal 42
woningen (A-lijst). Met betrekking tot de raillijstwoningen geldt de zogenaamde
‘gemotiveerde nulambitie’ (zie deelprogramma d van het themaprogramma
Duurzaamheid).
Nulmeting: Het totaal aantal niet-gesaneerde woningen met een
geluidsbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai (65 db(A) of hoger) is anno
2004: 42. Het totaal aantal niet-gesaneerde woningen met een geluidsbelasting
als gevolg van railverkeerslawaai (65 db(A) of hoger) is anno 2004 ongeveer
600.
Met betrekking tot de meetbaarheid
in toetsbare resultaten van de opgenomen programma’s gelden de hierboven
aangegeven ‘te bereiken effecten’. Om te monitoren in hoeverre deze effecten
daadwerkelijk bereikt worden en het beleid zonodig bij te sturen, zal de
gemeente Delft het door haar in ISV1 ontwikkelde stelsel van ‘kwaliteitszorg’
hanteren. Dit houdt in dat naast deze inhoudelijke monitor
jaarlijks de voortgang van projecten wordt gevolgd middels een procesmatige monitor.
De aldus tot stand gekomen
ISV-monitoring vormt aan het eind van de ISV2 periode de basis voor het
dan door Delft op te stellen verantwoordingsverslag.
Het ISV-beleidskader schrijft voor dat de gemeente in een
financiële paragraaf inzicht geeft in de diverse met stedelijke vernieuwing
verband houdende kosten, alsmede van de wijze waarop deze over de verschillende
bij stedelijke vernieuwing betrokken partners worden verdeeld. De wet
Stedelijke Vernieuwing spreekt hier van een geschatte
omvang van de benodigde investeringen in de eerste vijfjaarlijkse periode
en van een ‘doorzicht’ naar het volgende tijdvak. Daarom hebben we de diverse
gebiedsgerichte programma’s in financiën vertaald. Deels met aannames, deels
aan de hand van beschikbare informatie. De fasering van de investeringen in de
komende ISV2-periode is weergegeven in bijlage 1.
Indicatief overzicht totale investeringen ISV2-periode en
bijbehorende dekking (bedragen x Î. 1.000,-)
Het bovenstaande overzicht geeft een indicatie van de met de
gebiedsgerichte en de diverse themaprogramma’s verband houdende totale investeringen
en van de wijze waarop wij verwachten dat deze kosten over de verschillende
partners kunnen worden verdeeld. Het financieel
overzicht laat weliswaar geen verschil zien tussen de geraamde investeringen en
de verwachte dekkingen (verdeeld over de diverse bij de stedelijke vernieuwing
in Delft betrokken partners) maar in het tweede tijdvak (2005 t/m 2009) er wel
een ‘berekend tekort’, voor alle programma’s bij elkaar, van ongeveer 29,9 mln.
euro op de verwachte ISV-gelden (incl. bodem). De te verwachten totale
ISV-bijdrage is niet voldoende om dit tekort in zijn geheel te dekken. Wij
achten dit tekort gerelateerd aan de totale opgave echter aanvaardbaar (slechts
2 %). Het zal moeten worden gedekt door extra bijdragen en subsidies. Wij
zullen trachten daarvoor ook andere middelen in te zetten. Hiervoor zullen wij actief zoeken naar aanvullende
(externe) financieringsmogelijkheden. Een en ander wordt door ons jaarlijks
nader uitgewerkt via het traject van de gemeentelijke jaarrekening en dat van
de Meerjarenramingen Stedelijke Vernieuwing (MR-ISV). In het laatstgenoemd
kader worden overigens ook de ISV-uitgaven verantwoord en begroot, waarmee er
tevens een basis wordt gelegd voor de in 2010 op te stellen vijfjaarlijkse
financiële verantwoording (bestedingsverslag).
_________________________________________________________
Overzicht fasering
investeringen in de periode 2005 t/m 2009
bedragen x € 1.000,-
Toelichting
Het financieel overzicht geeft een
beeld van de fasering die wij samen
met lokale partners de komende periode voor ogen hebben. In de eerste jaren
gaat het daarbij om de aanpak van de woonwijken, Binnenstad en TU-gebied. In de
jaren daarna krijgen daarnaast de herstructurering van de Spoorzone prioriteit.
_______________________________________________________________________
Tijdens de inloop worden beelden vertoond van lopende
projecten en gerealiseerde resultaten. Henny Pries (avondvoorzitter) opent de
avond en heet de aanwezigen welkom.
Peter de Jong (coördinator ISV)
geeft een toelichting op de resultaten van het ISV1-programma van de afgelopen
5 jaar. In 2000 zijn in het kader van DOP1 (Delfts Ontwikkelingsprogramma) 27
doelen geformuleerd. Deze doelen worden elk jaar gemonitord en op basis hiervan
vindt bijsturing plaats. Resultaten moeten passen binnen de Wet Stedelijke
Vernieuwing, bijdragen aan DOP1 doelen, met SV/ISV-bijdrage gerealiseerd zijn,
en in de periode 2000 t/m 2004 zichtbaar zijn geworden. Er volgt hierna een
opsomming van de gerealiseerde resultaten op de gebieden economie, wonen, duurzaamheid,
mobiliteit en leefbaarheid. Conclusie is dat er in het kader van het ISV in
Delft al veel bereikt is, maar dat er ook nog veel projecten in uitvoering zijn
waardoor de resultaten nog niet (helemaal) zichtbaar zijn. ISV1 loopt dan ook
door in ISV2: het is een rijdende trein.
Wethouder Rik Grashoff geeft een
toelichting op het ISV2-programma. Hij vervangt Jan Torenstra, die wegens
persoonlijke omstandigheden vanavond helaas niet aanwezig kan zijn.
Het is de bedoeling met ISV2 naadloos
aan te sluiten op ISV1. Dit is nodig vanwege de vereiste continuïteit in beleid
en bestuur en om lange termijn ontwikkelingen goed af te kunnen ronden. Vijf
jaar is hier natuurlijk niet voldoende voor. Er zijn wel een aantal
accentverschuivingen gezien de kaders van het rijk/provincie:
Ø
Er wordt aangestuurd op een betere bovenlokale afstemming;
Ø
Aantrekkelijke, sociale en veilige woonomgeving: de
omgevingskwaliteit en het culturele element zijn belangrijker geworden;
Ø
De economische structuurversterking wordt niet meer genoemd
(maar zit wel in het ISV2- programma).
Er zijn 3 velden waarin volgens
het werkdocument met ISV/DOP2 resultaten moeten worden behaald, namelijk CKE,
Duurzaamheid, Wonen en Samenleven. De doelen zijn:
Ø
Verbeteren fysieke kwaliteit van de openbare ruimte;
Ø
Veel nieuwe woningen bouwen en daarmee het woningaanbod
verruimen en herschikken van het aanbod koop-huur;
Ø
Toegankelijkheid van woningen verbeteren;
Ø
Sociaal veilige woonomgeving;
Ø
Bodem/geluidssanering, al worden deze waarschijnlijk drastisch
beperkt vanwege bezuinigingen;
Ø
Combinatie van hard en zacht. Er wordt getracht een relatie
tussen de fysieke investeringen en de sociale programma’s te leggen en te
behouden.
Delft heeft weliswaar een ruimer
investeringsbudget tot zijn beschikking dan het ISV-budget alleen, maar de
kosten van alle ambities stijgen momenteel wel boven de beschikbare middelen
uit. Het is daarom belangrijk om prioriteiten te stellen en het betekent ook
dat er niet veel nieuwe projecten meer bij kunnen komen.
De zaal krijgt nu de gelegenheid
om reacties te geven op het werkdocument. (# vraag of reactie, * antwoord)
#
Hoeveel geld stond er voor ISV1 en hoeveel is hiervan omgezet en hoe verhoudt zich
dat tot ISV2?
* Voor ISV1 stond ca € 14 mln.,
hiervan is op dit moment ca €10 mln. uitgegeven. Aan het eind van ISV1 wordt
een licht negatief saldo verwacht. Voor ISV2 is tot nu toe ca € 9,8 mln.
toegezegd, hieraan worden waarschijnlijk nog bodemgelden toegevoegd, al zal dat
minder zijn dan Delft nodig heeft zodat er alsnog geschrapt zal moeten worden
in het ISV2- bodemprogramma. Het ISV2-budget zal na prioritering geheel worden
uitgegeven aan de in DOP2 opgenomen programma’s.
#
In het werkdocument staan hoge ambities genoemd voor monumentenzorg. Dit staat echter tegenover een sterke reductie
(halvering) van het subsidiebudget. De gemeente
legt hiermee veel verantwoordelijkheid bij de eigenaren.
* Gezien het gebrek aan middelen
heeft het gemeentebestuur pijnlijk moeten snijden in (bijna) alle programma’s.
Hierin zijn dus keuzes gemaakt. Dit heeft consequenties voor de fasering. In
ISV1 is op monumentengebied echter al veel gedaan en met het resterend budget
is er nog wel het een en ander mogelijk.
#
In ISV1 wordt een multiplier effect van 10 genoemd. Ik zie dat in ISV2 niet
meer terug. Hoe zit dat?
* Het rijk heeft diverse
onderzoeken gedaan naar de multiplier. De resultaten waren echter zeer
verschillend. De indruk is dat het multipliereffect daarom is geschrapt uit het
beleidskader voor ISV2. De multiplier is in Delft dan ook niet als
beleidsuitgangspunt geformuleerd. Wel wordt als voorbeeld genoemd dat de
gemeente bij de herstructurering van de Poptahof waarschijnlijk ca. € 6 mln.
investeert en dat daar uiteindelijk ca € 200 mln. zal worden omgezet.
#
Op p. 28 van het werkdocument wordt een bedrag van € 48 mln. genoemd voor ISV-gelden. Waar komt dit bedrag vandaan?
* Dit is het bedrag dat Delft had
willen krijgen van de provincie. Het is gebaseerd op de ambities van Delft en
een inventarisatie van projecten. Omdat dit het indicatief toegekend budget
overschrijdt, moeten hier nog wel prioriteiten worden gesteld. Vanuit de
ISV-wetgeving wordt voorgeschreven dat een overzicht wordt gegeven van het
totaal aan verwachte investeringen en daaraan wordt volgens Delft voldaan met
het overzicht op blz. 28.
#
De corporaties zien veel terug in het document van de woonvisie die de corporaties
destijds hebben laten maken. De corporaties zouden wel meer willen, maar moeten terughoudend zijn. In grote
lijnen wordt het voorgestelde ISV2-programma door hen onderschreven.
#
In het document staat dat van hard naar zacht wordt gewerkt. In paragraaf 4.8
(te bereiken effecten) staat echter veel hard en weinig zacht.
* Harde en zachte doelstellingen
zijn in de Delftse ISV2-programma’s wel degelijk in evenwicht. Het
ISV-beleidskader schrijft voor niet-rechtstreekse gemeenten als Delft echter
alleen fysieke indicatoren verplicht voor. Delft kiest ervoor daar niet nog
meer indicatoren aan toe te voegen.
#
In paragraaf 4.8 (p. 26) komen punt 3 en 8 niet op hetzelfde neer?
* De punten 3 en 8 zijn inderdaad
dubbel. Dit houdt verband met het feit dat deze door het rijk ook dubbel worden
genoemd in het ISV2-beleidskader. In feite gaat het hier om dezelfde doelstelling
of indicator.
#
Waarom wordt een project als de opvang van verslaafden niet apart genoemd in het
werkdocument?
* De discussie over de dagopvang
is een redelijk geïsoleerde discussie over een bestaande voorziening, bovendien
op een klein schaalniveau. Niet alle projecten in Delft zijn in het
Ontwikkelingsprogramma opgenomen.
# Op p. 23
wordt in een voetnoot de bouw van jongerenwoningen in het Spoorzonegebied wel
erg makkelijk geschrapt. Het draagvlak hiervoor is echter breed. DUWO wil er
graag aan mee werken om de financiële randvoorwaarden aantrekkelijker te maken.
* De voetnoot is een beetje
cryptisch. In de grondexploitatie is rekening gehouden met lagere grondwaarden
voor 150 woningen in de sociale sector. Bij meer woningen op hetzelfde oppervlak
zou jongerenhuisvesting bijvoorbeeld wel mogelijk zijn. De voetnoot wordt in
die geest aangepast.
#
Op p. 21 wordt een aandeel van 30% sociale woningbouw genoemd voor de Harnaschpolder.
Hoe is de verdeling van sociale koop en sociale huur?
* Op dit moment wordt in dit
project uitgegaan van 15% sociale koop en 15% sociale huur.
#
In het werkdocument staat dat door de eenzijdige kwaliteit van de detailhandel
de regiofunctie van de stad te kort schiet. De eenzijdige winkelvoorraad komt
echter ook voort uit de
eenzijdige woningvoorraad en daarmee de eenzijdige sociale opbouw. Wanneer er
meer dure woningen komen, zal er ook markt zijn voor andere detailhandel en kan Delft de
regiofunctie beter vervullen.
* Er is inderdaad sprake van een
soort kip-ei verhaal. Met de nieuwe detailhandel in Zuidpoort wordt al
geprobeerd het winkelaanbod in Delft te verbreden.
#
Het is een goed leesbaar werkdocument. Positief is dat er veel aandacht is voor
de kwaliteit van de openbare ruimte. Het versterken van het woningaanbod mag niet ten koste gaan van de openbare
ruimte. Het is oa gezien de krappe middelen belangrijk dat er een regionale
visie is, waarmee bepaald kan worden welke dingen we eventueel aan anderen kunnen overlaten en welke dingen we
zelf kunnen doen.
* Regionale afstemming is een
belangrijk aandachtpunt in het ISV2-beleidskader. Er heeft al veel regionale
afstemming plaatsgevonden tussen gemeenten in onze regio en binnen het
stadsgewest Haaglanden. Het werkdocument wordt binnenkort ook bespoken met Haaglanden.
De provincie maakt daarnaast ook een regionale afweging bij het verstrekken van
de ISV-gelden. Het document moet wel een beknopt document blijven, op
hoofdlijnen dus (het Rijk streeft naar max. 30 pagina’s).
In de pauze worden enkele markante
uitspraken van deelnemers aan de begin 2004 gehouden voorbereidende
inventarisatieronde getoond. Daarna vindt een forumdiscussie plaats onder
leiding van Henny Pries. Er wordt gediscussieerd over de mogelijke oorzaken en
oplossingen van knelpunten in de uitvoering van stedelijke vernieuwing. Het
Forum bestaat uit: Marja Van Leeuwen (directeur Vidomes Delft), Sicco de Vries
(stafdirecteur Ballast Nedam), Alex Moret (bouwcoördinator bij de gemeente
Rotterdam) en Christiaan Baljé (wethouder Volkshuisvesting).
Na een rondje langs de forumleden
wordt gesteld dat men positief is over de stedelijke vernieuwing in Delft. De
projecten lopen en men heeft het idee op de goede koers te zitten. Gewezen
wordt op de herstructurering van de wijk Wippolder die nu bijna helemaal
vernieuwd is en op het feit dat men (nog steeds) trots is op deze wijk.
Processen zijn wel lang en lastig. Omdat er in Delft nog steeds veel
belangstelling is voor woningen is het gevoel van urgentie voor
herstructurering bij corporaties ook niet zo groot. Marja van Leeuwen noemt in
dit verband het feit dat voor elke woning gemiddeld ongeveer 150 reacties
worden ontvangen.
Vrijwel iedereen is het er
desondanks over eens dat herstructurering noodzakelijk is. Er moet ingesprongen
worden op veranderde woonwensen en op de vergrijzing. Daarnaast bestaat er een
aanzienlijke groep scheefwoners, die momenteel niet doorstromen vanwege het
gebrek aan passend aanbod. Er is ook concurrentie aanwezig en te verwachten van
omliggende VINEX locaties. Er moet daarom voorkomen worden dat een nog groter
deel van de draagkrachtige bevolking wegtrekt. Dit vraagt om een kwaliteitsslag
en een herschikking van het aandeel huur- en koopwoningen. Deze herschikking
moet vanwege het nagenoeg ontbreken van grote ontwikkelingslocaties
plaatsvinden binnen het bebouwde gebied.
Femke Stolker vindt het
teleurstellend dat de herstructurering zo langzaam gaat. Er zijn wel plannen,
maar het duurt te lang en de mensen zitten toch lang op een woning te wachten,
wat frustreert. Er wordt door het panel een aantal oorzaken genoemd voor het
traag verlopen van de herstructurering. De procedures zijn tijdrovend. In
Rotterdam probeert men op dit moment de artikel 19 procedures in te korten in
samenwerking met provincie. Uit de reacties blijkt echter dat de RO procedures
niet altijd maatgevend zijn. Er gaat meer tijd zitten in het vooraf vaststellen
van het ambitieniveau, draagvlakvorming en in het financieel haalbaar maken van
projecten. De risico’s voor de partners zijn daarbij groot, dus overeenstemming
wordt niet zo makkelijk bereikt.
Een verschil tussen Rotterdam en
Delft is dat Delft geen echt verpauperde wijken kent (dichtgetimmerde woningen,
leegstand en slechte technische staat). Femke Stolker ziet wel signalen van
beginnende verpaupering en wijst daarom op de noodzaak van een hoger tempo.
Christiaan Baljé gebruikt in dit verband echter liever geen termen als
verpaupering, omdat dit de wijk immers onterecht kan stigmatiseren.
De herstructurering stuit bij
bewoners en omwonenden op veel weerstand. Door problemen in het sociaal beheer
is de noodzaak van herstructurering aan bewoners ook moeilijk uit te leggen.
Het creëren van dit draagvlak kost daarom tijd. Daarnaast maakt de druk op de
woningmarkt dat een schuif/verhuisoperatie moeilijk grootschalig is uit te
voeren. Het aanbod van vervangende woonruimte is namelijk gering, zodat het
tijd kost om vervangende woonruimte te realiseren of te vinden. Tijdens de
herstructurering moet daarnaast ook prettig gewoond kunnen worden. De periode dat
de wijk tijdens de ingreep een slechte uitstraling heeft, moet dan ook zo kort
mogelijk gehouden worden. Dit goed voorbereiden, kost ook tijd. Wil Bonet geeft
aan dat dit betekent dat de herstructurering in een verantwoord tempo moet
plaatsvinden zodat ook het sociale klimaat op orde blijft. Maar je moet wel
bewust voor dat tempo kunnen kiezen; het moet je niet overkomen.
Alex Moret geeft aan dat het in
Rotterdam een tijd heeft geduurd voordat de ambtelijke organisatie uit haar
klassieke rol trad en de corporaties waren ingespeeld op een meer terughoudende
rol van de gemeente. De gemeente Rotterdam verwacht nu van de corporaties dat
zij en andere marktpartijen voortaan de kar trekken. De aanwezige
vertegenwoordigers van corporaties waarderen echter een meer actieve houding
van de gemeente Delft. Zij vinden dat een dergelijk proces in onderlinge
samenwerking moet worden ondernomen.
Vervolgens vraagt Henny Pries de
forumleden wat de belangrijkste maatregelen zijn die volgens hen nu moeten
worden genomen. Marja van Leeuwen wil met de gemeente en andere partners om de
tafel om alle mogelijke locaties in beeld te brengen voor het realiseren van de
toekomstige vraag. Sicco de Vries geeft aan dat er bestuurlijk overeenstemming
moet zijn over de beschikbaarheid van locaties. Hij is op zich niet voor het
opofferen van groene ruimte, er moet een zorgvuldige stedenbouwkundige afweging
gemaakt worden. Daarnaast is hij van mening dat er in wijken en buurten meer
accenten moeten worden gelegd, zodat de verschillende wijken zich beter van
elkaar onderscheiden. Hij geeft aan dat de markt namelijk best bereid is te
investeren, maar dat er dan wel een markt aanwezig moet zijn.
Alex Moret vindt dat het vanwege
de grondpositie van corporaties belangrijk is met hen de dialoog aan te gaan en
ook afspraken te maken over het tempo. Ook de sociale component moet niet
vergeten worden. Wanneer een goede kwaliteit gerealiseerd wordt, willen mensen
ook terugkeren zodat de sociale structuur in stand blijft of herstelt. Dit kan
ook in de vorm van koop, als men kijkt naar het aantal scheefwoners. Christiaan
Baljé concludeert dat het inbreidingsvraagstuk een belangrijke opgave is voor
Delft. De noodzaak blijft om daarbij kwaliteit te realiseren, omdat het wat de
vraag naar woningen betreft in de toekomst niet altijd vanzelf goed zal blijven
gaan. Er is een gedeeld belang en de uitdaging is ervoor te zorgen dat we
gezamenlijk kwaliteit (blijven) realiseren.
Rik Grashoff maakt als afsluiting
een balans van de avond op.
De stedelijke vernieuwing ligt op
koers. Over de breedte gezien is overeenstemming over het werkdocument. Dit zit
kwalitatief goed in elkaar gezien de vanavond gemaakte opmerkingen.
Aandachtpunten zijn:
Ø
De regionale afstemming moet in het werkdocument meer
expliciet gemaakt worden;
Ø
De ‘zachte’ beleidsonderwerpen moeten in (de redactie van)
het werkdocument misschien nog iets meer tot uiting worden gebracht;
Ø
De schaarste aan locaties is iets waar we mee moeten leren
leven. Naast de Harnaschpolder, VDD en de Spoorzone zijn de komende jaren geen
andere locaties van belang te verwachten. Dit noopt tot creativiteit. Hij
nodigt de corporaties dan ook uit om met initiatieven te komen, zoals bij de
Vermeertoren.
Ø
Er is overeenstemming dat de herstructurering toch wel traag
verloopt. Oorzaken zijn de RO-procedures, de noodzaak tot gedegen planvorming,
de financiële haalbaarheid en de beperkte mogelijkheden tot uitplaatsing van
bewoners gezien het feit dat herstructurering in Delft steeds inbreiding
betekent.
Ø
Wat vooral zorgen baart, is de aanpak van gebieden met
grootschalige galerijflats als (nagenoeg) enige woningsoort. Tot op heden lijkt
het namelijk wel te lukken om meer kleinschalige ontwikkelingen voor elkaar te
krijgen (Wippolder, Delfgaauwse Weye, Bomenwijk), maar de schaal van de
Poptahof bijvoorbeeld, hebben we met elkaar nog niet in de vingers. De
financiën blijven onduidelijk en er is geen ruimte om veel projecten te doen
die een dergelijk groot beslag leggen op de financiële middelen. De uitdaging
is wel dat we met de Poptahof aantonen dat we deze schaal ook aankunnen en
ervan leren voor de andere wijken en buurten met grootschalige hoogbouw. Gezien
de kwalitatieve vraag en de verduurzaming hebben we daarbij onze gehele
capaciteit nodig.
Ø
Het te voeren beleid, zoals ook is opgenomen in het
werkdocument, gericht op het voldoen aan vooral de kwalitatieve vraag naar
woningen, wordt gesteund. Het is goed daarbij wel voldoende aandacht te
(blijven) geven aan de ‘bijzonderheid’ en stedenbouwkundige accentuering van
wijken.
Henny Pries dankt de aanwezigen
voor hun komst en nodigt ze uit voor een borrel.
_______________________________________________________________________________
Voor de komende ISV-periode (2005
t/m 2009) heeft de provincie Zuid-Holland aangekondigd € 450.000 beschikbaar te
stellen voor bodemsanering en onderzoek. Daarnaast is er vanuit Haaglanden
(VINAC BLS-gelden) budget beschikbaar. Alhoewel het exacte bedrag hiervan nog
niet is vastgesteld, is in deze bodemmodule uitgegaan van het bedrag voor
bodemonderzoek en -sanering in ISV2 zoals dat is weergegeven in de concept
MR-ISV 2004-2009 (totaal beschikbaar € 1.994.000 incl. BTW).
In de handreiking bodemmodule
zoals die door de Provincie is opgesteld wordt gevraagd aan te geven welk deel
van de werkvoorraad de gemeente aan gaat pakken. Aangezien er op dit moment
(december 2004) zowel bij de provincie Zuid-Holland als bij de gemeente Delft
nog geen compleet beeld van de Delftse werkvoorraad is, kan hier nog geen
definitieve uitspraak over worden gedaan. Om deze reden is derhalve in de lijst
van indicatoren (zie blz. 36 van het DOP) uitgegaan van het aanpakken van minimaal
1% van de werkvoorraad. Daarnaast wordt op z’n minst 1% van de werkvoorraad
in eigen beheer aangepakt. Gezien de dynamiek van de stedelijke ontwikkeling in
Delft wordt verwacht dat met name dit laatste percentage uiteindelijk hoger zal
uitkomen. Hierbij kan gedacht worden aan de bodemonderzoeken en saneringen die
gaan plaatsvinden in het Zuidpoortgebied, de Spoorzone, de Schie-oevers en
diverse inbreidinglocaties in de binnenstad.
In de ISV2-bodemmodule is budget
gereserveerd voor het vaststellen van de grondwaterkwaliteit na de in de eerste
ISV-periode uitgevoerde grondsanering ter plaatse van de voormalige gasfabriek
Zuidwal (onder 1. in de tabel) en voor het in stand houden van de
grondwatersanering ter plaatse van de Oostsingel (onder 4.). Daarnaast worden
in ieder geval twee bodemonderzoeken uitgevoerd op locaties waar mobiele
bodemverontreinigingen verwacht worden (2 en 3). Verder is een relatief groot
bedrag gereserveerd om in de komende periode, wanneer wel duidelijk is wat de
werkvoorraad precies is, locaties aan te pakken. Het gaat daarbij zowel om het
uitvoeren van bodemonderzoeken als om een bijdrage aan bodemsaneringen in het
stedelijk gebied (zie punt 5). Door het budget op deze manier te reserveren
wordt voldoende vrijheid gehouden om optimaal in te spelen op zowel stedelijke
ontwikkelingen als op het verkleinen van de werkvoorraad.
In onderstaande tabel is e.e.a. cijfermatig weergegeven:
Projecten |
2005 |
2006 |
2007 |
2008 |
2009 |
TOTAAL |
1. Zuidwal |
200.000 |
|
|
|
|
200.000 |
2. Beukenlaan 2 (voh) |
40.000 |
|
|
|
|
40.000 |
3. Rotterdamseweg 222 |
40.000 |
|
|
|
|
40.000 |
4. Oostsingel (pluim) |
30.000 |
30.000 |
20.000 |
20.000 |
20.000 |
120.000 |
5. ISV-bodemsanering en onderzoek overig |
249.000 |
329.000 |
339.000 |
339.000 |
338.000 |
1.594.000 |
Totaal
|
|
|
|
|
|
1.994.000
|
In de handreiking van de provincie
Zuid-Holland wordt gevraagd te laten zien welke onderzoeken en saneringen uit
de vorige ISV-periode wel en niet gedaan zijn en in te gaan op eventuele
doorloop. Voor de verantwoording van de activiteiten van de afgelopen
ISV-periode wordt verwezen naar het verantwoordings- en bestedingsverslag dat
de gemeente Delft in het voorjaar van 2005 over de eerste ISV-periode gaat
opstellen. De in deze periode uitgevoerde bodemonderzoeken en saneringen zullen
hier een onderdeel van uitmaken. Ook
wordt hiervoor verwezen naar de ISV-monitor en Meerjarenraming (MR-ISV) die jaarlijks
door de gemeente Delft wordt opgesteld en waar ook de bodemprojecten in
behandeld worden.
Door de provincie is aangegeven
dat de gemeente Delft de lopende nazorg-projecten in het stedelijk gebied
(zoals de Asepta grondwatersanering) over moet nemen. De gemeente heeft hierop
aangegeven geen projecten zonder budget over te willen nemen. Bovendien passen
dergelijke projecten niet in de doelstellingen van het ISV-programma (stagnatie
in stedelijke ontwikkeling opheffen). De provincie heeft toegezegd, omdat meer
gemeenten in de provincie Zuid-Holland met dit probleem kampen, actie richting
VROM te ondernemen. Het overnemen van nazorgprojecten is en blijft derhalve een
knelpunt.
_______________________________________________________________________________
Bovenlokale afstemming is in ISV2 belangrijker dan in ISV1.
Dit blijkt uit zowel het Rijks- als het Provinciale ISV2-beleidskader. Het Rijksbeleidskader bijvoorbeeld
vereist tenminste intergemeentelijke
afstemming op de volgende onderdelen:
·
Zorgvuldig ruimtegebruik: de intensiveringsopgave.
Delft heeft haar beleid, programma’s en projecten
regionaal afgestemd en zal dit in de komende ISV-periode ook blijven doen. Voor
de intergemeentelijke afstemming binnen het stadsgewest Haaglanden van het meerjaren ontwikkelingsprogramma GSB Den Haag
2005-2010 en de meerjaren ontwikkelingsprogramma’s van de programmagemeenten
Delft, Leidschendam-Voorburg, Rijswijk en Zoetermeer is in het
opstellingstraject van een adhoc ingesteld ‘ISV-coördinatoren-overleg’ en van
de reguliere overleggen (ACC’s) van het stadsgewest Haaglanden gebruik gemaakt.
In dit afstemmingsoverleg is op alle in de beleidskaders genoemde aspecten
gelet.
De (negen) gemeenten Den Haag,
Delft, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Rijswijk, Pijnacker-Nootdorp,
Wassenaar, Westland en Zoetermeer werken samen in het stadsgewest Haaglanden.
Basis hiervoor is de Kaderwet Bestuur in verandering en diens opvolger de Wet
gemeenschappelijke regelingen-PLUS. De samenhang tussen de gemeenten en de
omvangrijke opgaven op het vlak van bereikbaarheid, wonen en de economische
ontwikkeling vormen de belangrijkste redenen om in de regio intensief samen te
werken. De samenwerking strekt zich uit tot wettelijk vastgelegde onderwerpen,
maar behelst ook vele andere onderwerpen. In stadsgewestelijk verband wordt op
een aantal thema’s van het rijkskader ISV2 regionaal beleid geformuleerd dat
kaderstellend of richtinggevend is voor een lokale nadere invulling. Hieronder
volgt een weergave van de hoofdlijnen van regionale afspraken voor zover deze
betrekking hebben op ISV2.
Regionaal
Stuctuurplan Haaglanden
In het
Regionaal Structuurplan Haaglanden (RSP) 'Haaglanden, Groene schakel in de
Randstad` (februari 2002) staat hoe de regio Haaglanden de komende jaren (tot
2010 met een doorkijk tot 2020) ruimtelijk wordt ingevuld en hoe wordt omgegaan
met toekomstige ruimteclaims. De ruimtelijke consequenties van het vigerende stadsgewestelijke
(sectoraal) beleid zijn verwerkt in het RSP. Het RSP is het ruimtelijk
integratiekader voor stadsgewestelijke plannen en programma’s.
Wonen
De regionale Woonvisie
Haaglanden (november 2003) heeft een planhorizon tot 2015 en geeft aan
welke maatregelen genomen moeten worden om in de toekomst aan de wensen van de
woonconsument te voldoen. Want ondanks de huidige kwaliteiten van de regio –
groen, blauw, en compact - sluit een deel van het huidige woningaanbod niet
meer aan op de vraag. De ambitie is om in de periode tot 2015 in totaal in de
regio 60.000 woningen bij te bouwen en 30.000 woningen te transformeren (10.000
over een periode van 5 jaar). Voor verkoop van huurwoningen is een ambitie van
ruim 3.000 woningen in 5 jaar (10.000 voor de planperiode). Dit
ambitieprogramma wordt uitgewerkt in
een woningdifferentiatie (30% sociale woningen per gebiedsprofiel c.q.
gemeente, waarvan 10% goedkope koopwoningen; 30% middeldure woningen en 40%
dure woningen) dat betrekking heeft op de gehele looptijd. De regionale
woonvisie gaat voor de totale regio uit van een verdichting van 4.000 woningen
in bestaand stedelijk gebied in een periode van 5 jaar (12.000 voor de
planperiode). De woonvisie benoemt 8 gebiedsprofielen met lokale accenten op
basis van onderscheidende thema’s en woonmilieus, om de samenhang van de regio
te waarborgen. Eén of meer gemeenten zijn beheerder van een gebiedsprofiel en
dienen dit in hun planvorming en uitvoering te bewaken en te versterken. De
gebiedsprofielen zijn Wonen in de stad (Den Haag), Wonen in een historische
kennisstad (Delft), Wonen in het groen aan de stad (Rijswijk,
Leidschendam-Voorburg en VINEX-locaties Den Haag), Wonen in een moderne
volwassen stad (Zoetermeer), Wonen tussen glas, groen en steden (Pijnacker-Nootdorp
en VINEX-lokaties), Wonen tussen glas (Westland), Wonen in het groen
(Midden-Delfland) en Wonen en landgoed (Wassenaar). Daarnaast zijn 8
transformaties beschreven die van regionaal belang zijn: Samenhang in de
Vlietzone (buurgemeenten), Werken en wonen in Rijswijk (Plaspoelpolder,
station, De Bogaard), Oud én nieuw gaan samen in Delft (samenhang bouwen en
verbeteren), Centrumstedelijk wonen op het spoor (Delft), Dynamiek in
Zoetermeer, Centrum stedelijk wonen in Den Haag (CS, centrum, Binckhorst/Utrechtse
baan), Stadswonen in Den Haag (vooroorlogse zuidrand Den Haag) en
Groenstedelijk perspectief (Zuid-West Den Haag). De afspraak uit de woonvisie Haaglanden is dat 30% van de totale nieuwbouw in
Haaglanden in het sociale segment gerealiseerd
zal worden. Hiertoe worden gerekend: huurwoningen tot de huurprijsgrens en
sociale koopwoningen onder een te indexeren stichtingskostengrens. Ingrijpende
woningverbeteringen van sociale huurwoningen mogen meegerekend worden voor het
bereiken van het percentage. Het begrip 'goedkoop' zoals dat door het rijk in
het kader van ISV2 gedefinieerd is (huur onder de kwaliteitskortingsgrens)
vormt een deel van het regionaal gedefinieerde begrip 'sociaal'.
De Regionale woonvisie vormt het
kader voor het Convenant Woningbouwafspraken 2005 tot 2010 (2005) tussen
het stadsgewest Haaglanden, de gemeente Den Haag, de provincie Zuid-Holland en
het rijk. In het convenant en de bijbehorende toekenning van BLS-subsidie
(Besluit Locatiegebonden subsidies) aan de regio is op basis van de in de
woonvisie geformuleerde ambities afgesproken dat de gemeenten in het
stadsgewest gezamenlijk in de periode 2005-2010 tenminste 34.000 woningen
zullen realiseren. Dit is een bruto aantal, dus inclusief vervangende
nieuwbouw. Voor de interne verdeling van de BLS-gelden wordt dit regionaal
totaal vervolgens vertaald in een gemeentelijke (VINAC-) taakstelling, waarbij
tevens het in de regionale woonvisie vastgelegde percentage van 30% te bouwen
sociale woningen (incl. ingrijpende woningverbetering) wordt berekend.
Aandachtspunt bij dit laatste is dat de planhorizon van de woonvisie (2015)
langer is dan die van het convenant woningbouwafspraken en langer is dan de
ISV2-periode (beiden 2010). De gemeenten dienen jaarlijks aan het stadsgewest
te rapporteren over de voortgang van de totale woningbouwopgave en het aantal
gerealiseerde sociale woningen. Over ondertekening van het convenant en de
uitwerking ervan wordt begin 2005 besloten.
Het stadsgewest Haaglanden en de
Vereniging Sociale Verhuurders Haaglanden (SVH) hebben gezamenlijk regionale
prestatieafspraken opgesteld, waarmee onder andere afspraken zijn gemaakt
over het in elke gemeente toewijzen van tenminste 70% van de vrijkomende
huurwoningen aan woningzoekenden met een laag inkomen. Voor betaalbare nieuwbouwwoningen
is dit percentage 90%. Doelstelling hierbij is het aanbod van betaalbare
woningen, en daarmee dus de keuze-mogelijkheden voor woningzoekenden met een
lager inkomen (BBSH-doelgroep) in de regio te vergroten. Deze afspraken worden
begin 2005 vernieuwd voor weer een periode van 4 jaar. Daarnaast kent het
stadsgewest een regionale Huisvestingsverordening, waarin voor de gehele
regio onder andere een open regionaal werkend aanbodsysteem voor sociale
huurwoningen is vastgelegd.
Milieu
Het Regionaal kader voor
milieusamenwerking in Haaglanden is eind 2003 door het dagelijks bestuur
van het stadsgewest Haaglanden vastgesteld. Het kader geldt voor de jaren 2004
en 2005. In deze twee jaren worden op tien speerpunten beleidsdoelen
geformuleerd, die vanaf 2006 de basis vormen van de regionale
milieusamenwerking in Haaglanden. De speerpunten zijn: duurzaam waterbeheer,
vergunningverlening en handhaving/professionalisering, luchtkwaliteit, geluid,
klimaatbeleid/energiebeleid, mobiliteit, duurzaam ondernemen en duurzame
bedrijventerreinen, gebiedsgerichte aanpak glastuinbouw, afval en externe
veiligheid.
In 2004 zijn regionale afspraken
gemaakt voor de vergunningverlening en handhaving/professionalisering,
luchtkwaliteit, geluid en mobiliteit. De nalevingsstrategie milieuhandhaving
bevat afspraken over toezicht op naleving van milieuwet- en regelgeving en kan
tevens toegepast worden op wet- en regelgeving van bouw- en woningtoezicht en
ruimtelijke ordening. Het regionale plan van aanpak luchtkwaliteit
Haaglanden (2004), beschrijft maatregelen voor overschrijdingen van
luchtkwaliteitsnormen veroorzaakt door bovenlokale wegen. Gemeenten met
binnenstedelijke overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen hebben lokale
plannen van aanpak opgesteld of werken daaraan. Jaarlijks geeft het stadsgewest
in de rapportage Luchtkwaliteit Haaglanden inzicht in de overschrijdingen van
luchtkwaliteitsnormen. Gegevens voor de rapportage worden aangeleverd door de
gemeenten. Voor geluid en mobiliteit wordt in de (concept) Regionale Nota
Mobiliteit voorgesteld een Regionale Verkeersmilieukaart te ontwikkelen,
die een regionaal beeld geeft van de milieu-effecten van verkeer en vervoer en
gemeenten ondersteunt bij de jaarlijkse verplichte rapportages luchtkwaliteit
en bij het maken van geluidbelastingskaarten (vanaf 2007 verplicht).
Bereikbaarheid
De Regionale Nota Mobiliteit
Haaglanden (RNM) (concept december 2004) biedt het kader voor het verkeers-
en vervoersbeleid en de maatregelen die de komende jaren genomen moeten worden.
De RNM vertaalt de belangrijke onderdelen van de Nota Mobiliteit (V&W) door
in regionaal beleid. Haaglanden streeft in de RNM naar een beter bereikbare,
verkeersveiliger en meer leefbare regio in 2020. Concreet betekent dit:
-
40% meer openbaarvervoerritten in 2020 ten opzichte van 2003
-
meer (korte) verplaatsingen op de fiets
-
kortere en beter voorspelbare reistijd met de auto in de
spits
-
minder verkeersslachtoffers en
-
verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving.
In de RNM is voorts aangegeven dat:
-
nieuw te ontwikkelen locaties moeten liggen aan bestaande OV
en weginfrastructuur;
-
eventuele locatie-ontsluitende wegen moeten de doorstroming
op het regionaal wegennet niet verstoren
-
bij noodzakelijke aanvullende infrastructuur moet bezien
worden of meebetaald kan worden uit de grondexploitatie.
Haaglanden stelt als randvoorwaarden aan de inrichting van
(nieuwe) locaties:
-
het waarborgen van de eisen voor veiligheid, geluid, lucht,
groen;
-
het garanderen van optimale fiets- en
keteninfrastructuur;
-
een duurzaam veilige inrichting en
-
actief mobiliteitsmanagement in bedrijvengebieden in
samenhang met werkgerelateerd parkeerbeleid.
Betere overstappunten,
betere reis- en route-informatie voor alle vervoerwijzen en meer maatwerk in
parkeren zorgen ervoor dat mensen bewuster kiezen hoe en wanneer ze reizen.
Belangrijk is dat vooral in het woon-werkverkeer meer mensen met de fiets of
met het openbaar vervoer reizen. Dit schept ruimte op de weg voor de mensen die
de auto echt nodig hebben, zoals het zakelijk verkeer en het goederenvervoer. Veel grote
infrastructuurprojecten worden in de komende jaren gepland, zoals RandstadRail,
tramlijn 19, station Ypenburg en lijn 37, het Trekvliettracé, de A4 Midden
Delfland en de N470. Haaglanden investeert fors in o.a. spitstrams en
interliners. Twee of drie Stedenbaan-pilots gaan van start rondom de stations
Delft-Zuid en Binckhorst (en evt. Bleizo). De internationale positie van Den
Haag vereist een aansluiting van 8 x per dag op de HSL-Zuid en realisatie van
de HST-Oost. De spoortunnel Delft is noodzakelijk voor een goede verbinding met
de mainports Rotterdam-Haven en Amsterdam-Schiphol en over de financiering
daarvan zijn toezeggingen gedaan en/of afspraken gemaakt. Alle knelpunten in
het regionaal fietsnet zijn in 2015 opgelost. Samen met alle wegbeheerders is
een netwerkvisie voor het regionaal wegennet ontwikkeld en is een groot aantal
benuttingsmaatregelen benoemd, die in de komende jaren uitgewerkt en uitgevoerd
worden. Haaglanden wil vanuit de netwerkaanpak ook verder invulling geven aan
dynamisch verkeersmanagement. In het kader van
stedelijke distributie gaat het stadsgewest in een regionaal overleg samen met
de gemeenten en de overige betrokken partijen bekijken of er draagvlak is om te
komen tot afspraken om de vroege venster-uren (vanaf 6 uur ’s ochtends) beter
te benutten. Hierbij wordt ook een verband gelegd met voertuigeisen en de
fysieke beperkingen voor het geldtransport. De infrastructurele
projecten en beleidsgerichte maatregelen, die nodig zijn om ambities te realiseren,
zijn uitgewerkt in het uitvoeringsprogramma 2005-2008. Het uitvoeringsprogramma
wordt 4-jaarlijks geactualiseerd.
Economie
In het stadsgewest wordt op
regionaal beleid gemaakt voor een aantal economische onderwerpen. Voor de MOP’s
zijn de relevante documenten de Kantorenstrategie, het Leisurebeleid, de
Bedrijventerreinenstrategie en de Structuurvisie detailhandel. In de Kantorenstrategie
(juni 2004) zijn afspraken gemaakt over de verdeling van de kantoorontwikkeling
in de Haaglanden-gemeenten. Vanwege de economische realiteit is er sprake van
bijstelling naar beneden van het aantal te ontwikkelen kantooroppervlak in
verhouding tot het regionale aanbod zoals dat was afgesproken in 2001 in het
RSP. Het ontwikkelingsprogramma van bedrijventerreinen in Haaglanden is
vastgelegd in het Regionale structuurplan Haaglanden (2001). Het RSP
gaat regionaal uit van een behoefte van 35 ha per jaar. De monitor 2003 en 2004
wijzen echter op een achterblijvende uitgifte. Dit en andere ontwikkelingen als
herstructurering, segmentering en vertraagde aanbodontwikkeling maken het
noodzakelijk dat er een nieuwe bedrijventerreinenstrategie wordt opgesteld.
Hier is in oktober 2004 een begin mee gemaakt. De afronding en bestuurlijke
vaststelling is in het voorjaar 2005 voorzien. In de Structuurvisie
detailhandel zijn de afspraken over de ontwikkeling van de detailhandel in
de regio vastgelegd op basis van een wensbeeld. De huidige structuurvisie
dateert van 2001 en heeft een looptijd tot 2005 en dient te worden geactualiseerd.
Daarmee wordt op korte termijn een aanvang gemaakt. Haaglanden heeft begin 2002
een regionaal Leisurebeleid vastgesteld. Hierin zijn afspraken gemaakt
over de locaties voor bovenregionale leisure-ontwikkelingen. Er zijn 18
concentratie-gebiedengebieden benoemd waar grootschalige leisure-initiatieven
een plek kunnen vinden. Tevens is een aantal strategische concentratiegebieden
aangewezen waar bovenlokale leisure initiatieven bij voorkeur zouden moeten
plaatsvinden. Ook zijn aanvullende criteria genoemd en is een bestuurlijk
afwegingsschema opgenomen.
Groen
Voor grootschalige groenprojecten in de stad in relatie tot de
groenplannen om de stad en in de regio is intergemeentelijke afstemming van
belang. Hiertoe hanteert het stadsgewest Haaglanden het belang van een goede
leefomgeving als uitgangspunt, zowel als woonomgeving als voor het economische
vestigingsklimaat. In het Regionaal Structuurplan van Haaglanden (2002)
is dit uitgangspunt uitgewerkt onder paragraaf 2.6 “Het groene casco”.
De groene leefomgeving krijgt ruimtelijk gestalte in het groen-blauwe netwerk
dat voor een groot deel nog bestaat en dat voor een deel opnieuw gerealiseerd
moet worden. In het sterk verstedelijkte Haaglanden worden binnen het netwerk
diverse belangen gecombineerd, zoals recreatieve mogelijkheden, in stand houden
en bevorderen van de ecologische en landschappelijke diversiteit en
waterbeheer.
Ten aanzien van de afstemming van
grootschalige groenprojecten in de stad, in relatie tot de groenplannen om de
stad en in de regio vormt daarnaast de - uitwerking van de - groenparagraaf van
het (te ondertekenen) Convenant Woningbouw-afspraken 2005-2010 een
belangrijk aspect. In december 2004 is/wordt tevens door alle partijen in de
Zuidvleugel een samenwerkingsovereenkomst getekend, om te komen tot een
aanbod aan het ministerie van LNV met als doel de stagnatie en impasse rond de
realisering van het Groen om de stad (GIOS) te doorbreken. Deze
samenwerkingsovereenkomst maakt de afspraak om in september 2005 te komen tot
een financieel en planologisch gedekt aanbod aan het rijk. In het komende
overleg met de Haaglanden gemeenten over het GIOS zal, indien wenselijk, ook
het groen in de stad uit de MOP’s worden meegenomen.
Met haar
deelname aan het Groenfonds Midden Delfland tenslotte, werkt Delft mee aan de
uitvoering van het reconstructieplan Midden Delfland. Daarnaast werkt
Delft mee aan een nader onderzoek naar de mogelijkheid van regionale
samenwerking tussen gebiedbeheerders van groengebieden ten oosten van Delft
(Delftse Hout, Dobbeplas, Balijbos en Bieslandsebos). Ook wordt door Delft
meegewerkt aan de realisatie van het deelproject Zwethzone van het strategisch
groenproject Vinac Landgoederenzone Haaglanden en aan het regionale
groenproject Vinac Zwethzone. In meer algemene zin tenslotte, worden door Delft
de in het Streekplan aangegeven groengebieden ‘verankerd’ in lokale
bestemmingsplannen.
Water
Het stadsgewest Haaglanden, gemeenten, het
Hoogheemraadschap van Delfland en de provincie Zuid-Holland werken sinds
oktober 2003 in het project Waterkader Haaglanden gezamenlijk aan de uitvoering
van een duurzaam watersysteem. Doel van het project is om tot een Regionaal
Bestuursakkoord Water te komen (2005), waarin een integrale visie op en de
uitvoering van locale en regionale waterbeheersmaatregelen op de korte en lange
termijn worden vastgelegd.
Samenvattend
Onderwerpen waaromtrent en partners waarmee de
regionale afstemming heeft plaatsgevonden, plaatsvindt en in de komende periode
zal worden voortgezet, zijn:
Spoorzone:
Rijk: Ministeries van V&W (MIT) en VROM (BIRK)
Provincie Zuid-Holland
Stadsgewest Haaglanden (BOR en OV)
Gemeente Rijswijk
Gemeente Midden Delfland
Gemeente Den Haag
Technopolis/ TU-Zuid (incl. Samenwerking Schieveen):
Rijk: Ministeries V&W (MIT) en EZ
Provincie Zuid-Holland
Stadsgewest Haaglanden
Gemeente Rotterdam
Gemeente Midden-Delfland
TU Delft en ov. Kennisinstituten
w.o. Erasmus Universiteit
Windmolens Schie-A13:
Provincie Zuid-Holland
Reconstructieplan/ Groenfonds
Midden Delfland:
Gemeente Den Haag
Gemeente Midden Delfland
Projecten Zwethzone:
Stadsgewest Haaglanden
Gemeente Midden Delfland
Gemeente Westland
Gemeente Rijswijk
Gemeente Den Haag
Delftse Hout, Bieslandsebos,
Balijbos en Dobbeplas:
Groenservice Zuid-Holland
Staatsbosbeheer
Gemeente Pijnacker-Nootdorp
Regionaal groenbeleid:
Stadsgewest Haaglanden
Provincie Zuid-Holland
Bestuurlijk platform Zuidvleugel
Ministerie LNV
Regionaal werkgelegenheidsbeleid:
Regionaal
Platform Arbeidsmarktbeleid Haaglanden
Regionale beleidsafstemming wonen:
Gemeente Midden-Delfland
Gemeente Rijswijk
Gemeente Den Haag
Gemeente Pijnacker-Nootdorp
Stadsgewest Haaglanden
Deelgemeente Overschie
Gemeente Schiedam
Gemeente Vlaardingen
Gemeente Midden Delfland
Gemeente Pijnacker-Nootdorp
Fiets- en OV tunnel A13 ter hoogte van TU-TNO:
Gemeente Pijnacker-Nootdorp
Stadsgewest Haaglanden
RWS-ZH
Tramlijn 19:
Stadsgewest Haaglanden
Gemeente Rijswijk
Gemeente Den Haag
Toerisme / Stadsmarketing:
-Ontwikkeling (zakelijk) toerisme in de regio: Gemeente Den Haag
-Marketing van Westlandse producten: Gemeente Westland
Culturele planologie en archeologie (inclusief
CHER-planning, opbouw kennisbank):
Gemeente Pijnacker-Nootdorp
Gemeente Midden-Delfland
Gemeente Westland
Maatschappelijke opvang en vrouwenopvang:
Gemeente Westland
Oostland
Preventie en nazorg van dak- en thuislozen:
Gemeente Westland, Oostland
_______________________________________________________________________________
Nog
voordat er sprake was van een tekst voor het Ontwikkelingsprogramma, zijn
interviews gehouden met ‘stake-holders’ binnen de gemeente en direct
aansluitend met externe, te weten: corporaties, projectontwikkelaars, Kamer van
Koophandel, TU-Delft, Politie en Breed Welzijn Delft. Op deze wijze ontstond
een gemeenschappelijk beeld, van waaruit dit werkdocument voor het DOP is
geschreven, als basis voor de werkconferentie.
In
juni 2004 heeft de gemeente, met het werkdocument als inzet, alle interne en
externe partners in de stad uitgenodigd voor een zgn. ‘ISV2-werkconferentie’.
Er is een verslag opgesteld (bijlage 3) en het werkdocument is op basis van de
in de werkconferentie gehouden discussies ‘omgebouwd’ tot concept
Ontwikkelingsprogramma.
De
corporaties zijn begin 2004 op directeursniveau betrokken in de interviewronde.
Het nadien opgestelde werkdocument voor het Delfts OntwikkelingsProgramma is
met de corporaties besproken via de werkconferentie.
Vanaf medio 2004 zijn rond de
thema’s wonen en profilering een aantal ambtelijke en
bestuurlijke overleggen georganiseerd door Haaglanden in samenwerking met de
provincie Zuid-Holland. Bedoeling hiervan was te komen tot een inhoudelijke
afstemming van Ontwikkelingsprogramma’s tussen gemeenten, Stadsgewesten en
Provincie. Delft nam hieraan deel. De ambtelijk gemaakte opmerkingen zijn
opgenomen in het concept Ontwikkelingsprogramma. Het advies van Haaglanden
heeft nadien tot de volgende wijzigingen geleid:
De
gemeente Delft heeft deelgenomen aan het ambtelijk overleg over de opstelling
van het provinciaal beleidskader rond het ISV. Daarnaast is de provincie bij de
interviewronde betrokken geweest en zij was bij de behandeling van het
werkdocument van het DOP in de werkconferentie uitgenodigd. Separaat heeft
ambtelijk contact plaatsgevonden over de inhoud van het werkdocument. De
daarbij door de provincie gemaakte opmerkingen zijn zoveel mogelijk verwerkt.
Separaat heeft overleg plaatsgevonden over de ISV2-bodemmodule (thema-programma
duurzaamheid). Het concept DOP2 is ruim voor 1 oktober 2004 bij de provincie
ingediend. De provinciale toets van het toegezonden concept DOP2 heeft nadien
geleid tot de volgende wijzigingen:
·
Aanscherping
prestatie-indicator cultuurimpuls
·
Toevoeging bodemmodule
ISV2 incl. onderbouwing
·
Nulambitie
raillijst-woningen
·
Toevoeging enkele extra
prestatie-indicatoren woningbouw conform Rijksbeleidskader
·
Vermelding regionaal
milieubeleidskader
·
Toevoeging overlegverbanden
regionaal groenbeleid
·
Diverse toevoegingen
rond het thema bereikbaarheid (oa LOB-traject)
·
Actualisatie financiële paragraaf met betrekking tot bodemgelden
Het
concept Ontwikkelingsprogramma is gedurende de maand oktober 2004 twee weken
ter inzage gelegd. Vooraf is deze ter inzage legging gepubliceerd in de lokale
media. Hiermee zijn bewoners en overige belanghebbenden in de gelegenheid
gesteld eventuele reacties of zienswijzen in te dienen dan wel mondelinge
toelichting te vragen. Er zijn echter geen reacties noch zienswijzen ingediend,
zodat het concept, vanuit de ter inzage legging althans, niet behoefde te
worden gewijzigd.
Het Ontwikkelingsprogramma zoals dat door de gemeenteraad
vastgesteld, is een voorlopig eindproduct en zeker geen blauwdruk. Programma’s
worden verder ontwikkeld en naar concrete projecten doorvertaald. En wel op
zodanige wijze dat de aangegeven meetbare effecten ook daadwerkelijk worden
bereikt. ‘Het resultaat telt’ is daarbij ons motto. Garanties kunnen wij niet
geven; inzet wel. Met een flexibele inzet van financiële middelen en maatwerk
per gebied moet de komende jaren het beoogde maatschappelijk rendement
ingeboekt kunnen worden.
De verdere uitwerking van de aangeduide programma’s zal de
komende vijf jaar in een intensieve vorm van samenwerking met externe partners
plaatsvinden. Het voorliggende Ontwikkelingsprogramma voor de stad Delft vormt
daarvoor de basis en biedt voldoende flexibiliteit om in te kunnen spelen op de
snel veranderende maatschappij. De uitvoering van ieder gebiedsgericht
programma kent daarbij zijn eigen werkwijze, die toegesneden is op de
specifieke situatie in het betreffende gebied. Via het binnenstadsmanagement,
wijkbeheer en het projectmatig werken wordt actief gewerkt aan de uitvoering
van de aangegeven gebiedsgerichte programma’s. Een discussie over de verdeling
van de ISV-gelden wordt jaarlijks in het kader van de Programmabegroting en de
Meerjarenraming gevoerd zodra er meer zekerheid is over hoeveel geld Delft kan
verwachten in het kader van het ISV en de verschillende projecten verder zijn
uitgewerkt.
COLOFON
UITGAVE
Gemeente Delft
Cluster Wijk- en
Stadszaken
Sector Wijkzaken en
Projecten
Januari-september
2004
ALGEMENE INFORMATIE
Wijkzaken en Projecten
Peter de Jong
telefoon: (015)
2602508
bezoekadres:
Barbarasteeg 2
emailadres: dop@delft.nl
postadres: Postbus 340, 2600 AH Delft
MET DANK AAN
DOP2 kwam mede tot
stand met medewerking van:
voor de gemeente
Delft:
Jan
Torenstra (coördinerend Wethouder ISV, algemeen)
Olga
van Kalles (bestuursassistent, algemeen)
Rik
Grashoff (wethouder, SWOT)
Florence
Duyvendijk (CKE, themaprogramma kennis en cultuur)
Tineke
Kronshorst (Sector BM, themaprogramma kennis en cultuur)
John
van der Bie (Wonen, themaprogramma wonen/samenleven)
Theo
Wissink (Wonen, ISV-monitor, themaprogramma wonen/samenleven, alg.
ondersteuning)
Eric
Bavelaar en Jan Nederveen (Mobiliteit, themaprogramma duurzaamheid)
Annemijn
Cappenberg (Milieu, themaprogramma duurzaamheid)
Rob
van de Berg (Welzijn, themaprogramma wonen/samenleven)
Kristel
Albers (RO, Delft in 2015)
Ron
Houben (Onderwijs, SWOT, themaprogramma wonen/samenleven)
Sicco
Kuiper (IB, kaartmateriaal)
JanGeert
van der Post (DPP, Spoorzone)
Wilke
Ruiter (W&P, Binnenstad)
Edith
Bijleveld (DPP, Spoorzone, TU-gebied)
Geert
Huizing (W&P, woonwijken)
Monique
Peltenburg (Wijkzaken, themaprogramma wonen/samenleven)
Johan
de Ruijter (S&C, financiële overzichten)
voor de corporaties:
Gert
de Ouden (Vestia Delft)
Wil
Bonet en Dennis Gerlof (Delftwonen)
Marja
van Leeuwen (Vidomes)
Jan
Benschop en Frans van der Zon (DuWo)
voor de overige
organisaties:
Ruud
van Wijngaarde, Rob Koeders (KvK)
Dick
Gutlich (TU Delft)
Sikko
de Vries (Ballast Nedam)
Paul
Rensen (BWD, SWOT)
Kees
Zandbergen (Politie, SWOT)
De op 29 juni 2004 gehouden ISV2 conferentie is begeleid
door Henny Pries (P2 Managers,
Rosmalen)
[1]
Per
1 januari 2005 houdt het Stadsvernieuwingsfonds op te bestaan. Onze
(resterende) voornemens uit de Meerjarenraming Stadsvernieuwing (MRSV) zijn
daarom integraal opgenomen in dit Ontwikkelingsprogramma en worden na 1 januari
2005 opgenomen in de MR-ISV.
[2] De
schaarste aan nieuwe locaties is voor Delft inmiddels een voldongen feit. Naast
de Harnaschpolder, VDD, TU-gebied en Spoorzone komen de komende jaren immers
geen andere grote locaties beschikbaar. Dit noopt tot creativiteit, waarbij met
name de Delftse corporaties - als grootste eigenaar - het voortouw hebben.
[3] De
effecten zijn gebaseerd op de inmiddels door het Rijk voor ISV2 verplicht
gestelde elf ‘outputindicatoren’.
[4]
Tramlijn
19 loopt in de toekomst vanaf Leidseveen via het viaduct over de A13 over het
tracé van tramlijn 1 naar station Delft en van daar af via de Zuidwal en de
bestaande brug over de Schie resp. de Michiel de Ruyterweg naar TU Zuid/
Technopolis.
[5] Buslijn
37 loopt in de toekomst vanuit Wateringseveld via de A4 en de Reinier de
Graafweg/ Westlandseweg naar het station Delft.
[6] Toekomstvisie
omvang woningvoorraad Delft, november 2003
[7] Waar
onder zogenaamde ‘kooivelden’ in de wijken Voorhof, Poptahof, Buitenhof,
Brasserskade en in de Kuyperwijk
[8] Vanuit de corporaties wordt bij het realiseren van woningen
in het Spoorzone-gebied in verband met de noodzakelijke verjonging van de
woningvoorraad aangedrongen op het mogelijk maken van 30% sociale woningbouw,
waar onder circa 150 eenheden jongerenhuisvesting. In de grondexploitatie is
rekening gehouden met een lagere grondwaarde voor 150 woningen in de categorie
sociale koop/ huur. Bezien moet worden welke ruimte er is om de wens van de corporaties
te realiseren (bijvoorbeeld door het verhogen van de woningaantallen).
[9]) onderbouwing bpe’s : sanering Rotterdamseweg riool
fase 3, oppervlakte 150 m2, verwijderen 250 m3 = 900
bpe’s, grondwatersanering pluimgebied Oostsingel, oppervlakte 6000 m2,
saneren 50.000 m3 grondwater
= 26.000 bpe’s, totaal 26.900 pbe’s