NOTA NALEVINGSSTRATEGIE GEMEENTE DELFT

 

 

December 2004
Nalevingsstrategie Gemeente Delft

 

Inleiding   

 

Wet- en regelgeving draagt bij aan een veilig, gezond en duurzaam leefklimaat. Hoe beter wetten en regels nageleefd worden door burgers, bedrijven en instellingen, hoe meer we er in slagen deze doelstellingen te bereiken.

 

Kader

Deze nota geeft een kader voor de wijze waarop de gemeente Delft het naleefgedrag van burgers en bedrijven positief wil beïnvloeden. De doelstelling van de nota is:

·         helder maken hoe de gemeente Delft het naleefgedrag wil verhogen;

·         creëren van eenduidigheid in de benadering van burgers, bedrijven en instellingen;

·         aangeven van duidelijke bestuurlijke lijnen, zodat helder is wat men van de Gemeente kan en mag verwachten en welke de spelregels zijn waaraan men zich dient te houden;

·         scheppen van een duidelijk bestuurlijk kader van waaruit medewerkers die bezig zijn met vergunningverlening en handhaving hun werk kunnen invullen.

 

De nalevingsstrategie, zoals deze in de nota wordt aangegeven, heeft zowel betrekking op het gebied “Gebouw en Gebruik” als op het gebied “Openbare Ruimte” [1]. Op het moment van totstandkoming van deze nota ligt het wetsontwerp Bestuurlijke Boete nog ter behandeling bij de Tweede Kamer. Tot nog toe richt het wetsvoorstel Bestuurlijke Boete zich met name op de lijst met zogenoemde “kleine ergernissen”(afval, hondenpoep e.d. ). Ook bij VROM wordt echter nagedacht over de introductie van de bestuurlijke boete in de regelgeving voor bouw en milieu. Wanneer er meer zicht is op de datum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel, zal een aanvulling op deze nota plaatsvinden. We gaan dan nader in op het hanteren van de bestuurlijke boete als sanctiemiddel binnen de gemeente. 

 

Concrete invulling

In de dagelijkse praktijk zal – in de context van de driejaarlijkse handhavingsbeleidsplannen en het jaarlijkse handhavingsprogramma –concrete invulling plaatsvinden van handhavingsstrategieën door de vakdisciplines ten aanzien van bepaalde thema’s of onderwerpen. Deze invulling zal echter plaatsvinden binnen het in deze nota weergegeven kader. Daarbij wordt aangetekend dat ten aanzien van Milieutoezicht sprake is van extern vastgestelde handhavingsstrategieen. Dit betreft de bestuurlijk vastgestelde Landelijke Strategie Milieuhandhaving (zoals vastgesteld in het Bestuurlijk Landelijk Overleg Milieuhandhaving, eindconcept d.d. 25 maart 2004) en de Nalevingsstrategie Stadsgewest Haaglanden (ambtelijk vastgesteld d.d.16 november 2004). In beginsel zijn deze beide strategieën op het gebied van Milieurecht leidend voor de gemeente Delft. Waar daarvan wordt afgeweken wordt dit beargumenteerd. 

 

Overige relevante stukken

Binnen de Gemeente Delft heeft het college op 7 januari 2002, gehoord hebbende de commissie Duurzaamheid de nota Handhavingsinstrumentarium vastgesteld. Genoemde nota geeft een eenduidige en consistente gedragslijn weer met betrekking tot het omgaan met overtredingen op lokaal niveau. Hij is vooral instrumenteel van karakter en richt zich op de repressieve handhaving (het optreden tegen geconstateerde overtredingen). De voor u liggende nota Nalevingsstrategie kent enerzijds een bredere benadering, anderzijds is deze meer beleidsmatig van karakter. Voor een deel is echter er sprake van overlapping. Een ander bestaand raadsstuk is het handhavingsbeleid bestemmingsplannen (mei 2002). Dit stuk beperkt zich tot handhaving van die bestemmingsplan-voorschriften die niet op basis van andere regimes kunnen worden gehandhaafd. Doelstelling van deze nota is het opstellen van een prioriteitstelling in het planologisch beleid met daaraan gekoppeld de uitvoeringaspecten en het capaciteitsbeslag.

 

Op onderdelen zijn in de hier voorliggende nota (bijna) integraal stukken tekst uit de hierboven genoemde nota’s overgenomen; dit staat bij de desbetreffende passages niet expliciet vermeld.

Op onderdelen is bij de nota Nalevingsstrategie aanvulling mogelijk en nodig vanuit de nota Handhavingsinstrumentarium waar meer gedetailleerd op een aantal zaken wordt ingegaan. Dat is evenzeer het geval met de nota Handhaving bestemmingsplannen. Als het gaat om nalevingsstrategieen die binnen de gemeente Delft worden gehanteerd, kennen de hier genoemde 3 nota’s momenteel nog elk hun eigen bestaansrecht. Wellicht dat dit op termijn anders komt te liggen, met name als gevolg van de verdere professionalisering van de handhaving binnen de gemeente.

 

Opbouw nota

Na een algemeen deel in hoofdstuk 1 – wordt achtereenvolgens ingegaan op het begrip “naleefgedrag” en hoe dit is te beïnvloeden (hoofdstuk 2). Dit wordt verder uitgewerkt in hoofdstuk 3 (Informatie en voorlichting); in hoofdstuk 4 (Preventieve handhaving) en in hoofdstuk 5 (Repressieve handhaving). Hoofdstuk 6 is tenslotte gewijd aan gedoogbeleid.

Hoewel ook het strafrecht als middel tot handhaving in deze nota aan de orde komt, richt de aandacht zich met name op handhaving vanuit het bestuursrecht. Op het privaatrecht wordt in deze nota niet ingegaan.

 

 

Delft, december 2004


Hoofdstuk 1                 Een aantal basisbegrippen met betrekking tot handhaving

 

A.        De juridische context

 

Het belang van handhaving

Handhaving[2] is het doen of het afdwingen (van) naleven van regelgeving. Handhaving van voorschriften, vergunningen of algemene regels is handhaving van een gestelde norm, dat wil zeggen een wet of regel. Deze norm is op een democratische manier tot stand is gekomen. Handhaving is om de volgende redenen van belang[3]:

-          het beperken van schade en het herstel in de oorspronkelijke toestand

-          het voorkomen van herhaling, door dezelfde overtreder of anderen

-          het wegnemen van ongerechtvaardigd voordeel dat de overtreder heeft genoten

-          het bevestigen van het belang van normen

-          het garanderen van veiligheid van de burger

Handhavend optreden is primair gericht op herstel, ontmoediging en straf. Handhaving is voorts van belang voor algemene rechtszekerheid, rechtsgelijkheid en geloofwaardigheid.

 

Beginselplicht tot handhaving

Sinds enige jaren is als vaste lijn in de jurisprudentie van het bestuursrecht de beginselplicht tot handhaven te onderscheiden[4]. Eerder lag het accent meer op de bevoegdheid van een bestuursorgaan tot handhavend optreden. De ontwikkeling in de jurisprudentie is zodanig dat - in het kader van de belangenafweging die centraal staat in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) - tegenover een verzwaarde motiveringslast voor een besluit om te gedogen, een aanzienlijk lichtere motiveringslast staat voor een besluit om juist te handhaven[5]. In de praktijk betekent dit dat een bestuursorgaan behoort op te treden tegen een overtreding. Afwijkingen van deze lijn zijn alleen in bijzondere en concrete gevallen aan de orde, zoals indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat of als er sprake is van onevenredigheid in de verhouding doel-middel. 

 

Bestuursrechtelijke handhaving

De mogelijkheden tot bestuursrechtelijk handhaving staan aangegeven in algemene wetten, vooral de Awb, de Gemeentewet of bijzondere wetten, zoals de Wet milieubeheer of gemeentelijke verordeningen zoals de reclameverordening of de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). In deze wetten wordt bepaald welke bevoegdheden worden toegekend, aan wie en welke sancties opgelegd kunnen worden. Bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen of sancties (in de dagelijkse delftse praktijk genoemd: handhavingsbeschikking) – in algemene zin – zijn vooral:

-          het opleggen van een dwangsom (de overtreding dient beëindigd te worden dan wel niet meer herhaald te worden; vindt beëindiging niet plaats of valt men in herhaling, dan verbeurt men de opgelegde dwangsom (men dient te betalen);

-          toepassen van bestuursdwang: de overheid maakt een einde aan de situatie waar sprake is van overtreding; de kosten daarvan worden in beginsel verhaald op de overtreder.

Deze beide middelen of sancties kunnen niet tegelijkertijd, maar wel na elkaar – onder voorwaarden - worden toegepast. Daarnaast zijn – ook onder voorwaarden - bestuurlijke sancties mogelijk als het intrekken van een vergunning. In de praktijk wordt het opleggen van de last onder dwangsom het meest toegepast als sanctiemiddel. Sancties vanuit het bestuursrecht richten zich vooral op het ongedaan maken of beëindigen van de overtreding en op herstel van de situatie. Zij hebben een zogenaamd reperatoir karakter, dat wil zeggen: gericht op het ongedaan maken van de overtreding. Dit is tegenstelling tot een strafrechtelijke sanctie als boete of vrijheidsberoving, die een meer punitief karakter hebben, dat wil zeggen opzettelijke leedtoevoeging.

 

Strafrechtelijke handhaving

In veel gevallen zal een overtreding van een bestuursrechtelijke norm, tevens een overtreding van een strafrechtelijke norm inhouden, zoals bijvoorbeeld neergelegd in de Wet op de economische delicten of het Wetboek van strafrecht. Aan de hand van een proces verbaal, of mini-proces verbaal  (bekeuring) bepaalt het Openbaar Ministerie de strafrechtelijke reactie: transactie, dagvaarding of  (voorwaardelijk) sepot. Niet elke overtreding is van dien aard dat hiervoor een proces-verbaal wordt opgemaakt. Soms wordt volstaan met een waarschuwing door een opsporingsambtenaar of een brief van de officier van justitie ter ondersteuning van bestuurlijk optreden. Strafrechtelijke sancties zijn vooral de boete of vrijheidsstraf; daarnaast ook de taakstraf.

 

Strafrechtelijk optreden, naast of in plaats van bestuursrechtelijk optreden, kan aan de orde zijn in de volgende gevallen: 

·         bij opzet of onwil;

·         bij aanzienlijk economisch voordeel;

·         bij directe schade of dreigende schade;

·         in het geval het bestuursrecht geen adequaat alternatief vormt;

·         wanneer de overtreder gezien de aard van de overtreding behoort te worden blootgesteld aan leedtoevoeging;

·         bij doelbewuste overtreding van voorschriften om controle door de overheid onmogelijk te maken danwel te bemoeilijken. 

Met betrekking tot de handhaving van milieuregelgeving is door het OM voor handhaving van Milieuregelgeving een lijst met zogenoemde kernbepalingen opgesteld. Wordt een overtreding op een van de kernbepalingen geconstateerd, dan dient proces-verbaal opgemaakt te worden. 

                 

Extern en intern vastgestelde handhavingsstrategieën

Vooral op het gebied van Milieutoezicht is sprake van een aantal regionaal of landelijk vastgestelde handhavingsstrategieën. Voor de provincie Zuid-Holland geldt de bij bestuursovereenkomst vastgestelde Gemeenschappelijke handhavingsstrategie in milieuzaken Zuid-Holland. Aan de Regionale bestuursovereenkomst voor het Stadsgewest Haaglanden is verbonden de Sanctiestrategie Haaglanden (onlangs opnieuw vastgesteld op 27 oktober 2004). Bij deze laatste bestuursovereenkomst is ook de regionale en lokale handhavingsstructuur (vooral overlegstructuur) vastgelegd  Het Stadsgewest Haaglanden bereidt ook een nieuwe nalevings-, toezichts en gedoogstrategie voor die tevens verbonden zullen worden aan de bestuursovereenkomst. In 2004 is in het Bestuurlijk Landelijke Overleg Milieuhandhaving een landelijke strategie Milieuhandhaving vastgesteld[6]. Ook zijn er op milieugebied afspraken gemaakt tussen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke bevoegde instanties met betrekking tot het handhaven van kernbepalingen[7]. Deze afspraken zullen - voor zover aan de orde op een bepaald terrein –worden gerespecteerd en uitgevoerd. 

 

Bevoegdheid om op te kunnen treden als handhaver

Opsporing

Strafrechtelijke handhaving in de vorm van opsporing van strafbare feiten, is geregeld in het Wetboek van strafvordering. De opsporing geschiedt door algemene opsporingsambtenaren, dat wil zeggen politieambtenaren  (art. 141 Wetboek van strafvordering) en buitengewone opsporingsambtenaren (art. 142 Wetboek van Strafvordering). Deze laatsten volgen een opleiding tot buitengewone opsporingsambtenaren (hierna: BOA); zij moeten ook worden beëdigd. De bevoegdheden zijn nauw omschreven; zij ontlenen deze aan het Wetboek van strafvordering en aan bijzondere wetten en/of verordeningen. Justitie kent een aantal functietyperingen voor BOA’s, deze liggen ten grondslag aan de akte tot aanstelling tot BOA [8]. BOA’s zijn verantwoording schuldig aan de regiokorpschef (direct), College van procureurs- generaal (indirect), en niet aan de gemeentelijke organisatie.

 

Toezicht

In de Algemene wet bestuursrecht is het toezicht op de naleving geregeld. De algemene bevoegdheden van de toezichthouder zijn vermeld en beschreven in de Awb (afdeling 5.2.). De aangewezen toezichthouder is belast met het houden van toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften. In de desbetreffende regelgeving - zoals de APV -  moet worden aangegeven op welke bepalingen de toezichthouder specifiek bevoegd is.

 

Er zijn toezichthouders die tevens buitengewoon opsporingsambtenaar zijn en toezichthouders die geen BOA zijn. Een toezichthouder of BOA kan pas als zodanig optreden als aan alle formaliteiten is voldaan. Binnen de gemeentelijke organisatie is een aantal medewerkers (ook) beëdigd als BOA. Dit is het geval bij Toezicht Openbare Ruimte en bij de Stadsreiniging. Optreden tot strafrechtelijke handhaving is vooral aan de orde:

-          bij eenvoudige en eenduidige zaken

-          bij zaken die een herhalend karakter hebben.

Veelal zijn dit overtredingen in de sfeer van de openbare ruimte, zoals parkeerproblematiek en andere vormen van overlast (vuil/afval; hondenpoep). Het aanstellen van BOA’s is alleen aan de orde wanneer dit past in een bepaalde handhavingsstrategie. Wanneer er namelijk gedurende 5 jaar geen gebruik wordt gemaakt van de BOA-bevoegdheden, dan verliest men de bevoegdheid als zodanig op te treden.

 

Rechtsbescherming

De rechtsbescherming bestaat wat het bestuursrecht betreft uit het in bezwaar gaan (meestal bij de overheidsinstanties die een besluit heeft genomen), het in beroep gaan (sector Bestuursrecht van de Rechtbank) of in hoger beroep gaan (specifiek voor het bestuursrecht de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State). Een en ander staat beschreven in de Awb. Op deze procedure zijn ook uitzonderingen, bij Milieuzaken wordt de stap bij de rechtbank overgeslagen, dit staat aangegeven in de Wet milieubeheer. Binnen het bestuursrecht is geen sprake van een verplichte procesvertegenwoordiging.

 

Wie strafrechtelijk wordt vervolgd, kan als burger of bedrijf (rechtspersoon) een advocaat toegevoegd krijgen of inschakelen die de belangen behartigt c.q. juridische bijstand verleent bij de rechtbank, het gerechtshof dan wel in hoogste instantie -op nationaal niveau- bij de Hoge Raad.

 

B.         De organisatorische context

 

Bevoegdheid om besluiten te nemen 

Binnen de organisatie moet helder geregeld zijn wie welke handelingen mag verrichten, dat betreft:

·         Besluiten binnen de ambtelijke organisatie (intern werkend).

Het niveau in de organisatie waarop bepaalde bevoegdheden worden neergelegd, kan verschillen per vakteam/vakdiscipline. Dit kan samenhangen met het kennis- en expertiseniveau van medewerkers, de manier van werken, de maatschappelijke impact van de sancties, de concrete praktijksituaties en dergelijke. De bevoegdheidsverdeling wordt altijd schriftelijk vastgelegd in proces- of procedurebeschrijvingen.

·         Tussen de ambtelijke organisatie en het bestuur.

Mandaat is in algemene zin geregeld in de Awb (Afd. 10.1.1) De mandaten die van toepassing zijn op handhavingstaken binnen de gemeente Delft zijn neergelegd in het Mandaat-, Machtigings- en Volmachtbesluit, MMV. De hoofdlijnen van dit besluit m.b.t. handhaving zijn de volgende: 

·         met betrekking tot de uitvoering (besluiten van algemene strekking, beschikkingen, brieven) van vastgesteld beleid: zo laag mogelijk in de organisatie. Deze uitvoering heeft zowel betrekking op vergunningverleningtaken als op handhavingstaken. Bij een beschikking is er tenminste sprake van het niveau van een vakteamhoofd (daarbij wordt een voorwaarschuwing niet beschouwd als een beschikking in de zin van de Awb);

·         beleidsgevoelige en/of complexe zaken zijn altijd onderwerp van overleg met het college. 

 

Samenwerking gemeente en politie; overige externe samenwerking 

Om effectief te zijn is de samenwerking met externe partners onontbeerlijk en zeer gewenst. In de eerste plaats gaat het daarbij om samenwerking met de politie. Hierbij staat vroegtijdige afstemming met inachtneming van ieders rol en eigen prioriteiten centraal. De samenwerking zal voor het gebied Gebouw en Gebruik een andere invulling krijgen dan voor het gebied Openbare Ruimte, al was het maar doordat op laatstgenoemd domein BOA’s zijn aangewezen en op het eerste niet. Daarnaast komen gemeente en politie elkaar vaak tegen als handhavingspartners in het openbare domein. De politie heeft overigens een aantal specialisten op het gebied van milieuhandhaving in dienst, waarmee frequente afstemming plaats vindt. Met betrekking tot klachten over geluidhinder kent de gemeente Delft een piketregeling: buiten kantooruren komen klachten over geluidsoverlast terecht bij de politie; metingen worden dan uitgevoerd door een extern bureau. 

 

Ook met andere handhavingspartners (zoals de provincie Zuid-Holland, het Hoogheemraadschap, stadsgewest Haaglanden en OM) vindt afstemming plaats over aanpak.

 

Scheiding vergunningverlening en handhaving

We kiezen ervoor - en soms zelfs is vereist[9] - een scheiding aan te brengen tussen taken met betrekking tot vergunningverlening en taken met betrekking tot handhaving. Voordelen daarvan zijn:

-          er ontstaan geen mogelijke loyaliteitsconflicten

-          de verschillende taken vereisen elk eigen vaardigheden en kunnen daardoor verder worden geprofessionaliseerd;

-          er bestaat richting derden helderheid en duidelijkheid in de taakverdeling

Soms moeten uitzonderingen worden gemaakt vanwege de afweging van kosten en baten. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn maar een zeer beperkte formatieomvang.

 

Roulatiesysteem

Uit oogpunt van integriteit[10] is het wenselijk dat niet een en dezelfde vergunningverlener of handhaver jarenlang dezelfde vergunningen afgeeft, dezelfde dossiers behandelt of in hetzelfde gebied, wijk of rayon toezicht en controle uitoefent, dan wel in dezelfde vaste teams jarenlang werkt. Ook hierop zijn uitzonderingen mogelijk en dient er een gezonde balans te zijn tussen de ‘winst’ van roulatie, de voordelen van kennis van de dossiers en van het gebied en de kwetsbaarheid van het ‘monopoliseren’ van die kennis. Digitale verwerking en ontsluiting van die kennis is daarbij meer en meer een effectief hulpmiddel.

 

Voorbeeldrol van de gemeente

Waar de Gemeente Delft aan haar inwoners, instellingen en bedrijven vraagt om wet- en regelgeving zo goed mogelijk na te leven, mag omgekeerd – mede met het oog op een geloofwaardige overheid – door de burgers en ondernemers worden verwacht, dat de overheid hetzelfde doet. Hoewel het niet altijd even scherp op ieders vizier staat, is/zijn de Gemeente en de gemeentelijke diensten evenzeer als burgers, bedrijven en instellingen gehouden regels na te leven. Kernpunten van de gemeentelijke benadering zijn de volgende[11]:

·         vakteams die activiteiten willen ontplooien waarvoor mogelijk een vergunning nodig is (bijvoorbeeld bij verbouw van gemeentelijke panden; het plaatsen van objecten in de openbare ruimte), zijn zelf ervoor verantwoordelijk dat zij actief informatie inwinnen over de relevante regelgeving, net zoals burgers en bedrijven dat geacht worden te doen;

·         de betrokken vakteams zijn ervoor verantwoordelijk dat actief wordt gecommuniceerd naar betrokken collega’s welke vergunningen waarvoor nodig zijn; hierbij kan Intranet een goede rol spelen; voor het domein van de ruimtelijke ordening (‘gebouw en gebruik’) speelt het ordenen van het ketenproces ‘bouwinitiatief’ hier ook op in;

·         als zich knelpunten voordoen wordt dit door de handhavende vakteams zo spoedig mogelijk onder de aandacht gebracht van de desbetreffende portefeuillehouder waar de handhavende discipline onder valt. De portefeuillehouder bepaalt de verdere aanpak met als uitgangspunt dat de relevante regelingeving wordt nageleefd. Hoewel het niet wenselijk wordt geacht dat de gemeente procedures tegen zich zelf voert kan dit soms toch nuttig zijn om de publiekrechtelijke verantwoordelijkheid van de gemeente te verduidelijken; (bijv. inrichting, die deel van gebouw van gemeente huurt en zich niet aan de regels houdt; handhaving helpt dan als drukmiddel; of gemeente bevindt zich met andere private partners in een illegale situatie; gelijkheidsbeginsel is dan aan de orde).

·         Wanneer zich meermalen in hetzelfde jaar bij dezelfde organisatieonderdelen knelpunten voordoen in de naleving van regelgeving, dan wordt dit besproken in een overleg waarbij de portefeuillehouder, betrokken vakteamhoofd en de directeur van de desbetreffende dienst aanwezig is. Daarbij wordt nagegaan of aanvullende procedures nodig zijn.

 

Keuzes en accenten

 

De juridische context

·         de keuze over de meest effectieve weg om het naleefgedrag te beïnvloeden wordt per thema of onderwerp vastgesteld;

·         in beginsel worden alleen voor eenduidige, veel voorkomende overtredingen buitengewone opsporingsambtenaren aangewezen;  

·         afwijkingen op de beginselplicht tot handhaven behoren tot de uitzonderingen; in concrete gevallen moet de uitzondering goed beargumenteerd worden met inachtneming van de jurisprudentie over dit onderwerp;

·         voor het vakteam Milieutoezicht en het vakteam Milieu (onderdeel Bodem) sluit de gemeente aan bij reeds vastgestelde regionale en landelijke  handhavingstrategieën. Afwijkingen daarop worden beargumenteerd.

 

De organisatorische context

·         uitvoering van vastgesteld beleid wordt zo laag mogelijk in mandaat in de organisatie afgehandeld;

·         beleidsgevoelige en complexe zaken worden altijd overlegd met de portefeuillehouder, ook als zij onder de mandaatregeling vallen;

·         binnen de organisatie wordt een scheiding aangebracht tussen vergunningverlening en handhaving; uitzonderingen hierop worden beargumenteerd;

·         het is wenselijk te werken met een roulatiesysteem; deze wenselijkheid is afhankelijk van het soort werk en de context waarbinnen dat plaatsvindt

·         duidelijke en heldere samenwerking met de politie, zowel in beleidsmatige afstemming als in de aanpak van concrete problemen;

·         duidelijke en heldere samenwerking met andere externe partners, waar mogelijk in beleidsmatige afstemming en voorts in de aanpak van concrete problemen. 


 

Hoofdstuk 2                 Naleefgedrag 

 

 

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op verschillende aspecten die bij het naleven van regelgeving van belang zijn.

 

A.            Bevorderen en verhogen van naleefgedrag

 

Naleving van regelgeving is in de eerste plaats een eigen verantwoordelijkheid van burgers en organisaties. De zogenoemde Tafel van Elf[12] van het Ministerie van Justitie onderscheidt een drietal dimensies die het naleefgedrag beïnvloeden:

1.       dimensies voor spontane naleving:

o        kennis van regels

o        kosten/baten

o        mate van acceptatie

o        normgetrouwheid doelgroep

o        informele controle

2.       controle dimensies:

o        informele meldingskans

o        controlekans

o        detectiekans

o        selectiviteit

3.       sanctie dimensies:

o        sanctiekans

o        sanctie-ernst

Vanzelfsprekend heeft het de voorkeur dat regelgeving zo veel mogelijk spontaan wordt nageleefd. Het inzetten van veel capaciteit op voorlichting en informatie kan dat bevorderen; de werkelijkheid is echter meestal iets anders. Toezicht en controle vormen essentiële onderdelen van het bevorderen van naleven van regelgeving. Soms is ook het daadwerkelijk toepassen van sancties aan de orde. 

Globaal kunnen we stellen dat dimensies voor spontane naleving vooral invulling krijgen door communicatie, voorlichting en informatie (zie hoofdstuk 3), terwijl controle dimensies vorm krijgen door verschillende vormen van toezicht en controles (zie hoofdstuk 4). Bij sanctie dimensies zijn instrumenten van repressieve handhaving aan de orde (zie hiervoor hoofdstuk 5). 

 

Prioriteiten

In eerdere beleidsstukken[13] heeft de Gemeente Delft uitgesproken handhaving meer programmatisch in te gaan vullen. Jaarlijks zal op basis van verschillende sporen worden bepaald welke taken of onderwerpen welke prioriteit hebben[14]. De twee sporen zijn:

a.       van binnen naar buiten

b.       van buiten naar binnen

Onder a wordt primair uitgegaan van de verschillende regels die gehandhaafd moeten worden, de risico’s die gemoeid zijn als niet zou worden gehandhaafd en de omvang van het nalevingstekort. Bij onderdeel b wordt de primaire invalshoek gevormd door de problemen zoals die worden ervaren door de leefomgeving alsmede de bestuurlijke prioriteiten zoals deze zijn verwoord in het collegeprogramma. Deze verschillende invalshoeken kunnen overigens overlappen. Belangrijk is dat  op basis van verschillende invalshoeken gekomen wordt tot prioriteitstelling.

Het is van belang dat we de aandacht gericht houden op het naleefgedrag. Handhaven, in de vorm van het afdwingen van naleving of het doen naleven, is geen doel op zicht. In het algemeen is regelgeving opgesteld om bepaalde doeleinden te bereiken (bijvoorbeeld een veilige leefomgeving). Het gaat uiteindelijk om het bereiken van deze doeleinden. Bepaalde regelgeving kan vanuit de invalshoek veiligheidsrisico laag scoren, maar slecht nageleefd worden, wat dan toch aanleiding kan geven voor verhoogde aandacht voor het naleefgedrag. Wellicht zijn de regels in een dergelijk gevallen niet duidelijk.

Vanuit verschillende invalshoeken komen we tot een drietal soorten prioriteit[15]:

 

 

Pijl rechts:  R
  I
 S
  I
 C
 O
 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Pijl rechts: NALEVINGSTEKORT 

 

 

 


De komende jaren zullen we ervaring moeten opdoen in het werken met programmatisch handhaven en met handhavingsprioriteiten. In de praktijk van alledag doen zich immers onvoorziene en niet te plannen zaken voor, die van invloed kunnen zijn op prioriteitstelling. Ook kan een specifiek geval dat aanvankelijk als lage prioriteit gold, door bepaalde ontwikkelingen verschuiven naar middelhoge of zelfs hoge prioriteit.

 

Passende interventie en handhavingsstrategie

Per vakteam, per discipline of in onderling overleg als het gaat om integrale onderwerpen, kunnen nadere keuzes worden gemaakt op de verschillende prioriteiten als het gaat om een passende interventie om het naleefgedrag te verhogen. Een passende interventie kan zowel betrekking hebben op voorlichting en informatie, op preventieve handhavingsmaatregelen (toezicht en controle) of uiteindelijk op repressieve maatregelen (sancties). Uiteraard kunnen ook combinaties van interventies voorkomen[16], zowel binnen het bestuursrecht, maar ook in de combinatie bestuursrecht en strafrecht.

 

Belangrijk is dat de keuze voor het soort interventie gericht is op zo groot mogelijke effectiviteit, dat wil zeggen op het realiseren van zo hoog mogelijk naleefgedrag. In het vakteam wordt nagegaan op welk niveau passende interventies geformuleerd worden (b.v. soorten bedrijven/sector, individueel bedrijf, soort gebouwfunctie (b.v. nachtverblijven) of soort gedrag (uitlaten honden).

Voor een deel valt het begrip “passende interventie” samen met het begrip “handhavingsstrategie”, met dien verstande dat de handhavingsstrategie betrekking heeft op toezicht, controle en sancties, terwijl de passende interventie een ruimer begrip is dat ook voorlichting en informatie omvat.

 
Een voorbeeld: ten behoeve van de handhaving van het hondenpoepbeleid is het noodzakelijk vast te stellen:
·         wat doet de Gemeente aan voorlichting en communicatie en op welk moment, zodat iedere burger op de hoogte is van de gemeentelijke spelregels;
·         hoe vindt het toezicht houden plaats: door welke functionarissen, met welke frequentie en in welke gebieden;
·         hoe wordt omgegaan met geconstateerde overtredingen en welke sancties worden daarbij  toegepast?

 

Een passende interventie kan betekenen dat soms wordt gekozen voor meer inzet op informatie en voorlichting boven frequente controles. Soms kan een boete als sanctie effectiever zijn dan het opleggen van een last onder dwangsom. Om de eigen verantwoordelijkheid te benadrukken van burgers, bedrijven en instellingen – een invalshoek die nadrukkelijk binnen de gemeente Delft aan de orde is - wordt ook nagegaan welke alternatieve middelen en methoden ontwikkeld kunnen worden in het kader van preventieve handhaving. Daarbij is te denken aan het afsluiten van convenanten en het ontwikkelen van zelftoets-instrumenten.   

In ieder geval geldt vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid en belangenafweging dat de reactie op een geconstateerde overtreding – en daarmee ook de keuze voor een bepaalde sanctie - evenredig dient te zijn aan de ernst van de inbreuk op het belang en voorts afgestemd dient te zijn op de urgentie van beschermende of herstellende maatregelen. Bij de keuze voor het soort interventie in relatie tot de gegeven prioriteit speelt ook de beschikbare capaciteit een rol. Dit is een eerste instantie een aangelegenheid voor de vakteams in afstemming met de betrokken portefeuillehouder.

 

Bij onderwerpen die een lage prioriteit hebben, wordt de handhavingsstrategie aangepast aan de prioriteit. De frequentie van toezicht en controle is lager dan bij onderwerpen met een hoge prioriteit. Voorts wordt op ad-hoc basis in beginsel alleen actief gehandhaafd wanneer zich klachten of incidenten voordoen op deze punten, dan wel als een derde verzoekt tot handhaving. Uitzonderingen daarop zijn altijd mogelijk.

 

Informatie-uitwisseling

Informatie-uitwisseling is op twee niveaus aan de orde:

-          het niveau van beleidsplannen en beleidstukken (zoals de 3-jaarlijkse handhavingsbeleidsplannen en het jaarlijkse Handhavingsprogramma) ;

-          het niveau van de concrete casus 

Daarnaast kan het onderscheid worden gemaakt tussen interne en externe informatie-uitwisseling

 

Beleidsniveau

Beleidsstukken met betrekking tot handhaving zullen – nadat ze bestuurlijk en waar nodig in het democratische proces zijn vastgesteld - actief onder de aandacht van leidinggevenden en medewerkers (intern) en handhavingspartners (extern) worden gebracht die te maken hebben met handhaving. De handhavingsregisseur kan hier in een rol spelen.

 

Casus niveau

In de werkprocessen wordt bepaald en vastgelegd welke informatie over preventieve en repressieve  handhaving (zoals een voorwaarschuwing en een sanctiebeschikking) naar wie (intern of extern) wordt verzonden. Daarbij gelden met name twee uitgangspunten:

-          er wordt gehandeld conform eerdere vastgelegde afspraken; dit is bijvoorbeeld het geval bij milieu-overtredingen. Binnen het gewest Haaglanden is expliciet vastgelegd met wie waarover wordt gecommuniceerd (Van hand tot handhaving,  gebaseerd op het rapport Uitwisseling handhavingsinformatie Stadsgewest Haaglanden, 1995 + herziene afsprakenlijst); 

-          het uitwisselen van informatie komt het (beoogde) handhavingsresultaat ten goede; het kan hier ook gaan om (nog) niet expliciet vastgelegde afspraken.

 

Keuzes en accenten

 

De Gemeente Delft:

·         richt de focus op (het verhogen van het) naleefgedrag;

·         bepaalt per thema of onderwerp hoe de passende interventie/handhavingsstrategie eruit komt te zien; 

·         past de toezichtstrategie aan bij de prioriteit die een onderwerp heeft;

·         bepaalt per vakdiscipline met wie waarover informatie-uitwisseling over handhaving plaatsvindt, dit wordt vastgelegd in werkprocessen.

 


 

Hoofdstuk 3                 Communicatie, voorlichting en informatie

 

Veel burgers, bedrijven en instellingen leven regels spontaan na, zonder dat daarop door de overheid moet worden toegezien of sancties toegepast moeten worden. In eerste instantie is het naleven van regels ook de eigen verantwoordelijkheid. Om regels na te leven is het in de eerste plaats nodig dat men op de hoogte is van de inhoud van wet- en regelgeving. Daarnaast speelt acceptatie van regelgeving een belangrijke rol. Goede voorlichting en informatie zijn daarom van essentieel belang.

 

Bij voorlichting en communicatie onderscheiden we:

·         communicatie over algemene regelgeving: bijvoorbeeld over de geactualiseerde APV of een nieuwe afvalstoffenverordening; 

·         communicatie over specifieke items zoals het afvoeren van grof vuil of het aanvragen van bepaalde vergunningen.

 

Communicatie gaat plaatsvinden met:

·         groepen organisaties: bedrijven, instellingen, zoals bijvoorbeeld de afdeling Delft van Horeca Nederland;

·         individuele bedrijven of instellingen, bijvoorbeeld met betrekking tot de aanvraag van een bouwvergunning

·         alle burgers van Delft, bijvoorbeeld over de aanpak van fietsoverlast binnen de Gemeente 

·         individuele burgers, bijvoorbeeld over het aanvragen van een kapvergunning.

 

We benutten daarbij de volgende communicatiemiddelen

·         digitale middelen zoals internet en email;

·         mondelinge middelen, bijvoorbeeld informatieve bijeenkomsten met een bepaalde doelgroep (zoals horeca-ondernemers);

·         schriftelijke middelen, zoals de Stadskrant, folders, brochures, brieven.

 

Communicatie op individueel niveau in de vorm van vooroverleg, vindt in veel gevallen plaats voorafgaand aan een vergunningaanvraag, bijvoorbeeld bij de aanvraag om een bouwvergunning, een horeca-exploitatievergunning, een evenementenvergunning of een melding in het kader van het Bouwstoffenbesluit (Vakteam Milieu, bodem). Dit vooroverleg is bij uitstek geschikt om voorlichting en informatie te verstrekken over de eisen en voorschriften die aan de vergunning verbonden zijn. Ook in de af te geven vergunning zal daar nadrukkelijk op worden gewezen, evenals op de gevolgen van niet naleving.

 

Door nieuwe bedrijven kort na de oprichting te benaderen of te wijzen op digitale informatiebronnen weet het bedrijf waar het aan toe is op het gebied van regelgeving. Een en ander gebeurt reeds gedeeltelijk in samenwerking met het Service Centrum Bedrijven. Vooral op het gebied van communicatie met horeca-bedrijven is de gemeente Delft actief. Internet kan daarbij uitstekend als middel van pas komen.

 

Met betrekking tot meer algemene regelgeving en voorts om bepalingen uit de Awb na te komen, speelt de stadskrant een belangrijke rol. Daarin wordt ook aangekondigd dat bepaalde besluiten ter inzage liggen bij de Publieksbalie. Men kan daar desgewenst op reageren. De stadskrant wordt wekelijks verspreid.

 

Keuzes en accenten

 

·         de Gemeente Delft investeert actief in communicatie om de naleving van regelgeving te bevorderen; 

·          de Gemeente Delft kiest daarbij primair voor mondelinge en digitale communicatiemiddelen;

·          Voor het nakomen van verplichtingen uit de Awb is de stadskrant een belangrijk middel. 




Hoofdstuk 4                 Preventieve handhaving

 

 

Onder preventieve handhaving verstaan we het uitoefenen van toezicht en controle. Het uitoefenen van toezicht en controle kan in verschillende vormen gebeuren en is er op gericht:

·         aan burgers, bedrijven en instellingen duidelijk te maken dat de Gemeente Delft groot belang hecht aan het naleven van regelgeving als middel tot het realiseren van beleidsdoelstellingen zoals schoon, heel en veilig;

·         overtredingen zoveel mogelijk te voorkomen;

·         overtredingen zo snel mogelijk te constateren en te doen beëindigen.

 

Door het uitoefenen van toezicht en controle, het registreren van resultaten en het rapporteren daarover kan informatie worden verkregen over de stand van de naleving van regels. Het bepalen van de vorm (aard) van toezicht en controle alsmede de intensiteit of frequentie is afhankelijk van de vraag welke nalevingsstrategie het meest passend is en de prioriteitstelling in de handhaving. 

 

De volgende vormen van toezicht en controles worden toegepast:

 

Toezichtsvorm

Aanleiding

 

 

Routinematige controles

Vergunning of inventariseren naleefgedrag regelgeving

Incidenteel, gericht toezicht

Klacht of calamiteit

Thema controles

Afspraken met externe partners; prioriteit van specifieke beleidsthema’s; specifieke gebieden of terreinen

Integrale controles

Naleefgedrag checken diverse soorten regelgeving; verhogen efficiëntie en effectiviteit in toezicht en controle

Alternatieve vormen van toezicht

Invullen eigen verantwoordelijkheid

Waarnemen/signaleren

Toezicht onderweg; “ogen en oren” voor andere vakteams

Administratieve controle

Van eenvoudig (bijv. het checken van rechtsvorm of andere bedrijfsgegevens) tot uitgebreid (bijv. bij strafrechtelijk onderzoek)

Diepte-onderzoeken

Problemen in de dagelijkse praktijk, beleidskeuzes

 

 

Routinematige controles

Het betreft hier controle ter plaatse, die in de regel onaangekondigd zullen plaatsvinden. Controles kunnen plaatsvinden naar aanleiding van verleende vergunningen of in meer algemene zin om zicht te krijgen op het naleefgedrag. Bij verleende vergunningen wordt gecontroleerd of deze conform de vergunning en de relevante wet- en regelgeving zijn/worden uitgevoerd. De gemeente Delft richt zich er in beginsel op een verleende vergunning binnen 3 maanden na afgifte (of na start van de bouw) te controleren op naleving, indien het item/onderwerp binnen de gestelde prioriteiten valt

 

Bij de routinematige bezoeken kunnen we een nader onderscheid aanbrengen in frequentie en intensiteit. Intensiteit kunnen we onderverdelen in:

-          beperkte controles, bijvoorbeeld alleen specifieke onderdelen van de regelgeving;

-          uitgebreide controles, waarbij in feite alle relevante regelgeving aan de orde is[17] .

Ook kan worden gekozen voor een steekproefsgewijze benadering of voor benadering van de gehele populatie. Uitvoering van de bezoeken geschiedt in principe onaangekondigd.

 

Incidenteel, gericht toezicht

Incidenteel, gericht toezicht vindt plaats naar aanleiding van klachten en ongewone voorvallen  Klachten doen zich vaak voor ten aanzien van geuroverlast, het bouwen zonder vergunning (?) of geluidhinder. Het streven is er op gericht om binnen 2 weken na binnenkomst klacht of de melding van een overtreding actie te ondernemen en hierover met de klager te communiceren. De vorm van actie alsmede de snelheid van handelen – kan beïnvloed worden door de aard en de ernst van de overtreding.

 

Incidenteel, gericht toezicht buiten kantooruren

Met betrekking tot Toezicht Openbare Ruimte dient allereerst vermeld te worden dat de werktijden daar al ruimer zijn gesteld dan de normale kantooruren. De werktijdenregeling is als volgt:

- Maandag tot en met donderdag van 9.00 uur tot 22.00 uur.

- Vrijdag en zaterdag van 9.00 uur tot 22.30 uur.

- Zondag van 9.00 uur tot 17.30 uur

 

Ten aanzien van milieuklachten bestaat voor klachten over geluidsoverlast buiten kantooruren (horeca en evenementen) bestaat op een aantal dagen de piketregeling. Bij de piketregeling is de responstijd vrijwel ‘per omgaande’; deze regeling wordt uitgevoerd door een akoestisch ingenieursbureau in samenwerking met de politie. Voor overige klachten op milieugebied buiten kantooruren kan men een antwoordapparaat inspreken. Voor calamiteiten bestaat een calamiteiten regeling.

 

Thema controles

Thema controles zijn aan de orde wanneer er gecontroleerd gaat worden op een bepaald thema, zoals afvalstoffen of naar aanleiding van een gerichte actie, bijvoorbeeld in een bepaalde sector of een bepaald gebied/terrein. Dit soort controles kan plaatsvinden in overleg met externe partners, op beider initiatief. Zo wordt in het Lokaal Milieu Overleg afgesproken de politie Haaglanden of met de provincie Zuid-Holland, Hoogheemraadschap Delfland en Stadsgewest Haaglanden welke gezamenlijke handhavingsactiviteiten kunnen plaatsvinden. Een van de vormen hiertoe is de zogenaamde handhavingsestafette.

 

Integrale controles

In een aantal gevallen kan worden gekozen voor integrale controles. Dit zijn controles waarbij medewerkers van meerdere vakteams gezamenlijk controle uitoefenen, dan wel 1 of 2 medewerkers meerdere soorten regelgeving betrekken in 1 controlebezoek. Ook kunnen daarbij externe partners worden betrokken. Voordeel voor de gemeente kan zijn dat er in sommige gevallen sprake kan zijn van enige efficiency voordelen. Daarbij moet echter wel worden aangetekend dat de afhandeling altijd voor de betreffende vakdiscipline is. Een voordeel voor ondernemers is dat één bezoek wordt afgelegd, in plaats van een aantal gespreid in de tijd. Tevens krijgt men goed inzicht in het naleefgedrag van een ondernemer. Integrale controles worden onder andere in de horeca gehouden (milieu, bouw, exploitatie- en gebruiksvergunning); een ander voorbeeld met handhaving door middel van wijkteams. Deze bestaan uit controleurs openbare ruimte of stadstoezichthouders en reinigingsinspecteurs. Het is een goede manier om inzicht te krijgen in het naleefgedrag in een bepaalde bedrijfstak (zoals de horeca) of ten aanzien van een bepaalde wijk.

 

Waarnemen/signaleren

In Delft geschiedt de handhaving bij Gebouw en Gebruik vanuit de vakdisciplines. Bij Openbare Ruimte zijn de handhavingstaken wel grotendeels bij elkaar gebracht, namelijk bij TOR; daarnaast een deel bij de stadsreiniging. Er is niet gekozen voor een integrale afdeling Handhaving. Niettemin kan een bijdrage worden geleverd aan het verhogen van het algehele naleefgedrag door het waarnemen voor elkaar tijdens controles of door algemeen toezicht te houden. Signalen kunnen worden doorgegeven aan de betrokken collega’s, die voor verdere afhandeling kunnen zorgen. Zo kunnen bij controles door wijkteams, stortingen van grond worden gesignaleerd. Deze informatie kan doorgegeven worden aan het vakteam Milieu dat de verdere handhavingsprocedure dient te behandelen.

 

Alternatieve vormen van toezicht

Een van de alternatieve vormen van toezicht betreft het onderzoek en verificatie van de eigen controlemaatregelen. Dit soort onderzoek is van toepassing bij bedrijven die een eigen controlesysteem hebben, zoals een milieuzorgsysteem. Bedrijven die een hoog naleefgedrag hebben en een goed werkend controlesysteem kunnen minder vaak persoonlijke controle krijgen in de vorm van een bezoek van toezichthouders. Een andere alternatieve vorm van toezicht is bijvoorbeeld het afsluiten van convenanten, waarin afspraken worden gemaakt over het naleefgedrag.

Vormen van alternatief toezicht zullen vooral ingezet worden om de eigen verantwoordelijkheid te benadrukken, waar het naleefgedrag hoog is,wanneer een lage prioriteit geldt of uit capaciteitsoverwegingen.

 

Controle op administratieve bescheiden

Er zijn verschillende soorten administratieve controles, van eenvoudig naar uitgebreid administratief onderzoek. Een eenvoudige controle van administratieve bescheiden kan plaatsvinden bij een gewone routinematige integrale controle, een incidentele controle of middels schriftelijke correspondentie. Het betreft hier bijvoorbeeld installatiecertificaten, keuringsverslagen, controle van logboeken, afgiftebonnen afval en water- en energieverbruik. Niet alle bescheiden die bij de Gemeente binnenkomen naar aanleiding van administratieve verplichtingen van bedrijven, zullen worden gecontroleerd op volledigheid en/of overtredingen. Hierbij zullen de prioriteiten in acht worden genomen.

 

Diepte-onderzoeken

Naar aanleiding van praktijksignalen - zoals in het recente verleden problemen met platte daken en instortende balkons - kan de Gemeente opdracht krijgen van VROM om een diepte onderzoek in te stellen. Ook kan verzocht worden om een quick-scan.

 

Hulpmiddelen

Bij deze verschillende vormen van toezicht en controle wordt gebruik gemaakt van verschillende soorten hulpmiddelen. Deze kunnen worden onderverdeeld in:

·         Hulpmiddelen ten aanzien van toezicht en controle: 

-          foto’s (o.a. luchtfoto’s);

-          nemen van monsters. 

·         Hulpmiddelen die het werk uniformeren of makkelijker maken:

-          standaard rapportage formulieren;

-          standaard check lists;

-          mobiele, digitale middelen zoals mobiele telefoons en computers in verschillende vormen.

 

Keuzes en accenten

 

·         Per onderwerp of thema zal – als onderdeel van de nalevingsstrategie (zie het vorige hoofdstuk) - vastgesteld worden hoe de toezichtstrategie er uitziet. Daarbij gaat het om de vraag hoe vaak toezicht en controle wordt uitgeoefend, wie dat voor zijn rekening neemt, in welke vorm dat plaatsvindt. Van belang is de passendheid van de strategie: met andere woorden hoe kan op de meest slimme manier (met het meeste effect en de minste inzet van middelen) het doel (naleefgedrag verhogen) worden bereikt.

·         Een nalevingsstrategie wordt altijd afgestemd met de handhavingsregisseur en de desbetreffende portefeuillehouder; voorts met overige betrokken vakteamhoofden of een programmamanager. In de regel worden nalevingstrategieën in hoofdlijnen opgenomen in het jaarlijkse Handhavingsprogramma.

·         Bij het bepalen van de strategie speelt ook het punt van de beschikbare capaciteit een belangrijke rol; er wordt altijd een ondergrens bepaald met betrekking tot de minimum capaciteit die nodig is om enig effect te sorteren. 


 

Hoofdstuk 5     Repressieve handhaving

 

 

Repressieve handhaving is aan de orde op het moment dat een overtreding wordt geconstateerd. Het optreden is erop gericht dat de overtreding zo spoedig mogelijk wordt beëindigd. Overtredingen kunnen van diverse aard zijn. Zij doen zich in ieder geval voor in onderstaande situaties:

·         Met betrekking tot vergunningen:

-          men moet over een vergunning beschikken, maar heeft geen vergunning aangevraagd, bijvoorbeeld bij de verbouwing van een huis;

-          men moet over een vergunning beschikken, heeft een vergunning aangevraagd en is vooruitlopend op het verstrekken daarvan, alvast begonnen met de activiteiten, bijvoorbeeld het exploiteren van een horecabedrijf;

-          men houdt zich niet aan de voorschriften van de verleende vergunning. 

·         Met betrekking tot algemene regelgeving:

-          men leeft algemene regelgeving niet na, bijvoorbeeld het op niet reguliere tijden buitenzetten van huisvuil of het niet naleven van bouwvoorschriften.

 

Modellen in de handhaving

Wanneer een overtreding is geconstateerd kan op verschillende manieren worden gereageerd: 

 

a. 1 staps handhaving

Deze situatie doet zich vaak voor in het kader van het zogenaamde `lik-op-stuk-beleid´. Het gaat meestal om relatief eenvoudige overtredingen, zoals parkeren in een zone voor vergunninghouders, terwijl men geen vergunninghouder is; het niet hebben van een geldig parkeerkaartje of het verkeerd aanbieden van huisvuil. Het lik-op-stuk beleid kan zich in de toekomst uitbreiden tot de lijst zogenaamde kleine ergernissen, wanneer het wetsvoorstel bestuurlijke boete is aangenomen[18]. Een aantal overtredingen op parkeergebied kan fiscaal door de gemeente afgehandeld worden, een aantal andere door middel van bekeuring (de zogenaamde Mulder feiten).

Bij strafrechtelijke handhaving op kleinere overtredingen op lokaal niveau is vaak sprake van 1 staps handhaving, zoals bij overtredingen van de APV die strafrechtelijk worden aangepakt. Bij het verkeerd aanbieden van huisvuil wordt momenteel gehandhaafd door middel van spoedeisende bestuursdwang.

 

In geval van zeer spoedeisende situaties waarbij regelgeving wordt overtreden kan het noodzakelijk  zijn om het zenden van een beschikking vooraf over te slaan en onmiddellijk feitelijk in te grijpen. Dit kan het geval zijn bij een bouwproject, bijvoorbeeld door het stilleggen van een bouwwerk/ bouwactiviteit of andere werkzaamheden. Van deze mogelijkheid zal met grote terughoudendheid gebruik worden gemaakt. Het besluit tot onmiddellijk ingrijpen wordt genomen door een leidinggevende na overleg met de medewerker en een jurist.

In geval van ernstige milieuovertredingen dient ook de 1 stapshandhaving toegepast te worden (dit zijn de gevallen hieronder beschreven bij 2 staps handhaving voor de overige gebieden) In ieder geval is er sprake van 1-stapshandhaving bij overtreding van een kernbepaling uit de milieuvoorschriften.

 

Instrumenten die bij 1 staps handhaving worden gebruikt, zijn:

-          het geven van een bekeuring (opmaken mini proces verbaal) met daaraan gekoppeld een boete (dit kan strafrechtelijk zijn; bestuursrechtelijk in de nabije toekomst of door middel van een fiscale maatregel;

-          het geven van een handhavingsbeschikking (sanctie) inhoudende het opleggen van een last onder dwangsom of het toepassen van bestuursdwang (evt. het intrekken van de verleende vergunning).

 

b. 2 staps handhanving

In het Milieurecht[19] is landelijk gekozen voor een model van 2 staps handhaving, een lijn die ook door de gemeente Delft wordt gevolgd. Voor de overige gebieden is vooral de 3 stapsbenadering aan de orde zijn. In een aantal gevallen kan er echter ook sprake zijn van een 2 stapshandhaving. Dit doet zich in de volgende situaties voor:

·         er  is sprake van een opzettelijke overtreding van een voorschrift;

·         er is sprake van overtreding van een of meer voorschriften die op zichzelf of in samenhang met elkaar ertoe leiden dat er sprake is van een situatie met aanzienlijke (dreigende) (milieu)hygiënische-, hinderende of gevaarzettende consequenties;

·         er is sprake van opzettelijk handelen zonder vergunning of ontheffing;

·         er is sprake van recidive.

 

Instrumenten die hierbij gebruikt worden zijn: 

·         een brief met een voorwaarschuwing

·         een handhavingsbeschikking (sanctiebeschikking) op het moment dat geconstateerd wordt dat de overtreding niet is beëindigd. 

 

c. 3 staps handhaving

Handhaving van het ruimtelijk bestuursrecht vindt sinds 1999 doorgaans plaats op basis van een drie stappenbenadering (zie ook de nota Handhaving bestemmingsplannen en de nota Handhavingsinstrumentarium). Deze stappen zijn:

1.       De overtreder wordt na constatering schriftelijk erop gewezen dat hij in overtreding is en hem wordt daarbij een termijn gegund om uit eigen beweging de overtreding ongedaan te maken.

2.       Na afloop van de termijn vindt door de gemeente controle plaats. Is de overtreding nog onverkort aanwezig dan wordt de overtreder het concept-dwangsombesluit gezonden met termijnstelling. De overtreder wordt in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze tegen het voorgenomen besluit kenbaar te maken. Ook wordt de overtreder in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze mondeling toe te lichten.

3.       Indien na verstrijken van de termijn nog steeds geen uitvoering is gegeven aan de concept-last,  dan wordt het definitieve sanctiebesluit door het college genomen.

 

Instrumenten die hierbij gebruikt worden zijn:

·         Een brief met een voorwaarschuwing

·         Een concept dwangsombeschikking 

·         Een handhavingsbeschikking (sanctiebeschikking; meestal dwangsom)

 

Consequent handhaven

Tegen de hierboven genoemde besluiten staan de gangbare rechtsbeschermingsmiddelen van bezwaar-beroep-voorlopige voorziening open. Op de uitvoering van het sanctiebesluit moet nauwlettend worden toegezien. Als de overtreder nog steeds niets onderneemt verbeurt hij de opgelegde dwangsom. De inning geschiedt door vakteam Financiën, onder aansturing van het verantwoordelijke vakteam. Indien na eerste vordering het verbeurde bedrag niet wordt voldaan dan zal een invorderingsprocedure moeten worden opgestart. Het bedrag moet binnen zes maanden nadat de dwangsom is verbeurd worden ingevorderd, anders is er sprake van verjaring (art. 5:35 Awb). In geval dat een dwangsom is opgelegd wordt de controle zo vaak herhaald als nodig is, totdat de overtreding(en) is/zijn beëindigd of het maximaal te verbeuren bedrag bereikt is.

 

Uitzonderingsgevallen

Als de specifieke omstandigheden van een geval daartoe aanleiding geven, kan gemotiveerd tot een afwijkende handelswijze van de hierboven beschreven modellen worden besloten.

Dat kan het geval zijn wanneer er sprake is van een kleine overtreding, die snel kan worden beëindigd en die geen gevaar oplevert. In dat geval volgt na de voorwaarschuwing een controle binnen 2 werkdagen. Blijft de overtreding voortduren, dan treedt de 3 staps-handhaving in werking.

 

Bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen 

In hoofdstuk 1 is al ingegaan op de verschillende soorten middelen of sancties die binnen het bestuursrecht toegepast kunnen worden. Dat zijn vooral het opleggen van een last onder dwangsom of het toepassen van bestuursdwang,[20] tenzij het litigieuze belang zich daartegen verzet (art. 5.32 lid 3 Awb). Deze twee sancties kunnen echter niet gelijktijdig worden toegepast; wel mogen zij – onder voorwaarden – elkaar in tijd opvolgen. In Delft bestaat de standaardkeuze uit het opleggen van een dwangsom. De definitieve keuze voor het sanctiemiddel en de invulling daarvan - bijvoorbeeld hoogte van de dwangsom - dient plaats te vinden op basis van de feitelijke omstandigheden van het geval en kan afhankelijk zijn van specifieke regelgeving. Het middel dient in redelijke verhouding te staan tot de begane overtreding. In de nabije toekomst kan ook de bestuurlijke boete effectief worden ingezet ten aanzien van de lijst met zogenaamde kleine ergernissen.

 

In spoedeisende gevallen kan een beschikking om bestuursdwang toe te passen achterwege blijven en is direct optreden toegestaan. Overigens dient de overtreder wel achteraf schriftelijk van het besluit tot toepassing van bestuursdwang in kennis te worden gesteld. Criteria voor spoedeisendheid  zijn:

-          de ernst van de dreigende situatie;

-          schade en hinder voor derden;

-          acuutheid en onomkeerbaarheid van de overtreding.

 

Handhavingsbeschikkingen (sanctie beschikkingen)

Uitgangspunt is dat er binnen de gemeente zoveel mogelijk wordt gewerkt met standaardbrieven, die overigens wel voldoende mogelijkheden moeten bieden voor maatwerk invulling. Dit heeft verschillende voordelen:

-          eenduidigheid in optreden van de gemeente;

-          transparantie in de manier van optreden;

-          het voorkomen van juridische fouten.

 

Een dwangsombeschikking omvat in ieder geval:

-          het aangeven van de overtreden norm;

-          een duidelijke last; bij de overtreder mag geen twijfel bestaan wat hij moet doen om de overtreding te beëindigen;

-          de termijn waarbinnen de overtreder de overtreding kan beëindigen zonder dat hij de dwangsom verbeurt (dit is de begunstigingstermijn, zie hieronder);

-          de hoogte van de dwangsom.

 

Een beschikking om bestuursdwang toe te passen omvat in ieder geval:

-          het aangeven van de overtreden norm;

-          een duidelijke last; de overtreder moet duidelijk zijn wat hij moet doen om de dreiging van feitelijk optreden af te wenden;

-          een gedegen belangenafweging waarmee het overheidsorgaan haar optreden rechtvaardigt;

-          de begunstigingstermijn;

-          het aanzeggen van kostenverhaal.

 

Begunstigingstermijn

Zoals hierboven aangegeven wordt in sanctiebeschikkingen een termijn gegeven om de overtreding te beëindigen en/of ongedaan te maken. Deze zogenoemde begunstigingstermijn moet redelijk zijn en in ieder geval rekening houden met de tijd die technisch noodzakelijk is om de overtreding te beëindigen. Dit kan in de praktijk – afhankelijk van de overtreding – nogal variëren, van enkele dagen tot enkele weken of soms maanden. Uitgangspunt is wel dat deze termijn zo kort mogelijk wordt gesteld.

 

Hoorplicht/zienswijze kenbaar maken

Belanghebbenden (dat wil zeggen betrokkenen en derden-belanghebbenden) moeten op grond van artikel 4:8 Awb, in de gelegenheid worden gesteld hun zienswijze over de voorgenomen sanctiebeschikking naar voren te brengen. Deze zienswijze moet meegenomen worden in de belangenafweging die moet plaats vinden.

 

d. Handelen op het moment van constatering van ontbreken van vergunning 

In de praktijk doet zich in een aantal gevallen de vraag voor hoe gehandeld moet worden tussen het moment dat de overtreding is geconstateerd en het moment dat de overtreding vanwege een praktische of andersoortige reden beëindigd kan worden. Het proces van vergunningverlening vergt immers enige tijd. De vraag naar hoe op te treden is met name aan de orde wanneer een vergunning nodig is, maar nog niet aangevraagd, dan wel dat de vergunning is aangevraagd maar men reeds begonnen is met de activiteiten. Op het moment dat dergelijke overtredingen worden geconstateerd zal duidelijk moeten zijn hoe daarmee omgegaan moet worden.

 

Bij de beantwoording van de vraag hoe hiermee om te gaan is een aantal fundamentele vragen aan de orde:

-          de vraag of de situatie wel of niet omkeerbaar is; zo zal het voortgaan met slopen van een monument waarvoor geen sloopvergunning is verleend, leiden tot onherstelbare schade als de vergunning niet verleend kan worden;

-          de vraag – op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 3:2 Awb -  naar de reële mogelijkheid van legalisatie[21];

-          samenhangend met het vorige punt: de inschatting naar de mate van (on)waarschijnlijkheid van de vergunningverlening;

-          de vraag naar de evenredigheid van handhavend optreden in relatie tot het daarmee te dienen belang[22], er kan bijvoorbeeld sprake zijn van behoorlijke economische schade.

 

In beginsel zijn twee soorten reacties mogelijk:

1)       de situatie wordt in de tussentijd gedoogd (zie ook het hoofdstuk 6). Dat  wil zeggen dat de overtreder een gedoogbeschikking ontvangt. die de volgende mededelingen bevat: 

i)                  de constatering van de overtreding;

ii)                vermelding van de sanctie wanneer de overtreding niet binnen de begunstigingstermijn door de overtreder is beëindigd;

iii)               vermelding van feit dat onderzoek naar legalisatie zal plaatsvinden, dan wel dat  de overtreder in de tussentijd gesommeerd wordt per ommegaande een vergunning aan te vragen;

iv)               vermelding van een begunstigingstermijn die de overtreder wordt gegeven gedurende welke de activiteiten voortgezet mogen worden;

v)                 vermelding dat voortzetting van de activiteiten gedurende de begunstigingstermijn op eigen risico geschiedt;

vi)               dat wanneer blijkt dat de vergunning niet kan worden verleend; de overtreding per ommegaande beëindigd dient te worden. 

2)       de activiteiten dienen met onmiddellijke ingang stopgezet te worden, zo spoedig mogelijk dient een vergunning aangevraagd te worden. Dit doet zich voor in geval van:

a)       veiligheidsrisico’s;

b)       de inschatting dat een vergunning hoogstwaarschijnlijk zal worden geweigerd;

c)       er wordt gehandeld in weerwil van eerdere nadrukkelijk aangegeven randvoorwaarden, er wordt bijvoorbeeld gestart met het horecabedrijf, terwijl expliciet is aangegeven dat eerst de benodigde vergunningen in bezit moeten zijn.

We zullen nagaan of we een checklist of ander instrument kunnen ontwikkelen om deze situaties zo concreet mogelijk in beeld te brengen en die daarmee een rol kunnen spelen in de afweging.

 

 

Afwijkingen van vastgestelde beleidslijnen

Afwijkingen in bijzondere situaties moeten altijd gemotiveerd en controleerbaar zijn; ook is het van belang de redenen om van de beleidslijn af te wijken vast te leggen. 

 

Keuzes en accenten

 

·         in beginsel wordt gekozen voor het opleggen van een last onder dwangsom als voornaamste handhavingsmiddel of sanctiemiddel;

·         klagers worden actief geïnformeerd over de voortgang van de behandeling van de klacht;

·         de specifieke sanctiestrategie (model a, b of c) wordt – als onderdeel van de handhavingsstrategie - beargumenteerd aangegeven in handhavingsbeleidsplannen of het handhavingsprogramma; deze wordt intern afgestemd (zie vorige hoofdstuk)

·         de sanctiestrategie is terug te vinden in beschreven werkprocessen;

·         in werkprocessen wordt vastgelegd welke doorlooptijden worden gehanteerd met betrekking tot de verschillende stappen. De termijn voor een hercontrole kan bijvoorbeeld afhankelijk zijn van de binnenkomst van een geluidsrapport (zoals een rapport dat een ondernemer moet laten opmaken), een termijn kan ook afhankelijk zijn van de vraag of een beschikking in mandaat wordt genomen of door het bestuur zelf;

·         in werkprocessen worden standaardbrieven opgenomen; hoewel de vakteams elk hun eigen werkprocessen kennen is het zinvol in het kader van standaardisering een aantal zaken af te stemmen. Zo wordt voorkomen dat verschillende vakteams op verschillende manieren communiceren waar dat niet echt nodig is. In de standaardbrief is ruimte voor noodzakelijke variatie.


 

Hoofdstuk 6                 Gedoogstrategie

 

Gedogen is het niet optreden tegen overtredingen van het bestuursorgaan dat daartoe bevoegd is.  Gedogen kan actief gebeuren dan wel passief. Bij actief gedogen is er sprake van een expliciet gedoogbesluit van het bestuursorgaan. Van passief gedogen is sprake als bewust wordt afgezien van handhavend optreden, maar dit stilzwijgend gebeurt.

 

Kernpunten gedoogbeleid

In de jaren negentig is gedogen beleidsmatig ingekaderd door verschillende ministers[23]. Het  kabinetsstandpunt dat uit deze stukken naar voren komt is dat passief gedogen wordt afgekeurd en dat actief gedogen alleen wordt toegestaan in bijzondere situaties. Deze beleidslijn wordt door de gemeente Delft onderschreven. Uit het beleidskader en de betreffende jurisprudentie is op te maken dat actief gedogen in de volgende situaties als rechtmatig wordt beschouwd[24]:

-          er moet sprake zijn van uitzonderingsgevallen of een bijzondere situatie

-          er is concreet zicht op legalisatie

-          de overtreding is tijdelijk; er moet duidelijk sprake zijn van een eindtermijn

-          er moet overeenstemming zijn met de aanvrager

-          specifiek voor het vakteam Milieutoezicht: er moet sprake zijn van een milieuhygiënisch verantwoorde situatie

-          er is sprake van een geslaagd beroep op het vertrouwens- en het rechtszekerheidsbeginsel

-          er is sprake van een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel

 

Uitzonderingen [25]

Dit kunnen bijvoorbeeld overgangs- en overmachtsituaties zijn. Kenmerkend voor overmachtsituaties is dat de afweging van belangen weinig ruimte biedt. Er is alleen sprake van overmacht in situaties van onverwachte, niet voorzienbare van buiten komende oorzaak/omstandigheid.

In overgangssituaties kan gedogen aanvaardbaar zijn als de consequenties van handhaving niet in redelijke verhouding staan tot de belangen die met (onmiddellijke) handhaving gemoeid zouden zijn.

Gedogen kan aanvaardbaar zijn als het achterliggende belang, dat een norm primair beoogt te beschermen, in uitzonderingsgevallen, die de wetgever niet heeft voorzien, beter gediend is met het al dan niet onder voorwaarden (tijdelijk) afzien van handhaving. Ook kan een zwaarder wegend belang gedogen soms rechtvaardigen. Rechtsbeginselen kunnen er toe leiden dat ook andere belangen dan het door de norm te beschermen belang moeten worden meegenomen in de afweging.

 

Beperken in omvang en tijd

Gedogen is slechts aanvaardbaar zolang en voor zover zich de betreffende uitzonderingssituatie voordoet en legaliseren niet te realiseren is. Zodra de reden tot gedogen niet langer aanwezig is, moet tot handhaving worden overgegaan. Ook kan de noodzaak om te gedogen weggenomen worden door de situatie te legaliseren. Is (tijdelijke) legalisering van de overtreding mogelijk dan verdient dit altijd de voorkeur boven gedogen.

 

Expliciet en na zorgvuldige kenbare belangenafweging

Gedogen moet altijd in de vorm van een beschikking. Een gedoogbeschikking dient expliciet en na zorgvuldige kenbare belangenafweging te worden genomen. Dit impliceert dat ook derde belanghebbenden in de belangenafweging moeten worden meegenomen. Tevens moet de gedoogbeschikking uiteraard voldoen aan de overige eisen die de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan besluiten stelt.

Alleen als gedoogbeschikkingen expliciet en daarom ook schriftelijk zijn genomen en van een zorgvuldige en kenbare motivering zijn voorzien, zijn ze ook daadwerkelijk onderworpen aan de mogelijkheid van controle. Het besluit zal eveneens duidelijk moeten zijn over de gedragingen en activiteiten die gedoogd worden, de (eind)termijnen en de voorwaarden die aan het gedogen gesteld worden. Ook moet in de beschikking een verwijzing staan dat derden alsnog tegen de beschikking bezwaar kunnen maken. Noodzakelijk is dat in de beschikking vermeld staat dat het de verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie voor de strafrechtelijke rechtshandhaving onverlet laat.

 

Aan controle onderworpen

Wil de overheid geloofwaardig zijn, dan is het van evident belang dat de gedogende instantie zelf de controle uitoefent. Een actieve houding en extra aandacht zijn dus vereist.

Dat gedoogbeschikkingen niet moeten worden verward met echte vergunningen blijkt vooral wanneer de handhaving van gedoogvoorwaarden aan de orde is. Gedoogvoorwaarden bevatten de condities waaronder het bestuur bereid is geen gebruik te maken van de handhavingsbevoegdheid. Omdat de vertreding van gedoogvoorwaarden niet kan worden gezien als de overtreding van een wettelijk voorschrift, kan de overtreding van dergelijke voorwaarden geen grondslag vormen voor het nemen van een sanctiebeschikking. Dit praktische bezwaar wordt ondervangen door in de gedoogbeschikkingen altijd een voorwaarde op te nemen waarin is bepaald dat de gedoogbeschikking zijn rechtskracht verliest indien een of meer voorwaarden uit de gedoogbeschikking worden overtreden. Dan kan wel direct van de handhavingsbevoegdheden gebruik worden gemaakt.

Uitgangspunt is dat aan de inzet van de bestuurlijke handhavingsinstrumenten een belangenafweging vooraf dient te gaan. Het feit, dat het bestuur een bepaalde overtreding heeft gedoogd, is een factor die op verschillende plaatsen in die belangenafweging een rol speelt waarbij de belangen van de ruimtelijke ordening of het milieu, de overtreder, van derden en het algemeen belang zorgvuldig dienen te worden afgewogen.

 

Samenvatting

 

Het toetsingskader

A.      Actief gedogen kan slechts in uitzonderlijke of bijzondere situaties. Dan kan zijn:

·         overgangs- en/of overmachtssituaties

·         gevallen waarin een zwaarder wegend belang noopt tot het afzien van handhavend optreden. Met name een gerechtvaardigd beroep op een rechtsbeginsel kan in een dergelijk geval tot gedogen aanleiding geven.

 

B.      Indien de situatie op bovenstaande gronden voor gedogen in aanmerking komt, dienen de volgende procedurele vereisten in acht te worden genomen:

·         Indien op de situatie van toepassing (vooral bij overgangssituaties) dient aan het gedogen een ontvankelijke vergunningaanvraag ten grondslag te liggen.

·         Er kan alleen na een kenbare belangenafweging tot gedogen worden overgegaan.

·         In beginsel geschiedt het gedogen uitdrukkelijk en schriftelijk.

·         Het gedoogbesluit dient aan alle relevante vereisten uit de Algemene wet bestuursrecht te voldoen. Daarbij zal het bestuur vooral de procedurele vereisten betreffende het horen en de bekendmaking in acht moeten nemen.

·         De te gedogen activiteit dient regelmatig te worden gecontroleerd door de gedogende instantie.

·         De betrokken handhavingspartners moeten worden betrokken in de besluitvorming.

·         De gedoogde activiteit vindt geheel voor eigen risico van de overtreder plaats en laat de handhavingsbevoegdheden van andere organen onverlet.

 

C.      Met betrekking tot de te nemen beslissing gelden de volgende randvoorwaarden:

·         Waar nodig dient de gedoogbeschikking te worden voorzien van (milieubeschermende)  voorwaarden.

·         Bij niet-naleving van de gedoogvoorwaarden zal tot naleving moeten worden gemaand. Indien dit niet het gewenste effect heeft, dient alsnog handhavend te worden opgetreden tegen de onderliggende overtreding.

·         In de gedoogbeschikking dient te zijn bepaald dat de gedoogbeschikking zijn rechtskracht verliest indien een of meer voorwaarden uit de gedoogbeschikking worden overtreden.

·         De situatie mag slechts tijdelijk worden gedoogd. Dit betekent dat er een concrete eindtermijn moet worden genoemd. De totale tijdspanne waarover wordt gedoogd, moet zo kort mogelijk moeten zijn.

·         De aan de beslissing ten grondslag liggende belangenafweging moet zorgvuldig zijn.

·         Ook de inhoudelijke vereisten die krachtens de Algemene wet bestuursrecht aan het gedogen kunnen worden gesteld, dienen in acht te worden genomen.

 

Vereisten gedoogbesluit[26]:

Een gedoogbesluit moet in ieder geval voldoen aan de hierna genoemde vereisten:

  1. het besluit moet inzicht geven in de overwegingen die tot het gedogen hebben geleid. Uit die overwegingen dient de belangenafweging te blijken;
  2. aan het besluit dienen voorschriften te worden verbonden in het belang van de bescherming van alle bij de zaak betrokken belangen;
  3. het besluit moet uitdrukkelijk de periode vermelden waarvoor het besluit geldt;
  4. het besluit moet worden gepubliceerd en aan belanghebbenden medegedeeld onder vermelding van de mogelijkheid van bezwaar en beroep en het vragen van een voorlopige voorziening;
  5. in het besluit moet een risicoparagraaf opgenomen zijn. Het besluit dient uitdrukkelijk te vermelden, dat de gedoogde handelt op eigen risico en dat het besluit de vervolgingsbevoegdheid van het Openbaar Ministerie onverlet laat. Afstemming van beide handhavingslijnen is daarom noodzakelijk.

 

De aansprakelijkheid van de gemeente

Indien door de overheid ten onrechte wordt gedoogd en achteraf alsnog uitvoering moet worden gegeven aan sancties kan dat betekenen dat de gedoogde grote schade lijdt. Maar ook in het geval een gedoogbesluit in stand wordt gelaten kan er sprake zijn van schade voor derden.

Door uitdrukkelijk te wijzen op het eigen risico van de overtreder bevrijdt het bevoegde bestuur zich van haar aansprakelijkheid tegenover de gedoogde. Dit voorbehoud bevrijdt de overheid echter niet van haar aansprakelijkheid tegenover derden. Uit een beslissing met betrekking tot het al dan niet gedogen (c.q. het al dan niet toepassen van bestuursdwang) zal moeten blijken, dat de mogelijkheid van schade door derden in de belangenafweging heeft meegespeeld.

 


 

BIJLAGE  1 –   LITERATUUR

 

 

 

Bestuurlijk Landelijk Overleg Milieuhandhaving – Landelijke Strategie Milieuhandhaving, concept, maart 2004

 

Damen, L.J.A. e.a., Bestuursrecht, Boom Juridische Uitgevers, Den Haag 2003

 

Gemeente Delft, Handhavingsinstrumentarium, januari 2002

 

Gemeente Delft, Handhaving bestemmingsplannen, mei 2002

 

Gemeente Hilversum,  Handhaven of Gedogen, april 2003

 

Ministerie van Justitie – Tafel van Elf

 

Ministerie VROM – Nalevingsstrategie, september 2003 

 

Concept (ambtelijk) nota Nalevingsstrategie, Stadsgewest Haaglanden, november 2004

 

 

 



[1] We hanteren dit onderscheid ook in het jaarlijkse Handhavingsprogramma. Onder Gebouw en Gebruik vallen de handhavingstaken van: Milieutoezicht, Bodem, Bouw- en Woningtoezicht, Monumentenzorg en Bouwkwaliteit, Gebruiksvergunningen en Exploitatievergunningen. De openbare ruimte heeft betrekking op veiligheid en leefbaarheidsthema’s die in de openbare ruimte spelen (Toezicht Openbare Ruimte; stadsreiniging).  

[2] Onder handhaving wordt in deze nota verstaan het door controle en toepassen (of dreigen daarmee) van bestuursrechtelijke, strafrechtelijke of privaatrechtelijke middelen, bereiken dat de algemeen en individueel geldende rechtsregels en voorschriften worden nageleefd.

Preventieve handhaving: betreft het uitoefenen van geregelde controle/inspectie, waarbij nog geen sprake is van een concreet vermoeden van overtreding.

Repressieve handhaving is het bestuurlijk en/of justitieel vervolg dat wordt gegeven aan het concrete vermoeden dan wel de constatering van een overtreding.

[3] Landelijke strategie Milieuhandhaving, LOM, maart 2004

[4] Concreet geformuleerd: “Indien door een belanghebbende derde uitdrukkelijk is verzocht tegen een illegale situatie op te treden, kan alleen in bijzondere gevallen van handhavend optreden worden afgezien” of (als geen verzoek van een derde voorligt) “alleen in bijzondere gevallen kan van het bestuursorgaan worden verlangd dat het afziet van handhavend optreden tegen een illegale situatie”, ABRvS9-7-1998, overgenomen uit L.J.A. Damen e.a., p.  . Zie voorts de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State d.d. 30 juni 2004 (nr. 200307335/1) waarin ook wordt gesteld dat een bestuursorgaan in de regel gebruik moet maken van de bevoegdheid op te treden in geval van overtreding. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat en voorts wanneer handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

[5] L.J.A. Damen e.a., p. 652 

[6] Landelijke Strategie Milieuhandhaving, BLOM, zoals vastgesteld in het Bestuurlijk Landelijk Overleg Milieuhandhaving, eindconcept d.d. 25 maart 2004.

[7] Specifieke afspraken zijn vastgelegd in Handhavingsdocument Vuurwerk en Handhavingsuitvoeringsmethode Grondstromen.

[8] Overigens is vanaf 2006 artikel 8 van de Politiewet van toepassing; en zullen de gemeentelijke BOA’s per die datum een cursus geweldsbeheersing gevolgd moeten hebben en een verplichte theorie- en praktijktoets met goed gevolg af moeten leggen.

 

[9] Zie de kwaliteitscriteria van VROM die gelden vanaf 1-1-2005 voor Milieutoezicht en voor Bodem.

[10] De gemeente Delft kent een integriteitregeling voor de medewerkers. Binnen de gemeente bestaat geen regeling voor functieroulatie. Overigens gaat het hier om het rouleren van dossiers e.d. binnen de bestaande functie. Het betreft geen roulatie tussen verschillende typen functies.

[11] De Gemeente Delft volgt hier niet geheel de lijn zoals deze met betrekking tot milieurecht is vastgesteld in het BLOM; de gemeente vindt het niet wenselijk dat organisatie-onderdelen elkaar voor de rechter treffen (zie ook de opmerking hieronder bij derde aandachtsbolletje). Het uiteindelijke doel (naleving regelgeving) kan ook bereikt worden door de hier onderstaande benadering

[12] De Tafel van Elf, Ministerie van Justitie 2002

[13] Zie daarvoor de nota Hand-in-Handhaving 2002; de nota Handhaving Bestemmingsplannen (mei 2002); het Handhavingsprogramma 2004; alsmede handhavingsbeleidsstukken 2004 van Bouw- en Woningtoezicht, Milieutoezicht, Milieu (Bodem) en Brandweer (Gebruiksvergunningen). 

[14] Deze twee sporen benadering, alsmede de figuur op de volgende pagina is grotendeels of geheel (de firguur) overgenomen van het Ministerie van VROM, nota Nalevingsstrategie, 2003. Daarbij staat met name de fysieke veiligheid centraal als het gaat om risico’s. Wel noemen we hier nadrukkelijk zelf de bestuurlijke prioritering. Daarnaast hanteren we risico-analyse modellen bij het vaststellen van prioriteiten. Op basis van verschillende input zal derhalve prioritering plaatsvinden. Een en ander is verder uitgewerkt in een werkproces “Totstandkoming handhavingsbeleidsplannen”

[15] Deze figuur is overgenomen uit de nota Nalevingsstrategie van VROM.

[16] Deze verschillende interventie mogelijkheden worden besproken in de volgende hoofdstukken

[17] Bij Milieutoezicht vallen dit soort controles onder de noemer ´integrale controles´’ in de betekenis van ‘alle’ milieuaspecten van de inrichting

[18] Op basis van het huidige inzicht eind 2004. In de lijst kleine ergernissen staat onder andere opgenomen: hondenpoep, afval, zwerfvuil.

[19] De landelijke strategie Milieuhandhaving onderscheidt  twee vormen van reageren bij concrete overtredingen:

1.       een schriftelijke waarschuwing met termijnstelling waarbinnen de overtreding moet zijn beëindigd (zoals bij een eerste overtreding van een niet-kernbepaling)

2.       bestuursrechtelijk en/of strafrechtelijk optreden, bestaande uit het voorbereiden, nemen en uitvoeren van een bestuurlijke sanctiebeschikking en/of een strafrechtelijk proces verbaal (zoals bij overtreding van een kernbepaling of bij een voort-durende overtreding).  

[20] Overigens wordt ook preventieve bestuursdwang toegepast; dat is handhaven middels nemen van een bestuursdwangbeschikking voordat de overtreding is begonnen. Artikel 5:21 Awb opent naar zijn bewoordingen niet de mogelijkheid voor een zodanig besluit. Blijkens jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) en de Voorzitter kan een preventieve bestuursdwang-aanschrijving slechts genomen worden indien sprake is van een klaarblijkelijk gevaar van een op zeer korte termijn te verwachten overtreding van een concreet bij of krachtens de wet gesteld voorschrift waardoor ernstige schade zal ontstaan, en indien die overtreding in de beschikking kan worden omschreven met die mate van duidelijkheid die uit een oogpunt van rechtszekerheid ten aanzien van handhavingbeschikkingen is vereist.

 

 

 

[21] Zie verder hoofdstuk 6 over Gedogen. Overigens wordt in de Landelijke Strategie Milieuhandhaving, BLOM, 2004 aangegeven dat het niet zonder meer juist is te concluderen op grond van gangbare jurisprudentie dat niet zou kunnen worden opgetreden tegen bijvoorbeeld het zonder vergunning in werking hebben van een inrichting, indien voor die inrichting zonder problemen alsnog een vergunning zou kunnen worden verleend. Ook moet namelijk worden afgewogen of concurrentieverhoudingen zijn verstoord, het algemeen normbesef is aangedaan etc. Zijn zulke nalevingsdoelen geschaad dan is er wel degelijk legitimatie voor handhavend optreden

[22] Zie voetnoot 5

[23] Damen e.a., p. 653. Ministers van VROM, Verkeer en Waterstaat, Justitie. Zie onder andere TK 1989-1990, 21 137, nr 269; TK 1991-1992, 22 343, nr 2 (Gezamenlijk Beleidskader inzake het terugdringen van het gedogen van milieuovertredingen. Kabinetsnotitie “Grenzen aan gedogen”, TK 1996-1997, 25 085

[24] zie Damen e.a., p. 654 e.v.

[25] De rest van dit hoofdstuk (met uitzondering van de laatste paragraaf) is ontleend aan de ambtelijke versie van de Nalevingsstrategie Stadsgewest Haaglanden, 16 november 2004. De tekst is daarbij wat ingekort en soms wat meer algemeen gemaakt.

[26] Deze paragraaf en de volgende zijn ontleend aan de notitie Handhaven of Gedogen, Gemeente Hilversum,  vastgesteld door het college in april 2003