Nieuw
artikel + onderwerp |
Oud artikel + onderwerp
|
Soort
wijziging |
Toelichting |
Aanhef/
vaststelling Verplichting tot het vaststellen van een
afvalstoffenverordening in het belang van de bescherming van het milieu. |
Aanhef/
vaststelling Verplichting tot
vaststellen van een afvalstoffenverordening inzake het zich ontdoen van
huishoudelijke afvalstoffen. |
|
Het
vaststellen van de afvalstoffenverordening kent voortaan een ruimere
grondslag, namelijk het belang van de bescherming van het milieu. Ook regels
die beogen de milieu-aspecten van handelingen met afvalstoffen te beperken,
zijn daardoor mogelijk. Zoals de Memorie van Toelichting stelt, wordt niet
geïmpliceerd dat gemeenten in het geheel geen autonome regels meer mogen
stellen. Wel zal daarvoor een bijzondere motivering vereist zijn. De
verwachting is dat gezien de ruime grondslag van artikel 10.23 Wm de behoefte
aan autonome regels gering zal zijn. |
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
|
|||
Artikel 1
Begripsomschrijving |
Artikel 1
Begripsomschrijving |
Tekstuele
wijziging in begripsomschrijvingen |
In dit artikel
zijn alleen die begripsomschrijvingen opgenomen die specifiek zijn voor deze
verordening. Relevante begrippen die reeds in artikel 1.1 van de Wet
milieubeheer (hierna te noemen Wm) zijn omschreven, worden, voorzover bij de
omschrijving in de wet wordt aangesloten, niet in dit artikel herhaald. |
Artikel 2
Beslistermijn |
Artikel 5
Beslissingstermijn |
Lid 1 en 2:
B&W > Het college Acht > 8 |
|
Artikel 3
Indiening aanvraag |
Artikel 6 Te late
indiening aanvraag |
Lid 1 Voor >
vóór Benodigt >
nodig heeft B&W > het
college Deel na komma
verwijderd Lid 2 B&W
> het college Lid 3 is nieuw |
Indien daartoe
behoefte bestaat, kan dit artikel worden uitgebreid met een derde lid: “Voor het
aanvragen van een vergunning of ontheffing krachtens deze verordening wordt
gebruik gemaakt van het door het college vastgestelde aanvraagformulier.” |
Artikel 4
voorschriften en beperkingen |
Artikel 10
voorschriften en beperkingen Artikel 14 Inzage
vergunning of ontheffing |
4.1 > 10.1
tekstuele wijziging 4.2 > 10.2.
tekstuele wijziging 4.3 > artikel
14 oud |
Lid 1 De
gemeenteraad stelt op grond van artikel 10.23, eerst lid, Wm in het belang
van de bescherming van het milieu een afvalstoffenverordening vast. De
voorschriften of beperkingen die aan een vergunning of ontheffing krachtens
de afvalstoffenverordening kunnen worden verbonden beogen dus het belang van
het milieu te beschermen. De memorie van
toelichting zegt over artikel 10.23, eerste lid, Wm nog het volgende. “De
gemeenten zijn gehouden om een afvalstoffenverordening vast te stellen. De
regels worden vastgesteld in het belang van het milieu. Dat is ruimer dan de
doelmatige verwijdering van afvalstoffen. Ook regels die beogen de milieu-aspecten
van handelingen met afvalstoffen te beperken, zijn daardoor mogelijk.” Inzage vergunning
of ontheffing Indien daartoe behoefte
bestaat, kan dit artikel worden uitgebreid met een derde lid. “De houder van
een vergunning of ontheffing is verplicht deze of een gewaarmerkt afschrift
daarvan ter inzage te geven op eerste vordering van een ambtenaar, die belast
is met de zorg voor de naleving van het bij of krachtens deze verordening
bepaalde.” |
Artikel 5
Persoonlijk karakter van de vergunning of ontheffing |
Artikel 11
Persoonlijk of zakelijk karakter van de vergunning of ontheffing |
Tekstuele
wijziging: Was: “Tenzij daarin anders is bepaald” wordt:
“ tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald” |
|
Artikel 6
Intrekking of wijziging van de vergunning of ontheffing |
Artikel 13
Intrekking of wijziging van de vergunning of ontheffing |
a. tekstueel:
blijken> zijn b. intrekking of
wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming
waarvan de vergunning of ontheffing is vereist> dat intrekking
of wijziging moet worden gevorderd in het belang van de bescherming van het
milieu; e. nieuw |
|
Paragraaf 2
Inzameling van huishoudelijke afvalstoffen |
|||
Artikel 7
Aanwijzing inzameldienst en andere inzamelaars |
Artikel 2
Inzameldienst |
Inhoudelijke
wijziging, zie toelichting |
Eerste
lid: De aanwijzing van de inzameldienst bij uitvoeringsbesluit De gemeente is op basis van
artikel 10.24, eerste lid, onder a, Wm verplicht bij of krachtens de
verordening een inzameldienst aan te wijzen voor de inzameling van
huishoudelijke afvalstoffen. Dit is een wezenlijke verandering ten opzichte
van artikel 10.10 Wm (oud). Op grond van artikel 10.24, eerste lid, onder a,
Wm kan de inzameldienst voortaan bij uitvoeringsbesluit worden aangewezen in
plaats van bij verordening. Zie hiervoor ook de parlementaire geschiedenis. Tweede lid: De aanwijzing van
andere inzamelaars De nieuwe, bredere grondslag van
de afvalstoffenverordening ten aanzien van huishoudelijk afval is vastgelegd
in artikel 10.24, tweede lid, onder b, Wm. Op basis hiervan kunnen regels
worden gesteld voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen. Zoals de
Memorie van Toelichting stelt, gaat het hierbij vooral om de inzameling van
bestanddelen van het huishoudelijk afval door anderen dan de inzameldienst. Voorheen werd in de oude
afvalstoffenverordening artikel 10.10 Wm (oud) zodanig geïnterpreteerd dat
alleen de inzameldienst bij verordening diende te worden aangewezen en dat
andere personen en instanties bij besluit van het college konden worden aangewezen.
Het commentaar in de oude afvalstoffenverordening luidde hierover: “Wanneer
al deze inzamelaars bij de verordening zouden moeten worden aangewezen, zou
iedere keer wanneer zich een wijziging voordoet in het bestand van
inzamelaars, de verordening moeten worden gewijzigd door middel van een
besluit van de gemeenteraad. Het lijkt gerechtvaardigd artikel 10.24, eerste
lid, onder a, Wm zo te interpreteren dat de verplichting om een inzameldienst
aan te wijzen alleen geldt voor de integraal ingezamelde huishoudelijke
afvalstoffen. Voor de inzameling van de afzonderlijke componenten zou dan een
bepaling kunnen worden opgenomen dat het college personen of instanties kan
aanwijzen die hiermee belast worden.” Naar aanleiding van deze
interpretatie werd het tweede lid toegevoegd, op grond waarvan andere
inzamelaars bij besluit van het college konden worden aangewezen. Op grond
van artikel 10.24, tweede lid, onder b, Wm is deze interpretatie voortaan
wettelijk verankerd. Tweede
lid:Detaillisten/reparatiebedrijven De aanwijzing op grond van het
tweede lid van dit artikel kan ook worden gebruikt om detaillisten die
bijvoorbeeld batterijen van particulieren inzamelen, op hun verzoek aan te
merken als inzamelpunt. Zij hoeven dan niet te beschikken over een vergunning
als bedoeld in artikel 11. In het kader van de aanwijzing als inzamelpunt
kunnen nadere afspraken worden gemaakt met de inzamelende persoon of
instantie over bijvoorbeeld de wijze van inzameling, opslag en de afgifte aan
de gemeente, monitoring, etc. Indien detaillisten en/of
reparatiebedrijven in een amvb zijn aangewezen als inzamelende instantie is
de gemeente niet bevoegd daarover nadere regels te stellen. Dit betekent
dat detaillisten en/of reparatiebedrijven geen vergunning of aanwijzing van
de gemeente nodig hebben om huishoudelijke apparaten in te nemen. Dit geldt
bijvoorbeeld voor het Besluit beheer wit- en bruingoed (voorheen het Besluit
verwijdering wit- en bruingoed). Mogelijke inzamelaars Onderscheid kan worden gemaakt
tussen de volgende inzamelaars. De inzameldienst, die op grond
van het eerste lid wordt aangewezen door het college, belast met de
inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Andere inzamelaars, die op grond
van het tweede lid worden aangewezen door het college, belast met de
afzonderlijke inzameling van categorieën huishoudelijke afvalstoffen. Houders van een
inzamelvergunning op grond van artikel 11 van deze verordening, belast met de
afzonderlijke inzameling van categorieën huishoudelijke afvalstoffen. Zie
hiervoor artikel 11. |
Artikel 8
Afzonderlijke inzameling |
Artikel 30
aanwijzing afzonderlijk ontdoen van bijzondere categorieën huishoudelijke
afvalstoffen |
Inhoudelijke
wijziging |
Eerste
lid: Landelijk afvalbeheersplan Het Landelijk afvalbeheerplan
(LAP) benoemt in hoofdstuk 14 van deel 1 Beleidskader de volgende door de
consument te scheiden afvalstoffen: groente-, fruit- en tuinafval, papier en
karton, glas, textiel, wit- en bruingoed, klein chemisch afval, en
componenten van grof huishoudelijk afval (grof tuinafval, huishoudelijk bouw-
en sloopafval, waaronder verduurzaamd hout). Bij het vaststellen of wijzigen
van de afvalstoffenverordening dient rekening te worden gehouden met het LAP.
In de opsomming in het eerste lid van dit artikel is daarom aangesloten bij
het LAP. Eerste lid: Provinciale
milieuverordening Gemeenten kunnen daarnaast op
basis van de provinciale milieuverordening worden verplicht om bepaalde
categorieën huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk in te zamelen en
daarover regels op te nemen in de verordening. In de model-PMV van het IPO
betreft dit de categorieën oud papier en karton, glas, textiel en wit- en
bruingoed. In lid 1 genoemde categorieën komen overeen met de model-PMV. De
PMV´s worden op termijn vervangen door Algemene Maatregelen van Bestuur. Eerste lid: GFT-afval Artikel 10.21 tweede lid, Wm
verplicht gemeenten in ieder geval tot de afzonderlijke inzameling van
groente-, fruit- en tuinafval (GFT-afval). Het Landelijk afvalbeheerplan
(LAP) gaat er in ieder geval van uit dat GFT-afval apart wordt ingezameld.
Ook het ministerie van VROM houdt vast aan een verplichte GFT-inzameling. Desondanks is afwijking van deze
verplichting mogelijk in het belang van een doelmatig beheer van
huishoudelijke afvalstoffen, bijvoorbeeld om redenen van de GFT-kwaliteit,
kostenniveau of de milieuhygiëne. Op grond van artikel 10.26, eerste lid,
onder c, Wm kan bij verordening worden bepaald dat in een deel van het
grondgebied geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld. In dit geval
is de inspraakverordening van toepassing en stelt het college de inspecteur
op de hoogte van het voornemen. Zie over dit onderwerp ook de VNG-ledenbrief
van 3 april 2003 (Lbr. 03/43). Eerste lid: Besluit beheer wit-
en bruingoed Op 13 augustus
2004 is het Besluit beheer wit- en bruingoed ingetrokken en trad de Regeling
beheer elektrische en elektronische apparatuur (hierna te noemen Regeling) en
(de meeste artikelen van) het Besluit beheer elekrische en elektronische
apparatuur (hierna te noemen het Besluit) in werking. Deze nieuwe regelgeving
heeft gevolgen voor artikel 8 en 14 van de model-afvalstoffenverordening. In de afvalstoffenverordening moet geregeld worden dat
gemeenten zorgdragen voor de gescheiden inzameling van afgedankte apparatuur
bij particuliere huishoudens. Gemeenten hebben tot 13 februari 2005 de tijd
om de verordening aan te passen. Dit is geregeld in artikel 3, eerste en
derde lid van de Regeling. Overigens is de gemeente (op grond van artikel
10.21 Wet milieubeheer) alleen verantwoordelijk voor de inzameling (ophalen)
van afgedankte apparatuur bij particuliere huishoudens. Deze haalplicht geldt
niet voor apparatuur die wordt afgedankt door bedrijven, kantoren, scholen en
andere instellingen, ook niet als de apparatuur naar aard en hoeveelheid
vergelijkbaar is met die van particuliere huishoudens. Eerste lid: Aanvulling lijst met
andere categorieën De lijst genoemd in artikel 8
kan naar behoefte met andere categorieën worden uitgebreid. De grondslag
hiervoor is te vinden in artikel 10.21, derde lid, Wm, waarin gesteld wordt
dat de raad kan besluiten tot het
afzonderlijk inzamelen van andere bestanddelen van huishoudelijke
afvalstoffen. Gedacht kan worden aan
bijvoorbeeld , kunststof, ijzer of autobanden. Eerste lid: Afstemming met
artikel 14 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden In artikel 14 is een verbod
opgenomen om opgesomde categorieën anders dan afzonderlijk ter inzameling aan
te bieden. Afstemming van artikel 8 met artikel 14 is gewenst. Eerste lid:
Uitspraak Raad van State over textiel
Textiel is een afvalstof
in de zin van artikel 1.1, eerste lid, Wm. Dit blijkt uit een uitspraak
(voorlopige voorziening) van de Afdeling Bestuursrechtspraak van
de Raad van
State (ABRS 28-01-2003, 200206958/1). Het Intergemeentelijk
Orgaan Rivierenland (IOR) had een inzamelvergunning voor textiel verleend aan
een charitatieve instelling. Het bestuur van het IOR besloot uit oogpunt van
doelmatigheid de inzameling van textiel zelf ter hand te nemen en de
samenwerking met de charitatieve instelling te beëindigen. In een
spoedprocedure bij de Raad van State werd door de instelling betoogd dat er
geen sprake was van een afvalstof, omdat het textiel met het oogmerk op
hergebruik werd ingeleverd en ingezameld. De Raad van State
oordeelde echter anders. Het ingezamelde textiel (draagbare en niet-draagbare
kleding, lakens, dekens, grote lappen stof en gordijnen) is aan te merken als
een huishoudelijke afvalstof, omdat de aangeboden kleding kennelijk
ongesorteerd wordt aangeboden en daarom nog een sorteerbewerking moet ondergaan.
Een deel van de ingezamelde textiel kan namelijk gebruikt worden
overeenkomstig de oorspronkelijke bestemming, een deel is slechts geschikt
voor een ander gebruik en een deel is onbruikbaar. De Raad van State
verwijst ook naar een uitspraak van het Hof van Justitie, waarin werd
geoordeeld dat het toepassingsgebied van het begrip afvalstof afhangt van de
term “zich ontdoen van”. In de genoemde feiten ligt volgens de Raad van State
een aanwijzing besloten dat de huishoudens zich van het textiel hebben willen
ontdoen, voornemens zijn zich daarvan te ontdoen of zich daarvan moeten
ontdoen. De inzameling is daarom primair een verantwoordelijkheid van de
lokale gemeente. Voor de
afvalstoffenverordening heeft de uitspraak van de Raad van State de volgende consequentie.
Het is niet aannemelijk is dat een burger zijn textiel gesorteerd kan
aanbieden. Immers deze kan niet weten voor welke bestemming hij bijvoorbeeld
lappen of kleren aanbiedt (hergebruik, poetslap of onbruikbaar). Een
sorteerbewerking lijkt hierdoor altijd noodzakelijk. Gesteld kan worden dat
de gemeente op grond van artikel 10.22 Wm een zorgplicht heeft voor de
inzameling van textiel. Dat betekent overigens niet dat de gemeente deze
inzameling zelf ter hand moet nemen. De gemeente kan op grond van artikel 7,
tweede lid, van deze afvalstoffenverordening besluiten andere inzamelaars
aanwijzen die met de inzameling van het textiel belast zijn. Ook kan het
college op grond van artikel 11 van deze afvalstoffenverordening besluiten
een inzamelvergunning te verlenen. Benadrukt moet worden dat de
uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een
voorlopige voorziening is en dat in een bodemprocedure anders kan worden
bepaald. Uitvoeringsbesluit op grond van
het tweede lid In het tweede lid van deze
bepaling is bepaald dat het college een omschrijving kan vaststellen voor
categorieën huishoudelijke afvalstoffen. Voor oud papier en karton, glas en
textiel kunnen bijvoorbeeld de volgende omschrijvingen worden gehanteerd: - oud papier en karton: droog en schoon oud
papier en karton; - glas: eenmalige glasverpakkingen; - textiel: kleding en huishoudtextiel, zoals
lakens, dekens, handdoeken en dergelijke, schoeisel, grote lappen stof en
gordijnen. Een
bredere omschrijving is mogelijk. Het vastleggen van een
omschrijving van de verschillende categorieën huishoudelijke afvalstoffen is
van belang om te kunnen ingrijpen bij vervuiling van de fracties vanwege
verkeerd aanbiedgedrag. Een te zeer vervuilde fractie kan leiden tot
kostentoerekening voor de verwijdering door de be- of verwerker aan de
gemeente, en in het uiterste geval tot weigering van de ingezamelde fractie. Het verdient in dat verband
aanbeveling om in het collegebesluit ook een ‘welles-nietes’-lijst op te
nemen, waarin is aangegeven welke componenten de betreffende afvalcategorie
omvat en welke daartoe juist niet behoren (zie bijvoorbeeld de
welles-nietes-lijsten in de VNG-handreiking Gescheiden inzameling
huishoudelijke afvalstoffen en in het gft-boekje van het Afval Overleg Orgaan).
De lijst kan worden aangepast aan lokale eisen (wel of geen kattenbakvulling
met milieukeur bij het gft-afval?). |
Artikel 9
inzamelmiddelen en voorzieningen |
Artikel 31.1 |
In de
uitvoeringsbesluiten wordt voor elke categorie afvalstof beschreven op welke
wijze de afvalstof aangeboden dient te worden. |
Eerste
lid In artikel 9 worden de niveaus
van inzameling aangegeven. Hiermee wordt recht gedaan aan de vervaging van
het onderscheid tussen huis-aan-huisinzameling en inzameling via
brengvoorzieningen op verschillende niveaus. Eerste lid, onder a: Inzameling
bij elk perceel(haalsysteem) Op grond van artikel 10.21,
eerste lid, Wm is de gemeente verplicht tot het wekelijks inzamelen van
huishoudelijke afvalstoffen bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel.
Op grond van artikel 10.21, tweede lid, Wm wordt daarbij in ieder geval
groente-, fruit- en tuinafval afzonderlijk ingezameld. De raad kan overigens afwijken
van de wekelijkse inzamelfrequentie (zie het commentaar op artikel 10 van
deze verordening). De inzameling bij elk perceel is
individueel en vindt plaats bij elke woning via een haalsysteem. De bewoners
maken gebruik van individuele inzamelmiddelen, zoals vuilniszakken of
minicontainers. Eerste lid, onder a: Inzameling
bij hoogbouw Voor het bewaren en aanbieden
van huishoudelijk afval kan van gemeentewege eventueel een bewaar- of
inzamelmiddel worden verstrekt. De inzamelmiddelen worden buitengezet op de
dag van inzameling. Bij hoogbouw kunnen inpandige inzamelvoorzieningen worden
getroffen, zoals stortkokers of containers. Benadrukt moet worden dat een of
meer inzamelcontainers bij één flat, moet worden gezien als inzameling bij
elk perceel. Zie ook voor inpandige inzamelvoorzieningen ook het commentaar
op artikel 16. Eerste lid, onder b: Inzameling
nabij elk perceel(brengsysteem) In afwijking van artikel 10.21
Wm kan de raad op grond van artikel 10.26 eerste lid, onder b, Wm bij
verordening besluiten dat - in plaats van bij elk perceel - nabij elk perceel
wordt ingezameld. Gemeenten moeten daarbij wel voldoen aan randvoorwaarden
die zijn opgenomen in de ‘Regeling voorwaarden inzamelen huishoudelijke
afvalstoffen nabij elk perceel’. Deze regeling is in november 1998 in werking
getreden (zie ook artikel 10.26, vierde lid, Wm). Indien de raad besluit tot de
inzameling nabij elk perceel, is hij verplicht om de inspraakverordening toe
te passen (zie artikel 10.26, tweede lid, Wm). Daarnaast is het college
verplicht om de inspecteur op de hoogte te stellen van het voornemen tot dit
besluit (zie artikel 10.26, derde lid, Wm). Voor de inzameling nabij elk
perceel wordt gebruik gemaakt van collectieve inzamelmiddelen, brengsystemen
waar een groep huishoudens gezamenlijk gebruik van maakt. Huishoudelijk afval
wordt dus niet bij elk perceel - bij elke woning - opgehaald, maar vanaf een
centraal punt bij voor meerdere huishoudens gezamenlijk. De huishoudens
beschikken over individuele bewaarmiddelen en moeten deze brengen naar de
plaats waar het collectieve inzamelmiddel staat opgesteld. Inzameling nabij elk perceel:
clusterplaatsen en inzamelvoorzieningen Inzameling nabij elk perceel kan
op de volgende manieren plaatsvinden, via clusterplaatsen en via
veramelcontainers nabij elk perceel. Een verzamelcontainer kan boven-
of ondergronds zijn. Een clusterplaats is een plaats
waar de burger het inzamelmiddel op de dag van ophalen naar toe brengt.
Voorbeelden van clusterplaatsen zijn: een parkje, een pleintje, een
parkeerplaats waar op de dag van inzameling niet mag worden geparkeerd of een
centrale plaats op de stoep. Voor beide vormen van
collectieve inzameling geldt dat de inzameling laagdrempelig moet zijn. Voor de clusterplaats geldt dat
dit het geval is als de afstand tussen perceel en clusterplaats niet meer is
dan 75 meter, waarbij de raad in bijzondere gevallen maximaal 125 meter kan
toestaan. Voor de inzamelvoorzieningen
geldt hetzelfde, echter aangevuld met een aantal extra eisen. Deze eisen
zijn: de inzamelvoorziening is voor een ieder goed bereikbaar en
toegankelijk, de afvalstoffen kunnen eenvoudig worden achtergelaten en er
wordt tussen clusterplaatsen en overige inzamelwijzen nabij elk perceel (de
zogenaamde inzamelvoorzieningen gelegenheid gegeven om ten minste 12
aaneengesloten uren per week huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden. Handreiking inzamelen bij/nabij
elk perceel Naar aanleiding van deze
regeling heeft de VNG de ‘Handreiking inzamelen bij/nabij elk perceel’
opgesteld, die in 1999 verschenen is (ISBN 90 322 7344 2). Deze handreiking
gaat in op de keuze tussen bij en nabij elk perceel inzamelen en beoogt het
bieden van een afwegingskader van alle lokale belangen. Uitgegaan wordt van
een gelijkwaardigheid van beide inzamelwijzen. Eerste lid, onder c:
Inzamelvoorziening op wijkniveau Gedacht kan worden aan
zogenaamde wijkcontainers waar de burger bijvoorbeeld glas en oud papier en
karton naar toe brengt. Uitvoeringsbesluit op grond van
het tweede lid Het college kan voor iedere
gebruiker van een perceel per categorie huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen
via welk(e) inzamelmiddel of -voorziening wordt ingezameld. De inzamelmiddelen
kunnen van gemeentewege worden verstrekt of geplaatst, of moeten door de
burger zelf worden aangeschaft. Bij dit uitvoeringsbesluit kan
worden gedacht aan een overzicht van de gemeente, waarop is aangegeven waar
ingezameld wordt via inzamelmiddelen voor de gebruiker van een perceel, dan
wel via inzamelvoorzieningen voor een groep gebruikers van percelen. Wat betreft de
inzamelvoorzieningen op wijkniveau (zoals glasbakken) en de brengdepots kan
eventueel worden volstaan met het aanwijzen van de categorie van
huishoudelijk afval waarvoor de voorziening is bestemd (dit kan bijvoorbeeld
door het aanbrengen van een pictogram op de container). Het opstellen van een
dergelijk overzicht is bewerkelijker naarmate de variatie in inzamelmiddelen
en -voorzieningen tussen gebruikers groter is. In de artikelen 15 tot en met 18
wordt naar artikel 9, tweede lid, terugverwezen. Specifieke aanwijzing van de
groep gebruikers van percelen die hun afvalstoffen via een bepaalde
inzamelvoorziening mogen (of moeten) aanbieden, kan van belang zijn om tegen
te gaan dat ook inwoners uit andere delen van de gemeente gebruik maken van
de inzamelvoorziening, met als gevolg bijvoorbeeld een (vroegtijdig)
overvolle container. Het aanwijzen van een groep
gebruikers is noodzakelijk indien de afvalstoffenheffing binnen de gemeente
wordt gedifferentieerd naar het aanbod van afval. |
Artikel 10
Frequentie van inzamelen |
Artikel 17.1
huishoudelijk restafval Artikel 30a.2 GFT |
Inhoudelijk: Eenmaal per week
> tenminste eenmaal per twee weken |
Wekelijkse
inzamelfrequentie De
gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval en
groente-, fruit- en tuinafval bij elk perceel is op grond van artikel 10.21,
eerste lid, respectievelijk tweede lid, Wm gesteld op tenminste eenmaal per
week. Artikel 10.21, eerste lid, Wm bepaalt dat de gemeente, al dan niet in
samenwerking met andere gemeenten, er voor zorg draagt dat tenminste eenmaal
per week de huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haar
grondgebied gelegen perceel. Op grond van artikel 10.21, tweede lid, Wm wordt
daarbij in ieder geval groente-, fruit- en tuinafval afzonderlijk ingezameld.
De
wekelijkse inzamelplicht bij elk perceel geldt uitdrukkelijk niet voor grove
huishoudelijke afvalstoffen (zie ook artikel 10.21, eerste lid, Wm). Wel
geldt voor deze categorie huishoudelijke afvalstoffen op grond van artikel
10.22, eerste lid, onder a en b, Wm een zorgplicht. Eerste lid Het eerste lid is een uitwerking
van artikel 10.26, eerste lid, onder b, Wm, dat de mogelijkheid biedt om af
te wijken van de wekelijkse inzamelfrequentie van huishoudelijk afval en
groente-, fruit- en tuinafval. Huishoudelijke afvalstoffen
mogen - in het belang van een doelmatig beheer - worden ingezameld met een
bij de verordening aangegeven regelmaat. In dit lid is vastgelegd met
welke frequentie de huishoudelijke afvalstoffen bij elk perceel worden
ingezameld. Dit kan gebeuren door in het eerste lid van artikel 10 een andere
inzamelfrequentie bij elk perceel (bijvoorbeeld eenmaal per twee weken) vast
te leggen. Indien de raad besluit tot
afwijking van de wekelijkse inzamelfrequentie, is de raad verplicht om de
inspraakverordening toe te passen (zie artikel 10.26, tweede lid, Wm). Daarnaast
is het college verplicht om de inspecteur op de hoogte te stellen van het
voornemen tot dit besluit (zie artikel 10.26, derde lid, Wm). Tweede lid Het tweede lid is een uitwerking
van artikel 10.26, eerste lid, onder a, Wm, dat de mogelijkheid biedt om - in
het belang van een doelmatig beheer - huishoudelijke afvalstoffen nabij elk
perceel in te zamelen. Zie voor een uitgebreide toelichting voor de
inzameling nabij elk perceel het commentaar onder artikel 9. Op grond van het tweede lid
wordt de frequentie van inzameling van huishoudelijke afvalstoffen nabij elk
perceel geregeld. Dit is vooral van belang voor de zogenaamde
clusterplaatsen. Derde lid Het derde lid kan worden
gebruikt om een afwijking van de inzamelfrequentie in een deel van de
gemeente vast te leggen. Vierde lid Het vierde lid regelt het niet
bij elk perceel inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen in een deel van de
gemeente. De basis hiervoor wordt gevonden in artikel 10.26, eerste lid,
onder c, Wm. De raad kan namelijk, in afwijking van 10.21 Wm, bepalen dat -
in het belang van een doelmatig beheer - in een gedeelte van het grondgebied
van de gemeente geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld. Bij ‘een
deel van de gemeente’ kan gedacht worden aan het aanwijzen van bepaalde wijken,
maar ook aan bepaalde bebouwingstypen. Indien de raad besluit tot het
niet bij elk perceel inzamelen is zij verplicht om de inspraakverordening toe
te passen (zie artikel 10.26, tweede lid, Wm). Daarnaast is het college
verplicht om de inspecteur op de hoogte te stellen van het voornemen tot dit
besluit (zie artikel 10.26, derde lid, Wm). Vijfde tot en met achtste lid Het vijfde tot en met het
achtste lid regelt hetzelfde als het eerste tot en met het vierde lid, maar
dan voor groente-, fruit- en tuinafval. Negende lid Het college kan op basis van het
negende lid de frequentie van inzameling bij elk perceel bepalen van andere
categorieën huishoudelijke afvalstoffen dan huishoudelijk restafval en
groente-, fruit- en tuinafval. Dit artikel heeft alleen betrekking op de
categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk bij elk perceel
worden ingezameld en is beperkt tot het regelen van de frequentie van
inzamelen. De dagen en tijden waarop
huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden, kunnen
worden geregeld op basis van artikel 20 van deze verordening. Verplichting gemeente bij
afwijking van de inzamelfrequentie genoemd in artikel 10.21 Wm Indien de gemeente op grond van
artikel 10.26 onder a, b en c, Wm bij verordening afwijkt van de
inzamelfrequentie genoemd in artikel 10.21 Wm, is zij op grond van artikel
10.27 Wm verplicht om op ten minste één
daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente of binnen de
gemeenten waarmee wordt samengewerkt, in voldoende mate gelegenheid te bieden
om huishoudelijke afvalstoffen achter te laten. |
Artikel 11
Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens vergunning |
Artikel 36
Inzamelverbod behoudens vergunning |
Inhoudelijke
wijziging, zie toelichting |
De
inzamelvergunning Gemeenten zijn belast met de
zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Zij hebben
daarmee ook het recht om te bepalen dat het verboden is aan andere dan de
door het college aangewezen inzameldienst en instanties om huishoudelijke afvalstoffen
in te zamelen, tenzij zij daartoe beschikken over een vergunning van het
college. Op basis van artikel 4 van deze verordening kunnen aan de vergunning
voorschriften en beperkingen worden verbonden in het belang van de
bescherming van het milieu. De Memorie van Toelichting zegt
dat op basis van artikel 10.24, derde lid, Wm regels
kunnen worden gesteld voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen.
Hierbij gaat het vooral om de inzameling van bestanddelen van het
huishoudelijk afval door anderen dan de inzameldienst, bijvoorbeeld de
inzameling van oude kleding door charitatieve instellingen. Deze regels
kunnen een vergunningstelsel voor de inzameling van huishoudelijke
afvalstoffen door anderen inhouden, behoudens voorzover daarin is voorzien in
een amvb op grond van artikel 10.17. Derde lid In dit kader is de brede
omschrijving die in artikel 1 is gegeven van het begrip inzamelen van belang.
Ook het innemen van huishoudelijke afvalstoffen in de winkel (bijvoorbeeld
batterijen, tl-lampen, huishoudelijke apparaten) valt hieronder. Wanneer de
gemeente deze serviceverlening op prijs stelt en hiervoor geen vergunning wil
vereisen, kunnen de betreffende winkels op grond van artikel 7, tweede lid,
door het college worden aangewezen als inzamelende persoon of instantie. Vierde lid Het vierde lid is nodig omdat
het inzamelverbod behoudens vergunning niet mag gelden voor personen of
instanties die bij amvb in het kader van producentenverantwoordelijkheid een
inzamelplicht hebben gekregen. Gemeenten kunnen in deze gevallen geen
vergunningplicht hanteren (zie het commentaar bij artikel 7). |
Paragraaf 3
ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen |
|||
Artikel 12 Verbod op het ter inzameling aanbieden van
huishoudelijke afvalstoffen aan anderen |
Artikel 17
Overdragen of aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst Artikel 36 a.
Aanbieden aan diegene die inzamelt met vergunning |
Inhoudelijk.
Artikel 17 en 36a oud zijn vervat in artikel 12 nieuw |
Eerste lid Burgers mogen hun afvalstoffen
alleen aanbieden aan de krachtens in het eerste lid van artikel 7 aangewezen
inzameldienst, andere inzamelaars die zijn aangewezen krachtens het tweede
lid van artikel 7 en houders van een inzamelvergunning. Tweede lid Het tweede lid is nodig, omdat
het in het eerste lid gestelde verbod niet van toepassing is indien sprake is
van een inzamelplicht die personen of instanties hebben gekregen bij amvb in
het kader van producentenverantwoordelijkheid (zie het commentaar bij de
artikelen 7 en 11). In dit geval mag de burger zijn huishoudelijke
afvalstoffen, zoals bijvoorbeeld elektrische en elektronische apparatuur, ook
aan deze personen of instanties aanbieden. |
Artikel 13 verbod
op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen
dan de gebruikers van percelen |
nieuw |
Toevoeging ten
opzichte van oude AVO, zie toelichting |
Eerste
lid Dit artikel bepaalt dat alleen
diegenen die binnen de gemeente afvalstoffenheffing betalen, huishoudelijke
afvalstoffen mogen aanbieden aan de inzameldienst. Achtergrond van dit
artikel is de toename in het illegaal aanbieden van afvalstoffen door
inwoners van andere gemeenten (afvaltoerisme) of door bedrijven van binnen en
buiten de eigen gemeente, die op deze manier de kosten van de verwijdering
van hun afvalstoffen willen ontlopen. Een aantal gemeenten heeft een
apart artikel in hun afvalstoffenverordening opgenomen om afvaltoerisme tegen
te gaan. Deze zou als volgt kunnen luiden. “Het is aan personen, die geen
woon- of verblijfplaats in de gemeente ... hebben, verboden huishoudelijke
afvalstoffen ter inzameling aan te bieden of achter te laten.” De keuze voor de formulering
‘anderen dan de gebruikers van ...’ is gekoppeld aan de Verordening
reinigingsrechten. Overigens is het natuurlijk niet de bedoeling om te
verbieden dat degene die de heffing betaalt zijn afvalstoffen door iemand
anders laat aanbieden namens hem. Tweede lid Het tweede lid is toegevoegd
omdat het wenselijk kan zijn om ook te reguleren wat mag worden aangeboden
aan een houder van een inzamelvergunning. Dit kan bijvoorbeeld van belang
zijn in verband met afspraken in het kader van
producentenverantwoordelijkheid, waarbij de afnamegarantie ‘ten minste om
niet’ voor onder andere oud papier en karton alleen geldt voor papier en
karton ingezameld bij huishoudens (dus niet bij bedrijven). Recreatiewoningen Geldt er een
zorgplicht voor de gemeente voor de inzameling van huishoudelijke
afvalstoffen bij recreatiewoningen? Er zijn twee situaties mogelijk. In de eerste
plaats kan een recreatiewoning deel uitmaken van een inrichting in de zin van
de Wet milieubeheer. Er is sprake van een inrichting zodra er een technische,
organisatorische of functionele samenhang is. Dit is bijvoorbeeld zo wanneer
het gaat om een recreatiepark of als er voor de recreatiewoningen veel
gezamenlijk is geregeld. Bij recreatiewoningen die vaak worden verhuurd is
gauw sprake van een organisatorische samenhang. Indien er gezamenlijke
technische voorzieningen zijn (bijvoorbeeld gastanks of
warmwatervoorzieningen) is er ook al gauw sprake van een inrichting.
Vrijkomend afval moet dan worden gezien als bedrijfsafval. De
verantwoordelijkheid voor de verwijdering van bedrijfsafval ligt in dat geval
bij de houder van de inrichting. De regels die hiervoor gelden, staan in
Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen. Maken de
recreatiewoningen geen onderdeel uit van een inrichting in de zin van de Wet
milieubeheer, dan is het vrijkomende afval huishoudelijk afval.Van belang is
vervolgens de vraag of er op het perceel geregeld huishoudelijke afvalstoffen
vrijkomen. Artikel 10.22, eerste lid, Wm verklaart de zorgplicht van de
gemeente namelijk van toepassing indien er op een perceel geregeld
huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Daartegenover staat dat de
gemeente in dat geval ook een afvalstoffenheffing kan heffen. Omgekeerd geldt
ook hetzelfde. Ontstaan er op een perceel niet geregeld huishoudelijke
afvalstoffen, dan geldt de zorgplicht van de gemeente niet en kan eveneens
geen afvalstoffenheffing worden geheven. In sommige
gevallen kan de inzameling van huishoudelijk afval niet doelmatig zijn,
bijvoorbeeld wanneer de recreatiewoningen vrijwel onbereikbaar zijn). In dat
geval kan de raad op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder b en c, Wm
beslissen dat op een deel van het grondgebied niet of met een andere
regelmaat wordt ingezameld (zie ook artikel 10.26, tweede en derde lid, Wm en
artikel 10.27 Wm). Zie hiervoor ook artikel 10. |
Artikel 14
Afzonderlijk ter inzameling aanbieden |
Artikel 30
aanwijzing afzonderlijk ontdoen van bijzondere categorieën van huishoudelijke
afvalstoffen Artikel 30a GFT Artikel 30b glas |
Inhoudelijke
wijziging, zie toelichting |
Landelijk
afvalbeheersplan Het Landelijk afvalbeheerplan
(LAP) benoemt in hoofdstuk 14 van deel 1 Beleidskader de volgende door de
consument te scheiden afvalstoffen: groente-, fruit- en tuinafval, papier en
karton, glas, textiel, wit- en bruingoed, klein chemisch afval, en
componenten van grof huishoudelijk afval (grof tuinafval, huishoudelijk bouw-
en sloopafval, waaronder verduurzaamd hout). Bij het vaststellen of wijzigen
van de afvalstoffenverordening dient rekening te worden gehouden met het LAP.
In de opsomming in het eerste lid van dit artikel is derhalve aangesloten bij
het LAP. GFT-afval Afwijking van de wettelijke
inzamelplicht van groente-, gruit- en tuinafval is mogelijk in het belang van
een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen, bijvoorbeeld om redenen
van de GFT-kwaliteit, kostenniveau of de milieuhygiëne. Op grond van artikel
10.26, eerste lid, onder c, Wm kan bij verordening worden bepaald dat in een
deel van het grondgebied geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld.
In dit geval is de inspraakverordening van toepassing en stelt het college de
inspecteur op de hoogte van het voornemen. Zie over dit onderwerp ook de
VNG-ledenbrief van 3 april 2003 (Lbr. 03/43). Zie ook het commentaar op
artikel 8. Afstemming met artikel 8
Afzonderlijke inzameling In
artikel 8 is een opsomming opgenomen van de categorieën huishoudelijke
afvalstoffen die afzonderlijk worden ingezameld. Artikel 14 houdt een verbod
in voor de burger. Afstemming van artikel 8 met artikel 14 is gewenst. Ook
wordt verwezen naar het commentaar op artikel 8 en wel de lijst met mogelijke
uitbreidingen. |
Artikel 15 Ter
inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel
voor de gebruiker van een perceel |
Artikel 19a Wijze
en plaats van het overdragen of het aanbieden van huishoudelijke afval ten
behoeve van een perceel. Artikel 19d.
vuilniszakken Artikel 20 Wijze
van overdracht of aanbieding van huishoudelijk afval en (mini) containers Artikel 21
Ordelijke overdracht of aanbieding van huishoudelijk afval Artikel 22
Aangewezen plaats Artikel 23
Verwijdering vuilnisemmer of (mini)-container |
Inhoudelijke wijziging. Waren in de oude
AVO de aanbiedregels verspreid over verschillende artikels, in de nieuwe zijn
de aanbiedregels gegroepeerd volgens de onderscheiding van inzamelmiddelen in
artikel 9 en terug te vinden in de artikels 15 tot en met 19. In de daarbij
horende uitvoeringsbesluiten zijn de aanbiedregels nader gespecificeerd |
Bij inzamelmiddelen voor de
gebruiker van een perceel kan worden gedacht aan vaste inzamelmiddelen, zoals
minicontainers, afvalemmers, kratjes, kca-boxen en dergelijke, maar ook aan huisvuilzakken
of big bags waarin asbesthoudend afval moet worden verpakt. Al dan niet van gemeentewege
verstrekte inzamelmiddelen De inzamelmiddelen kunnen al dan
niet van gemeentewege worden verstrekt. Het eerste lid betreft het
verbod om categorieën huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan
via een aangewezen of van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel. Het tweede lid betreft een
verbod om categorieën huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan
via een niet van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel. De burger dient dit
aangewezen inzamelmiddel zelf aan te schaffen. Uitvoeringsbesluiten Artikel 15 biedt tevens de basis
tot het stellen van diverse regels die relevant zijn voor de bedoelde
inzamelmiddelen. In het onderstaande wordt (niet uitputtend) aangegeven welke
regels door het college kunnen worden gesteld. Uitvoeringsbesluiten op grond
van het derde lid Plaats
van aanbieden. Bepaald kan worden dat het inzamelmiddel op de krachtens
artikel 21 vastgestelde inzameldag langs de inzamelroute op de weg kan worden
geplaatst, eventueel uit te breiden met nadere aanwijzingen voor een
specifiek verzamelpunt voor het plaatsen van de inzamelmiddelen. Dit kan
gebeuren vanuit oogpunt van verkeersveiligheid, maar bijvoorbeeld ook om
redenen van doelmatige inzameling en arbeidsbelasting. In de Wet milieubeheer
(‘inzameling nabij de percelen’) is hiervoor uitdrukkelijk de bevoegdheid
gecreëerd. Voorgeschreven
kan worden dat bepaalde categorieën huishoudelijke afvalstoffen (met name
klein chemisch afval) niet op de weg mogen worden geplaatst, maar persoonlijk
moeten worden aangeboden aan de inzamelaar. Verder
kan worden bepaald dat het inzamelmiddel zodanig op de weg moet worden
geplaatst dat het voetgangers- en overige verkeer niet wordt gehinderd of in
de doorgang wordt belemmerd en gevaar of schade wordt voorkomen. Wijze
van aanbieden. Gedacht kan worden aan de volgende regels: - het inzamelmiddel dient goed gesloten te
zijn; - er mag geen sprake zijn van uitsteeksels,
die kunnen leiden tot verwondingen of het scheuren van de huisvuilzak. Uitvoeringsbesluit
op grond van het vierde lid Maximaal
gewicht en maximaal aantal inzamelmiddelen per keer. Het maximaal toelaatbare
gewicht zal onder meer samenhangen met de wijze van inzameling, de toelaatbare
arbeidsbelasting van de huisvuilbeladers, het gebruikte inzamelvoertuig.
Behalve een beperking aan het gewicht per inzamelmiddel kan ook een beperking
worden opgelegd naar aantal inzamelmiddelen dat per keer mag worden
aangeboden. Er kan op dit punt een koppeling worden gelegd met de tarieven in
de belastingverordening. Overigens moet daarbij wel worden gelet op de
handhaafbaarheid van de bepaling. Uitvoeringsbesluit
op grond van het vijfde lid Voorwaarden
waaronder het inzamelmiddel wordt verstrekt. Op grond van dit lid kan het
college regels stellen over voorwaarden waaronder het inzamelmiddel wordt
verstrekt. Gedacht kan worden aan de juridische basis van de verstrekking
(bijvoorbeeld bruikleenovereenkomst), regels in geval van verhuizing van een gebruiker
van een perceel, aansprakelijkheid voor de schade of verdwijning van het
verstrekte inzamelmiddel). Gebruik
en reiniging van het verstrekte inzamelmiddel. Met betrekking tot het gebruik
van vaste inzamelmiddelen kunnen bijvoorbeeld regels worden gesteld rond het
aanbrengen van veranderingen aan de container. Dit kan in het bijzonder
relevant zijn wanneer de gemeente ook met herkenningssystemen voor
individuele containers werkt. Daarnaast kan bijvoorbeeld worden gedacht aan
een verbod op het deponeren van hete vloeistoffen in de container. Bepaald
kan worden dat het inzamelmiddel in het belang van de doelmatige verwijdering
(voorkomen dat afval in de container blijft plakken) regelmatig wordt
gereinigd. De burger kan dit eventueel uitbesteden, maar blijft zelf
verantwoordelijk voor de naleving van de regels gesteld krachtens de
verordening. Uitvoeringsbesluit
op grond van het zesde lid Eisen
aan het inzamelmiddel. Wanneer het inzamelmiddel niet door de gemeente wordt
verstrekt, kan worden vereist dat het inzamelmiddel aan bepaalde normen
voldoet (bijvoorbeeld de NEN-norm voor huisvuilzakken). Ook kan via deze
bepaling worden geregeld dat alleen huisvuilzakken met een gepatenteerde
gemeentelijke opdruk mogen worden gebruikt indien wordt gewerkt met een
systeem van dure zakken als vorm van tariefdifferentiatie. Voor bepaalde
categorieën huishoudelijke afvalstoffen (bijvoorbeeld asbest) kunnen
specifieke eisen aan het inzamelmiddel worden gesteld. Achtste
lid De bepaling dat anderen dan de
gebruiker van een perceel geen afvalstoffen via het individuele inzamelmiddel
mogen aanbieden is vooral van belang in gemeenten waar het tarief van de
afvalstoffenheffing wordt gedifferentieerd op basis van de hoeveelheid
aangeboden afval (DIFTAR). Overigens is hier natuurlijk niet bedoeld te
verbieden dat iemand anders - bijvoorbeeld een gezinslid, of de buurman -
namens de gebruiker van het perceel (dit is degene die de afvalstoffenheffing
betaalt) het inzamelmiddel buiten zet. |
Artikel 16 Ter
inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inpandige
inzamelvoorziening |
Nieuw |
|
Inpandige
inzamelvoorzieningen In
hoogbouw kan een inpandige inzamelvoorziening aanwezig zijn als bewaarmiddel
voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen voor meerdere huishoudens.
Indien daartoe behoefte bestaat, kan er een extra artikel in de
afvalstoffenverordening worden opgenomen. “Het
aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen in een inpandige
inzamelvoorziening. Het
college kan regels stellen over het ter inzameling aanbieden van
huishoudelijke afvalstoffen in een inpandige inzamelvoorziening.” Gedacht kan worden aan regels
over dagen en tijden, de wijze van aanbieden en het afsluiten van de
inpandige inzamelvoorziening. |
Artikel 17 Ter
inzameling aanbieden via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep
percelen |
Artikel 19b Artikel 20 Wijze
van overdracht of aanbieding van huishoudelijk afval en (mini) containers Artikel 21
Ordelijke overdracht of aanbieding van huishoudelijk afval Artikel 22
Aangewezen plaats Artikel 23
Verwijdering vuilnisemmer of (mini)-container |
Zie soort
wijziging bij artikel 15 nieuw |
Artikel 17 betreft
inzamelvoorzieningen nabij de percelen voor huishoudelijk restafval en
groente-, fruit- en tuinafval. Uitvoeringsbesluit op grond van
het derde lid Regels die door het college
kunnen worden gesteld ten aanzien van inzamelcontainers omtrent de wijze van
aanbieding zijn bijvoorbeeld: - de afvalstoffen dienen in een goed gesloten
zak in de verzamelcontainer te worden gedeponeerd; - de verzamelcontainer dient na gebruik goed
te worden gesloten; - het is verboden afvalstoffen naast de
verzamelcontainer te plaatsen -
het al dan niet mogen gebruiken van
zakken voor groente-, fruit- en tuinafval. |
Artikel 18 Ter
inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorziening
op wijkniveau |
Artikel 19c Artikel 27.2
glasbakken Artikel 27.3
papierbakken |
Zie soort
wijziging bij artikel 15 nieuw |
Bij inzamelvoorzieningen op
wijkniveau kan in de eerste plaats worden gedacht aan glasbakken, textielbakken,
en dergelijke. Dit zijn permanent aanwezige voorzieningen. De voorzieningen
op wijkniveau kunnen ook mobiel of niet permanent aanwezig zijn. Voorbeelden
van dergelijke mobiele voorzieningen zijn de chemokar en ‘afvaleilanden’ die
gedurende een bepaalde periode in de wijk aanwezig zijn. Het gebruik van de
wijkvoorzieningen is niet beperkt tot de gebruikers van een bepaalde groep
percelen. Volgens de model-PMV kan de gemeente in het belang van de
doelmatige verwijdering van kca, glas, oud papier en karton en textiel
bepalen dat dit afval dient te worden gebracht naar een door de gemeente
aangewezen plaats. |
Artikel 19 Ter
inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op
lokaal of regionaal niveau |
Artikel 28
Aangewezen plaats Artikel 29
Incidenteel achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen |
|
Brengdepot Met de term ‘brengdepots’ wordt
gedoeld op bemande voorzieningen op lokaal of regionaal niveau waar meerdere
afvalcomponenten heen kunnen worden gebracht. Wanneer het een brengdepot op
regionaal niveau betreft, zal de vaststelling van de wijze waarop
afvalstoffen bij het depot kunnen worden aangeboden, vaak overgedragen zijn
aan het bestuur van de regio. De bepaling in het derde lid van dit artikel
zal daarop moeten worden aangepast. Wettelijke plicht brengdepots in
een aantal gevallen Op grond van artikel 10.27 Wm is
een gemeente in een aantal gevallen verplicht om op tenminste één daartoe ter
beschikking gestelde plaats binnen de gemeente (of binnen de gemeenten
waarmee wordt samengewerkt) een brengdepot te realiseren. Het gaat om de gevallen waarin
de raad op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder a, b en c, Wm afwijkt
van artikel 10.21 Wm: inzameling nabij elk perceel, inzameling met een bij
verordening aangegeven regelmaat en uitsluiting van inzameling op een deel
van het grondgebied van de gemeente. |
Artikel 20 ter
inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen zonder inzamelmiddel |
Hoofdstuk 3 Het
zich ontdoen van grof huisafval Artikel 32 tot en
met artikel 35 |
Tekstueel. De in
de oude afvalstoffenverordening opgenomen aanbiedregels voor grofvuil zijn nu
opgenomen in de uitvoeringsbesluiten |
Uitvoeringsbesluit op grond van
het eerste lid De mogelijkheid om
huishoudelijke afvalstoffen te kunnen aanbieden zonder inzamelmiddel of
-voorziening (bij het perceel of op een ander inzamelniveau) is vooral van
belang voor grof huisvuil of grof tuinafval. Uitvoeringsbesluit op grond van
het tweede lid Ten aanzien van die componenten
kan bepaald worden dat deze bijvoorbeeld gebundeld dienen te worden
aangeboden. Ook kan worden gedacht aan de inzameling van oud papier en
karton, gebundeld of in kartonnen dozen. Uitvoeringsbesluit op grond van
het derde lid Op grond van het derde lid
kunnen regels gesteld worden over het volume, gewicht of afmetingen. |
Artikel 21 Dagen
en tijden voor het ter inzameling aanbieden |
Artikel 18 De
dagen en tijden voor het overdragen of het aanbieden Artikel 26 Verbod
achterlaten huishoudelijke afvalstoffen |
Oude artikels 18
en 26 zijn vervat in artikel 21 |
Uitvoeringsbesluit op grond van
het eerste lid Bij het vaststellen van de dagen
en tijden kan in het besluit van het college een onderscheid worden gemaakt
naar de verschillende niveaus van inzameling en de daarbij gehanteerde
inzamelmiddelen en -voorzieningen. Voor de inzameling via een inzamelroute
bij de percelen kan worden gedacht aan de volgende regels: - plaatsing op de weg mag niet geschieden
vóór … uur op de vastgestelde inzameldag of de dag voorafgaande aan de
vastgestelde inzameldag; - bij vaste inzamelmiddelen: het
inzamelmiddel dient zo spoedig mogelijk na lediging, doch uiterlijk voor ...
uur op de vastgestelde inzameldag, van de weg te zijn verwijderd; Bepaald kan ook worden dat
inzameling bij het perceel op afroep plaatsvindt. Afvalstoffen kunnen dan
worden aangeboden op de dag die, na de melding van de burger dat hij bepaalde
afvalstoffen ter inzameling wil aanbieden, wordt aangewezen (niet voor ...
uur op de vastgestelde inzameldag). Met betrekking tot verzamel- en
wijkcontainers kan worden bepaald dat de burger zijn afvalstoffen niet mag
aanbieden tussen ... en ... uur. Ten slotte kunnen op basis van
dit artikel de openingstijden van brengdepots worden vastgelegd. Wanneer dit
een regionaal depot betreft en de vaststelling van de openingstijden is
overgedragen aan het bestuur van de regio, dient dat in dit artikel tot
uitdrukking te komen. |
Artikel 22 Het in
bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen |
Artikel 25 het in bijzondere gevallen overdragen of
ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen |
Tekstuele
wijziging |
Dit artikel biedt de grondslag
voor een door het college vast te stellen calamiteitenregeling. Een
dergelijke (eventueel tijdelijke) regeling zou bijvoorbeeld nodig kunnen zijn
in geval van stakingen, etc. Ook kan worden gedacht aan een
regeling voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen bij
wegopbrekingen. |
Paragraaf 4 Inzameling van
bedrijfsafvalstoffen
|
|||
Artikel 23
Inzameling bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst |
Artikel 37
Aanwijzing andere categorieën afvalstoffen |
Inhoudelijk
artikel 37 had betrekking op marktafval |
De inzameldienst kan naast
huishoudelijke afvalstoffen bijvoorbeeld ook bedrijfsafvalstoffen (of een
bepaalde categorie van bedrijfsafvalstoffen) inzamelen. Gedacht kan worden
aan afval uit de kantoren/winkels/dienstensector of bouw- en sloopafval (voor
zover dit niet wordt gerekend tot het huishoudelijk afval). De gemeente heeft op dit punt
geen zorgplicht en kan niet bepalen wie er binnen de gemeente al dan niet
mogen inzamelen zoals dat bij huishoudelijke afvalstoffen het geval is. |
Artikel 24 Ter
inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst |
Artikel 37
Aanwijzing andere categorieën afvalstoffen |
Inhoudelijk
artikel 37 had betrekking op marktafval |
Alleen die bedrijven die betalen
voor de gemeentelijke inzamelvoorzieningen mogen, voor zover artikel 18
daartoe de mogelijkheid biedt, hun bedrijfsafvalstoffen aanbieden aan de
inzameldienst. Het college kan, net als bij huishoudelijke afvalstoffen,
regels stellen over de wijze waarop de afvalstoffen ter inzameling dienen te
worden aangeboden. |
Artikel 25 Het
ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de
inzameldienst |
Artikel 38
Inzameling door derden |
Inhoudelijke
wijziging: Van vergunning
naar regels stellen over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen, zie ook
toelichting |
Inzameling bedrijfsafvalstoffen
aan een ander dan de inzameldienst De basis voor het stellen van
regels over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen kan worden gevonden in
artikel 10.23, derde lid, Wm. De memorie van toelichting zegt hierover: “Ten aanzien van de inzameling van bedrijfsafvalstoffen of
gevaarlijke afvalstoffen mogen ook in het belang van de bescherming van het
milieu regels worden gesteld. Blijkens het derde lid mogen deze regels geen
vergunningstelsel inhouden. Dit is krachtens artikel 10.48 (lees: Wm)
voorbehouden aan de minister. Vanzelfsprekend mogen de gemeenten hun
bevoegdheid evenmin benutten ter bevoordeling van de eigen inzameldienst en
ten nadele van andere aanbieders op de markt.” Eerste lid De Wet milieubeheer geeft de
gemeente uitdrukkelijk de bevoegdheid om regels te stellen over de inzameling
van bedrijfsafvalstoffen in het belang van de bescherming van het milieu. Dit
artikel is de uitwerking hiervan. Het college kan in het belang van de bescherming van het
milieu regels stellen omtrent bijvoorbeeld de dagen, tijden, wijze en
plaatsen waarop bedrijfsafvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden.
Vergunningstelsel inzameling
bedrijfsafvalstoffen niet meer mogelijk In artikel 4.2.4.1 model-APV
(oud) was, indien er specifiek lokale belangen in het geding waren, de
mogelijkheid opgenomen voor een gemeentelijk vergunningenstelsel voor de
inzameling van bedrijfsafvalstoffen. Het betrof onder andere de overlast in
een (historisch) centrum of de verkeersveiligheid. De memorie van toelichting
is hier over duidelijk. De gemeente mag geen vergunningstelsel hanteren voor
de inzameling van bedrijfsafvalstoffen. Artikel 4.2.4.1 model-APV (oud) keert
daarom niet terug in de afvalstoffenverordening.
Uitvoeringsbesluit op grond van het tweede lid Op grond van het tweede lid kan het college in het
belang van de bescherming van het milieu regels stellen over bijvoorbeeld
dagen, tijden, wijze en plaatsen waarop de bedrijfsafvalstoffen worden
aangeboden. Het is dus mogelijk om in het belang van
het milieu bepaalde dagen te kunnen aanwijzen waarop
bedrijfsafvalstoffen mogen worden ingezameld. Bijvoorbeeld ter beperking
of voorkoming van geluidhinder of aanzuigende werking of om ritten
zoveel mogelijk te combineren. Dit artikel kan met name van belang zijn voor
de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in een (historisch) centrum. Uiteraard
gelden deze regels voor alle betrokken inzamelaars die bedrijfsafvalstoffen
ophalen. Afbakening met artikel 22 en 23
Op grond van de
artikelen 22 en 23 kunnen regels worden gesteld over de inzameling van
bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst. Artikel 24 betreft het stellen
van regels over het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een
ander dan de inzameldienst. |
Paragraaf 5
Zwerfafval Inleiding
zwerfafval Zwerfafval staat
hoog op de politieke agenda. In het kader van het Convenant Verpakkingen III
hebben VNG, het ministerie van VROM en SVM-pact (bedrijfsleven) het
deelconvenant Zwerfafval ondertekend. Afgesproken is om de hoeveelheid
zwerfafval terug te dringen. In het convenant zijn de volgende doelstellingen
geformuleerd. - Het
bedrijfsleven moet zorgen dat in 2005 het aandeel blikjes en petflesjes in
het zwerfafval met 80% is afgenomen (ten opzichte van de vastgestelde 50
miljoen blikjes en flesjes in 2001). - Het
bedrijfsleven moet voor 1 januari 2005 de hoeveelheid blikjes en flesjes in
het zwerfafval reduceren met ten minste 2/3 (t.o.v. de 50 miljoen blikjes en
flesjes in het zwerfafval in 2001). - De
rijksoverheid, de VNG en het bedrijfsleven dragen er zorg voor dat door een
gezamenlijke inspanning uiterlijk in het jaar 2005 het overige zwerfafval met
ten minste 45% ten opzichte van het jaar 2002 is verminderd. De ergernis van
de burger over zwerfafval is groot. Gemeenten spelen daarom een belangrijke
rol bij het voorkomen en bestrijding van zwerfafval en daarmee het verbeteren
van de directe leefomgeving van de burger. Gedacht kan worden aan het creëren
van voldoende voorzieningen voor inzameling en verwijdering, communicatie met
de burger en de controle van (on)gewenst aanbied- en wegwerpgedrag. Op grond van
artikel 10.25, onder a en b, Wm kunnen gemeenten in hun
afvalstoffenverordening de zwerfafvalproblematiek regelen. Er is sprake van
facultatief medebewind. Gemeenten hebben hiertoe de bevoegdheid, maar geen
wettelijke plicht. In deze paragraaf
van de afvalstoffenverordening zijn een aantal artikelen over het voorkomen
en beperken van zwerfafval opgenomen. Een aantal van deze bepalingen zijn
overgenomen uit afdeling 4.4 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging van de
model-APV. De juridische basis van deze artikelen is echter veranderd.
Voorheen waren deze artikelen gebaseerd op de autonome verordenende
bevoegdheid op grond van de Gemeentewet. De artikelen vinden nu hun grondslag
in de Wet milieubeheer. Het regelen van
het voorkomen en bestrijden van zwerfafval in de afvalstoffenverordening en
de handhaving hiervan is het sluitstuk van een goede aanpak van de
zwerfafval. Een goede aanpak
van zwerfafval vereist in de eerste plaats een goede analyse van het
daadwerkelijke probleem. Wie zijn de veroorzakers (bijvoorbeeld scholieren,
recreanten)? Op welke plekken ontstaat zwerfafval (invalswegen, snoeproutes,
winkelcentra, recreatiegebieden, evenementen)? Ook het ontwikkelen van
gemeentelijk beleid voor de aanpak van zwerfafval is zeer wenselijk.
Daarnaast zullen er ook een aantal fysieke maatregelen genomen moeten worden,
zoals voldoende afvalbakken, blikvangers en dergelijke. Voor een goede aanpak
in de gemeente is het ook wenselijk om een coördinator te benoemen, omdat er
vaak meerdere afdelingen binnen een gemeente betrokken zijn. Tenslotte is
communicatie naar de burger een zeer belangrijk element in de aanpak van
zwerfafval. Gedacht kan worden aan lokale reclamespotjes, folders,
persberichten, lespakketten voor basis en middelbaar onderwijs of zogenaamde
speciaal schoonmaakacties. Het Afval Overleg
Orgaan (AOO) heeft een handreiking zwerfafval ontwikkeld voor gemeenten. Zie
voor meer informatie over deze handreiking www.aoo.nl. Voor meer
informatie over zwerfafval, wordt verwezen naar de website van Stichting
Nederland Schoon: www.nederlandschoon.nl. |
|||
Artikel 26
Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging |
Artikel 40
Voorkomen diffuse milieuverontreiniging |
Zie toelichting |
Dit artikel heeft
een primair een milieubeschermende functie en beoogt de gemeenten een
instrument te geven om illegale dumpingen, voorzover er geen hogere wet- of
regelgeving van toepassing is, of het ontstaan van zwerfafval tegen te gaan.
Zie voor illegale dumpingen ook het commentaar op artikel 1. Uiteraard zal in
een aantal gevallen het brengen van stoffen op of in de bodem zodanig kunnen
gebeuren dat een hogere wet, zoals de Wet bodembescherming of het
Bouwstoffenbesluit van toepassing is. Met opzet worden
in het eerste lid ook de termen “stof” en “voorwerp” gebruikt en niet alleen
de term “afvalstof” , omdat niet altijd duidelijk is of de desbetreffende
stoffen of voorwerpen afvalstoffen zijn. Nieuwe
wettelijke grondslag Dit artikel is
grotendeels overgenomen van artikel 4.4.1 model-APV. Dit artikel was gebaseerd
op de autonome verordenende bevoegdheid van de gemeente. In artikel 10.25,
onder a, Wm wordt echter de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk
artikel in de afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit artikel voortaan
niet meer is gebaseerd op de Gemeentewet, maar voortaan op artikel 10.25,
onder a, Wm. Zie hiervoor ook de
Memorie van Toelichting, die hierover zegt: “De onderdelen a en b hebben
betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken
van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze worden gesteld.” |
Artikel 27
Achterlaten van straatafval |
Artikel 27 lid 1
Achterlaten in daartoe bestemde afvalbakken |
Inhoudelijk Artikel 27 lid 1
nieuw voorziet in het verbieden van het weggooien van straatafval in de
openbare ruimte Artikel 27 lid 2
nieuw komt overeen met het vroegere lid 1 |
Straatafval In artikel 1 van deze
verordening wordt een definitie gegeven van straatafval: “huishoudelijke afvalstoffen van zeer beperkte omvang en
gewicht, zoals proppen, papier, sigarettenpeuken, kauwgom, plastic bekertjes
en blikjes, verpakkingsmateriaal, etenswaren, niet zijnde klein chemisch
afval, ontstaan buiten een perceel”. Bij het begrip straatafval gaat
het in feite om afval ‘dat onderweg ontstaat’, buiten een perceel, dat niet
als zwerfafval op straat of in het plantsoen terecht dient te komen en
waarvoor je de burger (in dit geval ook toeristen) de mogelijkheid wilt
bieden om zich ter plekke ervan te ontdoen (voorzover van zeer beperkte
omvang en gewicht). Klein chemisch afval is uitdrukkelijk uitgesloten van de
omschrijving. Dit afval dient in alle gevallen via de daartoe opgezette
inzamelstructuur te worden verwijderd. In de definitie van straatafval
wordt uitdrukkelijk gesproken over “buiten een perceel ontstaan”. Een
huishoudelijke afvalstof, ontstaan op of binnen het perceel, moet worden
aangeboden volgens de bepalingen uit paragraaf 3 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen
(regels voor de burger over de aanbieding van huishoudelijke afvalstoffen). |
Artikel 28
Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen |
Voormalig artikel
95 APV Verbod doorzoeken van ter inzameling gereed staande afvalstoffen |
Dit
artikel is overgenomen uit de APV 1992 om zaken niet dubbel te regelen. Er is
wel een inhoudelijke wijziging. In de APV grofvuil verboden te doorzoeken, in
lid 4 van artikel 28 AVO is het
doorzoeken van grofvuil wel toegestaan mits niet gepaard gaat met
verontreiniging van de omgeving |
Nieuwe
wettelijke grondslag Dit artikel stond
voorheen in de model-APV (artikel 4.4.7) en was gebaseerd op de autonome
verordenende bevoegdheid van de gemeente. In hoofdstuk 10 van de Wet
milieubeheer wordt echter in artikel 10.25, onder a, Wm de basis gelegd voor
het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Van
belang is dat dit artikel voortaan niet meer is gebaseerd op de Gemeentewet,
maar voortaan op artikel 10.25, onder a, Wm Zie hiervoor ook de
Memorie van Toelichting, die hierover zegt: “De onderdelen a en b hebben betrekking
op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van
zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze worden gesteld. Zo
kunnen er regels worden gesteld omtrent het direct veroorzaken van dit soort
verontreiniging. Ook een verbod om ter inzameling gereed gezet afval te
doorzoeken ( “morgensterrenverbod”) kan op onderdeel a worden gebaseerd”. Eerste lid:
Morgensterren Het eerste lid
heeft betrekking op wat wel de “morgenster”-problematiek wordt genoemd. Het
beoogt paal en perk te stellen aan het doorzoeken en verwijderen van ter
inzameling aangeboden afvalstoffen voordat de medewerkers van de
inzameldienst ter plaatse zijn. Vaak immers heeft dit doorzoeken tot gevolg
dat het huisvuil over de hele straat verspreid ligt en de inzameldienst zijn
werk niet meer kan verrichten. Het aldus ontstane zwerfafval veroorzaakt een
zware belasting van de gemeentelijke veegdienst. Eerste lid:
Vergunningverlening op grond van artikel 11 en toezichthouders Het kan in plaatselijke
situaties wenselijk en doelmatig zijn, op beperkte schaal vergunningen te
verlenen aan “morgensterren” (op grond van artikel 11) en het moet
vanzelfsprekend ook mogelijk zijn dat inspecteurs en controleurs van de
inzameldienst of de milieupolitie in de gelegenheid zijn om zo nodig de
inhoud van aangebroken zakken, emmers en (mini)containers te onderzoeken. In
dit geval zou een alternatief voor het eerste lid kunnen zijn: “Het is
verboden afvalstoffen die ter inzameling gereed staan te doorzoeken en te
verspreiden zonder inzamelvergunning.” Eerste lid:
Mogelijkheid tot verwijdering van grof huishoudelijk afval Indien een gemeente het niet noodzakelijk acht gebruik
te laten maken van een vergunning op grond van artikel 11 te verlenen, zou
kunnen worden gekozen voor toevoeging van een extra lid: “Het verwijderen van
grof huishoudelijke afvalstoffen is toegestaan, mits dit niet gepaard gaat
met het veroorzaken van verontreiniging van de omgeving.” Tweede lid: Voorkomen van
zwerfafval In artikel 10.25,
onder a, Wm wordt de basis gelegd voor het opnemen van het tweede lid. Zie
hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die hierover zegt: “De onderdelen a
en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of
het beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze
worden gesteld.” Met het tweede lid wordt beoogd om zwerfafval bij ter
inzameling gereed staande afvalstoffen te voorkomen. |
Artikel 29
Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruik van eet- en drinkwaren |
Voormalig artikel
93. 2 APV Verontreiniging bij werkzaamheden op de weg |
Overname van
voormalig artikel APV 93.2 met aanvullende eisen die worden gesteld aan het
inzamelmiddel en de verwijdering er van. |
Nieuwe wettelijke grondslag Een soortgelijk artikel
is ook opgenomen in artikel 4.4.3 model-APV op grond van de autonome
verordenende bevoegdheid van de gemeente In artikel 10.25, onder a, Wm is
voortaan de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de
afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit artikel voortaan niet meer is
gebaseerd op de Gemeentewet. Zie
hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die over dit artikel zegt: “De
onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het
voorkomen of het beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op
diverse wijze worden gesteld. Zo kunnen er regels worden gesteld omtrent het
direct veroorzaken van dit soort verontreiniging. Veelal zal het daarbij gaan
om een verbod, bijvoorbeeld om afval op straat of in het water te werpen. De
regels kunnen ook de aanwezigheid van bepaalde voorzieningen (bijvoorbeeld
een afvalbak bij een snackbar) of het gebruik daarvan voorschrijven." Inrichtingen waar eet- en/of drinkwaren worden verkocht zijn
bijvoorbeeld een winkel, hal of kraam. Het afval dat hierbij kan vrijkomen
zijn bijvoorbeeld papier, etensresten, verpakkingsmateriaal of ander afval. Wet milieubeheer Opgemerkt wordt dat een inrichting, zoals bedoeld in dit
artikel, vergunningsplichtig kan zijn op grond van de Wet milieubeheer dan
wel meldingsplichtig op grond van het Besluit Horeca-, sport- en
recreatie-inrichtingen milieubeheer. De verplichting zoals opgenomen onder c
van deze bepaling kan in deze gevallen als voorschrift aan een dergelijke
vergunning worden verbonden dan wel rechtstreeks voortvloeien uit het Besluit
Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer.
|
Artikel 30
Ongeadresseerd reclamedrukwerk |
nieuw |
Nieuw artikel,
zie toelichting |
Ongeadresseerd
reclamedrukwerk Om de
hoeveelheid ongewenst reclamedrukwerk tegen te gaan hebben een aantal gemeenten hierover een artikel in hun
afvalstoffenverordening opgenomen. “Het
is verboden ongeadresseerd reclamedrukwerk te bezorgen of te laten bezorgen
bij een woning, bedrijf of woonschip, indien de bewoner ervan of gebruiker
ervan duidelijk kenbaar heeft gemaakt (op een door het college vastgestelde
wijze) geen prijs te stellen op het ontvangen van ongeadresseerd
reclamedrukwerk.” |
Artikel 31
Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal |
Voormalig artikel
92.2 APV Verontreiniging van de weg en van terreinen |
Nieuw in de AVO |
Nieuwe
wettelijke grondslag Dit artikel is
grotendeels overgenomen van artikel 4.4.4 model-APV op grond van de autonome
verordenende bevoegdheid van de gemeente. In artikel 10.25, onder b, Wm is
voortaan de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de
afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit artikel voortaan niet meer is
gebaseerd op de Gemeentewet. Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die
over artikel 10.25 Wm zegt:“De onderdelen a en b hebben betrekking op
zwerfafval. …….. Onderdeel b betreft het opruimen van zwerfafval.” Dit artikel is dus een
uitwerking van artikel 10.25, onder b, Wm in de vorm van een verplichting tot
opruimen of laten opruimen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal. Een bepaling als
vervat in dit artikel, werd door de Hoge raad verenigbaar geacht met artikel
7 grondwet (oud artikel 7, eerste lid, van de herziene Grondwet). Zie HR 27
februari 1951, 472 (Eindhoven). Promotiemateriaal Niet alleen reclamebiljetten
worden aan het publiek uitgereikt. Ook ander promotiemateriaal wordt vaak
uitgereikt. Gedacht kan worden aan de zogenaamde samplings, monsters of
miniverpakkingen, waarin ter promotie een product in een kleine hoeveelheid
wordt aangeboden. Op grond van dit artikel kan degene die dergelijk
promotiemateriaal uitreikt, worden verplicht het promotiemateriaal, de
verpakking of de inhoud daarvan op te ruimen of te laten opruimen.
|
Artikel 32
Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden |
Voormalig Artikel
93 APV Verontreiniging bij werkzaamheden op de weg Artikel 42
Vervoersverbod |
Oud artikel 42
AVO is aangevuld met nieuwe eisen onder lid 2 |
Een soortgelijk artikel
is in een minder uitgebreide vorm opgenomen in artikel 4.4.2 model-APV op grond
van de autonome verordenende bevoegdheid van de gemeente. In artikel 10.25,
onder a en b, Wm is echter voortaan de basis gelegd voor het opnemen van een
dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit
artikel voortaan niet meer is gebaseerd op de Gemeentewet. Eerste lid De grondslag voor het
eerste lid is opgenomen in artikel 10.25, onder a, Wm. Zie hiervoor ook de
Memorie van Toelichting, die over artikel 10.25 Wm zegt: “De onderdelen a en
b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het
beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze worden
gesteld. Zo kunnen er regels worden gesteld omtrent het direct veroorzaken
van dit soort verontreiniging.” Eerste lid Het eerste lid beoogt het
ontstaan van zwerfafval bij het laden of lossen of vervoeren van
afvalstoffen, stoffen of voorwerpen te voorkomen. Tweede lid Het tweede lid vloeit
voort uit artikel 10.25, onder b, Wm. De memorie van toelichting zegt
hierover: “De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. ……..
Onderdeel b betreft het opruimen van zwerfafval.” Dit artikel is dus een
uitwerking van artikel 10.25, onder b, Wm in de vorm van een verplichting tot
het reinigen of laten reinigen van de weg bij het ontstaan van zwerfafval. De
opname van het tweede lid heeft vooral betekenis in verband met het op kosten
van de overtreder laten reinigen van de weg (bestuursdwang). |
Paragraaf 6 Overige onderwerpen
die de verordening aangaan
|
|||
Artikel 33 Verbod
opslag van afvalstoffen |
Artikel 41
Opslagverbod |
Geen |
Artikel 10.17 Wm (oud)
In artikel 10.17 Wm (oud) was een algemeen verbod
opgenomen om een autowrak aanwezig te hebben op een voor het publiek
zichtbare plaats (met als doel dreigende bodemverontreiniging en schade aan
het stads- of dorpsbeeld te voorkomen). Dit verbod is in de Wet milieubeheer
komen te vervallen.
In artikel 10.25, onder
c, Wm is voortaan de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel
in de afvalstoffenverordening. Bij de afvalstoffenverordening kunnen voortaan
in ieder geval regels worden gesteld omtrent het op een voor het publiek
zichtbare plaats aanwezig hebben van afvalstoffen. Artikel 10.25, onder c,
Wm strekt mede ter vervanging van artikel 10.17 Wm (oud) en geldt nu voor de
opslag van alle afvalstoffen. Net als bij de bepalingen over zwerfafval, die
zijn gebaseerd op artikel 10.25, onder a en b, Wm is ook hier sprake van
facultatief medebewind. Definitie autowrak
Op 2 juli 2002 is het Besluit beheer autowrakken (hierna te noemen
BBA, zie Staatsblad 2002, 259) in werking getreden. Het begrip autowrak
wordt in artikel 1, onder b, BBA als volgt gedefinieerd: “voertuig dat een
afvalstof is in de zin van artikel 1.1 lid 1 van de Wm”. De
Wet milieubeheer definieert het begrip afvalstof als: “alle stoffen, preparaten of andere producten ……
waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet
ontdoen”. Door deze definities
wordt een autowrak altijd aangemerkt als afvalstof en valt hiermee dus onder
de werking van deze bepaling. In de Nota van
toelichting van het BBA wordt nader ingegaan op het begrip autowrak. “De houder van een
voertuig zal zich doorgaans zich daarvan ontdoen, voornemens zijn zich
daarvan te ontdoen of zich daarvan moeten ontdoen, wanneer het voertuig
rijtechnisch in onvoldoende staat verkeert en het niet meer op rendabele
wijze in een rijtechnisch voldoende staat is te brengen. Een motorrijtuig
verkeert in een rijtechnisch onvoldoende staat wanneer het niet voldoet aan
de wettelijke inrichtingseisen, genoemd in de wegenverkeerswetgeving of aan
de apk-eisen of andere ernstige technische gebreken kent, bijvoorbeeld of
essentiële onderdelen zijn gedemonteerd. Voor het beantwoorden van de vraag
of een voertuig op rendabele wijze weer in rijtechnisch voldoende staat te
brengen is, kan worden uitgegaan van de richtprijzen voor gebruikte
voertuigen en van de door garages en schadeherstelbedrijven gehanteerde
tarieven voor reparatiewerkzaamheden. …..
De vraag of sprake is van een autowrak zal van geval tot geval door
een persoon belast met de handhaving bepaald moeten worden op grond van de
wet- en regelgeving en de jurisprudentie terzake”. Er is dus sprake
van een autowrak indien een voertuig niet meer op economisch rendabele wijze
in rijtechnisch voldoende staat is te brengen. Opslag van
autowrakken in inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer De provincie is
bevoegd gezag voor Wm-inrichtingen die vijf of meer autowrakken opslaan. Het
college van de gemeente is bevoegd gezag voor inrichtingen die onder de
werking van het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer
vallen. In dergelijke inrichtingen is de opslag van maximaal vier autowrakken
toegestaan. Artikel 4.7.1 model-APV In artikel 4.7.1 model-APV is een soortgelijke
bepaling opgenomen. Op grond van het eerste lid kan het college buiten de weg
geleden plaatsen aanwijzen, waar het verboden is om onder andere afvalstoffen
en autowrakken op te slaan. Door het opnemen van deze bepaling in de
model-afvalstoffenverordening is artikel 4.7.1 model-APV - alleen - voor wat
betreft het aanwijzen van plaatsen voor afvalstoffen en autowrakken komen te
vervallen. Artikel 5.1.4
model-APV Artikel 31 beoogt
het belang van het milieu te beschermen. Ten aanzien van autowrakken die op
de weg zijn geplaatst , zie ook artikel 5.1.4 model-APV. Dit artikel heeft
een aanvullend motief op grond van de verkeersveiligheid. |
Artikel 34
Afgifte van autowrakken afkomstig uit een huishouden |
Nieuw |
Het betreft hier
het zich ontdoen van autowrakken en vult artikel 121 van de voormalige APV
aan. |
Nieuw
wettelijk regiem autowrakken De regelgeving
voor autowrakken is in 2002 drastisch gewijzigd. Op 8 mei 2002 is de
wijziging van de Wet milieubeheer (structuur beheer afvalstoffen, Staatsblad
2001, 346) gedeeltelijk in werking getreden. Op 2 juli 2002 is het Besluit beheer
autowrakken (Staatsblad 2002, 259) in werking getreden. Het nieuwe Besluit
Beheer Autowrakken (hierna te noemen BBA) verplicht autofabrikanten om een
hoogwaardig inname- en verwerkingssysteem voor autowrakken op te zetten. Zich ontdoen van
een autowrak door huishoudens Dit artikel is
een uitwerking van artikel 6 BBA. Hierin is de afgifte van autowrakken door
huishoudens geregeld. Op grond van
artikel 6 BBA moeten gemeenten in hun afvalstoffenverordening bepalen dat een
autowrak, zijnde een huishoudelijk afvalstof, slechts mag worden afgegeven
aan autodemontagebedrijven, garages en autoschadeherstelbedrijven of aan een
persoon die in een ander land dan Nederland is gevestigd (onder strikte
voorwaarden). Op grond van artikel
7 BBA worden autowrakken, afkomstig van huishoudens uitdrukkelijk
uitgezonderd van de gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van
huishoudelijk afval. Definitie autowrak
In artikel 1.1,
eerste lid 1, Wm (oud) werd de definitie van autowrak gegeven, met een nadere
uitwerking in het Besluit nadere omschrijving begrip afvalstoffen. Het begrip
autowrak wordt nu gedefinieerd in artikel 1, onder b, BBA als: “voertuig
dat een afvalstof is in de zin van artikel 1.1 lid 1 van de Wm.” De Wm definieert het begrip afvalstof als volgt: “alle stoffen, preparaten of andere
producten …… waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of
zich moet ontdoen”. Zie voor de volledige definitie het commentaar op artikel
1 van deze verordening.In de Nota van toelichting van het BBA wordt nader
ingegaan op het begrip autowrak. “De houder van een
voertuig zal zich doorgaans zich daarvan ontdoen, voornemens zijn zich
daarvan te ontdoen of zich daarvan moeten ontdoen, wanneer het voertuig
rijtechnisch in onvoldoende staat verkeert en het niet meer op rendabele
wijze in een rijtechnisch voldoende staat is te brengen. Een motorrijtuig
verkeert in een rijtechnisch onvoldoende staat wanneer het niet voldoet aan
de wettelijke inrichtingseisen, genoemd in de wegenverkeerswetgeving of aan
de apk-eisen of andere ernstige technische gebreken kent, bijvoorbeeld of
essentiële onderdelen zijn gedemonteerd. Voor het beantwoorden van de vraag
of een voertuig op rendabele wijze weer in rijtechnisch voldoende staat te
brengen is, kan worden uitgegaan van de richtprijzen voor gebruikte
voertuigen en van de door garages en schadeherstelbedrijven gehanteerde
tarieven voor reparatiewerkzaamheden. …..
De vraag of sprake is van een autowrak zal van geval tot geval door
een persoon belast met de handhaving bepaald moeten worden op grond van de
wet- en regelgeving en de jurisprudentie terzake”. Er is dus sprake van een autowrak indien een voertuig
niet meer op economisch rendabele wijze in rijtechnisch voldoende staat is te
brengen.
|
Paragraaf 7 Slotbepalingen
|
|||
Artikel 35
Strafbepaling |
Artikel 43
Strafbepaling |
Zie toelichting |
Aanduiding
strafbare feiten In dit artikel worden de bepalingen opgesomd die als strafbaar feit
worden aangeduid om strafrechtelijk gehandhaafd te kunnen worden. De strafbaarstelling van artikel 10.23 Wm over de gemeentelijke
afvalstoffenverordening is geregeld in de Wet op de economische delicten
(Wed). Aangezien niet alle bepalingen in de afvalstoffenverordening zich voor
strafrechtelijke handhaving lenen, is de
strafbaarstelling geclausuleerd. Artikel 1a, aanhef, onder 3º Wed luidt:“Economische delicten zijn
eveneens: overtredingen van voorschriften , gesteld bij of krachtens: …. de
Wet milieubeheer, 10.23 - voorzover aangeduid als strafbare feiten - en …….” In de afvalstoffenverordening moet daarom worden aangegeven welke
overtredingen (lees: de overtreding van welke artikelen) een strafbaar
feit opleveren. Uitsluitend indien dat het geval is, vormt
de overtreding een economisch delict in de zin van artikel 1a,
onder 3º Wed. Strafmaat In de Wed is de strafmaat aangegeven van overtredingen van
plaatselijke verordeningen die gebaseerd zijn op de Wet milieubeheer. In het
geval van de afvalstoffenverordening hechtenis van ten hoogste zes maanden of
een geldboete van de vierde categorie. Artikel 23, vierde lid, van het
Wetboek van Strafrecht stelt de hoogte van een boete van de vierde categorie
vast op maximaal 11.250 euro. Artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht geeft
de officier van justitie de mogelijkheid om met een boete strafvervolging te
voorkomen. Het openbaar ministerie heeft richtlijnen opgesteld voor boetes. De
boete voor het verkeerd aanbieden van huishoudelijk afval of voor zwerfafval
is op dit moment gesteld op een standaardbedrag van 46 euro. |
Artikel 36
Toezichthouders |
Artikel 44 en 45
Opsporingsambtenaren Artikel 140 APV
Opsporingsambtenaren en toezichthouders |
Zie toelichting |
Aanwijzing van de toezichthouder
in de afvalstoffenverordening is noodzakelijk, indien een toezichthouder
tevens opsporingsbevoegdheden dient te krijgen. Alleen voor de aanwijzing van
toezichthouders is een bepaling opgenomen in de afvalstoffenverordening.
Opsporingsambtenaren worden namelijk aangewezen in de artikelen 141 en 142
Wetboek van Strafvordering.
|
Artikel 37 Inwerkingtreding |
Artikel 47.2
Inwerkingtreding |
|
|
Artikel 38
Overgangsbepaling |
Artikel 46
Overgangsbepaling |
inhoudelijk |
|
Artikel 39
Citeerbepaling |
Artikel 47. 1
Slotbepaling |
inhoudelijk |
|