Politie Haaglanden

 

 

 

 

Bureau Delft

 

 

 

 


                    Werkplan  2005

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Inhoudsopgave

 

Inleiding.. 3

Uitgangspunten voor 2005. 3

kernpunten in de aanpak in 2005. 4

Doelstellingen Planrap 2005. 5

Hoofdstuk 1    Prestatie- en resultaatafspraken. 5

Algemeen. 5

Verdachten. 6

Geweld. 6

Algemeen. 6

Zedenmisdrijven. 6

Overvallen. 7

Straatroof 7

Misdrijven tegen het leven. 7

Bedreiging. 7

Mishandeling. 7

Geweld binnenshuis. 7

Aanpak geweldsdelicten. 7

Delictspecifieke maatregelen. 7

Maatregelen ter verbetering van het opsporingsproces. 8

Jeugd. 9

Algemeen. 9

Doorstromers. 9

Veelplegers. 9

Verkeer en staandehoudingen. 10

Milieu. 10

Vermogensdelicten. 10

Rechtshulpverzoeken. 11

Dienstverlening.. 11

Noodhulp. 11

Telefonische bereikbaarheid. 11

Beschikbaarheid. 11

Tevredenheid laatste contact. 12

Klachten. 12

Hoofdstuk 2    Integraal veiligheidsbeleid. 12

Algemeen. 12

Sociale veiligheid. 13

Overlast en hotspots. 13

Jeugdoverlast 13

Drugsoverlast 13

Horecaoverlast 14

Stationsgebied. 14

Hoofdstuk 3     Bedrijfsvoering.. 15

Informatie gestuurde politie en capaciteitsmanagement. 15

Bijlage 1   Historische gegevens. 16

 

 

 

Inleiding

Voor u ligt het werkplan van bureau Delft voor het jaar 2005.

Delft, is voor wat betreft de politiezorg, in drie wijkteams verdeeld. Elk wijkteam heeft de zorg over een aantal gemeentelijke wijken. De Binnenstad en het Voordijkshof zijn in één wijkteam ondergebracht, evenals het Buitenhof en het Tanthof. Het laatste wijkteam wordt gevormd door de wijken Voorhof, Vrijenban en Wippolder. De aanpak van bureau Delft gaat uit van wijkgericht werken in samenwerking met ketenpartners. Leidend hierbij zijn informatiegestuurd werken (door politie en partners) en de Stuurgroep Integrale Veiligheid (SIV), waar het integraal veiligheidsbeleid en de integrale aanpak binnen Delft wordt vormgegeven.

Informatiegestuurd werken, volgens het IGP-sturingsconcept, geeft de politie de informatiepositie ten aanzien van criminaliteit en wijkproblematiek, die noodzakelijk is om tot dader- en probleemgerichte aanpak te komen.  Bureau Delft wil de in dit werkplan gestelde doelen behalen in het kader van lokale prioriteiten en in samenwerking met partners. In de samenwerking met partners zal de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken van juli 2004 inzake de kerntaken van de politie mede bepalend zijn voor de rol en de inbreng van de politie.

 

 

Uitgangspunten voor 2005

Het werkplan is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

 

De vastgestelde prioriteiten voor de regio Haaglanden, het Openbaar Ministerie en de gemeente Delft voor 2005 zijn:

·         geweld

·         jeugd

·         veelplegers 

      

Aan de gestelde regionale prioriteiten en doelen ligt mede het met de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Justitie afgesloten prestatieconvenant voor de regio Haaglanden ten grondslag. Vanuit dit convenant zijn onder andere de doelen ten aanzien van het aantal bij het Openbaar Ministerie aan te leveren verdachten en het aantal te maken bekeuringen op basis van staandehouding benoemd. De nadruk bij de gestelde doelen ligt op het verhogen van het oplossingspercentage en het verhogen van het aantal bij het OM aan te brengen verdachten. Bij de doelstellingen zijn voor de diverse delicten dan ook geen aantallen benoemd. De doelstelling ten aanzien van het aantal aan te leveren verdachten bij het OM per delict is bepaald op basis van het gestelde oplossingspercentage in relatie tot het aantal aangehouden verdachten in 2004. 

 

In het integraal veiligheidsbeleid van de gemeente is het uitgangspunt dat Delft veiliger moet worden door de afname van criminaliteit, de overlast en de onveiligheidsgevoelens. Om dit te bereiken ligt de nadruk op de aanpak van 7 thema’s, t.w.:

·         wijkveiligheid

·         huiselijk geweld

·         veilig uit en thuis                 

·         veelplegers/verslaafden

·         jongerenaanpak

·         stationsgebied

·         de veilige school

Binnen de onderwerpen in dit werkplan vindt elk van deze 7 thema’s zijn plaats in de plannen van bureau Delft voor 2005.

 

 

 

kernpunten in de aanpak in 2005

 

 

Verhoging van het oplossingspercentage, de pakkans en het aantal verdachten moet leiden

tot een afname van met name het aantal geweldsmisdrijven.

Verhoging van de kwaliteit van de opsporingsproces.

Aanpak van de jeugdcriminaliteit in samenwerking met partners.

Verdere verlaging van de vermogenscriminaliteit door de aanpak van veelplegers.

Aanpak van de overlast op hotspots in de wijken.

Aanpak van de overlast en criminaliteit in het stationsgebied.

 

 

Doelstellingen Planrap 2005

Zie exel bijlage.

 

 

 

Hoofdstuk 1    Prestatie- en resultaatafspraken

 

 

Algemeen

 

Het kabinet heeft in 2002 het Veiligheidsprogramma “Naar een veiliger samenleving” vastgesteld. Op grond hiervan is het landelijk Kader Nederlandse Politie 2003-2006 ontwikkeld, waarvan het regionaal convenant is afgeleid. Het landelijk kader bevat naast kwantitatieve ook een aantal kwalitatieve notities. Onder andere worden hierin genoemd de gebiedsgebonden politiezorg en de procesorganisatie achter het veelplegersbeleid.  Niet in de laatste plaats wordt aangegeven dat het ‘integraal veiligheidsbeleid’ in de aanpak een centrale positie moet hebben.

 

Het regionale convenant Haaglanden behelst de afspraken die tussen de korpsbeheerder en ministers van BZK en Justitie zijn gemaakt over de wederzijdse inspanningen, te weten die van de regiopolitie Haaglanden en die van de genoemde ministers. Daarmee geeft het convenant belangrijke doelstellingen aan voor Politie Haaglanden voor de periode 2003 - 2006. Deze doelstellingen vormen samen met andere doelstellingen het meerjarenkader 2003 – 2006, van waaruit het door bureau Delft te leveren aandeel in de realisatie van deze doelstellingen is bepaald.

 

De hoofdlijn in deze doelstellingen wordt gekenmerkt door één leidende gedachte, namelijk het verhogen van het prestatievermogen van de politie, waarbij de nadruk bij de gestelde doelen ligt op het verhogen van het oplossingspercentage en het verhogen van het aantal bij het OM aan te brengen verdachten. Daarnaast wordt ook veel aandacht besteed aan het verbeteren en bewaken van de kwaliteit ten aanzien van het politiewerk en de bedrijfsvoering.

 

Het regiokorps Haaglanden wil door een daadkrachtige uitvoering van de processen handhaven, opsporen, noodhulp, intake en grootschalig en bijzonder optreden en het realiseren van de overeengekomen prestaties, een effectieve bijdrage leveren aan de veiligheid binnen de regio.

We zijn er voor de veiligheid van de burger, we pakken aan wat we hebben beloofd en we gaan voor resultaat.

Veiligheid betekent voor het korps Haaglanden: HART’ voor de burger en ‘HARD’ tegen criminaliteit.

 

De ambities van het regiokorps Haaglanden voor 2005-2007 liggen op de volgende onderwerpen:

·         ontwikkelen en verbeteren van het gebiedsgericht werken (gebiedsgebonden politiezorg)

·         sturing op prestaties en resultaat is het centrale sturingsconcept in beleid en beheer (wat)

 

Kort samengevat is de strategie van het korps Haaglanden:

·         We gaan voor resultaat; sturing op dat resultaat heeft prioriteit.

·         Bereiken van standaardisatie van de operationele en ondersteunende processen.

·         Met procesmanagement zal een impuls worden gegeven aan het prestatievermogen en het verhogen van kwaliteit.

·         Alle inspanningen van ons korps zijn gericht op het versterken van het vertrouwen van de burger in het korps.

·         Versterk de betrokkenheid van medewerkers bij bureau en korps, door het nadrukkelijker koppelen van het functioneren van medewerkers aan de realisatie van de bureau- en korpsresultaten en korpsdoelstellingen.

·         We staan open voor kennis en kritiek, zowel van binnenuit als van buiten.

 

Het monitoren en bijsturen van de doelstellingen voor lopende het jaar, geschiedt door maandelijkse rapportages. Deze maandraps richten zich op een beperkt aantal van de prestatie-indicatoren. Daarnaast zijn er de viermaandelijkse sturingsrapportages waarin alle doelstellingen, zoals deze zijn opgenomen in de planrap, onderwerp zijn van monitoring en bijsturing. De viermaandelijkse sturingsrapportage vormt de basis voor de viermaandelijkse verantwoording aan het bevoegd gezag. De derde sturap (jan-dec) vormt tevens de jaarrapportage. Met het bespreken van de sturingsrapportages in sturingsgesprekken en de lokale driehoek is de beleids- en beheerscyclus rond.

 

Verdachten

Door de regio Haaglanden is met de Minister van Binnenlandse Zaken een prestatieconvenant afgesloten. In dit convenant is o.a. vastgelegd, dat door de regio Haaglanden in 2005 minimaal 23000 verdachten bij het Openbaar Ministerie moeten worden aangebracht. Het voor bureau Delft te leveren aandeel hierin is voor 2005 vastgesteld op minimaal 1723 verdachten.

 

 

Geweld

 

Algemeen

Het totale aantal geprioriteerde geweldsdelicten nam in 2004 met ongeveer 19% toe. Deze stijging doet zich met name voor bij de zedenmisdrijven, straatroof en bedreiging. Gelet op deze toename en de prioritering van geweldsdelicten op regionaal niveau, lokaal niveau en bij het Openbaar Ministerie worden onderstaande geweldsdelicten voor 2005 geprioriteerd.

 

Zedenmisdrijven

2004 wordt naar verwachting afgesloten met 60 zedenmisdrijven, hetgeen een stijging van 50% betekent ten opzichte van 2003. De stijging deed zich met name voor bij de aanrandingen. Het oplossingspercentage bedroeg 48%. Zedenmisdrijven worden veelal binnenshuis en/of in de relationele sfeer gepleegd. De invloed die kan worden uitgeoefend op het aantal zedenmisdrijven is gering. De doelstelling voor 2005 voor de zedenmisdrijven is gesteld op een oplossingspercentage van meer dan 50%.

 

Overvallen

Het aantal overvallen in 2004 zal vermoedelijk onder de 10 liggen en is nagenoeg niet te beïnvloeden. Voor 2005 wordt de doelstelling voor het oplossingspercentage op meer dan 50% gesteld.

 

Straatroof

Het aantal straatroven laat een stijging zien van 75 in 2003 tot ongeveer 100 in 2004. Het oplossingspercentage steeg in 2004 van 9,3% tot ruim 19%. Voor 2005 wordt de regionale doelstelling voor het oplossingspercentage van >15% overgenomen. Hiervoor dient tegen minstens 10 verdachten een proces-verbaal opgemaakt te worden.

 

Misdrijven tegen het leven

In de eerste 8 maanden van 2004 deden zich 4 voltooide levensdelicten en 15 pogingen daartoe plaats.  Het oplossingspercentage bedroeg respectievelijk 100% en 87%.  De doelstellingen voor het oplossingspercentage van zowel voltooide misdrijven en pogingen wordt voor 2005, overeenkomstig de regionale doelstelling, op  >90% gesteld.

 

Bedreiging

Het aantal bedreigingen komt in 2004 met 220 zaken ruim 30% hoger uit dan in 2003. Het oplossingspercentage in 2004 bedraagt ongeveer 50% en er werd tegen 68 verdachten proces-verbaal opgemaakt. De regionale doelstelling van >60% voor het oplossingspercentage wordt voor 2005 overgenomen. Hiertoe zal tegen ongeveer 80 verdachten proces-verbaal opgemaakt dienen te worden.

 

Mishandeling

Mishandelingen zal met 284 zaken in 2004 ongeveer 7% hoger uitkomen dan in 2003. Het oplossingspercentage voor 2004 komt naar verwachting rond de 55% uit. Er werd tegen ongeveer 140 verdachten proces-verbaal opgemaakt. De doelstellingen voor het oplossingspercentage in 2005 worden gesteld op >60% bij opgemaakte processen-verbaal tegen 170 verdachten.

 

 

Geweld binnenshuis 

Het aantal zaken, dat overeenkomstig de aanpak van geweld binnenshuis in behandeling werd genomen is in 2004 met ongeveer 15% toegenomen tot 230 zaken. Er werden ongeveer 180 adressen  geregistreerd waarin enige vorm sprake was van geweld binnenshuis. Ongeveer 30% van deze adressen werden geregistreerd in het kader van de vroegsignalering, waarbij nog geen directe actie wordt ondernomen. 39% van de zaken werd afgehandeld volgens de methodiek m.b.t. geweld binnenshuis. In 2004 werd een privacyregeling ontwikkeld waardoor een betere informatie-uitwisseling mogelijk werd. Vanuit de uitvoerende instanties wordt sterk de behoefte gevoeld om op korte termijn te komen tot case-overleg, waardoor in elke zaak een ieders taken en verantwoordelijkheden duidelijk worden afgesproken en nagekomen. De gemeente vervult hierin de regierol. Voor 2005 wordt de doelstelling om 60% van de zaken overeenkomstig de methodiek voor de behandeling van geweld binnenshuis af te doen.

 

 

Aanpak geweldsdelicten

De nadruk in de doelstellingen ten aanzien van geweldsdelicten ligt in 2005 op het verhogen van de oplossingspercentages en het aanhouden van meer verdachten.

De aanpak in 2005 kenmerkt zich –evenals in 2004- door een aantal specifieke maatregelen op de diverse geweldsdelicten en een aantal algemene maatregelen om de pakkans te verhogen. De algemene maatregelen richten zich ook in 2005 op het optimaliseren van het opsporingsproces.

 

 

Delictspecifieke maatregelen

 

Zedendelicten, overvallen en misdrijven tegen het leven

Zedendelicten en overvallen krijgen een hoge prioriteit in de opsporing. Zedendelicten worden door speciaal opgeleide rechercheurs behandeld, waarbij voor het verhoor van jeugdige slachtoffers of getuigen gebruik wordt gemaakt van een speciaal hiervoor ingerichte studioruimte. Misdrijven tegen het leven krijgen de hoogste prioriteit in de opsporing. Voltooide levensdelicten zullen in 2005 worden behandeld door het regionale “Team Grootschalig Optreden”.

 

Straatroof

De aanpak van straatroof in 2005 is, evenals in 2004, dader- en buitgericht. De verbetering in de  opsporingsmethodieken moeten ook hier hun vruchten afwerpen. De buit bij straatroof bestaat voor een groot deel uit GSM’s. Bij straatroven wordt door de daders veelvuldig gebruik gemaakt van bromfietsen. (scooters) Om de straatroven beheersbaar te houden wordt de aanpak van straatroof, zoals uitgevoerd in 2004, door extra controle van bestuurders van bromfietsen door de motorrijders, onveranderd voortgezet. De informatiepositie van de politie wordt door deze controles steeds beter, hetgeen in 2004 al resulteerde in een belangrijk hoger oplossingspercentage.

 

Bedreiging en mishandeling

Bedreiging en mishandeling vinden verspreid over Delft en op verschillende dagen en tijdstippen plaats. De spreiding en de relatief lage aantallen per week, maken het lastig hierop gericht personeel in te zetten. Echte hotspots zijn niet te benoemen. Wel is er tijdens de uitgaansuren in het weekend in de Binnenstad een verhoging waar te nemen. De aanpak zal zich dus, evenals in 2004, naast opsporing van daders, richten op het verhogen van het toezicht in de Binnenstad op de late avond- en nachturen op vrijdag en zaterdag. Naast het biker-team worden hiervoor op deze tijden 2 personeelsleden, waaronder een wijkagent,  extra ingezet. Indien er hotspots te benoemen zijn zal hierop gericht personeel worden ingezet. Naast de extra inzet van politiepersoneel zal de bijdrage die hierin vanuit de gemeente door TOR kan worden geleverd, nadrukkelijk worden bezien. De landelijke voorlichtingscampagnes waarin de burger wordt geïnformeerd hoe te reageren als men wordt geconfronteerd met geweld op straat, zullen mogelijk een positief effect sorteren. 

 

Geweld binnenshuis

De aanpak van geweld binnenshuis is voor de regio Haaglanden vastgelegd in het `Protocol geweld binnenshuis`. De behandeling van deze zaken zal evenals in 2004 plaatsvinden volgens dit protocol. De aanpak richt zich op de aanpak van daders, ook als er geen aangifte tegen hen wordt gedaan. Het uitgangspunt is het voorkomen van herhaling door daderhulpverlening. De daderhulpverlening wordt uitgevoerd door stichting “De Waag”. De samenwerking met deze stichting verloopt goed. Binnen de aanpak van geweld binnenshuis wordt door het Openbaar Ministerie de straf opgeschort onder voorwaarde van behandeling bij “De Waag”. De samenwerking tussen de Gemeente Delft als regisseur, de politie en de hulpverlenende instanties is vastgelegd in een samenwerkingsconvenant. Vanuit de uitvoerende instanties wordt sterk de behoefte gevoeld om op korte termijn te komen tot case-overleg, waardoor in elke zaak een ieders taken en verantwoordelijkheden duidelijk kunnen worden afgesproken en nagekomen. De gemeente vervult hierin de regierol. Ook binnen het integraal veiligheidsbeleid van de gemeente is geweld binnenshuis een thema. Om de verhoging van het afhandelingspercentage  op basis van het protocol te bereiken zal meer capaciteit worden ingezet in het nazorgtraject.

 

 

Maatregelen ter verbetering van het opsporingsproces

In 2004 werd een aantal maatregelen ingezet om het opsporingsproces te verbeteren. Deze maatregelen hebben in 2004 reeds tot verbeteringen in het proces en tot meer resultaten geleid.

Deze maatregelen worden ook in 2005 voortgezet.

 

Brongegevens

Actuele en betrouwbare informatieanalyses zijn afhankelijk van de kwaliteit van de brongegevens.

In 2004 werden korpsbreed projecten gedraaid om de kwaliteit van de invoer van de brongegevens te verbeteren. In 2005 zal regiobreed het beheer van deze gegevens geregeld worden om de kwaliteit van de invoer verder te verbeteren en te waarborgen.

 

Verbeteren van de kwaliteit van de aangifte.

In 2004 werd een kwaliteitscontrolesysteem ingevoerd om de kwaliteit van de opgenomen aangiften te verbeteren en te borgen. Dit systeem behelst een controle van de aangifte door een recherchecoördinator, nog voor de aangifte wordt ondertekend. Dit heeft in 2004 reeds geleid tot een verbetering van de kwaliteit van de aangiften. Ook in 2005 zal dit controlesysteem worden gehanteerd om verdere verhoging van de kwaliteit te bereiken.

 

Daderidentificatie.

Het sporenonderzoek is in 2004 geïntensiveerd. Door speciaal opgeleid personeel van bureau Delft worden waar mogelijk sporenonderzoeken uitgevoerd. Bij deze onderzoeken worden naast dactiloscopische- en overige sporen in toenemende mate DNA-sporen veiliggesteld. De veiliggestelde sporen hebben in 2004 in toenemende mate tot daderidentificatie geleid. Ook in 2005 zal deze werkwijze worden gevolgd en waar mogelijk uitgebreid.

Eind 2004 is een personeelslid opgeleid in het maken van compositietekeningen, waardoor er in 2005 meer gebruik gemaakt kan worden van de mogelijkheid om door middel van compositietekeningen tot daderidentificatie te komen.

Daarnaast zal uitvoering worden gegeven uit het afhandelen van zaken die door het NFI, op basis van de HVC (High Volume Crime) clusters worden aangeleverd. Vanuit deze clusters ontstaat tevens zicht op de mate waarin regionaal en landelijk actieve criminelen binnen Delft misdrijven plegen.

 

Probleemgerichte aanpak in de opsporing.

In het verleden is gebleken, dat de opsporing van veelvoorkomende delicten, door het inzetten van een speciaal hiervoor geformeerde opsporingsteams, goede resultaten geeft. Ook in 2005 zal hiervoor in voorkomende gevallen capaciteit worden vrijgemaakt.  

 

 

Jeugd

 

Algemeen

In 2004 werden 156 minderjarige verdachten gehoord. Van hen werden er 38 doorverwezen naar bureau Halt. Voor 4 verdachten, jonger dan 12 jaar, werd een stopprocedure gestart. Aan de doorlooptijden van de jeugd pv’s -de periode tussen het verhoor van de verdachte en het inzenden van het procesverbaal-  is in 2004 veel aandacht geschonken en deze zijn in de loop van het jaar sterk verbeterd. Voor 2005 wordt als doelstelling benoemd om minimaal 110 processen-verbaal tegen minderjarigen op te maken, waarbij in 80% van de gevallen de doorlooptijd minder dan 30 dagen dient te bedragen. Daarbij dient minimaal 23% van de processen-verbaal die tegen minderjarigen opgemaakt worden een geweldsdelict te betreffen. Ten aanzien van het aantal verwijzingen naar bureau Halt en het instellen van een stopprocedure worden voor 2005 als doelstellingen minimaal 40 haltverwijzingen en 4 stopprocedures gesteld.

Een zorgwekkende ontwikkeling ten aanzien van de minderjarige verdachten is de stijging van het aandeel van de allochtone jongeren hierin. Nadat ook in 2003 een stijging van hun aandeel werd geconstateerd steeg dit in 2004 verder van 40% naar 60%. Binnen het totaal aantal minderjarigen in Delft  bedraagt het aantal allochtone minderjarigen ongeveer 30%. Gelet op het hoge aandeel van de allochtone jongeren is extra aandacht voor hen dan ook op zijn plaats. Binnen de gemeente Delft is de jeugdpreventie ten aanzien van allochtone jongeren vastgelegd in het preventieplan “Opgroeien in Delft. In dit plan is een groot aantal projecten opgenomen. De match naar de doelgroep zoals hierboven vermeld zal meer expliciet gemaakt moeten worden, zodat gericht aan deze problematiek gewerkt kan worden.

 

Op de scholen voor het voortgezet onderwijs draait het project “De Veilige School”. Het doel van dit project is het verbeteren van de veiligheid op en rond scholen in de breedste zin des woords, maar met name de sociale veiligheid krijgt hierbij de aandacht. Op elke school is een schoolagent en een zorgteam actief, die de contacten met leerlingen en schoolleiding onderhoudt. Het instellen van een spreekuur voor de schoolagent is in een vergevorderd stadium. Vanuit de stuurgroep Veilige School  zijn op de scholen themadagen georganiseerd om te komen tot het opstellen van calamiteitenplannen voor de scholen. In deze stuurgroep heeft de preventiemedewerker van de politie zitting die hierin adviseert op het gebied van veiligheid en beveiliging. Door het zorgteam wordt op elke school een aantal probleemleerlingen gemonitord. Een aantal van deze leerlingen wordt gemonitord in het kader van vroegsignalering als de leefomgeving en leefomstandigheden van deze leerling daartoe aanleiding geven. Binnen de zorgteams worden de ontwikkelingen rond deze leerlingen regelmatig besproken en eventueel bijgestuurd. Vanuit de politie participeren jeugdrechercheurs in het zorgteam. Het project wordt in 2005 onveranderd voortgezet.

 

Door het Preventieplatform verslavingszorg is een plan ontwikkeld om in het kader van het project “De Veilige School” te komen tot verslavingspreventiebeleid op de scholen in het voortgezet onderwijs. Dit plan omvat in ieder geval de voorlichting aan leerlingen en ouders over genotsmiddelen, het beleid van de school ten aanzien hiervan en afspraken over signalering en casusbespreking.

 

Doorstromers

Voor Delft is een top-10 van doorstromers opgesteld die twee maal per jaar wordt herzien. Doorstromers zijn minderjarigen, die 3 of meer malen met politie en justitie in aanraking zijn geweest ter zake van misdrijven. Het doel van de aanpak van de doorstromers is het afbreken van de criminele carrière. De aanpak van doorstromers komt overeen met de veelplegeraanpak. Dit houdt in, dat zij na aanhouding indien mogelijk worden voorgeleid. De nadruk ligt echter sterker op preventie door het activeren van zorginstellingen en de hulpverlening. Elke doorstromer en hun ouders worden preventief benaderd en geïnformeerd over het feit dat zij op de doorstromer Top-10 lijst staan en welke consequenties dat specifiek voor hen heeft. Ook door jeugdzorg en de jeugdreclassering worden extra inspanningen in de richting van doorstromers betracht om hen op het goede spoor te krijgen. De individuele jeugdige doorstromers krijgen permanent aandacht van de Raad voor de Kinderbescherming, het OM en de politie in de vorm van regelmatig casuïstiekoverleg. In 2004 bleek, dat 7 van de 10 doorstromers na preventief te zijn benaderd, niet meer met politie en justitie in aanraking kwam ter zake van misdrijven. De overige 3 werden totaal 15 maal aangehouden waarbij zij in drie gevallen werden voorgeleid.  Voor 2005 worden de doelstellingen hierop op hetzelfde aantal gesteld. De aanpak van doorstromers zal in 2005 onveranderd worden voortgezet.

 

 

Veelplegers

 

Ook in 2005 zal Bureau Delft sterk investeren op de aanpak van veelplegers. Het doel van de veelplegeraanpak is het onderbreken van de criminele carrière en het bereiken van een afname van de door hen gepleegde criminaliteit. (veelal vermogenscriminaliteit)  Veelplegers hebben een actieve criminele carrière (10 antecedenten of meer) en zij worden verantwoordelijk gehouden voor 65% van de criminaliteit. Investeren op deze groep levert veel resultaat op in de vermindering van criminaliteit. De vermindering van het aantal vermogensdelicten vanaf 2003 wordt in dit verband dan ook toegeschreven aan de succesvolle aanpak van veelplegers.

Al in de 2e helft van 2003 leidde deze aanpak tot een afname van 32% van de criminaliteit op de gebieden waarop veelplegers actief zijn. De daling van het aantal van deze delicten zette zich ook in de 2004 voort en zal naar verwachting eind 2004 ongeveer 22% bedragen.

Onderstaand overzicht geeft de afname aan.

 

Delict

2003

2004

Afname t.o.v.    2003

Eenvoudige diefstal

4410

3595

20%

Diefstal fiets

2188

1512

30%

Winkeldiefstal

280

246

                    13%

Diefstal vanuit auto

1242

1002

20%

 

Van de in Delft woonachtige veelplegers is een top-10 opgesteld die twee maal per jaar wordt herzien. De veelplegeraanpak is binnen het Integraal Veiligheidsbeleid van de gemeente Delft één van de zeven speerpunten. De financiering van hun (drugs)verslaving is veelal de aanleiding voor het criminele gedrag van veelpleger. Een succesvolle aanpak van veelplegers is dan ook alleen mogelijk als ook andere partners hun aandeel leveren. Met name OM, gemeente en reclassering spelen hierin een belangrijke rol. Deze partners voeren maandelijks veelplegeroverleg waarbij de maatwerkaanpak per veelpleger wordt vastgesteld.

De afspraken met het Openbaar Ministerie over de veelplegeraanpak worden goed nageleefd.

 

De gemeentelijke taak in het kader van de veelplegeraanpak omvat zowel het voor- als natraject van veelplegers rond hun detentie. Onvoldoende afstemming tussen de gemeentelijke afdelingen op het gebied van wonen, werk, vrijetijdsbesteding en inkomen, maakt dat het traject politie, justitie en terugkeer in de maatschappij, onvoldoende vorm krijgt. Ook de rol van de reclassering hierin verdient meer aandacht. Door de gemeente zijn een verhoogde inspanning op dit gebied en maatregelen op korte termijn toegezegd.

 

In grote steden zoals Den Haag, is voor veelplegers de Strafrechtelijke Opvang Verslaafden (SOV) beschikbaar. Dit dwangtraject komt mogelijk in 2005 ook voor Delftse veelplegers beschikbaar.

De relatie tussen veelplegers en (drugs)verslaving maakt, dat ook van voorlichtende en hulpverlenende instanties als Parnassia en GGD is, gelet op de relatie tussen veelplegers en (drugs)verslaving meer aandacht vereist. Het ACT, een crisisteam van de GGZ op het gebied van de psychische problematiek rond verslaving, gaat zich in 2005 óók op de veelplegers richten.

Binnen het korps Haaglanden coördineert een projectbureau de veelplegeraanpak binnen de regio. In 2004 werd 45 maal een veelpleger uit de Delftse Top 10 aangehouden. In 40 gevallen werd deze vervolgens voorgeleid en 10 dagen in bewaring gesteld. Van de veelplegers zaten er in 2004 voortdurend gemiddeld 4 á 5 gedetineerd. Van politiezijde wordt de veelplegeraanpak onveranderd voortgezet waarbij als doelstelling voor 2005 wordt benoemd om 50 maal een Delftse veelpleger aan te houden en deze indien mogelijk voor te geleiden.

 

 

Verkeer en staandehoudingen

De politie blijft investeren in het bevorderen van de verkeersveiligheid. Het verkeerstoezicht in 2005 zal zich,  naast een aantal specifieke verkeersovertredingen, richten op het gebruik van alcohol in het verkeer. In 2004 werd in Delft 278 maal proces-verbaal opgemaakt ter zake van een alcoholdelict in het verkeer. Naast de landelijke alcoholcontroles zullen in 2005 een aantal extra controles op alcoholgebruik in het verkeer worden gehouden. De doelstelling voor 2005 wordt het opmaken van minstens 300 processen-verbaal ter zake van een alcoholdelict.

Ten aanzien van de verkeersovertredingen is op basis van de prestatieafspraken met de Minister van Binnenlandse Zaken voor 2005 bepaald, dat bureau Delft minimaal 10500 bekeuringen op basis van staandehouding moet leveren.  In 2004 zullen naar verwachting ongeveer 12000 van deze bekeuringen worden gemaakt. Extra verkeerscontroles zullen zich ook in 2005 met name richten op een aantal specifieke verkeersitems zoals de maximumsnelheid, het gebruik van helm en gordel, het rijden door rood licht en het voeren van verlichting. De controles zullen worden uitgevoerd op locaties waar dit in het kader van de verkeersveiligheid wenselijk dan wel noodzakelijk is gebleken. 

 

 

Milieu

De basis voor de uitvoering van het taakveld milieu is ook in 2005 de “Meerjarige Gezamenlijke handhavingsprogrammering milieuwetgeving” van het Landelijk Overleg Milieu (LOM). Om de milieuhandhavingstaak in de IGP sturingscyclus te brengen is het landelijke handhavingsprogramma vertaald naar het lokale bureaugebied. In overleg met diverse lokale partners werd een actieprogramma met 10 relatief eenvoudige milieu-overtredingen en milieumisdrijven opgesteld. In relatie tot deze overtredingen en misdrijven werden hotspots benoemd. Deze werkwijze heeft in de tweede helft van 2004 tot een belangrijke verhoging van het aantal processen-verbaal voor milieumisdrijven en overtredingen geleid.

In 2005 zal deze werkwijze onveranderd worden voortgezet. De doelstelling ten aanzien van het aantal processen-verbaal voor milieumisdrijven in 2005 wordt op 50 gesteld.

 

Vermogensdelicten

Het totale aantal vermogensdelicten nam in 2004 met ruim 22% af ten opzichte van 2003. Het aantal geprioriteerde vermogensdelicten nam zelfs met ruim 30% af. De afname van het aantal vermogensdelicten is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan de veelplegeraanpak.

De oplossingspercentages bleven nagenoeg gelijk of namen iets toe. Gelet op de afname van het aantal vermogensdelicten worden deze voor 2005 niet geprioriteerd. Wel zal de ontwikkeling op dit gebied worden gevolgd en zal indien daarvoor aanleiding bestaat, planmatige aanpak volgen.

Voor diefstallen uit woningen en diefstal vanaf en uit auto’s wordt wel als doel gesteld, ten aanzien van het aantal verdachten en het oplossingspercentage, minimaal het resultaat van 2004  te realiseren. In 2005 wordt het beleid ten aanzien van de slachtofferadvisering na woninginbraak in het kader van het Politiekeurmerk Veilig Wonen onveranderd voortgezet. Per 1 januari 2006 zal deze advisering worden overgenomen door het bedrijfsleven en dan met name de

gecertificeerde PKVW bedrijven.

 

 

Rechtshulpverzoeken

Er zal een registratie van de binnengekomen en afgehandelde rechtshulpverzoeken worden gehouden. Daarnaast zal de doorlooptijd van deze verzoeken worden geregistreerd.

Rechtshulpverzoeken dienen binnen 60 dagen te worden afgehandeld.

 

 

Dienstverlening

 

Noodhulp

Ten aanzien van de noodhulpmeldingen blijft ook in 2005 het doel om in meer dan 80% van de gevallen, binnen 10 minuten ter plaatse te zijn. In 2004 werd deze doelstelling gehaald.

 

Telefonische bereikbaarheid

Een goede telefonische bereikbaarheid is essentieel voor een vlotte dienstverlening en een adequate

reactie op meldingen. Voor noodhulpmeldingen is een snelle bereikbaarheid gerealiseerd door het alarmnummer 112. De overige telefonische meldingen worden verwerkt door bureau Teleservice, die de meldingen vervolgens doorstuurt naar de meldkamer of naar het betrokken bureau.

Zowel voor bureau Teleservice als voor de telefonische bereikbaarheid van bureau Delft is de doelstelling dat 80% van de binnen komende telefoontjes binnen 20 seconden wordt beantwoord.

Via een nieuw aan te schaffen applicatie zullen de resultaten op dit gebied inzichtelijk worden gemaakt.

 

 

Beschikbaarheid

In 2004 zijn in Delft per week ruim 500 meldingen en incidenten behandeld.

Naast de 1-1-2 meldingen/noodhulpmeldingen en incidenten bestaat ruim 50% van de meldingen uit z.g. prio 3 meldingen. Dit zijn meldingen waar niet direct politie-inzet is vereist. Alhoewel de politie op vrijwel al deze meldingen gereageerd, vallen veel van deze meldingen buiten de kerntaken van de politie. Veel meldingen over b.v. parkeeroverlast, geluidsoverlast of afval op de openbare weg kunnen ook door gemeentelijke diensten worden afgedaan, zodat meer politiecapaciteit beschikbaar komt voor de kerntaken van de politie. De kerntaken en de rol van politie in integrale aanpak van veiligheid en leefbaarheid vormen dan ook een punt van discussie binnen het integraal veiligheidsbeleid.

De [u1] ddbehandeling van incidenten waarbij psychiatrische patiënten zijn betrokken doet regelmatig een aanslag op de beschikbare capaciteit. Het ontbreken van een adequate opvang in de avond, nacht en weekeinden, brengt met zich mee, dat deze patiënten aan het politiebureau moeten worden opgevangen, waar zij kunnen worden beoordeeld door de crisisdienst van de GGZ.  Inmiddels wordt al vanaf 2002 overleg gevoerd om  tot een noodopvang voor deze patiënten te komen. Dit overleg heeft nog altijd niet tot een concrete oplossing geleid. Reeds in het werkplan voor 2004 werd door de politie aangegeven, dat een grotere inbreng en samenwerkingsbereidheid werd verwacht van met name de GGZ, de RIAGG en het psychiatrisch ziekenhuis “Sint Joris”.  Nu, een jaar later,  nog altijd geen oplossing in zicht is wordt er bij de gemeente Delft op aangedrongen hierin het initiatief te nemen.

 

In de politiemonitor 2003 scoorde de politie in Delft op het item ‘ beschikbaarheid’ een 4,3 (reactiesnelheid, wijze van incidentbehandeling, aanspreekbaarheid en zichtbaarheid). Het landelijk gemiddelde op dit item bedraagt thans 4,4. In de politiemonitor van 2001 scoorde Delft 4,4. De geografische gebondenheid van de wijkteams en probleemgerichte aanpak zou de beschikbaarheid van de politie voor de burger moeten verbeteren. In de politiemonitor van 2005 moet het cijfer zijn gestegen naar 5.

 

 

Tevredenheid laatste contact

Uit de politiemonitor 2003 blijkt, dat 39,8% van de burgers in het laatste jaar contact heeft gehad met de politie. In 63,8% van die gevallen is men (zeer) tevreden over de manier waarop dat contact is verlopen. De tevredenheid is ten opzichte van 2001 met 2,2% gestegen. In de politiemonitor van 2005 moet de tevredenheid zijn gestegen tot 68,5%.

 

 

Klachten

Alle klachten die in 2004 werden ingediend zijn binnen de daarvoor geldende termijn van 10 weken afgedaan. De doelstelling van minimaal 80% werd dan ook ruimschoots gehaald. De klachten worden door een aantal vaste klachtenbehandelaars behandeld. Voor 2005 blijft de doelstelling om 80% van de klachten binnen de termijn af te handelen.

Hoofdstuk 2    Integraal veiligheidsbeleid

 

Algemeen

In het integraal veiligheidsbeleid van de gemeente is het uitgangspunt dat Delft veiliger moet worden door de afname van criminaliteit, de overlast en de onveiligheidsgevoelens. Om dit te bereiken ligt de nadruk op de aanpak van 7 thema’s, t.w.:

·         wijkveiligheid

·         geweld binnenshuis

·         veilig uit en thuis                 

·         veelplegers/verslaafden

·         jongerenaanpak

·         stationsgebied

·         de veilige school

 

Bij de aanpak van het merendeel van de 7 thema’s ligt de nadruk op wijkgerichtheid. Binnen de wijkteams vormt wijkgerichtheid, naast de integrale aanpak, de basis voor het probleem- en dadergericht werken volgens de IGP werkwijze.  Aan het integraal veiligheidsbeleid en de integrale aanpak wordt binnen Delft vorm gegeven door de “Stuurgroep Integrale Veiligheid”. (SIV) en van hieruit wordt duidelijkheid geboden ten aanzien van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de betrokken partners. Wijkgerichtheid is leidend voor de manier van werken van politie en partners in Delft. Dit is door de gemeente vormgegeven in de Wijk Coördinatie Teams (WCT’s) voor de 7 gemeentelijke wijken, waarin de partners binnen een wijk zijn vertegenwoordigd. Alle partners leveren input voor de gemeentelijke wijkplannen, waardoor de aanpak van de totale wijkproblematiek een gezamenlijke verantwoordelijkheid wordt, onder regie van de gemeente. De politie beschikt over een goede informatiepositie met betrekking tot de criminaliteit en veiligheid in de stad, waardoor met name de politie -zowel wijkgericht als probleemgericht- de belangrijkste input levert voor een probleemanalyse van de externe omgeving van waaruit prioriteitskeuzes worden gemaakt en doelen worden benoemd.

 

Het WCT vormt de belangrijkste partner in het wijkgericht werken. Hierin zijn de volgende personen en/of instanties vertegenwoordigd: 

 

Hiernaast is een programmamanager  integrale veiligheid aangesteld die de feitelijke coördinatie van de integrale veiligheidszorg op gemeentelijk niveau verzorgd en daarmee het belangrijkste aanspreekpunt voor de wijkteamchefs vormt.

 

De aanspreekbaarheid en de bereikbaarheid van de politie vormt een wezenlijk onderdeel in het netwerk voor de integrale aanpak. Na de herinrichting van bureau Delft verschilt dit duidelijk ten opzichte van voorgaande jaren. Met de herinrichting is Delft, voor wat betreft de politiezorg, in drie wijkteams verdeeld. Elk wijkteam heeft de zorg over een aantal gemeentelijke wijken.

Wijkteam 1:  de Binnenstad en Voordijkshof

Wijkteam 2:  de Buitenhof en het Tanthof

Wijkteam 3:  het Voorhof, Vrijenban en de Wippolder

Het managementteam van elk wijkteam wordt gevormd door een wijkteamchef met drie leidinggevenden die sturing geven aan een 40-tal personeelsleden, verdeeld over drie ploegen.

Met de inzet van dit personeel volgens een ander dienstrooster wordt bereikt, dat elke dag van elk wijkteam personeel en leidinggevenden bereikbaar en aanspreekbaar zijn. Verder is met de herinrichting het aantal wijkagenten uitgebreid zodat nu in elke gemeentelijke wijk twee wijkagenten werkzaam zijn.

 

Voor elk wijkteamgebied is een wijkwerkplan opgesteld. In elk van deze wijkwerkplannen zijn de bureauprioriteiten, geweld, jeugd en veelplegers, ook als wijkprioriteit benoemd. De bureaubrede aanpak van deze onderwerpen op basis van de IGP werkwijze impliceert aanpak op de hotspots en dus feitelijk binnen de wijken. De aanpak wordt uitgevoerd op wijkteamniveau, bureauniveau of integraal met partners.

Daarnaast worden er in elk wijkwerkplan, mede op basis van de wijkveiligheidsscan en de gemeentelijke wijkprogramma’s, nog een aantal specifieke wijkproblemen benoemd waarbij tevens de aanpak van die problemen en de rol van partners hierin wordt beschreven.

 

Sociale veiligheid

Één van de onderwerpen binnen de gemeentelijke wijkprogramma’s is de sociale veiligheid. Naast criminaliteit en overlast is de kwaliteit van de woonomgeving bepalend voor de beleving van veiligheid en leefbaarheid door de bewoners in de wijken. In het collegeprogramma 2002 – 2006 “Voortzetten en doorzetten” zijn een aantal maatregelen benoemd om de veiligheidsbeleving en de leefbaarheid in de wijken te verhogen.

In het kader van de integrale aanpak zal de politie, waar mogelijk en wenselijk, zijn bijdrage leveren.

In grote lijnen betreffen het maatregelen op de volgende onderwerpen.

 

Leefomgeving

Ten aanzien van het verbeteren van de leefomgeving worden onder andere de volgende onderwerpen benoemd:

 

In de afgelopen jaren is er op het gebied van sociale veiligheid bij renovatie- en nieuwbouwprojecten veel verbeterd door de inzet van een gemeentelijke bouwplanadviseur. De taak van de bouwplanadviseur bij dit soort projecten omvat de advisering op het gebied van preventie, zowel in bouwtechnische zin als op het gebied van sociale veiligheid. Vanuit de politie wordt het handhaven van deze functie binnen de gemeente dan ook sterk bepleit.

 

Toezicht en handhaving

Het programma voorziet in een uitbreiding van het toezicht en handhaving door gemeentelijke toezichthouders. Concreet betekent dit dat de toezichthouders meer zullen worden ingezet op hotspots en hot-times. Ook wordt onderzocht in hoeverre er handhavingstaken vanuit de APV door de toezichthouders kunnen worden uitgevoerd. Deze ontwikkeling sluit nauw aan bij de reeds eerder genoemde kerntakendiscussie. Verder wordt in het programma expliciet de mogelijkheid van cameratoezicht benoemd.

 

Verkeer

Ten aanzien van de verkeersveiligheid in de wijken wordt ingezet op handhaving van het 30km regiem en stimulering van het gebruik van de fiets en het openbaar vervoer. Ook de voorlichting over verkeersgedrag aan scholieren en aandacht voor de veiligheid van spelende kinderen maken deel uit van het programma.

 

Overlast en hotspots

Overlast in welke vorm dan ook is, naast criminaliteit, mede bepalend voor de beleving van de leefbaarheid en veiligheid door de bewoners in de wijken. De meest voorkomende vormen van overlast zijn geluidsoverlast in de woonomgeving, jeugdoverlast, drugsoverlast en horecaoverlast. De aanpak van structurele overlast in de wijken vindt veelal integraal plaats door bespreking van het probleem en het bepalen van de aanpak binnen het WCT of, in geval van jeugdoverlast, binnen de “Task-force”.  Incidentele overlast, waarvan de melding veelal bij de politie binnen komt,  wordt nog nagenoeg altijd door de politie behandeld. Bij de behandeling van dit soort overlast moet de rol van partners nadrukkelijk worden bezien en zal de discussie over de kerntaken van de politie in 2005 expliciet worden gevoerd.

 

Jeugdoverlast

In elke wijk zijn één of meerdere hinderlijke- of overlastgevende jeugdgroepen actief op diverse locaties. De overlast van jeugd varieert sterk en is ook seizoensafhankelijk. In de zomermaanden is er vaker sprake van jeugdoverlast. Verder spelen ook lokale- of locatieomstandigheden zoals de koopavonden en de openingstijden van winkelcentra een rol. In de wijkwerkplannen zijn de jeugdgroepen, de locaties en de omstandigheden nader beschreven.

Op het gebied van jeugdoverlast is binnen Delft de “Task-force” actief. De “Task-force” bestaat uit een signaleringsoverleg en een jeugdinterventieteam. In het signaleringsoverleg zijn alle partners vertegenwoordigd die een rol hebben in de integrale aanpak van jeugdoverlast. Door het signaleringsoverleg wordt de ontwikkeling van overlastgevende jeugdgroepen en individuen gevolgd, alsmede de locaties waar de overlast plaats heeft, waarbij de wijkteams een belangrijke signalerende rol hebben. Vanuit dit overleg worden activiteiten uitgezet om de jeugdoverlast op te lossen. Door het interventieteam wordt de overlast op die locaties vervolgens actief aangepakt. Het jeugdinterventieteam wordt gevormd door een medewerker van politie (wisselend een jeugdrechercheur of wijkagent, afhankelijk van de problematiek), Parnassia en een ambulant jongerenwerker van de gemeente. De politie -met name het betrokken wijkteam- heeft een centrale rol in de aanpak van jeugdoverlast in de wijken. Op aanwijzing van de “Task-force”, wordt jeugdoverlast aangepakt met gericht toezicht op hinderlijke- en overlastgevende jeugdgroepen op de locaties waar zij actief zijn. In 2005 zal deze werkwijze worden gecontinueerd.

 

Drugsoverlast

Drugsoverlast komt met wisselende intensiteit in alle wijken voor. Deze bestaat uit overlast op de openbare weg door drugsgebruikers en dealers, de overlast bij en door drugspanden en de (stank)overlast van hennepkwekerijen. Daarnaast overnachten drugsgebruikers regelmatig in portieken, trappenhuizen en kelderboxen.

De overlast op de openbare weg door drugsgebruikers en dealers concentreert zich in de Binnenstad De overlast van drugsgebruikers wordt incidenteel aangepakt en het dealen op de openbare weg wordt zo mogelijk strafrechtelijk. Bij overlast uit drugspanden wordt het pand door de wijkagent bezocht. Door het maken van afspraken met de bewoner/gebruiker wordt getracht de overlast binnen een aanvaardbaar niveau te brengen en te houden. Als de overlast aanhoudt wordt strafrechtelijk en/of door de woningcorporatie civielrechtelijk opgetreden. De samenwerking met de woningcorporaties op dit gebied is goed. Locaties van hennepkwekerijen die bekend worden bij de politie worden strafrechtelijk aangepakt.

In Delft zijn 5 coffeeshops gevestigd, allen in de Binnenstad. In 2004 heeft een herijking van het gemeentelijk beleid er toe geleid dat de “Delftse coffeeshopnota” in werking is getreden. Het gedoogbeleid voor softdrugsverstrekkende coffeeshops is gebonden aan de zogenoemde AHOJG-criteria. Ook de problematiek rond de growshops is meegenomen in de nota. Tevens is een “Handhavingmatrix” van kracht geworden. Overeenkomstig de regionale afspraken ten aanzien van coffeeshops worden deze coffeeshops regelmatig door de politie gecontroleerd. Deze controles richten zich met name op de eerder genoemde AHOJG-criteria. Overtredingen worden zowel strafrechterlijk als bestuursrechterlijk worden aangepakt.

De aanpak van drugsoverlast maakt ook onderdeel uit van de integrale aanpak van het stationsgebied.

 

Horecaoverlast

Horecaoverlast manifesteert zich met name in de Binnenstad. De overlast bestaat uit geluidsoverlast van horecagelegenheden en/of overlast door beschonken bezoekers van horecagelegenheden.

De aanpak van de horeca-overlast vindt zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk plaats. Evenals bij de geweldsdelicten is er in het weekeinde tijdens de uitgaansuren in de Binnenstad een verhoogd aantal meldingen van horeca-overlast waar te nemen. De extra inzet van politiepersoneel- zoals benoemd bij de aanpak van de geweldsdelicten-  zal zich ook op de aanpak van horecaoverlast richten. Geluidsoverlast door horecagelegenheden wordt bestreden door de meting van het geluidsniveau. Hiervoor is door de gemeente in 2004 een piketregeling ingevoerd, waardoor het mogelijk werd om ook buiten kantooruren geluidsmetingen uit te voeren. Bij constatering van een te hoog geluidsniveau of andere overtredingen wordt proces-verbaal opgemaakt. Door de gemeente wordt vervolgens op basis van de “handhavingsstrategie Horeca” bestuursrechtelijke opgetreden. Deze aanpak van de geluidsoverlast in de horeca heeft in 2004 geleid tot een afname van het aantal meldingen hiervan en zal in 2005 worden voortgezet.

In het wekelijkse horeca-overleg tussen politie, brandweer, vakteam milieu en TOR van de gemeente worden actuele meldingen rond de horeca besproken en de aanpak gekozen.  Driewekelijks vindt overleg plaats tussen de politie, de gemeente en de horeca-ondernemers. In dit overleg worden afspraken met de ondernemers gemaakt. Maandelijks vindt overleg plaats met de ambtelijke werkgroep Horeca.  Verder vindt regelmatig projectmatig overleg plaats tussen de gemeente, de horeca-ondernemers, de politie en het Openbaar Ministerie over voortgang van het project “Veilig uit en thuis”, ten aanzien van handhaving toezicht, controle en repressief optreden. In het kader van dit project, dat één van de 7 speerpunten van het integraal veiligheidsbeleid van de gemeente is, wordt ook heel nadrukkelijk een alcoholmatigingsbeleid voor gestaan.

 

Stationsgebied

De aanpak van de problematiek in het stationsgebied vormt een thema in het integraal veiligheidsbeleid. Het NS-station Delft en de directe omgeving is als een poort van Delft. Dagelijks komen en gaan grote aantallen mensen van en naar de stad. Mensen die van en naar hun werk of school gaan, of als toerist een bezoek brengen aan Delft. In de notitie Veilig Verkeren op en rond station Delft staat de integrale aanpak van de problemen op en rondom het station beschreven. Met de aanpak van deze problemen, is er de wens uiteindelijk te komen tot een structureel functioneel beheer van het stationsgebied.

Het station en de directe omgeving kenmerkt zich niet alleen door het groot aantal reizigers dat er gebruik van maakt, maar ook door de overlast en criminaliteit die daar voorkomt. Dit rechtvaardigt een gerichte aanpak door verschillende partners. Deze aanpak richt zich op personen, objecten en de infrastructuur binnen het stationsgebied, zowel in repressieve als preventieve zin. Met name het toezicht èn de investering in goede infrastructurele maatregelen op en rond station Delft kan een belangrijke rol spelen in het bestrijden en voorkomen van misdrijven en overlast, en het verbeteren van de veiligheid en leefbaarheid op en rond het station.

 

De probleemanalyse van het stationsgebied heeft tot 6 prioriteiten geleid. Per prioriteit worden probleemstelling, aanpak, betrokken partners, tijdspad en doelstelling in genoemde notitie omschreven. De prioriteiten zijn:

  1.             fietsen (stalling)
  2.             verblijven van (groepen van) personen op het station
  3.             verblijven van (groepen van) personen rond het station
  4.             vestigingen rond het station
  5.             criminele activiteiten
  6.             schoon en heel houden

 

De rol van de politie in de aanpak kenmerkt zich door gericht toezicht in het stationsgebied en het voeren van een streng handhavingsbeleid ten aanzien van de criminele- en overlastgevende activiteiten die daar plaats vinden. Deze aanpak heeft al geleid tot een substantiële afname van de criminaliteit en overlast in het gebied.

 

Cameratoezicht

In het plan van aanpak rond het stationsgebied is voorzien in cameratoezicht. Eind 2004 zal er vanuit de projectgroep een voorstel hiertoe aan de gemeenteraad worden voorgelegd ter besluitvorming over de invoering van cameratoezicht. Door de afname van de overlast en de criminaliteit in het gebied wordt de politie-inzet hier nu onevenredig groot. Door het uitvoeren van het toezicht in het stationsgebied met behulp van camera’s kan de daar nu ingezette politiecapaciteit elders binnen Delft voor politietaken worden ingezet.

 

Van project naar beheer

In het projectplan voor de aanpak van het stationsgebied is opgenomen, dat in mei 2005 een beheersplan voor het stationsgebied is opgesteld. In dit beheersplan moeten alle –nu op basis van het plan van aanpak uitgevoerde taken- zijn opgenomen binnen de reguliere werkzaamheden van de betrokken diensten.

 

 

Hoofdstuk 3     Bedrijfsvoering

 

Informatie gestuurde politie en capaciteitsmanagement 

De informatiegestuurde politiezorg (IGP) is in 2004 volledig binnen bureau Delft geïmplementeerd. Het operationele- , het tactische- en het strategische managementoverleg wordt uitgevoerd volgens het IGP-sturingsconcept. Evenals in 2004 zal de politie in 2005 sterk ïnvesteren in het verkrijgen van een betere informatiepositie. De capaciteit voor informatie-analyse zal in 2005 worden uitgebreid met een info-analist en een informatiecoördinator.  Wekelijks worden de wijkteamchefs geïnformeerd over de ontwikkeling van de bureauprioriteiten in hun wijk. In het laatste kwartaal van 2004 werd door elk personeelslid van bureau Delft de workshop “Informatiegestuurde politie” gevolgd. In deze workshop werd de samenhang tussen informatieverzameling, informatie-analyse, gestuurde activiteiten, briefing, debriefing en resultaten in relatie tot het operationele- tactische- en strategische managementoverleg duidelijk gemaakt.  Het sturingsconcept voor IGP zal in 2005 leidend zijn voor de manier van werken binnen bureau Delft.

De personele reorganisatie is in 2004 afgerond. In 2005 zal een nieuw dienstrooster zijn ontwikkeld, waarin de beschikbare capaciteit beter aansluit aan de capaciteitsbehoefte op verschillende dagen en tijdstippen. In deze capaciteitsbehoefte is naast personeel voor de uitvoering van de primaire taken per dag en per uur de beschikbare capaciteit voor sturingsactiviteiten op basis van IGP bepaald.

 

Bijlage 1   Historische gegevens

 

 

 

Jaar

1998

1999

2000

2001

2002

2003

2004*

 

 

 

 

 

 

 

 

Diefstal uit woning

762

727

824

850

735

556

378

Diefstal vanaf/uit auto

756

829

889

1006

1217

1222

976

Diefstal fiets

1084

1321

1263

2711

1662

2168

1440

Straatroof

41

69

74

160

79

75

114

Zeden

42

43

71

48

42

42

69

Overvallen

28

9

14

18

8

9

4

Misdrijven tegen het leven

14

32

19

24

29

31

34

Bedreiging

99

127

112

105

149

148

252

Mishandeling

243

236

264

235

257

272

284

 

 

 


 [u1]Beschrijf hier het regio-item aan de hand van uw analyse voor uw wijk.  Geef gemotiveerd aan waarom u er wel of niet extra aandacht aan gaat besteden. Als er extra aandacht aan wordt besteed, geef dan indien mogelijk aan hoe u dit wilt gaan doen.