Politie
Haaglanden
Inhoudsopgave
kernpunten in de aanpak in 2005
Hoofdstuk 1 Prestatie- en
resultaatafspraken
Maatregelen
ter verbetering van het opsporingsproces
Hoofdstuk 2 Integraal
veiligheidsbeleid
Informatie gestuurde politie en capaciteitsmanagement
Bijlage 1 Historische gegevens
Voor u ligt het
werkplan van bureau Delft voor het jaar 2005.
Delft, is voor wat betreft de politiezorg,
in drie wijkteams verdeeld. Elk wijkteam heeft de zorg over een aantal
gemeentelijke wijken. De Binnenstad en het Voordijkshof zijn in één wijkteam
ondergebracht, evenals het Buitenhof en het Tanthof. Het laatste wijkteam wordt
gevormd door de wijken Voorhof, Vrijenban en Wippolder. De aanpak van bureau
Delft gaat uit van wijkgericht werken in samenwerking
met ketenpartners. Leidend hierbij zijn informatiegestuurd werken (door politie
en partners) en de Stuurgroep Integrale Veiligheid (SIV), waar het integraal
veiligheidsbeleid en de integrale aanpak binnen Delft wordt vormgegeven.
Informatiegestuurd werken,
volgens het IGP-sturingsconcept, geeft de politie de informatiepositie ten
aanzien van criminaliteit en wijkproblematiek, die noodzakelijk is om tot
dader- en probleemgerichte aanpak te komen.
Bureau Delft wil de in dit werkplan gestelde doelen behalen in het kader
van lokale prioriteiten en in samenwerking met partners. In de samenwerking met
partners zal de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken van juli 2004
inzake de kerntaken van de politie mede bepalend zijn voor de rol en de inbreng
van de politie.
Het werkplan is
gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
De
vastgestelde prioriteiten voor de regio Haaglanden, het Openbaar Ministerie en
de gemeente Delft voor 2005 zijn:
·
geweld
·
jeugd
·
veelplegers
Aan de
gestelde regionale prioriteiten en doelen ligt mede het met de Minister van
Binnenlandse Zaken en de Minister van Justitie afgesloten prestatieconvenant
voor de regio Haaglanden ten grondslag. Vanuit dit convenant zijn onder andere
de doelen ten aanzien van het aantal bij het Openbaar Ministerie aan te leveren
verdachten en het aantal te maken bekeuringen op basis van staandehouding
benoemd. De nadruk bij de gestelde doelen ligt op het verhogen van het
oplossingspercentage en het verhogen van het aantal bij het OM aan te brengen
verdachten. Bij de doelstellingen zijn voor de diverse delicten dan ook geen
aantallen benoemd. De doelstelling ten aanzien van het aantal aan te leveren
verdachten bij het OM per delict is bepaald op basis van het gestelde
oplossingspercentage in relatie tot het aantal aangehouden verdachten in
2004.
In het integraal
veiligheidsbeleid van de gemeente is het uitgangspunt dat Delft veiliger moet
worden door de afname van criminaliteit, de overlast en de onveiligheidsgevoelens.
Om dit te bereiken ligt de nadruk op de aanpak van 7 thema’s, t.w.:
·
wijkveiligheid
·
huiselijk
geweld
·
veilig uit en
thuis
·
veelplegers/verslaafden
·
jongerenaanpak
·
stationsgebied
·
de veilige
school
Binnen de
onderwerpen in dit werkplan vindt elk van deze 7 thema’s zijn plaats in de
plannen van bureau Delft voor 2005.
Verhoging van het
oplossingspercentage, de pakkans en het aantal verdachten moet leiden
tot een afname van
met name het aantal geweldsmisdrijven.
Verhoging van de
kwaliteit van de opsporingsproces.
Aanpak van de
jeugdcriminaliteit in samenwerking met partners.
Verdere verlaging
van de vermogenscriminaliteit door de aanpak van veelplegers.
Aanpak van de
overlast op hotspots in de wijken.
Aanpak van de overlast
en criminaliteit in het stationsgebied.
Zie exel bijlage.
Het kabinet heeft
in 2002 het Veiligheidsprogramma “Naar een veiliger samenleving” vastgesteld.
Op grond hiervan is het landelijk Kader Nederlandse Politie 2003-2006
ontwikkeld, waarvan het regionaal convenant is afgeleid. Het landelijk kader
bevat naast kwantitatieve ook een aantal kwalitatieve notities. Onder andere
worden hierin genoemd de gebiedsgebonden politiezorg en de procesorganisatie
achter het veelplegersbeleid. Niet in
de laatste plaats wordt aangegeven dat het ‘integraal veiligheidsbeleid’ in de
aanpak een centrale positie moet hebben.
Het regionale
convenant Haaglanden behelst de afspraken die tussen de korpsbeheerder en
ministers van BZK en Justitie zijn gemaakt over de wederzijdse inspanningen, te
weten die van de regiopolitie Haaglanden en die van de genoemde ministers.
Daarmee geeft het convenant belangrijke doelstellingen aan voor Politie
Haaglanden voor de periode 2003 - 2006. Deze doelstellingen vormen samen met
andere doelstellingen het meerjarenkader 2003 – 2006, van waaruit het door bureau
Delft te leveren aandeel in de realisatie van deze doelstellingen is bepaald.
De hoofdlijn in
deze doelstellingen wordt gekenmerkt door één leidende gedachte, namelijk het
verhogen van het prestatievermogen van de politie, waarbij de nadruk bij de gestelde
doelen ligt op het verhogen van het oplossingspercentage en het verhogen van
het aantal bij het OM aan te brengen verdachten. Daarnaast wordt ook veel
aandacht besteed aan het verbeteren en bewaken van de kwaliteit ten aanzien van
het politiewerk en de bedrijfsvoering.
Het regiokorps Haaglanden wil door een
daadkrachtige uitvoering van de processen handhaven, opsporen, noodhulp, intake
en grootschalig en bijzonder optreden en het realiseren van de overeengekomen
prestaties, een effectieve bijdrage leveren aan de veiligheid binnen de regio.
We zijn er voor de veiligheid van de burger,
we pakken aan wat we hebben beloofd en we gaan voor resultaat.
Veiligheid betekent voor het korps
Haaglanden: ‘HART’ voor de burger
en ‘HARD’ tegen criminaliteit.
De ambities van het regiokorps Haaglanden
voor 2005-2007 liggen op de volgende onderwerpen:
·
ontwikkelen en
verbeteren van het gebiedsgericht werken (gebiedsgebonden politiezorg)
·
sturing op
prestaties en resultaat is het centrale sturingsconcept in beleid en beheer
(wat)
Kort samengevat is
de strategie van het korps Haaglanden:
·
We gaan voor
resultaat; sturing op dat resultaat heeft prioriteit.
·
Bereiken van
standaardisatie van de operationele en ondersteunende processen.
·
Met
procesmanagement zal een impuls worden gegeven aan het prestatievermogen en het
verhogen van kwaliteit.
·
Alle
inspanningen van ons korps zijn gericht op het versterken van het vertrouwen
van de burger in het korps.
·
Versterk de
betrokkenheid van medewerkers bij bureau en korps, door het nadrukkelijker
koppelen van het functioneren van medewerkers aan de realisatie van de bureau-
en korpsresultaten en korpsdoelstellingen.
·
We staan open
voor kennis en kritiek, zowel van binnenuit als van buiten.
Het monitoren en
bijsturen van de doelstellingen voor lopende het jaar, geschiedt door
maandelijkse rapportages. Deze maandraps richten zich op een beperkt aantal van
de prestatie-indicatoren. Daarnaast zijn er de viermaandelijkse
sturingsrapportages waarin alle doelstellingen, zoals deze zijn opgenomen in de
planrap, onderwerp zijn van monitoring en bijsturing. De viermaandelijkse
sturingsrapportage vormt de basis voor de viermaandelijkse verantwoording aan
het bevoegd gezag. De derde sturap (jan-dec) vormt tevens de jaarrapportage.
Met het bespreken van de sturingsrapportages in sturingsgesprekken en de lokale
driehoek is de beleids- en beheerscyclus rond.
Door de regio
Haaglanden is met de Minister van Binnenlandse Zaken een prestatieconvenant
afgesloten. In dit convenant is o.a. vastgelegd, dat door de regio Haaglanden
in 2005 minimaal 23000 verdachten bij het Openbaar Ministerie moeten worden
aangebracht. Het voor bureau Delft te leveren aandeel hierin is voor 2005
vastgesteld op minimaal 1723 verdachten.
Het totale aantal
geprioriteerde geweldsdelicten nam in 2004 met ongeveer 19% toe. Deze stijging
doet zich met name voor bij de zedenmisdrijven, straatroof en bedreiging. Gelet
op deze toename en de prioritering van geweldsdelicten op regionaal niveau,
lokaal niveau en bij het Openbaar Ministerie worden onderstaande
geweldsdelicten voor 2005 geprioriteerd.
2004 wordt naar verwachting
afgesloten met 60 zedenmisdrijven, hetgeen een stijging van 50% betekent ten
opzichte van 2003. De stijging deed zich met name voor bij de aanrandingen. Het
oplossingspercentage bedroeg 48%. Zedenmisdrijven worden veelal binnenshuis
en/of in de relationele sfeer gepleegd. De invloed die kan worden uitgeoefend
op het aantal zedenmisdrijven is gering. De doelstelling voor 2005 voor de
zedenmisdrijven is gesteld op een oplossingspercentage van meer dan 50%.
Het aantal
overvallen in 2004 zal vermoedelijk onder de 10 liggen en is nagenoeg niet te
beïnvloeden. Voor 2005 wordt de doelstelling voor het oplossingspercentage op
meer dan 50% gesteld.
Het aantal
straatroven laat een stijging zien van 75 in 2003 tot ongeveer 100 in 2004. Het
oplossingspercentage steeg in 2004 van 9,3% tot ruim 19%. Voor 2005 wordt de
regionale doelstelling voor het oplossingspercentage van >15% overgenomen. Hiervoor dient tegen minstens 10 verdachten een proces-verbaal opgemaakt te
worden.
In de eerste 8
maanden van 2004 deden zich 4 voltooide levensdelicten en 15 pogingen daartoe
plaats. Het oplossingspercentage
bedroeg respectievelijk 100% en 87%. De
doelstellingen voor het oplossingspercentage van zowel voltooide misdrijven en
pogingen wordt voor 2005, overeenkomstig de regionale doelstelling, op >90%
gesteld.
Het aantal
bedreigingen komt in 2004 met 220 zaken ruim 30% hoger uit dan in 2003. Het
oplossingspercentage in 2004 bedraagt ongeveer 50% en er werd tegen 68
verdachten proces-verbaal opgemaakt. De regionale doelstelling van >60% voor het oplossingspercentage wordt voor 2005
overgenomen. Hiertoe zal tegen ongeveer 80 verdachten proces-verbaal opgemaakt
dienen te worden.
Mishandelingen zal
met 284 zaken in 2004 ongeveer 7% hoger uitkomen dan in 2003. Het
oplossingspercentage voor 2004 komt naar verwachting rond de 55% uit. Er werd
tegen ongeveer 140 verdachten proces-verbaal opgemaakt. De doelstellingen voor
het oplossingspercentage in 2005 worden gesteld op >60%
bij opgemaakte processen-verbaal tegen 170 verdachten.
Het aantal zaken,
dat overeenkomstig de aanpak van geweld binnenshuis in behandeling werd genomen
is in 2004 met ongeveer 15% toegenomen tot 230 zaken. Er werden ongeveer 180
adressen geregistreerd waarin enige
vorm sprake was van geweld binnenshuis. Ongeveer 30% van deze adressen werden
geregistreerd in het kader van de vroegsignalering, waarbij nog geen directe
actie wordt ondernomen. 39% van de zaken werd afgehandeld volgens de methodiek
m.b.t. geweld binnenshuis. In 2004 werd een privacyregeling ontwikkeld waardoor
een betere informatie-uitwisseling mogelijk werd. Vanuit
de uitvoerende instanties wordt sterk de behoefte gevoeld om op korte termijn
te komen tot case-overleg, waardoor in elke zaak een ieders taken en
verantwoordelijkheden duidelijk worden afgesproken en nagekomen. De gemeente
vervult hierin de regierol. Voor 2005 wordt de doelstelling om 60% van de zaken
overeenkomstig de methodiek voor de behandeling van geweld binnenshuis af te
doen.
De nadruk in de
doelstellingen ten aanzien van geweldsdelicten ligt in 2005 op het verhogen van
de oplossingspercentages en het aanhouden van meer verdachten.
De aanpak in 2005
kenmerkt zich –evenals in 2004- door een aantal specifieke maatregelen op de
diverse geweldsdelicten en een aantal algemene maatregelen om de pakkans te
verhogen. De algemene maatregelen richten zich ook in 2005 op het optimaliseren
van het opsporingsproces.
Zedendelicten,
overvallen en misdrijven tegen het leven
Zedendelicten en
overvallen krijgen een hoge prioriteit in de opsporing. Zedendelicten worden
door speciaal opgeleide rechercheurs behandeld, waarbij voor het verhoor van jeugdige
slachtoffers of getuigen gebruik wordt gemaakt van een speciaal hiervoor
ingerichte studioruimte. Misdrijven tegen het leven krijgen de hoogste
prioriteit in de opsporing. Voltooide levensdelicten zullen in 2005 worden
behandeld door het regionale “Team Grootschalig Optreden”.
Straatroof
De aanpak van
straatroof in 2005 is, evenals in 2004, dader- en buitgericht. De verbetering
in de opsporingsmethodieken moeten ook
hier hun vruchten afwerpen. De buit bij straatroof bestaat voor een groot deel
uit GSM’s. Bij straatroven wordt door de daders veelvuldig gebruik gemaakt van
bromfietsen. (scooters) Om de straatroven beheersbaar te houden wordt de aanpak
van straatroof, zoals uitgevoerd in 2004, door extra controle van bestuurders
van bromfietsen door de motorrijders, onveranderd voortgezet. De informatiepositie van de politie wordt door deze
controles steeds beter, hetgeen in 2004 al resulteerde in een belangrijk hoger
oplossingspercentage.
Bedreiging en
mishandeling
Bedreiging en
mishandeling vinden verspreid over Delft en op verschillende dagen en
tijdstippen plaats. De spreiding en de relatief lage aantallen per week, maken
het lastig hierop gericht personeel in te zetten. Echte hotspots zijn niet te
benoemen. Wel is er tijdens de uitgaansuren in het weekend in de Binnenstad een
verhoging waar te nemen. De aanpak zal zich dus, evenals in 2004, naast
opsporing van daders, richten op het verhogen van het toezicht in de Binnenstad
op de late avond- en nachturen op vrijdag en zaterdag. Naast het biker-team
worden hiervoor op deze tijden 2 personeelsleden, waaronder een wijkagent, extra ingezet. Indien er hotspots te
benoemen zijn zal hierop gericht personeel worden ingezet. Naast de extra inzet
van politiepersoneel zal de bijdrage die hierin vanuit de gemeente door TOR kan
worden geleverd, nadrukkelijk worden bezien. De landelijke
voorlichtingscampagnes waarin de burger wordt geïnformeerd hoe te reageren als
men wordt geconfronteerd met geweld op straat, zullen mogelijk een positief
effect sorteren.
Geweld
binnenshuis
De
aanpak van geweld binnenshuis is voor de regio Haaglanden vastgelegd in het
`Protocol geweld binnenshuis`. De behandeling van deze zaken zal evenals in
2004 plaatsvinden volgens dit protocol. De aanpak richt zich op de aanpak van
daders, ook als er geen aangifte tegen hen wordt gedaan. Het uitgangspunt is
het voorkomen van herhaling door daderhulpverlening. De daderhulpverlening
wordt uitgevoerd door stichting “De Waag”. De samenwerking met deze stichting
verloopt goed. Binnen de aanpak van geweld binnenshuis wordt door het Openbaar
Ministerie de straf opgeschort onder voorwaarde van behandeling bij “De Waag”.
De samenwerking tussen de
Gemeente Delft als regisseur, de politie en de hulpverlenende instanties is
vastgelegd in een samenwerkingsconvenant. Vanuit de
uitvoerende instanties wordt sterk de behoefte gevoeld om op korte termijn te
komen tot case-overleg, waardoor in elke zaak een ieders taken en
verantwoordelijkheden duidelijk kunnen worden afgesproken en nagekomen. De
gemeente vervult hierin de regierol. Ook binnen het integraal veiligheidsbeleid
van de gemeente is geweld binnenshuis een thema. Om de verhoging van het
afhandelingspercentage op basis van het
protocol te bereiken zal meer capaciteit worden ingezet in het nazorgtraject.
In 2004 werd een
aantal maatregelen ingezet om het opsporingsproces te verbeteren. Deze
maatregelen hebben in 2004 reeds tot verbeteringen in het proces en tot meer
resultaten geleid.
Deze maatregelen
worden ook in 2005 voortgezet.
Brongegevens
Actuele en
betrouwbare informatieanalyses zijn afhankelijk van de kwaliteit van de
brongegevens.
In 2004 werden
korpsbreed projecten gedraaid om de kwaliteit van de invoer van de brongegevens
te verbeteren. In 2005 zal regiobreed het beheer van deze gegevens geregeld
worden om de kwaliteit van de invoer verder te verbeteren en te waarborgen.
Verbeteren van
de kwaliteit van de aangifte.
In 2004 werd een
kwaliteitscontrolesysteem ingevoerd om de kwaliteit van de opgenomen aangiften
te verbeteren en te borgen. Dit systeem behelst een controle van de aangifte
door een recherchecoördinator, nog voor de aangifte wordt ondertekend. Dit
heeft in 2004 reeds geleid tot een verbetering van de kwaliteit van de aangiften.
Ook in 2005 zal dit controlesysteem worden gehanteerd om verdere verhoging van
de kwaliteit te bereiken.
Daderidentificatie.
Het sporenonderzoek
is in 2004 geïntensiveerd. Door speciaal opgeleid personeel van bureau Delft
worden waar mogelijk sporenonderzoeken uitgevoerd. Bij deze onderzoeken worden
naast dactiloscopische- en overige sporen in toenemende mate DNA-sporen
veiliggesteld. De veiliggestelde sporen hebben in 2004 in toenemende mate tot
daderidentificatie geleid. Ook in 2005 zal deze werkwijze worden gevolgd en
waar mogelijk uitgebreid.
Eind 2004 is een
personeelslid opgeleid in het maken van compositietekeningen, waardoor er in
2005 meer gebruik gemaakt kan worden van de mogelijkheid om door middel van
compositietekeningen tot daderidentificatie te komen.
Daarnaast zal
uitvoering worden gegeven uit het afhandelen van zaken die door het NFI, op
basis van de HVC (High Volume Crime) clusters worden aangeleverd. Vanuit deze
clusters ontstaat tevens zicht op de mate waarin regionaal en landelijk actieve
criminelen binnen Delft misdrijven plegen.
Probleemgerichte
aanpak in de opsporing.
In het verleden is
gebleken, dat de opsporing van veelvoorkomende delicten, door het inzetten van
een speciaal hiervoor geformeerde opsporingsteams, goede resultaten geeft. Ook
in 2005 zal hiervoor in voorkomende gevallen capaciteit worden vrijgemaakt.
In 2004 werden 156
minderjarige verdachten gehoord. Van hen werden er 38 doorverwezen naar bureau
Halt. Voor 4 verdachten, jonger dan 12 jaar, werd een stopprocedure gestart.
Aan de doorlooptijden van de jeugd pv’s -de periode
tussen het verhoor van de verdachte en het inzenden van het procesverbaal- is in 2004 veel aandacht geschonken
en deze zijn in de loop van het jaar sterk verbeterd. Voor
2005 wordt als doelstelling benoemd om minimaal 110 processen-verbaal tegen
minderjarigen op te maken, waarbij in 80% van de gevallen de doorlooptijd
minder dan 30 dagen dient te bedragen. Daarbij dient minimaal 23% van de
processen-verbaal die tegen minderjarigen opgemaakt worden een geweldsdelict te
betreffen. Ten aanzien van het aantal verwijzingen naar bureau Halt en het
instellen van een stopprocedure worden voor 2005 als doelstellingen minimaal 40
haltverwijzingen en 4 stopprocedures gesteld.
Een zorgwekkende
ontwikkeling ten aanzien van de minderjarige verdachten is de stijging van het
aandeel van de allochtone jongeren hierin. Nadat ook in 2003 een stijging van
hun aandeel werd geconstateerd steeg dit in 2004 verder van 40% naar 60%. Binnen het totaal aantal minderjarigen in Delft bedraagt het aantal allochtone minderjarigen
ongeveer 30%. Gelet op het hoge aandeel van de allochtone jongeren is extra aandacht
voor hen dan ook op zijn plaats. Binnen de gemeente Delft is de jeugdpreventie ten aanzien
van allochtone jongeren vastgelegd in het preventieplan “Opgroeien in Delft. In
dit plan is een groot aantal projecten opgenomen. De match naar de doelgroep
zoals hierboven vermeld zal meer expliciet gemaakt moeten worden, zodat gericht
aan deze problematiek gewerkt kan worden.
Op de
scholen voor het voortgezet onderwijs draait het project “De Veilige School”.
Het doel van dit project is het verbeteren van de veiligheid op en rond scholen
in de breedste zin des woords, maar met name de sociale veiligheid krijgt
hierbij de aandacht. Op elke school is een schoolagent en een zorgteam actief,
die de contacten met leerlingen en schoolleiding onderhoudt. Het instellen van
een spreekuur voor de schoolagent is in een vergevorderd stadium. Vanuit de
stuurgroep Veilige School zijn op de
scholen themadagen georganiseerd om te komen tot het opstellen van
calamiteitenplannen voor de scholen. In deze stuurgroep heeft de
preventiemedewerker van de politie zitting die hierin adviseert op het gebied
van veiligheid en beveiliging. Door het zorgteam wordt op elke school een
aantal probleemleerlingen gemonitord. Een aantal van deze leerlingen wordt
gemonitord in het kader van vroegsignalering als de leefomgeving en
leefomstandigheden van deze leerling daartoe aanleiding geven. Binnen de
zorgteams worden de ontwikkelingen rond deze leerlingen regelmatig besproken en
eventueel bijgestuurd. Vanuit de politie participeren jeugdrechercheurs in het
zorgteam. Het project wordt in 2005 onveranderd voortgezet.
Door het Preventieplatform
verslavingszorg is een plan ontwikkeld om in het kader van het project “De
Veilige School” te komen tot verslavingspreventiebeleid op de scholen in het
voortgezet onderwijs. Dit plan omvat in ieder geval de voorlichting aan
leerlingen en ouders over genotsmiddelen, het beleid van de school ten aanzien
hiervan en afspraken over signalering en casusbespreking.
Voor
Delft is een top-10 van doorstromers opgesteld die twee maal per jaar wordt
herzien. Doorstromers zijn minderjarigen, die 3 of meer malen met politie en
justitie in aanraking zijn geweest ter zake van misdrijven. Het doel van de
aanpak van de doorstromers is het afbreken van de criminele carrière. De aanpak
van doorstromers komt overeen met de veelplegeraanpak. Dit houdt in, dat zij na
aanhouding indien mogelijk worden voorgeleid. De nadruk ligt echter sterker op
preventie door het activeren van zorginstellingen en de hulpverlening. Elke doorstromer en hun ouders
worden preventief benaderd en geïnformeerd over het feit dat zij op de
doorstromer Top-10 lijst staan en welke consequenties dat specifiek voor hen
heeft. Ook door jeugdzorg en de jeugdreclassering worden extra inspanningen in
de richting van doorstromers betracht om hen op het goede spoor te krijgen. De
individuele jeugdige doorstromers krijgen permanent aandacht van de Raad voor
de Kinderbescherming, het OM en de politie in de vorm van regelmatig
casuïstiekoverleg. In 2004 bleek, dat 7 van de 10 doorstromers na preventief te
zijn benaderd, niet meer met politie en justitie in aanraking kwam ter zake van
misdrijven. De overige 3 werden totaal 15 maal aangehouden waarbij zij in drie gevallen
werden voorgeleid. Voor 2005 worden de
doelstellingen hierop op hetzelfde aantal gesteld. De aanpak van doorstromers
zal in 2005 onveranderd worden voortgezet.
Ook in
2005 zal Bureau Delft sterk investeren op de aanpak van veelplegers. Het doel
van de veelplegeraanpak is het onderbreken van de criminele carrière en het
bereiken van een afname van de door hen gepleegde criminaliteit. (veelal
vermogenscriminaliteit) Veelplegers
hebben een actieve criminele carrière (10 antecedenten of meer) en zij worden
verantwoordelijk gehouden voor 65% van de criminaliteit. Investeren op deze groep
levert veel resultaat op in de vermindering van criminaliteit. De vermindering
van het aantal vermogensdelicten vanaf 2003 wordt in dit verband dan ook
toegeschreven aan de succesvolle aanpak van veelplegers.
Al in
de 2e helft van 2003 leidde deze aanpak tot een afname van 32% van
de criminaliteit op de gebieden waarop veelplegers actief zijn. De daling van
het aantal van deze delicten zette zich ook in de 2004 voort en zal naar
verwachting eind 2004 ongeveer 22% bedragen.
Onderstaand
overzicht geeft de afname aan.
Delict |
2003 |
2004 |
Afname t.o.v. 2003 |
Eenvoudige
diefstal |
4410 |
3595 |
20% |
Diefstal fiets |
2188 |
1512 |
30% |
Winkeldiefstal |
280 |
246 |
13% |
Diefstal vanuit
auto |
1242 |
1002 |
20% |
Van de
in Delft woonachtige veelplegers is een top-10 opgesteld die twee maal per jaar
wordt herzien. De veelplegeraanpak is binnen
het Integraal Veiligheidsbeleid van de gemeente Delft één van de zeven
speerpunten. De financiering van hun
(drugs)verslaving is veelal de aanleiding voor het criminele gedrag van
veelpleger. Een succesvolle aanpak van veelplegers is dan ook alleen mogelijk
als ook andere partners hun aandeel leveren. Met name OM, gemeente en
reclassering spelen hierin een belangrijke rol. Deze partners voeren
maandelijks veelplegeroverleg waarbij de maatwerkaanpak per veelpleger wordt
vastgesteld.
De
afspraken met het Openbaar Ministerie over de veelplegeraanpak worden goed
nageleefd.
De
gemeentelijke taak in het kader van de veelplegeraanpak omvat zowel het voor-
als natraject van veelplegers rond hun detentie. Onvoldoende afstemming tussen
de gemeentelijke afdelingen op het gebied van wonen, werk, vrijetijdsbesteding
en inkomen, maakt dat het traject politie, justitie en terugkeer in de
maatschappij, onvoldoende vorm krijgt. Ook de rol van de reclassering hierin
verdient meer aandacht. Door de gemeente zijn een verhoogde inspanning op dit
gebied en maatregelen op korte termijn toegezegd.
In
grote steden zoals Den Haag, is voor veelplegers de Strafrechtelijke Opvang
Verslaafden (SOV) beschikbaar. Dit dwangtraject komt mogelijk in 2005 ook voor
Delftse veelplegers beschikbaar.
De
relatie tussen veelplegers en (drugs)verslaving maakt, dat ook van
voorlichtende en hulpverlenende instanties als Parnassia en GGD is, gelet op de
relatie tussen veelplegers en (drugs)verslaving meer aandacht vereist. Het ACT,
een crisisteam van de GGZ op het gebied van de psychische problematiek rond
verslaving, gaat zich in 2005 óók op de veelplegers richten.
Binnen
het korps Haaglanden coördineert een projectbureau de veelplegeraanpak binnen
de regio. In 2004 werd 45 maal een veelpleger uit de Delftse Top 10
aangehouden. In 40 gevallen werd deze vervolgens voorgeleid en 10 dagen in
bewaring gesteld. Van de veelplegers zaten er in 2004 voortdurend gemiddeld 4 á
5 gedetineerd. Van politiezijde wordt de veelplegeraanpak
onveranderd voortgezet waarbij als doelstelling voor 2005 wordt benoemd om 50
maal een Delftse veelpleger aan te houden en deze indien mogelijk voor te
geleiden.
De politie blijft
investeren in het bevorderen van de verkeersveiligheid. Het verkeerstoezicht in
2005 zal zich, naast een aantal
specifieke verkeersovertredingen, richten op het gebruik van alcohol in het
verkeer. In 2004 werd in Delft 278 maal proces-verbaal opgemaakt ter zake van
een alcoholdelict in het verkeer. Naast de landelijke alcoholcontroles zullen
in 2005 een aantal extra controles op alcoholgebruik in het verkeer worden
gehouden. De doelstelling voor 2005 wordt het opmaken van minstens 300
processen-verbaal ter zake van een alcoholdelict.
Ten aanzien van de
verkeersovertredingen is op basis van de prestatieafspraken met de Minister van
Binnenlandse Zaken voor 2005 bepaald, dat bureau Delft minimaal 10500
bekeuringen op basis van staandehouding moet leveren. In 2004 zullen naar verwachting ongeveer 12000 van deze
bekeuringen worden gemaakt. Extra verkeerscontroles zullen zich ook in 2005 met
name richten op een aantal specifieke verkeersitems zoals de maximumsnelheid,
het gebruik van helm en gordel, het rijden door rood licht en het voeren van
verlichting. De controles zullen worden uitgevoerd op locaties waar dit in het
kader van de verkeersveiligheid wenselijk dan wel noodzakelijk is
gebleken.
De
basis voor de uitvoering van het taakveld milieu is ook in 2005 de “Meerjarige
Gezamenlijke handhavingsprogrammering milieuwetgeving” van het Landelijk
Overleg Milieu (LOM). Om de milieuhandhavingstaak in de IGP sturingscyclus te brengen is
het landelijke handhavingsprogramma vertaald naar het lokale bureaugebied. In
overleg met diverse lokale partners werd een actieprogramma met 10 relatief
eenvoudige milieu-overtredingen en milieumisdrijven opgesteld. In relatie tot
deze overtredingen en misdrijven werden hotspots benoemd. Deze werkwijze heeft
in de tweede helft van 2004 tot een belangrijke verhoging van het aantal
processen-verbaal voor milieumisdrijven en overtredingen geleid.
In
2005 zal deze werkwijze onveranderd worden voortgezet. De doelstelling ten
aanzien van het aantal processen-verbaal voor milieumisdrijven in 2005 wordt op
50 gesteld.
Het totale aantal
vermogensdelicten nam in 2004 met ruim 22% af ten opzichte van 2003. Het aantal
geprioriteerde vermogensdelicten nam zelfs met ruim 30% af. De afname van het
aantal vermogensdelicten is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan de
veelplegeraanpak.
De
oplossingspercentages bleven nagenoeg gelijk of namen iets toe. Gelet op de
afname van het aantal vermogensdelicten worden deze voor 2005 niet
geprioriteerd. Wel zal de ontwikkeling op dit gebied worden gevolgd en zal
indien daarvoor aanleiding bestaat, planmatige aanpak volgen.
Voor diefstallen
uit woningen en diefstal vanaf en uit auto’s wordt wel als doel gesteld, ten
aanzien van het aantal verdachten en het oplossingspercentage, minimaal het
resultaat van 2004 te realiseren. In
2005 wordt het beleid ten aanzien van de slachtofferadvisering na woninginbraak
in het kader van het Politiekeurmerk Veilig Wonen onveranderd voortgezet. Per 1
januari 2006 zal deze advisering worden overgenomen door het bedrijfsleven en
dan met name de
gecertificeerde
PKVW bedrijven.
Er zal een
registratie van de binnengekomen en afgehandelde rechtshulpverzoeken worden
gehouden. Daarnaast zal de doorlooptijd van deze verzoeken worden
geregistreerd.
Rechtshulpverzoeken
dienen binnen 60 dagen te worden afgehandeld.
Ten aanzien van de
noodhulpmeldingen blijft ook in 2005 het doel om in meer dan 80% van de
gevallen, binnen 10 minuten ter plaatse te zijn. In 2004 werd deze doelstelling
gehaald.
Een
goede telefonische bereikbaarheid is essentieel voor een vlotte dienstverlening
en een adequate
reactie op
meldingen. Voor noodhulpmeldingen is een snelle bereikbaarheid gerealiseerd
door het alarmnummer 112. De overige telefonische meldingen worden verwerkt
door bureau Teleservice, die de meldingen vervolgens doorstuurt naar de
meldkamer of naar het betrokken bureau.
Zowel voor bureau
Teleservice als voor de telefonische bereikbaarheid van bureau Delft is de
doelstelling dat 80% van de binnen komende telefoontjes binnen 20 seconden
wordt beantwoord.
Via een nieuw aan
te schaffen applicatie zullen de resultaten op dit gebied inzichtelijk worden
gemaakt.
In 2004
zijn in Delft per week ruim 500 meldingen en incidenten behandeld.
Naast
de 1-1-2 meldingen/noodhulpmeldingen en incidenten bestaat ruim 50% van de
meldingen uit z.g. prio 3 meldingen. Dit zijn meldingen waar niet direct
politie-inzet is vereist. Alhoewel de politie op vrijwel al deze meldingen
gereageerd, vallen veel van deze meldingen buiten de kerntaken van de politie.
Veel meldingen over b.v. parkeeroverlast, geluidsoverlast of afval op de
openbare weg kunnen ook door gemeentelijke diensten worden afgedaan, zodat meer
politiecapaciteit beschikbaar komt voor de kerntaken van de politie. De
kerntaken en de rol van politie in integrale aanpak van veiligheid en
leefbaarheid vormen dan ook een punt van discussie binnen het integraal
veiligheidsbeleid.
De [u1]behandeling van incidenten
waarbij psychiatrische patiënten zijn betrokken doet regelmatig een aanslag op
de beschikbare capaciteit. Het ontbreken van een adequate opvang in de avond,
nacht en weekeinden, brengt met zich mee, dat deze patiënten aan het
politiebureau moeten worden opgevangen, waar zij kunnen worden beoordeeld door
de crisisdienst van de GGZ. Inmiddels
wordt al vanaf 2002 overleg gevoerd om
tot een noodopvang voor deze patiënten te komen. Dit overleg heeft nog
altijd niet tot een concrete oplossing geleid. Reeds in het werkplan voor 2004
werd door de politie aangegeven, dat een grotere inbreng en
samenwerkingsbereidheid werd verwacht van met name de GGZ, de RIAGG en het
psychiatrisch ziekenhuis “Sint Joris”.
Nu, een jaar later, nog altijd
geen oplossing in zicht is wordt er bij de gemeente Delft op aangedrongen
hierin het initiatief te nemen.
In de
politiemonitor 2003 scoorde de politie in Delft op het item ‘ beschikbaarheid’
een 4,3 (reactiesnelheid, wijze van incidentbehandeling, aanspreekbaarheid en
zichtbaarheid). Het landelijk gemiddelde op dit item bedraagt thans 4,4. In de
politiemonitor van 2001 scoorde Delft 4,4. De geografische gebondenheid van de
wijkteams en probleemgerichte aanpak zou de beschikbaarheid van de politie voor
de burger moeten verbeteren. In de politiemonitor van 2005 moet het cijfer zijn
gestegen naar 5.
Uit de
politiemonitor 2003 blijkt, dat 39,8% van de burgers in het laatste jaar
contact heeft gehad met de politie. In 63,8% van die gevallen is men (zeer)
tevreden over de manier waarop dat contact is verlopen. De tevredenheid is ten
opzichte van 2001 met 2,2% gestegen. In de politiemonitor van 2005 moet de
tevredenheid zijn gestegen tot 68,5%.
Alle klachten die
in 2004 werden ingediend zijn binnen de daarvoor geldende termijn van 10 weken
afgedaan. De doelstelling van minimaal 80% werd dan ook ruimschoots gehaald. De
klachten worden door een aantal vaste klachtenbehandelaars behandeld. Voor 2005
blijft de doelstelling om 80% van de klachten binnen de termijn af te handelen.
In het integraal
veiligheidsbeleid van de gemeente is het uitgangspunt dat Delft veiliger moet
worden door de afname van criminaliteit, de overlast en de onveiligheidsgevoelens.
Om dit te bereiken ligt de nadruk op de aanpak van 7 thema’s, t.w.:
·
wijkveiligheid
·
geweld
binnenshuis
·
veilig uit en
thuis
·
veelplegers/verslaafden
·
jongerenaanpak
·
stationsgebied
·
de veilige
school
Bij de aanpak van
het merendeel van de 7 thema’s ligt de nadruk op wijkgerichtheid. Binnen de
wijkteams vormt wijkgerichtheid, naast de integrale aanpak, de basis voor het
probleem- en dadergericht werken volgens de IGP werkwijze. Aan het integraal veiligheidsbeleid en de
integrale aanpak wordt binnen Delft vorm gegeven door de “Stuurgroep Integrale
Veiligheid”. (SIV) en van hieruit wordt duidelijkheid geboden ten aanzien van
de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de betrokken partners. Wijkgerichtheid is leidend voor de manier van werken van
politie en partners in Delft. Dit is door de gemeente vormgegeven in de Wijk
Coördinatie Teams (WCT’s) voor de 7 gemeentelijke wijken, waarin de partners
binnen een wijk zijn vertegenwoordigd. Alle partners leveren input voor de
gemeentelijke wijkplannen, waardoor de aanpak van de totale wijkproblematiek
een gezamenlijke verantwoordelijkheid wordt, onder regie van de gemeente. De
politie beschikt over een goede informatiepositie met betrekking tot de
criminaliteit en veiligheid in de stad, waardoor met name de politie -zowel
wijkgericht als probleemgericht- de belangrijkste input levert voor een
probleemanalyse van de externe omgeving van waaruit prioriteitskeuzes worden
gemaakt en doelen worden benoemd.
Het WCT vormt de
belangrijkste partner in het wijkgericht werken. Hierin zijn de volgende
personen en/of instanties vertegenwoordigd:
Hiernaast
is een programmamanager integrale
veiligheid aangesteld die de feitelijke coördinatie van de integrale
veiligheidszorg op gemeentelijk niveau verzorgd en daarmee het belangrijkste
aanspreekpunt voor de wijkteamchefs vormt.
De
aanspreekbaarheid en de bereikbaarheid van de politie vormt een wezenlijk
onderdeel in het netwerk voor de integrale aanpak. Na de herinrichting van
bureau Delft verschilt dit duidelijk ten opzichte van voorgaande jaren. Met de
herinrichting is Delft, voor wat betreft de politiezorg, in
drie wijkteams verdeeld. Elk wijkteam heeft de zorg over een aantal
gemeentelijke wijken.
Wijkteam 1: de Binnenstad en Voordijkshof
Wijkteam 2: de Buitenhof en het Tanthof
Wijkteam 3: het Voorhof, Vrijenban en de Wippolder
Het managementteam
van elk wijkteam wordt gevormd door een wijkteamchef met drie leidinggevenden
die sturing geven aan een 40-tal personeelsleden, verdeeld over drie ploegen.
Met de inzet van
dit personeel volgens een ander dienstrooster wordt bereikt, dat elke dag van
elk wijkteam personeel en leidinggevenden bereikbaar en aanspreekbaar zijn. Verder is met de herinrichting het aantal wijkagenten
uitgebreid zodat nu in elke gemeentelijke wijk twee wijkagenten werkzaam zijn.
Voor elk
wijkteamgebied is een wijkwerkplan opgesteld. In elk van deze wijkwerkplannen
zijn de bureauprioriteiten, geweld, jeugd en veelplegers, ook als
wijkprioriteit benoemd. De bureaubrede aanpak van deze onderwerpen op basis van
de IGP werkwijze impliceert aanpak op de hotspots en dus feitelijk binnen de
wijken. De aanpak wordt uitgevoerd op wijkteamniveau, bureauniveau of integraal
met partners.
Daarnaast
worden er in elk wijkwerkplan, mede op basis van de wijkveiligheidsscan en de
gemeentelijke wijkprogramma’s, nog een aantal specifieke wijkproblemen benoemd
waarbij tevens de aanpak van die problemen en de rol van partners hierin wordt
beschreven.
Één van de
onderwerpen binnen de gemeentelijke wijkprogramma’s is de sociale veiligheid.
Naast criminaliteit en overlast is de kwaliteit van de woonomgeving bepalend
voor de beleving van veiligheid en leefbaarheid door de bewoners in de wijken.
In het collegeprogramma 2002 – 2006 “Voortzetten en doorzetten” zijn een aantal
maatregelen benoemd om de veiligheidsbeleving en de leefbaarheid in de wijken
te verhogen.
In het kader van de
integrale aanpak zal de politie, waar mogelijk en wenselijk, zijn bijdrage
leveren.
In grote lijnen
betreffen het maatregelen op de volgende onderwerpen.
Leefomgeving
Ten aanzien van het
verbeteren van de leefomgeving worden onder andere de volgende onderwerpen
benoemd:
In de afgelopen
jaren is er op het gebied van sociale veiligheid bij renovatie- en
nieuwbouwprojecten veel verbeterd door de inzet van een gemeentelijke
bouwplanadviseur. De taak van de bouwplanadviseur bij dit soort projecten omvat
de advisering op het gebied van preventie, zowel in bouwtechnische zin als op
het gebied van sociale veiligheid. Vanuit de politie wordt het handhaven van
deze functie binnen de gemeente dan ook sterk bepleit.
Toezicht en
handhaving
Het programma
voorziet in een uitbreiding van het toezicht en handhaving door gemeentelijke
toezichthouders. Concreet betekent dit dat de toezichthouders meer zullen
worden ingezet op hotspots en hot-times. Ook wordt onderzocht in hoeverre er
handhavingstaken vanuit de APV door de toezichthouders kunnen worden
uitgevoerd. Deze ontwikkeling sluit nauw aan bij de reeds eerder genoemde
kerntakendiscussie. Verder wordt in het programma expliciet de mogelijkheid van
cameratoezicht benoemd.
Verkeer
Ten aanzien van de
verkeersveiligheid in de wijken wordt ingezet op handhaving van het 30km regiem
en stimulering van het gebruik van de fiets en het openbaar vervoer. Ook de
voorlichting over verkeersgedrag aan scholieren en aandacht voor de veiligheid
van spelende kinderen maken deel uit van het programma.
Overlast in welke
vorm dan ook is, naast criminaliteit, mede bepalend voor de beleving van de
leefbaarheid en veiligheid door de bewoners in de wijken. De meest voorkomende
vormen van overlast zijn geluidsoverlast in de woonomgeving, jeugdoverlast,
drugsoverlast en horecaoverlast. De aanpak van structurele overlast in de
wijken vindt veelal integraal plaats door bespreking van het probleem en het
bepalen van de aanpak binnen het WCT of, in geval van jeugdoverlast, binnen de
“Task-force”. Incidentele overlast, waarvan
de melding veelal bij de politie binnen komt,
wordt nog nagenoeg altijd door de politie behandeld. Bij de behandeling
van dit soort overlast moet de rol van partners nadrukkelijk worden bezien en
zal de discussie over de kerntaken van de politie in 2005 expliciet worden
gevoerd.
In elke wijk zijn
één of meerdere hinderlijke- of overlastgevende jeugdgroepen actief op diverse
locaties. De overlast van jeugd varieert sterk en is ook seizoensafhankelijk.
In de zomermaanden is er vaker sprake van jeugdoverlast. Verder spelen ook
lokale- of locatieomstandigheden zoals de koopavonden en de openingstijden van
winkelcentra een rol. In de wijkwerkplannen zijn de jeugdgroepen, de locaties
en de omstandigheden nader beschreven.
Op het
gebied van jeugdoverlast is binnen Delft de “Task-force” actief. De
“Task-force” bestaat uit een signaleringsoverleg en een jeugdinterventieteam.
In het signaleringsoverleg zijn alle partners vertegenwoordigd die een rol
hebben in de integrale aanpak van jeugdoverlast. Door het signaleringsoverleg wordt de ontwikkeling van
overlastgevende jeugdgroepen en individuen gevolgd, alsmede de locaties waar de
overlast plaats heeft, waarbij de wijkteams een belangrijke signalerende rol
hebben. Vanuit dit overleg worden activiteiten uitgezet om de jeugdoverlast op
te lossen. Door het interventieteam wordt de overlast op die locaties
vervolgens actief aangepakt. Het jeugdinterventieteam wordt gevormd door een
medewerker van politie (wisselend een jeugdrechercheur of wijkagent, afhankelijk
van de problematiek), Parnassia en een ambulant jongerenwerker van de gemeente.
De politie -met name het betrokken wijkteam- heeft een centrale rol in de
aanpak van jeugdoverlast in de wijken. Op aanwijzing van de “Task-force”, wordt
jeugdoverlast aangepakt met gericht toezicht op hinderlijke- en overlastgevende
jeugdgroepen op de locaties waar zij actief zijn. In 2005 zal deze werkwijze
worden gecontinueerd.
Drugsoverlast
komt met wisselende intensiteit in alle wijken voor. Deze bestaat uit overlast
op de openbare weg door drugsgebruikers en dealers, de overlast bij en door
drugspanden en de (stank)overlast van hennepkwekerijen. Daarnaast overnachten
drugsgebruikers regelmatig in portieken, trappenhuizen en kelderboxen.
De
overlast op de openbare weg door drugsgebruikers en dealers concentreert zich
in de Binnenstad De overlast van drugsgebruikers wordt incidenteel aangepakt en
het dealen op de openbare weg wordt zo mogelijk strafrechtelijk. Bij overlast
uit drugspanden wordt het pand door de wijkagent bezocht. Door het maken van
afspraken met de bewoner/gebruiker wordt getracht de overlast binnen een
aanvaardbaar niveau te brengen en te houden. Als de overlast aanhoudt wordt
strafrechtelijk en/of door de woningcorporatie civielrechtelijk opgetreden. De
samenwerking met de woningcorporaties op dit gebied is goed. Locaties van
hennepkwekerijen die bekend worden bij de politie worden strafrechtelijk
aangepakt.
In
Delft zijn 5 coffeeshops gevestigd, allen in de Binnenstad. In 2004 heeft een herijking van het
gemeentelijk beleid er toe geleid dat de “Delftse coffeeshopnota” in werking is
getreden. Het gedoogbeleid voor softdrugsverstrekkende coffeeshops is gebonden
aan de zogenoemde AHOJG-criteria. Ook de problematiek rond de growshops is meegenomen
in de nota. Tevens is een “Handhavingmatrix”
van kracht geworden. Overeenkomstig de regionale afspraken ten aanzien van
coffeeshops worden deze coffeeshops regelmatig door de politie gecontroleerd. Deze controles richten zich met name op de eerder
genoemde AHOJG-criteria. Overtredingen worden zowel strafrechterlijk als
bestuursrechterlijk worden aangepakt.
De
aanpak van drugsoverlast maakt ook onderdeel uit van de integrale aanpak van
het stationsgebied.
Horecaoverlast
manifesteert zich met name in de Binnenstad. De overlast bestaat uit
geluidsoverlast van horecagelegenheden en/of overlast door beschonken bezoekers
van horecagelegenheden.
De
aanpak van de horeca-overlast vindt zowel strafrechtelijk als
bestuursrechtelijk plaats. Evenals bij de geweldsdelicten is er in het
weekeinde tijdens de uitgaansuren in de Binnenstad een verhoogd aantal
meldingen van horeca-overlast waar te nemen. De extra inzet van
politiepersoneel- zoals benoemd bij de aanpak van de geweldsdelicten- zal zich ook op de aanpak van horecaoverlast
richten. Geluidsoverlast door horecagelegenheden wordt bestreden door de meting
van het geluidsniveau. Hiervoor is door de gemeente in 2004 een piketregeling
ingevoerd, waardoor het mogelijk werd om ook buiten kantooruren geluidsmetingen
uit te voeren. Bij constatering van een te hoog geluidsniveau of andere
overtredingen wordt proces-verbaal opgemaakt. Door de gemeente wordt vervolgens
op basis van de “handhavingsstrategie Horeca” bestuursrechtelijke opgetreden.
Deze aanpak van de geluidsoverlast in de horeca heeft in 2004 geleid tot een
afname van het aantal meldingen hiervan en zal in 2005 worden voortgezet.
In het
wekelijkse horeca-overleg tussen politie, brandweer, vakteam milieu en TOR van
de gemeente worden actuele meldingen rond de horeca besproken en de aanpak
gekozen. Driewekelijks vindt overleg
plaats tussen de politie, de gemeente en de horeca-ondernemers. In dit overleg
worden afspraken met de ondernemers gemaakt. Maandelijks vindt overleg plaats
met de ambtelijke werkgroep Horeca.
Verder vindt regelmatig projectmatig overleg plaats tussen de gemeente,
de horeca-ondernemers, de politie en het Openbaar Ministerie over voortgang van
het project “Veilig uit en thuis”, ten aanzien van handhaving toezicht, controle
en repressief optreden. In het kader van dit project, dat één van de 7
speerpunten van het integraal veiligheidsbeleid van de gemeente is, wordt ook
heel nadrukkelijk een alcoholmatigingsbeleid voor gestaan.
De
aanpak van de problematiek in het stationsgebied vormt een thema in het
integraal veiligheidsbeleid. Het
NS-station Delft en de directe omgeving is als een poort van Delft. Dagelijks
komen en gaan grote aantallen mensen van en naar de stad. Mensen die van en
naar hun werk of school gaan, of als toerist een bezoek brengen aan Delft. In
de notitie Veilig Verkeren op en rond station Delft staat de integrale aanpak
van de problemen op en rondom het station beschreven. Met de aanpak van deze
problemen, is er de wens uiteindelijk te komen tot een structureel functioneel
beheer van het stationsgebied.
Het station en de
directe omgeving kenmerkt zich niet alleen door het groot aantal reizigers dat
er gebruik van maakt, maar ook door de overlast en criminaliteit die daar
voorkomt. Dit rechtvaardigt een gerichte aanpak door verschillende partners.
Deze aanpak richt zich op personen, objecten en de infrastructuur binnen het
stationsgebied, zowel in repressieve als preventieve zin. Met name het toezicht
èn de investering in goede infrastructurele maatregelen op en rond station
Delft kan een belangrijke rol spelen in het bestrijden en voorkomen van
misdrijven en overlast, en het verbeteren van de veiligheid en leefbaarheid op
en rond het station.
De probleemanalyse
van het stationsgebied heeft tot 6 prioriteiten geleid. Per prioriteit worden
probleemstelling, aanpak, betrokken partners, tijdspad en doelstelling in
genoemde notitie omschreven. De prioriteiten zijn:
De rol
van de politie in de aanpak kenmerkt zich door gericht toezicht in het
stationsgebied en het voeren van een streng handhavingsbeleid ten aanzien van
de criminele- en overlastgevende activiteiten die daar plaats vinden. Deze
aanpak heeft al geleid tot een substantiële afname van de criminaliteit en
overlast in het gebied.
Cameratoezicht
In het plan van
aanpak rond het stationsgebied is voorzien in cameratoezicht. Eind 2004 zal er
vanuit de projectgroep een voorstel hiertoe aan de gemeenteraad worden
voorgelegd ter besluitvorming over de invoering van cameratoezicht. Door de
afname van de overlast en de criminaliteit in het gebied wordt de politie-inzet
hier nu onevenredig groot. Door het uitvoeren van het toezicht in het
stationsgebied met behulp van camera’s kan de daar nu ingezette
politiecapaciteit elders binnen Delft voor politietaken worden ingezet.
Van project naar
beheer
In het projectplan
voor de aanpak van het stationsgebied is opgenomen, dat in mei 2005 een
beheersplan voor het stationsgebied is opgesteld. In dit beheersplan moeten
alle –nu op basis van het plan van aanpak uitgevoerde taken- zijn opgenomen
binnen de reguliere werkzaamheden van de betrokken diensten.
De
informatiegestuurde politiezorg (IGP) is in 2004 volledig binnen bureau Delft
geïmplementeerd. Het operationele- , het tactische- en het strategische
managementoverleg wordt uitgevoerd volgens het IGP-sturingsconcept. Evenals in
2004 zal de politie in 2005 sterk ïnvesteren in het verkrijgen van een betere
informatiepositie.
De capaciteit voor informatie-analyse zal in 2005 worden uitgebreid met een
info-analist en een informatiecoördinator.
Wekelijks worden de wijkteamchefs geïnformeerd over de ontwikkeling van
de bureauprioriteiten in hun wijk. In het laatste kwartaal van 2004 werd door
elk personeelslid van bureau Delft de workshop “Informatiegestuurde politie”
gevolgd. In deze workshop werd de samenhang tussen informatieverzameling,
informatie-analyse, gestuurde activiteiten, briefing, debriefing en resultaten
in relatie tot het operationele- tactische- en strategische managementoverleg
duidelijk gemaakt. Het sturingsconcept
voor IGP zal in 2005 leidend zijn voor de manier van werken binnen bureau
Delft.
De
personele reorganisatie is in 2004 afgerond. In 2005 zal een nieuw
dienstrooster zijn ontwikkeld, waarin de beschikbare capaciteit beter aansluit
aan de capaciteitsbehoefte op verschillende dagen en tijdstippen. In deze
capaciteitsbehoefte is naast personeel voor de uitvoering van de primaire taken
per dag en per uur de beschikbare capaciteit voor sturingsactiviteiten op basis
van IGP bepaald.
Jaar |
1998 |
1999 |
2000 |
2001 |
2002 |
2003 |
2004* |
|
|
|
|
|
|
|
|
Diefstal uit
woning |
762 |
727 |
824 |
850 |
735 |
556 |
378 |
Diefstal
vanaf/uit auto |
756 |
829 |
889 |
1006 |
1217 |
1222 |
976 |
Diefstal fiets |
1084 |
1321 |
1263 |
2711 |
1662 |
2168 |
1440 |
Straatroof |
41 |
69 |
74 |
160 |
79 |
75 |
114 |
Zeden |
42 |
43 |
71 |
48 |
42 |
42 |
69 |
Overvallen |
28 |
9 |
14 |
18 |
8 |
9 |
4 |
Misdrijven tegen
het leven |
14 |
32 |
19 |
24 |
29 |
31 |
34 |
Bedreiging |
99 |
127 |
112 |
105 |
149 |
148 |
252 |
Mishandeling |
243 |
236 |
264 |
235 |
257 |
272 |
284 |
[u1]Beschrijf hier het regio-item aan de hand van uw analyse voor uw wijk. Geef gemotiveerd aan waarom u er wel of niet extra aandacht aan gaat besteden. Als er extra aandacht aan wordt besteed, geef dan indien mogelijk aan hoe u dit wilt gaan doen.